COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD"

Transcriptie

1 COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, COM(2001) 257 definitief 2001/0111 (COD) Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende het recht van de burgers van de Unie en hun familieleden zich op het grondgebied van de lidstaten vrij te verplaatsen en er vrij te verblijven (ingediend door de Commissie)

2 TOELICHTING 1. Inleiding 1.1. De instelling van een burgerschap van de Unie biedt de burger van de Unie de garantie dat hij deel uitmaakt van een gemeenschap die een politieke entiteit en een rechtsstaat vormt. Zo staat een en ander in de resolutie van het Europees Parlement inzake het tweede verslag van de Commissie over het burgerschap van de Unie 1.In hetzelfde verslag 2 bevestigt de Commissie dat het burgerschap van de Unie bij de burgers hogere verwachtingen heeft gewekt over de rechten die zij verleend en nageleefd willen zien. In de conclusies van de Europese Raad van Cardiff wordt erkend dat de lidstaten en alle instellingen van de Unie hun inspanningen moeten voortzetten om de Unie dichter bij de burgers te brengen door deze doorzichtiger en begrijpelijker te maken en deze tevens dichter bij het dagelijkse leven te brengen In haar mededeling over de follow-up van de aanbevelingen van de groep op hoog niveau inzake het vrije verkeer van personen 3 heeft de Commissie bevestigd dat de instelling van het burgerschap van de Unie ten behoeve van alle burgers het recht heeft uitgebreid om het grondgebied van een andere lidstaat te betreden en er te wonen en te verblijven. Vanuit deze invalshoek maken deze rechten een integrerend deel uit van het juridisch erfgoed van iedere burger van de Europese Unie en zouden zij in een gemeenschappelijke basis moeten worden vastgelegd waarbij het noodzakelijk is dat de rechtspositie van alle EU-burgers in de lidstaten wordt geharmoniseerd, ongeacht of zij een economische activiteit uitoefenen of niet. Op deze wijze is een nieuwe benadering van de uitoefening van de rechten van de burgers van de Europese Unie noodzakelijk, waarbij moet worden gestreefd naar één enkel stelsel op het gebied van vrij verkeer in de zin van de artikelen 17 en 18 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschappen. Dit voorstel voor een richtlijn past binnen het nieuwe juridische en politieke kader dat tot stand is gekomen in het raam van het burgerschap van de Unie. Het basisbeginsel is het volgende: het verkeer van de burgers van de Unie tussen de lidstaten moet, mutatis mutandis, plaatsvinden onder vergelijkbare voorwaarden als die welke gelden voor de burgers van een lidstaat die zich in eigen land verplaatsen en daar van woonplaats of activiteit veranderen. Bijkomende verplichtingen van administratieve of wetgevende aard moeten beperkt blijven tot wat strikt noodzakelijk is voor de specifieke omstandigheden die samenhangen met het feit dat de persoon in kwestie geen ingezetene is. Dit voorstel omvat verschillende onderdelen: in de eerste plaats worden alle bestaande teksten samengesmolten in één enkele tekst, een oplossing die het voordeel biedt dat leesbaarheid en doorzichtigheid tot stand worden gebracht; vervolgens de versoepeling van de voorwaarden die gelden voor het vrije verkeer van personen, welke, naargelang van de etappes van de integratie in het land, gaat van uitbreiding van het verblijfsrecht zonder enige formaliteit gedurende zes maanden, tot de opheffing van alle voorwaarden en iedere opdeling van de begunstigden, alsook de assimilatie met de ingezetenen van het betrokken land na vier jaar Resolutie inzake het tweede verslag van de Europese Commissie over het burgerschap van de Unie (COM(97)230 C4-0291/97), PB C 226 van , blz. 61. Tweede verslag van de Europese Commissie over het burgerschap van de Unie (COM(97)230 def.). Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de follow-up van de aanbevelingen van de groep op hoog niveau inzake het vrije verkeer van personen (COM(98)403 def.). 2

3 verblijf in het gastland; tenslotte worden de beperkingen op het verblijfsrecht beter omschreven. Bovendien vergemakkelijkt dit voorstel voor een richtlijn het recht van verkeer en verblijf van de familieleden van de burgers van de Unie aanzienlijk, ongeacht hun nationaliteit. 2. De door het voorstel voor een richtlijn vastgestelde maatregelen 2.1. Het recht van toegang en verblijf van de burgers van de Unie is momenteel geregeld door een ingewikkeld wetgevingskader dat bestaat uit twee verordeningen en negen richtlijnen. Deze instrumenten zijn gebaseerd op verschillende rechtsgrondslagen van het EG-Verdrag en bestrijken uiteenlopende groepen begunstigden. Door dit voorstel worden deze groepen samengebracht binnen één enkel rechtsinstrument. Wat betreft de werkenden, d.w.z. al dan niet in loondienst werkzame personen, blijft de enige voorwaarde inzake verblijfsrecht de uitoefening van een economische activiteit die moet worden bevestigd door middel van een gewone verklaring. Wat niet werkende personen betreft, blijft de voorwaarde van toereikende bestaansmiddelen alsook ziekteverzekering gehandhaafd gedurende de eerste vier jaar van verblijf in het gastland, zulks om te vermijden dat de betrokkenen een onredelijke last worden voor de financiën van het gastland. In elk geval wordt de betrokken voorwaarde versoepeld door het feit dat het bedrag van de als toereikend beschouwde bestaansmiddelen niet meer in het voorstel is vastgelegd, en dat het evenmin door de lidstaten kan worden vastgesteld, terwijl het bewijs betreffende deze beide voorwaarden vervangen wordt door een gewone verklaring op erewoord die enkel mag worden geverifieerd in geval van beroep van de betrokkene op sociale bijstand of dekking door het stelsel inzake ziekteverzekering voor personen die geen ziekteverzekering hebben. Studenten moeten bewijzen dat zij bij een onderwijsinstelling zijn ingeschreven, en moeten via een verklaring garanderen dat zij voldoende bestaansmiddelen en een ziekteverzekering hebben De invoering van het duurzame verblijfsrecht na vier jaar regelmatig en ononderbroken verblijf in het gastland vormt een vernieuwing die het logische en noodzakelijke gevolg is van een fundamenteel en persoonlijk recht dat door het Verdrag aan elke burger van de Unie wordt verleend. Vier jaar verblijf in het gastland betekent voor de betrokkene dat alle voorwaarden inzake en alle beperkingen op zijn verblijfsrecht komen te vervallen, alsook quasi gelijke behandeling als de ingezetenen van het gastland De hierboven in het kort omschreven doelstellingen zouden niet worden bereikt indien de administratieve werkwijzen omslachtig en onverantwoord zouden zijn, aangezien een en ander een bijkomende belemmering zou meebrengen van de uitoefening van het recht van vrij verkeer van personen van de Unie. Dit voorstel voor een richtlijn is derhalve bedoeld om de burgers van de Unie en hun familieleden garanties en formaliteiten te verschaffen die gelijkwaardig zijn aan die van de eigenlijke ingezetenen van de betrokken lidstaat. 3

4 Het geldende Gemeenschapsrecht legt deze doelstelling reeds op. Artikel 40 van het EG-Verdrag vereist trouwens het afschaffen van de administratieve procedures en handelwijzen, alsmede van de wachttijden en andere beperkingen die het vrije verkeer van werknemers kunnen belemmeren. De artikelen 9, lid 3, van Richtlijn 68/360 4 en 7, lid 3, van Richtlijn 73/148 5 bepalen dat de lidstaten de nodige maatregelen nemen om de formaliteiten en procedures voor het verkrijgen van de verblijfsdocumenten zoveel mogelijk te vereenvoudigen. Het is derhalve nodig in de nieuwe communautaire wetgeving administratieve bepalingen op te nemen waarbij onder meer rekening wordt gehouden met de jurisprudentie van het Hof van Justitie. Enerzijds vormt het recht van de burgers van de Unie om het grondgebied van een andere lidstaat te betreden en er te verblijven, overeenkomstig de vaste rechtspraak van het Hof van Justitie (zie bijvoorbeeld het arrest van 8 april 1976 in zaak 48/75, Royer, Jurispr. 1976, blz. 497, punten 31 en volgende), met het oog op de doelstellingen van het Verdrag, een recht dat direct wordt verleend door het Verdrag, of, naargelang van het geval, de bepalingen voor de tenuitvoerlegging ervan, en is het verworven ongeacht de uitreiking van een verblijfsvergunning door de bevoegde autoriteit van het gastland. Bijgevolg moet de toekenning van bedoeld bewijs worden beschouwd als maatregel die erop is gericht dat een lidstaat de individuele situatie van een onderdaan van een andere lidstaat vaststelt ten aanzien van de bepalingen van het Gemeenschapsrecht. De verblijfsvergunning heeft met andere woorden volgens het Hof van Justitie een zuiver declaratoire en geen constitutieve waarde ten aanzien van het verblijfsrecht van de burgers van de Unie. Anderzijds mag niet uit het oog worden verloren dat de lidstaten het door het Hof van Justitie erkende wettelijke recht hebben om de verplaatsing van personen op hun respectieve grondgebieden te kennen. Registratie bij de bevoegde autoriteiten van de plaats van verblijf in combinatie met het bezit van het identiteitsbewijs van het land van herkomst of van een geldig paspoort voldoet evenwel ten volle aan deze eis. Bijgevolg breidt het voorstel in de eerste plaats de periode van verblijf in een andere lidstaat gedurende welke het volstaat om in het bezit te zijn van een identiteitsbewijs of een geldig paspoort, uit zonder dat een bijzondere formaliteit moet worden vervuld. De uitbreiding van deze periode van drie tot zes maanden is erop gericht een antwoord te geven op de moderne mobiliteitsvormen en de andere levenswijzen in de lidstaten. 4 5 Richtlijn 68/360/EEG van de Raad van 15 oktober 1968 inzake de opheffing van de beperkingen van de verplaatsing en het verblijf van de werknemers der lidstaten en van hun familie binnen de Gemeenschap, PB L 257 van , blz. 13. Richtlijn 73/148/EEG van de Raad van 21 mei 1973 inzake de opheffing van de beperkingen van de verplaatsing en het verblijf van onderdanen van de lidstaten binnen de Gemeenschap terzake van vestiging en verrichten van diensten, PB L 172 van , blz

5 Tegelijkertijd is een nieuwe benadering nodig in het kader van de uitoefening van het verblijfsrecht, met name door het beperken van de verplichting om een verblijfsvergunning te bezitten tot de situaties waarbij een en ander verantwoord is. De verplichting om een verblijfsvergunning te hebben zal enkel gehandhaafd kunnen blijven voor de familieleden van een burger van de Unie die niet de nationaliteit van een lidstaat hebben: het ligt in de bedoeling voor deze laatsten via een verblijfsvergunning de uitoefening van hun recht op vrij verkeer te vergemakkelijken dat door het Gemeenschapsrecht wordt verleend. Door de uitvoerige opsomming van de documenten die aan de bevoegde autoriteiten van het gastland moeten worden voorgelegd, de uiteenzetting van de te volgen procedures en de vaststelling van de na te leven termijnen, vereenvoudigt dit voorstel voor een richtlijn immers, door een en ander tot het strikt noodzakelijke te beperken, de formaliteiten voor de uitoefening van het verblijfsrecht door de burgers van de Unie en hun familieleden In het voorstel voor een richtlijn wordt ook specifiek rekening gehouden met de situatie van de familieleden van een burger van de Unie. Hoewel het recht op verkeer en verblijf van de familieleden van een burger van de Unie niet uitdrukkelijk in het Verdrag wordt vermeld, komt dit recht voort uit het recht op handhaving van eenheid van het gezin, dat intrinsiek verbonden is met het recht op bescherming van het gezinsleven, een fundamenteel recht dat deel uitmaakt van de gemeenschappelijke constitutionele tradities van de lidstaten, waarvan de eerbiediging gewaarborgd is door het Gemeenschapsrecht en is vervat in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Door de extensieve definitie van het begrip gezinslid wordt met dit voorstel in de eerste plaats niet alleen beoogd het acquis van de jurisprudentie van het Hof van Justitie op te nemen alsook de evolutie van de nationale rechten in acht te nemen, doch ook het vrije verkeer van de burgers van de Unie te vergemakkelijken door elke mogelijke negatieve invloed uit te sluiten die het gevolg is van redenen voor gezinshereniging. Op grond van het momenteel geldende Gemeenschaprecht kan voorts het verblijfsrecht in het gastland worden ontzegd aan de gescheiden echtgenoot en de kinderen die niet meer minderjarig zijn of ten laste van de burger van de Unie komen, zulks ongeacht hun nationaliteit. Dit probleem is bijzonder groot voor de onderdanen van derde landen die behoren tot het gezin van een burger van de Unie; vandaar dat het nodig is maatregelen te nemen die billijke oplossingen bieden, met eerbiediging van het gezinsleven en de menselijke waardigheid, zij het onder bepaalde voorwaarden om misbruiken te voorkomen. 5

6 2.5. Het voorstel is tenslotte bedoeld om te komen tot een betere omschrijving van de mogelijkheid om het verblijfsrecht van een burger van de Unie en de leden van zijn gezin te beperken. In de eerste plaats moet eraan worden herinnerd dat het Verdrag zelf in de mogelijkheid voorziet om het recht van vrij verkeer en verblijf te weigeren uit hoofde van de openbare orde, de openbare veiligheid en de volksgezondheid. Ook al heeft het Hof van Justitie aanvaard dat de notie openbare orde kan verschillen binnen de nationale wetgevingen, toch heeft het, bij de interpretatie van Richtlijn 64/221 6, bepaalde preciseringen dienaangaande toegevoegd die opneming verdienen in dit voorstel, waardoor Richtlijn 64/221 wordt vervangen. Bovendien zal de invoering van nieuwe bepalingen waarbij wordt uitgegaan van de problematiek van de grondrechten, de burgers van de Unie meer garanties en betere bescherming bieden, en wel op administratief én gerechtelijk vlak, zulks ter bescherming tegen besluiten waardoor hun grondrecht inzake verkeer en verblijf wordt beperkt: deze bescherming is zelfs volledig voor minderjarigen die familiebanden hebben in het gastland, alsook voor personen die een duurzaam verblijfsrecht hebben verkregen. 3. Keuze van de rechtsgrondslag 3.1. Dit voorstel voor een richtlijn is gebaseerd op de artikelen 12, 18, lid 2, 40, 44 en 52. Aangezien artikel 18, lid 2, van het Verdrag het karakter heeft van een residuele rechtsgrondslag die uitsluitend als basis kan dienen voor niet-werkenden, is het nodig een beroep te doen op de specifieke rechtsgrondslagen van de artikelen 40, 44 en 52 die betrekking hebben op personen die een economische activiteit in het gastland uitoefenen, teneinde te bereiken dat één enkel instrument kan worden goedgekeurd, door de toepassing van één enkele procedure die alle procedures bestrijkt die door de voornoemde bepalingen zijn vastgesteld. In het kader van deze primordiale doelstelling van uniciteit van het voorgestelde instrument ziet de Commissie af van de uitoefening van de bevoegdheid die zij heeft op grond van artikel 39, lid 3, onder d), van het Verdrag om uitvoeringsverordeningen vast te stellen tot vastlegging van de voorwaarden voor het recht om te verblijven op het grondgebied van een lidstaat na er een betrekking te hebben vervuld. Dit voorstel voor een richtlijn bevat immers reeds bestaande bepalingen op het gebied van het verblijfsrecht die zijn vervat in Verordening nr. 1251/70 van de Commissie 7 : te gelegener tijd zal de Commissie een voorstel indienen tot opheffing van deze verordening (zie ook onderstaand commentaar bij artikel 42) Daar het onderhavige voorstel voor een Richtlijn gebaseerd is op andere bepalingen van het Verdrag van de Europese Gemeenschap dan die van Titel IV van het zelfde Verdrag visa, asiel, immigratie en andere beleidsterreinen die verband houden met het vrije verkeer van personen, zal deze Richtlijn moeten worden omgezet in het recht van alle lid Staten van de Unie. 6 7 Richtlijn 63/221/EEG van de Raad van 25 februari 1974 voor de coördinatie van de voor vreemdelingen geldende bijzondere maatregelen ten aanzien van verplaatsing en verblijf, die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de openbare orde, de openbare veiligheid en de volksgezondheid, PB L 56 van , blz Verordening (EEG) nr. 1251/70 van de Commissie van 29 juni 1970 met betrekking tot het recht van werknemers om verblijf te houden op het grondgebied van een lidstaat na er een betrekking te hebben vervuld, PB L 142 van , blz

7 4. Subsidiariteit en evenredigheid 4.1. De artikelen 40, 44 en 52 leggen de Europese Gemeenschap op zich te voorzien van de wetgevingsinstrumenten die nodig zijn om het vrije verkeer te waarborgen - recht van toegang en verblijf - van werknemers, de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten. Artikel 18, lid 1, verleent een recht van verkeer en verblijf aan elke burger van de Unie, zij het met beperkingen en voorwaarden die zijn vastgesteld door het Verdrag of door de secundaire wetgeving: de lidstaten hebben in dit opzicht geen bevoegdheid. In de tweede plaats verleent artikel 18, lid 2, de Gemeenschap de bevoegdheid om bepalingen goed te keuren ter vergemakkelijking van de uitoefening van het recht op vrij verkeer. Vóór de invoering van artikel 18 in het Verdrag verleende artikel 235 (nieuw artikel 308) de Gemeenschap de mogelijkheid maatregelen goed te keuren om het vrije verkeer van personen te waarborgen die geen economische activiteit uitoefenden (gepensioneerden en niet-werkenden), terwijl artikel 7 (nieuw artikel 12) het vrije verkeer van studenten waarborgde. 4.2 De door het voorstel voor een richtlijn beoogde maatregelen,die geen afbreuk doet aan het Protocol betreffende de toepassing van bepaalde aspecten van artikel 14 (gewezen artikel 7A) van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap op het Verenigd Koninkrijk en Ierland, eerbiedigen de bevoegdheden van de Europese Gemeenschap die moeten worden uitgeoefend overeenkomstig artikel 5 van het Verdrag, dat het volgende inhoudt: het optreden van de Gemeenschap gaat niet verder dan wat nodig is om de doelstellingen van dit Verdrag te verwezenlijken. Het recht op toegang en verblijf van de burgers van de Unie wordt momenteel geregeld door een wetgevingsraamwerk dat bestaat uit twee verordeningen en negen richtlijnen: dit voorstel is erop gericht dit alles binnen één enkel wetgevingsinstrument samen te brengen met invoering van wijzigingen ter vergemakkelijking van de uitoefening van bedoelde rechten. Bijgevolg is het nodig de voorkeur te geven aan een richtlijn wanneer men één enkel wetgevingsinstrument tot stand wil brengen met inachtneming van de verplichting in verband met de aard van dit instrument die wordt opgelegd door bepaalde artikelen die de rechtsgrondslag van het voorstel vormen De keuze voor een richtlijn maakt het ook mogelijk duidelijk de beginselen van de uitoefening van het recht op vrij verkeer en verblijf te definiëren, terwijl verder de lidstaten de vorm en de middelen kunnen kiezen die het beste geschikt zijn om deze beginselen binnen hun administratief en rechtskader te verwezenlijken met inachtneming van de nationale tradities. Sommige bepalingen van het voorstel voor een richtlijn zijn evenwel zeer gedetailleerd om te vermijden dat uiteenlopende administratieve handelwijzen of interpretaties belemmeringen scheppen voor de praktische uitoefening van de beoogde rechten. Bovendien zal de door een richtlijn beoogde omzettingstermijn de lidstaten de mogelijkheid bieden om alle maatregelen te nemen die nodig zijn om de huidige regels aan te passen aan de nieuwe bepalingen van het voorstel voor een richtlijn. 7

8 TOELICHTING OP DE ARTIKELEN Hoofdstuk I ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 De richtlijn vervangt een hele reeks wetgevingsinstrumenten betreffende vrij verkeer en verblijf: het voorwerp ervan is derhalve veelvoudig. In de eerste plaats behelst zij de voorwaarden voor de uitoefening van het recht op vrij verkeer en verblijf door de burgers van de Unie en hun familieleden: deze bepalingen vervangen die welke zijn vervat in de Richtlijnen 68/360, 73/148, 90/364 8,90/365 9 en 93/96 10 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf van werkenden al dan niet in loondienst, niet-werkenden, gepensioneerden en studenten. In de tweede plaats wordt door de richtlijn het duurzame verblijfsrecht vastgesteld, een nieuw concept dat door de richtlijn wordt ingevoerd. De bepalingen op dit gebied bevatten en vormen tevens een aanpassing van de essentie van het bepaalde in Verordening nr. 1251/70 en Richtlijn 75/34 11 betreffende het verblijfsrecht van al dan niet in loondienst zijnde werkenden. Tenslotte bevat zij de beperkingen op deze rechten, welke verband houden met openbare orde, openbare veiligheid en volksgezondheid en vervangt zij de bepalingen die zijn vervat in Richtlijn 64/221 inzake openbare orde. Artikel 2 Dit artikel bevat de definities van drie concepten die worden aangewend in de bepalingen van het voorstel. 1. In de eerste plaats wordt het begrip burger van de Unie gedefinieerd zoals die is vervat in artikel 17 van het Verdrag. 2. In de tweede plaats wordt het begrip familielid gedefinieerd. Tot dusverre verschillen de familieleden van een burger van de Unie die, ongeacht hun nationaliteit, voor vrij verkeer in aanmerking komen naar gelang van de categorie waartoe de burger van de Unie behoort van wie zij afhangen. Wat de werknemers betreft, kent artikel 10, lid 1, van Verordening nr. 1612/68 12 immers het verblijfsrecht toe aan de echtgenoot en de bloedverwanten in neergaande lijn die minderjarig zijn of nog ten laste komen, Richtlijn 90/364/EEG van de Raad van 28 juni 1990 betreffende het verblijfsrecht, PB L 180 van , blz. 26. Richtlijn 90/365/EEG van de Raad van 28 juni 1990 betreffende het verblijfsrecht van werknemers en zelfstandigen die hun beroepswerkzaamheid hebben beëindigd, PB L 180 van , blz. 28. Richtlijn 93/96/EEG van de Raad van 29 oktober 1993 inzake het verblijfsrecht voor studenen, PB L 317 van , blz. 59. Richtlijn 75/34/EEG van de Raad van 17 december 1974 betreffende het recht van onderdanen van een lidstaat op het grondgebied van een andere lidstaat na er een werkzaamheid anders dan in loondienst te hebben uitgeoefend, PB L 014 van , blz. 10. Verordening (EEG) nr. 1612/68 van de Raad van 15 oktober 1968 betreffende het vrij verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap, PB L 257 van , blz. 2. 8

9 alsook aan de bloedverwanten in opgaande lijn die ten laste komen. Hetzelfde recht wordt toegekend door de richtlijnen inzake het verblijfsrecht van zelfstandigen, nietwerkenden en gepensioneerden. Richtlijn 93/96 inzake het verblijfsrecht van studenten daarentegen kent ditzelfde recht enkel toe aan de echtgenoot en de ten laste komende bloedverwanten in neergaande lijn. Hieruit volgt dat de moeder van een burger van de Unie die in een andere lidstaat werkt, tot nu toe niet bij haar zoon kan gaan wonen indien zij niet te zijnen laste is omdat zij een inkomen geniet, ook al is dit inkomen lager dan het bedrag van de door het gastland vastgestelde toereikende bestaansmiddelen. Evenzo heeft de moeder van een student geen enkel recht om bij haar zoon te gaan wonen, behalve indien zij over voldoende bestaansmiddelen en een ziekteverzekering beschikt. Door lid 2 wordt een uniek en uitgebreid begrip familielid voorgesteld. In de eerste plaats omvat dit begrip de echtgenoot doch ook de ongehuwde partner. In alinea b), die nieuw is, wordt immers het probleem behandeld van het verblijfsrecht van de ongehuwde partner van de burger van de Unie. De laatste tijd vindt ten aanzien van de familiegroep een snelle evolutie plaats waarbij een stijgend aantal personen, dikwijls met kinderen, feitelijke paren vormen. Bovendien wordt in verschillende lidstaten een speciaal statuut met een reeks rechten en plichten verleend aan ongehuwde paren die in vrij verband samenleven en zich aan deze speciale regeling willen onderwerpen. Het Gemeenschapsrecht kan deze evolutie niet ontkennen in het kader van het verblijfsrecht, en stelt voor, met het oog op het verblijf, de ongehuwde partner met de gehuwde gelijk te stellen wanneer de wetgeving van het gastland in een dergelijk statuut voorziet, en wel onder dezelfde voorwaarden als die welke zijn vervat in de wetgeving van het gastland. In de tweede plaats omvat dit begrip de bloedverwanten in neergaande lijn van de echtgenoten zonder dat daarbij rekening wordt gehouden met het feit dat zij minderjarig zijn of ten laste komen, en daarnaast de bloedverwanten in opgaande lijn van de echtgenoten, ongeacht of zij ten laste komen of niet. Zoals wordt onderstreept in het verslag van de door Mevrouw Veil voorgezeten groep op hoog niveau is er geen enkele geldige reden om kinderen van ouder dan 21 jaar die niet ten laste van hun ouders komen of bloedverwanten in opgaande lijn zijn die niet ten laste van hun kinderen komen, het recht te ontzeggen om zich bij hun familie in een andere lidstaat te voegen. 3. Tenslotte wordt door het artikel gedefinieerd wat onder gastland moet worden verstaan. Artikel 3 1. Door deze bepaling worden de begunstigden van de bepalingen van de richtlijn gedefinieerd. Het gaat om elke burger van de Unie die zich naar een andere lidstaat begeeft of daar verblijft, alsmede de familieleden, ongeacht hun nationaliteit, welke die begeleiden of welke zich bij hem voegen. De doeleinden van de verplaatsing of het verblijf worden verder niet gespecificeerd. Het spreekt vanzelf dat de burger van de Unie zich naar een andere lidstaat zal kunnen begeven om er een activiteit al dan niet in loondienst uit te oefenen, om er een niet-winstgevende activiteit uit te oefenen dan wel een beroepsopleiding te volgen, of als niet-werkende, gepensioneerde, student, verlener of ontvanger van diensten. 9

10 2. Door deze bepalingen worden de reeds bestaande bepalingen overgenomen van artikel 10, lid 2, van Verordening nr. 1612/68, alsook van artikel 1, lid 2, van Richtlijn 73/148/EEG, die bepalen dat de lidstaten de toelating van elk ander familielid van de burger van de Unie of zijn echtgenoot in de hand werken, die ten laste komt of in het land van herkomst bij hem woont. Deze bepalingen zouden enkel van toepassing zijn ingeval de betrokken persoon niet in aanmerking komt voor een persoonlijk verblijfsrecht. Artikel 4 Door deze bepaling worden de lidstaten verplicht toe te zien op de naleving van het beginsel van non-discriminatie bij de tenuitvoerlegging van alle in de richtlijn vervatte verplichtingen. In deze bepaling is rekening gehouden met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (artikel 21), en wordt geen afbreuk gedaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit andere internationale instrumenten zoals het Europees Verdrag inzake de handhaving van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden (artikel 14). Artikel 5 Hoofdstuk II RECHT VAN VERPLAATSING EN VAN VERBLIJF TOT ZES MAANDEN 1. Deze bepaling behelst het recht voor elke burger van de Unie het grondgebied van een lidstaat te verlaten om zich naar een andere lidstaat te begeven. Door lid 1 worden grotendeels de bewoordingen overgenomen van artikel 2, lid 1, van Richtlijn 68/360 waarin is bepaald dat het recht om het grondgebied van een lidstaat te verlaten wordt uitgeoefend op eenvoudige voorlegging van een geldige identiteitskaart of een geldig paspoort, waarbij een en ander wordt aangepast aan de nieuwe regeling van afschaffing van controles aan de binnengrenzen van de Unie. Hiertoe wordt de uitdrukking overlegging vervangen door voorzien van. Door deze bepaling wordt het recht het grondgebied te verlaten uitgebreid tot de familieleden die niet de nationaliteit van een lidstaat hebben en de burger van de Unie begeleiden, dan wel zich bij hem voegen in het gastland; hierbij wordt grotendeels de laatste zin overgenomen van artikel 2, lid 1, van Richtlijn 68/ In dit lid worden de bewoordingen overgenomen van lid 4 van artikel 2 van Richtlijn 68/360 betreffende het verbod een uitreisvisum of een vergelijkbare verplichting op te leggen aan de begunstigden van het vrije verkeer. 3. In dit lid wordt het bepaalde overgenomen van artikel 2, lid 2, van Richtlijn 68/360 betreffende de verstrekking of de verlenging door de lidstaten van reisdocument (paspoort of identiteitskaart) voor hun onderdanen. 4. Door dit lid worden de vergelijkbare bepalingen overgenomen en verduidelijkt van lid 3 van artikel 2 van Richtlijn 68/360 betreffende de geldigheid van reisdocumenten. 10

11 Artikel 6 1. Door dit lid worden de bewoordingen overgenomen van artikel 3, lid 1, van Richtlijn 68/360 betreffende het recht van toegang tot het grondgebied van een lidstaat dat door de burger van de Unie en zijn familieleden wordt uitgeoefend op eenvoudig vertoon van een geldige identiteitskaart of een geldig paspoort. Ook in dit geval wordt overlegging vervangen door voorzien van. In de tweede alinea wordt het verbod voor de lidstaten dat is vervat in artikel 3, lid 2, van Richtlijn 68/360 overgenomen om toegangsvisa of vergelijkbare verplichtingen op te leggen aan de burger van de Unie. 2. Deze bepalingen geven duidelijk aan dat slechts de familieleden die niet de nationaliteit van een lidstaat hebben en die aan de visumplicht kunnen worden onderworpen, die zijn welke de nationaliteit hebben van een land dat is vermeld in Verordening nr. 539/2001 van de Raad tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld 13. Door de tweede zin van het lid wordt de belangrijke vernieuwing ingevoerd van gelijkwaardigheid tussen visa en verblijfsvergunningen die door een lidstaat worden verleend. Thans genieten de familieleden die onderdaan zijn van een derde land, reeds elke faciliteit voor de verwerving van een visum, waarvan de verstrekking bovendien kosteloos is. Deze maatregel zou uitsluitend gehandhaafd blijven voor familieleden die nog niet in het bezit zijn van een verblijfsvergunning. 3. Deze bepaling is erop gericht het aanbrengen van stempels op het paspoort van het familielid te beperken tot strikt noodzakelijke gevallen (te weten het toegangsstempel dat samenhangt met de op het visum vermelde verblijfsduur of het uitreisstempel waardoor deze verblijfsduur wordt onderbroken). Het aanbrengen van stempels is verder overbodig wanneer de betrokkene in het bezit is van een verblijfskaart, die het recht op toegang tot en het verlaten van het grondgebied impliceert gedurende de geldigheidsduur van de kaart. 4. Deze bepaling beoogt de situatie waarin de begunstigde van het recht op vrij verkeer bij het overschrijden van de grens niet in staat zou zijn de nodige documenten voor te leggen (paspoort of identiteitskaart en zonodig verblijfsvergunning of visum). In een dergelijk geval zal de lidstaat verplicht zijn, alvorens over te gaan tot uitwijzing, de betrokken persoon alle mogelijkheden te bieden om te bewijzen dat hij in aanmerking komt voor het recht op vrij verkeer. Zo zou een familielid de nodige documenten kunnen verstrekken die gewoonweg thuis zijn achtergebleven. Bij visa zou moeten worden onderzocht of voldaan is aan de voorwaarden om het familielid dat aan een dergelijke verplichting is onderworpen, ertoe in staat te stellen het visum aan de grens te verkrijgen. 13 PB L 81 van , blz

12 5. Gedurende de eerste zes maanden van zijn verblijf mag de burger van de Unie op het grondgebied van een andere lidstaat blijven wanneer hij gewoonweg in het bezit is van een identiteitsdocument. Hierdoor worden de bepalingen overgenomen die reeds van kracht zijn binnen het huidige recht (artikel 8 van Richtlijn 68/360 en artikel 4 van Richtlijn 73/148), waarbij evenwel twee wijzigingen worden ingevoerd. In de eerste plaats wordt de periode gedurende welke men op het grondgebied van een andere lidstaat kan blijven zonder enige formaliteit, uitgebreid tot zes maanden. Bij deze termijn wordt rekening gehouden met het feit dat een persoon in beginsel als gevestigd in een land wordt beschouwd wanneer hij er tenminste zes maanden per jaar woont. Aldus worden verblijven van korte duur van niet langer dan zes maanden van bijvoorbeeld stagiaires, studenten, enz. vergemakkelijkt. In de tweede plaats worden de bepalingen van artikel 8, onder a), van Richtlijn 68/360 en artikel 4, lid 2, derde alinea, van Richtlijn 73/148 gewijzigd waarbij wordt verwezen naar het document op vertoon waarvan hij het grondgebied heeft betreden, die niet verenigbaar zijn met een regeling waarbij controles aan de binnengrenzen zijn opgeheven, en waarbij een en ander wordt vervangen door de verplichting voor de burger om in het bezit te zijn van een identiteitskaart of een paspoort. In de tweede zin wordt de mogelijkheid voor het gastland erkend om de betrokkenen op te leggen mede te delen dat zij aanwezig zijn op het grondgebied (binnen het huidige recht reeds bestaande verplichting). Het betreft een gewone mededeling aan de bevoegde autoriteiten die bepaalde lidstaten binnen hun interne recht kennen en die onder dezelfde omstandigheden, mutatis mutandis, moet worden gedaan als die welke gelden voor de eigen onderdanen. Deze eis is verenigbaar met de bevoegdheid van de lidstaten met betrekking tot de maatregelen die bedoeld zijn om de correcte kennis te waarborgen van de nationale autoriteiten inzake het bevolkingsverkeer op hun grondgebied (zie in dit verband arrest van het Hof van Justitie van 7 juli 1976, zaak 118/75 Watson, punten 17 en 18). Niet-naleving van deze verplichting kan eventueel bestraft worden met niet-discriminerende en evenredige sancties. 6. Dezelfde bepalingen als in lid 5 gelden voor de familieleden die niet de nationaliteit van een lidstaat hebben en die de burger van de Unie begeleiden of die zich bij hem voegen. Er is een uitzondering voorzien voor familieleden die aan de visumplicht zijn onderworpen, bijvoorbeeld door het feit dat zij nog geen verblijfsvergunning hebben verkregen. Deze personen zullen een verzoek om een verblijfskaart voor het verstrijken van hun visum moeten indienen, zulks om te vermijden dat zij zich in een onregelmatige situatie zouden bevinden. Artikel 7 Hoofdstuk III RECHT VAN VERBLIJF MET EEN DUUR VAN MEER DAN ZES MAANDEN 1. Door deze bepalingen worden de uitoefeningsvoorwaarden gedefinieerd waaraan het verblijfsrecht onderworpen is. Ook al moet de uitoefening van dit recht worden vergemakkelijkt, staat het feit dat in het huidige stadium de voorzieningen inzake sociale bijstand niet onder het Gemeenschapsrecht vallen en in de regel niet uitvoerbaar zijn, een volledige gelijke behandeling inzake sociale voorzieningen niet toe, anders zou men het risico lopen dat bepaalde groepen begunstigden van het 12

13 verblijfsrecht, in het bijzonder die welke geen economische activiteit uitoefenen, een onredelijke last zouden worden voor de overheidsfinanciën van het gastland. Voor de burgers van de Unie zijn deze voorwaarden duidelijk uiteengezet in de punten a), b), c) en d). De burger van de Unie moet een economische activiteit uitoefenen al dan niet in loondienst, moet over voldoende bestaansmiddelen beschikken, alsook over een ziekteverzekering die alle risico s in het gastland bestrijkt, dan wel student zijn die is toegelaten tot een beroepsopleiding in het gastland. Punt d) is bedoeld voor de situatie van de burger van de Unie die zijn verblijfsrecht zou kunnen uitoefenen, ofwel omdat hij zelf voldoet aan de voorwaarden bedoeld in de punten a), b) en c) (een economische activiteit uitoefenen, beschikken over voldoende bestaansmiddelen of student zijn), of omdat hij familielid is van de burger van de Unie die aan deze voorwaarden voldoet. Wanneer de voorwaarden verschillen naar gelang van het statuut op grond waarvan men het verblijfsrecht uitoefent, zal het, in het belang van het vrije verkeer, nodig zijn het gunstigste schema voor de begunstigde van het verblijfsrecht toe te passen. 2. Het verblijfsrecht van de familieleden van de burger van de Unie die niet de nationaliteit van een lidstaat bezitten, is afgeleid van het verblijfsrecht van de burger van de Unie, wat betekent dat dit recht samenhangt met de familiebanden en dat zij hem in de brede betekenis ervan in het gastland moeten begeleiden. In elk geval is voorzien in uitzonderingen in geval van overlijden of vertrek van de burger van de Unie of bij echtscheiding (artikelen 12 en 13). Artikel 8 1. Het Hof van Justitie heeft bevestigd dat de verblijfskaart geen vergunning is, doch gewoonweg een declaratoir besluit betreffende een vooraf bestaand recht (arrest van 8 april 1976, zaak 48/75 Royer, Jurispr. blz. 497, punt 50). De geldende handhaving en het gebruik van een dergelijk document zouden voor de burger van de Unie een nuttig effect moeten meebrengen en niet mogen leiden tot zuivere administratieve kosten voor de lidstaten. De Commissie is van oordeel dat de verplichting tot materiële verstrekking van een verblijfskaart niet onontbeerlijk lijkt; het zou integendeel aanvaardbaar zijn dat de burger van de Unie die geen onderdaan is, onderworpen zou zijn aan dezelfde voorwaarden als die welke voor de ingezetenen gelden wanneer zij van woonplaats veranderen, te weten de verplichting om zich te laten inschrijven in het bevolkingsregister (of elk ander nationaal stelsel dat voor de ingezetenen geldt), zulks om te bewerkstelligen dat de autoriteiten akte nemen van de aanwezigheid van de betrokken persoon, door deze bijvoorbeeld op te nemen in een register voor niet-onderdanen, zoals een en ander in de meeste lidstaten reeds bestaat voor de verkiezingslijsten betreffende het stemrecht voor Europese en gemeenteraadsverkiezingen. Op deze wijze moet het bepaalde in lid 1, eerste alinea, worden begrepen, waarin is bepaald dat de lidstaten de burgers van de Unie en hun familieleden met de nationaliteit van een lidstaat kunnen opleggen zich te laten inschrijven bij de bevoegde instanties van de woonplaats. 13

14 2. De door het gastland voor de inschrijving opgelegde termijn mag niet minder bedragen dan zes maanden, zulks in samenhang met artikel 6, dat een verblijfsrecht tot zes maanden zonder formaliteiten voorziet: dit belet de burger van de Unie niet zich vóór de zesde maand te laten inschrijven indien hij zulks nuttig acht. Aansluitend op de inschrijving voorziet de tweede zin van hetzelfde lid in de onmiddellijke afgifte van een inschrijvingsbewijs door de bevoegde nationale instantie. Het inschrijvingsbewijs zou voor de burger een vorm van ontvangstbewijs zijn, alsook een bewijs voor de autoriteiten dat de nodige stappen zijn ondernomen. Het bewijs wordt onmiddellijk door de verantwoordelijke dienst verstrekt na de vervulling van de in de leden 3, 4 en 6 bedoelde formaliteiten. Het verblijfsbewijs bevat de naam en het adres van de burger; een en ander heeft geen bepaalde geldigheidsduur en bevat enkel de inschrijvingsdatum. Het gaat er immers gewoon om dat bewezen is dat een administratieve stap is ondernomen. In de laatste zin worden de sancties omschreven die gelden bij niet-naleving van de inschrijvingsplicht, die niet-discriminerend en evenredig dienen te zijn. Aangezien de tekst van de richtlijn een specifiek artikel bevat inzake de sancties met betrekking tot schendingen van de verplichtingen die uit de richtlijn voortvloeien, moeten daarbij logischerwijs de in dit artikel vervatte beginselen worden nageleefd. 3. Met het oog op de verstrekking van het inschrijvingsbewijs verklaart de burger van de Unie ofwel een economische activiteit uit te oefenen, dan wel te beschikken over voldoende bestaansmiddelen en een ziekteverzekering ingeval hij geen economische activiteit zou uitoefenen als al dan niet in loondienst werkende. Door het hier voorgestelde systeem, dat vergelijkbaar is met dat wat binnen de huidige wetgeving reeds voor studenten bestaat, wordt de uitoefening van het verblijfsrecht aanzienlijk vereenvoudigd, en het is gebaseerd op het systeem van autocertificatie dat in bepaalde lidstaten bestaat. Een valse verklaring zal eventueel kunnen worden bestraft door toepassing van het beginsel van gelijke behandeling als de eigen onderdanen en het proportionaliteitsbeginsel. Binnen het voorgestelde systeem verifieert de lidstaat niet of de burger aan de verblijfsvoorwaarden voldoet, en schenkt hij vertrouwen in zijn verklaring. Een valse verklaring of eventueel de aanspraak door de betrokkene op overheidssteun zullen kunnen leiden tot een verzoek om bewijs van bestaansmiddelen en/of het opstarten van een administratief onderzoek waardoor het verblijfsrecht van de betrokkene in het geding zou kunnen komen. Het feit dat de burger niet in staat is de medische kosten te betalen die samenhangen met het feit dat hij geen medische bijstand kan genieten, kan trouwens gevolgen hebben op het vlak van de burgerlijke verantwoordelijkheden en zou ook kunnen leiden tot de opheffing van het verblijfsrecht. Tenslotte moet worden opgemerkt dat een eenvoudige verklaring inzake ziekteverzekering de betrokkene niet vrijstelt de beweegredenen van deze verzekering te verstrekken bij de betrekkingen met de overheidsdiensten die zijn belast met de verstrekking van medische zorgen, zulks indien daarin door de nationale wetgeving is voorzien. 4. De burger van de Unie die zich naar een andere lidstaat begeeft om er een studie te volgen, moet bewijzen dat hij bij een erkende instelling is ingeschreven om daar een beroepsopleiding als hoofdbezigheid te volgen, en hij zal ook een verklaring moeten afleggen dat hij over voldoende bestaansmiddelen en een ziekteverzekering beschikt. 14

15 5. Het bedrag van de bestaansmiddelen die als voldoende worden beschouwd, mag niet door de lidstaten worden vastgesteld - zoals in het kader van het bestaande recht het geval is - want bij een dergelijke maatregel zou geen rekening worden gehouden met de mogelijke uiteenlopende situaties. 6. De burgers van de Unie die van plan zijn zich in een andere lidstaat te vestigen als familieleden van een andere burger van de Unie die aan de verblijfsvoorwaarden voldoet, moeten het bewijs voorleggen dat zij behoren tot een van de categorieën bedoeld in artikel 2, lid 2, waarin de familieleden zijn gedefinieerd, of artikel 3, lid In deze bepalingen worden in hoofdzaak sommige bepalingen van Richtlijn 68/360 overgenomen, waarbij evenwel een en ander wordt verduidelijkt, alsook de jurisprudentie van het Hof van Justitie wordt opgenomen betreffende het behoud van de hoedanigheid van werkende wanneer de werkende niet meer al dan niet in loondienst werkzaam is. Artikel 9 1. Familieleden van een burger van de Unie die niet de nationaliteit bezitten van een lidstaat, moeten een verblijfskaart aanvragen. De materiële verstrekking van een verblijfskaart aan deze categorie lijkt, in tegenstelling tot de burgers van de Unie, noodzakelijk in het belang van zowel de betrokken personen (onder andere voor de gelijkwaardigheid tussen de verblijfsvergunning en het visum bedoeld in artikel 6) als de overheidsinstanties. 2. Het verzoek moet worden ingediend binnen zes maanden na de aankomst van de betrokkene op het grondgebied van het gastland. De tweede zin betreft de familieleden die eventueel onderworpen zouden zijn aan de visumplicht en die het verzoek om een verblijfskaart moeten indienen voor het verstrijken van bedoeld visum. 3. In geval van niet-naleving van de verplichting om een verblijfskaart aan te vragen staat deze bepaling de toepassing door de lidstaten toe van de sancties met inachtneming van het beginsel bedoeld in artikel 8, lid 2. Artikel Het verblijfsrecht van de familieleden die niet de nationaliteit van een lidstaat bezitten, wordt vastgesteld door middel van een verblijfskaart die wordt verstrekt binnen de drie maanden die volgen op de indiening van de aanvraag: de verblijfskaart bevat duidelijk de hoedanigheid van familielid van een burger van de Unie, waarbij duidelijk wordt onderstreept dat de betrokkene in aanmerking komt voor toepassing van het Gemeenschapsrecht. Een bewijs van indiening van de aanvraag wordt onmiddellijk en kosteloos verstrekt: in dit bewijs wordt aangegeven dat de betrokkene in aanmerking komt voor toepassing van het Gemeenschapsrecht. 2. In deze bepaling wordt, onder verwijzing naar artikel 8, lid 6, uitvoerig een opsomming gegeven van de beweegredenen die de familieleden van een burger van de Unie die niet de nationaliteit van een lidstaat bezitten, moeten aangeven teneinde hun verblijfskaart te verkrijgen. Het gaat om dezelfde beweegredenen als die welke worden geëist van de familieleden die de nationaliteit van een lidstaat hebben. 15

16 Artikel De verblijfskaart geldt voor ten minste vijf jaar te rekenen vanaf de datum van afgifte. Na vier jaar ononderbroken verblijf verwerft het familielid immers een duurzaam verblijfsrecht en zal het het verzoek om een nieuwe verblijfskaart moeten indienen overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk IV. Door het feit dat de oorspronkelijke kaart een looptijd van vijf jaar heeft, zal de betrokkene altijd in het bezit zijn van de nodige documenten in geval er enige tijd verstrijkt alvorens de nieuwe kaart kan worden verkregen (vervulling van administratieve formaliteiten). In het kader van de huidige wetgeving dient het familielid dat niet de nationaliteit van een lidstaat bezit, te ontvangen een verblijfsdocument dat dezelfde geldigheid heeft als het document afgegeven aan de werkende van wie hij afhankelijk is (Richtlijn 68/360, artikel 4, lid 4). Aangezien in het kader van deze nieuwe richtlijn de burgers van de Unie geen verblijfskaart meer hebben, doch wel een eenvoudige verklaring die de functie van een bewijs heeft, heeft de notie geldigheid van het verblijfsdocument van het familielid ten aanzien van deze verblijfskaart van de burger van de Unie geen zin meer. 2. Afwezigheid gedurende zes maanden of meer om specifieke redenen is niet van invloed op de geldigheid van de verblijfskaart. Door deze bepaling wordt de formulering van artikel 6, lid 2, van Richtlijn 68/360 overgenomen, en worden de mogelijke afwezigheidsperioden uitgebreid die dezelfde zijn als bedoeld in artikel 18, lid 1, van deze nieuwe richtlijn. Artikel Familieleden die burgers van de Unie zijn, hebben een autonoom verblijfsrecht: hun verblijfsrecht wordt derhalve niet aangetast door het overlijden of het vertrek van de burger van de Unie van wie zij afhangen. Deze bepalingen zijn er eenvoudig op gericht te verduidelijken dat deze personen, in geval van overlijden of vertrek van de burger van de Unie die het verblijfsrecht ten principale heeft, persoonlijk moeten voldoen aan één van de voorwaarden voor de uitoefening van het verblijfsrecht bedoeld in artikel 7, lid 1, zulks tot de verwerving van het duurzaam verblijfsrecht. 2. Familieleden die niet de nationaliteit van een lidstaat bezitten, hebben een verblijfsrecht dat is afgeleid van dat van de burger van de Unie van wie zij afhangen. In geval van overlijden van deze laatste kunnen zij evenwel hun verblijfrecht behouden. Het geval van vertrek van de burger van de Unie is niet voorzien voor familieleden die niet de nationaliteit van een lidstaat hebben: in dit geval zullen zij tezamen met de burger van de Unie moeten vertrekken. Lid 3 bevat een uitzondering voor kinderen die studeren. Het verblijfrecht voor nabestaande familieleden die niet de nationaliteit van een lidstaat bezitten, is onderworpen aan de voorwaarde dat zij een economische activiteit uitoefenen of over voldoende bestaansmiddelen beschikken, dan wel dat zij de hoedanigheid van familielid bezitten die reeds in het gastland is verworven, van degene die aan deze voorwaarden voldoet, zulks tot de verwerving van het duurzaam verblijfsrecht. In tegenstelling tot de burgers van de Unie zou een eenvoudige verklaring niet voldoende zijn: de belanghebbenden zullen moeten bewijzen dat zij aan deze voorwaarden voldoen. Door dit lid wordt ook het bedrag van de toereikende 16

17 bestaansmiddelen vastgesteld, en worden de huidige bepalingen inzake het verblijf van niet-werkenden overgenomen. 3. Door dit lid wordt op wetgevingsvlak het beginsel bevestigd dat is vervat in het arrest van het Hof van Justitie van 15 maart 1989 in de gevoegde zaken 389 en 390/87, Echternach en Moritz, en wordt de situatie van de kinderen van de burger van de Unie beoogd die niet de nationaliteit van een lidstaat bezitten, die studeren en zijn geïntegreerd in het onderwijsstelsel van het gastland, en die zich moeilijk zouden kunnen integreren in een nieuw onderwijsstelsel om taalkundige, culturele of andere redenen: deze personen zouden het slachtoffer kunnen zijn van het feit dat het familielid dat burger van de Unie is, het grondgebied van het gastland verlaat om beroeps- of andere redenen. Dit verblijfsrecht, dat beperkt kan worden tot de studieduur, is onderworpen aan de voorwaarde dat de kinderen ingeschreven zijn bij een onderwijsinstelling op middelbaar- of postmiddelbaar niveau, en wel omdat het precies op dit studieniveau is dat de integratie in een nieuw onderwijsstelsel moeilijker wordt. Logischerwijs blijven voor het verblijf van deze personen de beginselen gelden die zijn vervat in artikel 21 betreffende gelijke behandeling. Artikel Echtscheiding of nietigverklaring van het huwelijk zijn niet van invloed op het verblijfsrecht van de familieleden die zelf burger van de Unie zijn. Met deze bepaling wordt enkel beoogd te verduidelijken dat deze familieleden, in geval van ontbinding van het huwelijk, persoonlijk moet voldoen aan een van de voorwaarden voor de uitoefening van het verblijfsrecht bedoeld in artikel 7, lid Door het bepaalde in lid 2 van dit artikel wordt het probleem geregeld van het verblijfsrecht van de familieleden van de burger van de Unie die niet de nationaliteit van een lidstaat hebben, zulks in geval van echtscheiding of nietigverklaring van het huwelijk. Met deze bepaling wordt beoogd een zekere rechtsbescherming te bieden voor deze personen wier verblijfsrecht samenhangt met de familieband die door het huwelijk bestaat, en die hierdoor het slachtoffer zouden kunnen worden van chantage in het kader van de echtscheiding. Er moet op worden gewezen dat de ontbinding van het huwelijk noodzakelijkerwijs, om redenen van rechtszekerheid, de onherroepelijk uitgesproken echtscheiding impliceert; in geval van feitelijke scheiding wordt het verblijfsrecht van de echtgenoot helemaal niet aangetast. Verder heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat de huwelijksband niet als verbroken kan worden beschouwd zolang daaraan geen einde is gemaakt door de bevoegde autoriteit. Dit is niet het geval voor echtgenoten die gewoonweg gescheiden leven, ook al zijn zij voornemens later te scheiden (arrest van het Hof van Justitie van 13 februari 1985 in zaak 267/83, Diatta, Jurisprudentie blz. 567, punt 20). Het door deze bepaling toegekende recht gaat gepaard met drie alternatieve voorwaarden, te weten: a) ofwel de duur van het huwelijk, tot het begin van de gerechtelijke procedure tot echtscheiding of nietigverklaring ten belope van vijf jaar, waarvan ten minste een jaar in het gastland, om pogingen te vermijden de bepalingen inzake het verblijfsrecht te omzeilen via schijnhuwelijken, 17

Richtlijn van de Raad d.d. 21 mei 1973, nr. 73/148/EEG, Pb EG 1973, nr. L1 72.

Richtlijn van de Raad d.d. 21 mei 1973, nr. 73/148/EEG, Pb EG 1973, nr. L1 72. C14-6 Richtlijn inzake de opheffing van de beperkingen van de verplaatsing en het verblijf van onderdanen van de Lid-Staten binnen de Gemeenschap ter zake van vestiging en verrichten van diensten (73/148/EEG)

Nadere informatie

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op:

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op: Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 11 juni 2002 (26.06) (OR. fr) PUBLIC 9893/02 Interinstitutioneel dossier: 2001/0111 (COD) LIMITE 211 MI 108 JAI 133 SOC 309 CODEC 752 BIJDRAGE VAN DE IDISCHE

Nadere informatie

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, l EGIRichtiijn 681360 c1 4-3 C14-3 Richtlijn inzake de opheffing van de beperkingen van de verplaatsing en het verblijf van de werknemers der Lid-Staten en van hun familie binnen de Gemeenschap [68/360/EEG)

Nadere informatie

Datum : 21/10/2002 BS : 29/10/2002

Datum : 21/10/2002 BS : 29/10/2002 Datum : 21/10/2002 BS : 29/10/2002 Omzendbrief betreffende de aanvraag tot verblijf of vestiging in het Koninkrijk, ingediend op basis van artikel 40 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang

Nadere informatie

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 235,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 235, C14-7 Richtlijn betreffende het recht van onderdanen van een Lid-Staat op het grondgebied van een andere Lid-Staat verblijf te houden na er een werkzaamheid anders dan in loondienst te hebben uitgeoefend

Nadere informatie

Zaak C-540/03. Europees Parlement tegen Raad van de Europese Unie

Zaak C-540/03. Europees Parlement tegen Raad van de Europese Unie Zaak C-540/03 Europees Parlement tegen Raad van de Europese Unie Immigratiebeleid - Recht van minderjarige kinderen van onderdanen van derde landen op gezinshereniging - Richtlijn 2003/86/EG - Bescherming

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN EUROPEES PARLEMENT 2014-2019 Commissie verzoekschriften 29.9.2014 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift nr. 1240/2013, ingediend door Rodica Ionela Bazgan (Roemeense nationaliteit), over vrijheid

Nadere informatie

(Publicatieblad van de Europese Unie L 158 van 30 april 2004)

(Publicatieblad van de Europese Unie L 158 van 30 april 2004) 29.6.2004 L 229/35 Rectificatie van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Gewijzigd voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Gewijzigd voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 15.4.2003 COM(2003) 199 definitief 2001/0111 (COD) Gewijzigd voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende het recht van

Nadere informatie

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, MigratieWeb ve04001792 Rectificatie 1 van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de, tot

Nadere informatie

Brussel, 9 december 2010 (OR. fr) ASSOCIATIE TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN MAROKKO UE-MA 2706/10

Brussel, 9 december 2010 (OR. fr) ASSOCIATIE TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN MAROKKO UE-MA 2706/10 ASSOCIATIE TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN MAROKKO De Associatieraad Brussel, 9 december 2010 (OR. fr) UE-MA 2706/10 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: BESLUIT VAN DE ASSOCIATIERAAD EU-MAROKKO

Nadere informatie

Richtlijn betreffende bescherming rechten op aanvullend pensioen

Richtlijn betreffende bescherming rechten op aanvullend pensioen Richtlijn betreffende bescherming rechten op aanvullend pensioen Richtlijn 98/49/EG van de Raad van 29 juni 1998 betreffende de bescherming van de rechten op aanvullend pensioen van werknemers en zelfstandigen

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 17.6.2003 COM(2003) 348 definitief 2003/0127 (CNS) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD waarbij de lidstaten worden gemachtigd in het belang van de Europese

Nadere informatie

(2001/C 270 E/23) COM(2001) 257 def. 2001/0111(COD) (Door de Commissie ingediend op 29 juni 2001)

(2001/C 270 E/23) COM(2001) 257 def. 2001/0111(COD) (Door de Commissie ingediend op 29 juni 2001) C 270 E/150 Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen 25.9.2001 Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het recht van de burgers van de Unie en hun familieleden

Nadere informatie

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid 1 Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid SCSZG/18/099 BERAADSLAGING NR. 18/057 VAN 8 MEI 2018 MET BETREKKING TOT DE MEDEDELING VAN PERSOONSGEGEVENS DOOR

Nadere informatie

CIRCULAIRE NOTA SPECIAAL STATUUT VAN DE GEZINSLEDEN VAN HET PERSONEEL VAN INTERNATIONATIONALE INSTELLINGEN. (10 januari 2013)

CIRCULAIRE NOTA SPECIAAL STATUUT VAN DE GEZINSLEDEN VAN HET PERSONEEL VAN INTERNATIONATIONALE INSTELLINGEN. (10 januari 2013) ons kenmerk P1.3/PRO 03.01 CIRCULAIRE NOTA SPECIAAL STATUUT VAN DE GEZINSLEDEN VAN HET PERSONEEL VAN INTERNATIONATIONALE INSTELLINGEN (10 januari 2013) De Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse

Nadere informatie

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid van 25 juni 2007;

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid van 25 juni 2007; SCSZ/07/122 1 BERAADSLAGING NR. 07/036 VAN 2 OKTOBER 2007 MET BETREKKING TOT MEDEDELING VAN PERSOONSGEGEVENS DOOR DE PROGRAMMATORISCHE FEDERALE OVERHEIDSDIENST MAATSCHAPPELIJKE INTEGRATIE, ARMOEDEBESTRIJDING

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT NL NL NL COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 7.1.2009 COM(2008)897 definitief 2006/0008 (COD) MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede

Nadere informatie

30.4.2004 NL Publicatieblad van de Europese Unie L 158/ 77

30.4.2004 NL Publicatieblad van de Europese Unie L 158/ 77 30.4.2004 NL Publicatieblad van de Europese Unie L 158/ 77 RICHTLIJN 2004/38/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied

Nadere informatie

RICHTLIJN 93/ 109/EG VAN DE RAAD. van 6 december 1993

RICHTLIJN 93/ 109/EG VAN DE RAAD. van 6 december 1993 Nr. L 329/34 Publikat eblad van de Europese Gemeenschappen 30. 12. 93 RICHTLIJN 93/ 109/EG VAN DE RAAD van 6 december 1993 tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het actief en passief kiesrecht

Nadere informatie

De Europese Economische Ruimte

De Europese Economische Ruimte De Europese Economische Ruimte 1 Schengen zone Verblijf < 3 maanden 2 Koninkrijk België Provincie: Arrondissement: Gemeente: Ref.: BIJLAGE 3TER (bijgewerkt 14/05/2008) MELDING VAN AANWEZIGHEID Afgeleverd

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 23.7.2007 COM(2007) 439 definitief 2007/0152 (CNS) Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot uitbreiding van de bepalingen van Verordening (EG) nr.

Nadere informatie

B 19 Voortgezet verbliif 19

B 19 Voortgezet verbliif 19 B 19 Voortgezet verbliif 19 4 Voortgezet verblijf van vreemdelingen die voor verblijf bij (huwelijks-)partner of voor verruimde gezinshereniginp zijn toegelaten na verlies van de afhankeliike verblijfstitel

Nadere informatie

Status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen *

Status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen * P5_TA(2002)0030 Status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen * Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (COM(2001)

Nadere informatie

C14-1 Richtlijn voor de coördinatie van de voor vreemdelingen geldende bijzondere maatregelen ten aanzien van verplaatsing en verblijf, die

C14-1 Richtlijn voor de coördinatie van de voor vreemdelingen geldende bijzondere maatregelen ten aanzien van verplaatsing en verblijf, die EGIRichtlijn 641221 c14-1 C14-1 Richtlijn voor de coördinatie van de voor vreemdelingen geldende bijzondere maatregelen ten aanzien van verplaatsing en verblijf, die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van

Nadere informatie

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid» Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid» SCSZ/11/070 BERAADSLAGING NR 11/044 VAN 7 JUNI 2011 BETREFFENDE DE MEDEDELING VAN PERSOONSGEGEVENS DOOR DE PROGRAMMATORISCHE

Nadere informatie

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid» Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid» SCSZ/09/041 BERAADSLAGING NR 09/029 VAN 2 JUNI 2009, GEWIJZIGD OP 7 JUNI 2011, BETREFFENDE DE MEDEDELING VAN

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie verzoekschriften 29.3.2011 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift 0624/2009, ingediend door A.T. (Italiaanse nationaliteit), over visa voor familiebezoeken

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE COMMISSIE

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE COMMISSIE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 18.7.2001 COM(2001) 411 definitief Voorstel voor een BESCHIKKING VAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE COMMISSIE betreffende het statuut en de algemene

Nadere informatie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 29.5.2017 COM(2017) 265 final 2017/0105 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het namens de Unie in te nemen standpunt in het subcomité voor sanitaire en fytosanitaire

Nadere informatie

gelet op artikel 63, eerste alinea punt 3 van het EG-Verdrag,

gelet op artikel 63, eerste alinea punt 3 van het EG-Verdrag, P5_TA(2002)0591 Verblijfstitel met een korte geldigheidsduur * Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de verblijfstitel met een korte

Nadere informatie

Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken. van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken. van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken 27.10.2010 2010/0067(CNS) ONTWERPADVIES van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD. betreffende bepaalde handelsnormen voor eieren

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD. betreffende bepaalde handelsnormen voor eieren COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 28.02.2006 COM(2006) 89 definitief Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD betreffende bepaalde handelsnormen voor eieren (door de Commissie ingediend)

Nadere informatie

jurisprudentiële fundamenten meer dan veertig jaar geleden zijn gelegd 2, bevestigd en versterkt.

jurisprudentiële fundamenten meer dan veertig jaar geleden zijn gelegd 2, bevestigd en versterkt. Discussienota van het Hof van Justitie van de Europese Unie over bepaalde aspecten van de toetreding van de Europese Unie tot het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele

Nadere informatie

Dienst Uw brief van Uw kenmerk Ons kenmerk Datum Bijlage(n) Dienst Juridisch en Beleidsondersteunend Advies

Dienst Uw brief van Uw kenmerk Ons kenmerk Datum Bijlage(n) Dienst Juridisch en Beleidsondersteunend Advies aan Mevrouwen de Voorzitsters en de Heren Voorzitters van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn Dienst Uw brief van Uw kenmerk Ons kenmerk Datum Bijlage(n) Dienst Juridisch en Beleidsondersteunend

Nadere informatie

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid» Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid» SCSZ/11/070 BERAADSLAGING NR 11/045 VAN 7 JUNI 2011 MET BETREKKING TOT MEDEDELING VAN PERSOONSGEGEVENS DOOR DE

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 079 Voorstel van wet van het lid Voortman houdende vastlegging in de Vreemdelingenwet 2000 van rechten die vreemdelingen ontlenen aan de Overeenkomst

Nadere informatie

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 21.12.2016 COM(2016) 818 final 2016/0411 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1008/2008 inzake gemeenschappelijke

Nadere informatie

14956/15 ADD 1 mou/gra/mt 1 DG D 2A

14956/15 ADD 1 mou/gra/mt 1 DG D 2A Raad van de Europese Unie Brussel, 26 februari 2016 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2013/0119 (COD) 14956/15 ADD 1 JUSTCIV 286 FREMP 291 CODEC 1654 ONTWERP-MOTIVERING VAN DE RAAD Betreft: Standpunt

Nadere informatie

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer 1/7 Advies 50/2015 van 16 december 2015 Betreft: Advies betreffende een ontwerp van koninklijk besluit houdende diverse bepalingen inzake de inschrijving van de buitenlandse onderdanen in de registers

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 28.11.2002 COM(2002) 679 definitief 2002/0280 (CNS) Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 tot vaststelling

Nadere informatie

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT DE RAAD Brussel, 4 april 209 (OR. en) 208/0390 (COD) PE-CONS 7/9 VISA 49 COMIX 36 PREP-BXT 77 CODEC 572 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: VERORDENING

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 14 november 2001 (22.11) (OR. fr, en) 13835/01 LIMITE VISA 131 COMIX 716

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 14 november 2001 (22.11) (OR. fr, en) 13835/01 LIMITE VISA 131 COMIX 716 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 14 november 2001 (22.11) (OR. fr, en) 13835/01 LIMITE VISA 131 COMIX 716 NOTA van: aan: Betreft: de Belgische delegatie de Groep Visa Ontwerp-beschikking van de Raad

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD. tot wijziging van

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD. tot wijziging van COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 22.12.2006 COM(2006) 909 definitief 2006/0282 (COD) Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 2004/109/EG

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 8.10.2001 COM(2001) 570 definitief 2001/0231 (CNS) Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 tot vaststelling

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 20.11.2001 COM(2001) 680 definitief Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD waarbij de lidstaten worden gemachtigd in het belang van de Europese Gemeenschap

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie verzoekschriften 28.11.2014 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift nr. 0824/2008, ingediend door Kroum Kroumov (Bulgaarse nationaliteit), gesteund door zestien

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 november 2000 (20.11) (OR. fr) 13095/1/00 REV 1 LIMITE MIGR 91 COMIX 802

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 november 2000 (20.11) (OR. fr) 13095/1/00 REV 1 LIMITE MIGR 91 COMIX 802 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 17 november 2000 (20.11) (OR. fr) 13095/1/00 REV 1 LIMITE MIGR 91 COMIX 802 NOTA van: aan: Betreft: het voorzitterschap het Comité van permanente vertegenwoordigers Initiatief

Nadere informatie

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT DE RAAD Brussel, 23 mei 2008 (OR. en) 2007/086 (COD) PE-CONS 3608/08 VISA 37 FRONT 8 COMIX 93 CODEC 30 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: BESCHIKKING

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie juridische zaken 15.6.2011 MEDEDELING AAN DE LEDEN (50/2011) Betreft : Met redenen omkleed advies van de senaat van de Italiaanse Republiek over het voorstel voor

Nadere informatie

BIJLAGE. bij het. Voorstel voor een besluit van de Raad

BIJLAGE. bij het. Voorstel voor een besluit van de Raad EUROPESE COMMISSIE Brussel, 5.3.2015 COM(2015) 103 final ANNEX 1 BIJLAGE bij het Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde

Nadere informatie

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN EUROPEES PARLEMENT 2004 Commissie verzoekschriften 2009 29.03.2011 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift 1609/2008, ingediend door D. A. L. (Britse nationaliteit), over vermeende discriminatie

Nadere informatie

Amendement 3 Claude Moraes namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken AMENDMENTEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT *

Amendement 3 Claude Moraes namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken AMENDMENTEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT * 3.4.2019 A8-0047/3 Amendement 3 Claude Moraes namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken Verslag A8-0047/2019 Sergei Stanishev Vaststelling van de lijst van derde landen

Nadere informatie

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 1 april 2004 (06.04) (OR. en) 8083/04. Interinstitutioneel dossier: 2003/0193 (CNS) 2003/0194 (CNS) LIMITE

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 1 april 2004 (06.04) (OR. en) 8083/04. Interinstitutioneel dossier: 2003/0193 (CNS) 2003/0194 (CNS) LIMITE Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 1 april 2004 (06.04) (OR. en) PUBLIC Interinstitutioneel dossier: 2003/0193 (CNS) 2003/0194 (CNS) 8083/04 LIMITE VISA 62 COMIX 240 NOTA van: aan: nr. vorig

Nadere informatie

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2015/1973 VAN DE COMMISSIE

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2015/1973 VAN DE COMMISSIE 10.11.2015 L 293/15 GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2015/1973 VAN DE COMMISSIE van 8 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 514/2014 van het Europees Parlement en de Raad met specifieke bepalingen

Nadere informatie

7107/15 JVS/jvc DGD 1. Raad van de Europese Unie. Brussel, 28 april 2015 (OR. en) 7107/15. Interinstitutioneel dossier: 2015/0049 (NLE)

7107/15 JVS/jvc DGD 1. Raad van de Europese Unie. Brussel, 28 april 2015 (OR. en) 7107/15. Interinstitutioneel dossier: 2015/0049 (NLE) Raad van de Europese Unie Brussel, 28 april 2015 (OR. en) 7107/15 Interinstitutioneel dossier: 2015/0049 (NLE) VISA 85 COLAC 20 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: Overeenkomst tussen de

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie verzoekschriften 31.1.2014 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift 0256/2011, ingediend door Harry Nduka (Nigeriaanse nationaliteit), over zijn recht om in

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN EUROPEES PARLEMENT 2014-2019 Commissie verzoekschriften 16.12.2014 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift nr. 0171/2012, ingediend door Klaus Träger (Duitse nationaliteit), over verschillende

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over de minister van Veiligheid en Justitie te Den Haag. Datum: 11 juli Rapportnummer: 2013/084

Rapport. Rapport over een klacht over de minister van Veiligheid en Justitie te Den Haag. Datum: 11 juli Rapportnummer: 2013/084 Rapport Rapport over een klacht over de minister van Veiligheid en Justitie te Den Haag. Datum: 11 juli 2013 Rapportnummer: 2013/084 2 Klacht Verzoekster, die de Surinaamse nationaliteit had en in Suriname

Nadere informatie

15445/1/06 REV 1 wat/hor/mg 1 DG H 2B

15445/1/06 REV 1 wat/hor/mg 1 DG H 2B RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 24 november 2006 (01.12) (OR. en) 15445/1/06 REV 1 COPEN 119 NOTA van: het voorzitterschap aan: de Raad nr. vorig doc.: 15115/06 COPEN 114 nr. Comv.: COM(2005) 91 def.

Nadere informatie

INSTRUCTIE VOOR DE ONDERDANEN VAN EU-LIDSTATEN EN VOOR DE FAMILIELEDEN VAN EU-BURGERS

INSTRUCTIE VOOR DE ONDERDANEN VAN EU-LIDSTATEN EN VOOR DE FAMILIELEDEN VAN EU-BURGERS INSTRUCTIE VOOR DE ONDERDANEN VAN EU-LIDSTATEN EN VOOR DE FAMILIELEDEN VAN EU-BURGERS ALGEMENE BEPALINGEN Alle procedures met betrekking tot het verblijf van een EU-burger op het grondgebied van de Republiek

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie verzoekschriften 30.05.2012 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift 1307/2007 ingediend door Richard Willmer (Britse nationaliteit), over de weigering van

Nadere informatie

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 14.12.2016 COM(2016) 798 final 2016/0399 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot aanpassing van een aantal rechtshandelingen op het gebied

Nadere informatie

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 18.10.2017 COM(2017) 605 final Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD houdende machtiging tot opening van onderhandelingen over een overeenkomst tussen de Europese Unie en

Nadere informatie

BIJLAGEN. bij de MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD. Een nieuw EU-kader voor het versterken van de rechtsstaat

BIJLAGEN. bij de MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD. Een nieuw EU-kader voor het versterken van de rechtsstaat EUROPESE COMMISSIE Straatsburg, 11.3.2014 COM(2014) 158 final ANNEXES 1 to 2 BIJLAGEN bij de MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Een nieuw EU-kader voor het versterken van

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 7 juli 2000 (17.07) (OR. fr) 9735/00 ADD 1 LIMITE JUSTCIV 75

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 7 juli 2000 (17.07) (OR. fr) 9735/00 ADD 1 LIMITE JUSTCIV 75 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 7 juli 2000 (17.07) (OR. fr) 9735/00 ADD 1 LIMITE JUSTCIV 75 NOTA van: aan: Betreft: de Franse delegatie het Comité burgerlijk recht Initiatief van de Franse Republiek

Nadere informatie

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 3.5.2017 COM(2017) 218 final Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD waarbij de Commissie wordt gemachtigd onderhandelingen te openen over een akkoord met het Verenigd Koninkrijk

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 15/06/2017

Datum van inontvangstneming : 15/06/2017 Datum van inontvangstneming : 15/06/2017 Samenvatting C-246/17-1 Zaak C-246/17 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie Raad van de Europese Unie Brussel, 1 juni 2017 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2017/0105 (NLE) 9741/17 VOORSTEL van: ingekomen: 29 mei 2017 aan: Nr. Comdoc.: Betreft: COEST 113 PHYTOSAN 8 VETER 42

Nadere informatie

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT. overeenkomstig artikel 294, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT. overeenkomstig artikel 294, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie EUROPESE COMMISSIE Brussel, 5.4.2016 COM(2016) 184 final 2013/0081 (COD) MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT overeenkomstig artikel 294, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking

Nadere informatie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 11.4.2018 COM(2018) 176 final 2018/0085 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, van de Overeenkomst tussen de Europese

Nadere informatie

Hoofdstuk 4 Benelux Economische Unie en Europese Economische Gemeenschap. Verschilpunten Benelux- en E. E. G. -verdrag

Hoofdstuk 4 Benelux Economische Unie en Europese Economische Gemeenschap. Verschilpunten Benelux- en E. E. G. -verdrag Hoofdstuk 4 Benelux Economische Unie en Europese Economische Gemeenschap INHOUD De regelingen De Benelux Economische Unie De Europese Economische Gemeenschap Partijen bij het E.E.G.-verdrag Grondslag en

Nadere informatie

JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611

JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611 JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611 ARREST VAN HET HOF (DERDE KAMER) VAN 24 SEPTEMBER 1987. BESTUUR VAN DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK TEGEN J. A. DE RIJKE. VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING,

Nadere informatie

Date de réception : 10/01/2012

Date de réception : 10/01/2012 Date de réception : 10/01/2012 Resumé C-619/11-1 Zaak C-619/11 Resumé van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 104, lid 1, van het reglement voor de procesvoering van het Hof

Nadere informatie

Voorstel voor een. VERORDENING (EU) Nr. VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Voorstel voor een. VERORDENING (EU) Nr. VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Voorstel voor een Brussel, 6.10.2010 COM(2010) 544 definitief 2010/0272 (COD) C7-0316/10 VERORDENING (EU) Nr. VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot intrekking van Verordening (EG)

Nadere informatie

2003L0086 NL

2003L0086 NL 2003L0086 NL 03.10.2003 000.001 1 Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen B RICHTLIJN 2003/86/EG VAN DE RAAD van 22 september

Nadere informatie

BIJLAGE. bij het. Voorstel voor een besluit van de Raad

BIJLAGE. bij het. Voorstel voor een besluit van de Raad EUROPESE COMMISSIE Brussel, 14.9.2015 COM(2015) 439 final ANNEX 1 BIJLAGE bij het Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Vertaling C-45/17-1 Zaak C-45/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 januari 2017 Verwijzende rechter: Conseil d État (Frankrijk) Datum

Nadere informatie

(" ZIEKTEVERZEKERING VOOR BEJAARDEN "). (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR DE NATIONAL INSURANCE COMMISSIONER TE LONDEN).

( ZIEKTEVERZEKERING VOOR BEJAARDEN ). (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR DE NATIONAL INSURANCE COMMISSIONER TE LONDEN). ARREST VAN HET HOF (DERDE KAMER) VAN 24 APRIL 1980. UNA COONAN TEGEN INSURANCE OFFICER. (" ZIEKTEVERZEKERING VOOR BEJAARDEN "). (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR DE NATIONAL INSURANCE

Nadere informatie

De toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op procedures van voorafgaande machtiging

De toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op procedures van voorafgaande machtiging EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL ONDERNEMINGEN EN INDUSTRIE Leidraad 1 Brussel, 1.2.2010 - De toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op procedures van voorafgaande machtiging

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 24 november 2004 (26.11) (OR. en) 15130/04 JAI 490 ASIM 47

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 24 november 2004 (26.11) (OR. en) 15130/04 JAI 490 ASIM 47 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 24 november 2004 (26.11) (OR. en) 15130/04 JAI 490 ASIM 47 BEGELEIDENDE NOTA van: het voorzitterschap aan: het Coreper (2e deel) nr. vorig doc.: 14497/04 JAI 441 ASIM

Nadere informatie

C18-4 Uitvoeringsovereenkomst bij het Akkoord van Schengen (excerpt: Titel II, Hoofdstuk 7, artt. 28 t/m 381

C18-4 Uitvoeringsovereenkomst bij het Akkoord van Schengen (excerpt: Titel II, Hoofdstuk 7, artt. 28 t/m 381 Uitvoeringsovereenkomst bij het Akkoord van Schengen c1 8-4 C18-4 Uitvoeringsovereenkomst bij het Akkoord van Schengen (excerpt: Titel II, Hoofdstuk 7, artt. 28 t/m 381 Overeenkomst ter uitvoering van

Nadere informatie

Richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag

Richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag Richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag Publicatieblad Nr. L 225 van 12/08/1998 blz. 0016-0021 DE RAAD VAN

Nadere informatie

7111/15 JVS/mg DGD 1. Raad van de Europese Unie. Brussel, 28 april 2015 (OR. en) 7111/15. Interinstitutioneel dossier: 2015/0048 (NLE)

7111/15 JVS/mg DGD 1. Raad van de Europese Unie. Brussel, 28 april 2015 (OR. en) 7111/15. Interinstitutioneel dossier: 2015/0048 (NLE) Raad van de Europese Unie Brussel, 28 april 2015 (OR. en) 7111/15 Interinstitutioneel dossier: 2015/0048 (NLE) VISA 87 COLAC 22 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: Overeenkomst tussen de

Nadere informatie

RICHTLIJN 2003/86/EG VAN DE RAAD van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging

RICHTLIJN 2003/86/EG VAN DE RAAD van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging L 251/12 RICHTLIJN 2003/86/EG VAN DE RAAD van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met

Nadere informatie

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 30 maart 2007 (13.04) (OR.en) ST 8028/07 Interinstitutioneel dossier: 2006/0135(CNS) LIMITE JUSTCIV 75

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 30 maart 2007 (13.04) (OR.en) ST 8028/07 Interinstitutioneel dossier: 2006/0135(CNS) LIMITE JUSTCIV 75 Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 30 maart 2007 (13.04) (OR.en) PUBLIC ST 8028/07 Interinstitutioneel dossier: 2006/0135(CNS) LIMITE JUSTCIV 75 NOTA van: het voorzitterschap aan: het Coreper/de

Nadere informatie

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 29 april 2003 (12.05) (OR. el) 8696/03 LIMITE VISA 70 COMIX 260

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 29 april 2003 (12.05) (OR. el) 8696/03 LIMITE VISA 70 COMIX 260 Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 29 april 2003 (12.05) (OR. el) PUBLIC 8696/03 LIMITE VISA 70 COMIX 260 NOTA van: aan: Betreft: de Griekse delegatie de Groep visa Ontwerp-beschikking van de

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 3 november 2000 (15.11) (OR. fr) 12957/00 LIMITE MIGR 89 COMIX 785

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 3 november 2000 (15.11) (OR. fr) 12957/00 LIMITE MIGR 89 COMIX 785 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 3 november 2000 (15.11) (OR. fr) 12957/00 LIMITE MIGR 89 COMIX 785 NOTA van: aan: Betreft: het Voorzitterschap het Strategisch Comité immigratie, grenzen en asiel initiatief

Nadere informatie

GEMOTIVEERD ADVIES VAN EEN NATIONAAL PARLEMENT INZAKE DE SUBSIDIARITEIT

GEMOTIVEERD ADVIES VAN EEN NATIONAAL PARLEMENT INZAKE DE SUBSIDIARITEIT Europees Parlement 2014-2019 Commissie juridische zaken 4.11.2015 GEMOTIVEERD ADVIES VAN EEN NATIONAAL PARLEMENT INZAKE DE SUBSIDIARITEIT Betreft: Gemotiveerd advies van de Tsjechische senaat over het

Nadere informatie

CIRCULAIRE NOTA. (16 mei 2008)

CIRCULAIRE NOTA. (16 mei 2008) K O N I N K R I J K BE L G I Ë F e d e r a l e O v e r h e i d s d i e n s t B u i t e n l a n d s e Z a k e n, B u i t e n l a n d s e H a n d e l e n O n t w i k k e l i n g s s a m e n w e r k i n g

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017 Datum van inontvangstneming : 07/07/2017 Vertaling C-322/17-1 Zaak C-322/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 mei 2017 Verwijzende rechter: High Court (Ierland) Datum van de

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie juridische zaken 15.6.2011 MEDEDELING AAN DE LEDEN (49/2011) Betreft : Met redenen omkleed advies van de senaat van de Republiek Italië over het voorstel voor een

Nadere informatie

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van EUROPESE COMMISSIE Brussel, 14.3.2019 C(2019) 1922 final GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE van 14.3.2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de

Nadere informatie

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 19 april 2006 (24.04) (OR. en) 8478/06 LIMITE VISA 109 FRONT 80 COMIX 383. NOTA het secretariaat-generaal

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 19 april 2006 (24.04) (OR. en) 8478/06 LIMITE VISA 109 FRONT 80 COMIX 383. NOTA het secretariaat-generaal Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 19 april 2006 (24.04) (OR. en) PUBLIC 8478/06 LIMITE VISA 109 FRONT 80 COMIX 383 NOTA van: aan: vorig doc. Betreft: het secretariaat-generaal de Raad 8277/06

Nadere informatie

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid 1 Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid SCSZG/18/097 BERAADSLAGING NR 18/055 VAN 8 MEI 2018 MET BETREKKING TOT DE MEDEDELING VAN PERSOONSGEGEVENS DOOR

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 2 juni 2003 (06.06) (OR. en) 9748/03 LIMITE VISA 91 FRONT 67 COMIX 326

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 2 juni 2003 (06.06) (OR. en) 9748/03 LIMITE VISA 91 FRONT 67 COMIX 326 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 2 juni 2003 (06.06) (OR. en) 9748/03 LIMITE VISA 91 FRONT 67 COMIX 326 NOTA van: het voorzitterschap aan: de Groep visa nr. vorig doc.: 8696/03 VISA 70 COMIX 260 Betreft:

Nadere informatie

BERICHT AAN DE GEMEENTEN GEMEENTERAADSVERKIEZINGEN VAN 14 OKTOBER 2012

BERICHT AAN DE GEMEENTEN GEMEENTERAADSVERKIEZINGEN VAN 14 OKTOBER 2012 BERICHT AAN DE GEMEENTEN GEMEENTERAADSVERKIEZINGEN VAN 14 OKTOBER 2012 INSCHRIJVING VAN VREEMDELINGEN DIE IN BELGIË VERBLIJVEN EN DIE GEEN ONDERDANEN ZIJN VAN EEN LIDSTAAT VAN DE EUROPESE UNIE De omzendbrief

Nadere informatie

Zaak T-155/04. SELEX Sistemi Integrati SpA tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

Zaak T-155/04. SELEX Sistemi Integrati SpA tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen Zaak T-155/04 SELEX Sistemi Integrati SpA tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen Mededinging Misbruik van machtspositie Begrip.onderneming' Klacht Afwijzing" Arrest van het Gerecht (Tweede kamer)

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 16 FEBRUARI 2012 F.10.0115.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. F.10.0115.N 1. K.P., 2. H.D.S., eisers, vertegenwoordigd door mr. Paul Wouters, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 1050

Nadere informatie