Zal de crisisheffing standhouden in Straatsburg?

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Zal de crisisheffing standhouden in Straatsburg?"

Transcriptie

1 Zal de crisisheffing standhouden in Straatsburg? Student J. Rezelman Studentnummer Mastertrack Fiscaal recht: Internationaal en Europees belastingrecht Begeleider mr. A.L. Mertens Datum 2 januari 2017

2 Abstract Voor u ligt mijn scriptie met als probleemstelling: Zal het EHRM ten aanzien van de Europeesrechtelijke aspecten van de crisisheffing tot eenzelfde oordeel komen als de Hoge Raad? Hiertoe is de doelstelling en totstandkoming van de crisisheffing onderzocht, alsmede de jurisprudentie van het EHRM ten aanzien van verboden discriminatie en het ongestoord genot van eigendom, in het bijzonder met betrekking tot terugwerkende kracht en louter budgettaire redenen als rechtvaardigingsgrond. Vervolgens heb ik de arresten van de Hoge Raad en de daarover verschenen literatuur beschouwd. Tot slot is nog een uitstapje gemaakt naar een door de Franse wetgever ingevoerde soortgelijke regeling waarbij de oordelen van het Conseil Constitutionnel zijn beschouwd. Ik ben allereerst tot de conclusie gekomen dat ik verwacht dat het EHRM zal oordelen dat geen sprake is van verboden discriminatie. Deze conclusie is gebaseerd op het feit dat de beleidskeuze van de wetgever niet van enige grond is ontbloot. Het EHRM zal daarbij gelet op de blijkens haar jurisprudentie aan de wetgever toekomende ruime beoordelingsvrijheid slechts marginaal toetsen. Daarna ben ik tot de conclusie gekomen dat het EHRM naar ik hoop zal oordelen dat ten aanzien van de onvoorzienbare terugwerkende kracht over het aankondigingstijdstip heen sprake is van ongeoorloofde inbreuk op het ongestoord genot van eigendom. De bestaande jurisprudentie geeft daartoe voldoende aanknopingspunten. Op de peildatum niet meer bestaande inhoudingsplichtigen hebben daarbij naar mijn mening een extra ijzer in het vuur aangezien de crisisheffing niet als nagekomen verplichting is aan te merken. Inhoudingsplichtigen die van mening zijn dat sprake is van een individual excessive burden zullen een zware kluif hebben aan het aannemelijk maken hiervan. Tot slot ben ik tot de conclusie gekomen dat de invoering van een constitutionele rechterlijke instantie in Nederland aanbeveling verdient uit het oogpunt van rechtsbescherming van belastingplichtigen.

3 Inhoudsopgave Abstract Lijst van gebruikte afkortingen Inleiding Aanleiding Probleemstelling Onderzoeksopzet Doelstelling en totstandkoming crisisheffing Vormgeving Terugwerkende kracht Doelstelling van de crisisheffing Conclusie Discriminatieverbod van art. 14 EVRM en art. 26 IVBPR Toetsingskader EHRM Toetsingskader HR Conclusie Strijdigheid belastingheffing met art. 1 EP EVRM Wanneer is sprake van eigendom en van aantasting van eigendom? Wanneer is aantasting van eigendom geoorloofd? Lawfulness Legitimate aim Fair balance Conclusie Het oordeel van de Hoge Raad Toetsing aan Art. 26 IVBPR en art. 14 EVRM Toetsing aan Art. 1 EP EVRM Conclusie Crisisheffing Frankrijk Inkomstenbelastingtarief van 75% Taxe exceptionnelle Toetsing grondrechten Conclusie Conclusie Literatuurlijst Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage

4 Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage

5 Lijst van gebruikte afkortingen art. artikel A-G Advocaat-Generaal van de Hoge Raad der Nederlanden BNB Beslissingen in belastingzaken Nederlandse Belastingrechtspraak CBS Centraal Bureau voor de Statistiek e.a. en anderen EU Europese Unie ECRM Europese Commissie voor de Rechten van de Mens EHRC European Human Rights Cases EHRM Europees Hof voor de Rechten van de Mens EP EVRM Eerste Protocol bij het EVRM EVRM Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens GW Grondwet HR Hoge Raad der Nederlanden IVBPR Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten Jo. juncto MBB Maandblad Belasting Beschouwingen NTFR Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht NTFR-B Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht Beschouwingen R.o. rechtsoverweging TFB Tijdschrift Formeel Belastingrecht V-N Vakstudie-Nieuws VSO vaststellingsovereenkomst Wet LB 1964 Wet op de loonbelasting 1964 WFR Weekblad Fiscaal Recht 3

6 1. Inleiding 1.1 Aanleiding In 2012 verkeerde Nederland, en vele andere landen met haar, in economisch slecht weer. Teneinde na de val van kabinet-rutte I het huishoudboekje in overeenstemming te brengen met de eisen van het Stabiliteits- en Groeipact van de Europese begrotingsunie werd tussen VVD, CDA, D66, GroenLinks en ChristenUnie een begrotingsakkoord gesloten, ook wel bekend als het Kunduzakkoord. Een van de fiscale maatregelen uit dit akkoord 1 betrof de per 1 januari 2013 ingevoerde eenmalige pseudo-eindheffing hoog loon, ook wel bekend als de crisisheffing 2. Kort gezegd betrof dit een van werkgevers geheven belastingheffing van 16% over het fiscale loon in het voorafgaande jaar van een werknemer voor zover dit fiscale loon meer bedroeg dan E Overigens bleek een jaar later dat eenmalig toch niet eenmalig was aangezien de crisisheffing eenmalig (!) met een jaar werd verlengd 3. Qua opbrengst heeft de crisisheffing zijn doel bereikt. Uit cijfers van het CBS blijkt dat de in 213 geheven crisisheffing een opbrengst kende van E 597 miljoen, waarbij de gemiddelde bijdrage per werkgever E bedroeg 4. Deze heffing stuitte echter op veel verzet. Enerzijds bij (belangenorganisaties van) werkgevers zoals bijvoorbeeld betaald voetbalorganisaties welke naar hun mening onevenredig zwaar werden getroffen door de crisisheffing 5. Anderzijds in de fiscale literatuur waarin al snel werd opgemerkt dat de crisisheffing (onder andere) in strijd kan zijn met Europees recht. Zoals door bijvoorbeeld Van Eijsden die niet alleen vanuit fiscaaltechnisch perspectief kanttekeningen plaatst bij de crisisheffing maar daarnaast ook kanttekeningen plaatst bij de legitimiteit van de wetgeving en de wetgever 6. 1 Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013, 12 juli 2012, Stb. 2012, Ik gebruik in deze scriptie de termen pseudo-eindheffing hoog loon en crisisheffing door elkaar. Beide termen hebben een identieke betekenis. 3 Belastingplan 2014, 18 december 2013, Stb. 2013, Crisisheffing 2012: definitieve cijfers, CBS.nl, 10 december KNVB in verweer tegen crisisheffing, NOS.nl, 4 april J.A.R. van Eijsden, WFR 2013/538. 4

7 Er is massaal bezwaar gemaakt tegen de crisisheffing. Naar aanleiding daarvan is door de Belastingdienst overleg gevoerd met koepelorganisaties van fiscale dienstverleners. Hierin is besloten tot de hoogste rechtelijke instantie een aantal proefprocedures te voeren. Indien men wilde dat het bezwaarschrift door de Belastingdienst werd aangehouden tot een uitspraak door de hoogste rechtelijke instantie dan dienden belastingplichtigen een vaststellingsovereenkomst te ondertekenen (hierna VSO). In deze VSO waren de belangrijkste rechtsvragen opgenomen behoudens de individual excessive burden. Ingeval een belastingplichtige een beroep op een dergelijke last wilde doen diende derhalve een individuele procedure te worden opgestart. In zijn conclusie van 18 juni 2015 inzake de crisisheffing 2013 stelt A-G Wattel dat de crisisheffing in strijd is met het Europeesrechtelijk eigendomsrecht voor zover het de loonsom betreft die voor 25 mei 2012 is betaald 7. Op 17 november 2015 heeft A-G Wattel tevens zijn conclusie gegeven ten aanzien van de crisisheffing Hij is van mening dat de terugwerkende kracht van de eenmalig verlengde crisisheffing eveneens strijdig is met Europees recht 8. Op 29 januari 2016 heeft de Hoge Raad (hierna: HR) zijn arresten gewezen ten aanzien van de twee zaken waarin A-G Wattel een conclusie had genomen. De HR komt ten opzichte van de A-G tot een volstrekt tegenovergesteld oordeel: zowel de crisisheffing als de crisisheffing is niet in strijd met Europees recht. Arresten waarvan bijvoorbeeld Meussen en Dijkstra met teleurstelling en een zeker gevoel van ongeloof hebben kennisgenomen Probleemstelling In deze scriptie wordt onderzocht of het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) de crisisheffing in overeenstemming acht met Europees recht aan de hand van de volgende probleemstelling: 7 Conclusie A-G Wattel 18 juni 2015, nr. 15/ Conclusie A-G Wattel 17 november 2015, nr. 15/ HR 29 januari 2016, nr. 15/00340, BNB 2016/ HR 29 januari 2016, nr. 15/03090, BNB 2016/ G.T.K. Meussen & C.M. Dijkstra, WFR 2016/88. 5

8 Zal het EHRM ten aanzien van de Europeesrechtelijke aspecten van de crisisheffing tot eenzelfde oordeel komen als de Hoge Raad? 1.3 Onderzoeksopzet Deze vraag wordt middels een aantal deelvragen beantwoord. Allereerst bespreek ik in hoofdstuk 2 hoe de crisisheffing is vormgegeven en tot stand is gekomen. Daarna wordt in hoofdstuk 3 de vraag beantwoord wanneer volgens het EHRM sprake is van een schending van art. 14 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) en art. 26 Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (hierna: IVBPR). Hoofdstuk 4 staat in het teken van de vraag wanneer belastingheffing volgens het EHRM in strijd is met art. 1 Eerst Protocol EVRM (hierna EP EVRM). Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 stilgestaan bij het oordeel van de HR over de crisisheffing. Aangezien Frankrijk een soortgelijke heffing kende beschouw ik in hoofdstuk 6 het oordeel van het Franse Constitutionele Hof over deze Franse heffing en hoe dit zich verhoudt tot de vormgeving van de crisisheffing. Tot slot sluit ik deze scriptie af met een conclusie. Daar waar nodig zal vanzelfsprekend worden ingegaan op verschillen in totstandkoming en de eventuele gevolgen daarvan van de in 2013 en in 2014 geheven crisisheffing. 2. Doelstelling en totstandkoming crisisheffing Zowel bij de crisisheffing 2013 als de crisisheffing 2014 lijkt sprake te zijn van terugwerkende kracht. Daarnaast lijkt de regeling louter om budgettaire redenen te zijn ingevoerd. Aangezien deze punten van belang zijn voor de vraag of sprake is van strijd met Europees recht wordt in dit hoofdstuk gekeken wanneer sprake is van terugwerkende kracht. Daarnaast zullen de redenen voor invoering van deze regeling nader worden onderzocht. Allereerst zal echter in het kort worden gekeken naar de wijze waarop de crisisheffing is vormgegeven. 2.1 Vormgeving De crisisheffing is per 1 januari 2013 opgenomen in art. 32bd Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB 1964) en is met ingang van 1 januari 2015 vervallen. De crisisheffing is vormgegeven als eindheffing en wel als pseudo-eindheffing. Kenmerk van eindheffingen is 6

9 dat de inhoudingsplichtige over specifieke vormen van loon de heffing voor zijn rekening dient te nemen. De heffing komt naast de heffing bij de werknemer 12. Er is derhalve sprake van economisch dubbele heffing aangezien het heffingen betreffen over hetzelfde object. Ten opzichte van de overige pseudo-eindheffingen is de crisisheffing een wat vreemde eend in de bijt aangezien de crisisheffing in tegenstelling tot de overige pseudo-eindheffingen niet is te kenmerken als een strafheffing teneinde ongewenst gedrag te beïnvloeden. Zie voor de tekst van art. 32bd lid 1 Wet LB 1964 bijlage 1. In art. 10f lid 1 Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 was de heffing veiliggesteld ingeval een dienstbetrekking werd omgezet in een andere arbeidsverhouding. In het tweede lid werd geregeld dat de crisisheffing werd geheven van de rechtsopvolger van een inhoudingsplichtige die op 31 maart van het kalenderjaar niet meer inhoudingsplichtig was. In dat geval deed de merkwaardige situatie zich voor dat toch crisisheffing was verschuldigd door de rechtsopvolger ingeval bijvoorbeeld de inhoudingsplichtige voor 31 maart van het betreffende jaar was geliquideerd of gefuseerd. Zonder deze regel zou heffing in dergelijke gevallen niet geeffectueerd kunnen worden. Hier zijn echter wel enige kanttekeningen bij te plaatsen, zeker in geval de inhoudingsplichtige op de peildatum (31 maart) niet meer bestond. Zo is Werger van mening dat een beroep op art. 1 EP EVRM kansrijk is ingeval een inhoudingsplichtige voor 1 januari 2013 is opgehouden te bestaan 13. Hij wijst erop dat de crisisheffing geen nagekomen verplichting is die betrekking had op de periode dat de inhoudingsplichtige nog wel bestond aangezien het een verplichting is die pas op de peildatum ontstond. Ook de redactie van Vakstudie Nieuws (hierna: V-N) is van mening dat de crisisheffing die is verschuldigd door een inhoudingsplichtige die niet meer bestaat niets van doen heeft met andere nagekomen verplichtingen 14. Zie tevens de noot van de redactie van V-N onder de conclusie van A-G Wattel van 18 juni 2015 waarin ze aangeeft dat geen sprake is van een materiele belastingschuld als de inhoudingsplichtige op de peildatum (31 maart) niet meer bestaat 15. De regering heeft aangegeven dat deze situatie niet verschilt van andere nagekomen verplichtingen 16. De leden van de CDA-fractie hebben aangegeven dat die 12 Kamerstukken II, , , nr. 7., p F.M. Werger, NTFR-B 2013/ Redactie Vakstudie Nieuws, V-N 2012/ Redactie Vakstudie Nieuws, V-N 2015/ Kamerstukken II, , , nr. 7, p

10 vergelijking mank lijkt te gaan, aangezien de afdrachtplicht geen nagekomen verplichting is die betrekking heeft op een periode waarin de belastingplichtige nog wel bestond 17. Het is een nieuwe verplichting die op de peildatum (31 maart) ontstaat. Werger 18 heeft verder nog opgemerkt dat dit voor een inhoudingsplichtige van eerder genoemde gewezen werknemer anders ligt aangezien in dat geval de inhoudingsplichtige nog bestaat op 31 maart en de crisisheffing daarom dus op hem van toepassing is. Ik ben van mening dat de crisisheffing een nieuwe verplichting schept op de peildatum (31 maart) en dat deze niet kan worden aangemerkt als nagekomen verplichting en dat de crisisheffing op dit punt arbitrair is. De uiterst merkwaardige situatie kan zich voor doen dat een inhoudingsplichtige die in 2012 nog voordat de eerste aankondiging (in welke vorm dan ook) van de invoering van de crisisheffing is ontbonden toch wordt geconfronteerd met crisisheffing. Hier is naar mijn mening met de beste wil van de wereld geen rechtvaardigingsgrond voor aan te voeren die door belastingplichtigen als rechtvaardig zal worden ervaren. 2.2 Terugwerkende kracht Een onderdeel van de vraag of de crisisheffing in strijd is met art. 1 EP EVRM is de terugwerkende kracht die van de maatregel uitgaat. Zie voor de van belang zijnde data bijlage 2. Aangezien de crisisheffing 2013 respectievelijk de crisisheffing 2014 als grondslag het in (geheel) 2012 respectievelijk 2013 genoten loon heeft en de maatregelen pas in de loop van 2012 respectievelijk 2013 werden aangekondigd lijkt sprake te zijn van terugwerkende kracht. De staatssecretaris dacht hier echter anders over zo blijkt uit zijn reactie op in de Eerste Kamer gezette vraagtekens bij de crisisheffing Hij ontkende dat sprake was van terugwerkende kracht en wees op de eenvoud van uitvoering en op het voorkomen van ontwijkgedrag door aan te sluiten bij het over 2012 genoten loon 19. Ten aanzien van de crisisheffing 2014 heeft de staatssecretaris zich überhaupt niet uitgelaten over mogelijke terugwerkende kracht van de maatregel. 17 Kamerstukken I, , , C, p F.M. Werger, NTFR-B 2013/ Kamerstukken I, , p

11 Bij terugwerkende kracht wordt veelal een onderscheidt gemaakt tussen formele en materiele terugwerkende kracht. Pauwels is van mening dat sprake is van formeel terugwerkende kracht: wanneer het aanvangsmoment van het temporele toepassingsbereik van een wet ( het feitelijke ingangstijdstip ) gelegen is voor het moment van inwerkingtreding van die wet 20. Schuver-Bravenboer heeft de volgende omschrijving gegeven van formeel terugwerkende kracht: Ná het inwerkingtredingsmoment veranderen de materiële rechtsgevolgen die zijn verbonden aan feiten die zich voordeden vóór het inwerkingtredingsmoment of aan toestanden die bestonden op het moment van aanvang van de werking dan wel in de periode tussen aanvang van de werking en het inwerkingtredingsmoment zijn ontstaan. 21. Pauwels heeft materieel terugwerkende kracht onder andere omschreven als: de rechtseconomische benadering waarbij de nadruk ligt op het effect van een nieuwe wet op beslissingen die rechtssubjecten hebben gemaakt. Grijpt een nieuwe rechtsregel in op beslissingen die in het verleden zijn gemaakt, dan is er sprake van terugwerkende kracht. 22. Schuver-Bravenboer verstaat onder materieel terugwerkende kracht: Aan een latent voor- of nadeel ( stille reserve ) dat vóór het werkingsmoment is ontstaan, worden ná dat moment bij het intreden van het relevante rechtsfeit andere rechtsgevolgen verboden dan het geval zou zijn geweest indien het relevante rechtsfeit vóór het werkingsmoment zou zijn ingetreden. 23. A-G Wattel heeft ten aanzien van zowel de crisisheffing 2013 als de crisisheffing 2014 geconcludeerd dat gelet op het feit dat de crisisheffing gedurende een gedeelte van 2012 respectievelijk 2013 nog niet voorzienbaar was sprake is van materieel terugwerkende kracht. Daarnaast is hij van mening dat tevens sprake is van formeel terugwerkende kracht. Het feit dat de staatssecretaris de terugwerkende kracht ten aanzien van de crisisheffing 2013 heeft ontkend is naar zijn mening onverklaarbaar en manifest onjuist M.R.T. Pauwels, NTFR-B 2010/ M. Schuver-Bravenboer, 2009, p M.R.T. Pauwels, 2009, p M. Schuver-Bravenboer, 2009, p Conclusie A-G Wattel 18 juni 2015, nr. 15/00340 respectievelijk Conclusie A-G Wattel 17 november 2015, nr. 15/

12 Gelet op het voorgaande ben ik van mening dat zowel ten aanzien van de crisisheffing 2013 als de crisisheffing 2014 sprake is van terugwerkende kracht. De vraag of sprake is van materieel of formeel terugwerkende kracht, of een combinatie daarvan, is in het kader van deze scriptie minder van belang. Zoals Thomas heeft aangegeven maakt het EHRM geen onderscheid tussen formele en materiele terugwerkende kracht van wetgeving. Het EHRM toets wel of een bepaalde wetswijziging voorzienbaar is voor burgers Doelstelling van de crisisheffing De doelstelling van de crisisheffing is slechts het op eenvoudige wijze binnenhalen van extra belastingopbrengsten om de begrotingsproblematiek op te lossen. Het begrotingstekort diende in 2013 immers te zijn teruggebracht tot 3% van het bruto binnenlands product, op straffe van een boete die kon oplopen tot E 1,2 miljard. De regeling is zoals hierna zal blijken slechts om louter budgettaire redenen ingevoerd. Op 25 mei 2012 kwam het Ministerie van Financiën met een nieuwsbericht over de Voorjaarsnota 2012 en het begrotingstekort Hierin werd onder andere vermeld zonder ingrijpen het EMU-tekort zou uitkomen op 4,4% en de staatsschuld zou toenemen tot 76% in 2015 en daarna verder zou blijven stijgen. Dit kon worden voorkomen door het voor 2013 gesloten begrotingsakkoord welke het EMU-tekort terugdrong naar 3%. Van dit begrotingsakkoord maakte de crisisheffing onderdeel uit. Volgens het begrotingsakkoord 2013 was de bedoeling van de maatregel hogere inkomens een extra bijdrage te laten leveren aan het oplossen van de begrotingsproblematiek 26. Daartoe is de crisisheffing in het leven geroepen voor een termijn van een jaar (althans dat was de bedoeling). Onder de maatregel vielen alle werkgevers met werknemers die in 2012 een loon hadden genoten dat hoger was dan E Indien voor de berekening zou worden uitgegaan van het loon over 2013 zou de bijdrage namelijk pas in 2014 kunnen worden berekend en afgedragen E. Thomas, WFR 2005/ Kamerstukken II, , , nr. 4, p Kamerstukken I, , , G, p

13 En hoe zit het dan met de doelstelling van de eenmalige verlenging van de eenmalige crisisheffing? Hierover is tijdens de parlementaire behandeling opgemerkt dat in het regeerakkoord was vastgelegd dat men zich diende te houden aan de begrotingsafspraken van het SGP. Om daaraan te voldoen is een pakket aan additionele maatregelen getroffen dat het begrotingstekort duurzaam onder de 3% moest brengen. Derhalve werd de crisisheffing eenmalig gecontinueerd 28. Ten aanzien van het eenmalige karakter werd opgemerkt dat het voor het kabinet geen eenvoudige beslissing was om de crisisheffing met een jaar te verlengen. De buitengewone budgettaire taakstelling om de overheidsfinanciën op orde te brengen noopte het kabinet tot deze maatregel. Het was een noodmaatregel in bijzondere economische omstandigheden 29. Gelet op het vorenstaande kan niet anders dan geconcludeerd worden dat zowel de crisisheffing 2013 als de crisisheffing 2014 om louter budgettaire redenen zijn ingevoerd. 2.4 Conclusie Het standpunt van de regering dat ingeval een inhoudingsplichtige op de peildatum (31 maart) niet meer bestaat de crisisheffing dient te worden aangemerkt als een nagekomen verplichting is naar mijn mening onjuist. De cisisheffing dient te worden aangemerkt als een nieuwe verplichting die op de peildatum (31 maart) ontstaat. Daarnaast kan worden geconcludeerd dat aan zowel de crisisheffing 2013 als de crisisheffing 2014, hetzij formeel hetzij materieel, of een combinatie van beide, terugwerkende kracht is toegekend. Tot slot is gebleken dat de crisisheffing om louter budgettaire redenen is ingevoerd. 3. Discriminatieverbod van art. 14 EVRM en art. 26 IVBPR Aangezien in art. 120 Grondwet (hierna: GW) een toetsingsverbod van wetten en verdragen is opgenomen mag de rechter geen wetten (in formele zin) toetsen aan bijvoorbeeld het in art. 1 GW opgenomen discriminatieverbod. Het komt dan ook regelmatig voor dat belastingplichtigen zich beroepen op een ieder verbindende bepalingen uit verdragen die rechtstreekse werking hebben, zoals art. 14 EVRM in samenhang met art. 1 van het Twaalfde 28 Kamerstukken II, , , nr. 1, p Kamerstukken II, , , nr. 11, p

14 Protocol van het EVRM en art. 26 IVBPR, indien de vraag zich opwerpt of een bepaalde wet in strijd is met het in deze artikelen opgenomen discriminatieverbod. Allereerst zal een uiteenzetting volgen van het toetsingskader van het EHRM gevolgd door een uiteenzetting van het door de HR gehanteerde toetsingskader. 3.1 Toetsingskader EHRM Ingevolge art. 14 van het EVRM moet het genot van de rechten en vrijheden die in dit Verdrag zijn vermeld, worden verzekerd zonder enig onderscheid op welke grond ook, zoals geslacht, ras, kleur, taal, godsdienst, politieke of andere mening, nationale of maatschappelijke afkomst, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte of andere status. De werkingssfeer van dit artikel is beperkt tot de in dit verdrag en de daarbij behorende protocollen neergelegde rechten en vrijheden. Dit artikel is derhalve accessoir 30. Ingevolge art. 1 van het Twaalfde Protocol EVRM moet het genot van elk in de wet neergelegd recht worden verzekerd zonder enige discriminatie op welke grond ook, zoals geslacht, ras, kleur taal, godsdienst, politieke of andere mening, nationale of maatschappelijke afkomst, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte of andere status. Niemand mag worden gediscrimineerd door enig openbaar gezag op met name een van voormelde gronden. Zoals Gerards 31 opmerkt zijn in bovenstaande bepalingen geen limitatieve opsommingen opgenomen en is de perceptie en laakbaarheid van bepaalde gronden van onderscheid afhankelijke van op een bepaald moment heersende opvattingen. Ingevolge art. 26 IVBPR zijn allen voor de wet gelijk en hebben zij zonder discriminatie aanspraak op gelijke bescherming door de wet. In dit verband verbiedt de wet discriminatie van welke aard ook en garandeert zij een ieder gelijke en doelmatige bescherming tegen discriminatie op welke grond ook, zoals ras, huidskleur, geslacht, taal, godsdienst, politieke of andere overtuiging, nationale of maatschappelijke afkomst, eigendom, geboorte of andere status. Deze bepaling is autonoom van aard en werkt rechtstreeks. Overigens acht het Comité voor de rechten van de mens de toepasbaarheid van dit artikel beperkt tot 30 A-G Van Hilten 10 september 22 oktober 2009, nr. 08/ Gerards, NJCM Bulletin 2004/2. 12

15 discriminatiegronden zoals die welke in de tweede volzin van de bepaling zijn genoemd 32. De HR lijkt minder strak in de leer en toetst desalniettemin aan dit artikel 33. In beginsel dienen volgens het EHRM gelijke gevallen derhalve gelijk behandeld te worden en ongelijke gevallen ongelijk in de mate dat ze ongelijk zijn. Echter, niet elke ongelijke behandeling van gelijke gevallen is verboden 34. Een ongelijke behandeling is alleen verboden indien geen sprake is van een objectieve en redelijke rechtvaardiging. Ofwel, indien er geen gerechtvaardigde doelstelling is of als er geen redelijke verhouding is tussen de het onderscheid veroorzakende maatregel en het beoogde gerechtvaardigde doel, dan is sprake van discriminatie. Het is vaste jurisprudentie van het EHRM, het Comité voor de rechten van de mens en de HR dat bij de beantwoording van de vraag of sprake is van verboden discriminatie centraal staat of voor het geconstateerde verschil in behandeling een redelijke en objectieve rechtvaardigingsgrond bestaat 35. General measures of economic or social strategy omvat tevens belastingheffing. Op fiscaal gebied komt de wetgever een ruime beoordelingsvrijheid toe bij de beoordeling van de vraag in hoeverre voor verschillen in behandeling van voor deze bepalingen vergelijkbare situaties een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat. Zolang het geen onderscheid op basis van aangeboren kenmerken van een persoon, zoals geslacht, ras en etnische afkomst gaat, dient het oordeel van de wetgever te worden geëerbiedigd, tenzij dit van redelijke grond ontbloot is zo heeft het EHRM uiteengezet 36. De omvang van de beoordelingsvrijheid van de wetgever is afhankelijk van de grond van het onderscheid. Bij belastingheffing komt de wetgever een ruime beoordelingsvrijheid toe en toetst het Hof marginaal. De beleidskeuze van de wetgever zal derhalve gevolgd worden tenzij deze evident van redelijke grond is ontbloot. 3.2 Toetsingskader HR In de jurisprudentie van de HR bestaat geen wezenlijk verschil tussen art. 14 EVRM en art. 26 IVBPR 37. De HR heeft zijn toetsingskader ten aanzien van het discriminatieverbod zoals vastgelegd in art. 14 EVRM en art. 26 IVBPR uiteengezet in zijn arresten betreffende de 32 Comité voor de rechten van de mens, 25 juli 2005, nr. 1192/2003, (De Vos). 33 A-G Van Hilten 10 september 22 oktober 2009, nr. 08/ EHRM 29 april 2008, nr /05, (Burden and Burden v. UK). Zie tevens bijlage A-G Van Hilten 10 september 22 oktober 2009, nr. 08/ EHRM 12 april 2006, nr /01 en 65900/01, (Stec and others v. UK). Zie tevens bijlage Bruijsten, NDFR, commentaar bij art. 14 EVRM. 13

16 faciliteit voor bedrijfsopvolging en heeft daarbij aangegeven dat de rechtspraak van het EHRM voor hem leidend is. Er is op grond van art. 53 EVRM derhalve een mogelijkheid om verdergaande bescherming te bieden dan de minimumbescherming van het EVRM. De HR geeft aan van mening te zijn deze verdergaande bescherming niet te kunnen bieden doordat art. 94 GW deze ruimte naar zijn mening niet geeft. Boer, Lubbers & Vording 40 achten deze benadering van de HR juist. Van der Hulle 41 is echter van mening dat art. 53 EVRM niet alleen aan de nationale wetgever de vrijheid geeft om verdergaande bescherming te bieden. Hij verwijst daarbij naar de Engelse vertaling van dit artikel de ruime uitleg door het EHRM van het begrip law zonder daaraan formele eisen te verbinden. De Nederlandse belastingrechter zou het derhalve zijn toegestaan verdergaande bescherming te bieden zonder daarbij in strijd te handelen met art. 53 EVRM. Tevens wijst hij erop dat het EHRM een ruime beoordelingsmarge hanteert voor de wetgever aangezien het EHRM minder goed in staat is om bepaalde keuzes en afwegingen van de wetgever te beoordelen. De rechtspraak van het EHRM laat de nationale rechter, zo geeft Van der Hulle aan, de ruimte om een strengere toets aan te leggen dan het EHRM aangezien die in een betere positie verkeerd om een afweging te maken ten aanzien van de verenigbaarheid van nationale wetgeving met het door het EVRM gewaarborgde discriminatieverbod. Ook Dusarduijn 42 is van mening dat het de Nederlandse belastingrechter op grond van art. 53 EVRM is toegestaan een verdergaande bescherming te bieden. Ze is van mening dat de terughoudendheid van de HR genuanceerd kan en moet worden aangezien de kwaliteit van het fiscale recht een serieuze toetsing verdient. Dat het geen gemakkelijke opgave is om met succes belastingwetgeving aan te vechten met een beroep op het door het IVBPR en het EVRM gewaarborgde discriminatieverbod blijkt wel uit het feit dat Van der Hulle vaststelt dat dit sinds augustus 2001 niet meer is gelukt HR 22 november 2013, nr. 13/01622, BNB 2014/30. Zie bijlage HR 22 november 2013, nr. 13/02453, BNB 2014/31. Zie bijlage Boer, Lubbers & Vording, WFR 2014/ Van der Hulle, MBB 2015/ Dusarduijn, MBB 2016/ Van der Hulle, MBB 2015/09. 14

17 3.3 Conclusie De discriminatieverboden van art. 14 EVRM en art. 26 IVBPR verbieden volgens het EHRM niet elke ongelijke behandeling van gelijke gevallen. Verboden is de ongelijke behandeling waarbij een redelijke en objectieve rechtvaardiging ontbreekt. Er dient sprake te zijn van een gerechtvaardigde doelstelling of een redelijke verhouding tussen de onderscheid veroorzakende maatregel en het beoogde gerechtvaardigde doel. Zo niet, dan is sprake van ongeoorloofde discriminatie. De grond van het onderscheid bepaalt de omvang van de beoordelingsvrijheid voor de wetgever. Bij belastingwetgeving is sprake van een zeer ruime beoordelingsvrijheid. De HR volgt de lijn van het EHRM en is van mening dat hij geen verdergaande bescherming kan bieden dan het EHRM, al wordt hierover in de literatuur verschillend gedacht. Vanuit de optiek van de HR gezien is dit naar mijn mening een begrijpelijk standpunt. Je kunt je echter afvragen of dit een wenselijk standpunt is. Vanuit het oogpunt van rechtsbescherming is verdergaande bescherming gewenst. Belastingplichtigen hoeven op dit punt naar het zich thans laat aanzien geen andere opstelling te verwachten van de HR. Een beroep op de discriminatieverboden van art. 14 EVRM en art. 26 IVBPR zal ten aanzien van belastingwetgeving mijns inziens niet snel tot succes leiden. 4. Strijdigheid belastingheffing met art. 1 EP EVRM De laatste jaren is in fiscale procedures een toename te zien in het aantal belastingplichtigen dat een beroep doe op art. 1 EP EVRM. In art. 1 EP EVRM is het ongestoord genot van eigendom vastgelegd. Dit artikel beoogd bescherming te bieden tegen ongeoorloofde eigendomsontneming door een staat. Dat wil echter niet zeggen, zoals blijkt uit de derde volzin, dat iedere inbreuk op het ongestoord genot van eigendom ongeoorloofd is. Zo is een inbreuk noodzakelijk voor de bekostiging van zaken in het algemeen belang, welke op hun beurt onder andere zorgdragen tot het zekerstellen van individuele eigendom. Voor de vraag of sprake is van een volgens het EVRM geoorloofde inbreuk op het ongestoord genot van eigendom dienen de volgende stappen te worden doorlopen: 1. is sprake van eigendom? 2. zo ja, is die eigendom aangetast? 3. zo ja, is die aantasting geoorloofd? Deze stappen zullen in dit hoofdstuk nader worden beschouwd. 15

18 4.1 Wanneer is sprake van eigendom en van aantasting van eigendom? Wat dient te worden verstaan onder het begrip eigendom blijkt niet uit art. 1 EP EVRM zelf. Het begrip eigendom dient derhalve te worden uitgelegd door het EHRM. Zoals door Bruijsten 44 uiteengezet is valt niet alleen het de juridische eigendom van een zaak onder dit begrip maar ook niet formeel-juridisch vastgelegde eigendom. Hij geeft aan dat op grond van jurisprudentie van het EHRM onder dit begrip tevens financiële aanspraken vallen en dat, mits sprake is van een legitieme verwachting, alle vermogensrechten onder dit begrip vallen. Zo ook belastingvorderingen en een recht op belastingaftrek. Of het recht op verliesverrekening onder dit begrip valt is nog onduidelijk. Er is derhalve sprake van een ruime uitleg van het begrip eigendom door het EHRM. Nadat is vastgesteld dat sprake is van eigendom dient te worden gekeken of sprake is van aantasting van deze eigendom. Belastingheffing is een aantasting van eigendom welke blijkens art. 1 EP EVRM is geoorloofd mits is voldaan aan een aantal vereisten. Deze vereisten zullen in het volgende onderdeel besproken worden. Ten aanzien van de vragen of sprake is van eigendom en, als dat het geval is, een aantasting daarvan, dient opgemerkt te worden dat het EHRM deze twee vragen regelmatig overslaat en zich beperkt tot de vraag of een dergelijke aantasting is geoorloofd. 4.2 Wanneer is aantasting van eigendom geoorloofd? Om de vraag te beantwoorden of eigendom geoorloofd is heeft het EHRM een drietal toetsen aangelegd: 1. is de aantasting lawful? 2. is sprake van een legitimate aim? 3. is sprake van een fair balance? Al deze toetsen dienen succesvol te worden afgelegd wil sprake zijn van een geoorloofde inbreuk op het door art. 1 EP EVRM gewaarborgde ongestoord genot van eigendom. 44 Bruijsten, WFR 2011/68. 16

19 4.2.1 Lawfulness Voor een geoorloofde inbreuk op het eigendomsrecht dient de aantasting lawful te zijn. Deze eis brengt het legaliteitsbeginsel van het EHRM tot uitdrukking en is volgens het EHRM 45 ( ) the first and most important requirement of Article 1 of Protocol No. 1( ) Een maatregel die inbreuk maakt op het eigendomsrecht dient derhalve een wettelijke basis te hebben in het nationale recht en dient tevens 46 ( ) sufficiently accessible, precise and foreseeable te zijn. De lawful -toets bevat derhalve een voorzienbaarheidseis. In hoofdstuk 2 is geconstateerd dat zowel de crisisheffing 2013 als de crisisheffing 2014 terugwerkende kracht kennen. De vraag dient zich dan ook aan in hoeverre het EHRM terugwerkende kracht van wetgeving in overeenstemming acht met de lawfulness. Uit de jurisprudentie van het EHRM blijkt echter dat de terugwerkende kracht van wetgeving ook samenhangt met de fair balance -toets en dat het EHRM veelal onder deze fair balance -toets beoordeelt of de terugwerkende kracht de in deze toets begrepen proportionaliteitstoets kan doorstaan. Ik verwijs tevens naar de door Pauwels 47 hierover gemaakte opmerkingen. Gelet op het voorstaande zal ik de terugwerkende kracht van wetgeving derhalve nader beschouwen bij de fair balance -toets Legitimate aim Als voldaan is aan de lawfulness -toets dient vervolgens gekeken te worden of de maatregel die inbreuk maakt op het ongestoord genot van eigendom in het algemeen belang heeft plaats gevonden. De nationale wetgever heeft hierbij een wide margin of appreciation Het EHRM respecteert over het algemeen het oordeel van de nationale wetgever ten aanzien van wat in het algemeen belang is. Mocht het EHRM twijfels hebben over het al dan niet aanwezig zijn van een legitiem doel dan verwerkt hij deze in de proportionaliteitstoets welke wordt aangelegd bij de fair balance -toets. Voor de door Pauwels 50 gemaakte opmerkingen 45 EHRM 25 maart 1999, nr /96, (latridis v. Griekenland). Zie tevens bijlage EHRM 5 januari 2000, nr /96, (Beyeler v. Italië). 47 Pauwels, EHRC 2015/76. Zie tevens bijlage EHRM 13 mei 2013, nr /11, (N.K.M. v. Hungary). Zie bijlage Zie tevens de kanttekeningen in onderdeel 3.2 ten aanzien van de door de HR gevolgde lijn waarbij hij van mening is geen verdergaande bescherming te kunnen bieden dan het EHRM. 50 Pauwels, FED 2013/79. Zie bijlage 9. 17

20 over het feit dat het EHRM niet snel tot het oordeel komt dat een aantasting van het eigendomsrecht niet een legitiem doel dient verwijs ik u naar zijn noot bij voornoemd arrest Fair balance Zijn de voorgaande twee toetsen met goed gevolg doorlopen dan dient tot slot getoetst worden of sprake is van een redelijke proportionaliteit tussen de publieke en de private belangen. Ofwel, is er een redelijk evenwicht tussen het algemeen belang van de samenleving en de bescherming van het eigendomsbelang van de burger c.q. rechtspersoon? Er moet sprake zijn van een fair balance 51. Het EHRM hanteert hierbij wederom een wide margin of appreciation voor de nationale wetgever aangezien deze het beste in staat wordt geacht om te beoordelen of het algemeen belang is gediend. Er is niet alleen een toets op het niveau van regelgeving maar ook op individueel niveau, te weten de individual excessive burden 54. Zoals door bijvoorbeeld Dusarduijn 55 is opgemerkt heeft de wetgever geen ruime beoordelingsvrijheid op het punt van de individual excessive burden. Beoordeling van de omvang van de schending van het eigendomsrecht op individueel niveau kan niet worden overgelaten aan de wetgever zelf, die de inbreuk veroorzaakt, maar dient te worden overgelaten aan de rechter. Op de individual excessive burden kom ik later in dit hoofdstuk terug. Zoals in hoofdstuk 2 van deze scriptie is geconcludeerd is ten aanzien van zowel de crisisheffing 2013 als de crisisheffing 2014 sprake van onvoorzienbaar terugwerkende kracht, en is de maatregel voor beiden jaren om louter budgettaire redenen ingevoerd. De vraag doet zich dan ook voor in hoeverre onvoorzienbaar terugwerkende kracht onder de onderhavige proportionaliteitstoets is toegestaan en of louter budgettaire redenen een rechtvaardiging kunnen vormen voor terugwerkende kracht. 51 EHRM 23 oktober 1997, nrs /93, 21449/93 en 21675/93, (Building Soieties v. UK). 52 EHRM 13 mei 2013, nr /11, (N.K.M. v. Hungary). 53 Zie tevens de kanttekeningen in onderdeel 3.2 ten aanzien van de door de HR gevolgde lijn waarbij hij van mening is geen verdergaande bescherming te kunnen bieden dan het EHRM. 54 EHRM 23 september 1982, nr. 7151/75, (Sporrong en Lönnroth v. Sweden). 55 Dusarduijn, MBB 2016/

21 Terugwerkende kracht Het EHRM heeft zich in verschillende belastingzaken uitgelaten over terugwerkende kracht. Allereerst in de zaak A.B.C. and D. v. UK 56. Dit betrof antimisbruikwetgeving met terugwerkende kracht tot voor het moment van aankondiging. Een viertal solicitors waren in maart 1977 ieder een partnership aangegaan met kapitaalvennootschappen en een handelaar in commodity futers. Middels kunstmatige opzetjes geleden fiscale verliezen werden op deze wijze afgezet tegen de praktijkwinsten van de solicitors. De Britse wetgever kondigde vervolgens op 25 november 1977 wetgeving aan welke aftrekbaarheid van dergelijke verliezen met terugwerkende kracht tot 6 april 1976 onmogelijk maakte. Deze terugwerkende kracht werd door de ECRM niet in strijd geacht met art. 1 EP EVRM aangezien het de bestrijding van een specifieke vorm van belastingontwijking betrof, waarvan de effectiviteit al in twijfel was getrokken. De volgende zaak betrof de al eerder aangehaalde Building Societies 57. Dit betrof een met terugwerkende kracht ingevoerde regeling ten einde te voorkomen dat, als gevolg van een onverwachte ongeldigverklaring door het House of lords van bepaalde belastingmaatregelen, ongerechtvaardigde windfall benefits konden worden behaald. Aangezien het een reparatie van een tijdelijk lek in de belastingwetgeving betrof, waarvan het een ieder duidelijk was wat de heffingsbedoelingen waren, was hier volgens het EHRM sprake van een aanvaardbare inbreuk op het ongestoord genot van eigendom. In de zaak M.A. a.o. v. Finland 58 gaf het EHRM aan dat terugwerkende kracht onder art. 1 EP EVRM niet verboden is. Het betrof een op 16 september 1994 aangekondigde wetswijziging per 1 januari 1995 inzake de belastingheffing over werknemersopties, welke vanaf die datum tegen een hoger tarief werden belast. Bedrijven pasten daarop hun incentive programmes aan om uitoefening van dergelijke opties voor 1 januari 1995 mogelijk te maken. Om belastingheffing over kunstmatig vervroegde optie-uitoefeningen veilig te stellen werd aan de regeling terugwerkende kracht toegekend tot de aankondigingsdatum 16 september De materieel terugwerkende kracht viel volgens het EHRM binnen de ruime beoordelingsvrijheid van de wetgever, en de formeel terugwerkende kracht werd door hem proportioneel geacht gelet op het feit dat deze gericht was tegen oneigenlijk kunstmatig vervroegde optie- 56 ECRM 10 maart 1981, nr. 8531/79, (A., B., C. and D. v. UK). 57 EHRM 23 oktober 1997, nrs /93, 21449/93 en 21675/93, (Building Soieties v. UK). 58 EHRM 10 juni 2003, nr /95, (M.A. o.a. v. Finland). 19

22 uitoefeningen met als enig doel het verkrijgen van een lager belastingtarief. Het EHRM merkte daarbij op dat zijn oordeel anders had kunnen luiden als de terugwerkende kracht niet kunstmatig vervroegde optie-uitoefeningen had geraakt, hetgeen zich bij belanghebbenden echter niet voordeed. Het EHRM heeft wel een schending aangenomen van art. 1 EP EVRM in verband met terugwerkende kracht in de zaak Joubert 59, al was dat onder de legitimate aim -toets. Het betrof het met terugwerkende kracht opheffen van een heffingsbevoegdheidsgebrek tot het opleggen van navorderingsaanslagen door een onderdeel van de Franse fiscus. Het betrof een legislatieve interventie in een lopende procedure. In dergelijke situaties hanteert het EHRM een streng toetsingskader. Volgens het EHRM was geen legitiem doel in het algemeen belang aanwezig, ondanks het (louter budgettaire) belang van FF 1,1 miljard. In de enigszins op zichzelf staande zaken N.K.M. v. Hungary 60, G all v. Hungary 61 en R.Sz. v. Hungary 62 oordeelde het EHRM dat een belastingheffing van 98% over aan ambtenaren betaalde ontslagvergoedingen, voor zover deze een (laag) drempelbedrag overschreden (het effectieve tarief lag derhalve onder de 98%), in strijd is met art. 1 EP EVRM. Er was sprake van een individual excessive burden. Een van de redenen die aan dit oordeel ten grondslag ligt is de materiële terugwerkende kracht van deze regeling. Het EHRM somt in deze casus echter meerdere redenen en omstandigheden ter onderbouwing van zijn oordeel op zonder een bepaalde reden meer gewicht te geven dan andere redenen. Andere redenen waren bijvoorbeeld het ontbreken van overgangsrecht, de afwezigheid van een wettelijk lek of defect, er was geen sprake van misbruik door belastingplichtigen, substantiële persoonlijke lasten, het beginsel van gelijkheid voor publieke lasten, frustratie van werknemersverwachtingen en de verdrievoudiging (!) van het tarief. Het is dan ook erg lastig om hieraan conclusies te verbinden voor andere zaken met betrekking tot belastingwetgeving. Tot slot de zaak Arnaud c. France 63 betreffende een wijziging van het belastingverdrag tussen Frankrijk en Monaco, waardoor Frankrijk met terugwerkende kracht vermogensbelasting kon 59 EHRM 23 juli 2009, nr /05, (Joubert c. France). 60 EHRM 14 mei 2013, nr /11, (N.K.M. v. Hungary). 61 EHRM 25 juni 2013, nr /11, (Gall v. Hungary). 62 EHRM 2 juli 2013, nr /11, (R.Sz. v. Hungary). 63 EHRM 15 januari 2015, nr /11, (Arnaud c. France). 20

23 heffen van in Monaco wonende Fransen. Deze wijzigingen waren reeds voor de datum tot welke de regeling terugwerkt aangekondigd en de betreffende belastingplichtigen waren ook in de gelegenheid gesteld om voor de daadwerkelijke inwerkingtreding jaarlijks vrijwillig belasting af te dragen om desgewenst cumulatie van de verschuldigde belasting te voorkomen. Aangezien sprake was van een maatregel om belastingontwijking te voorkomen, deze voorzienbaar was door de tijdige aankondiging en men de mogelijkheid had om jaarlijks voorafgaand aan de daadwerkelijke inwerkingtreding van de maatregel vrijwillig belasting af te dragen, was volgens het EHRM deze maatregel niet in strijd met art. 1 EP EVRM. Inbreuk op het eigendomsgrondrecht als gevolg van terugwerkende kracht kan volgens het EHRM met uitzondering worden gerechtvaardigd indien belastingplichtigen de heffing konden verwachten uit antimisbruik- of reparatieoogpunt. Maatregelen met terugwerkende kracht die zich richten tegen belastingontwijking of ontduiking, misbruik of oneigenlijk gebruik van een maatregel worden door het EHRM geaccepteerd. Ook reparatie van windfall profits als gevolg van technische gebreken in bestaande maatregelen zijn toegestaan. Over terugwerkende kracht tot een datum voor aankondiging van bepaalde belastingmaatregelen, zoals het geval is bij de crisisheffing, heeft het EHRM zich nog niet uitgelaten. Budgettaire redenen Vervolgens dringt de vraag zich op of het louter om budgettaire redenen alsnog hoger belasten van eerder uitbetaald en reeds belast loon een ongerechtvaardigde inbreuk op art. 1 EP EVRM vormt. Belastingheffing ten behoeve van het algemeen belang heeft vanzelfsprekend budgettaire redenen. Daarbij dient te worden aangetekend dat budgettaire redenen echter geen rechtvaardigingsgrond zijn voor een inbreuk op art. 1 EP EVRM als gevolg van terugwerkende kracht. In de zaak Pressos Compania Naviera SA a.o. v. Belgium, welke het door de wetgever met terugwerkende kracht ingrijpen in tegen de overheid lopende en in een aantal gevallen zelfs al door belanghebbenden gewonnen overheidsaansprakelijkheidsgedingen, oordeelde het EHRM 64 dat de aangevoerde budgettaire redenen geen rechtvaardigingsgrond vormden. 64 EHRM 3 juli 1997, nr /91, (Pressos Compania Naviera S.A. a.o. v. Belgium). Zie bijlage

ECLI:NL:RBDHA:2015:1155

ECLI:NL:RBDHA:2015:1155 1 van 5 17-2-2015 10:07 ECLI:NL:RBDHA:2015:1155 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 05-01-2015 Datum publicatie 12-02-2015 Zaaknummer AWB - 14 _ 3794 Rechtsgebieden Belastingrecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

Nogmaals de crisisheffing-arresten: enkele nadere observaties

Nogmaals de crisisheffing-arresten: enkele nadere observaties Mr. R. (Rick) van der Hulle * Nogmaals de crisisheffing-arresten: enkele nadere observaties In de crisisheffing-arresten van 29 januari 2016 heeft de Hoge Raad de op werkgevers drukkende crisisheffing

Nadere informatie

de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl Datum 22 augustus

Nadere informatie

5. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

5. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep. Uitspraak RECHTBANK DEN HAAG Team belastingrecht zaaknummer: SGR 14/643 uitspraak van de meervoudige kamer van 12 juni 2014 in de zaak tussen [X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres (gemachtigde: [A]), en

Nadere informatie

de inspecteur van de Belastingdienst[te P], verweerder.

de inspecteur van de Belastingdienst[te P], verweerder. Uitspraak RECHTBANK DEN HAAG Team belastingrecht zaaknummer: SGR 13/6388 proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 november 2013 in de zaak tussen [X], wonende te [Z],

Nadere informatie

Uitspraak. Afname (F)OR voor lijfrentepremie beïnvloedt vermogenstoets (F)OR niet ECLI:NL:RBZWB:2015:1978. Instantie. Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Uitspraak. Afname (F)OR voor lijfrentepremie beïnvloedt vermogenstoets (F)OR niet ECLI:NL:RBZWB:2015:1978. Instantie. Rechtbank Zeeland-West-Brabant Afname (F)OR voor lijfrentepremie beïnvloedt vermogenstoets (F)OR niet ECLI:NL:RBZWB:2015:1978 Instantie Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

No.W /III 's-gravenhage, 1 juni 2011

No.W /III 's-gravenhage, 1 juni 2011 ... No.W06.11.0119/III 's-gravenhage, 1 juni 2011 Bij Kabinetsmissive van 12 april 2011, no.11.000950, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering

Nadere informatie

Opinie inzake HvJ EG 21 februari 2008, zaak C-412/04 (Commissie-Italië)

Opinie inzake HvJ EG 21 februari 2008, zaak C-412/04 (Commissie-Italië) Opinie inzake HvJ EG 21 februari 2008, zaak C-412/04 (Commissie-Italië) De artikelen 43 EG en 49 EG leggen overigens geen algemene verplichting tot gelijke behandeling op, maar een verbod van discriminatie

Nadere informatie

Aan de Hoge Raad der Nederlanden Postbus EH Den Haag. Datum Betreft: Conclusie van de Advocaat-Generaal. Edelhoogachtbaar College,

Aan de Hoge Raad der Nederlanden Postbus EH Den Haag. Datum Betreft: Conclusie van de Advocaat-Generaal. Edelhoogachtbaar College, Aan de Hoge Raad der Nederlanden Postbus 20303 2500 EH Den Haag Datum Betreft: Conclusie van de Advocaat-Generaal Ons kenmerk DGB 2016-568 Edelhoogachtbaar College, Uw brief (kenmerk) 14/05020 Naar aanleiding

Nadere informatie

DEEL III. Het bestuursprocesrecht

DEEL III. Het bestuursprocesrecht DEEL III Het bestuursprocesrecht Inleiding op deel III In het voorgaande deel is het regelsysteem van art. 48 (oud) Rv besproken voor zover dit relevant was voor art. 8:69 lid 2 en 3 Awb. In dit deel

Nadere informatie

... Hierbij bevestig ik de ontvangst van het door u - of voor uw cliënt - ingediende bezwaarschrift over de pseudo-eindheffing hoog loon 2014.

... Hierbij bevestig ik de ontvangst van het door u - of voor uw cliënt - ingediende bezwaarschrift over de pseudo-eindheffing hoog loon 2014. > Antwoordnummer 20070 6400 XT Heerlen [Geadresseerde] Betreft Ontvangstbevestiging bezwaar pseudo-eindheffing hoog loon 2014 Geachte heer/mevrouw, Belastingdienst Telefoon (0800) 0543 Datum [ april/mei]

Nadere informatie

> Antwoordnummer 20070 6400 XT Heerlen

> Antwoordnummer 20070 6400 XT Heerlen Belastingdienst > Antwoordnummer 20070 6400 XT Heerlen Telefoon (0800) 0543 Bedrijfsnaam BV V/h Voorbeeld NV AB van Lange Achternaam Woonadresstraat 123 1234 AB AMSTERDAM Datum 19 juli 2013 Kenmerk 1 GBVnr:

Nadere informatie

A. Het in het belastbaar inkomen 1998 begrijpen van het voordeel uit het tegen inkoopsprijs aankopen vaneen auto, groot fl 15.000.

A. Het in het belastbaar inkomen 1998 begrijpen van het voordeel uit het tegen inkoopsprijs aankopen vaneen auto, groot fl 15.000. C/& Z^o^jr Edelhoogachtbaar College, y> "2_ Op 17 februari j.l. is door mij namens C igllllllpljp te IHllIll^, hierna belanghebbende, beroep in cassatie aangetekend tegen de uitspraak van het Gerechtshof

Nadere informatie

Regime fiscale eenheid geraakt door uitspraak Hof van Justitie EU in zaak renteaftrekbeperking

Regime fiscale eenheid geraakt door uitspraak Hof van Justitie EU in zaak renteaftrekbeperking Jasper van Nes Advocaat Belastingadviseur Regime fiscale eenheid geraakt door uitspraak Hof van Justitie EU in zaak renteaftrekbeperking Belastingrecht 23 maart 2018 Rente op een geldlening voor de financiering

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK 201403327/1/A2. Datum uitspraak: 24 april 2014 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: en de vereniging Vrouwen Partij, gevestigd te Den Haag, appellante, het centraal stembureau voor

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 505 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2011) Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 26 oktober

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus

Nadere informatie

Den Haag : 9 mei 2008 Ons kenmerk : S.A /K Uw Kenmerk : DB U Betreft : Inkoop ouderdomspensioen over achterliggende dienstjaren

Den Haag : 9 mei 2008 Ons kenmerk : S.A /K Uw Kenmerk : DB U Betreft : Inkoop ouderdomspensioen over achterliggende dienstjaren Aan de Staatssecretaris van Financiën, de heer mr. drs. J.C. de Jager, Ministerie van Financiën, Postbus 20 201 2500 EE DEN HAAG Den Haag : 9 mei 2008 Ons kenmerk : S.A.08.03728 /K Uw Kenmerk : DB 2008-00019

Nadere informatie

Met RJ-Uiting zijn de ontwerp-bepalingen van RJ-Uiting definitief gemaakt, met inachtneming van ontvangen commentaren.

Met RJ-Uiting zijn de ontwerp-bepalingen van RJ-Uiting definitief gemaakt, met inachtneming van ontvangen commentaren. RJ-Uiting 2013-1: Crisisheffing Algemeen Met RJ-Uiting 2013-1 zijn de ontwerp-bepalingen van RJ-Uiting 2012-5 definitief gemaakt, met inachtneming van ontvangen commentaren. De bepalingen van deze RJ-Uiting

Nadere informatie

31 mei 2012 z2012-00245

31 mei 2012 z2012-00245 De Staatssecretaris van Financiën Postbus 20201 2500 EE DEN HAAG 31 mei 2012 26 maart 2012 Adviesaanvraag inzake openbaarheid WOZwaarde Geachte, Bij brief van 22 maart 2012 verzoekt u, mede namens de Minister

Nadere informatie

I. ALGEMEEN. Memorie van toelichting. 1. Inleiding

I. ALGEMEEN. Memorie van toelichting. 1. Inleiding Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in verband met de invoering van een tussenregeling voor valutaresultaten op deelnemingen (Tussenregeling valutaresultaten op deelnemingen) Memorie

Nadere informatie

Rapport Datum: 23 oktober 2013 Rapportnummer: 2013/153

Rapport Datum: 23 oktober 2013 Rapportnummer: 2013/153 Rapport Rapport over een klacht over de Belastingdienst te Almere (voorheen Belastingdienst/Randmeren) Datum: 23 oktober 2013 Rapportnummer: 2013/153 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de ontvanger van

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2013 2014 33 344 Voorstel van wet van de leden Dijkstra en Schouw tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en de Algemene wet gelijke behandeling met betrekking

Nadere informatie

Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen

Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen Memo Van prof. Mr. Ch.P.A. Geppaart Onderwerp Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen 1. Via het hoofd van de afdeling Directe belastingen van het Ministerie van Financiën ontving ik Uw

Nadere informatie

1. Algemeen Regeling van een grondslag voor de heffing van rechten voor de Nederlandse identiteitskaart. Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

1. Algemeen Regeling van een grondslag voor de heffing van rechten voor de Nederlandse identiteitskaart. Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING 33 011 Regeling van een grondslag voor de heffing van rechten voor de Nederlandse identiteitskaart Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING 1. Algemeen Dit wetsvoorstel heeft tot doel om met spoed een reparatie aan

Nadere informatie

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP Nr. WJZ/2006/46484 (1743) (Hoofd) Afdeling DIRECTIE WETGEVING EN JURIDISCHE ZAKEN Nader rapport inzake het voorstel van wet tot wijziging van de Wet studiefinanciering

Nadere informatie

De crisisheffing Bachelor thesis. Administratienummer:

De crisisheffing Bachelor thesis. Administratienummer: De crisisheffing Bachelor thesis Auteur: Kirsty Vermeer Administratienummer: 428829 Studierichting: Fiscale economie Begeleider: Mr. E. Alink 2 e beoordelaar: Prof. dr. J.A.G. van der Geld Datum: 3 juni

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 Instantie Datum uitspraak 28-05-2009 Datum publicatie 22-06-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 07-4976 AOW Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2015:5573

ECLI:NL:RBZWB:2015:5573 ECLI:NL:RBZWB:2015:5573 Instantie Datum uitspraak 01-07-2015 Datum publicatie 17-09-2015 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer AWB - 14 _ 6149 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

1 Rechtbank Breda, 13 juli 2012

1 Rechtbank Breda, 13 juli 2012 BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEIT SUCCESSIEWET OOK VOOR PRIVÉVERMOGEN? Op 13 juli 2012 heeft rechtbank Breda uitspraak gedaan in een zaak over de bedrijfsopvolgingsfaciliteit uit de Successiewet 1956 (LJN:

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Vertaling C-45/17-1 Zaak C-45/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 januari 2017 Verwijzende rechter: Conseil d État (Frankrijk) Datum

Nadere informatie

Module Verkiezingen 2017/331

Module Verkiezingen 2017/331 ECLI:NL:RVS:2017:363 Instantie Raad van State Datum uitspraak 13-02-2017 Datum publicatie 13-02-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201701125/1/A2 Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/04123

ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/04123 ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 20-09-2005 Datum publicatie 05-10-2005 Zaaknummer 04/04123 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

SRA-Signalering. Collectieve procedure schenk- en erfbelasting. Versie: 31 januari 2014. SRA-Vaktechniek. Postbus 335 3430 AH NIEUWEGEIN

SRA-Signalering. Collectieve procedure schenk- en erfbelasting. Versie: 31 januari 2014. SRA-Vaktechniek. Postbus 335 3430 AH NIEUWEGEIN SRA-Signalering Collectieve procedure schenk- en erfbelasting Versie: 31 januari 2014 SRA-Vaktechniek Postbus 335 3430 AH NIEUWEGEIN T 030 656 60 60 F 030 656 60 66 E vaktechniek@sra.nl W www.sra.nl SRA-Vaktechniek

Nadere informatie

Vrijwillige premie beroepspensioenregeling werknemer

Vrijwillige premie beroepspensioenregeling werknemer Vrijwillige premie beroepspensioenregeling werknemer Inleiding Dit memo bevat de argumenten voor de fiscale aftrek van de premie betreffende het vrijwillige gedeelte van een beroepspensioenregeling bij

Nadere informatie

Hypothese. Voorbeeld. 2018/0042 De hoogte van de 30%-vergoeding onder de werkkostenregeling SAMENVATTING

Hypothese. Voorbeeld. 2018/0042 De hoogte van de 30%-vergoeding onder de werkkostenregeling SAMENVATTING Kijk op NLFiscaal voor online versie 2018/0042 De hoogte van de 30%-vergoeding onder de werkkostenregeling SAMENVATTING Met enige regelmaat krijgt Sebastian Spauwen te horen dat iemand een makkelijke vraag

Nadere informatie

Europees grondrechtelijk speelveld bij pensioenmaatregelen

Europees grondrechtelijk speelveld bij pensioenmaatregelen Europees grondrechtelijk speelveld bij pensioenmaatregelen Mr. dr. M.L. (Michiel) van Emmerik Vereniging voor Pensioenrecht, Utrecht, 7 september 2016 1 Introductie - Europees grondrechtelijk speelveld

Nadere informatie

De eigendomskwestie KNAW. 9 januari 2014. Dr. mr. H. van Meerten (disclaimer: standpunten komen voor rekening van de auteur)

De eigendomskwestie KNAW. 9 januari 2014. Dr. mr. H. van Meerten (disclaimer: standpunten komen voor rekening van de auteur) De eigendomskwestie Dr. mr. H. van Meerten (disclaimer: standpunten komen voor rekening van de auteur) 9 januari 2014 KNAW Prof. Schoordijk, NJB 2010, 2049 Enige jaren geleden betoogde ik dat de privatisering

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOBR:2015:1146

ECLI:NL:RBOBR:2015:1146 ECLI:NL:RBOBR:2015:1146 Instantie Datum uitspraak 06-03-2015 Datum publicatie 12-03-2015 Zaaknummer 14_1605 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Oost-Brabant Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

(ks. De ruime beoordelingsvrijheid voor de belastingwetgever: een onneembare horde? nummer 9 MBB september 2015

(ks. De ruime beoordelingsvrijheid voor de belastingwetgever: een onneembare horde? nummer 9 MBB september 2015 nummer 9 MBB september 2015 De ruime beoordelingsvrijheid voor de belastingwetgever: een onneembare horde? (ks Mr. R. van der Hulk' In deze bijdrage wordt ingegaan op de aan de belastingwetgever toekomende

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/37202

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2014 242 Besluit van 27 juni 2014 tot Wijziging van het bedrag, genoemd in artikel 1, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit koopkrachttegemoetkoming

Nadere informatie

Directie Directe Belastingen. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. 16 november 2007 DB M

Directie Directe Belastingen. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. 16 november 2007 DB M Directie Directe Belastingen De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Datum Uw brief (Kenmerk) Ons kenmerk 16 november 2007 DB 2007-00589 M Onderwerp Vrijwillige

Nadere informatie

Hoge Raad 7 januari 1970, nr Algemene beginselen van behoorlijk bestuur BNB 1970/78

Hoge Raad 7 januari 1970, nr Algemene beginselen van behoorlijk bestuur BNB 1970/78 HR 7 januari 1970, Vertrouwen op beleid 1 Vertrouwen op beleid 7 januari 1970, nr. 16.201 AX6845 BNB 1970/78 Voorafgaande beslissing: Gerechtshof Amsterdam 23 januari 1969 Belanghebbende beroept zich op

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 00 0 3 88 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 969 in verband met de invoering van een tussenregeling voor valutaresultaten op deelnemingen (Tussenregeling

Nadere informatie

Het ontwerp zal zo spoedig mogelijk na de commentaarperiode definitief worden gemaakt.

Het ontwerp zal zo spoedig mogelijk na de commentaarperiode definitief worden gemaakt. RJ-Uiting 2012-5: Ontwerp - Toepassing Richtlijn 252 / Richtlijn B10 Voorzieningen met betrekking tot de crisisheffing en wijziging Richtlijn 271.6 Personeelsbeloningen Bezoldigingen van bestuurders en

Nadere informatie

De invloed van het Europese fair balance -beginsel op het Nederlandse recht

De invloed van het Europese fair balance -beginsel op het Nederlandse recht De invloed van het Europese fair balance -beginsel op het Nederlandse recht Lezing opening facultair jaar Faculteit der Rechtsgeleerdheid Leiden, 3 september 2008 Prof. mr. Tom Barkhuysen Inleiding Onderwerp

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 740 Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet tarieven in burgerlijke zaken en enkele andere wetten ter verhoging van de opbrengst

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 31 066 Belastingdienst Nr. 373 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 19 juli 2017 De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal

Nadere informatie

Het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk, in haar vergadering van 26 juli 2005;

Het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk, in haar vergadering van 26 juli 2005; Het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk, in haar vergadering van 26 juli 2005; gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, de artikelen 1, tweede lid, en 29a, tweede lid, van

Nadere informatie

Regeling met België inzake ontslaguitkeringen

Regeling met België inzake ontslaguitkeringen Regeling met België inzake ontslaguitkeringen Besluit 22-06-2006 nr CPP2006-1404 Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling. Sector Ontwerp. Aspectgebied Internationaal belastingrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2014:9018

ECLI:NL:RBZWB:2014:9018 ECLI:NL:RBZWB:2014:9018 Instantie Datum uitspraak 24-12-2014 Datum publicatie 18-02-2015 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer AWB - 14 _ 5070 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 wordt als volgt gewijzigd:

Het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 wordt als volgt gewijzigd: Bijlage bij de memorie van antwoord bij het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enkele andere wetten ten behoeve van het afschaffen van de Verklaring arbeidsrelatie (Wet deregulering beoordeling

Nadere informatie

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: 31 832 Wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling, het Burgerlijk Wetboek, de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte, de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2008:BD9044

ECLI:NL:RBHAA:2008:BD9044 ECLI:NL:RBHAA:2008:BD9044 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 25-07-2008 Datum publicatie 05-08-2008 Zaaknummer 07/6768 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 403 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2013) Nr. 12 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2005:AT3886

ECLI:NL:RBSGR:2005:AT3886 ECLI:NL:RBSGR:2005:AT3886 Instantie Datum uitspraak 14-04-2005 Datum publicatie 14-04-2005 Zaaknummer KG 05/243 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank 's-gravenhage Civiel recht

Nadere informatie

Aanwijzing bezwaarschriften omzetbelasting bij privégebruik auto als massaal bezwaar

Aanwijzing bezwaarschriften omzetbelasting bij privégebruik auto als massaal bezwaar Aanwijzing bezwaarschriften omzetbelasting bij privégebruik auto als massaal bezwaar Besluit van 29 maart 2017, nr. 2017/36822. De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten. In dit besluit

Nadere informatie

BACHELOR THESIS. HOUDBAARHEID VAN ARTIKEL 32bd WET OP DE LOONBELASTING Rachelle Philipsen ANR: Datum: april 2013

BACHELOR THESIS. HOUDBAARHEID VAN ARTIKEL 32bd WET OP DE LOONBELASTING Rachelle Philipsen ANR: Datum: april 2013 BACHELOR THESIS HOUDBAARHEID VAN ARTIKEL 32bd WET OP DE LOONBELASTING 1964 Naam: Studierichting: Rachelle Philipsen Fiscale Economie ANR: 469185 Datum: april 2013 Examencommissie: Mr. E. Alink Prof. mr.

Nadere informatie

De koopoptie in de aanmerkelijkbelangregeling

De koopoptie in de aanmerkelijkbelangregeling Inkomstenbelasting DGA Master Nederlands Belastingrecht UVA De koopoptie in de aanmerkelijkbelangregeling Optie op nieuw uit te geven aandelen nader toegelicht Paul Ooms BSc Studentnummer: 5910277 Datum:

Nadere informatie

Naar aanleiding van uw brief van 8 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken.

Naar aanleiding van uw brief van 8 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken. I f^l öobuicq3~o\ Den Haag, 2 O MRT 2012 Kenmerk: DGB 2012-753 TL Motivering van liet beroepsciirir: in cassatie (rolnummer 12/00641) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 21 december

Nadere informatie

Bij brief van 19 februari 2003 heeft het college een verweerschrift ingediend.

Bij brief van 19 februari 2003 heeft het college een verweerschrift ingediend. Raad van State, 200300512/1 Datum uitspraak: 29-10-2003 Datum publicatie: 29-10-2003 Rechtsgebied: Bestuursrecht overig Soort procedure: Eerste aanleg - meervoudig Inhoudsindicatie: Bij besluit van 17

Nadere informatie

V-N 2014/14.23 met annotatie door Kluwer FutD met annotatie door Fiscaal up to Date V-N 2014/35.6 met annotatie door Kluwer

V-N 2014/14.23 met annotatie door Kluwer FutD met annotatie door Fiscaal up to Date V-N 2014/35.6 met annotatie door Kluwer ECLI:NL:HR:2014:1523 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 27-06-2014 Datum publicatie 27-06-2014 Zaaknummer 12/04122 Formele relaties Rechtsgebieden Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:52, Gedeeltelijk contrair

Nadere informatie

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG >Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus 20017 2500 EA DEN HAAG Wetgeving en Juridische Zaken Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 009 00 3 40 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 00) Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT Hieronder zijn

Nadere informatie

DGB 2008-03325 U. Beantwoording vragen van de leden Remkes en Weekers (beiden VVD) over suppletieaangifte

DGB 2008-03325 U. Beantwoording vragen van de leden Remkes en Weekers (beiden VVD) over suppletieaangifte Directoraat-Generaal Belastingdienst De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Datum Uw brief (Kenmerk) Ons kenmerk 25 augustus 2008 17 juni 2008 (2070822910)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 32 818 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in verband met de invoring van een tussenregeling voor valutaresultaten op deelnemingen

Nadere informatie

Kluwer Online Research Buiten bezwaartermijn ingediende suppletieaangifte leidt niet tot teruggaaf

Kluwer Online Research Buiten bezwaartermijn ingediende suppletieaangifte leidt niet tot teruggaaf Buiten bezwaartermijn ingediende suppletieaangifte leidt niet tot teruggaaf Instantie: Hof 's-gravenhage Datum: 30 maart 2012 Magistraten: Tromp, Sanders, Visser Zaaknr: BK-10/00547 Conclusie: - LJN: BW8025

Nadere informatie

Het hoe en waarom van de belastingheffing

Het hoe en waarom van de belastingheffing Hoofdstuk 1 Het hoe en waarom van de belastingheffing 1.1 Onderscheid in belastingen De sociale, economische maar ook de juridische gevolgen van de belastingheffing verschillen naar gelang het type belasting.

Nadere informatie

Een verdergaande verruiming van de wettelijke inkeerregeling geboden?

Een verdergaande verruiming van de wettelijke inkeerregeling geboden? Een verdergaande verruiming van de wettelijke inkeerregeling Tijdschrift voor Formeel Belastingrecht nr. 4 juni 2015 13 Een verdergaande verruiming van de wettelijke inkeerregeling Mr. R. van der Hulle

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2013:16806

ECLI:NL:RBDHA:2013:16806 ECLI:NL:RBDHA:2013:16806 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 10-10-2013 Datum publicatie 10-12-2013 Zaaknummer SGR 13/5417 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Het eigendomsrecht en de crisisheffingen

Het eigendomsrecht en de crisisheffingen Het eigendomsrecht en de crisisheffingen Naam: N.C. Alberts Studierichting: Fiscale economie Administratienummer: 911562 Afstudeerdatum: 27-10- 2016 Examencommissie: Mr. dr. S.M.H Dusarduijn FB Prof. dr.

Nadere informatie

De werkkostenregeling internationaal belicht.

De werkkostenregeling internationaal belicht. De werkkostenregeling internationaal belicht. Over de werkkostenregeling (hierna: WKR) is al veel geschreven en gesproken. De internationale aspecten van de werkkostenregeling zijn echter onderbelicht

Nadere informatie

Inhoudsopgave VII. Woord vooraf / V. Lijst van gebruikte afkortingen / XV. Hoofdstuk 1 Inleiding / 1

Inhoudsopgave VII. Woord vooraf / V. Lijst van gebruikte afkortingen / XV. Hoofdstuk 1 Inleiding / 1 Woord vooraf / V Lijst van gebruikte afkortingen / XV Hoofdstuk 1 Inleiding / 1 1.1 Een baksteen in de fiscale vijver / 1 1.2 Een eerste schets van het onderzoeksterrein / 2 1.3 Onderzoeksvragen / 4 1.4

Nadere informatie

No.W /II 's-gravenhage, 15 februari 2018

No.W /II 's-gravenhage, 15 februari 2018 ... No.W16.17.0391/II 's-gravenhage, 15 februari 2018 Bij Kabinetsmissive van 15 december 2017, no.2017002185, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling

Nadere informatie

REACTIE OP "HET FISCALE BODEMRECHT" VAN MR. R. ROSARIA IN AJV-NIEUWSBRIEF NO. 1, 2016 (JANUARI)

REACTIE OP HET FISCALE BODEMRECHT VAN MR. R. ROSARIA IN AJV-NIEUWSBRIEF NO. 1, 2016 (JANUARI) REACTIE OP "HET FISCALE BODEMRECHT" VAN MR. R. ROSARIA IN AJV-NIEUWSBRIEF NO. 1, 2016 (JANUARI) mr. R.M. Bottse* I n AJV-Nieuwsbrief no.1, 2016 (januari) verscheen een bijdrage van de hand van mr. R. Rosaria

Nadere informatie

Beantwoording Kamervragen over de pensioenmaximering op 100.000 en de verlaging van de opbouw

Beantwoording Kamervragen over de pensioenmaximering op 100.000 en de verlaging van de opbouw Beantwoording Kamervragen over de pensioenmaximering op 100.000 en de verlaging van de opbouw Het Tweede Kamerlid Omtzigt (CDA) heeft aan de staatssecretarissen Wiebes (Financiën) en Klijnsma (SZW) een

Nadere informatie

2. Bij besluit van de d-g NMa van 5 september 2001 (hierna: het bestreden besluit) is de klacht afgewezen.

2. Bij besluit van de d-g NMa van 5 september 2001 (hierna: het bestreden besluit) is de klacht afgewezen. BESLUIT Nummer 2600/ 41 Betreft zaak: Ralet vs CZ en VGZ Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot ongegrondverklaring van het bezwaar gericht tegen zijn besluit van

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 200607461/1. Datum uitspraak: 11 juli 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: vennootschap onder firma appellante,, gevestigd te tegen de uitspraak in zaak nos.

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Directoraat-Generaal Belastingdienst Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag

Nadere informatie

Rapport. Oordeel: Gegrond. Datum: 27 september 2016 Rapportnummer:2016/087

Rapport. Oordeel: Gegrond. Datum: 27 september 2016 Rapportnummer:2016/087 Rapport Rapport over een klacht over de beslissing van de heffingsambtenaar van de gemeente Schiedam om geen gevolg te geven aan het verzoek tot vermindering van de aanslagen WOZ voor de jaren 2008 en

Nadere informatie

RAPPORT ONDERZOEK NALEVING WNT

RAPPORT ONDERZOEK NALEVING WNT RAPPORT ONDERZOEK NALEVING WNT bij stichting Primair Onderwijs Deurne Asten Someren (PRODAS) te Asten Plaats: Utrecht Bestuursnummer: 41223 Onderzoeksnummer: 288822 Onderzoeksperiode: Najaar 2016 Datum

Nadere informatie

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN Jaargang 2016 No. 43 Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van 4 augustus 2016 tot wijziging van de dagloongrenzen voor 2015, genoemd in de Landsverordening ongevallen

Nadere informatie

Geef de ondernemer bij in de afgelopen vijf jaar te veel betaalde btw altijd toegang tot de fiscale rechter! NLFiscaal opinie

Geef de ondernemer bij in de afgelopen vijf jaar te veel betaalde btw altijd toegang tot de fiscale rechter! NLFiscaal opinie Auteurs: Roelof Vos / Ron Jeronimus NLFnummer: NLF Opinie 2018/0039 Geef de ondernemer bij in de afgelopen vijf jaar te veel betaalde btw altijd toegang tot de fiscale rechter! NLFiscaal opinie Als een

Nadere informatie

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. 11 Oktober 2013 nr. 12/04012 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 10 juli 2012, nr. BK-11/00544,

Nadere informatie

In artikel 7, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990 is het volgende bepaald.

In artikel 7, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990 is het volgende bepaald. looofoo ccts Den Haag, 2 8 MRT 2011 Kenmerk: DGB 2011-1237 Beroepschrift in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van >( Z 15 februari 2011, nr. 10/00160, inzake Bf^^^NP te ÜÜH betreffende

Nadere informatie

ECLI:NL:RBBRE:2011:5319

ECLI:NL:RBBRE:2011:5319 ECLI:NL:RBBRE:2011:5319 Instantie Rechtbank Breda Datum uitspraak 06-12-2011 Datum publicatie 22-05-2017 Zaaknummer AWB- 11_1954 Formele relaties Hoger beroep: ECLI:NL:CRVB:2013:BZ2178, Bekrachtiging/bevestiging

Nadere informatie

een gedraging van de Douane van Curaçao, welke gedraging toe te schrijven is aan de Minister van Financiën, (hierna de Minister).

een gedraging van de Douane van Curaçao, welke gedraging toe te schrijven is aan de Minister van Financiën, (hierna de Minister). KlRz 041/2013 RAPPORT inzake de klacht van [Verzoeker ] tegen een gedraging van de Douane van Curaçao, welke gedraging toe te schrijven is aan de Minister van Financiën, (hierna de Minister). - 2-1. Inleiding

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 330 Wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 en van enige andere wetten (Wet aanvullend overgangsrecht fiscale behandeling pensioen) Nr.

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580 ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 22-02-2011 Datum publicatie 06-05-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie AWB 10-504 AOW Bestuursrecht

Nadere informatie

Bachelor scriptie. Fiscale Economie

Bachelor scriptie. Fiscale Economie Bachelor scriptie Fiscale Economie Houdbaarheid van de crisisheffing ten aanzien van het beoogde evenwicht tussen de IB-ondernemer en de DGA met een BV Naam: Stefan Colijn ANR: 351834 Datum: 4 juni 2014

Nadere informatie

2014Z21984. Antwoord 1

2014Z21984. Antwoord 1 2014Z21984 Vragen van het lid Omtzigt (CDA) aan de staatssecretarissen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Financiën over de pensioenmaximering op 100.000 en de verlaging van de opbouw, die bij

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:445

ECLI:NL:RBDHA:2017:445 ECLI:NL:RBDHA:2017:445 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 25-01-2017 Datum publicatie 07-02-2017 Zaaknummer AWB - 16 _ 7638 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Edelachtbaar college,

Edelachtbaar college, Edelachtbaar college, X% Namens cliënten, a «a ^ ^ ^ ^ ^ M l e n tel^^^^ tekenen wij beroep in cassatie aan tegen de uitspraak van Gerechtshof Amsterdam van 22 september 2011 op het beroepschrift van 10

Nadere informatie

Ons kenmerk z Contactpersoon

Ons kenmerk z Contactpersoon Vertrouwelijk/Aangetekend Minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschap, Autoriteit Persoonsgegevens Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag Bezuidenhoutseweg 30, 2594 AV Den Haag T 070 8888 500 F 070 8888 501

Nadere informatie

De toetsingskaders inzake het gelijkheidsbeginsel

De toetsingskaders inzake het gelijkheidsbeginsel ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM NADRUK VERBODEN Erasmus School of Economics (ESE) Masterscriptie De toetsingskaders inzake het gelijkheidsbeginsel Zijn de toetsingskaders van zowel het EHRM als de Hoge

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:172

ECLI:NL:CRVB:2017:172 ECLI:NL:CRVB:2017:172 Instantie Datum uitspraak 13-01-2017 Datum publicatie 19-01-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 15/4485 AOW Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

Datum Wijziging Awgb 20 september 2016 Ons kenmerk 2016/0125/AvD/KB/RG

Datum Wijziging Awgb 20 september 2016 Ons kenmerk 2016/0125/AvD/KB/RG Tweede Kamer der Staten-Generaal Aan de voorzitter van de Vaste commissie voor Binnenlandse Zaken Mevrouw P. Dijkstra Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Onderwerp Datum Wijziging Awgb 20 september 2016 Ons

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad van State 201200615/1/V4. Datum uitspraak: 13 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

Hoge Raad beslist positief over lagere grondslag ZVW bij omzetting FOR in een stakingslijfrente

Hoge Raad beslist positief over lagere grondslag ZVW bij omzetting FOR in een stakingslijfrente Hoge Raad beslist positief over lagere grondslag ZVW bij omzetting FOR in een stakingslijfrente 4-3-2019 Door Remko Hesse werkzaam bij ING Group Tax en Foseti bv Op 23 november 2018 heeft de Hoge Raad

Nadere informatie