Stakeholderoverleg Ontwerprapport 2014/1

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Stakeholderoverleg Ontwerprapport 2014/1"

Transcriptie

1 Stakeholderoverleg Ontwerprapport 2014/1 Het Vlaams Energieagentschap publiceerde op 7 mei 2014 haar ontwerprapport voor stakeholderoverleg. De stakeholders werden opgeroepen om het ontwerprapport grondig te bestuderen en eventuele opmerkingen via mail of brief uiterlijk op 16 juni 2014 aan het VEA te bezorgen. Het VEA heeft tijdig opmerkingen ontvangen van 14 verschillende stakeholders. De opmerkingen van de stakeholders worden hieronder summier weergegeven en beantwoord. Waar nodig werden ze verwerkt in het definitieve rapport, dat aan de minister werd bezorgd. Een deel van de ontvangen opmerkingen handelt over de bepalingen en wettelijk vastgelegde parameters van het Energiedecreet en het Energiebesluit. Zo werden o.m. opmerkingen ontvangen over: De hoogte van de bandingdeler (zowel bij groene stroom- als WKK-projecten); Een aantal wettelijk vastgelegde parameters (beperking recht van opstal tot 5000 bij cat. 4); De parameters ZA el (aandeel zelfafname elektriciteit); De aftopping van de bandingfactor; De parameter r (vooropgesteld rendement op de totale investering); Het VEA herhaalt dat het deze reglementaire bepalingen dient toe te passen zoals ze in het Energiedecreet en Energiebesluit zijn vastgelegd. Het komt immers aan een administratieve overheid niet toe deze bepalingen in vraag te stellen, aan te passen en/of buiten beschouwing te laten. Tekstuele opmerkingen werden rechtstreeks in het definitieve rapport verwerkt. Formeel stakeholderoverleg resultaat - 1 -

2 Opmerkingen en reacties CATEGORIE REF. OPMERKINGEN STAKEHOLDERS REACTIE VEA Algemene parameters Algemeen PV 0.1 De in de berekening aangenomen stijging van de elektriciteitsprijs met 2% per jaar blijkt er niet te zijn. 0.2 De gebruikte kostprijzen voor de vermeden elektriciteit en de geïnjecteerde elektriciteit zijn niet realistisch voor de generieke installaties categorie 15 en categorie Bij het invullen in OTmodel van een hoger interestvoet op de banklening, daalt de OT. Dit is niet logisch. Het is quasi onmogelijk de elektriciteitsprijs (en andere prijzen) te voorspellen voor de komende jaren, en al zeker voor een periode van 10 jaar. De gehanteerde indexatiefactoren zijn dan ook slechts aannames, die gestoeld zijn op een ruim onderbouwde basis en langetermijn-observaties. Zelfs op relatief korte termijn zou het onmogelijk zijn om rekening te houden met alle eventuele externaliteiten die de prijzen kunnen beïnvloeden. De marktprijs van elektriciteit kent inderdaad een dalende trend in de loop van het jaar Momenteel is deze trend echter omgebogen en stijgt de ENDEX opnieuw. Daarom acht het VEA een indexatie van 2% nog steeds de best beschikbare inschatting om te gebruiken voor de OTberekeningen. Voor de vermeden elektriciteit gebruikt het VEA de gegevens van EUROSTAT. Er wordt geen alternatieve bron door de sector vooropgesteld. Voor de marktprijs van elektriciteit is het VEA gebonden aan bijlage 1 van het Energiebesluit. Hierin wordt vastgelegd hoe de kostprijs moet berekend worden uitgaande van de year ahead prijzen van de Endex. Bij een hogere interestvoet op de banklening stijgt de interestbetaling wel, maar daalt het belastbaar inkomen. Dit heeft als gevolg dat de belasting om het resultaat daalt en de operationele kasstroom na belasting hoger ligt, met een lagere OT tot gevolg. GS cat 1 GS cat 2 Formeel stakeholderoverleg resultaat - 2 -

3 GS cat 3 GS cat Een stakeholder stelt zich vragen bij de berekening van Bf max (= 0,898 voor startdatum 2013). 4.2 Een stakeholder stelt het volgende: de Bf max voor projecten in categorie 4 met startdatum 2014 is 0,806. Op basis van het model is de onderliggende Bf 10 = 0,972 en dus de theoretische Bf max = (0,806 * 1) / 0,972 = 0,829. Men wenst na te gaan of deze redenering volgens het VEA correct is. 4.5 De kostprijs die wordt aangenomen voor het recht van opstal is niet realistisch. In de praktijk zijn deze kosten veel hoger. Minstens moet deze geïndexeerd worden. 4.6 Er worden vragen gesteld bij de prijsvork voor de jaarlijkse operationele kosten die vermeld wordt in het ontwerprapport, op bladzijde 37. De laagste rekent er met 23,4 /kw ; de hoogste met 58,8 /kw. Een getal van 23,4 /kw is volgens enkele stakeholders niet realistisch. Het is de bandingfactor op 10 jaar (met levensduur = 15 jaar) van de oorspronkelijke berekening die toegepast wordt op de geactualiseerde bandingfactor op 15 jaar. Het is met andere woorden niet relevant om de gevraagde bandingfactor te berekenen. De berekening komt neer op: 0,898 = OT 15 jaar geactualiseerd /OT 10 jaar oorspronkelijk want = Bf 15 jaar /Bf 10 jaar waarbij de bandingfactor in beide gevallen gelijk is aan de OT/97. Hieruit kan de OT 10 jaar oorspronkelijk makkelijk afgeleid worden. Deze OT zou inderdaad moeten resulteren uit de oorspronkelijke berekening waarbij de beleidsperiode, de afschrijvingsperiode en de duur van de lening op 10 jaar worden gezet. De economische levensduur laten we op 15 jaar staan. De bandingfactor voor deze installaties moest in de oorspronkelijke berekeningen niet afgetopt worden door middel van de specifieke aftoppingsformule. In dat geval wordt de bandingfactor ook niet in de andere jaren afgetopt door middel van deze formule. Deze bandingfactor wordt eenvoudigweg berekend door de OT te delen door de bandingdeler (i.e. 97 ). Overeenkomstig het bepaalde in Bijlage III/1 van het Energiebesluit moet voor het recht van opstal een jaarlijks bedrag van 5000 in rekening gebracht worden. Het gaat hier om een vast bedrag. Deze zin is afkomstig uit het rapport over de bandingfactoren voor 2014 (VEA Rapport 2013/2), en werd foutief overgenomen (ongewijzigd gelaten) in het voorliggende ontwerprapport (Vea Ontwerprapport 2014/1). Deze onderhoudskosten houden daarenboven rekening met een recht van opstal van 2,2 /kw (5000 in totaal) in plaats van met het recht van opstal dat werkelijk ingediend werd door de ontwikkelaars. Daarenboven houden deze cijfers geen rekening met de injectiekosten. Voor de injectiekosten is een afzonderlijke parameter voorzien in het Formeel stakeholderoverleg resultaat - 3 -

4 4.7 Volgens meerdere ontwikkelaars zijn de onderhoudskosten te laag ingeschat op 39 /kw. Bepaalde ontwikkelaars geven reële waarden op voor hun eigen projecten. Deze waarden liggen hoger. 4.8 Volgens een andere stakeholder is de daling van onderhoudskosten van 45 /kw naar 39 /kw niet realistisch. Ofwel zijn er bijkomende prijzen in rekening gebracht waarbij niet alle kosten werden meegenomen. Ofwel moet het VEA verklaren hoe deze onderhoudskosten zo zijn kunnen dalen. 4.9 Meerdere ontwikkelaars zijn niet akkoord met de werkwijze van het VEA ten aanzien van de ontwikkelingskosten: enkel de ontwikkelingskosten van gerealiseerde projecten worden in rekening gebracht. model. Op basis van de detailinformatie van sommige van deze ontwikkelaars blijkt dat de doorgestuurde hogere onderhoudskosten het gevolg zijn van: - hoger dan wettelijk in aanmerking komende kosten voor het recht van opstal; - het in rekening brengen van injectiekosten. De injectiekosten worden echter reeds apart verrekend. Ze kunnen uiteraard geen tweemaal ingebracht worden. Het recht van opstal is een wettelijk vastgelegde parameter. Onder de leden van VWEA werd tijdens de periode van stakeholderoverleg een lijst opgesteld van alle kosten die in rekening gebracht dienen te worden. Aan de hand van deze lijst heeft één ontwikkelaar bijkomende onderhoudskosten doorgestuurd. Deze werden echter niet in rekening gebracht omdat de ontwikkelaar geen overeenkomstige investeringskosten had bezorgd. Ze kunnen wel gebruikt worden voor de OT-berekeningen voor het jaar Het is niet zo dat er bijkomende kosten in rekening zijn gebracht die onvolledig zijn. Anderzijds kan het VEA geen verklaringen afleggen over de kosteninformatie van individuele ontwikkelaars, deze zijn confidentieel en vaak beschermd door strikte NDA s. Het is echter wel mogelijk om deze kosten onderling te bespreken binnen de daartoe bevoegde overlegorganen, zoals de sectororganisaties, op vrijwillige basis. De kostprijzen die het VEA gebruikt voor deze berekeningen zijn immers afkomstig van ontwikkelaars die (op professionele wijze) windprojecten realiseren. Door enkel de ontwikkelingskosten in rekening te brengen van gerealiseerde projecten, worden de ontwikkelaars aangemoedigd om een weloverwogen keuze te maken in de projecten die ontwikkeld zullen worden. Deze werkwijze past in de doelstelling om op een kostenefficiënte wijze groene stroom Formeel stakeholderoverleg resultaat - 4 -

5 4.10 In het rapport 2014/1, deel 2, wordt vermeld dat een rendement van 8% gegarandeerd wordt. Dit is echter niet correct: alles blijft immers afhankelijk van de projectspecifieke parameters. Daarenboven zijn bepaalde parameterwaarden via het decreet of het besluit vastgelegd, waardoor het reële rendement sowieso lager ligt: zo onder meer de bandingdeler en het recht van opstal Een stakeholder vraagt om de onderhoudskosten in het rapport meer in detail te geven, net zoals in het eerste rapport Een ontwikkelaar stelt dat de aanname met betrekking tot de investeringskost onrealistisch is. De gemiddelde investeringkost ligt bij deze ontwikkelaar immers een stuk hoger. De vraag wordt gesteld of de andere ontwikkelaars wel alle kosten mee hebben genomen in de opgegeven gemiddelde investeringskost. te produceren. Op deze manier wordt daarenboven een gelijk speelveld gegarandeerd tussen een ontwikkelaar met gerealiseerde en een ontwikkelaar met nog niet gerealiseerde projecten (bvb. bij intrede op de markt). Deze formulering wordt aangepast in het definitieve rapport. In het eerste rapport werd een onderscheid gemaakt tussen vaste kosten en variabele kosten. Er bestaan echter verschillende formules voor het weergeven van onderhoudskosten. Daarom is het niet mogelijk om kort en bondig de onderhoudskosten op te delen in vaste en variabele operationele kosten. Omwille van deze praktische bekommernis werd beslist om alle operationele kosten om te rekenen naar vaste kosten en om de totale operationele kosten uit te drukken in de vorm van vaste kosten. Hierbij worden de variabele kosten omgerekend aan de hand van het aantal equivalente vollasturen die gebruikt worden in de OT-berekeningen. In de huidige berekeningen gaat het om 2050 equivalente vollasturen (waarde in rapport 2014/1). De investeringskost is een gemiddelde kost. Bijgevolg is het mogelijk dat een concreet project een hogere investeringskost heeft en dus ook dat de gemiddelde investeringskost van meerdere projecten van een ontwikkelaar hoger is dan deze gemiddelde kost. Bij iedere bevraging van de ontwikkelaars benadrukt het VEA welke deelkosten meegenomen moeten worden voor de investeringskost. Deze kwestie is eveneens meermaals besproken geweest tijdens stakeholderoverleg Formeel stakeholderoverleg resultaat - 5 -

6 Algemeen biogasinst t.e.m. 5MWe 5.0 De OT s lijken overschat om een vooropgesteld IRR te bekomen, bij narekening door externe deskundigen met een eenvoudiger en meer gebruikelijk business-model. GS cat De waarde van de interestvoet op banklening wordt op 5% gelegd. Deze waarde is weinig realistisch als de sector in praktijk geen bankleningen aan normale interestvoeten meer kan verkrijgen. 5.2 De index i IS op de prijs van de ingaande stof is met 2% veel te laag. 5.3 De opbrengst voor de ingedroogde dikke fractie (mestkorrel) van 27,54 /ton cfr de VITO BBT-studie (2012) wordt te optimistisch ingeschat. Bovendien wordt er gewezen in de VITO BBT-studie naar een transportkost van 4 /ton. Een kostprijs van 15 /ton ingedroogde dikke fractie (korrel) wordt verondersteld. 5.4 De aanname van de biomassa-mix voor landbouwvergisters is niet conform de omzetbrief RO/2006/01. In de berekening wordt gebruik gemaakt van 58,9% OBA terwijl andere organische en biologische stromen maar mogen aanwezig zijn voor 40% in landbouwgebied. tussen de VWEA en het VEA. De informatie die het VEA heeft ontvangen toont ook aan dat voor een belangrijk deel van de prijzen voldoende kostenposten werden in rekening gebracht. De gebruikte investeringskost van 1400 /kw wordt dan ook behouden in het definitieve rapport. Het onrendabeletoppen-berekening die het VEA hanteert is geen zuivere IRR berekening. Het OT-model maakt gebruik van de rekenregels beschreven in de bijlages III van het Energiebesluit en wordt aldus berekend aan de hand van een sui generis-model. De rentevoet wordt bepaald op basis van geaggregeerde gegevens uit de financiële sector. Deze rentevoet wordt toegepast voor de bepaling van de rentevoet over de verschillende projectcategorieën heen. Voorheen werd de index bepaald door het gewogen gemiddelde van de indexen van de verschillende inputcomponenten van agrarische vergisters. Deze methodologie werd herzien omdat de prijzen en de verandering van deze prijzen van de inputstromen nogal van elkaar verschillen. Deze berekeningsmethodiek wordt opgenomen in het definief rapport De index werd aan de hand van deze methodologie verhoogd naar 4,00 %. Deze transportkost van 4 /ton werd in rekening gebracht bij de OT-berekeningen in het definitief rapport. De aangenomen waarde van 15 /ton kan enkel gewijzigd worden op basis van onafhankelijk gevalideerde of verifieerbare gegevens. Er werd door de stakeholder geen informatie aangeleverd ter staving van deze opmerking. De percentages zijn afkomstig van gegevens van VLACO op basis van de verwerkte hoeveelheden van de verschillende inputstromen. Het percentage OBA bevat zowel stromen uit de voedselnijverheid als land- en tuingerelateerde stromen. Formeel stakeholderoverleg resultaat - 6 -

7 5.5 De afzetkost die in het VEA ontwerprapport wordt gebruikt (5,1 /ton) strookt niet met de realiteit indien de biologische verwerking van de dunne fractie wordt meegenomen. Indien een biogasinstallatie moet investeren in een biologie, moeten er hogere investeringskosten, variabele kosten en eigenverbruik in rekening gebracht worden. GS cat De stakeholders vragen om het luik naverwerking mee te nemen in de kostenberekening, cfr. de OT-berekening in het VEAontwerprapport van 30 november 2012 (VEA Ontwerprapport 2012/1). Verschillende parameters moeten daarbij worden aangepast: De parameters ZA el (vandaag 30% en in in het Energiebesluit vastgelegd) en EV el (vandaag 22% in OTontwerprapport) dienen gecorrigeerd naar respectievelijk 0% zelfafname (ZA el) en 40% eigenverbruik (EV el). De parameter Onderhoudskosten vast (K v ) (vandaag 728 /kwe in OT-rapport) dient weer op /kwe te komen, cfr geïndexeerde cijfers VEA OT-ontwerprapport december De parameters Hoeveelheid ingaande stoffen (M is ) (vandaag in OT-ontwerprapport) en K/O ingaande stoffen PO is (vandaag -66,3 in OTontwerprapport) dienen opnieuw op respectievelijk ton en -52,3 te komen, cfr cijfers VEA OTontwerprapport december 2012: ( ton gft-afval x ton groenafval x 30 = ton aan gate fee van 52,3 /ton). De parameters Hoeveelheid uitgaande stoffen (M us ) (vandaag in OT-ontwerprapport) en K/O uitgaande stoffen POus (vandaag -66,3 in OTontwerprapport) dienen opnieuw op respectievelijk ton en -3 te komen (gft-compost): cfr cijfers De biologische verwerking van de dunne fractie werd al in rekening gebracht bij de OT-berekening. De aangenomen waarden kunnen enkel gewijzigd worden op basis van onafhankelijke gevalideerde of verifieerbare gegevens. Er werd door de stakeholders geen informatie aangeleverd ter staving van deze opmerking. De door de sector voorgestelde parameters gaan uit van een model (VEA Ontwerprapport 2012/1) waarin de kosten voor de compostering werden meegenomen. De verdere verwerking tot compost is echter niet essentieel voor de productie van groene stroom. De kosten die daaraan verbonden zijn, worden dus niet langer in rekening gebracht. Dit volgt ook uit het feit dat het gaat om de energieopwekking bij een bestaande composteringsinstallatie. Formeel stakeholderoverleg resultaat - 7 -

8 VEA OT-ontwerprapport van december Een constructieperiode van 1 jaar is niet voldoende. Dit moet minstens 1,5 jaar te zijn. Het OT-model werkt met gehele jaren. Een verhoging van de constructieperiode zou een constructieperiode van 2 jaar noodzaken, wat dan weer als zeer hoog kan worden ervaren, mede gelet op de termijnen die gelden voor andere categorieën. De constructieperiode van de andere vergisters werd tevens vastgelegd op 1 jaar. GFT-vergisters vormen hier niet specifiek een uitzondering op. GS cat 7 GS cat 8 GS cat De waarde van de interestvoet op banklening wordt op 5% gelegd. Deze waarde is weinig realistisch als de sector in praktijk geen bankleningen aan normale interestvoeten meer kan verkrijgen. verschillende projectcategorieën heen. Algemeen biogasinst van 5 t.e.m. 20MWe 9.2 De opbrengst voor de ingedroogde dikke fractie (mestkorrel) van 27,54 /ton cfr. de VITO BBT-studie (2012) wordt te optimistisch ingeschat. Bovendien wordt er gewezen in de VITO BBT-studie naar een transportkost van 4 /ton. Een kostprijs van 15 /ton ingedroogde dikke fractie (korrel) wordt verondersteld. De rentevoet wordt bepaald op basis van geaggregeerde gegevens uit de financiële sector.deze rentevoet wordt toegepast voor de bepaling van de rentevoet over de Deze transportkost van 4 /ton werd in rekening gebracht bij de OT-berekeningen in het definitief rapport. De aangenomen waarde van 15 /ton kan enkel gewijzigd worden op basis van onafhankelijk gevalideerde of verifieerbare gegevens. Er werd door de stakeholder geen informatie aangeleverd ter staving van deze opmerking. GS cat De index i IS op de prijs van de ingaande stof is met 2% veel te laag. Voorheen werd de index bepaald door het gewogen gemiddelde van de indexen van de verschillende inputcomponenten van agrarische vergisters. Deze methodologie werd herzien omdat de prijzen en de verandering van deze prijzen van de inputstromen van elkaar verschillen. Deze berekeningsmethodiek wordt opgenomen in het definief rapport Via deze aangepast methodiek bedraagt de index 4,00% De opbrengst voor de ingedroogde dikke fractie (mestkorrel) van Deze transportkost van 4 /ton werd in rekening gebracht bij de Formeel stakeholderoverleg resultaat - 8 -

9 27,54 /ton cfr. de VITO BBT-studie (2012) wordt te optimistisch ingeschat. Bovendien wordt er gewezen in de VITO BBT-studie naar een transportkost van 4 /ton. Een kostprijs van 15 /ton ingedroogde dikke fractie (korrel) wordt verondersteld. OT berekeningen in het definitief rapport. De aangenomen waarde van 15 /ton kan enkel gewijzigd worden op basis van onafhankelijk gevalideerde of verifieerbare gegevens. Er werd door de stakeholder geen informatie aangeleverd ter staving van deze opmerking. GS cat 11 GS cat 12 GS cat 13 GS cat De opbrengst voor de ingedroogde dikke fractie (mestkorrel) van 27,54 /ton cfr de VITO BBT-studie (2012) wordt te optimistisch ingeschat. Bovendien wordt er gewezen in de VITO BBT-studie naar een transportkost van 4 /ton. Een kostprijs van 15 /ton ingedroogde dikke fractie (korrel) wordt verondersteld. GS cat De onderhoudskost van 0,00683 /kwe werd overgenomen uit het vorige rapport, maar is te laag. Deze transportkost van 4 /ton werd in rekening gebracht bij de OT berekeningen in het definitief rapport. De aangenomen waarde van 15 /ton kan enkel gewijzigd worden op basis van onafhankelijk gevalideerde of verifieerbare gegevens. Er werd door de stakeholder geen informatie aangeleverd ter staving van deze opmerking. De aangenomen waarden kunnen enkel gewijzigd worden op basis van onafhankelijk gevalideerde of verifieerbare gegevens. Er werd door de stakeholder geen informatie aangeleverd ter staving van deze opmerking De gatefee voor RDF is niet realistisch ingeschat. De kostprijs van het RDF is gebaseerd op recente contracten voor RDF in Vlaanderen. De aangenomen waarden kunnen enkel gewijzigd worden op basis van onafhankelijk gevalideerde of verifieerbare gegevens. Er werd door de stakeholder geen informatie aangeleverd ter staving van deze opmerking De investeringskosten werden overgenomen van het vorige rapport, na indexatie. Omdat er nauwelijks nog projecten worden gebouwd in Europa zouden de investeringskosten echter sterk toegenomen zijn (met 15 à 20% wordt vermeld). Hiervoor wordt gerefereerd naar twee namen van constructeurs van biomassacentrales: Aalborg en Baumgarte (zonder echter concrete cijfers aan te leveren). De aangenomen waarden kunnen enkel gewijzigd worden op basis van onafhankelijk gevalideerde of verifieerbare gegevens. Er werd door de stakeholder geen concrete informatie aangeleverd ter staving van deze opmerking. Deze opmerking werd ontvangen op 16 juni, de laatste dag van het stakeholderoverleg. Met het oog op de deadline voor het finalsieren van het rapport, kon het VEA niet tijdig de geciteerde constructeurs van biomassacentrales zelf nog contacteren voor cijfermateriaal De vraag wordt gesteld of een indexering van de vaste en Deze indexering is gebaseerd op de gemiddelde inflatie die Formeel stakeholderoverleg resultaat - 9 -

10 variabele jaarlijkse kosten aan 2% per jaar wel voldoende is Een stakeholder wijst op het gevaar dat ontstaat door in de categorieën 15 (verbranding vaste biomassa) en 17 (verbranding biomassa-afval) 15% RDF (Refuse Derived Fuel) toe te laten. Dit opent de deur voor exploitanten om een afvalverbrandingsinstallatie te markeren als een installatie voor verbranding van biomassa(-afval), en op die manier alsnog steun te krijgen voor dezelfde activiteiten. De stakeholder vraagt daarom om de co-verbranding van RDF als uitsluitingsvoorwaarde toe te passen voor het ontvangen van ondersteuning. wordt aangenomen voor de komende 10 jaren. Het is steeds een streefdoel van de ECB om de inflatie terug te brengen op dit peil. Er zijn geen indicaties dat er structureel een andere indexatieniveau moet aangenomen worden, er wordt hiertoe ook geen onderbouwing aangeleverd. De VREG (team certificatendossiers, dat bij besluit van 9 mei 2014 overgedragen is van de VREG naar het VEA) heeft in 2013 voorwaarden opgesteld waaraan installaties moeten voldoen vooraleer ze tot een bepaalde categorie kunnen behoren. Deze zijn terug te vinden in de mededeling MEDE Deze mededeling werd ter consultatie voorgelegd aan alle stakeholders. Voor categorie 15 is deze voorwaarde dat minstens 85% van de energie-inhoud afkomstig moet zijn van biomassa. Voor categorie 17 is deze voorwaarde dat minstens 85% van de energie-inhoud afkomstig moet zijn van biomassaafval. De overige 15% mag vrij gekozen worden. Voor onze berekeningen zijn we uitgegaan van RDF omdat vanuit economisch oogpunt de meest rendabele inputstroom is. Uitgaande van deze voorwaarden is het niet mogelijk dat één installatie binnen meerdere categorieën kan ondergebracht worden. Het lijkt daarom niet plausibel dat een afvalverbrandingsinstallatie onterecht zou ondergebracht worden in de categorie 15 of in de categorie 17. Het is wel mogelijk dat bepaalde installaties in geen van de drie categorieën passen. Categorie 18 vereist immers dat minstens 85% van de energie-inhoud afkomstig is van huishoudelijk restafval of gelijkgesteld bedrijfsafval. RDF hoort hier niet bij, maar kan evenmin ondergebracht worden in de catgorie voor biomassa-afval. Een installatie die meer dan 15% van zijn energie-inhoud uit RDF haalt, behoort bijgevolg tot geen van de drie categorieën en kan dan ook geen steun krijgen. GS cat 16 GS cat Zie opmerkingen over categorie 15, m.u.v. de opmerking over de Zie opmerkingen over categorie 15, m.u.v. de opmerking over de Formeel stakeholderoverleg resultaat

11 17.4 brandstofkosten brandstofkosten 17.5 Er wordt opgemerkt dat het aanbod brandstoffen voor deze installaties sterk varieert. De kwaliteit zou de voorbije periode afgenomen zijn en de brandstofprijs zou toegenomen zijn. De aangenomen waarden kunnen enkel gewijzigd worden op basis van onafhankelijk gevalideerde of verifieerbare gegevens. Er werd door de stakeholder geen concrete informatie aangeleverd ter staving van deze opmerking. GS cat Een stakeholder merkt op dat er altijd restafval zal zijn, ongeacht de inspanningen op gebied van hergebruik, recyclage en het sluiten van de materiaalkringen. De huidige marktomstandigheden zouden momenteel echter dermate negatief zijn, dat nieuwe installaties voor de verwerking van restafval niet meer gebouwd kunnen worden. Factoren die hierbij een rol spelen zijn: Europese concurrentie en een ongunstig investeringsklimaat Het VEA neemt aan dat de stoom geen brandstofkost heeft wanneer deze gebruikt wordt als input voor de energierecuperatie-eenheid. Meerdere stakeholders hebben een andere visie hierover. Ze geven hiervoor twee redenen: 1. De verwerkingstarieven die betaald worden voor afval volstaan niet om de verbranding van het afval tot een rendabele activiteit te maken. De kostprijs van de stoom (of van de energie in de rookgassen) is gelijk aan het gedeelte dat te kort schiet bij de loutere verbrandingsactiviteit. 2. Het feit dat de stoom wel degelijk een economische waarde heeft, blijkt uit de prijs die bedrijven willen betalen voor de rechtstreekse afname van stoom van afvalverbrandingsinstallaties. Het VEA gelooft dat dit probleem enkel opgelost kan worden als er op deze markt opnieuw een evenwicht tussen vraag en aanbod ontstaat. Steun verlenen in de vorm van groene stroomcertificaten neemt dit onevenwicht niet weg en is daarom geen duurzame oplossing. Daarenboven wordt de steun dan op een oneigenlijke manier gebruikt: voor het ondersteunen van het afvalbeleid in plaats van voor het ondersteunen van de productie van groene elektriciteit. Energieopwekking is bij afvalververbranding per definitie een een secundaire activiteit, na de hoofdactiviteit afvalverwerking. De financiering van de installatie moet uit de hoofdactiviteit volgen, niet uit de verplichte secundaire activiteit. Groenestroomcertificaten zijn bedoeld om de onrendabele top af te dekken van investeringen in technologieën voor de opwekking van groene stroom. De verwerking van restafval in een afvalverbrandingsoven is op zich geen technologie voor de opwekking van groene stroom, maar voor de verwijdering van de resterende afvalfractie. Bijgevolg gaat dit argument niet op. Het VEA houdt wel degelijk rekening met de economische waarde van stoom die rechtstreeks kan verkocht worden aan derden. Echter, voor de rest van de stoom is geen afnemer, en daarom heeft deze ook geen economische waarde. Een product heeft slechts marktwaarde voor zover er vraag naar is. Het VEA is zeker voorstander van de rechtstreekse valorisatie van de warmte. Indien deze vorm van energierecuperatie daarenboven zorgt voor een hogere rendabiliteit van de energierecuperatie, dan is het omwille van de energetische efficiëntere toepassing niet de bedoeling om de stoom te gebruiken voor Formeel stakeholderoverleg resultaat

12 18.3 Meerdere stakeholders besluiten op basis van het ontwerprapport dat installaties die veel stoom extern valoriseren sterk benadeeld worden t.o.v. installaties die hoofdzakelijk stoom in elektriciteit omzetten, omdat het VEA in de berekeningen een opbrengst in rekening brengt voor de levering van stoom aan derden, terwijl er voor de ingaande energie (energie die uit de rookgassen wordt gerecupereerd) geen kostprijs wordt aangenomen. elektriciteitsproductie. Het VEA heeft de kosten van de energierecuperatie-eenheid bepaald aan de hand van de kosten van de stoomketel en de kosten van de stoomturbine (inclusief rechtstreekse aftap van stoom voor warmterecuperatie). Ook een deel van de algemene investeringskosten (gebouw, kantoor en dergelijke) werden toegewezen aan de energierecuperatie-eenheid. Volgens de systeemafbakening van het VEA vormen de rookgassen van de afvalverbranding de brandstof van de stoomketel. Aan deze rookgassen wordt geen kostprijs toegekend door het VEA. De argumentatie kan niet worden gevolgd. De berekening voor categorie 18 is een berekening op basis van een generieke installatie waarvoor een inschatting werd gemaakt van de hoeveelheid stoom die rechtstreeks zou kunnen worden afgezet door een nieuwe installatie in Vlaanderen. Het is op basis van alle kosten en baten die gelden voor deze generieke installatie dat een onrendabele top wordt berekend en een bandingfactor wordt afgeleid die geldig is voor elke installatie die behoort tot categorie 18. De bandingfactor bepaalt de steunhoogte voor de geproduceerde elektriciteit. Iedere installatie ontvangt bijgevolg eenzelfde bedrag per geproduceerde MWh groene stroom. De energierecuperatie-eenheid omvat de productie van stoom uit de rookgassen én de stoomturbine. De eindproducten van deze eenheid zijn stoom die door een derde partij gekocht wordt, stroom die gebruikt wordt voor de afvalverbrandingsactiviteiten (= de zelfafname) en stroom die geïnjecteerd wordt op het elektriciteitsnet. Er wordt aangenomen dat de rookgassen sowieso geproduceerd worden, of er nu een energierecuperatie-eenheid is of niet. Rookgassen kunnen niet als dusdanig gebruikt worden als energiebron. Als er geen energierecuperatie gebeurt, dan verdwijnt deze energie tijdens de afkoeling van de rookgassen en vooraleer de Formeel stakeholderoverleg resultaat

13 18.4 Een stakeholder merkt op dat een verwerkingstarief van (-)56 /ton wordt gebruikt voor de berekeningen binnen categorieën 15 en 16. Moest dit verwerkingstarief gebruikt worden voor de berekening van de OT voor categorie 18, uitgaande van de ganse afvalverbrandingsinstallaties, dan wordt een positieve OT verkregen. Dit toont duidelijk aan dat de huidige benadering, uitgaande van enkel het energierecuperatiegedeelte en uitgaande van een nulkost voor de stoom, niet resulteert in het benodigde steunniveau voor categorie Een stakeholder vergelijkt de installaties uit categorieën 17 en 18. Beide categorieën kunnen gelijkaardige stromen verwerken. Nochtans wordt voor categorie 17 gans de installatie in rekening gebracht en voor categorie 18 enkel het energierecuperatiegedeelte. Daarenboven zouden de kostprijzen van de brandstoffen (indien voor beide categorieën rookgassen de verbrandingsinstallatie verlaten doorheen de schoorsteen. Daarom wordt er geen kostprijs aan toegewezen. Het zijn alleen de eindproducten van de energierecuperatie die een economische waarde hebben, ofwel in de vorm van stoom, ofwel in de vorm van elektriciteit. Hetgeen het VEA verrekent, zijn de inkomsten die gegenereerd worden door de verkoop van stoom en elektriciteit aan derden en door de zelfafname van elektriciteit (gebruik van elektriciteit voor de afvalverbrandingsactiviteiten). Voor de ondersteuning van groene warmte bestaan andere beleidsinstrumenten. Er is dan ook geen reden om aan te nemen dat installaties, die veel stoom extern valoriseren, sterk benadeeld worden t.o.v. installaties die hoofdzakelijk stroom in elektriciteit omzetten. 1. Volgens de mededeling (MEDE ) van de VREG, deels overgenomen door het VEA, kan een installatie tot categorie 18 behoren indien deze minstens 85% huishoudelijk of gelijkgesteld bedrijfsafval verwerkt. RDF wordt niet beschouwd als huishoudelijk of gelijkgesteld bedrijfsafval. Bijgevolg is het niet relevant om het verwerkingstarief voor RDF door te rekenen. De installatie uit categorie 18 kan immers maximaal 15% van zijn energie halen uit RDF. 2. Er wordt bij de OT-berekening voor cat. 18 enkel uitgegaan van de kosten en baten van het energierecuperatiegedeelte van de afvalverbrandingsinstallatie. Bijgevolg is het niet relevant om de gatefee in rekening te brengen. Het is niet correct om te stellen dat installaties uit categorie 17 en categorie 18 gelijkaardige stromen kunnen verwerken. Een installatie behoort voor het VEA tot categorie 17 indien deze jaarlijks minstens 85% biomassa-afval (zoals afvalhout) verbrandt (op basis van de energie-inhoud van de inputstromen). In het geval van categorie 18 moet de installaties Formeel stakeholderoverleg resultaat

14 gans de installatie zou in rekening gebracht worden) er ook voor zorgen dat er geen level playing field bestaat. Voor categorie 17 wordt immers een positieve prijs gebruikt voor afvalhout, terwijl voor categorie 18 een negatief verwerkingstarief zou doorgerekend worden Een stakeholder is tevreden over het feit dat het VEA de systeemafbakening voor categorie 18 aangepast heeft, en ook over het feit dat het VEA een link legt tussen de groene stroomcertificaten en het welslagen van het materialenbeleid. Toch vraagt de stakeholder om nog verder te gaan, en om de categorie 18 volledig te schrappen uit de lijst van groene stroomtechnologieën Het herdefiniëren van een projectcategorie behoort thans niet tot de bevoegdheid van het ontwerprapport (noch van het VEA) en is dan ook te aanschouwen als een pertinente fout vanuit het VEA. minstens 85% huishoudelijk of gelijkgesteld afval verbranden. Het is met andere woorden niet mogelijk dat een installatie steun krijgt in overeenstemming met categorie 17 en in de praktijk bijna uitsluitend huishoudelijk restafval verbrandt en bijgevolg meer winst kan maken dan een installatie die tot categorie 18 behoort en dezelfde inputstromen gebruikt. Het afvalhout is geen restafval dat finaal verwijderd wordt via afvalverbranding. De categorieën zijn vastgelegd in het Energiebesluit. Enkel de Vlaamse Regering kan bestaande categorieën schrappen. Het VEA is inderdaad niet bevoegd om projectcategorieën aan te passen, te verwijderen of toe te voegen via deze rapporten. Echter, de projectcategorie als dusdanig wordt niet aangepast. Het zijn nog steeds dezelfde installaties die toegewezen worden aan categorie 18: installaties die minstens 85% van de energieinhoud halen uit huishoudelijk restafval of gelijkgesteld bedrijfsafval waarvan het vermogen van de stoomturbine maximaal 20 MW bedraagt. Hetgeen door het VEA werd aangepast is de generieke installatie op basis waarvan de bandingfactor wordt berekend. Hiermee wordt de systeemafbakening opnieuw aangepast naar de oorspronkelijke afbakening (die toegepast werd in het eerste VEA Ontwerprapport 2012/1). Ook vroegere OT-berekeningen, uitgevoerd door de Vito gingen uit van deze systeemafbakening waarbij enkel het energierecuperatiegedeelte werd beschouwd. Indien de installatiegrenzen vorige keer op vraag van de sector konden worden gewijzigd, is dit per definitie nog steeds mogelijk. Een andere visie zou trouwens te stug zijn, en geen Formeel stakeholderoverleg resultaat

15 18.9 Uit de bepalingen van het Energiedecreet en het Energiebesluit volgt ontegensprekelijk dat een installatie als geheel moet worden beschouwd en dat een specifiek onderdeel van een installatie niet kan worden afgesplitst voor de berekening van de onrendabele top. Wat afvalverbrandingsinstallaties betreft (zijnde de projectcategorie in kwestie), blijkt dit onder meer uit artikel 6.2/1.2 Energiebesluit dat stelt: Het Vlaams Energieagentschap berekent voor nieuwe projecten met startdatum vanaf 1 januari 2013 de onrendabele toppen en bandingfactoren op basis van de meest kostenefficiënte en performante type-installaties voor de volgende representatieve projectcategorieën: ( ) 8 nieuwe installaties voor de verbranding van huishoudelijk of bedrijfsafval met een maximaal vermogen tot en met 20 MWe Indien enkel de energierecuperatie-eenheid in rekening wordt genomen, betekent dit noodzakelijkerwijze dat het niet meer gaat om een installatie voor de verbranding van afval, waarvoor afval dus de ingaande stof is. Nochtans is de kwalificatie als groenestroominstallatie juist gebaseerd op de biologisch afbreekbare fractie van industrieel en huishoudelijk afval (artikel 1.1.3, 18 /2 Energiedecreet). De energierecuperatie-eenheid op zich is geen groenestroominstallatie. Bovendien zou een consequente benadering vereisen dat dan ook de kostprijs van de stoom, eerder dan de kostprijs van het afval, in rekening moet worden genomen bij het bepalen van de factor KO ( de kosten of opbrengsten aan ingaande stoffen ) in de berekening van de onrendabele top. Het VEA is dus sowieso niet consequent in haar benadering. evoluerend inzicht mogelijk maken. Er staat bij de beschrijving van de betrokken categorie in het Energiebesluit: installaties voor de verbranding van afval met een maximaal vermogen tot en met 20 MWe. Gaan we voort op het zinsdeel installaties voor de verbranding van afval dan lijkt het alsof het gaat over de afvalverbrandingsoven. Gaan we voort op het zinsdeel installaties met een maximaal vermogen tot en met 20 MWe dan lijkt het alsof het gaat over turbines met een elektrisch vermogen van maximaal 20 MWe. Afvalverbrandingsinstallaties worden nooit gekenmerkt door een elektrisch vermogen. Anderzijds zijn installaties met een elektrisch vermogen nooit afvalverbrandingsinstallaties. Het besluit dat het VEA uit deze oefening maakt is dat de bepaling best aangepast wordt, zodanig dat op een eenduidige manier kan afgeleid worden welke installaties nu juist bedoeld worden. Echter, de invulling van het VEA in dit ontwerprapport is even correct als de invulling in het vorige rapport. Het gaat om een energierecuperatie-eenheid die energie recupereert uit de rookgassen van de verbranding van huishoudelijk restafval en gelijkgesteld bedrijfsafval. De energierecuperatie-eenheid kan zeker als groenestroomproductie-installatie beschouwd worden. Bij de verbranding van biogas uit stortplaatsen wordt eveneens het systeem beperkt tot de installatie die het biogas omvormt tot elektriciteit en warmte. De ganse stortplaats wordt evenmin beschouwd als onderdeel van het systeem. Er is dus geen reden waarom de energierecuperatie-eenheid niet kan beschouwd worden als generieke installatie. Het gaat daarenboven wel degelijk over een installatie die energie recupereert uit de rookgassen van afvalverbranding. Daarom wordt geen kostprijs toegekend aan de ingaande energiestroom en daarom wordt uitgegaan van een percentage Formeel stakeholderoverleg resultaat

16 18.11 Voor de omschakeling in de systeemafbakening verwijst het VEA naar de ambitieuze doelstellingen op Vlaams niveau met betrekking tot recyclage van afval alsook een vermeend onevenwicht in de afvalverbrandingscapaciteit in Europa. De doelstellingen waarnaar het VEA verwijst zijn afvalbeleidsdoelstellingen en zijn volstrekt irrelevant voor de interpretatie van het VEA van het Energiedecreet en het Energiebesluit. zelfafname dat gebaseerd is op de bestaande afvalverbrandingsinstallaties in Vlaanderen. In de VREG-mededeling (MEDE ), deels overgenomen door het VEA, staat daarenboven de voorwaarde waaraan een installatie moet voldoen om tot deze categorie te kunnen behoren: minstens 85% van de energie-inhoud moet afkomstig zijn van de verbranding van huishoudelijk restafval of gelijkgesteld bedrijfsafval. Voor het toekennen van de certificaten wordt daarenboven aangenomen dat de groene stroominstallatie enkel bestaat uit de energierecuperatieeenheid en niet uit de ganse afvalverbrandingsinstallatie. Uit al deze argumenten blijkt dat de berekening voor categorie 18 wel degelijk betrekking heeft op energierecuperatie ter hoogte van een afvalverbrandingsinstallatie. Door de ganse afvalverbrandingsinstallatie te beschouwen, zouden groenestroomcertificaten uitbetaald worden ter compensatie van lage verwerkingstarieven voor huishoudelijk restafval en voor bedrijfsafval. Door alsmaar hogere steun toe te kennen, zouden deze afvalverwerkingstarieven ook alsmaar lager worden. Een andere oorzaak van te lage verwerkingstarieven is overcapaciteit. Ook hiervoor bieden de groenestroomcertificaten geen gepaste oplossing. Door de extra inkomsten van de groenestroomcertificaten wordt het voor de maatschappij ogenschijnlijk zeer aantrekkelijk om restafval te laten verwerken in vergelijking met de andere opties (preventie en recyclage). Dit is uiteraard niet waar, aangezien het ook de maatschappij is die de groenestroomcertificaten betaalt. Wanneer de verwerking van afval via groene stroomcertificaten ondersteund wordt, zijn het niet langer de producenten van het afval die voor de verwerking ervan betalen. Aangezien ook bedrijfsafval (vooral onbehandeld, maar ook voor een klein deel behandeld bedrijfsafval) wordt verwerkt, betaalt de maatschappij (en in hoofdzaak de burger) Formeel stakeholderoverleg resultaat

17 18.12 Een stakeholder vreest dat de percentages inzake aandeel eigenverbruik (2%) alsook deel van bruto elektriciteitsproductie dat niet in aanmerking komt voor groenestroomcertificaten (eveneens 2%) foutief gerelateerd werden aan het aandeel groene elektriciteit (het equivalent vermogen, zijnde 7,12 MW e ), Deze percentages zijn gerelateerd aan het totale nominaal vermogen, meer specifiek 15 MW e Een stakeholder is van mening dat het niet wettelijk toegelaten is om enkel het energierecuperatiegedeelte te beschouwen (zie opmerkingen ). Bijgevolg dient het aandeel eigenverbruik gelijk te zijn aan 10% en niet aan 2% Een stakeholder is van mening dat het niet wettelijk toegelaten is om enkel het energierecuperatiegedeelte te beschouwen (zie opmerkingen ). Bijgevolg dient de specifieke investeringskost 9000 /kw e te bedragen en niet 2460 /kw e. de verwerking van dit bedrijfsafval via de groenestroomcertificaten. In geval van voorbehandeld bedrijfsafval gaat het zelfs ook om buitenlands afval. Op die manier wordt het principe de vervuiler betaalt niet langer correct toegepast. Energieopwekking is bij afvalververbranding per definitie een secundaire activiteit, na de hoofdactiviteit afvalverwerking. De financiering van de installatie moet uit de hoofdactiviteit volgen, niet uit de verplichte secundaire activiteit. Het aandeel eigen verbruik (2%), evenals het deel van bruto elektriciteitsproductie dat niet in aanmerking komt voor groenestroomcertificaten (2%) is het aandeel dat ook werd gebruikt in de voorgaande berekening, waarbij de ganse afvalverbrandingsinstallatie werd in rekening gebracht. Het ging toen ook al om het verbruik van de energierecuperatie-eenheid zelf. Het gaat hierbij over dezelfde hoeveelheid elektriciteit die geproduceerd wordt, zodat de aandelen niet gewijzigd zijn. Bij de afleiding van het groene gedeelte van de elektriciteitsproductie wordt aangenomen dat beide aandelen gelijk zijn voor het groene en voor het grijze gedeelte van de geproduceerde elektriciteit. Zie supra voor de reactie van het VEA op het eerste onderdeel van de opmerking. De systeemafbakening voor categorie 18 waarbij enkel het energierecuperatiegedeelte wordt beschouwd is conform het Energiedecreet en het Energiebesluit. Bijgevolg is de waarde van 2460 /kw e voor de specifieke investeringskost correct toegepast. De aangenomen waarden kunnen enkel gewijzigd worden op basis van onafhankelijk gevalideerde of verifieerbare gegevens. Formeel stakeholderoverleg resultaat

18 18.15 Een stakeholder is van mening dat het niet wettelijk toegelaten is om enkel het energierecuperatiegedeelte te beschouwen (zie opmerkingen ). Bijgevolg dient de onderhoudskost (die uitgedrukt wordt als variabele kost) 0,111 /kwh te zijn in plaats van de gestelde 0,0123 /kwh. Hiertoe heeft de stakeholder ook een Excel file aangeleverd ter onderbouwing van deze aanname Een stakeholder is van mening dat voor de marktwaarde zonder toevoeging van taksen, heffingen en vermeden netkosten van de vermeden primaire brandstof voor dezelfde hoeveelheid nuttige warmte in jaar 0 een te hoge waarde gebruikt wordt. Deze waarde dient 0,0202 /kwh te zijn in plaats van de gestelde 0,0322 /kwh. De stakeholder stelt voor om van het bedrag van 0,0322 /kwh 35% af te trekken omwille van: - Het vinden van een afnemer van de stoom is niet evident; - De prijs voor de warmte moet lager zijn dan de prijs van warmte opgewekt met aardgas omwille van kosten aan het proces en de nood aan economische incentive om om te schakelen; - Kosten die nodig zijn voor de aanleg van een warmtenet en die niet verrekend zijn in de investeringskosten Een stakeholder is van mening dat het niet wettelijk toegelaten is om enkel het energierecuperatiegedeelte te beschouwen (zie opmerkingen ). Bijgevolg dient de brandstofkost - 0,0222 /kwh te zijn in plaats van 0 /kwh. Indien enkel de energierecuperatie-eenheid beschouwd zou worden, dan is het niet correct om aan te nemen dat brandstof (de warmte uit de rookgassen) geen kost heeft. Dit is in tegenspraak met het feit dat er kosten worden aangerekend Er werd door de stakeholder geen concrete informatie aangeleverd ter staving van deze opmerking. De systeemafbakening voor categorie 18 waarbij enkel het energierecuperatiegedeelte wordt beschouwd is conform het Energiedecreet en het Energiebesluit. Bijgevolg is de waarde van 0,0123 /kwh voor de onderhoudskosten correct toegepast. De aangeleverde gegevens zijn de kostengegevens waarop de aannames van het vorige rapport gebaseerd zijn. Bij de afbakening van de generieke installatie is nagegaan hoeveel warmte gemiddeld kan afgezet worden vanuit de energierecuperatie van een afvalverbrandingsoven uit categorie 18. De aangenomen hoeveelheid warmte heeft dus een afnemer. Dit argument gaat met andere woorden niet op. De taksen, heffingen en netkosten werden niet meegenomen in deze aardgasprijs, net om rekening te houden met het tweede argument, namelijk dat de prijs voor de warmte lager moet zijn dan de prijs van warmte opgewekt met aardgas. Kosten voor de aanleg van een warmtenet worden inderdaad niet vergoed via de groenestroomcertificaten. Dit zijn kosten die nodig zijn voor de productie van groene warmte. Indien dit zorgt voor meerkosten ten opzichte van conventionele warmteproductie, zijn er andere ondersteuningsmechanismen die hiervoor aangewend kunnen worden. De systeemafbakening voor categorie 18 waarbij enkel het energierecuperatiegedeelte wordt beschouwd is conform het Energiedecreet en het Energiebesluit. Bijgevolg is de waarde van 0 /kwh voor de brandstofkost correct toegepast. De argumentatie waarom een nulkost wordt aangenomen voor de ingaande warmte is te vinden ter hoogte van opmerking Er worden geen kosten aangerekend voor het gebruik van elektriciteit die geproduceerd wordt uit de warmte van de Formeel stakeholderoverleg resultaat

19 Algemeen WKK fossiel voor het gebruik van elektriciteit die geproduceerd wordt uit de warmte van de rookgassen Het VEA heeft als vermogen 7,12 MW genomen voor de energierecuperatie-eenheid. Dit moet 15 MW zijn De onbalanskosten van 1,67% zijn te laag ingeschat volgens een stakeholder Een stakeholder merkt op dat de groenfactor moet verrekend worden in de berekeningen. rookgassen. Integendeel, door deze elektriciteit te gebruiken worden elektriciteitskosten uitgespaard die anders zouden moeten betaald worden aan een externe elektriciteitsleverancier. Het totale vermogen van de energierecuperatie-eenheid is inderdaad 15 MW. Er wordt echter een theoretische inschatting gemaakt van de groene energierecuperatie-eenheid. Welk vermogen ook ingevuld wordt in het model, het resultaat is hetzelfde. De theoretische inschatting werd echter gemaakt omdat de groene stroomcertificaten enkel toegekend worden aan de groene stroom en niet aan de grijze stroom die geproduceerd wordt met de energierecuperatie-eenheid van 15 MW. Voor de berekende steun maakt dit echter geen verschil. De aangenomen waarden kunnen enkel gewijzigd worden op basis van onafhankelijk gevalideerde of verifieerbare gegevens. Er werd door de stakeholder geen concrete informatie aangeleverd ter staving van deze opmerking. Immers, de onbalanskost van 1,67% is gebaseerd op informatie van de afvalverbrandingssector zelf. De groenfactor wordt niet verrekend in de OT-berekeningen omdat de groene stroomcertificaten anders het grijzestroomgedeelte mee zouden helpen betalen. Het is echter niet de bedoeling (en zelfs wettelijk verboden) om via GSC grijze stroom te ondersteunen. 1.a 1.b 2.a 2.b 3.a Formeel stakeholderoverleg resultaat

20 3.b 4.a 4.b 7.a.1 7.a.2 7.b.1 7.b.2 7.c.1 7.c.2 8.a.1 De investeringskost is gevoelig gedaald. De sector geeft aan dat zij deze dalende prijzen zelf niet waarnemen in de markt. Neutraliseren van het wisselkoerseffect of een verdere indexatie op de eerder gehanteerde prijzen lijkt meer aangewezen. 8.a.2 De investeringskost is gevoelig gedaald. De sector geeft aan dat zij deze dalende prijzen zelf niet waarnemen in de markt. Neutraliseren van het wisselkoerseffect of een verdere indexatie op de eerder gehanteerde prijzen lijkt meer aangewezen. De investeringkost werd bepaald op basis van data van het Gas Turbine World handbook, dus marktprijzen van de wereld (waaronder ook Europa). De wisselkoers kan slechts een klein deel van de daling van de investeringskost verklaren. Bovendien kunnen de aangenomen waarden enkel gewijzigd worden op basis van onafhankelijke gevalideerde of verifieerbare gegevens. Er werd door de stakeholders geen informatie aangeleverd ter staving van deze opmerking. De investeringkost werd bepaald op basis van data van het Gas Turbine World handbook, dus marktprijzen van de wereld (waaronder ook Europa). De wisselkoers kan slechts een klein deel van de daling van de investeringskost verklaren. Bovendien kunnen de aangenomen waarden enkel gewijzigd worden op basis van onafhankelijke gevalideerde of verifieerbare gegevens. Er werd door de stakeholders geen informatie aangeleverd ter staving van deze opmerking. 8.b.1 8.b.2 8.c.1 8.c.2 Formeel stakeholderoverleg resultaat

21 Algemeen WKK biogas 5.a.1 5.a.2 5.a.3 5.a.4 5.a.5 5.b.1 5.b.2 5.b.3 5.b.4 5.b.5 6.a.1 6.a.2 6.a.3 6.a.4 6.a.5 6.b.1 6.b.2 6.b.3 6.b.4 6.b.5 Formeel stakeholderoverleg resultaat

22 Projectcategorieën Representatieve projectcategorieën GS 1 zonne-energie: a. Nieuwe installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) tot 10kW: cat 1; b. Nieuwe installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) van 10kW tot 250kW: cat 2; c. Nieuwe installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) van 250kW tot 750kW: cat 3; 2 nieuwe installaties met betrekking tot windenergie op land, met een maximaal vermogen per turbine tot en met 4MWe: cat. 4; 3 nieuwe biogasinstallaties met een maximaal vermogen tot en met 5 MWe: a. Voor de vergisting van hoofdzakelijk mest- en/of land- en tuinbouwgerelateerde stromen: cat 5; b. Voor GFT-vergisting met nacompostering: cat 6; c. Recuperatie van stortgas: cat 7; d. Voor vergisting van rioolwaterzuiveringsslib: cat 8; e. Overige vergisters: cat 9; 4 nieuwe biogasinstallaties met een maximaal vermogen groter dan 5MWe tot en met 20MWe: a. Voor de vergisting van hoofdzakelijk mest- en/of land- en tuinbouwgerelateerde stromen: cat 10; b. Voor GFT-vergisting met nacompostering: cat 11; c. Recuperatie van stortgas: cat 12; d. Voor vergisting van rioolwaterzuiveringsslib: cat 13; e. Overige vergisters: cat 14; 5 nieuwe installaties voor de verbranding van vaste biomassa met een maximaal vermogen tot en met 20MWe: cat 15; 6 nieuwe installaties voor de verbranding van vloeibare biomassa met een maximaal vermogen tot en met 20MWe: cat 16; 7 nieuwe installaties voor de verbranding van biomassa-afval met een maximaal vermogen tot en met 20MWe: cat 17; 8 nieuwe installaties voor de verbranding van huishoudelijk of bedrijfsafval met een maximaal vermogen tot en met 20MWe: cat18. Representatieve projectcategorieën WKK 1 kwalitatieve warmtekrachtinstallaties, voor zover ze niet behoren tot 5, met een bruto nominaal vermogen tot en met 10kWe: a. Volledig nieuwe installatie: cat 1.a; b. Ingrijpende wijziging: cat 1.b; 2 kwalitatieve warmtekrachtinstallaties, voor zover ze niet behoren tot 5, met een bruto nominaal vermogen groter dan 10kWe tot en met 200 kwe: a. Volledig nieuwe installatie: cat 2.a; b. Ingrijpende wijziging: cat 2.b; Formeel stakeholderoverleg resultaat

Stakeholderoverleg - Ontwerprapport 2018/2 - startdatum 1 januari delen

Stakeholderoverleg - Ontwerprapport 2018/2 - startdatum 1 januari delen Stakeholderoverleg - Ontwerprapport 2018/2 - startdatum 1 januari 2019-3 delen Het Vlaams Energieagentschap publiceerde op 1 juni 2017 deel 1, 2 en 3 van haar ontwerprapport 2018/2 voor stakeholderoverleg.

Nadere informatie

Vlaams Energieagentschap. Rapport 2014/2. Deel 2: actualisatie OT/Bf

Vlaams Energieagentschap. Rapport 2014/2. Deel 2: actualisatie OT/Bf Vlaams Energieagentschap Rapport 2014/2 Deel 2: actualisatie OT/Bf Inhoudstafel Inhoudstafel... 1 Bandingfactoren... 3 Berekeningsmethodiek... 3 Toepassing bandingfactor... 3 Maximale bandingfactor...

Nadere informatie

Vlaams Energieagentschap. Rapport 2013/2. Deel 2: actualisatie OT/Bf voor projecten met een startdatum voor 1 januari 2014

Vlaams Energieagentschap. Rapport 2013/2. Deel 2: actualisatie OT/Bf voor projecten met een startdatum voor 1 januari 2014 Vlaams Energieagentschap Rapport 2013/2 Deel 2: actualisatie OT/Bf voor projecten met een startdatum voor 1 januari 2014 Inhoud Actualisatie installaties met startdatum vanaf 1/1/2013... 2 1. PV-installaties

Nadere informatie

Vlaams Energieagentschap. Rapport 2014/2. Deel 2: Actualisatie OT/Bf

Vlaams Energieagentschap. Rapport 2014/2. Deel 2: Actualisatie OT/Bf Vlaams Energieagentschap Rapport 2014/2 Deel 2: Actualisatie OT/Bf Inhoudstafel Inhoudstafel... 1 Bandingfactoren... 3 Berekeningsmethodiek... 3 Toepassing bandingfactor... 3 Maximale bandingfactor...

Nadere informatie

Stakeholderoverleg - Ontwerprapport deel 1 & 2

Stakeholderoverleg - Ontwerprapport deel 1 & 2 Stakeholderoverleg - Ontwerprapport 2016 - deel 1 & 2 Het Vlaams Energieagentschap publiceerde op 20 mei 2016 deel 1 en op 31 mei 2016 deel 2 van haar ontwerprapport 2016 voor stakeholderoverleg. De stakeholders

Nadere informatie

Vlaams Energieagentschap. Rapport 2013/3. Deel 2: actualisatie OT/Bf

Vlaams Energieagentschap. Rapport 2013/3. Deel 2: actualisatie OT/Bf Vlaams Energieagentschap Rapport 2013/3 Deel 2: actualisatie OT/Bf Inhoudstafel Inhoudstafel... 1 Bandingfactoren... 2 Berekeningsmethodiek... 2 Toepassing bandingfactor... 2 Maximale bandingfactor...

Nadere informatie

Vlaams Energieagentschap. Rapport 2014/1. Deel 2: actualisatie OT/Bf

Vlaams Energieagentschap. Rapport 2014/1. Deel 2: actualisatie OT/Bf Vlaams Energieagentschap Rapport 2014/1 Deel 2: actualisatie OT/Bf Inhoudstafel Bandingfactoren... 3 Berekeningsmethodiek... 3 Toepassing bandingfactor... 3 Maximale bandingfactor... 3 Achtergrond... 4

Nadere informatie

Vlaams Energieagentschap. Rapport 2014/1. Deel 2: actualisatie OT/Bf

Vlaams Energieagentschap. Rapport 2014/1. Deel 2: actualisatie OT/Bf Vlaams Energieagentschap Rapport 2014/1 Deel 2: actualisatie OT/Bf Inhoudstafel Bandingfactoren... 3 Berekeningsmethodiek... 3 Toepassing bandingfactor... 3 Maximale bandingfactor... 3 Achtergrond... 4

Nadere informatie

ONTWERPRAPPORT 2018/2

ONTWERPRAPPORT 2018/2 ONTWERPRAPPORT 2018/2 Deel 2: Ontwerprapport OT/Bf met actualisaties voor bestaande projecten www.energiesparen.be INHOUD LIJST VAN TABELLEN... 4 LIJST VAN FIGUREN... 4 1 BANDINGFACTOREN... 5 1.1 Berekeningsmethodiek...

Nadere informatie

RAPPORT Deel 2: Actualisaties OT/Bf.

RAPPORT Deel 2: Actualisaties OT/Bf. RAPPORT 2017 Deel 2: Actualisaties OT/Bf www.energiesparen.be INHOUD 1 BANDINGFACTOREN... 3 1.1 Berekeningsmethodiek... 3 1.2 Toepassing bandingfactor... 3 1.3 Maximale bandingfactor... 4 2 GEVOLGDE PROCEDURE...

Nadere informatie

VR MED.0490/2

VR MED.0490/2 VR 2016 0912 MED.0490/2 Ministerieel besluit houdende actualisatie van de huidige bandingfactoren en vastlegging van de bandingfactoren van groenestroomcertificaten en warmte-krachtcertificaten voor projecten

Nadere informatie

ONTWERPRAPPORT Deel 2: Actualisaties OT/Bf

ONTWERPRAPPORT Deel 2: Actualisaties OT/Bf ONTWERPRAPPORT 2017 Deel 2: Actualisaties OT/Bf www.energiesparen.be INHOUD 1 BANDINGFACTOREN... 3 1.1 Berekeningsmethodiek... 3 1.2 Toepassing bandingfactor... 3 1.3 Maximale bandingfactor... 4 2 GEVOLGDE

Nadere informatie

RAPPORT Deel 2: Actualisaties OT/Bf.

RAPPORT Deel 2: Actualisaties OT/Bf. RAPPORT 2016 Deel 2: Actualisaties OT/Bf www.energiesparen.be INHOUD 1 BANDINGFACTOREN... 3 1.1 Berekeningsmethodiek... 3 1.2 Toepassing bandingfactor... 3 1.3 Maximale bandingfactor... 4 2 GEVOLGDE PROCEDURE...

Nadere informatie

Vlaams Energieagentschap. Rapport 2015/1. Deel 2: actualisatie OT/Bf

Vlaams Energieagentschap. Rapport 2015/1. Deel 2: actualisatie OT/Bf Vlaams Energieagentschap Rapport 2015/1 Deel 2: actualisatie OT/Bf Inhoudstafel Inhoudstafel... 1 Bandingfactoren... 2 1. Actualisatie installaties met startdatum vanaf 1/1/2013... 8 1.1. PV-installaties

Nadere informatie

RAPPORT 2018/1. Rapport OT/Bf voor projecten met een startdatum vanaf 1 april

RAPPORT 2018/1. Rapport OT/Bf voor projecten met een startdatum vanaf 1 april RAPPORT 2018/1 Rapport OT/Bf voor projecten met een startdatum vanaf 1 april 2018 www.energiesparen.be INHOUD 1 INLEIDING... 9 2 BANDINGFACTOREN... 11 2.1 Berekeningsmethodiek... 11 2.2 Toepassing bandingfactor...

Nadere informatie

RAPPORT Deel 1 : Rapport OT/Bf voor projecten met een startdatum vanaf 1 januari

RAPPORT Deel 1 : Rapport OT/Bf voor projecten met een startdatum vanaf 1 januari RAPPORT 2019 Deel 1 : Rapport OT/Bf voor projecten met een startdatum vanaf 1 januari 2020 www.energiesparen.be INHOUD LIJST VAN TABELLEN... 8 LIJST VAN FIGUREN... 9 LIJST VAN AFKORTINGEN... 10 LIJST VAN

Nadere informatie

RAPPORT Deel 1 : Rapport OT/Bf voor projecten met een startdatum vanaf 1 januari

RAPPORT Deel 1 : Rapport OT/Bf voor projecten met een startdatum vanaf 1 januari RAPPORT 2019 Deel 1 : Rapport OT/Bf voor projecten met een startdatum vanaf 1 januari 2020 www.energiesparen.be INHOUD LIJST VAN TABELLEN... 8 LIJST VAN FIGUREN... 9 LIJST VAN AFKORTINGEN... 10 LIJST VAN

Nadere informatie

RAPPORT 2018/2. Deel 1 : Rapport OT/Bf voor projecten met een startdatum vanaf 1 januari

RAPPORT 2018/2. Deel 1 : Rapport OT/Bf voor projecten met een startdatum vanaf 1 januari RAPPORT 2018/2 Deel 1 : Rapport OT/Bf voor projecten met een startdatum vanaf 1 januari 2019 www.energiesparen.be INHOUD LIJST VAN TABELLEN... 8 LIJST VAN FIGUREN... 9 LIJST VAN AFKORTINGEN... 10 LIJST

Nadere informatie

ONTWERPRAPPORT Deel 1: Ontwerprapport OT/Bf voor projecten met een startdatum vanaf 1 januari

ONTWERPRAPPORT Deel 1: Ontwerprapport OT/Bf voor projecten met een startdatum vanaf 1 januari ONTWERPRAPPORT 2017 Deel 1: Ontwerprapport OT/Bf voor projecten met een startdatum vanaf 1 januari 2018 www.energiesparen.be INHOUD LIJST VAN TABELLEN... 7 LIJST VAN FIGUREN... 8 LIJST VAN AFKORTINGEN...

Nadere informatie

Vlaams Energieagentschap. Rapport 2013/1. Rapport OT/Bf uitgestelde projectcategorieën

Vlaams Energieagentschap. Rapport 2013/1. Rapport OT/Bf uitgestelde projectcategorieën Vlaams Energieagentschap Rapport 2013/1 Rapport OT/Bf uitgestelde projectcategorieën Inhoud INLEIDING BANDINGFACTOREN 1 Berekeningsmethodiek... 9 2 Toepassing bandingfactor... 9 3 Maximale bandingfactor...

Nadere informatie

Stakeholderoverleg - Ontwerprapport startdatum 1 januari delen

Stakeholderoverleg - Ontwerprapport startdatum 1 januari delen Stakeholderoverleg - Ontwerprapport 2019 - startdatum 1 januari 2020-3 delen Het Vlaams Energieagentschap (VEA) publiceerde op 27 mei 2019 deel 1, 2 en 3 van haar ontwerprapport 2019 voor stakeholderoverleg.

Nadere informatie

Vlaams Energieagentschap. Rapport 2015/1. Deel 1: Definitief rapport OT/Bf voor projecten met een startdatum vanaf 1 januari 2016

Vlaams Energieagentschap. Rapport 2015/1. Deel 1: Definitief rapport OT/Bf voor projecten met een startdatum vanaf 1 januari 2016 Vlaams Energieagentschap Rapport 2015/1 Deel 1: Definitief rapport OT/Bf voor projecten met een startdatum vanaf 1 januari 2016 Inhoud Leeswijzer... 11 Inleiding... 12 Bandingfactoren... 13 1 Berekeningsmethodiek...

Nadere informatie

RAPPORT 2016/1. Deel 1: Ontwerprapport OT/Bf voor projecten met een startdatum vanaf 1 januari 2017

RAPPORT 2016/1. Deel 1: Ontwerprapport OT/Bf voor projecten met een startdatum vanaf 1 januari 2017 RAPPORT 2016/1 Deel 1: Ontwerprapport OT/Bf voor projecten met een startdatum vanaf 1 januari 2017 www.energiesparen.be INHOUD Leeswijzer... 9 Inleiding... 10 Bandingfactoren... 11 1 Berekeningsmethodiek...

Nadere informatie

RAPPORT Deel 1: Rapport OT/Bf voor projecten met een startdatum vanaf 1 januari

RAPPORT Deel 1: Rapport OT/Bf voor projecten met een startdatum vanaf 1 januari RAPPORT 2017 Deel 1: Rapport OT/Bf voor projecten met een startdatum vanaf 1 januari 2018 www.energiesparen.be INHOUD LIJST VAN TABELLEN... 7 LIJST VAN FIGUREN... 8 LIJST VAN AFKORTINGEN... 9 LIJST VAN

Nadere informatie

VR DOC.0455/2QUATER

VR DOC.0455/2QUATER VR 2019 1605 DOC.0455/2QUATER Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft de implementatie van het besluit SA.46013 van de Europese Commissie

Nadere informatie

RAPPORT Deel 1: Rapport OT/Bf voor projecten met een startdatum vanaf 1 januari 2017

RAPPORT Deel 1: Rapport OT/Bf voor projecten met een startdatum vanaf 1 januari 2017 RAPPORT 2016 Deel 1: Rapport OT/Bf voor projecten met een startdatum vanaf 1 januari 2017 www.energiesparen.be INHOUD Leeswijzer... 9 Inleiding... 10 Bandingfactoren... 11 1 Berekeningsmethodiek... 11

Nadere informatie

Vlaams Energieagentschap. Rapport 2014/1. Deel 1: rapport OT/Bf voor projecten met een startdatum vanaf 1 januari 2015

Vlaams Energieagentschap. Rapport 2014/1. Deel 1: rapport OT/Bf voor projecten met een startdatum vanaf 1 januari 2015 Vlaams Energieagentschap Rapport 2014/1 Deel 1: rapport OT/Bf voor projecten met een startdatum vanaf 1 januari 2015 Inhoud INLEIDING 11 BANDINGFACTOREN 1 Berekeningsmethodiek... 12 2 Toepassing bandingfactor...

Nadere informatie

In het Belgisch Staatsblad van 31 december 2012 werd op bladzijde 88607 e.v. bovengenoemd besluit gepubliceerd.

In het Belgisch Staatsblad van 31 december 2012 werd op bladzijde 88607 e.v. bovengenoemd besluit gepubliceerd. VLAAMSE OVERHEID [C 2013/35060] 21 DECEMBER 2012. Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft de groenestroomcertificaten, de warmtekrachtcertificaten

Nadere informatie

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD 26.01.2018 ONITEUR BELGE 5947 VLAASE OVERHEID [C 2018/10168] 15 DECEBER 2017. Besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft

Nadere informatie

Stakeholderoverleg - Ontwerprapport deel 1 & 2

Stakeholderoverleg - Ontwerprapport deel 1 & 2 Stakeholderoverleg - Ontwerprapport 2017 - deel 1 & 2 Het Vlaams Energieagentschap publiceerde op 7 juni 2017 deel 1 & 2 van haar ontwerprapport 2017 voor stakeholderoverleg. De stakeholders werden opgeroepen

Nadere informatie

Stakeholderoverleg Ontwerprapport 1 juni 2015

Stakeholderoverleg Ontwerprapport 1 juni 2015 Stakeholderoverleg Ontwerprapport 1 juni 2015 Het Vlaams Energieagentschap publiceerde op 1 juni 2015 haar ontwerprapport voor stakeholderoverleg. De stakeholders werden opgeroepen om het ontwerprapport

Nadere informatie

Vlaams Energieagentschap. Rapport 2013/2. Deel 1: definitief rapport OT/Bf voor projecten met een startdatum vanaf 1 januari 2014

Vlaams Energieagentschap. Rapport 2013/2. Deel 1: definitief rapport OT/Bf voor projecten met een startdatum vanaf 1 januari 2014 Vlaams Energieagentschap Rapport 2013/2 Deel 1: definitief rapport OT/Bf voor projecten met een startdatum vanaf 1 januari 2014 Inhoud Inleiding... 11 Bandingfactoren... 12 1 Berekeningsmethodiek... 12

Nadere informatie

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 28.08.2019 BELGISCH STAATSBLAD 81363 VLAAMSE OVERHEID [C 2019/14124] 28 JUNI 2019. Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft

Nadere informatie

Bijlage 2 principebeslissing Zonnepark Kristalpark III: Methodiek voor parameters finale berekening bandingfactor

Bijlage 2 principebeslissing Zonnepark Kristalpark III: Methodiek voor parameters finale berekening bandingfactor Bijlage 2 principebeslissing Zonnepark Kristalpark III: Methodiek voor parameters finale berekening bandingfactor Inleiding In deze bijlage wordt de methodiek toegelicht om de finale parameters te bepalen

Nadere informatie

Vlaams Energieagentschap. Rapport 2015/1 Deel 1: ontwerprapport OT/Bf voor projecten met een startdatum vanaf 1 januari 2016

Vlaams Energieagentschap. Rapport 2015/1 Deel 1: ontwerprapport OT/Bf voor projecten met een startdatum vanaf 1 januari 2016 Vlaams Energieagentschap Rapport 2015/1 Deel 1: ontwerprapport OT/Bf voor projecten met een startdatum vanaf 1 januari 2016 Inhoud Leeswijzer... 11 Inleiding... 12 Bandingfactoren... 14 1 Berekeningsmethodiek...

Nadere informatie

RAPPORT 2018/2. Deel 3: Evaluatie quotumpad en productiedoelstellingen

RAPPORT 2018/2. Deel 3: Evaluatie quotumpad en productiedoelstellingen RAPPORT 2018/2 Deel 3: Evaluatie quotumpad en productiedoelstellingen www.energiesparen.be INHOUD LEESWIJZER... 3 VERDERE (GEVOLGDE) PROCEDURE... 3 1 INLEIDING... 4 2 PRODUCTIEDOELSTELLINGEN GROENE STROOM...

Nadere informatie

Verlengingen GSC biogas SD < 2013 Nieuwe biogasinstallaties. Emely Vandewaetere 30 maart 2018

Verlengingen GSC biogas SD < 2013 Nieuwe biogasinstallaties. Emely Vandewaetere 30 maart 2018 Verlengingen GSC biogas SD < 2013 Nieuwe biogasinstallaties Emely Vandewaetere 30 maart 2018 BESTAANDE BIOGASINSTALLATIES MET SD VOOR 1/1/2013: verlengingsmogelijkheden GSC 2 BESTAANDE BIOGASINSTALLATIES

Nadere informatie

Centraal Parameterdocument

Centraal Parameterdocument Vlaams Energieagentschap Centraal Parameterdocument Bijlage A.1 bij Rapport 2012 Inhoud Inleiding... 5 Hoofdstuk 1: Financieel-economische parameters... 6 1.1 Indexen... 6 Bepaling van de jaarlijkse prijsstijging...

Nadere informatie

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving advies 62.358/3 van 27 november 2017 over een ontwerp van besluit van de Vlaamse minister van Begroting, Financiën en Energie houdende de indeling van biogas- en verbrandingsinstallaties

Nadere informatie

VR DOC.1287/2BIS

VR DOC.1287/2BIS VR 2017 1512 DOC.1287/2BIS Besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft verlengingsaanvragen voor groenestroomcertificaten en overige wijzigingen

Nadere informatie

Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten en garanties van oorsprong

Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten en garanties van oorsprong Statistieken Laatste aanpassing 14/04/2015 Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten en garanties van oorsprong Dit document bevat de gegevens betreffende het aantal toegekende groenestroomcertificaten

Nadere informatie

Commissie Benchmarking Vlaanderen

Commissie Benchmarking Vlaanderen Commissie Benchmarking Vlaanderen 023-0170 Bijlage I TOELICHTING 17 Bijlage I : WKK ALS ALTERNATIEVE MAATREGEL 1. Inleiding Het plaatsen van een WKK-installatie is een energiebesparingsoptie die zowel

Nadere informatie

VR DOC.0924/2BIS

VR DOC.0924/2BIS VR 2017 2209 DOC.0924/2BIS Besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft verlengingsaanvragen voor groenestroomcertificaten en overige wijzigingen

Nadere informatie

Ministerieel besluit houdende de organisatie van een call voor het indienen van steunaanvragen voor nuttigegroenewarmte-installaties

Ministerieel besluit houdende de organisatie van een call voor het indienen van steunaanvragen voor nuttigegroenewarmte-installaties Ministerieel besluit houdende de organisatie van een call voor het indienen van steunaanvragen voor nuttigegroenewarmte-installaties voor de productie van nuttige groene warmte uit biomassa en uit aardwarmte

Nadere informatie

VLAAMSE OVERHEID 13 JULI Decreet houdende wijziging van het Energiedecreet van 8 mei 2009, wat betreft de milieuvriendelijke energieproductie

VLAAMSE OVERHEID 13 JULI Decreet houdende wijziging van het Energiedecreet van 8 mei 2009, wat betreft de milieuvriendelijke energieproductie N. 2012 2122 VLAAMSE OVERHEID 13 JULI 2012. Decreet houdende wijziging van het Energiedecreet van 8 mei 2009, wat betreft de milieuvriendelijke energieproductie (1) Het Vlaams Parlement heeft aangenomen

Nadere informatie

Steunmechanismen voor WKK. 16 oktober 2018

Steunmechanismen voor WKK. 16 oktober 2018 Steunmechanismen voor WKK 16 oktober 2018 Certificatensteun voor WKK s Wie? Gelegen in het Vlaamse Gewest Nieuwe installatie of ingrijpende wijziging van bestaande installatie Behoort tot een projectcategorie

Nadere informatie

Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten en garanties van oorsprong

Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten en garanties van oorsprong Statistieken Laatste aanpassing 05/02/2014 Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten en garanties van oorsprong Dit document bevat de gegevens betreffende het aantal toegekende groenestroomcertificaten

Nadere informatie

Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten en garanties van oorsprong

Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten en garanties van oorsprong Statistieken Laatste aanpassing 12/05/2014 Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten en garanties van oorsprong Dit document bevat de gegevens betreffende het aantal toegekende groenestroomcertificaten

Nadere informatie

Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten en garanties van oorsprong

Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten en garanties van oorsprong Statistieken Laatste aanpassing 04/07/2014 Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten en garanties van oorsprong Dit document bevat de gegevens betreffende het aantal toegekende groenestroomcertificaten

Nadere informatie

Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten en garanties van oorsprong

Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten en garanties van oorsprong Statistieken Laatste aanpassing 03/06/2015 Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten en garanties van oorsprong Dit document bevat de gegevens betreffende het aantal toegekende groenestroomcertificaten

Nadere informatie

Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten en garanties van oorsprong

Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten en garanties van oorsprong Statistieken Laatste aanpassing 03/03/2015 Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten en garanties van oorsprong Dit document bevat de gegevens betreffende het aantal toegekende groenestroomcertificaten

Nadere informatie

Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten en garanties van oorsprong

Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten en garanties van oorsprong Statistieken Laatste aanpassing 04/05/2015 Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten en garanties van oorsprong Dit document bevat de gegevens betreffende het aantal toegekende groenestroomcertificaten

Nadere informatie

Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten en garanties van oorsprong

Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten en garanties van oorsprong Statistieken Laatste aanpassing 02/09/2015 Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten en garanties van oorsprong Dit document bevat de gegevens betreffende het aantal toegekende groenestroomcertificaten

Nadere informatie

Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten en garanties van oorsprong

Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten en garanties van oorsprong Statistieken Laatste aanpassing 08/12/2015 Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten en garanties van oorsprong Dit document bevat de gegevens betreffende het aantal toegekende groenestroomcertificaten

Nadere informatie

Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten en garanties van oorsprong

Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten en garanties van oorsprong Statistieken Laatste aanpassing 01/02/2016 Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten en garanties van oorsprong Dit document bevat de gegevens betreffende het aantal toegekende groenestroomcertificaten

Nadere informatie

Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten en garanties van oorsprong

Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten en garanties van oorsprong Statistieken Laatste aanpassing 03/03/2016 Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten en garanties van oorsprong Dit document bevat de gegevens betreffende het aantal toegekende groenestroomcertificaten

Nadere informatie

Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten en garanties van oorsprong

Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten en garanties van oorsprong Statistieken Laatste aanpassing 07/04/2016 Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten en garanties van oorsprong Dit document bevat de gegevens betreffende het aantal toegekende groenestroomcertificaten

Nadere informatie

Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten en garanties van oorsprong

Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten en garanties van oorsprong Statistieken Laatste aanpassing 13/06/2016 Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten en garanties van oorsprong Dit document bevat de gegevens betreffende het aantal toegekende groenestroomcertificaten

Nadere informatie

Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten en garanties van oorsprong

Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten en garanties van oorsprong Statistieken Laatste aanpassing 05/09/2016 Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten en garanties van oorsprong Dit document bevat de gegevens betreffende het aantal toegekende groenestroomcertificaten

Nadere informatie

Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten en garanties van oorsprong

Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten en garanties van oorsprong Statistieken Laatste aanpassing 04/11/2016 Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten en garanties van oorsprong Dit document bevat de gegevens betreffende het aantal toegekende groenestroomcertificaten

Nadere informatie

Voorstel van decreet. houdende wijziging van het Energiedecreet van 8 mei 2009, wat betreft de milieuvriendelijke energieproductie

Voorstel van decreet. houdende wijziging van het Energiedecreet van 8 mei 2009, wat betreft de milieuvriendelijke energieproductie stuk ingediend op 1639 (2011-2012) Nr. 10 6 juli 2012 (2011-2012) Voorstel van decreet van de heren Bart Martens en Robrecht Bothuyne, de dames Liesbeth Homans, Michèle Hostekint en Sonja Claes en de heren

Nadere informatie

DE BEREKENING VAN DE GROENESTROOMCERTIFICATEN

DE BEREKENING VAN DE GROENESTROOMCERTIFICATEN 1. CONTEXT Infofiche Energie DE BEREKENING VAN DE GROENESTROOMCERTIFICATEN In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt de productie van groene stroom afkomstig van hernieuwbare energiebronnen of warmtekrachtkoppeling

Nadere informatie

RAPPORT Deel 3 : Evaluatie quotumpad en productiedoelstellingen.

RAPPORT Deel 3 : Evaluatie quotumpad en productiedoelstellingen. RAPPORT 2019 Deel 3 : Evaluatie quotumpad en productiedoelstellingen www.energiesparen.be INHOUD 1 INLEIDING... 5 2 VERDERE (GEVOLGDE) PROCEDURE... 7 3 PRODUCTIEDOELSTELLINGEN GROENE STROOM... 9 3.1 Wettelijke

Nadere informatie

Biomassa omvat naast vaste biomassa ook vloeibare en gasvormig gemaakte biomassa, exclusief biogas afkomstig uit vergisting.

Biomassa omvat naast vaste biomassa ook vloeibare en gasvormig gemaakte biomassa, exclusief biogas afkomstig uit vergisting. 7/1/213 Productie-installaties in Vlaanderen waarvoor groenestroomcertificaten worden toegekend Dit document bevat gegevens betreffende de productie-installaties waarvan de aanvraag tot toekenning van

Nadere informatie

Vlaams Energieagentschap. Rapport 2014/2. Deel 1: rapport OT/Bf voor PV-projecten met een startdatum vanaf 1 juli 2015

Vlaams Energieagentschap. Rapport 2014/2. Deel 1: rapport OT/Bf voor PV-projecten met een startdatum vanaf 1 juli 2015 Vlaams Energieagentschap Rapport 2014/2 Deel 1: rapport OT/Bf voor PV-projecten met een startdatum vanaf 1 juli 2015 Inhoud Inleiding... 6 Bandingfactoren... 7 1 Berekeningsmethodiek... 7 2 Toepassing

Nadere informatie

21 39.882 11 314.402. Biomassa omvat naast vaste biomassa ook vloeibare en gasvormig gemaakte biomassa, exclusief biogas afkomstig uit vergisting.

21 39.882 11 314.402. Biomassa omvat naast vaste biomassa ook vloeibare en gasvormig gemaakte biomassa, exclusief biogas afkomstig uit vergisting. 1/1/212 Productie-installaties in Vlaanderen waarvoor groenestroomcertificaten worden toegekend Dit document bevat gegevens betreffende de productie-installaties waarvan de aanvraag tot toekenning van

Nadere informatie

Advies van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt

Advies van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt Publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 bus 19 B-1000 Brussel Gratis telefoon

Nadere informatie

slibvergisting, wordt omgezet in elektric iteit 0,029 per kwh. slibvergisting, wordt omgezet in elektriciteit 0,029 per kwh.

slibvergisting, wordt omgezet in elektric iteit 0,029 per kwh. slibvergisting, wordt omgezet in elektriciteit 0,029 per kwh. Regeling van de Minister van Economische Zaken van.., nr. WJZ, houdende vaststelling van de vaste bedragen per kwh ter stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie voor het jaar 2005

Nadere informatie

Productie-installaties in Vlaanderen waarvoor groenestroomcertificaten en/of garanties van oorsprong worden toegekend

Productie-installaties in Vlaanderen waarvoor groenestroomcertificaten en/of garanties van oorsprong worden toegekend Productie-installaties in Vlaanderen waarvoor groenestroomcertificaten en/of garanties van oorsprong worden toegekend Dit document bevat gegevens betreffende de productie-installaties waarvan de aanvraag

Nadere informatie

VR MED.0485/2

VR MED.0485/2 VR 2018 2112 MED.0485/2 Ministerieel besluit houdende de organisatie van een call voor de ondersteuning van nuttige groene warmte, de ondersteuning van restwarmte en energie-efficiënte stadsverwarming

Nadere informatie

RAPPORT Deel 3 : Evaluatie quotumpad en productiedoelstellingen.

RAPPORT Deel 3 : Evaluatie quotumpad en productiedoelstellingen. RAPPORT 2019 Deel 3 : Evaluatie quotumpad en productiedoelstellingen www.energiesparen.be INHOUD 1 INLEIDING... 5 2 VERDERE (GEVOLGDE) PROCEDURE... 7 3 PRODUCTIEDOELSTELLINGEN GROENE STROOM... 9 3.1 Wettelijke

Nadere informatie

van 18 september 2012

van 18 september 2012 Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt Publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 bus 19 B-1000 Brussel Gratis telefoon

Nadere informatie

Artikel 10 Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2006.

Artikel 10 Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2006. Regeling van de Minister van Economische Zaken van, nr. WJZ..., houdende vaststelling van de vaste bedragen per kwh ter stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie voor het jaar 2006

Nadere informatie

Vlaams Energieagentschap. Rapport 2014/2. Deel 1: ontwerprapport OT/Bf voor PV-projecten met een startdatum vanaf 1 juli 2015

Vlaams Energieagentschap. Rapport 2014/2. Deel 1: ontwerprapport OT/Bf voor PV-projecten met een startdatum vanaf 1 juli 2015 Vlaams Energieagentschap Rapport 2014/2 Deel 1: ontwerprapport OT/Bf voor PV-projecten met een startdatum vanaf 1 juli 2015 Inhoud Inleiding... 5 Bandingfactoren... 6 1 Berekeningsmethodiek... 6 2 Toepassing

Nadere informatie

Vlaams Energieagentschap. Rapport 2013/3. Deel 1: Rapport OT/Bf voor PV-projecten met een startdatum vanaf 1 juli 2014

Vlaams Energieagentschap. Rapport 2013/3. Deel 1: Rapport OT/Bf voor PV-projecten met een startdatum vanaf 1 juli 2014 Vlaams Energieagentschap Rapport 2013/3 Deel 1: Rapport OT/Bf voor PV-projecten met een startdatum vanaf 1 juli 2014 Inhoud Inleiding... 5 Bandingfactoren... 6 1 Berekeningsmethodiek... 6 2 Toepassing

Nadere informatie

GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN

GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN VLAAMSE GEMEENSCHAP VLAAMSE OVERHEID 28 JUNI 2013. Decreet houdende diverse bepalingen inzake energie (1) [C 2013/35608] Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij,

Nadere informatie

Vlaams Energieagentschap. Rapport Definitieve berekeningen OT/Bf

Vlaams Energieagentschap. Rapport Definitieve berekeningen OT/Bf Vlaams Energieagentschap Rapport 2012 Definitieve berekeningen OT/Bf Inhoud Leeswijzer... 3 1. INLEIDING... 4 1.1. Noodzaak aan hervorming van de steunmechanismes... 4 1.2. Aanpassingen Energiedecreet

Nadere informatie

DE NIEUWE GROENESTROOMCERTIFICATEN...en wat met de netvergoeding?

DE NIEUWE GROENESTROOMCERTIFICATEN...en wat met de netvergoeding? DE NIEUWE GROENESTROOMCERTIFICATEN...en wat met de netvergoeding? Jo Neyens, PV-Vlaanderen Intersolution conference 15-17 januari 2014 1 PV GSC en netvergoeding Intersolution 2014 1 ODE Structuur platformen

Nadere informatie

Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 31 mei 2005

Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 31 mei 2005 Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt North Plaza B Koning Albert II-laan 7 B-1210 Brussel Tel. +32 2 553 13 53 Fax +32 2 553 13 50 Email: info@vreg.be Web: www.vreg.be Beslissing

Nadere informatie

Bio-WKK en WKK in de glastuinbouw: meer met minder

Bio-WKK en WKK in de glastuinbouw: meer met minder Voor kwaliteitsvolle WarmteKrachtKoppeling in Vlaanderen Bio-WKK en WKK in de glastuinbouw: meer met minder 16/12/2010 Cogen Vlaanderen Daan Curvers COGEN Vlaanderen Houtige biomassa in de landbouw 16

Nadere informatie

ONTWERPRAPPORT Deel 3: Evaluatie quotumpad en productiedoelstellingen

ONTWERPRAPPORT Deel 3: Evaluatie quotumpad en productiedoelstellingen ONTWERPRAPPORT 2016 Deel 3: Evaluatie quotumpad en productiedoelstellingen www.energiesparen.be INHOUD EVALUATIE QUOTUMPAD EN PRODUCTIEDOELSTELLINGEN... 3 Productiedoelstellingen groene stroom... 3 Marktanalyserapport...

Nadere informatie

Ontwerpregeling mep-subsidiebedragen voor afvalverbrandingsinstallaties

Ontwerpregeling mep-subsidiebedragen voor afvalverbrandingsinstallaties Regeling van de Minister van Economische Zaken van., nr..., houdende wijziging van de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2006 (periode 1 juli tot en met 31 december) en de

Nadere informatie

RAPPORT Deel 3: Evaluatie quotumpad en productiedoelstellingen

RAPPORT Deel 3: Evaluatie quotumpad en productiedoelstellingen RAPPORT 2017 Deel 3: Evaluatie quotumpad en productiedoelstellingen www.energiesparen.be INHOUD LEESWIJZER...2 1 INLEIDING...3 2 PRODUCTIEDOELSTELLINGEN GROENE STROOM...3 2.1 Wettelijke bepalingen...3

Nadere informatie

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2013

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2013 1 Beknopte samenvatting van de Inventaris duurzame energie in Vlaanderen 2013, Deel I: hernieuwbare energie, Vito, september 2014 1 Het aandeel hernieuwbare energie in 2013 bedraagt 5,9% Figuur 1 bio-elektriciteit

Nadere informatie

Mededeling van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 28 mei 2013

Mededeling van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 28 mei 2013 Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt Publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 bus 19 B-1000 Brussel Gratis telefoon

Nadere informatie

Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 20 juli 2004. gewijzigd op 24 januari 2007

Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 20 juli 2004. gewijzigd op 24 januari 2007 Vlaamse Reguleringsinstantie voor de lektriciteits- en Gasmarkt North Plaza B Koning Albert II- laan 7 B - 1210 BRUSSL e-mail : info@vreg.be tel. : +32 2 553 13 53 fax : +32 2 553 13 50 web : www.vreg.be

Nadere informatie

JERTS-studie rond kleine en middelgrote windturbines

JERTS-studie rond kleine en middelgrote windturbines Openbreken van de markt voor kleine en middelgrote windturbines JERTS-studie rond kleine en middelgrote windturbines JERTS-studie rond KMWT Ruimtelijke verdeling van de gemiddelde windsnelheid Schatting

Nadere informatie

Vlaams Energieagentschap. Rapport 2015/1. Deel 3: evaluatie quotumpad, productiedoelstellingen en marktanalyserapport

Vlaams Energieagentschap. Rapport 2015/1. Deel 3: evaluatie quotumpad, productiedoelstellingen en marktanalyserapport Vlaams Energieagentschap Rapport 2015/1 Deel 3: evaluatie quotumpad, productiedoelstellingen en marktanalyserapport LEESWIJZER: In dit document worden op verschillende plaatsen aannames en scenario s gehanteerd

Nadere informatie

EINDRAPPORT. Verlengingsmogelijkheden steunperiode GSC biogasprojecten (startdatum vóór 2013)

EINDRAPPORT. Verlengingsmogelijkheden steunperiode GSC biogasprojecten (startdatum vóór 2013) EINDRAPPORT Verlengingsmogelijkheden steunperiode GSC biogasprojecten (startdatum vóór 2013) Auteur : Dams Yoko (VITO) Editors : Emely Vandewaetere/Klaas Nijs (Vlaams Energieagentschap) Studie uitgevoerd

Nadere informatie

Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten

Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten Statistieken Laatste aanpassing 01/04/2012 Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten Dit document bevat de gegevens betreffende het aantal toegekende groenestroomcertificaten voor elektriciteit uit hernieuwbare

Nadere informatie

van 23 februari 2010

van 23 februari 2010 Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 bus 19 B - 1000 BRUSSEL e-mail : info@vreg.be tel. : +32 2 553 13 53 fax : +32 2 553 13

Nadere informatie

Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten

Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten Statistieken Laatste aanpassing 03/12/2012 Aantal uitgereikte groenestroomcertificaten Dit document bevat de gegevens betreffende het aantal toegekende groenestroomcertificaten voor elektriciteit uit hernieuwbare

Nadere informatie

18/12/2012 Financiële steun nodig om de technieken rendabel in te zetten. Yoko Dams - VITO

18/12/2012 Financiële steun nodig om de technieken rendabel in te zetten. Yoko Dams - VITO 18/12/2012 Financiële steun nodig om de technieken rendabel in te zetten Yoko Dams - VITO Inhoud» Historiek» Rekenmethode: onrendabele toppen» Aannames» Steun» Resultaten per techniek» Steun per datacenter»

Nadere informatie

CONCEPT 30 januari 2008

CONCEPT 30 januari 2008 CONCEPT 30 januari 2008 Regeling van de Minister van Economische Zaken van, nr. WJZ, houdende vaststelling van correcties ten behoeve van de voorschotverlening voor de stimulering van duurzame energieproductie

Nadere informatie

Advies van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt

Advies van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt Advies van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt van 18 augustus 2017 met betrekking tot het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft

Nadere informatie

houdende diverse bepalingen inzake energie

houdende diverse bepalingen inzake energie stuk ingediend op 2031 (2012-2013) Nr. 4 19 juni 2013 (2012-2013) Ontwerp van decreet houdende diverse bepalingen inzake energie Tekst aangenomen door de plenaire vergadering Stukken in het dossier: 2031

Nadere informatie

Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 27 januari 2009

Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 27 januari 2009 Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 bus 19 B - 1000 BRUSSEL e-mail : info@vreg.be tel. : +32 2 553 13 53 fax : +32 2 553 13

Nadere informatie

Geïnstalleerd vermogen en aantal warmtekrachtinstallaties per provincie

Geïnstalleerd vermogen en aantal warmtekrachtinstallaties per provincie Geïnstalleerd vermogen en aantal warmtekrachtinstallaties per provincie Dit document bevat het aantal productie-installaties en het nominaal geïnstalleerd elektrisch of mechanisch vermogen van kwalitatieve

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 4674 29 maart 2010 Regeling van de Minister van Economische Zaken van 19 maart 2010, nr. WJZ/10043132, houdende vaststelling

Nadere informatie

Biomassa omvat naast vaste biomassa ook vloeibare en gasvormig gemaakte biomassa, exclusief biogas afkomstig uit vergisting.

Biomassa omvat naast vaste biomassa ook vloeibare en gasvormig gemaakte biomassa, exclusief biogas afkomstig uit vergisting. Productie-installaties in Vlaanderen waarvoor groenestroomcertificaten worden toegekend Dit document bevat gegevens betreffende de productie-installaties waarvan de aanvraag tot toekenning van groenestroomcertificaten

Nadere informatie