Stakeholderoverleg - Ontwerprapport deel 1 & 2

Transcriptie

1 Stakeholderoverleg - Ontwerprapport deel 1 & 2 Het Vlaams Energieagentschap publiceerde op 20 mei 2016 deel 1 en op 31 mei 2016 deel 2 van haar ontwerprapport 2016 voor stakeholderoverleg. De stakeholders werden opgeroepen om deze onderdelen van het ontwerprapport grondig te bestuderen en eventuele opmerkingen via mail of brief uiterlijk op 10 juni 2016 (deel 1) of 21 juni 2016 (deel2) aan het VEA te bezorgen. Het VEA heeft voor deel 1 acht en voor deel 2 twee opmerkingen tijdig ontvangen van de verschillende stakeholders. De opmerkingen van de stakeholders worden hieronder summier weergegeven en beantwoord. Waar nodig werden ze verwerkt in het definitieve rapport, dat aan de minister werd bezorgd. Een deel van de ontvangen opmerkingen handelt over de bepalingen en wettelijk vastgelegde parameters van het Energiedecreet en het Energiebesluit. Zo werden opmerkingen ontvangen over: - het gebruik van ENDEX n+1 i.p.v. actuele (BELPEX-)waarden; - de Europese referentiewaarden voor WKK s en de installaties voor de verbranding van vaste biomassa; - de groenfactor voor cat. 18; - het aandeel zelfafname; - de bandingdeler die niet overeenstemt met de reële marktprijs voor GSC/WKC; - de methodiek om het aantal vollasturen te bepalen bij GS cat. 4. Deze wijkt af van zowel de methodiek die gehanteerd wordt voor andere parameters als van de methodiek die gehanteerd wordt voor andere technologieën. Windenergie wordt hierdoor gediscrimineerd; - het aandeel zelfafname van WKK op basis van gasturbines en WKK met gas- en stoomturbines (STEG); - de (forfaitair bepaalde) hoogte van de parameter recht van opstal voor GS cat 4 strookt niet met de werkelijkheid. In realiteit worden frequent veel hogere bedragen betaald. Het VEA herhaalt dat het deze reglementaire bepalingen moet toepassen zoals ze in het Energiedecreet en het Energiebesluit (of andere wetgevende teksten) zijn vastgelegd. Het komt immers aan een administratieve overheid niet toe deze bepalingen in vraag te stellen, aan te passen en/of buiten beschouwing te laten. Verder is via het Besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016 houdende wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft diverse bepalingen inzake energie-efficiëntie (BS 15 september 2016) categorie 18 geschrapt, zodat ook alle opmerkingen voor deze categorie niet verder zijn verwerkt.

2 Opmerkingen en reacties Algemene parameters deel Het gebruik van de marktprijs Eurostat voor industriële gebruikers als referentie is niet wenselijk, de markt varieert immers dermate dat in een dalende markt men zo de OT te hoog inrekent. De door VEA gehanteerde indexatie compenseert hiervoor onvoldoende. 0.2 Bij de indexering van de elektriciteitsprijs behoudt men een indexering van 2% voor injectie en 3,5% voor afname. Dit strookt niet met de marktverwachtingen. 0.3 Er wordt voor alle projecttypes een aandeel eigen vermogen van 20% als referentie aangehouden de projecten biomassa van de laatste tijd ervaren echter hogere eisen vanuit de financiële sector en investeerders 30% is realistischer. Graag de referentie van het project waar het 20% is de praktijk toont aan dat er vandaag geen realisaties zijn en toch verlaagt de ratio? 0.4 0% jaarlijkse prijsstijging voor de marktprijs van aardgas de komende 10 jaar is een onderschatting van wat er zich reëel op de markt zal voordoen. Eurostat is één van de weinige autoritaire bronnen die dergelijke noodzakelijke gegevens uit de markt verzamelt. De vertraging van de marktgegevens in de statistieken die zich daarbij voordoet, vertaalt zich sowieso in een volgende herberekening van de OT s. Indien een betere bron o.b.v. marktinformatie gevonden zou kunnen worden, kan deze gehanteerd worden in de toekomst. Er wordt geen alternatieve bron door de sector vooropgesteld. Het is quasi onmogelijk de elektriciteitsprijs (en andere prijzen) te voorspellen voor de komende jaren, en al zeker voor een periode van 10 jaar. De gehanteerde indexatiefactoren zijn dan ook slechts aannames, die gestoeld zijn op een ruim onderbouwde basis en langetermijnobservaties. Het VEA blijft onderzoeken op welke wijze deze aannames verder verfijnd kunnen worden, onder meer door rekening te houden met de meest recente voorspellingen voor het productiepark, de marktomstandigheden op de CWE-markt en de economische vertaling van bepaalde beleidskeuzes. De 20/80 EV/VV verhouding is niet gewijzigd t.a.v. vorige rapporten, na consultatie van de sector. De stakeholder merkt zelf op dat er binnen de betrokken categorieen vandaag geen realisaties zijn. Het is dan ook voor het VEA onduidelijk op welke grond de opmerking gestoeld is. Ze wordt niet met gegevens onderbouwd. Deze waarde werd aangepast (naar 2%) in het finaal rapport, om aldus correct reële i.p.v. nominale waarden in de OT-berekeningen te bekomen. pagina 2 van 12 Stakeholderoverleg - Ontwerprapport deel 1 &

3 Algemene parameters deel 1 en deel Naast stijgende netkosten is er de tendens om de verrekening van de netkosten te verschuiven van een energiebasis (per kwh) naar een capaciteitsbasis (per kw). De vaste kost van een aansluiting neemt daarmee toe. Daarnaast beïnvloedt dit sterk de opbrengsten in geval van zelfafname (PV, WKK). Voor PV vb. kan deze opbrengst gemakkelijk 25% reduceren. Er is nog geen beleidsbeslissing omtrent de verschuiving van de nettarieven van energiebasis (per kwh) naar een capaciteitsbasis (per kw). Dergelijke verwachting is op dit ogenblik niet te herleiden tot een formele beslissing, derhalve kan met deze aanname ook nog geen rekening worden gehouden in dit rapport. Bij de actualisaties zal uiteraard wel rekening gehouden worden met deze veranderingen, voor zover de beschikbare kostengegevens dit toelaten. Momenteel wordt al rekening gehouden met het feit dat een deel van de elektriciteitsprijs van bedrijven vast is en dus niet vermeden kan worden. pagina 3 van 12 Stakeholderoverleg - Ontwerprapport deel 1 &

4 PV cat 2 & Voor het bepalen van de afslag voor categorie 2 en categorie 3 wordt de vereenvoudigde methode toegepast die ontwikkeld werd in samenwerking met de windsector. Voor windparken wordt een profielkost ingeschat, voor PPA s die gebaseerd zijn op BELPEX, op basis van enerzijds de gemiddelde BELPEX-prijzen en anderzijds de BELPEX-prijzen tijdens de productie van windenergie. Deze methode is echter niet mogelijk voor PV-installaties omdat de zelfafname bepalend is voor het injectieprofiel en we dit niet kunnen inschatten op dezelfde manier als voor windenergie. Toch zouden we hier wel een inschatting kunnen maken van de profielkost. Deze zou afgeleid kunnen worden uit het verschil tussen de BELPEX-afslag en de EN- DEX-afslagen. Als men de BELPEX-afslagen aftrekt van de ENDEXafslagen bekomt men de profielkost die in rekening gebracht wordt: GS cat 1 deel In het rapport over de actualisaties is sprake van de evolutie van de elektriciteitsprijzen, maar niet over de evolutie in de investeringskosten. Nochtans zijn de investeringskosten, onder meer onder invloed van groepsaankopen, het afgelopen jaar gedaald. Het is niet volledig duidelijk wat juist bedoeld wordt met voorgestelde methode. Als we de BELPEX-afslagen zouden aftrekken van de ENDEX-afslagen en dit zouden beschouwen als bijkomende profielkost, dan zouden we in feite gewoon rekenen met de ENDEXafslagen. Dan zou het zijn alsof we de PPA s op basis van BELPEX niet mee in rekening brengen. Omdat we dan echter zouden moeten uitgaan van gemiddelde waarden voor BELPEX en ENDEX om een gemiddelde profielkost te bepalen, en omdat we los daarvan werken met de mediaan van de afslagen, zou dit toch nog een invloed kunnen hebben op het resultaat. Het lijkt ons echter geen goed onderbouwde methode. De methode is gebaseerd op de aanname dat je in feite even veel krijgt, of je nu een PPA neemt op basis van BELPEX of je neemt een PPA op basis van ENDEX. De methode gaat daarenboven uit van de aanname dat alle PPA s in feite even veel geven. Anders klopt de redenering niet dat de afslag van een ENDEX- PPA min de afslag van een BELPEX-PPA gelijk is aan de profielkost. Het is immers even goed mogelijk dat een deel van het verschil wordt veroorzaakt door het feit dat de ene PPA voordeliger is dan de andere PPA. Daarom nemen we ook de mediaan van alle PPA s. Daarom hebben we de berekeningsmethode niet aangepast in het definitieve rapport. Binnen de dataset waren er slechts 2 PPA s die echt gebaseerd waren op de BELPEX. Er waren andere PPA s die gebaseerd zijn op de gemiddelde BELPEX. Hiervoor moet dan ook geen profielkost berekend worden. De rest van de PPA s was gebaseerd op ENDEX-prijzen. Bij de actualisatie van de bandingfactoren voor bestaande installaties wordt de investeringskost niet geactualiseerd, enkel de elektriciteitsprijs (in de brede zin). Deze investeringskosten zijn immers een historisch feit. Daarom worden de actuele investeringskosten voor bestaande installaties in dit rapport niet besproken. pagina 4 van 12 Stakeholderoverleg - Ontwerprapport deel 1 &

5 GS cat De specifieke investeringskost is te laag ingeschat omdat op de meest geschikte locaties er al turbines gebouwd zijn en de doorlooptijd van de gerealiseerde projecten gestegen is. Het klopt dat de prijzen voor de turbines gedaald zijn, maar de andere kosten (interne werkingskosten bijvoorbeeld wegens langere doorlooptijd, juridische procedures en bijkomende randvoorwaarden) zijn toegenomen. Hiervan zijn echter niet steeds facturen beschikbaar. Dit moet ook in rekening gebracht worden 2.2 De vollasturen zijn te hoog ingeschat. Enerzijds is er een tendens naar machines met hoger en hogere masten waardoor de vollasturen stijgen. Anderzijds worden ook meer turbines vergund met een kleinere rotordiameter. Daarnaast krijgen de ontwikkelaars steeds meer bijkomende randvoorwaarden voor het draairegime. Hierdoor daalt het aantal jaarlijkse vollasturen. De 30% slechtste turbines worden echter niet in rekening gebracht. Momenteel heeft dit echter geen zin. Er wordt voorgesteld om ofwel zowel een deel van de hoogste als een deel van de laagste uit te sluiten, ofwel uit te gaan van de volledige dataset. 2.3 Voor de bepaling van de afslag wordt de mediaan genomen van de set van afslagen. Het zou meer realistisch zijn om een gewogen gemiddelde te nemen. Algemeen biogasinst 3.- Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen t.e.m. 5MWe GS cat 5 Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen GS cat 6 Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen GS cat 7 Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen GS cat 8 Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen GS cat 9 Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen Alle kosten worden meegenomen, ook interne werkingskosten. Deze moeten zo goed mogelijk onderbouwd worden. Ook kosten die niet kunnen aangetoond worden via een factuur kunnen in rekening gebracht worden. De vollasturen zijn gebaseerd op de meest recente windparken. Om voldoende gegevens te hebben, wordt steeds uitgegaan van de windparken die maximaal 5 jaar oud zijn. In de opmerking wordt gesteld dat de 30% slechtste vollasturen niet in rekening worden gebracht. Dat is echter niet juist. Vollasturen die meer dan 30% lager zijn dan het initieel berekende gewogen gemiddelde mogen niet verrekend worden in het uiteindelijke gemiddelde. Het is echter mogelijk dat alle vollasturen meegenomen kunnen worden. Het is dus zeker niet zo dat de 30% slechtste turbines niet meegenomen worden. De 30%-regel staat in het Energiebesluit en moet daarom toegepast worden in de OT-berekening. Ook voor de PPA s gaat het om een beperkt aantal gegevens. In dat geval is het beter om de mediaan te nemen. Voor zover wij de keuze hebben, nemen we de mediaan als het gaat over kleine datasets. In het geval van de vollasturen staat in het Energiebesluit dat we het gemiddelde moeten nemen. pagina 5 van 12 Stakeholderoverleg - Ontwerprapport deel 1 &

6 Algemeen biogasinst Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen van 5 t.e.m. 20MWe GS cat 10 Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen GS cat 11 Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen GS cat 12 Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen GS cat 13 Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen GS cat 14 Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen Algemeen 4.- Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen biomassa GS cat De specifieke investeringskost kan mogelijks lager. Er wordt verwezen naar een lagere kostprijs voor een installatie uit De kostprijs die gebruikt is in het rapport is evenzeer gebaseerd op deze kostprijs, alleen werd deze prijs geïndexeerd naar het jaar 2017 en is deze een stuk hoger. Het is echter niet zo dat de investeringskost overschat is. GS cat 16 Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen GS cat De kostprijs van B-hout in het OT-rapport is 15 per ton. Het voorbije jaar was dit vermoedelijk een representatieve prijs doch deze fuelmarkt is heel onzeker. 4.3 Vaste kosten per eenheid capaciteit: er is een relatie tussen de brandstof en de verwerkingskost; hoe lager de kwaliteit hoe meer voorbewerkingskost en omgekeerd. 4.4 Het aandeel eigen verbruik wordt op 0,2% van de bruto-productie gezet. Dit is echter geen realistisch cijfer. Het eigenverbruik van een verbrandingsinstallatie ( ventilatoren, pompen, rookgaszuivering, ) loopt al vlug op tot 10%. Een aanname van 10 % is wel een realistisch cijfer. Ieder jaar wordt de prijs van het verwerkte B-hout opgevraagd, zodat rekening gehouden wordt met de recente evoluties in de markt. De houtprijs is gebaseerd op de gegevens van die installaties die de juiste voorbewerking toepassen, om te vermijden dat de kostprijs van het hout niet representatief is voor de generieke installatie. In het definitieve rapport is een eigen verbruik aangenomen van 11,1%. Voor het aandeel van de bruto elektriciteitsproductie die niet in aanmerking komt voor groenestroomcertificaten, aanvaardbaar voor de certificatenverplichting (EV GSC ), wordt uitgegaan van 0,2%. Het gaat hier om een installatie die 100% afval verbrandt (100% van het B-hout is afval). Er wordt aangenomen dat de installatie beschouwd wordt als BBT. In dat geval moet enkel het elektriciteitsverbruik voor de hulpdiensten meegenomen worden. Dat is slechts een zeer beperkt aandeel van de bruto-elektriciteitsproductie. GS cat 18 Geen reactie vereist. Categorie werd geschrapt Geen reactie vereist. Categorie werd geschrapt pagina 6 van 12 Stakeholderoverleg - Ontwerprapport deel 1 &

7 Algemeen 5.- Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen WKK fossiel WKK cat 1.a Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen WKK cat 1.b Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen WKK cat 2.a Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen WKK cat 2.b Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen WKK cat 3.a Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen WKK cat 3.b Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen WKK cat 4.a 5.1 Het is niet duidelijk op welke manier de gegevens die aangeleverd worden door de eigenaars van de huidige installaties werden meegenomen. Alle aangeleverde gegevens worden eerst geactualiseerd naar het jaar 0 (= 2017 voor het rapport 2016) o.b.v. de index van de consumptieprijzen uit het verleden (beschikbaar bij het Federaal Planbureau) en o.b.v. een raming van deze index voor het lopende jaar (eveneens beschikbaar bij het Federaal Planbureau). Vervolgens worden alle geactualiseerde prijzen (investeringskosten en variabele kosten) herleid naar de referentie-installatie o.b.v. het analytisch verband tussen vermogen en de investeringskosten enerzijds en vermogen en variabele kosten anderzijds, beschreven in het referentiewerk BHKW-Kenndaten 2014/2015. Zo bekomen we een set (steekproef) van gegevens die betrekking hebben op de referentieinstallatie. Deze gegevens uit de marktbevraging worden eveneens verder aangevuld met gegevens, beschikbaar uit referentiewerken (zoals de BHKW-Kenndaten), de dossiers verhoogde investeringsaftrek en gegevens van leveranciers (deze laatste 2 eveneens herleid naar kosten in het jaar 0 van de referentie-installatie, zoals hierboven beschreven). De waarde van de parameters specifieke investeringskost en variabele kost in het jaar 0 wordt bepaald op basis van de mediaan van de dataset waarbij uitschieters worden geëlimineerd op basis van het 25- en 75-percentiel en de interkwartielafstand. WKK cat 4.b Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen pagina 7 van 12 Stakeholderoverleg - Ontwerprapport deel 1 &

8 Algemeen WKK cat 7 & Voor grotere WKK's (vooral cat 7 en 8) kiezen bedrijven om meestal in zee te gaan met een partner, meestal energieleverancier, waarbij de verhoogde Investeringsaftrek voor WKK niet van toepassing is. De verhoogde investeringsaftrek mag dan ook voor deze categorieën niet meegerekend worden in de OT-berekening. Uit een onderzoek van de WKK-inventaris (obv van de beslissingen inzake certificatendossiers) blijkt dat van de 26 installaties in de categorieën 7 en 8 er momenteel slechts 3 (=11,5%) geplaatst zijn samen met een partner-energieleverancier. Als we bovendien de meer recente installaties bekijken dan blijkt voor nieuwe installaties dit percentage nog kleiner is. De verhoogde investeringsaftrek is dus wel degelijk van toepassing op het merendeel van de installaties. 5.3 De specifieke investeringskost voor gasturbines is met 3% gestegen De investeringskost is in vergelijking met het VEA rapport 2015/1 voor de WKK projectcategorieën 7.a.1, 7.a.2, 7.c.1, 7.c.2, 8.a.1, 8.a.2, 8.c.1 en 8.c.2 gestegen met 6%. Als bron voor deze aanpassing werd door het VEA het boek Gas Turbine World 2015 gebruikt, terwijl voor het VEA rapport 2015/1 gebruik werd gemaakt van het boek Gas Turbine World Hierbij werd rekening gehouden met de sterk wijzigende wisselkoersen. De stijging tov van vorig OT rapport is dus zelfs nog groter dan de vermelde 3%. M.a.w., het VEA komt reeds tegemoet aan de door de stakeholder geformuleerde bekommernis d.m.v. het gebruikte (onafhankelijke) bronnenmateriaal. WKK cat 7.a De variabele kost per eenheid productie is met 2,5% gestegen. Er werd door de stakeholder geen informatie aangeleverd ter staving van deze opmerking. Er wordt dan ook niet onomstotelijk aangetoond dat de 50% van het onderhoudscontract direct gerelateerd zou zijn aan de kostprijs van de wisselstukken. De variabele investeringskost per eenheid productie in jaar 0 wordt door het VEA bepaald uit o.a. gegevens uit internationale rapporten en literatuur en anderzijds uit bevraging van installaties in Vlaanderen. Uit de bevraging van installaties in Vlaanderen bleek dat de (totale) variabele investeringskost per eenheid productie in jaar 0 geenszins zomaar de evolutie volgde van de wisselkoersen van de wisselstukken. WKK cat 7.a.1 Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen WKK cat 7.a.2 Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen WKK cat 7.b.1 Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen WKK cat 7.b.2 Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen WKK cat 7.c.1 Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen WKK cat 7.c.2 Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen pagina 8 van 12 Stakeholderoverleg - Ontwerprapport deel 1 &

9 WKK cat 8.a.1 Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen WKK cat 8.a.2 Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen WKK cat 8.b.1 Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen WKK cat 8.b.2 Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen WKK cat 8.c.1 Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen WKK cat 8.c.2 Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen Algemeen 6.- Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen WKK biogas WKK cat 5.a.1 Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen WKK cat 5.a.2 Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen WKK cat 5.a.3 Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen WKK cat 5.a.4 Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen WKK cat 5.a.5 Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen WKK cat 5.b.1 Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen WKK cat 5.b.2 Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen WKK cat 5.b.3 Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen WKK cat 5.b.4 Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen WKK cat 5.b.5 Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen WKK cat 6.a.1 Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen WKK cat 6.a.2 Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen WKK cat 6.a.3 Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen WKK cat 6.a.4 Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen WKK cat 6.a.5 Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen WKK cat 6.b.1 Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen WKK cat 6.b.2 Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen WKK cat 6.b.3 Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen WKK cat 6.b.4 Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen WKK cat 6.b.5 Geen specifieke input ontvangen Geen specifieke input ontvangen pagina 9 van 12 Stakeholderoverleg - Ontwerprapport deel 1 &

10 Projectcategorieën 1 REPRESENTATIEVE PROJECTCATEGORIEËN GS zonne-energie: a nieuwe installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) tot 10kW: cat 1; b nieuwe installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) van 10kW tot 250kW: cat 2; c nieuwe installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) van 250kW tot 750kW: cat 3; wind : nieuwe installaties met betrekking tot windenergie op land, met een maximaal vermogen per turbine tot en met 4MWe: cat. 4; biogasinstallaties a nieuwe biogasinstallaties met een maximaal vermogen tot en met 5 MWe: 1) voor de vergisting van hoofdzakelijk mest- en/of land- en tuinbouwgerelateerde stromen: cat 5; 2) voor GFT-vergisting met nacompostering: cat 6; 3) voor recuperatie van stortgas: cat 7; 4) voor vergisting van rioolwaterzuiveringsslib: cat 8; 5) overige vergisters: cat 9; b nieuwe biogasinstallaties met een maximaal vermogen groter dan 5MWe tot en met 20MWe: 1) voor de vergisting van hoofdzakelijk mest- en/of land- en tuinbouwgerelateerde stromen: cat 10; 2) voor GFT-vergisting met nacompostering: cat 11; 3) voor recuperatie van stortgas: cat 12; 4) voor vergisting van rioolwaterzuiveringsslib: cat 13; 5) overige vergisters: cat 14; verbranding van biomassa of huishoudelijk of bedrijfsafval a nieuwe installaties voor de verbranding van vaste biomassa met een maximaal vermogen tot en met 20MWe: cat 15; b nieuwe installaties voor de verbranding van vloeibare biomassa met een maximaal vermogen tot en met 20MWe: cat 16; c nieuwe installaties voor de verbranding van biomassa-afval met een maximaal vermogen tot en met 20MWe: cat 17; d nieuwe installaties voor de verbranding van huishoudelijk of bedrijfsafval met een maximaal vermogen tot en met 20MWe: cat18. pagina 10 van 12 Stakeholderoverleg - Ontwerprapport deel 1 &

11 2 REPRESENTATIEVE PROJECTCATEGORIEËN WKK 1 kwalitatieve warmtekrachtinstallaties, voor zover ze niet behoren tot 5, met een bruto nominaal vermogen tot en met 10kWe: a volledig nieuwe installatie: cat 1.a; b ingrijpende wijziging: cat 1.b; 2 kwalitatieve warmtekrachtinstallaties, voor zover ze niet behoren tot 5, met een bruto nominaal vermogen groter dan 10kWe tot en met 200kWe: a volledig nieuwe installatie: cat 2.a; b ingrijpende wijziging: cat 2.b; 3 kwalitatieve warmtekrachtinstallaties, voor zover ze niet behoren tot 5, met een bruto nominaal vermogen groter dan 200kWe tot en met 1MWe: a volledig nieuwe installatie: cat 3.a; b ingrijpende wijziging: cat 3.b; 4 kwalitatieve warmtekrachtinstallaties, voor zover ze niet behoren tot 5, met een motor met een bruto nominaal vermogen groter dan 1 MWe tot en met 5MWe: a volledig nieuwe installatie: cat 4.a; b ingrijpende wijziging: cat 4.b; 4/1 kwalitatieve warmtekrachtinstallaties, voor zover ze niet behoren tot 5, met een motor met een bruto nominaal vermogen groter dan 5 MWe tot en met 10MWe: a volledig nieuwe installatie: cat. 4/1.a; b volledig nieuwe installatie: cat. 4/1.b; 5 kwalitatieve warmtekrachtinstallaties op biogas met een maximaal bruto nominaal vermogen tot en met 5MWe: a volledig nieuwe installatie: cat 5.a; b ingrijpende wijziging: cat 5.b; telkens opgesplitst in subcategorieën voor: 1) de vergisting van hoofdzakelijk mest- en/of land- en tuinbouwgerelateerde stromen; 2) voor GFT-vergisting met nacompostering; 3) voor recuperatie van stortgas; 4) voor vergisting van rioolwaterzuiveringsslib; 5) overige vergisters; 6 kwalitatieve warmtekrachtinstallaties op biogas met een maximaal bruto nominaal vermogen groter dan 5MWe tot en met 20MWe: a volledig nieuwe installatie: cat 6.a; b ingrijpende wijziging: cat 6.b; telkens opgesplitst in subcategorieën voor: 1) de vergisting van hoofdzakelijk mest- en/of land- en tuinbouwgerelateerde stromen; 2) voor GFT-vergisting met nacompostering; 3) voor recuperatie van stortgas; pagina 11 van 12 Stakeholderoverleg - Ontwerprapport deel 1 &

12 7 8 4) voor vergisting van rioolwaterzuiveringsslib; 5) overige vergisters; kwalitatieve warmtekrachtinstallaties met een bruto nominaal vermogen groter dan 1 tot en met 20MWe met turbines op: a gas: 1) volledig nieuwe installatie: cat 7.a.1; 2) ingrijpende wijziging: cat 7.a.2; b stoom: 1) volledig nieuwe installatie: cat 7.b.1; 2) ingrijpende wijziging: cat 7.b.2; c beide: 1) volledig nieuwe installatie: cat 7.c.1; 2) ingrijpende wijziging: cat 7.c.2; kwalitatieve warmtekrachtinstallaties met een bruto nominaal vermogen groter dan 20 tot en met 50MWe met turbines op a gas: 1) volledig nieuwe installatie: cat 8.a.1; 2) ingrijpende wijziging: cat 8.a.2; b stoom: 1) volledig nieuwe installatie: cat 8.b.1; 2) ingrijpende wijziging: cat 8.b.2; c beide: 1) volledig nieuwe installatie: cat 8.c.1; 2) ingrijpende wijziging: cat 8.c.2. pagina 12 van 12 Stakeholderoverleg - Ontwerprapport deel 1 &