Training van spatiale aandacht als functie van kenmerkspecifieke aandachtstoewijzing

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Training van spatiale aandacht als functie van kenmerkspecifieke aandachtstoewijzing"

Transcriptie

1 Academiejaar Tweedesemesterexamenperiode Training van spatiale aandacht als functie van kenmerkspecifieke aandachtstoewijzing Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van Master of Science in de Psychologie, afstudeerrichting Klinische Psychologie Promotor: Prof. Dr. Adriaan Spruyt Ann-Sophie Raes

2

3 Dankwoord In de eerste plaats wens ik mijn promoter, Adriaan Spruyt, te bedanken voor de twee jaar durende begeleiding en ondersteuning tijdens het maken van deze masterproef. Hij stond steeds paraat om mijn vragen te beantwoorden en gaf mij constructieve feedback, waardoor ik telkens tot nieuwe inzichten kwam. Onze samenwerking verliep dan ook zeer aangenaam en vlot. Daarnaast wil ik mijn familie en vrienden bedanken voor het vele naleeswerk en bijhorend commentaar. Ik wil tevens een speciaal woordje van dank richten aan mijn vriend die mij altijd bleef steunen en steeds in mij bleef geloven, zelfs op de soms moeilijke momenten.

4 Abstract Op basis van onderzoek is gebleken dat angstige individuen hun spatiale aandacht richten naar bedreigende stimulusinformatie. Deze aandachtsvertekening lijkt de angst echter te initiëren en te onderhouden. Attentional Bias Modifiaction (ABM) is een cognitief-experimentele procedure die werd ontwikkeld om dergelijke aandachtsvertekening te wijzen. In een ABM-training worden deelnemers getraind om hun spatiale aandacht weg te richten van bedreiging. Gelet op de gemengde resultaten omtrent de effectiviteit, lijkt het ons plausibel om te stellen dat dergelijke training nefast is voor angstige individuen. Studies tonen namelijk aan dat stimulusinformatie enkel wordt verwerkt indien er aandacht aan wordt geschonken (i.e. kenmerkspecifieke aandachtstoewijzing). We beoogden met deze studie dan ook de ontwikkeling van een nieuwe interventietechniek waarbij we individuen trainen om hun spatiale aandacht te focussen op een niet-affectief stimuluskenmerk. Net zoals vele ABM trainingen, maakten ook wij gebruik van een dot probe taak. De cues kregen zowel een valentie- als oriëntatiedimensie en er werden twee soorten trials van elkaar onderscheiden: congruente en incongruente trials. De deelnemers werden ingedeeld in twee condities: een relevante en een irrelevante conditie en op basis hiervan werd hun spatiale aandacht gemanipuleerd. We verwachten dat er een aandachtsvertekening weg van bedreigende stimuli zal ontstaan in de relevante conditie (i.e. het klassieke effect) en dat er een aandachtsvertekening voor verticale stimuli zal ontstaan in de irrelevante conditie. Uit de resultaten bleek echter dat er, in beide condities, geen significante spatiale aandachtsverschuiving ontstond.

5 Inhoudsopgave Aandachtsvertekening Cognitieve theorieën Onderzoeksparadigma s Cognitieve Bias Modificatie (CBM)... 6 Automatische evaluatieve stimulusverwerking, evaluatieve priming en kenmerkspecifieke aandachtstoewijzijng Huidige studie Methode Deelnemers Apparatuur en materiaal Computertaak Fear of Spiders Questionnaire (FSQ) State-Trait Anxiety Inventory (STAI DY-2) Depression Anxiety Stress Scale (DASS) Procedure Overzicht Dot probe taak Oefenfase Baselinefase Trainingsfase Testfase R-SRC taak Rating-taak Resultaten Beschrijvende statistiek

6 Hoofdanalyses Analyse dot probe taak Analyse R-SRC taak Analyse FSQ Analyse STAI DY Analyse DASS Bijkomende analyses Bevindingen Hoofdanalyses Bijkomende analyses Discussie Limitaties Suggesties voor toekomstig onderzoek Conclusie Referenties Bijlagen Bijlage

7 De World Health Organisation (WHO) stelt dat, rekening houdend met de prevalentie en ziektelast, mentale stoornissen één van de belangrijkste uitdagingen vormen voor de volksgezondheid in de Europese regio. Naar schatting zouden meer dan 1/3 van de populatie elk jaar geconfronteerd worden met een mentale stoornis (Regional Committee for Europe, 2013). Angststoornissen en stemmingsstoornissen (onder andere depressie) hebben wereldwijd de hoogste prevalentie; respectievelijk 2.4% tot 18.2% en 0.8% tot 9.6% (WHO Mental Health Survey Consoritum, 2004). De klinische relevantie van onderzoek naar effectieve preventie- en interventietechnieken is dus zeer groot. Dit onderzoek beoogt de ontwikkeling van een nieuwe interventietechniek ter behandeling van maladaptieve aandachtsvertekening bij mensen met een angststoornis. De inleiding bestaat uit vier delen. In het eerste deel wordt het concept van aandachtsvertekening besproken aan de hand van een aantal cognitieve theorieën over angst. Hierbij zal worden ingegaan op zowel de effecten van deze vertekening als op de manier waarop deze vertekening onderzocht wordt (i.e. onderzoeksparadigma s). Dit onderzoek is een uitbreiding van vorig onderzoek, vandaar dat in het tweede deel een kritische bespreking volgt van de reeds bestaande training ingezet bij symptoomreductie. In een derde deel wordt dieper ingegaan op evaluatieve prikkelverwerking en op kenmerkspecifieke aandachtstoewijzing. De inleiding wordt afgesloten met een toelichting over het huidig onderzoek. Na de inleiding wordt de methode (steekproef, materiaal en procedure) toegelicht. Tot slot volgt dan nog het empirisch gedeelte (resultaten en bevindingen) en de discussie. Aandachtsvertekening. Volgens Cisler en Koster (2010) kan aandachtsvertekening het best begrepen en onderzocht worden als een concept bestaande uit 3 gerelateerde aspecten: de observeerbare componenten van aandachtsvertekening, de onderliggende mechanismen en de staat van informatieverwerking. Een gefaciliteerde spatiale aandacht naar bedreiging, moeilijkheden in het loskoppelen van aandacht bij bedreigende stimuli en het vermijden van het richten van aandacht naar bedreigende stimuli zijn voorbeelden van de observeerbare componenten. Elk van deze processen wordt bepaald door onderliggende mechanismen. Ohman (2005) toonde aan dat de amygdala een detectiefuntie heeft voor bedreiging die zorgt voor een gefaciliteerde aandacht naar bedreiging. De mate waarin iemand zijn aandacht kan loskoppelen van bedreiging lijkt beïnvloed te zijn door aandachtscontrole (Eysenck, Derakshan, Santos, & Calvo, 2007). Emotieregulatie (i.e. de manier waarop iemand zijn emoties reguleert) zou volgens 1

8 onderzoek (Koster, Crombez, Verschuere, Van Damme, & Wiersema, 2006) bepalen in welke mate een persoon in staat is om te vermijden dat zijn aandacht gericht wordt naar bedreigende stimuli. De staat van informatieverwerking speelt ook een rol: deze kan automatisch (i.e. snel, automatisch en oncontroleerbaar) of strategisch (i.e. intentioneel, bewust, controleerbaar en gelimiteerd) zijn (Cisler & Koster, 2010). Een cognitieve vertekening is een systematische selectiviteit in het verwerken van informatie waarbij een bepaald type van informatie verkozen wordt boven een ander type (MacLeod & Mathews, 2012). Theorieën omtrent informatieverwerkingsprocessen claimen dat angst veroorzaakt wordt door verschillende cognitieve processen: aandacht, interpretatie en geheugen (Beck & Clark, 1997; Eysenck, 1992; Mogg & Bradley, 1998; Williams, Watss, MacLeod, & Matthews, 2001). Angstige personen onderscheiden zich van niet angstige personen in de manier waarop informatie wordt verwerkt. Allereerst hebben ze de neiging om neutrale/ambigue informatie als bedreigend te interpreteren (i.e. interpretatiebias). Daarnaast lijkt het alsof ze bedreigende gebeurtenissen gemakkelijker kunnen ophalen uit hun geheugen (i.e. geheugenbias). Tot slot hebben ze de voorkeur om aandacht te schenken aan bedreigende stimuli (i.e. aandachtsbias/aandachtsvertekening) (Van Bockstaele et al., 2014). Er is een theoretische discussie aan de gang over wat die aandachtsvertekening bij angst nu precies inhoudt: een verhoogde voorkeur om aandacht aan negatieve stimuli te schenken of een verminderde mogelijkheid om aandacht weg te richten van negatieve stimuli. Recent onderzoek van Rudaizky, Basanovic en MacLeod (2014) toont aan dat beide fenomenen indicatief zijn voor een verhoogde kwetsbaarheid om een angststoornissen te ontwikkelen. Cognitieve theorieën. Ondanks onenigheid over het specifieke onderliggende mechanisme bij de heersende modellen over angst, bestaat er consensus over het feit dat angst gerelateerd is aan een vertekening in aandacht: er is een causale relatie tussen aandachtsvertekening en angst. Causaliteit wordt breed gedefinieerd en niet beperkt tot een strikt lineair oorzakelijk verband (etiologie), het omvat ook de impact van kwetsbaarheidsfactoren, onderhoudsfactoren en versterkingsfactoren. Vele theorieën schrijven een stuk causaliteit toe aan de aandachtsvertekening die aanwezig is bij klinisch angstige individuen. Beck en Clark (1997) introduceerden een schema-gebaseerd model van informatieverwerking. Volgens hun model treedt vertekening op in drie verschillende stadia van informatieverwerking: de initiële registratie van een bedreigende stimulus, de activatie van de 2

9 primaire gevaarmodus en de secundaire activatie van een meer elaboratieve en reflectieve denkmodus. Dit zijn volgens Beck en Clark (1997) de kerneigenschappen van angst. Tijdens de initiële registratie worden stimuli automatisch verwerkt: de valentie en persoonlijke relevantie worden geëvalueerd. Een bedreigende stimulus activeert de primaire gevaarmodus: mensen gaan automatisch gevaar minimaliseren en veiligheid maximaliseren. Deze gevaarmodus domineert de informatieverwerking en veroorzaakt zo verschillende cognitieve vertekeningen zoals spatiale aandachtsvertekening. De output van deze modus is een complex patroon van gedragsmatige, cognitieve, fysiologische en affectieve responsen die verwijzen naar angst (toestand). In een laatste stadium verloopt de informatieverwerking trager, intensiever, meer reflectief en schemagedreven. Er zijn drie mogelijke uitkomsten van deze fase. Ten eerste is het mogelijk dat de primaire gevaarmodus hyperactief is, waardoor de activatie van een meer constructieve verwerking wordt geblokkeerd en op deze manier zal de angst toenemen. Ten tweede kan de secundaire verwerking (denkmodus) sterk genoeg zijn om de primaire gevaarmodus te overschaduwen, waardoor de situatie als minder bedreigend beoordeeld wordt en de angst dus afneemt. Ten derde kan angst afnemen omwille van defensief vermijdingsgedrag dat wordt ingegeven door de primaire gevaarmodus. De theorie van Williams et al. (2001) stelt dat angst geassocieerd is met een vertekening in de verwerking van bedreigende informatie. Tijdens het pre-attentieve stadium wordt stimulusinput verwerkt door een affectief mechanisme. Dit mechanisme beoordeelt de valentie of de bedreigingswaarde van alle inkomende stimuli. De output is afhankelijk van het dreigingsniveau en wordt doorgestuurd naar het mechanisme dat instaat voor de toewijzing van middelen. Angstige mensen zijn geneigd om hun aandacht te richten op bedreigende stimuli, terwijl niet-angstige mensen hun aandacht wegrichten van dergelijke stimuli. Williams et al. (2001) stelden dat er mogelijks een causale relatie zou zijn tussen de vertekende aandacht en angst. Angstige mensen (trek) zullen meer verwerkingsbronnen toewijzen aan bedreigende stimuli wanneer ze zich in een stressvolle situatie bevinden. Deze aandachtsvertekening zou, bij angstige mensen, kunnen leiden tot een hogere mate van psychopathologie als reactie op een kleine affectieve verstoring. Eysenck (1992) argumenteerde dat cognitieve kwetsbaarheidsfactoren een centrale rol spelen bij de ontwikkeling van angststoornissen. Volgens deze theorie is hypervigilantie de belangrijkste cognitieve karakteristiek. Het leidt tot het schenken van aandacht aan bedreigende 3

10 stimuli (aandachtsvertekening), een hogere algemene verstrooidheid, een hoge mate van omgevingsscanning en een breed aandachtsraamwerk voor de detectie van bedreiging dat zeer sterk vernauwt nadat bedreiging wordt vastgesteld. Hypervigilantie wordt beschouwd als een latente kwetsbaarheidsfactor die alleen tot uiting komt in stressvolle of bedreigende situaties. Een angststoornis kan ontwikkelen als een cognitief kwetsbaar individu wordt blootgesteld aan een stressvolle gebeurtenis (diathese-stress model). Doordat hypervigilante personen een hogere waarschijnlijkheid bezitten om bedreigende stimuli in hun omgeving te detecteren, zullen zij de omgeving als meer bedreigend interpreteren. Dit zal op zijn beurt de kans op het ontwikkelen van een angststoornis laten toenemen. Aandachtsvertekening wordt gepercipieerd als een cognitieve kwetsbaarheidsfactor binnen het diathese-stress model voor de ontwikkeling van een angststoornis. Het cognitief motivationeel perspectief van Mogg en Bradley (1998) onderscheidt twee functionele systemen die betrokken zijn in aandachtsvertekening: een valentie-evaluatie systeem en een inzet-doel systeem. Als een stimulus door het eerste systeem wordt geëvalueerd als bedreigend, zal het tweede systeem de huidige doelen onderbreken en wordt het verwerken van de bedreigende stimulus prioritair. De verdeling van aandacht wordt door de uitkomst van het valentie-evaluatie systeem bepaald. Deze uitkomst is afhankelijk van: de aard van de stimulus (hoog bedreigend of niet), de situationele context, de angstige toestand en de vroegere leerervaringen. Als de angsttoestand hoog is, zal het valentie-evaluatie systeem een stimulus sneller als bedreigend ervaren, ook al is de objectieve bedreiging mild. Een aandachtsvertekening voor mild bedreigende stimuli wordt beschouwd als een teken van kwetsbaarheid voor angst. De primaire causale factor voor deze kwetsbaarheid ligt dus in de hypersensitiviteit van het valentieevaluatie systeem. Daarnaast wordt de aandachtsvertekening ook beschouwd als een instandhoudende factor: als een initiële oriëntatie naar bedreiging gevolgd wordt door vermijdingsgedrag, zal habituatie optreden en blijft de angst dus bestaan. Bar-Haim, Lamy, Pergamin, Bakermans-Kranenburg en van IJzendoorn (2007) introduceerden een integratief model dat verschillende aspecten van het model van Williams et al. (2001) en Mogg en Bradley (1998) combineert. Het bestaat uit vier verschillende systemen. Ten eerste wordt de bedreigingswaarde van een inkomende stimulus beoordeeld in het preattentieve evaluatiesysteem. Indien de bedreiging hoog is, wordt een systeem geactiveerd om hulpbronnen toe te kennen (tweede systeem). Dit resulteert in een fysiologische waakzaamheid, 4

11 de onderbreking van een continue activiteit en oriëntatie van aandacht naar de locatie van de stimulus. De uitkomst van dit tweede systeem dient als input voor het begeleide evaluatiesysteem (systeem drie) waarin de stimulus wordt vergeleken met het geheugen en vroegere leerervaringen. Hierbij wordt ook rekening gehouden met de context en mogelijke coping strategieën. De uitkomst van dit derde systeem is een bewuste evaluatie van de bedreigingswaarde van de stimulus. Indien deze hoog is, wordt een inzet-doel systeem actief en veroorzaakt dit een verstoring in het nastreven van de huidige doelstellingen. Het primaire doel van het individu wordt dan het verminderen van angst. Volgens dit model is aandachtsvertekening het resultaat van de werking van het tweede systeem (het toekennen van hulpbronnen). Een overgevoelig hulpbron-toekenningssysteem zorgt ervoor dat middelen zelfs worden toegekend aan stimuli die als mild bedreigend worden geëvalueerd door het eerste systeem. Aandachtsvertekening is betrokken in de etiologie van angststoornissen of is ten minste een kwetsbaarheidsfactor voor het ontwikkelen van klinische angst. Onderzoeksparadigma s. De aandachtsvertekening kan worden onthuld door de prestatie op een waaier van verschillende cognitief-experimentele taken (MacLeod, Rutherford, Campbell, Ebsworthy, & Holker, 2002). Vele onderzoekers rapporteerden data die de aanwezigheid van een angstgerelateerde aandachtsvertekening bevestigen. Vaak zijn deze data afkomstig van studies die gebruik maken van de emotionele Stroop taak (Harley, 1996; Williams, Mathews, & MacLeod, 1996). Tijdens deze taak krijgen individuen een aantal emotioneel geladen woorden aangeboden, weergegeven in verschillende kleuren. Ze moeten zo snel mogelijk de kleur van het woord benoemen, terwijl ze de inhoud negeren. Als het woord oorlog in een blauwe kleur verschijnt, moet de persoon zo snel mogelijk blauw antwoorden. Consistent met de hypothese dat mensen met verhoogde kwetsbaarheid voor angst minder in staat zijn om negatieve informatie te negeren, wordt vaak bij deze individuen een langere kleurbenoemingstijd waargenomen bij woorden met een negatieve inhoud. Ondanks deze bevindingen maakten een aantal onderzoekers (De Ruiter & Brosschot, 1994; Lavy & van den Hout, 1994) hun bedenkingen bij de methode van de emotionele Stroop taak. De Ruiter en Brosschot (1994) stelden bij individuen met een paniekstoornis een vertraagde reactie vast bij zowel negatieve (bedreigende) als positieve woorden. Op basis van deze bevinding concludeerden de onderzoekers dat de emotionele Stroop taak emotionele interferentie meet in plaats van aandachtsvertekening naar affectieve stimuli. Als reactie hierop werden andere, meer directe metingen van spatialee aandacht ontwikkeld. Een 5

12 goed voorbeeld is de dot probe taak van C MacLeod, Mathews en Tata (1986). Individuen krijgen op een computerscherm twee cue stimuli gepresenteerd op verschillende locaties (bijvoorbeeld links-rechts). Één van beide cues is bedreigend, terwijl de andere neutraal is. Na het verdwijnen van de twee cues, verschijnt er een dot probe (i.e. een doelstimulus bijvoorbeeld een stip) op één van de twee locaties (links of rechts). Individuen dienen zo snel en nauwkeurig mogelijk te reageren op de locatie van de doelstimulus. Er zijn twee soorten trials: congruente (i.e. dot probe verschijnt op de plaats van de bedreigende cue) en incongruente trials (i.e. dot probe verschijnt op de plaats van de neutrale cue). Personen met een kwetsbaarheid voor angst vertonen een snellere reactie bij congruente trials, een tragere reactie bij incongruente trials of een combinatie van beide (Koster, Crombez, Verschuere, & De Houwer, 2004). Bar-Haim et al. (2007) onderzochten via een meta-analyse de relatie tussen aandachtsvertekening en angst over verschillende onderzoeksparadigma s en populaties heen. De onderzochte variabelen konden opgesplitst worden in twee brede categorieën: proceduregerelateerde variabelen en populatie-gerelateerde variabelen. In de eerste categorie vergeleek men experimentele paradigma s (dot probe taak versus emotionele Strooptaak versus emotionele ruimtelijke cuing-taak), aangeboden stimuli (woorden versus afbeeldingen) en verwerkingsbewustzijn (subliminaal versus supraliminaal). De tweede categorie vergeleek leeftijdsgroepen (kinderen versus adolescenten), populaties (klinisch gediagnosticeerde angst versus niet-klinische zelfgerapporteerde angst) en angsttypes (toestand versus trek). Algemeen concludeerden ze dat een aandachtsvertekening voor bedreigende stimuli aanwezig is bij hoogangstige personen (over populaties heen) en dat dit effect geldt voor alle angststoornissen en bij alle onderzoeksparadigma s. Cognitieve Bias Modificatie (CBM). Zoals eerder aangehaald, beweren cognitieve modellen van angststoornissen dat selectieve informatieverwerking een belangrijke rol speelt in de ontwikkeling en het behoud van emotionele psychopathologie (Beck & Clark, 1997; Eysenck, 1992; Mogg & Bradley, 1998; Williams et al., 2001). CBM procedures werden ontwikkeld om deze theoretische claim te testen (Koster, Fox, & MacLeod, 2009). ABM (Attentional Bias Modification) of CBM-A (Cognitive Bias Modification-Attention) is een variant van CBM, ontworpen om spatiale aandachtsvertekening te wijzigen (MacLeod & Mathews, 2012). Het doel is om de overmatige toewijzing van aandacht aan stoornis-relevante informatie te verminderen. Concreet zal men mensen met een angststoornis trainen om hun aandacht weg te richten van 6

13 negatieve stimuli. Er wordt verwacht dat deze training de symptomen en emotionele reactiviteit zal doen afnemen. In het merendeel van de studies maken onderzoekers gebruik van een dot probe taak bestaande uit 100% incongruente trials (i.e. probe verscheen telkens op de plaats van de cue met de neutrale waarde) of 100% congruente trials (i.e. probe verscheen telkens op de plaats van de cue met de bedreigende waarde). Zo ontstaan er 2 condities: de toenaderingsconditie (100% incongruente trials) en een vermijdingsconditie (100% congruente trials). MacLeod et al. (2002) maakten gebruik van een gemodificeerde dot probe taak en induceerden verschillende reacties (toenadering versus vermijding) bij proefpersonen ten aanzien van affectieve stimuli (woorden). Deelnemers dienden na de dot probe taak tevens een anagram stress taak uit te voeren omdat hun emotionele reactie (i.e. de mate waarin een stressor een negatieve gemoedstoestand induceerde) verondersteld werd een weerspiegeling te vormen van hun algemene emotionele kwetsbaarheid. Wanneer selectieve aandacht gemeten werd door middel van de conventionele assessment van de dot probe taak, dan verschilden de deelnemers uit de differentiële trainingscondities: proefpersonen uit de vermijdingsconditie reageerden sneller op de dot probe wanneer deze op de plaats kwam van het negatief woord. Net na de training kon er geen verschil in emotionele reactie worden vastgesteld tussen beide condities, maar net voor de anagram stress taak kon er wel een verschil worden vastgesteld: deelnemers in de vermijdingsconditie vertoonden in mindere mate een emotionele reactie. Het onderzoek toont dus aan dat het manipuleren van aandacht emotionele gevolgen met zich mee brengt. Deze resultaten ondersteunen het idee dat aandachtsvertekening de emotionele kwetsbaarheid causaal medieert. Op basis van dergelijk onderzoek, kunnen we concluderen dat cognitief-experimentele procedures, die werden ontwikkeld om spatiale aandacht te modificeren, een potentiële therapeutische waarde hebben. ABM interventies lijken dergelijke therapeutische waarde te bezitten en zijn daardoor veelbelovend; zo blijkt dat herhaalde training in het vermijden van negatieve cues de emotionele reactie, die volgt op een stressvolle gebeurtenis, laat afnemen. Dit effect wordt zelfs teruggevonden bij hoog angstige individuen (Hertel & Mathews, 2011). Amir, Beard, Burns en Bomyea (2009) onderzochten het effect van ABM bij individuen met een gegeneraliseerde angststoornis (GAD). Slechts bij 50% van de patiënten in de vermijdingsconditie werd na training nog steeds deze diagnose gesteld. Schmidt, Richey, Buckner en Timpano (2009) vonden een significante reductie in symptomen bij individuen met een sociale fobie die zich in de CBM- 7

14 A conditie bevonden. Er waren echter ook studies die geen effect vonden van CBM-A. Browning, Holmes en Harmer (2010) vonden geen verschil tussen niet-angstige proefpersonen die getraind werden om hun spatiale aandacht te richten naar bedreigende stimuli en niet-angstige proefpersonen die getraind werden om hun spatiale aandacht weg te richten van bedreigende stimuli. Drie meta-analyses (Beard, Sawyer, & Hofmann, 2012; Hakamata et al., 2010; Hallion & Ruscio, 2011) werden uitgevoerd om het effect van ABM op de symptomen en de verandering in aandachtsvertekening te illustreren. Met betrekking tot deze meta-analyses steken 2 problemen de kop op. Allereerst zijn de bevindingen inconsistent. Beard et al. (2012) en Hakamata et al. (2010) rapporteerden een grote effect size voor verandering in aandachtsvertekening, terwijl Hallion en Ruscio (2011) een medium effect size rapporteerden. Voor verandering in symptomen rapporteerden sommigen een medium effect size (Hakamata et al., 2010), terwijl anderen een kleine effect size rapporteren (Beard et al., 2012; Hallion & Ruscio, 2011). Ten tweede rapporteerde geen enkele studie negatieve bevindingen (publicatie bias). Sinds de laatste metaanalyse zijn er echter veel Randomised Controlled Trials (RCT) uitgevoerd en deze rapporteren wel negatieve resultaten (Boettcher, Berger, & Renneberg, 2012; Carlbring et al., 2012; Julian, Beard, Schmidt, Powers, & Smits, 2012; Neubauer et al., 2013). Julian et al. (2012) faalden in het repliceren en uitbreiden van vorig onderzoek uitgevoerd door Amir, Weber, Beard, Bomyea en Taylor (2008). Het onderzoek van Amir et al. (2008), toonde aan dat een éénmalige trainingssessie de aandachtsvertekening en kwetsbaarheid voor een sociale stressor, bij mensen met een sociale fobie, reduceerde. De proefpersonen dienden een dot probe taak uit te voeren en werden onderverdeeld in een APM conditie (i.e. contingentie tussen een neutrale cue en de dot probe) en een controle conditie (i.e. geen inductie van aandachtsvertekening). Na de trainingssessie moesten de proefpersonen een spreekopdracht uitvoeren, waarvan werd verwacht dat dit stress zou induceren. De deelnemers uit de APM conditie vertoonden een spatiale aandachtsverschuiving en een afname van angst, zoals aangetoond door zowel zelfrapportage als andere metingen (de kwaliteit van de speeches). Julian et al. (2012) hanteerden identieke trainings- en meetprocedures zoals Amir et al. (2008), maar vonden geen effect van de training, noch op aandachtsvertekening noch op speechangst. Er zijn een aantal mogelijke verklaringen waarom het resultaat uit de studie van Amir et al. (2008) niet kon worden teruggevonden in de studie van Julian et al. (2012), onder andere het feit dat ze slechts gebruik maakten van éénmalige trainingen. Onderzoek zoals dat van Amir et al. (2009) maakt gebruik van langere protocollen en 8

15 rapporteert grotere effecten. Resultaten van de recente meta-analyse van Hakamata et al. (2010) tonen eveneens aan dat het aantal trainingen geassocieerd is met de mate van reductie in aandachtsvertekening. Hakamata et al. (2010) stelden echter vast dat het aantal trainingen geen effect hadden in termen van symptomatologie. Mogoașe, David en Koster (2014) publiceerden een geüpdatet review over de klinische impact van ABM in termen van uitkomst (verminderen en voorkomen van symptomen, disfunctioneel gedrag en biologische markers van psychopathologie) en in termen van het vermoedelijke veranderingsmechanisme (aandachtsvertekening). Ze vergeleken studies waarbij individuen een ABM training (i.e. aandacht weg richten van bedreigende stimuli) gekregen hadden met een adequate controlegroep. De resultaten tonen aan dat ABM zowel de aandachtsvertekening als de symptomen en emotionele kwetsbaarheid vermindert bij angstige en niet-angstige individuen. Er bleek geen direct of indirect effect van pre-existentiële aandachtsvertekening (i.e. reeds bestaande aandachtsvertekening voor de training) op de symptomatologie. In de algemene dataset (exclusief de angstsubgroep) was de pre-existentiële aandachtsvertekening nochtans significant gerelateerd aan spatiale aandachtsverschuiving en waren positieve veranderingen gerelateerd aan verandering in symptomen. Het blijft onduidelijk welk veranderingsmechanisme precies een rol speelt in ABM interventies. Mogoașe et al. (2014) wijzen er op dat we krachtigere ABM procedures moeten ontwikkelen om de klinische impact te vergroten en dat we het actieve veranderingsmechanisme moeten verhelderen. In ABM programma s worden personen getraind om hun aandacht weg te richten van bedreigende stimuli om zo hun emotionele reactiviteit in stressvolle situaties te reduceren. Het besteden van aandacht aan bedreiging wordt door andere modellen net gezien als een trigger van angst (i.p.v. een dempend effect in emotionele reactiviteit). Van Bockstaele et al. (2010) onderzochten de kosten en de baten van het focussen van de aandacht naar of weg van bedreigende stimuli. In deze studie werden beide opvattingen vergeleken door het manipuleren van aandacht naar of weg van een bedreigingssignaal. De resultaten zijn in lijn met de emotionele verwerkingstheorie: er is meer uitdoving (extinctie) van angst in de groep die hun aandacht richt naar bedreiging, in vergelijking met zowel de controlegroep (aandacht niet gemanipuleerd) als de groep die hun aandacht weg richt van bedreiging. We kunnen algemeen besluiten dat er, ondanks de potentiële therapeutische waarde, mixed bevindingen zijn wat betreft de effecten van ABM interventies; soms positieve en soms 9

16 negatieve effecten. Zoals Mogoașe et al. (2014) beargumenteerden, moeten we op zoek gaan naar het actieve veranderingsmechanisme om krachtigere interventies te ontwikkelen met een grotere klinische impact. Automatische evaluatieve stimulusverwerking, evaluatieve priming en kenmerkspecifieke aandachtstoewijzijng. Het is een klassieke hypothese dat de valentie van een stimulus (positief versus negatief) automatisch wordt verwerkt (Hermans, De Houwer, & Eelen, 2001; Zajonc, 1980). Voorgaand onderzoek (Chen & Bargh, 1999; Duckworth, Bargh, Garcia, & Chaiken, 2002) toonde aan dat deelnemers sneller een toenaderingstendens vertonen naar positieve stimuli (dan naar negatieve stimuli). Verschillende theoretici (Amir et al., 2009; Zajonc, 1984) geloofden dat de affectieve evaluatie van stimuli kan gebeuren op een onvoorwaardelijke automatische manier. De automatische stimulusevaluatiehypothese wordt in belangrijke mate ondersteund door onderzoek dat gebruik maakt van het evaluatieve primingparadigma, ontwikkeld door Fazio, Sanbonmatsu, Powell en Kardes (1986). Een trial in dergelijke taak bestaat uit een prime gevolgd door een target. De affectieve prime stimulus wordt kort aangeboden (bijvoorbeeld 200 ms) en men dient hier niet op te reageren. Op de affectieve target stimulus dient men wel te reageren door het target toe te wijzen aan een affectieve categorie. Doordat de tijd tussen prime- en targetpresentatie zodanig klein is (meestal < 300 ms), is het weinig waarschijnlijk dat het individu een strategische respons ontwikkelt. Men claimt dus dat elk effect van de prime, op de reactie op een target, automatisch verloopt (Ferguson & Zayas, 2009). Doorgaans stelt men vast dat als de prime stimulus en target stimulus tot eenzelfde affectieve categorie behoren, de prestatie beter is dan wanneer prime en target een verschillende valentie hebben (Spruyt, Houwer, & Hermans, 2009). Als een positief geladen prime (blij) wordt gevolgd door een positief geladen target (bloem), dan zal er een snellere reactie zijn dan wanneer een positief geladen target wordt voorafgegaan door een negatief geladen prime (boos). Evaluatieve priming (i.e. betere prestatie wanneer de primeen targetstimulus van eenzelfde affectieve categorie zijn) kan pas voorkomen wanneer de affectieve waarde van een prime wordt verwerkt. Net daarom kan dit effect gebruikt worden als index van evaluatieve stimulusverwerking (Everaert, Spruyt, & De Houwer, 2011). Door de condities te bestuderen waaronder dit fenomeen kan optreden, kan iets geleerd worden over de condities waaronder automatische stimulusevaluatie kan plaatsvinden. In experimenten waarbij dergelijk effect geobserveerd werd, kon tevens worden vastgesteld dat personen de valentie van 10

17 een stimulus verwerkten, zelfs wanneer dit niet noodzakelijk was voor het uitvoeren van de taak (Spruyt et al., 2009). Er zijn een aantal studies die aantonen dat evaluatieve stimulusverwerking toch niet zuiver onvoorwaardelijk is: er moeten eerst aan een aantal voorwaarden (precondities) worden voldaan om te kunnen spreken van automatische stimulusverwerking (Everaert et al., 2011; Spruyt, De Houwer, Everaert, & Hermans, 2012; Spruyt, De Houwer, Hermans, & Eelen, 2007; Spruyt et al., 2009). De invloed van kenmerkspecifieke aandacht op de evaluatieve stimulusverwerking, werd onderzocht door Spruyt et al. (2009) aan de hand van een aantal experimenten. In experiment 1 onderzochten ze de impact van kenmerkspecifieke aandachtstoewijzing op evaluatieve priming (affectief) en in experiment 2 onderzochten ze de impact van kenmerkspecifieke aandachtstoewijzing op semantische priming (niet-affectief). De deelnemers werden onderverdeeld in twee condities op basis van de uit te voeren taak: 25% categorisatie en 75% benoeming versus 75% categorisatie en 25% benoeming. De categorisatie gebeurde in experiment 1 op basis van evaluatie (goed versus slecht) en in experiment 2 op basis van semantiek (mens versus dier). Gedurende het eerste experiment werden deelnemers dus gestimuleerd om hun aandacht te richten op de evaluatieve (affectieve) stimulusinformatie, terwijl gedurende het tweede experiment de deelnemers gestimuleerd werden om hun aandacht te richten op de semantische (niet-affectieve) stimulusinformatie. Enkel de proefpersonen uit de tweede conditie vertoonden een priming effect: evaluatieve priming in experiment 1 en semantische priming in experiment 2. De deelnemers uit deze conditie presteerden dus beter (i.e. kleinere reactietijd tijdens benoemingstaak) indien hun aandacht gericht werd op een welbepaalde stimulusdimensie: evaluatie in experiment 1 en semantiek in experiment 2. Spruyt et al. (2009) konden dus besluiten dat de affectieve connotatie van een stimulus automatisch verwerkt wordt op voorwaarde dat de aandacht wordt gefocust op de affectieve kenmerken van een stimulus. Deze hypothese werd verder uitgediept door onder andere Spruyt et al. (2012); kenmerkspecifieke aandachtstoewijzing kan zelfs de affectieve verwerking beïnvloeden van stimuli die worden aangeboden onder de bewustzijnsdrempel. In hun experiment dienden proefpersonen de target woorden, die werden gepresenteerd, uit te spreken. Deze woorden werden voorafgegaan door een gemaskeerd prime woord (korte aanbieding van 40 ms dus onder de bewustzijnsdrempel). Zowel de affectieve als de niet-affectieve semantische congruentie van de prime-target paren werden gemanipuleerd onder twee condities: een groep die selectief hun 11

18 spatiale aandacht diende te richten op evaluatieve stimulusinformatie en een groep die selectief hun spatiale aandacht diende te richten op niet-evaluatieve stimulusinformatie. In lijn met de verwachtingen toonden de resultaten aan dat affectieve congruentie een duidelijke impact had op de tijd die men nodig had om de woorden uit te spreken, maar enkel in die conditie waarbij deelnemers aangemoedigd werden om hun spatiale aandacht op de evaluatieve stimulusinformatie te richten. Omdat automatisch evaluatieve stimulusverwerking afhankelijk is van kenmerkspecifieke aandachtstoewijzing, kunnen we verwachten dat de consequenten van automatische evaluatie ook afhankelijk zijn van kenmerkspecifieke aandachtstoewijzing. Everaert, Spruyt en De Houwer (2012) onderzochten aan de hand van twee experimenten in welke mate automatische aandachtsvertekening gemoduleerd wordt door kenmerkspecifieke aandachtstoewijzing. De prestatie op de emotionele Stroop taak (experiment 1) of de dot probe taak (experiment 2) werd beschouwd als index voor automatische aandachtsvertekening. In beide experimenten werden deelnemers gestimuleerd om ofwel te focussen op de evaluatieve stimulusinformatie (groep 1) ofwel op de niet-evaluatieve stimulusinformatie (groep 2). De deelnemers kregen naast de emotionele Stroop taak of dot probe taak ook nog een inductietaak. Indien een wit woord (experiment 1) of een afbeelding in het midden van het scherm (experiment 2) werd aangeboden, dienden de deelnemers een categorisatietaak uit te voeren. Deelnemers uit groep 1 dienden target stimuli te categoriseren als negatief versus niet-negatief en deelnemers uit groep 2 dienden target stimuli te categoriseren als menselijk versus niet-menselijk. De trials uit de inductietaak werden dus gebruikt om deelnemers te stimuleren om spatiale aandacht te schenken aan affectieve stimulusinformatie (groep 1) of niet-affectieve stimulusinformatie (groep 2). De resultaten uit beide experimenten ondersteunen het idee dat aandachtsvertekening voor negatieve stimuli afhankelijk is van kenmerkspecifieke aandachtstoewijzijng; de emotionele Stroop taak-effecten en de dot probe-effecten voor negatieve stimuli waren sterker in groep 1. De resultaten uit experiment 1 suggereren tevens dat kenmerkspecifieke aandachtstoewijzing een aandachtsvertekening kan induceren want er werd een significant tragere reactietijd vastgesteld voor menselijk gerelateerde stimuli bij deelnemers uit groep 2. Deze resultaten werden echter niet teruggevonden in experiment 2 (i.e. geen significante aandachtsvertekening voor menselijk gerelateerde stimuli bij deelnemers uit groep 2). Everaert et al. (2012) zien 2 mogelijke verklaring voor deze ongelijke resultaten: een type 2 fout of een indicatie dat kenmerkspecifieke 12

19 aandachtstoewijzing enkel spatiale aandacht moduleert voor affectieve kenmerken en niet voor niet-affectieve kenmerken. De bevindingen zijn consistent met het idee dat aandachtsvertekening naar negatieve stimuli afhankelijk is van het selectief richten van aandacht naar negatieve stimulusinformatie. Everaert et al. (2012) toonden tevens aan dat negatieve stimuli niet onvoorwaardelijk een aandachtsvertekening uitlokken, maar dat het afhankelijk is van de relevantie van negatieve informatie. Verschillende populaties kunnen van elkaar onderscheiden worden op basis van de soort stimuluskenmerken waarop ze hun aandacht richten en de flexibiliteit waarmee de aandacht kan verplaatst worden (Everaert et al., 2012). Op sommige stimuluskenmerken wordt chronisch de aandacht gericht binnen een bepaalde populatie. Het effect van kenmerkspecifieke aandachtstoewijzing kan variëren van de focus op algemeen negatieve en bedreigende stimulusinformatie bij gegeneraliseerde angststoornis (Bar-Haim et al., 2007) tot de focus op zeer specifieke stimulusinformatie zoals spin-gerelateerde informatie bij spinnenfobie (Watts, McKenna, Sharrock, & Trezise, 1986). We kunnen concluderen dat aandachtsvertekening, als gevolg van automatische evaluatieve stimulusverwerking, gemoduleerd wordt door kenmerkspecifieke aandachtstoewijzing. Kenmerkspecifieke aandachtstoewijzing lijkt dus een plausibele voorwaarde voor de automatische evaluatieve stimulusinformatieverwerking. Deze opvatting werd tevens ondersteund door resultaten uit neurologisch onderzoek (Everaert et al., 2013). Huidige studie. De huidige studie tracht een nieuwe interventietechniek voor angststoornissen te ontwikkelen aan de hand van een combinatie van twee fenomenen: CBM-A en kenmerkspecifieke aandachtstoewijzing. Een klassieke CBM-A training (MacLeod & Mathews, 2012) moedigt mensen aan om hun spatiale aandacht weg te richten van negatief affectieve stimuli. Dit impliceert eigenlijk dat mensen hun spatiale aandacht focussen op de evaluatieve/bedreigende dimensie van een stimulus. Dit kunnen we vergelijken met volgende situatie: als je iemand aanmoedigt om niet naar de spin te kijken, dan moet die persoon eerst en vooral de spin opmerken om daarna zijn aandacht er van weg te kunnen richten. Gelet op de gemengde resultaten omtrent de effectiviteit van CBM-A bij angstpatiënten, lijkt het ons plausibel om te stellen dat dergelijke training nefast zou kunnen zijn voor individuen met een angststoornis. Everaert et al. (2012) claimden dat de automatische evaluatie van een stimulus gemoduleerd wordt door kenmerkspecifieke aandachtstoewijzing. Dit impliceert dat bepaalde stimulusinformatie enkel wordt verwerkt indien er aandacht geschonken wordt aan die specifieke 13

20 stimulusinformatie (Spruyt et al., 2012, 2007, 2009). Deze inzichten openen heel wat perspectieven voor de ontwikkeling van nieuwe interventietechnieken: indien we angstpatiënten kunnen trainen om hun aandacht te focussen op een niet-affectief stimuluskenmerk, dan zou dit kunnen zorgen voor een verandering in termen van emotionele kwetsbaarheid en symptomatologie. Net zoals vele CBM-A trainingen, maakt onze studie ook gebruik van een dot probe taak. Het opzet is echter verschillend dan dat van vorige studies. De cues kregen niet enkel een valentie dimensie (bedreigend versus neutraal), maar ook een oriëntatie dimensie (verticaal versus horizontaal). Er werd gebruik gemaakt van twee soorten trials: congruente trials en incongruente trials. Bij de congruente trials verscheen de probe consistent op de plaats van de bedreigende cue en bij de incongruente trials verscheen de probe consistent op de plaats van de neutrale cue. Het experiment bevatte twee condities: een relevante conditie en een irrelevante conditie. Toewijzing aan één van deze condities gebeurde compleet at random. Deelnemers in de relevante conditie werden getraind om hun spatiale aandacht weg te richten van bedreigende stimuli en deelnemers in de irrelevante conditie werden getraind om hun spatiale aandacht te richten naar verticale stimuli. We verwachten bij elke deelnemer een aandachtsvertekening te vinden na de training, maar deze zal verschillen in functie van de toegewezen conditie. Concreet verwachten we dat in de relevante conditie een aandachtsvertekening voor de valentiedimensie in de irrelevante conditie een aandachtsvertekening voor de oriëntatiedimensie zal ontstaan. Er werden voor elke deelnemer 12 dot probe scores berekend en elke dot probe score kunnen we interpreteren als een score die het verschil aangeeft tussen congruente en incongruente trials binnen één conditie en op één meetmoment. Deze score wordt in onze studie beschouwd als een maat voor aandachtsvertekening. Om a priori verschillen tussen deelnemers in kaart te brengen werden twee vragenlijsten afgenomen: de State-Trait Anxiety Inventory (STAI DY-2) (van der Ploeg, Defares, & Spielberger, 1981) en de Depression Anxiety Stress Scale (DASS) (de Beurs, Van Dyck, & Marquenie, 2001). De Fear of Spider Questionnaire (FSQ) werd gebruikt om iemand zijn angst voor spinnen vast te stellen (Szymanski & O Donohue, 1995). Deze vragenlijst werd twee keer afgenomen (voor en na de training) omdat we een verschil verwachten tussen de condities. Concreet 14

21 verwachten we in de relevante conditie een toename van angst en in de irrelevante conditie een afname van angst. De Relevant Stimulus Respons Compatibiliteitstaak (R-SRC taak) die werd opgenomen in deze studie diende als gedragsmaat voor de effectiviteit van onze manipulatie. We lieten deelnemers toenaderings- of vermijdingsgedrag stellen ten aanzien van een bepaald stimuluskenmerk, afhankelijk van de aanwezigheid van dat specifieke stimuluskenmerk. Naar analogie met een Behavioral Approach Test (BAT), startten we steeds met de incompatibele trials (i.e. toenaderen van bedreiging). We veronderstellen dat de respons voor de compatibele trials (i.e. vermijden van bedreiging) sneller gegeven zullen worden. We verwachten tevens een sterker R-SRC effect (i.e. snellere respons op compatibele trails) te vinden in de relevante conditie omdat daar de aandacht gevestigd wordt op de evaluatieve stimulusdimensie (valentie). Methode Deelnemers. In totaal namen 82 proefpersonen deel aan het onderzoek waarvan 24 mannen en 58 vrouwen. Hun leeftijd varieerde tussen 18 en 47 jaar (M = 22.41, SD = 4.69). Het experimenteel protocol werd goedgekeurd door een ethisch comité. De deelnemers werden gerekruteerd in het kader van betaalde experimenten georganiseerd door de Universiteit van Gent. Selectiecriteria waren niet van toepassing. Voorafgaand gaven de deelnemers hun geïnformeerde toestemming. Alle proefpersonen kregen hiervoor 7,50 euro ter vergoeding. Toekenning aan de relevante training (N = 41) of aan de irrelevante training (N = 41) gebeurde ad random; alle even proefpersonen werden toegewezen aan de irrelevante trainingsconditie. Apparatuur en materiaal. Computertaak. Er werd gebruik gemaakt van een 27 inch LCD-breedbeeldscherm (144 Hz) met een schermresolutie van 1920 x De computertaak werd uitgevoerd door middel van Affect 4.0 programma (Spruyt, Clarysse, Vansteenwegen, Baeyens, & Hermans, 2010). De computertaak bestond uit drie onderdelen: een dot probe taak (maat van aandachtsvertekening), een R-SRC taak en een aantal ratings (ter controle). Voor de dot probe taak werd gebruik gemaakt van acht negatieve en acht neutrale foto s (zie Bijlage 1). Deze stimuli werden in portretformaat (184 x 246 pixels) of in landschapsformaat (328 x 246 pixels) aangeboden. De achtergrond was volledig zwart en voorafgaand aan de cues, verscheen er een wit fixatiekruis (Arial 28) en twee grijze vierkanten (283 x 283 pixels). Na het aanbieden van de cues, verscheen de probe: E of F (Arial 28). Voor de R-SRC taak werden dezelfde foto s 15

22 gebruikt als in de dot probe taak. Boven of onder de foto werd een wit mannetje aangeboden (51 x 79 pixels). Voor het derde onderdeel (ratings) werden enkel de acht negatieve, horizontale foto s getoond. Onder deze foto s werd een beoordelingsschaal (lijn) gepresenteerd gaande van helemaal niet bedreigend (links) tot zeer bedreigend (rechts). Fear of Spiders Questionnaire (FSQ). De Fear of Spider Questionnaire (FSQ) is een instrument bestaande uit 18 items om iemands angst voor spinnen in kaart te brengen (Szymanski & O Donohue, 1995). De proefpersoon dient aan te geven al dan niet akkoord te zijn met de verschillende stellingen. Deze stellingen worden gepresenteerd op een 8-punts Likertschaal gaande van 0 (i.e. = helemaal mee oneens ) tot en met 7 (i.e. = helemaal mee eens ). De FSQ laadt op twee factoren: vermijden of hulp zoeken ( Ik doe alles om een spin te vermijden. ) en angst voor schade ( Als ik nu een spin zou zien, dan zou ik denken dat de spin me iets wil aandoen. ). Uit eerder onderzoek (Muris & Merckelbach, 1996) blijkt dat de FSQ in een nietklinische populatie een goed onderscheid kan maken tussen mensen die angstig en niet-angstig zijn voor spinnen. Deze vragenlijst heeft goede psychometrische kwaliteiten: interne consistentie van.92 (Szymanski & O Donohue, 1995) en een test-hertestbetrouwbaarheid van.91 (Muris & Merckelbach, 1996). State-Trait Anxiety Inventory (STAI DY-2). De State-Trait Anxiety Inventory (STAI DY-2) is een korte vragenlijst (20 items) die angst als trek (trait) en angst als toestand (stait) in kaart brengt (Spielberger, Gorsuch, Lushene, Vagg, & Jacobs, 1983). We gebruikten de trait versie DY-2 (Nederlandse vertaling) ontwikkeld door van der Ploeg et al. (1981). De stellingen worden gescoord op een 4-punts Likertschaal gaande van 1 (i.e. bijna nooit) tot 4 (i.e. bijna altijd). De proefpersoon dient aan te geven in hoeverre stellingen zoals Ik pieker teveel over dingen die niet zo belangrijk zijn., in het algemeen op hem/haar van toepassing is. Opnieuw werd dit instrument gekozen omwille van zijn psychometrische kwaliteiten: een interne consistentie van.91 (van der Ploeg, 1982). Depression Anxiety Stress Scale (DASS). De Depression Anxiety Stress Scale (DASS) is een instrument bestaande uit 42 items: 14 items voor depressie, 14 items voor angst en 14 items voor stress (de Beurs et al., 2001). De stellingen worden beoordeeld op een 4-punts Likertschaal gaande van 0 (i.e. nooit) tot 3 (i.e. meestal). De proefpersoon dient aan te geven in hoeverre deze stellingen (bijvoorbeeld: Ik voel me soms somber en zwaarmoedig. ) voor hem/haar van toepassing zijn tijdens de afgelopen week. De itemsscores van elke subschaal worden opgeteld 16

23 om tot een subschaalscore te komen. Dit instrument bevat sterke psychometrische kwaliteiten: interne consistentie (Cronbach s alpha =.95 voor depressie,.90 voor angst en.93 voor stress) en een goede test-hertestbetrouwbaarheid (Cronbach s alpha =.75 voor depressie,.89 voor angst en.79 voor stress) (de Beurs et al., 2001). Procedure. Overzicht. Voorafgaand aan het experiment, werd van alle proefpersonen een informed conscent afgenomen. Daarna werd ook verzocht om de FSQ in te vullen. De proefpersoon mocht nu plaats nemen aan de computer en diende zo dicht mogelijk met de stoel tegen de tafel te zitten. Vooraleer de computertaak van start ging werd de proefpersoon ook ingelicht over het feit dat het licht gedoofd zou worden en dat hij/zij een koptelefoon op diende te zetten tijdens het uitvoeren. Vervolgens werden de computertaken; dot probe taak, R-SRC taak en ratingtaak, uitgevoerd. Na de computertaken werd opnieuw een FSQ ingevuld. Ook de STAI DY-2 en de DASS werden dan afgenomen. Voor het verlaten van de testruimte dienden de personen nog een ontvangstbewijs te onderteken om aan te geven dat ze 7,50 hadden gekregen ter vergoeding. Het volledige experiment duurde ongeveer 40 minuten. Dot probe taak. Voordat de proefpersonen konden beginnen aan de dot probe taak, werden duidelijke instructies gegeven. De proefpersoon werd geïnformeerd over hun deelname aan een reactietijd-experiment. De bedoeling van het experiment was om zo snel en zo goed mogelijk te antwoorden op de trials. Elke trial in de dot probe taak werd voorafgegaan door een wit fixatiekruis (in het midden van het scherm) en twee grijze vierkanten (één boven en één onder het fixatiekruis). Na 500 ms verschenen in de grijze vierkanten twee grijze afbeeldingen (cues). Na het aanbieden van deze cues (gedurende 500 ms), verscheen de probe: de letter E of F. Proefpersonen dienden te reageren met de pijltjes (onderaan het AZERTY toetsenbord). Als de probe E verscheen, diende men te reageren door het linkerpijltje in de drukken en als de probe F verscheen, diende men te reageren door het rechterpijltje in de drukken. Proefpersonen werden steeds verzocht om bij elke nieuwe trial hun aandacht te focussen op het fixatiekruis. Om dit te controleren werden af en toe digittrials aangeboden. Deze trials werden gekenmerkt door het verschijnen van een cijfer (i.e. 1, 2, 3 of 4) op de plaats van het fixatiekruis (gedurende 20 ms). In de meetblokken (baseline- en testfase) en in elk trainingsblok kwamen dergelijke digittrials viermaal voor. Mensen dienden op deze trials te reageren door middel van de 17

24 overeenkomstige cijfertoetsen (linksboven het toetsenbord). Indien een fout werd gemaakt verscheen op het scherm: FOUT!!! (rood, Arial 28). De dot probe taak werd opgesplitst in vier fasen: een oefenfase, een baselinefase (aanwezige vertekening meten), een trainingsfase (manipulatie) en een testfase (impact van training meten). Oefenfase. Deze fase bestond uit 20 trials: 16 neutraal - neutraal trials en vier digit trials. Al deze neutraal - neutraal trials werden horizontaal (landschapsformaat) aangeboden. Met deze data werd geen rekening gehouden bij het verwerken van de resultaten. Baselinefase. In deze fase werd een dot probe taak uitgevoerd om de aandachtsbias bij de deelnemers te meten. 84 trials werden aangeboden: vier digit trials, 16 neutraal - neutraal trials, 32 neutraal - negatief trials en 32 negatief - neutraal trials. Het aanbieden van de trials was volledig gebalanceerd (als men de neutraal - neutraal trials niet in rekening bracht): neutrale en negatieve cues werden even vaak boven- als onderaan aangeboden en de cues werden even vaak verticaal als horizontaal aangeboden. Tijdens deze fase waren er voor beide condities 32 congruente en 32 incongruente trials: de probe kwam even vaak voor op de plaats van een negatieve cue, als op de plaats van een neutrale cue en even vaak op de plaats van de horizontale, als op de plaats van de verticale cue. Dus zowel de probe E, als de probe F verschenen even vaak na een neutrale/negatieve cue of een horizontale/verticale cue. Trainingsfase. Deze fase bestond uit vier blokken van telkens 68 trials: vier digit trials, 32 neutraal - negatief trials en 32 negatief - neutraal trials. Tussen de blokken werd telkens een korte pauze ingelast (proefpersonen kregen tussen de blokken op het computerscherm opnieuw de instructie van de taak aangeboden). Merk op dat in deze fase dus geen neutraal neutraal trials werden aangeboden. In de relevante conditie waren er telkens 48 incongruente (i.e. probe verscheen consistent op de plaats van de neutrale cue) en 16 congruente (i.e. probe verscheen consistent op de plaats van de bedreigende cue) trials. Dit kleine aantal congruente trials werd voorzien tijdens de trainingsblokken om de progressie van het trainingseffect te kunnen volgen. De proefpersonen in deze conditie werden met andere woorden getraind om hun spatiale aandacht weg te richten van bedreigend materiaal, wat een discriminatie in termen van valentie impliceert. Bij de irrelevante conditie werd de probe consistent aangeboden op de locatie van stimulus met portretformaat. De proefpersonen in deze conditie werden getraind om hun spatiale 18

25 aandacht te focussen op het verticale materiaal, wat een discriminatie in termen van oriëntatie impliceert. In deze conditie waren er dus steeds 32 congruente en 32 incongruente trials. Testfase. Voor beide condities volgde na de trainingsfase éénzelfde testfase bestaande uit 84 trials: vier digit trials, 16 neutraal - neutraal trials, 32 neutraal - negatief trials en 32 negatief - neutraal trials. Net zoals in de baselinefase werd de probe evenveel aangeboden bij neutrale/negatieve cues en bij verticale/horizontale cues. Er waren tijdens deze fase dus 32 congruente en 32 incongruente trials in beide condities. R-SRC taak. Tijdens de R-SRC taak kregen alle proefpersonen 2 blokken van trials. Eerst een blok van 64 incompatibele trials: proefpersonen dienden het mannetje zo snel mogelijk te bewegen naar bedreiging toe. Daarna volgde een blok van 64 compatible trials waarin proefpersonen zo snel mogelijk het mannetje dienden te bewegen van bedreiging weg. Naast de valentie (negatief versus neutraal), verschilden de foto s ook in oriëntatie (verticaal versus horizontaal). Concreet werd in het midden van het scherm een foto aangeboden (32 keer een neutrale foto en 32 keer een negatieve foto) met daarboven of daaronder een mannetje. Met de pijltjestoetsen (onderste het toetsenbord) dienden ze het mannetje te bewegen door de pijltjestoets lang ingedrukt te houden of door afzonderlijke tikken te geven. Een volgende trial werd pas aangeboden indien het mannetje het einde van het scherm had bereikt. Wanneer proefpersonen een fout maakten, hoorden ze een luide toon via de koptelefoon. Wanneer proefpersonen wel juist antwoordden, maar dit niet snel genoeg deden kregen ze op in midden van het scherm TE TRAAG PROBEER SNELLER TE REAGEREN te zien (rood, Arial 18). Rating-taak. Tijdens deze taak kregen proefpersonen enkel de acht negatieve foto s te zien, allemaal in landschapsformaat (horizontaal). Onder de foto s verscheen een beoordelingsschaal met volgende labels: helemaal niet bedreigend (links) en zeer bedreigend (rechts). Deze taak werd uitgevoerd ter controle. Resultaten Beschrijvende statistiek. Bij het analyseren van de data werd geen rekening gehouden met de trials uit de oefenfase en met de neutraal - neutraal trials. Ook de digittrials werden uit de definitieve sample verwijderd. Per proefpersoon werd een dot probe score berekend voor elk van de twee dimensies (valentie versus oriëntatie) en op alle zes de meetmomenten (baseline, 4 trainingsblokken en posttest). De dot probe score is een verschilscore die het verschil tussen congruente en incongruente trials weergeeft en geldt als index voor de mate van 19

26 aandachtsvertekening. Een positieve waarde impliceert een vertekening naar bepaalde stimuli en een negatieve waarde impliceert een vertekening weg van bepaalde stimuli. Voor de valentiedimensie impliceert een positieve waarde dus een vertekening naar bedreigende stimuli, terwijl een negatieve waarde een vertekening weg van bedreigende stimuli impliceert. Voor de oriëntatiedimensie impliceert een positieve waarde een vertekening naar verticale stimuli, terwijl een negatieve waarde een vertekening weg van verticale stimuli impliceert. In elke meetblok (baseline en posttest) werden 64 trials aangeboden (exclusief digittrials en neutraal - neutraal trials): 32 congruente en 32 incongruente trials. Bij elke deelnemer werden voor beide dimensie dus 128 trials gemeten. De eerste trial van deze 128 werd uitgesloten voor de uiteindelijke analyse. Bij het analyseren van de data werd eerst en vooral gecontroleerd op outliers en dit zowel op trial niveau (reactietijden) als op groepsniveau (variabelen) zoals weergegeven in Tabel 1. Op trial niveau werden twee selecties uitgevoerd: een initiële selectie om extreme reactietijden (i.e. < 150 ms en/of > 5000 ms) te verwijderen en een tweede selectie om reactietijden uit te sluiten die meer dan 2.5 standaarddeviaties afweken van het gemiddelde. Op basis van deze selectie werden twee trials uitgesloten. Op groepsniveau werd een outlier gedefinieerd als een digit error (i.e. fout op digital trials tijdens dot probe- en R-SRC taak) die meer dan 2.5 standaarddeviaties van het gemiddeld verwijderd lag. Op basis van deze selectie werden acht personen uitgesloten. Onze finale sample bestond dus uit 72 proefpersonen, waarvan 35 in de relevante conditie en 37 in de irrelevante conditie. Tabel 1. Gemiddelde (M) en standaarddeviatie (SD) in functie van het bepalen van outliers op trial- en groepsniveau. Trial niveau Gemiddelde reactietijd tijdens dot probe taak Gemiddelde reactietijd bij de compatibele trials tijdens R-SRC taak Gemiddelde reactietijd bij de incompatibele trials tijdens R-SRC taak Groepsniveau Aantal fouten op digital trials tijdens dot probe taak Aantal fouten op digital trials tijdens R-SRC taak Noot. De reactietijd wordt weergegeven in milliseconden. M SD 20

27 Er zijn geen redenen om aan te nemen dat er a priori verschillen bestonden tussen de condities. Als controle op de random toewijzing werden namelijk de STAI DY-2 en DASS afgenomen. We voerden een one-way ANOVA uit en er bleek geen significant verschil te zijn, F < 1, tussen de relevante en de irrelevante conditie in termen van angst als trek. Hoofdanalyses. Analyse dot probe taak. We verwachten een verschuiving van de spatiale aandacht te vinden in beide condities: weg van bedreigende stimuli in de relevante conditie en naar verticale stimuli in de irrelevante conditie. We verwachten tevens dat er na elke trainingsblok een spatiale aandachtsverschuiving zal ontstaan voor de oriëntatiedimensie in de irrelevante conditie en voor de valentiedimensie in de relevante conditie. We voeren een repeated measures ANOVA uit en maken gebruik van een 2 (Dimensie: valentie versus oriëntatie) x 2 (Conditie: relevant versus irrelevant) x 6 (Tijd: baseline, 4 trainingsblokken en posttest) design. We vinden een significant hoofdeffect voor conditie, F(1, 70) = 7.14, p <.05, en voor dimensie (p <.05), maar niet voor tijd (p = 0.90). In tegenstelling tot onze verwachtingen, vonden wij echter geen significante interactie-effecten, F < 1, zoals geïllustreerd in Figuur 1. Interactie-effect: Tijd x Conditie Valentiedimensie Oriëntatiedimensie Conditie: Relevant Irrelevant Figuur 1. Interactie-effect van Tijd (baseline, T1, T2, T3, T4 en posttest) x Conditie (relevant versus irrelevant) x Dimensie (valentie versus oriëntatie). Analyse R-SRC taak. We verwachten een sterker R-SRC reactietijd-effect (i.e. snellere respons op compatibele trials) te vinden in de relevante conditie omdat daar de aandacht 21

28 gevestigd wordt op de evaluatieve stimulusdimensie (valentie). We konden dit onderzoeken door middel van een one-way ANOVA. De gemiddelde score in de relevante conditie (M = 1.29, SD = 80.26) is groter dan in de irrelevante conditie (M = -7.52, SD = 71.21), maar er is geen significant verschil tussen de condities, F < 1. Indien we de foutenpercentages analyseren, verwachten we dat er meer fouten zullen gemaakt worden op de incompatibele trials, in vergelijking met de compatibele trials. We verwachten tevens dat het R-SRC error-effect (i.e. meer fouten op incompatibele trials) groter zal zijn in de relevante conditie dan in de conditie groep. We konden dit effect onderzoeken door middel van een one-way ANOVA. De gemiddelde score in de relevante conditie (M =.80, SD = 1.81) is groter dan in de irrelevante conditie (M = -.03, SD = 1.61) en dit effect is significant, F(1, 70) = 4.21, p <.05. We voerden tevens een one-sample t-test uit om na te gaan of er meer fouten werden gemaakt op incompatibele trials. In de relevante conditie werden significant meer fouten gemaakt op de incompatibele trials, t(34) = 2.61, eenzijdige p <.05. In de irrelevante conditie werd dit significant verschil echter niet gevonden, t(36) =.10, eenzijdige p =.46. Analyse FSQ. We verwachten dat de angst voor spinnen zal toenemen in de relevante conditie (selectieve aandacht voor de valentiedimensie) en dat de angst voor spinnen zal afnemen in de irrelevante conditie (spatiale aandacht voor de oriëntatiedimensie). We maakten gebruik van een one-way ANOVA en stelden vast dat de gemiddelde verschilscore (post-pre) in de relevante conditie (M = -1.83, SD = 8.33) hoger is dan in de irrelevante conditie (M = -4.77, SD = 8.33), maar er is geen significant verschil tussen de condities, F < 1. Analyse STAI DY-2. Ter controle van de random toewijzing, onderzochten we a priori verschillen tussen condities. We voerden een one-way ANOVA uit. De gemiddelde score in de relevante conditie (M = 47.27, SD = 4.75) is lager dan in de irrelevante conditie (M = 48.08, SD = 6.06), maar er is geen significant verschil tussen condities, F < 1. Analyse DASS. Ter controle van de random toewijzing, onderzochten we a priori verschillen tussen condities. We voerden een one-way ANOVA. De gemiddelde score in de relevante conditie (M = 19.41, SD = 14.79) is lager dan in de irrelevante conditie (M = 21.14, SD = 14.44), maar er is geen significant verschil tussen condities, F < 1. Bijkomende analyses. Proefpersonen dienden tijdens de ratingtaak aan te geven hoe bedreigend ze de spinnen vonden. Op basis van de mediaan konden we de proefpersonen indelen in 2 groepen: laagangstig (< 6) en hoogangstig ( 6). Indien we een repeated measures ANOVA 22

29 analyse uitvoeren op de dot probe scores van de hoogangstigen (n = 38) vinden we enkel een significant hoofdeffect van dimensie (p <.05), zoals geïllustreerd in Figuur 2. De interactieeffecten zijn niet significant. Hoofdeffect van Dimensie Figuur 2. Hoofdeffect van Dimenwie (Valentie versus Oriëntatie) in functie van de aandachtsvertekening. In een voorgaande studie Crombez (2014) hanteerden de onderzoekers een gelijkaardig opzet zoals in de huidige studie en gingen ze tevens op zoek naar de effecten van kenmerkspecifieke aandachtstoewijzing. Ze vergeleken de mate van aandachtsvertekening tussen twee condities (relevant versus irrelevant) en op twee meetmomenten (pretest versus posttest). Er werd evidentie gevonden voor een aandachtsvertekening naar de valentiedimensie in de relevante conditie, maar niet voor een aandachtsvertekening naar de oriëntatiedimensie in de irrelevante conditie. De onderzoekers trachtten dit te verklaren aan de hand van onderzoek over contingentieleren (Schmidt, De Houwer, & Besner, 2010). Deze onderzoekers voerden een experiment uit waarbij proefpersonen tijdens elke trial een woord in een bepaalde kleur te zien kregen. Het experiment bestond uit drie woorden en drie kleuren. In de leerfase werden bepaalde woorden vaker aangeboden in een bepaalde kleur waardoor een contingentie, tussen woord en kleur, werd geleerd. Al na 18 trials leerden de proefpersonen een contingentie: er volgde een snellere reactie op kleur indien deze werd gecombineerd met een woord die geassocieerd was met die bepaalde kleur. Na de drie trainingsblokken waarin men een contingentie werd aangeleerd, volgden negen trainingsblokken waarin de contingentie werd afgeleerd: woorden hadden geen voorspellende waarde meer voor kleur. Het effect van contingentie doofde uit na 18 trials. In het onderzoek van Crombez (2014) zou er sprake geweest kunnen zijn van dergelijke uitdoving. In 23

30 de trainingsfase leren proefpersonen dat er een verband is tussen de dimensie van de cues en de plaats waar de probe verschijnt (i.e. contingentieleren), maar in de testfase is er geen contingentie meer (i.e. uitdoving). Ons design is zo opgezet dat we op verschillende momenten, ook tijdens de trainingsfasen, de mate van aandachtsvertekening konden meten. Indien we de dot probe score op de laatste trainingsblok vergelijken met de dot probe score op de posttest, dan kunnen we een mogelijke uitdoving achterhalen. We voerden een repeated measures ANOVA uit, maar vonden geen significante hoofd- en/of interactie-effecten, F < 1, zoals geïllustreerd in Figuur 3. Interactie-effect: Tijd x Conditie Valentiedimensie Oriëntatiedimensie Conditie: Relevant Irrelevant Figuur 3. Interactie-effect van Tijd (Training4 versus Posttest) x Conditie (Relevant versus Irrelevant) x Dimensie (Valentie versus Oriëntatie). Om na te gaan of er een samenhang is tussen de R-SRC effecten en de mate van training wordt een analyse uitgevoerd waarbij de Pearson correlatiecoëfficiënt tussen R-SRC effecten en dot probe scores worden berekend. Tabel 2 geeft de resultaten van deze analyse weer. Er is enkel een significante correlatie tussen de R-SRC reactietijd-effect (i.e. snellere respons op compatibele trials) en de dot probe score die werd behaald in het laatste trainingsblok binnen de valentiedimensie. 24

Theorie! Cognitive Bias Modification! Resultaten onderzoek!

Theorie! Cognitive Bias Modification! Resultaten onderzoek! Cognitive Bias Modification Resultaten onderzoek December 2013 Jules Reijnen Ron Jacobs Theorie Cognitive Bias Modification (CBM) is een recent onderzoeksgebied dat zich richt op de vertekening (bias)

Nadere informatie

Mathilde Descheemaeker Adriaan Spruyt Dirk Hermans

Mathilde Descheemaeker Adriaan Spruyt Dirk Hermans Mathilde Descheemaeker Adriaan Spruyt Dirk Hermans Experimentele psychopathologie Op zoek naar de psychologische processen die een rol spelen bij het ontstaan, in stand houden en terugval van psychopathologie

Nadere informatie

Samenvatting. Spatiële affectieve Simon benadering

Samenvatting. Spatiële affectieve Simon benadering Samenvatting In de loop van de laatste decennia zijn steeds meer wetenschappers ervan overtuigd geraakt dat angst een belangrijke cognitieve component omvat. Ze menen dat structurele afwijkingen in de

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Titel: Cognitieve Kwetsbaarheid voor Depressie: Genetische en Omgevingsinvloeden Het onderwerp van dit proefschrift is cognitieve kwetsbaarheid voor depressie en de wisselwerking

Nadere informatie

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting. Samenvatting

Nederlandse Samenvatting. Samenvatting Samenvatting Toenaderen of vermijden. Neurobiologische mechanismen in sociale angst Het doel van dit proefschrift was om meer inzicht te krijgen in de psychobiologische mechanismen die een rol spelen bij

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De nadelige gezondheidsrisico s/gevolgen van roken en van depressie en angststoornissen zijn goed gedocumenteerd, en deze aandoeningen doen zich vaak tegelijkertijd voor. Het doel

Nadere informatie

Always look on the bright side of life

Always look on the bright side of life Always look on the bright side of life Training van een positieve aandachtbias: effect op angst, depressie en zelfvertrouwen Leone de Voogd E.L.deVoogd@uva.nl Elske Salemink Reinout Wiers Pier Prins Universiteit

Nadere informatie

Samenvatting. Tabel 8.1. Een olifant is groter dan een koe Een koe is groter dan een muis Een olifant is groter dan een muis

Samenvatting. Tabel 8.1. Een olifant is groter dan een koe Een koe is groter dan een muis Een olifant is groter dan een muis 149 150 Ongeveer negentien procent van de Nederlandse bevolking krijgt in zijn leven een angststoornis. Mensen die lijden aan een angststoornis ervaren intense angsten die van invloed zijn op het dagelijks

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het

Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het Samenvatting Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het individu als op populatieniveau. Effectieve

Nadere informatie

De invloed van een aandachtsbias op de ontwikkeling van een angststoornis

De invloed van een aandachtsbias op de ontwikkeling van een angststoornis De invloed van een aandachtsbias op de ontwikkeling van een angststoornis Naam: Anne van Leeuwen Studentennummer: 5883474 Vak: Bachelorthesis Docent: L. de Voogd Aantal woorden: 5343 Inhoudsopgave Abstract

Nadere informatie

Automatische activering van affectief-motivationele gedragstendensen: Effecten van kenmerkspecifieke aandachtstoewijzing

Automatische activering van affectief-motivationele gedragstendensen: Effecten van kenmerkspecifieke aandachtstoewijzing Academiejaar 2013-2014 Eerste semester examenperiode Automatische activering van affectief-motivationele gedragstendensen: Effecten van kenmerkspecifieke aandachtstoewijzing Masterproef II neergelegd tot

Nadere informatie

Samenvatting. Audiovisuele aandacht in de ruimte

Samenvatting. Audiovisuele aandacht in de ruimte Samenvatting Audiovisuele aandacht in de ruimte Theoretisch kader Tijdens het uitvoeren van een visuele taak, zoals het lezen van een boek, kan onze aandacht getrokken worden naar de locatie van een onverwacht

Nadere informatie

Dynamics, Models, and Mechanisms of the Cognitive Flexibility of Preschoolers B.M.C.W. van Bers

Dynamics, Models, and Mechanisms of the Cognitive Flexibility of Preschoolers B.M.C.W. van Bers Dynamics, Models, and Mechanisms of the Cognitive Flexibility of Preschoolers B.M.C.W. van Bers Introductie Flexibiliteit is een belangrijke eigenschap in de huidige snel veranderende maatschappij. In

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) In dit proefschrift worden een aantal psychometrische methoden beschreven waarmee de accuratesse en efficientie van psychodiagnostiek in de klinische praktijk verbeterd kan worden. Psychodiagnostiek wordt

Nadere informatie

Cognitive Bias Modification (CBM): "Computerspelletjes" tegen Angst, Depressie en Verslaving

Cognitive Bias Modification (CBM): Computerspelletjes tegen Angst, Depressie en Verslaving Cognitive Bias Modification (CBM): "Computerspelletjes" tegen Angst, Depressie en Verslaving Mike Rinck Radboud Universiteit Nijmegen Cognitieve Vertekeningen bij Stoornissen "Cognitive Biases" Patiënten

Nadere informatie

Onderzoek naar fysiologische stress (re)activiteit als een endofenotype voor middelengebruik in de adolescentie

Onderzoek naar fysiologische stress (re)activiteit als een endofenotype voor middelengebruik in de adolescentie Nederlandse samenvatting NEDERLANDSE SAMENVATTING Onderzoek naar fysiologische stress (re)activiteit als een endofenotype voor middelengebruik in de adolescentie Stoornissen in het gebruik van middelen

Nadere informatie

waardoor een beroerte kan worden gezien als een chronische aandoening.

waardoor een beroerte kan worden gezien als een chronische aandoening. amenvatting Elk jaar krijgen in Nederland zo n 45.000 mensen een beroerte, ook wel CVA (Cerebro Vasculair Accident) genoemd. Ongeveer 60% van hen keert na opname in het ziekenhuis of revalidatiecentrum

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting 10 Samenvatting Samenvatting Hoe snel word je boos als iemand je provoceert? Het traditionele antwoord op deze vraag is dat het afhangt van je individuele neiging om boos te worden. Als je

Nadere informatie

Emotioneel redeneren kun je afleren!

Emotioneel redeneren kun je afleren! Emotioneel redeneren kun je afleren! Een experimentele manipulatie in het lab Miriam J.J. Lommen, Iris M. Engelhard, Marcel A. van den Hout, and Arnoud Arntz Waar het mee begon Therapie: Verstandelijke

Nadere informatie

Trekken spinnen de aandacht? Een modificatie van de visuele zoektaak als maat voor aandachtsprocessen bij spinnenfobie.

Trekken spinnen de aandacht? Een modificatie van de visuele zoektaak als maat voor aandachtsprocessen bij spinnenfobie. Academiejaar 2010 2011 Eerste Examenperiode Trekken spinnen de aandacht? Een modificatie van de visuele zoektaak als maat voor aandachtsprocessen bij spinnenfobie. Paper Masterproef 1 neergelegd tot het

Nadere informatie

Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu

Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu Nederlandse Samenvatting De adolescentie is levensfase waarin de neiging om nieuwe ervaringen op te

Nadere informatie

Do Fathers Matter? The Relative Influence of Fathers versus Mothers on the Development of Infant and Child Anxiety E.L. Möller

Do Fathers Matter? The Relative Influence of Fathers versus Mothers on the Development of Infant and Child Anxiety E.L. Möller Do Fathers Matter? The Relative Influence of Fathers versus Mothers on the Development of Infant and Child Anxiety E.L. Möller Samenvatting 207 Samenvatting Zijn vaders belangrijk? De relatieve invloed

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/25815 holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/25815 holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/25815 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Jamal, Mumtaz Title: Smoking and the course of anxiety and depression Issue Date:

Nadere informatie

Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD

Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD Valerie Van Cauwenberghe en Prof. dr. Roeljan Wiersema Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD Dit onderzoek werd uitgevoerd door: Prof. dr.

Nadere informatie

Stress, depressie en cognitie gedurende de levensloop

Stress, depressie en cognitie gedurende de levensloop SAMENVATTING Stress, depressie en cognitie gedurende de levensloop Inleiding Cognitief functioneren omvat verschillende processen zoals informatieverwerkingssnelheid, geheugen en executief functioneren,

Nadere informatie

De rol van de aandachtsbias in sociale fobie

De rol van de aandachtsbias in sociale fobie De rol van de aandachtsbias in sociale fobie Marloes Bersma Studentnummer: 10175466 Universiteit van Amsterdam Begeleid door: Eva de Ruiter Aantal woorden abstract: 120 Aantal woorden literatuuronderzoek:

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 119 120 Samenvatting 121 Inleiding Vermoeidheid is een veel voorkomende klacht bij de ziekte sarcoïdose en is geassocieerd met een verminderde kwaliteit van leven. In de literatuur

Nadere informatie

Sociale angst. Faalangst. Project Pasta. Sociale Angst & Faalangst bij Adolescenten. Risicofactoren. Interventies. Sociale Angst bij Jongeren

Sociale angst. Faalangst. Project Pasta. Sociale Angst & Faalangst bij Adolescenten. Risicofactoren. Interventies. Sociale Angst bij Jongeren Sociale Angst & Faalangst bij Adolescenten Sociale angst Risicofactoren Interventies Angst voor het oordeel van anderen Voor gek staan Uitgelachen te worden In verlegenheid gebracht te worden In de belangstelling

Nadere informatie

SAMENVATTING bijlage Hoofdstuk 1 104

SAMENVATTING bijlage Hoofdstuk 1 104 Samenvatting 103 De bipolaire stoornis, ook wel manisch depressieve stoornis genoemd, is gekenmerkt door extreme stemmingswisselingen, waarbij recidiverende episoden van depressie, manie en hypomanie,

Nadere informatie

Nederlandse verkorte weergave: Verborgen littekens in recidiverende depressies?

Nederlandse verkorte weergave: Verborgen littekens in recidiverende depressies? Oorspronkelijk artikel: Elgersma, H. J., Glashouwer, K.A., Bockting, C.L.H., Penninx, B.W.J.H.Penninx, de Jong, P.J. (2013). Hidden scars in depression? Implicit and explicit self-associations following

Nadere informatie

het psychisch functioneren van de ouder, de tevredenheid van de ouders met de (huwelijks)relatie en de gezinscommunicatie. Een beter functioneren van

het psychisch functioneren van de ouder, de tevredenheid van de ouders met de (huwelijks)relatie en de gezinscommunicatie. Een beter functioneren van 9 Samenvatting 173 174 9 Samenvatting Kanker is een veel voorkomende ziekte. In 2003 werd in Nederland bij meer dan 72.000 mensen kanker vastgesteld. Geschat wordt dat het hier in 9.000 gevallen om mensen

Nadere informatie

- Mensen gaan meer variëteit kiezen bij hun consumptiekeuzes wanneer ze weten dat hun gedrag nauwkeurig publiekelijk zal onderzocht worden.

- Mensen gaan meer variëteit kiezen bij hun consumptiekeuzes wanneer ze weten dat hun gedrag nauwkeurig publiekelijk zal onderzocht worden. Abstract: - 3 experimenten - Mensen gaan meer variëteit kiezen bij hun consumptiekeuzes wanneer ze weten dat hun gedrag nauwkeurig publiekelijk zal onderzocht worden. - Studie 1&2: consumenten verwachten

Nadere informatie

Effectiviteit van baclofen bij alcoholverslaving

Effectiviteit van baclofen bij alcoholverslaving Effectiviteit van baclofen bij alcoholverslaving MSc Esther Beraha Dr. Elske Salemink Dr. Anneke Goudriaan Dr. Bram Bakker Prof. Dr. Wim van den Brink Prof. Dr. Reinout Wiers Academisch Medisch Centrum

Nadere informatie

Samenvatting 21580_rietdijk F.indd :09

Samenvatting 21580_rietdijk F.indd :09 Samenvatting 21580_rietdijk F.indd 161 10-02-12 15:09 People at ultra high risk for psychosis Schizofrenie en aanverwante psychotische stoornissen hebben grote negatieve gevolgen voor het sociaal en psychisch

Nadere informatie

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en Samenvatting In de laatste 20 jaar is er veel onderzoek gedaan naar de psychosociale gevolgen van kanker. Een goede zaak want aandacht voor kanker, een ziekte waar iedereen in zijn of haar leven wel eens

Nadere informatie

Alcoholgebruik, misbruik & afhankelijkheid

Alcoholgebruik, misbruik & afhankelijkheid ALCOHOLGEBRUIK: BEWUST OVERWOGEN OF ONBEWUST OVERKOMEN? Impliciete en expliciete processen bij alcoholgebruik en implicaties voor interventies Katrijn Houben k.houben@maastrichtuniversity.nl Alcoholgebruik,

Nadere informatie

Samenvatting. Gezond zijn of je gezond voelen: veranderingen in het oordeel van ouderen over de eigen gezondheid Samenvatting

Samenvatting. Gezond zijn of je gezond voelen: veranderingen in het oordeel van ouderen over de eigen gezondheid Samenvatting Samenvatting Gezond zijn of je gezond voelen: veranderingen in het oordeel van ouderen over de eigen gezondheid 2 2 3 4 5 6 7 8 Samenvatting 161 162 In de meeste Westerse landen neemt de levensverwachting

Nadere informatie

Summary & Samenvatting. Samenvatting

Summary & Samenvatting. Samenvatting Samenvatting De meeste studies na rampen richten zich op de psychische problemen van getroffenen zoals post-traumatische stress stoornis (PTSS), depressie en angst. Naast deze gezondheidsgevolgen van psychische

Nadere informatie

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Rode wangen, zweethanden en coy-smiles: De rol van emotionele en socio-cognitieve

Nadere informatie

Cognitieve Gedragstherapie en Mindfulness Based Stress Reduction Therapie voor Angst en Depressie klachten bij volwassenen met

Cognitieve Gedragstherapie en Mindfulness Based Stress Reduction Therapie voor Angst en Depressie klachten bij volwassenen met Cognitieve Gedragstherapie en Mindfulness Based Stress Reduction Therapie voor Angst en Depressie klachten bij volwassenen met Autismespectrumstoornissen: ADASS Achtergrond ADASS Veelvuldig voorkomen van

Nadere informatie

Samenvatting. Exploratieve bewegingen in haptische waarneming. Deel I: de precisie van haptische waarneming

Samenvatting. Exploratieve bewegingen in haptische waarneming. Deel I: de precisie van haptische waarneming Exploratieve bewegingen in haptische waarneming Haptische waarneming is de vorm van actieve tastwaarneming waarbij de waarnemer de eigenschappen van een object waarneemt door het object met zijn of haar

Nadere informatie

Perseverative cognition: The impact of worry on health. Nederlandse samenvatting

Perseverative cognition: The impact of worry on health. Nederlandse samenvatting Perseverative cognition: The impact of worry on health Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Perseveratieve cognitie: de invloed van piekeren op gezondheid Iedereen maakt zich wel eens zorgen.

Nadere informatie

Believing is Seeing: Training van positieve sociale interpretaties in adolescenten

Believing is Seeing: Training van positieve sociale interpretaties in adolescenten VGCT najaarscongres 2011 Believing is Seeing: Training van positieve sociale interpretaties in adolescenten Elske Salemink, Universiteit van Amsterdam In samenwerking met Reinout Wiers (Universiteit van

Nadere informatie

Faculteit Pedagogische en Psychologische Wetenschappen Academiejaar 2007-2008 Eerste examenperiode

Faculteit Pedagogische en Psychologische Wetenschappen Academiejaar 2007-2008 Eerste examenperiode Faculteit Pedagogische en Psychologische Wetenschappen Academiejaar 2007-2008 Eerste examenperiode Experimentele manipulatie van aandacht voor bedreigende informatie: effecten op vroege of late stadia

Nadere informatie

Inleiding. Familiale kwetsbaarheid en geslacht. Samenvatting

Inleiding. Familiale kwetsbaarheid en geslacht. Samenvatting Inleiding Depressie en angst zijn veel voorkomende psychische stoornissen. Het ontstaan van deze stoornissen is gerelateerd aan een breed scala van risicofactoren, zoals genetische kwetsbaarheid, neurofysiologisch

Nadere informatie

Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst

Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst Samenvatting 141 Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst Hoofdstuk 1 is de inleiding van dit proefschrift. Internetbehandeling voor depressie en angst is bewezen effectief. Dit opent

Nadere informatie

DE EFFECTEN VAN GAME-TRAINING OP ANGST EEN AANDACHTSVERTEKENINGSMODIFICATIE ONDERZOEK

DE EFFECTEN VAN GAME-TRAINING OP ANGST EEN AANDACHTSVERTEKENINGSMODIFICATIE ONDERZOEK DE EFFECTEN VAN GAME-TRAINING OP ANGST EEN AANDACHTSVERTEKENINGSMODIFICATIE ONDERZOEK Aantal woorden: 21.732 Lore Callens Studentennummer: 01204196 Promotor: Prof. Ernst Koster Masterproef voorgelegd voor

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Burnout, een toestand van mentale uitputting door chronische stress in de werksituatie, vormt een ernstig maatschappelijk probleem dat momenteel veel aandacht krijgt. In

Nadere informatie

rapporteerden. Er werden geen verschillen gevonden in schoolprestaties, spijbelgedrag en middelengebruik tussen de verschillende groepen.

rapporteerden. Er werden geen verschillen gevonden in schoolprestaties, spijbelgedrag en middelengebruik tussen de verschillende groepen. Samenvatting Samenvatting Depressie en angst zijn de meest voorkomende psychische stoornissen in de adolescentie met een enorme impact op het individu. Veel adolescenten rapporteren depressieve en angst

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Genderdysforie in kinderen: Oorzaken en Gevolgen Chapter ELEVEN De studies, beschreven in dit proefschrift, richten zich op vier thema s. De eerste hoofdstukken beschrijven twee

Nadere informatie

De behandeling van angststoornissen: hoe te handelen bij co-morbiditeit? Dr. Marleen Rijkeboer

De behandeling van angststoornissen: hoe te handelen bij co-morbiditeit? Dr. Marleen Rijkeboer De behandeling van angststoornissen: hoe te handelen bij co-morbiditeit? Dr. Marleen Rijkeboer Veel gehoorde uitspraken Bij co-morbiditeit zullen patiënten minder profiteren van de richtlijnbehandeling

Nadere informatie

SAMENVATTING 183 SAMENVATTING

SAMENVATTING 183 SAMENVATTING SAMENVATTING 183 SAMENVATTING Vermoeidheid is een alledaagse ervaring. Wanneer vermoeidheid een lange tijd aanhoudt kan dit voor problemen zorgen. Geneeskundestudenten zien we als relatief kwetsbaar als

Nadere informatie

Verminderen van de impact van geriatrische aandoeningen door fysieke activiteit

Verminderen van de impact van geriatrische aandoeningen door fysieke activiteit Verminderen van de impact van geriatrische aandoeningen door fysieke activiteit Eén van de belangrijkste gevolgen van veroudering en geriatrische aandoeningen is het ontstaan van beperkingen. De weg van

Nadere informatie

Internaliserende stoornissen, sekse en emotieregulatie

Internaliserende stoornissen, sekse en emotieregulatie Internaliserende stoornissen, sekse en emotieregulatie Dr. Annemiek Karreman Departement Medische en Klinische Psychologie, Tilburg University Deze presentatie Twee experimentele studies naar de rol van

Nadere informatie

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017)

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Hechtingsrelatie Zelfregulatie en interactie tijdens de nacht Onderdeel van de discussie rond sensitief en responsief ouderschap richt zich

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting 173 174 De drijfveer tot beheersing: Hoe affect en motivatie cognitieve controle beïnvloeden Helpen emoties in een situatie die vraagt om mentale inspanning? Dat is de centrale vraag die dit proefschrift

Nadere informatie

Always Look on the Bright Side of Life? The Quest for an Online Cognitive Training to Prevent Adolescent Anxiety and Depression E.L.

Always Look on the Bright Side of Life? The Quest for an Online Cognitive Training to Prevent Adolescent Anxiety and Depression E.L. Always Look on the Bright Side of Life? The Quest for an Online Cognitive Training to Prevent Adolescent Anxiety and Depression E.L. de Voogd Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Always look

Nadere informatie

Sociolinguïstiek en sociale psychologie:

Sociolinguïstiek en sociale psychologie: Sociolinguïstiek en sociale psychologie: Nieuwe methodes voor attitudemeting Laura Rosseel, Dirk Geeraerts, Dirk Speelman OG Kwantitatieve Lexicologie en Variatielinguïstiek Inleiding sinds de jaren 1960

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 SAMENVATTING Chronische nek pijn is vaak het gevolg van een verkeersongeval, en dan met name van een kop-staart aanrijding. Na zo een ongeval ontwikkelen mensen vaak een zeer specifiek klachtenpatroon.

Nadere informatie

samenvatting Opzet van het onderzoek

samenvatting Opzet van het onderzoek 167 Angst en depressie komen vaak voor bij kinderen. Angst en depressie beïnvloeden niet alleen het huidige welbevinden van kinderen, maar kunnen ook een negatieve invloed hebben op hun verdere leven.

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 179 In dit proefschrift werden de resultaten beschreven van studies die zijn verricht bij volwassen vrouwen met symptomen van bekkenbodem dysfunctie. Deze symptomen komen frequent voor en kunnen de kwaliteit

Nadere informatie

Communicating about Concerns in Oncology K. Brandes

Communicating about Concerns in Oncology K. Brandes Communicating about Concerns in Oncology K. Brandes Nederlandse samenvatting Uit een recente rapportage van KWF Kankerbestrijding blijkt dat 64% van de (ex-) patiënten met kanker zorgen ervaart over psychosociale

Nadere informatie

Compatibility Process Scale (ACPS). De therapeutische alliantie is gemeten met de Werk

Compatibility Process Scale (ACPS). De therapeutische alliantie is gemeten met de Werk De invloed van indicatiestelling door overleg (the Negotiated Approach) op patiëntbehandelingcompatibiliteit en uitkomst bij de behandeling van depressieve stoornissen 185 In deze thesis staat de vraag

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/28632 holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/28632 holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/28632 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Kruijt, Anne-Wil Title: Depression vulnerability studying components of cognitive

Nadere informatie

Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4. Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4

Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4. Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Samenvatting SAMENVATTING 189 Depressie is een veelvoorkomende psychische stoornis die een hoge ziektelast veroorzaakt voor zowel de samenleving als het individu. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)

Nadere informatie

EEG tijdens geheugenactivatie een onderzoek naar vroege hersenveranderingen bij de ziekte van Alzheimer en de ziekte van Huntington

EEG tijdens geheugenactivatie een onderzoek naar vroege hersenveranderingen bij de ziekte van Alzheimer en de ziekte van Huntington EEG tijdens geheugenactivatie een onderzoek naar vroege hersenveranderingen bij de ziekte van Alzheimer en de ziekte van Huntington In Nederland wordt het aantal patiënten met dementie geschat op meer

Nadere informatie

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen SAMENVATTING Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen klinische populaties, waaronder ook de Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD). Ook al wordt

Nadere informatie

prof dr Else de Haan De Bascule/AMC/UvA Amsterdam 7 0tober 2010

prof dr Else de Haan De Bascule/AMC/UvA Amsterdam 7 0tober 2010 prof dr Else de Haan De Bascule/AMC/UvA Amsterdam 7 0tober 2010 Emotie: gespannen, ongelukkig Fysiek: hartkloppingen, trillen Cognitief: overinterpreteren, piekeren, aandacht Gedrag: vermijden - Verkeerd

Nadere informatie

Wetenschappelijke Samenvatting. 1. Kwetsbaarheid en emotionele verwerking bij depressie

Wetenschappelijke Samenvatting. 1. Kwetsbaarheid en emotionele verwerking bij depressie Wetenschappelijke Samenvatting 1. Kwetsbaarheid en emotionele verwerking bij depressie In dit proefschrift wordt onderzocht wat spaak loopt in de hersenen van iemand met een depressie. Er wordt ook onderzocht

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Etnische minderheden vormen een groeiend segment van de bevolking in veel westerse landen. Zorgbehoeften en verwachtingen van deze groepen vormen vaak een uitdaging voor

Nadere informatie

NeDerLANDse samenvatting

NeDerLANDse samenvatting CHAPTER 10 259 NEDERLANDSE SAMENVATTING Benzodiazepines zijn psychotrope middelen met anxiolytische, sederende, spierverslappende en hypnotische effecten. In de praktijk worden zij voornamelijk ingezet

Nadere informatie

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte. Een chronische en progressieve aandoening zoals multiple sclerose (MS) heeft vaak grote consequenties voor het leven van patiënten en hun intieme partners. Naast het omgaan met de fysieke beperkingen van

Nadere informatie

Cognitieve flexibiliteitstaken bij autismespectrumstoornissen:

Cognitieve flexibiliteitstaken bij autismespectrumstoornissen: Cognitieve flexibiliteitstaken bij autismespectrumstoornissen: Kritische bespreking en klinische implicaties Lien Van Eylen VCKJPP 22 september 2011 Overzicht Neuropsychologische taken o Betrouwbaarheid

Nadere informatie

Dia 1. Dia 2. Dia 3. Aspecten van cognitief functioneren in Autisme Spectrum Stoornissen. Executieve functies en autisme (Hill, 2004)

Dia 1. Dia 2. Dia 3. Aspecten van cognitief functioneren in Autisme Spectrum Stoornissen. Executieve functies en autisme (Hill, 2004) Dia 1 Aspecten van cognitief functioneren in Autisme Spectrum Stoornissen Een reactie van Bibi Huskens Dia 2 Executieve functies en autisme (Hill, 2004) Problemen in: Planning Inhibitie Schakelvaardigheid

Nadere informatie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Wouter Pinxten (contact: Wouter.Pinxten@UGent.be) Prof. Dr. John Lievens Achtergrond

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De adolescentie is lang beschouwd als een periode met veelvuldige en extreme stemmingswisselingen, waarin jongeren moeten leren om grip te krijgen op hun emoties. Ondanks het feit

Nadere informatie

Samenvatting Summary in Dutch

Samenvatting Summary in Dutch 112 Samenvatting Summary in Dutch Wanneer mensen anderen zien die in een gelijke situatie of wel beter af zijn of wel slechter af zijn, kan dat sterke reacties oproepen. Mensen kunnen als reactie sterke

Nadere informatie

HOOFDSTUK 1: INLEIDING

HOOFDSTUK 1: INLEIDING 168 Samenvatting 169 HOOFDSTUK 1: INLEIDING Bij circa 13.5% van de ouderen komen depressieve klachten voor. Met de term depressieve klachten worden klachten bedoeld die klinisch relevant zijn, maar niet

Nadere informatie

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Samenvatting Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Stabiliteit en verandering in gerapporteerde levensgebeurtenissen over een periode van vijf jaar Het belangrijkste doel van dit longitudinale,

Nadere informatie

Aandachtsbias en het causale verband met angststoornissen

Aandachtsbias en het causale verband met angststoornissen Aandachtsbias en het causale verband met angststoornissen Naam: Yak Mee Wong Studentnummer: 0467456 Begeleider: Dhr. T. Beckers Programma groep: Klinische Psychologie Datum: 16-02-2009 Aantal woorden:

Nadere informatie

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld Samenvatting Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld om hen heen. Zo hebben vele mensen een natuurlijke neiging om zichzelf als bijzonder positief te beschouwen (bijv,

Nadere informatie

Samenvatting (summary in Dutch)

Samenvatting (summary in Dutch) Samenvatting (summary in Dutch) 149 Samenvatting (summary in Dutch) Één van de meest voorkomende en slopende ziektes is depressie. De impact op het dagelijks functioneren en op de samenleving is enorm,

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/22070 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Schoorl, Stephanie Maartje Desiree Title: Investigating new process-focused treatments

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/40073 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Schat, A. Title: Clinical epidemiology of commonly occurring anxiety disorders

Nadere informatie

Dagelijkse dosis visolie verbetert de prestaties van leerlingen bij nationale examens

Dagelijkse dosis visolie verbetert de prestaties van leerlingen bij nationale examens Onderzoek naar niewe medicijnen duurt jaren en doorloopt een aantal verschillende stadia. Tenslotte worden de medicijnen op mensen getest in klinische trials. Bij stap 1 wordt de veiligheid getest op gezonde

Nadere informatie

SUMMARY IN DUTCH. Summary in Dutch

SUMMARY IN DUTCH. Summary in Dutch SUMMARY IN DUTCH Summary in Dutch Summary in Dutch Introductie Dit proefschrift richt zich met name op het voorspellen van de behandeluitkomst bij kinderen met angststoornissen. Een selectie aan variabelen

Nadere informatie

Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae

Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae 184 Welbevinden en hoofdpijn bij adolescenten: de rol van zelfregulatie In dit proefschrift is de rol van zelfregulatie processen voor het welbevinden van

Nadere informatie

Meten van ziekteprogressie in MS: komen de perspectieven van

Meten van ziekteprogressie in MS: komen de perspectieven van Samenvatting proefschrift Jolijn Kragt Meten van ziekteprogressie in MS: komen de perspectieven van patiënten en dokters met elkaar overeen? Multipele sclerose (MS) is een chronische progressieve neurologische

Nadere informatie

Samenvatting en Conclusies

Samenvatting en Conclusies Samenvatting en Conclusies 135 Het doel van dit proefschrift bestond erin om de onderliggende mechanismen van de Paniekstoornis (PS) te onderzoeken. Een PS kenmerkt zich door onverwachte en steeds terugkerende

Nadere informatie

Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131. chapter 10 samenvatting

Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131. chapter 10 samenvatting Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131 chapter 10 samenvatting Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 132 Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 133 Zaadbalkanker wordt voornamelijk bij jonge mannen vastgesteld

Nadere informatie

SaMenvatting (SUMMARy IN DUTCH)

SaMenvatting (SUMMARy IN DUTCH) Samenvatting (summary in Dutch) Samenvatting In hoofdstuk 1 wordt de algemene introductie van dit proefschrift beschreven. De nadruk in dit proefschrift lag op patiënten met hoofd-halskanker (HHK) en

Nadere informatie

De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid

De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid Kees van den Bos De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid In deze bijdrage wordt sociaal-psychologisch onderzoek naar sociale rechtvaardigheid besproken. Sociaal-psychologen

Nadere informatie

How to present online information to older cancer patients N. Bol

How to present online information to older cancer patients N. Bol How to present online information to older cancer patients N. Bol Dutch summary (Nederlandse samenvatting) Dutch summary (Nederlandse samenvatting) Goede informatievoorziening is essentieel voor effectieve

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/38701 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Visschedijk, Johannes Hermanus Maria (Jan) Title: Fear of falling in older patients

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nicotine en alcohol kunnen de placenta passeren en zo het risico op nadelige uitkomsten voor het ongeboren kind verhogen. Stoppen met roken en alcoholgebruik tijdens de zwangerschap lijkt vanzelfsprekend,

Nadere informatie

Chapter 9. Nederlandse samenvatting (Dutch summary)

Chapter 9. Nederlandse samenvatting (Dutch summary) Chapter 9 Nederlandse samenvatting (Dutch summary) Samenvatting Samenvatting Depressie en angst klachten bij Nederlandse patiënten met een chronische nierziekte Het onderwerp van dit proefschrift is depressieve

Nadere informatie

GEZONDHEID SUBSTANTIEEL VERBETERD

GEZONDHEID SUBSTANTIEEL VERBETERD RESULTATEN ANALYSE 2014 GEZONDHEID SUBSTANTIEEL VERBETERD De Rughuis Methode heeft aangetoond dat de gezondheidstoestand en kwaliteit van leven bij patiënten met chronische rugklachten enorm kan toenemen.

Nadere informatie

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 SAMENVATTING 117 Pas kortgeleden is aangetoond dat ADHD niet uitdooft, maar ook bij ouderen voorkomt en nadelige gevolgen kan hebben voor de patiënt en zijn omgeving. Er is echter weinig bekend over de

Nadere informatie

Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E.

Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E. Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E. Aktar Summary 1 Summary in Dutch (Samenvatting) Summary

Nadere informatie