Generieke schoolopdrachten

Transcriptie

1 Niveau 2 Generieke schoolopdrachten Vaardigheden cohort

2 De Handelsroute Uitgeverij Sarphati Colofon Auteurs Tessel Mulder Philein Educatieve Teksten Hoofdredactie An Claassens, Jos van der Drift, Fred Kanhai, Michel Lammers en Ernst Vogel Bureauredactie Redactiebureau M. van der Kleij Hanna Molenaar Redactie en projectmanagement Advies Carla Pleijs onderwijspraktijk Bart Zoet retailexpert Foto s Ben Lohuis, Ferroli Nederland, Foter Marije Jellema, Ingimage, Kega, Ritel, ROC Midden Nederland, ROC van Twente, Shutterstock Vormgeving en infographics Carien Franken bureau visuele vertalingen DTP en opmaak Marjoleine van der Greft Marjoleine DTP & Vormgeving Uitgeverij Sarphati BV 2016 Horaplantsoen LT Ede Tel.: info@uitgeverij-sarphati.nl Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, namelijk elektronisch, mechanisch, door fotokopie, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande toestemming van de uitgever. Ondanks alle inspanningen is het mogelijk dat niet alle copyrights van de in de uitgave opgenomen illustraties geregeld zijn. Degene die meent alsnog rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht contact op te nemen met de uitgever.

3 Overzicht opdrachten In deze uitgave staan de volgende schoolopdrachten: Titel opdracht Maken na hoofdstuk Bijbehorend werkproces Opdracht 1: Een verslag maken n.v.t. n.v.t. Opdracht 2: Overleg voeren n.v.t. n.v.t. Opdracht 3: Een presentatie geven n.v.t. n.v.t. 3

4 4 SO GENERIEK - NIVEAU 2

5 Opdracht 1 Een verslag maken 1! Individueel, in tweetallen, klassikaal Binnen school Pc, tablet of smartphone 6 uur Een verslag is een beschrijving van hoe iets is gegaan. Bijvoorbeeld je werkzaamheden. Of een overleg. In een verslag beschrijf je hoe je werkzaamheden of het overleg zijn verlopen. Er zijn verschillende soorten verslagen, bijvoorbeeld: een boekverslag; een verslag van de werkzaamheden die je hebt uitgevoerd; een verslag van een gesprek; een stageverslag. Een verslag heeft een onderwerp, een doel en een publiek. Bij het schrijven van een verslag houd je hier rekening mee. Ook moet het verslag een bepaalde samenhang hebben, het moet logisch in elkaar zitten. Anders raakt de lezer in de war. Tot slot zorg je voor een correcte spelling en grammatica in het verslag. Je zult regelmatig aan de hand van een stramien een verslag moeten schrijven. Een stramien geeft in grote lijnen de opbouw van het verslag aan. En wat er in het verslag aan bod moet komen. Een stramien helpt je bij het schrijven van een verslag. 5

6 1 Deelopdracht 1.1 Je gaat een kort verslag schrijven over je laatste bezoek aan een winkel. Geef aan welke winkel het was. Beschrijf welke artikelen je hebt gekocht, hoeveel deze (ongeveer) kostten en hoe je hebt betaald. Beschrijf ook wat je van de kassa- of verkoopmedewerker vond. Was deze hulpvaardig en vriendelijk of juist niet? Let er vooral op dat je alle genoemde onderdelen in het verslag verwerkt. Het verslag moet tussen de 50 en 75 woorden lang zijn. 1 Maak een verslag op je pc, tablet of smartphone. 2 Laat je verslag lezen door een medeleerling met wie je samenwerkt. Bespreek je verslag met je medeleerling. Discussieer met elkaar: Wat vinden jullie van elkaars verslag? Komen alle onderdelen aan bod? Krijg je een goed beeld van het bezoek aan de winkel? 3 Geef aan wat je goed vindt aan het verslag. Geef elkaar verbeterpunten. Let op! Jullie hoeven nu nog niet te letten op de opbouw en samenhang van het verslag. Dat komt later in deze schoolopdracht aan bod. Spelfouten mag je wel verbeteren. 6

7 Deelopdracht 1.2 Een verslag heeft een onderwerp, namelijk datgene waarover je verslag gaat. Ook heeft een verslag een doel. Bijvoorbeeld dat je aan de hand van je verslag beoordeeld kunt worden. Of dat een ander iets leert van jouw verslag. Je hebt ook een publiek voor je verslag. Dat is degene die het verslag gaat lezen. Houd goed rekening met het doel en de lezer van je verslag. Dan kun je de inhoud en opbouw van het verslag hierop afstemmen. 1 1 Lees het volgende fragment uit een verslag. Stagedag 3 Op mijn derde stagedag heb ik vakken gevuld bij de zuivelafdeling. Ik heb daarbij goed gelet op fifo. De producten met de kortste houdbaarheidsdatum heb ik steeds naar voren gehaald. Ik lette er goed op dat ik de deuren van de koelvitrine dicht deed als ik een nieuwe rolcontainer ging halen. Ik kwam een pak melk tegen dat over de datum was. Dit heb ik direct uit het schap gehaald en afgeschreven 2 Beantwoord samen met je medeleerling de volgende vragen: Wat is het onderwerp van dit verslag? Wat is het doel van dit verslag? Wie is het publiek van dit verslag? 3 Bespreek met de klas wat jullie vinden van dit fragment. Wordt het doel behaald? Heeft de schrijver rekening gehouden met de lezer(s)? 7

8 1 Deelopdracht 1.3 Schrijf je een verslag? Dan kun je niet zomaar allerlei zinnen achter elkaar opschrijven. Je verslag moet een bepaalde opbouw en samenhang hebben. Een verslag bestaat uit: Een inleiding: hierin geef je aan waar het verslag over gaat. Een kern: hierin geef je de informatie. Niet alleen een zakelijke beschrijving van hoe iets is gegaan, maar ook jouw persoonlijke beleving. Een slot: hierin geef je een korte herhaling en/of een conclusie, waarbij je ook weer je mening of gevoel weergeeft. Je gebruikt alinea s met witregels ertussen en zorgt voor een logische volgorde in de tekst. Geef je verslag ook een titel. 1 Elk van de volgende tekstfragmenten heeft een eigen nummer. Lees de tekstfragmenten goed door. Tekstfragment 1 Om 10 uur s ochtends kwamen we aan bij het DC in Woerden. We werden ontvangen door mevrouw Zijl. Zij is hoofd van het distributiecentrum. Na een kop koffie in het bedrijfsrestaurant gingen we de vloer op. Tekstfragment 2 Van deze excursie heb ik veel geleerd. Ik weet nu veel beter hoe het eraan toegaat in een groot distributiecentrum. Ik vond het een leuke en leerzame dag! Tekstfragment 3 Op bezoek bij het distributiecentrum X Tekstfragment 4 Aan het eind van de ochtend vertelde mevrouw Zijl nog iets over hoeveel artikelen er per dag naar de vestigingen worden verzonden. Ik weet niet meer precies hoeveel het er zijn, maar in ieder geval nog veel meer dan je verwacht! 8

9 Tekstfragment 5 Op 15 oktober ging ik met een groepje collega s op excursie naar het distributiecentrum in Woerden. We kregen daar een rondleiding van twee uur. In dit verslag vertel ik hoe de excursie was en wat ik ervan geleerd heb. 1 Tekstfragment 6 Eenmaal op de werkvloer liet de teamleider Logistiek zien hoe alles werkt in het distributiecentrum. Met verschillende transportmiddelen worden alle artikelen verzameld en in vrachtwagens gezet. Ik heb nog nooit zoveel artikelen bij elkaar gezien! Het werk is behoorlijk geautomatiseerd, veel wordt met computers gedaan. Maar er waren ook heel veel logistiek medewerkers druk bezig. 2 Schrijf bij elk onderdeel het nummer van het bijbehorende tekstfragment. Titel: Tekstfragment nummer Inleiding: Tekstfragment nummer Kern eerste alinea: Tekstfragment nummer Kern tweede alinea: Tekstfragment nummer Kern derde alinea: Tekstfragment nummer Slot: Tekstfragment nummer 9

10 1 Deelopdracht 1.4 Bij het schrijven van een verslag let je natuurlijk op de spelling en grammatica. Dit is echt heel belangrijk. Want een verslag (of of notitie) met spelfouten maakt een slechte indruk. Hoe goed je je werk ook doet, als je verslag vol spelfouten zit, komt dat niet goed over. Zorg dus dat er geen spelfouten in je verslag zitten. Je kunt de spellingcontrole op de computer gebruiken. Maar deze haalt nooit alle fouten eruit! Controleer zelf dus ook op spelfouten of laat je verslag lezen door iemand die erg goed is in spelling. In de tekst van de opdracht staan tien spelfouten. Je houdt tijdens de opdracht met de stopwatch op je smartphone bij hoe lang jullie erover doen om die tien fouten te vinden en te verbeteren. Het tweetal dat de minste tijd nodig heeft, wint. 1 Houd je smartphone met stopwatch gereed. Druk de knop van de stopwatch in en ga samen zo snel mogelijk op zoek naar de tien spelfouten in de volgende tekst. 2 Verbeter de fouten. 3 Als jullie klaar zijn, druk je op de stopknop van de stopwatch. Tijdens mijn stage heb ik best vaak kassa gedraait. Dat ging heel goed, dat zij mijn leiddinggevende ook. Ik ben handig met het scannen van de boodsgappen. En wisselgeld truggeven vind ik ook niet moelijk. Ik vind het contakt met klanten erg gezelig. Daarom ben ik ook altijt vriendelijk en klantgericht tegen klanten. Ik zou wel vaker kassa willen draaien. Ik vindt het leuker dan vakken vullen. X 10

11 Deelopdracht 1.5 Voor deze deelopdracht ga je een verslag over je werkzaamheden op je stage, je (bij)baan of je opleiding schrijven. 1 Er zijn dus verschillende aspecten waarmee je rekening houdt als je een verslag schrijft. Bijvoorbeeld het onderwerp, het doel en het publiek. Maar ook de opbouw en de samenhang. En een correcte spelling. Krijg je een stramien voor het verslag dat je moet schrijven? Kijk dan goed wat dat stramien voorschrijft. Je weet dan wat er in het verslag aan bod moet komen. 1 Maak op de computer een verslag aan de hand van het volgende stramien: Waar loop je stage/waar werk je/waar ga je naar school? Wat doe je zoal op een dag? Wat vind je van de werkzaamheden? Wat leer je van deze stage/dit werk/op deze school? Denk aan de opbouw van je verslag (inleiding, kern, slot) en de logische samenhang. Houd rekening met het doel en de lezer van het verslag. Controleer je verslag op spelfouten. Het verslag moet 125 tot 150 woorden lang zijn 2 Laat je verslag lezen door een medeleerling met wie je samenwerkt. 3 Bespreek je verslag met je medeleerling. Discussieer met elkaar: Wat vinden jullie van elkaars verslag? Komen alle onderdelen aan bod? Krijg je een goed beeld van de stage, de baan of de opleiding? Is de opbouw duidelijk (inleiding, kern, slot)? Zit het verslag logisch in elkaar en is het prettig om te lezen? Zitten er spelfouten in het verslag? 4 Geef aan wat je goed vindt aan het verslag. Geef elkaar verbeterpunten. 11

12 2 Opdracht 2 Overleg voeren! In drie- of viertallen Filmcamera of smartphone Binnen school 6 uur Overleg voeren is het samen bespreken van iets en daar afspraken over maken. Bijvoorbeeld een werkoverleg. Je overlegt dan over het werk dat gedaan moet worden. En je spreekt af wie wat doet. Of een vergadering. Daarin kunnen allerlei zaken overlegd en afgesproken worden. Bij de meeste overlegvormen is er een voorzitter. De voorzitter maakt een agenda en leidt het overleg. En zorgt ervoor dat iedereen betrokken wordt. Er is vaak ook een notulist. Die schrijft op wat er wordt besproken en welke afspraken er worden gemaakt. Deelopdracht 2.1 Voor deze schoolopdracht hebben jullie een groepje samengesteld. Met dit groepje gaan jullie in overleg over wie de voorzitter en wie de notulist van de groep wordt. Als jullie klaar zijn, gaan jullie het overleg bespreken: Wat viel op? Deed iedereen goed mee aan het overleg? Werden er goede argumenten gegeven? Werd er goed geluisterd naar elkaar? 1 Ga met je groepje in overleg over wie de voorzitter en wie de notulist van de groep wordt. 2 Discussieer nadat jullie een voorzitter en een notulist hebben aangewezen met elkaar: Wat vinden jullie van het overleg? Wat viel op? Deed iedereen goed mee? Kwam (bijna) ieder groepslid aan het woord? Werden er goede argumenten gegeven? Werd er goed geluisterd naar elkaar? Waren jullie het snel eens met elkaar? Stond iedereen achter de afspraak die is gemaakt? 12

13 Deelopdracht 2.2 Overleg voeren gaat niet vanzelf. Je moet actief meedoen en goed naar elkaar luisteren. Natuurlijk mag je zeggen wat je vindt. Maar geef wel altijd argumenten. En luister naar de argumenten van anderen. Je moet ook letten op de afspraken die er tijdens het overleg gemaakt worden. Anders weet je achteraf niet wat er van je verwacht wordt. 2 1 Lees de onderstaande situatie. Hanneke is filiaalmanager bij Xenos. Op maandagmorgen om 9 uur is het werkoverleg. Hanneke zit het werkoverleg voor. Medewerker Shivam zegt tegen Hanneke: Ik kom niet naar het werkoverleg hoor, dat boeit me niet zo. Ik ga liever de winkel opruimen! Goed dan, zegt Hanneke. Ze gaat met de andere zeven winkelmedewerkers in de kantine zitten. Hanneke heeft een agenda gemaakt. Ze vraagt Sheila of zij wil notuleren. Hanneke wil het overleg beginnen. Maar dan roept medewerker Mark dat hij de afgelopen week een paar uur heeft moeten overwerken. En dat hij dat in het vervolg mooi niet meer doet. Medewerker Engin zegt: Mark, we hebben vorige week allemaal overgewerkt. Dat kwam door die extra koopavonden. Mark luistert niet en roept: Dat zal wel, maar ik ga niet weer overwerken! Medewerker Sarah zegt: Lekker dan Mark, dan laat je ons dus met het extra werk zitten! Hanneke wil werkafspraken maken, maar iedereen praat nu door elkaar. Ze komt er niet meer tussen. 2 Geef aan wat er goed gaat bij dit werkoverleg en wat minder goed gaat. 3 Discussieer met elkaar: Wat vinden jullie van dit overleg? Geef goede punten en verbeterpunten. 13

14 2 Deelopdracht 2.3 In deze opdracht werken jullie samen met een ander groepje. Samen met dat andere groepje gaan jullie plannen maken voor deelopdracht 2.4. In die opdracht gaan jullie twee filmpjes maken. Een filmpje over een overleg dat goed loopt en een filmpje over een overleg dat niet goed loopt. In deze opdracht overleggen jullie wie welke taak gaat vervullen. 1 Maak van twee groepjes één groep. Zorg dat de nieuwe, grotere groep een voorzitter en een notulist heeft. 2 Voer overleg met elkaar. Verdeel de rollen en de werkzaamheden. Maak werkafspraken: wie in de filmpjes de voorzitter van het overleg speelt; wie in de filmpjes de notulist van het overleg speelt; wie in de filmpjes de medewerkers die deelnemen aan het overleg spelen; wie filmt; wie de filmpjes monteert; hoe jullie te werk zullen gaan (oefenen, opnemen); waar jullie de filmpjes gaan opnemen; welke spullen jullie nodig hebben; wie wat regelt. 3 De notulist noteert de beslissingen en werkafspraken. 14

15 Deelopdracht 2.4 Jullie blijven samenwerken met de groep waarmee jullie in deelopdracht 2.3 hebben samengewerkt. Nu gaan jullie twee filmpjes maken. Eén filmpje over een overleg dat goed verloopt en één over een overleg dat niet goed verloopt. In de vorige opdracht hebben jullie al overleg gehad over hoe jullie dit gaan aanpakken. Jullie kunnen de volgende situatie als uitgangspunt nemen. 2 De vulploeg van een kleine supermarkt heeft werkoverleg. De voorzitter heeft een agenda gemaakt: Welkom Werkzaamheden afgelopen week Derving afgelopen week Werkafspraken komende week Rondvraag Er zijn vorige week wat dingen misgegaan. Eén medewerker heeft per ongeluk een pallet groenten in pot laten vallen waardoor er flinke derving was. Ook is er ruzie geweest tussen twee medewerkers. De één vond namelijk dat de ander altijd de leuke klusjes voor zijn neus wegkaapte. Hierdoor bleven de minder leuke klusjes voor hem over. Komende week heeft één van de vulploegmedewerkers vakantie. Zijn uren (4) moeten door de andere medewerkers opgevangen worden. Als de filmpjes zijn opgenomen en gemonteerd, presenteren jullie ze aan de rest van de klas. Daarbij geven jullie een toelichting. 1 Bedenk hoe jullie de twee situaties gaan spelen. Zorg dat de acteurs de twee situaties geoefend hebben. 2 Neem beide situaties op met een filmcamera of smartphone. 3 Monteer de filmpjes. 4 Laat de filmpjes aan de klas zien. Geef daarbij een toelichting. Jullie geven aan wat er in de gefilmde overlegsituaties goed en niet goed gaat. 15

16 3 Opdracht 3 Een presentatie geven! Individueel, in viertallen Pc, tablet of smartphone Binnen school 6 uur Presenteren is het tonen van iets. Bijvoorbeeld een product of een bedrijf. Of jezelf. Er komt bij het geven van een presentatie veel meer kijken dan alleen maar wat dia s laten zien. Of een opsomming van feiten geven. Je wilt anderen enthousiast maken en overtuigen met je presentatie. Dit bereik je door een goede voorbereiding, een goede opbouw en een aantrekkelijke manier van presenteren. De een gaat het presenteren gemakkelijk af. De ander ziet er al ver van tevoren erg tegenop. Maar met een goede voorbereiding en de juiste stappen kan iedereen presenteren! 16

17 Deelopdracht 3.1 Iedereen van jullie groepje geeft een korte presentatie over zichzelf. Daarin geef je kort wat informatie over jezelf. Daarna bespreken jullie elke presentatie in jullie groepje en geef je elkaar tips en tops. 3 1 Geef een korte presentatie over jezelf aan je groepje. Geef daarin kort wat informatie over jezelf, bijvoorbeeld: je naam; je leeftijd; je gezinssituatie; je hobby s, sporten; wat je later het liefste wilt gaan doen. Beschrijf ook een situatie uit je kindertijd die leuk, spannend, heftig of grappig was. 2 Discussieer met elkaar: Wat vinden jullie van elkaars presentatie? Wat viel op? Was de presentatie duidelijk en leuk om naar te luisteren? Waarom wel/niet? Was de presentator zenuwachtig, of juist niet? Sprak hij/zij duidelijk? Geef elkaar goede punten en verbeterpunten. 17

18 3 Deelopdracht 3.2 Een goede presentatie moet vooral niet saai zijn. Je verhaal kan heel interessant zijn. Maar presenteer jij het saai of eentonig? Dan verliest het publiek de aandacht. En je wilt juist dat je publiek wél naar je luistert. Er zijn verschillende tips om een presentatie levendig en interessant te houden: Ga staan tijdens je presentatie. Neem een actieve houding aan en gebruik lichaamsgebaren om je verhaal te ondersteunen. Lees nooit voor vanaf papier of vanaf de dia s van je presentatie, maar vertel je verhaal. Praat niet steeds op dezelfde toon. Vertel af en toe een leuke anekdote of maak een grapje. Maak oogcontact met je publiek. 1 Bekijk met je groepje het filmpje. 2 Bespreek het filmpje in jullie groepje. Betrek hierbij de tips uit de inleiding van deze opdracht: Wat vinden jullie van deze presentatie? Wat valt je op over deze manier van presenteren? Wat vinden jullie van de lichaamshouding van de presentator? En van zijn stem? Wordt het publiek bereikt? Hoe zou het beter kunnen? 18

19 Deelopdracht 3.3 Nu ga je zelf een presentatie in elkaar zetten. Daarvoor bereid je je eerst goed voor. Zorg dat je weet wat je wilt vertellen en in welke volgorde. Je kunt er een Prezi- of powerpointpresentatie van maken, maar dat hoeft niet. Zorg wel voor een logische opbouw van de informatie die je wilt geven. 3 1 Maak een presentatie over het volgende onderwerp. Je mag de presentatie in PowerPoint, Prezi of een ander programma maken. Maar het mag ook gewoon in Word. Het gaat er in deze opdracht namelijk niet om wie de beste presentatie met de mooiste plaatjes maakt. Het gaat erom wie zijn plan straks het beste kan presenteren. Zorg voor voldoende informatie. Zorg voor een logische opbouw van informatie. Stel, er is een geldschieter die één van jullie een bedrag wil geven om een eigen winkel te starten. Je bedenkt een plan voor jouw droomwinkel: wat voor soort winkel, een naam voor de winkel, de doelgroep, de vestigingsplaats, het assortiment, het personeel en de presentatie. 2 Lever de presentatie in bij je docent. 19

20 3 Deelopdracht 3.4 Nu ga je de presentatie over jouw droomwinkel die je hebt gemaakt aan jouw groepje geven. Bij het geven van een presentatie gaat het erom dat je je boodschap helder en enthousiast overbrengt aan je publiek. Je wilt je publiek overtuigen van jouw ideeën. Je zorg ervoor dat je publiek naar je blijft luisteren en ook enthousiast wordt. Oefen je presentatie voor jezelf zodat je in je hoofd hebt wat je wilt vertellen. Dan hoef je niet voor te lezen. Geef je presentatie daarna aan de leden van je groepje. Als iedereen van het groepje zijn presentatie heeft gegeven, bespreken jullie elke presentatie. Ten slotte bepalen jullie met elkaar welke presentatie het beste was. Deze leerling wint. 1 Oefen de presentatie voor jezelf, zodat je een beetje in je hoofd hebt wat je wilt vertellen. 2 Geef voor je groepje de presentatie over jouw droomwinkel. Doe daarbij net of je de presentatie aan de geldschieter geeft. Het gaat erom dat je jouw plannen op een zo overtuigend en enthousiast mogelijke manier presenteert. 3 Bespreek de presentatie met je medeleerlingen. Bespreek vooral de opbouw van de presentatie en de manier van presenteren. Geef elkaar verbeterpunten. Discussieer met elkaar: Wat vinden jullie van elkaars presentatie? Komt er voldoende informatie aan bod? Is de presentatie logisch opgebouwd? Krijg je een goed beeld van de droomwinkel? Is de presentatie aantrekkelijk om naar te kijken en luisteren? Is de presentatie enthousiast en overtuigend? 4 Bepaal samen welke presentatie wint. 20

21 21

22 Retail Ondernemerschap Logistiek Commercie R E Entreeopleiding Assistent verkoop/retail O E L E Entreeopleiding Assistent logistiek Keuzedeel Ondernemend gedrag R Verkoper O 4 L Logistiek medewerker Keuzedeel Oriëntatie op ondernemerschap R Verkoopspecialist O 4 L Logistiek teamleider C R Eerste verkoper Keuzedeel Ondernemerschap mbo Commercieel medewerker 3 R 4 L 4 C 4 Manager retail Logistiek supervisor (Junior)- accountmanager R 4 O 4 Ondernemer retail Vakman-ondernemer Keuzedeel Leidinggeven Keuzedeel Praktijkopleider Keuzedeel Internationaal I De Handelsroute Uitgeverij Sarphati