Voorwoord. Dieuwke de Jong Groningen, 12 juli 2018

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Voorwoord. Dieuwke de Jong Groningen, 12 juli 2018"

Transcriptie

1 MODERNE SLAVERNIJ Een onderzoek naar de strafrechtelijke aansprakelijkheid van schendingen van het verbod van slavernij en dienstbaarheid uit artikel 4 EVRM in het Nederlandse strafrecht Auteur: Dieuwke de Jong Studentnummer: Begeleider: mr. dr. W.F. van Hattum Datum: 12 juli 2018

2 Voorwoord Met gepaste trots presenteer ik u het eindresultaat van een leerzaam schrijfproces: mijn masterscriptie. In deze scriptie toets ik de Nederlandse strafbaarstelling van mensenhandel aan het verbod van slavernij en dienstbaarheid uit het EVRM. Dat mijn scriptie over mensenhandel moest gaan stond voor mij bij de aanvang van mijn studie al vast. Dit misdrijf, dat ook wel the crime that shames us all wordt genoemd, heeft altijd mijn belangstelling al gehad. Die belangstelling is in dit schrijfproces alleen maar vergroot. Met deze scriptie hoop ik een bijdrage te kunnen leveren aan het analyseren van de positieve verplichtingen die uit het EVRM voortvloeien. Daarnaast hoop ik bij te kunnen dragen aan de discussie over de effectiviteit van de Nederlandse strafbaarstelling van mensenhandel. Graag wil ik iedereen die heeft bijgedragen aan het schrijfproces hartelijk bedanken. Allereerst wil ik mijn scriptiebegeleider, mevrouw mr. dr. W.F. Van Hattum, bedanken voor haar kritische blik, waardevolle opmerkingen en de flexibiliteit in haar begeleiding. Dankzij haar wist ik telkens de puntjes op de i te zetten. Ook mijn familie ben ik dankbaar voor het controleren van mijn scriptie op spellings- en typefouten. In het bijzonder wil ik mijn zusje Saakje, met wie ik ettelijke uren in de bibliotheek heb doorgebracht, bedanken. Elke keer als ik haar vroeg toch even naar een alinea te kijken schoof ze haar eigen werk aan de kant en nam ze de tijd om met me mee te kijken. Ik heb haar steun enorm gewaardeerd. Als laatste, maar zeker niet het minst, een woord van dank aan mijn man Gerrit. Zonder zijn grenzeloze positiviteit en relativeringsvermogen was het schrijven van deze scriptie een stuk lastiger geweest. Dieuwke de Jong Groningen, 12 juli 2018

3 Inhoudsopgave Inleiding...1 Hoofdstuk 1. Artikel 4 EVRM: interpretatie en beperkingen Inleiding Fase één: interpretatie Fase twee: beperkingen...4 Hoofdstuk 2. Verbod van slavernij en dienstbaarheid Inleiding Verbod van slavernij Jurisprudentie EHRM Discussie: de jure of de facto Het EHRM na Siliadin De slavernijvarianten Verbod van dienstbaarheid Jurisprudentie EHRM Onderscheid slavernij en dienstbaarheid Hoofdstuk 3. Positieve verplichtingen Inleiding Effectieve strafbaarstelling Jurisprudentie EHRM Specifieke strafbaarstelling? Voorkomen van straffeloosheid Hoofdstuk 4. Nationale strafbaarstelling van slavernij en dienstbaarheid Inleiding Nationale strafbepaling Voldoende ruime strafbepaling Voldoende duidelijke strafbepaling Conclusie Bijlagen: Bijlage 1. Relevante wetgeving Slavernijverdrag Artikel

4 Artikel Aanvullend Slavernijverdrag Preambule Artikel Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens Artikel 1. Verplichting tot eerbiediging van de rechten van de mens Artikel 4. Verbod van slavernij, dienstbaarheid en dwangarbeid Wetboek van Strafrecht Artikel 273f. Mensenhandel Bijlage 2. Afkortingenlijst Bijlage 3. Bronnen Literatuur Jurisprudentie Parlementaire stukken... 45

5 Inleiding Wie denkt aan slavernij en dienstbaarheid, gaat in gedachten waarschijnlijk naar kolonialisme en slavenhandel: een zwarte pagina, maar nadrukkelijk behorend tot het verleden. Slavernij is al jaren geleden afgeschaft. Een mens kopen, verkopen of als huisslaaf houden lijkt tegenwoordig ondenkbaar. Toch wordt geschat dat op dit moment 40,3 miljoen mensen ter wereld in een situatie van slavernij verkeren. 1 Het gaat dan niet om koloniale slavernij, maar om moderne slavernij: een verzamelbegrip dat in de literatuur wordt gebruikt om verschillende vormen van uitbuiting aan te duiden. Zo bevat moderne slavernij mensenhandel, maar ook een gedwongen huwelijk, schuldbinding en gedwongen arbeid. 2 Recent nog zond de CNN een documentaire uit over de slavenhandel in Libië, waar mensen voor een paar honderd dollar als slaven werden geveild. 3 Moderne slavernij is echter niet alleen een ver-van-mijn-bed show. Volgens de Global Slavery Index bevinden zich in Nederland circa mensen in een situatie van moderne slavernij. 4 Exemplarisch voor uitbuiting in Nederland is de zogenaamde Tubbergse Slavernij-zaak, waarin begin dit jaar een echtpaar uit Tubbergen werd veroordeeld voor het uitbuiten van een dakloze, zwakbegaafde man die ze van straat haalden. Het slachtoffer werd gedwongen zonder betaling te werken en werd s nachts in een schuurtje opgesloten. 5 Een misdrijf zo ernstig als slavernij of dienstbaarheid moet effectief bestreden worden. Daarom bevatten veel internationale verdragen bepalingen die slavernij en dienstbaarheid verbieden. Ook het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) formuleert deze verboden. Het EVRM bevat burgerlijke en politieke rechten, zoals het recht op leven (art. 2), het verbod op foltering (art. 3) en het verbod dat in deze scriptie centraal staat: het verbod van slavernij en dienstbaarheid (art. 4). 6 Uit art. 4 EVRM vloeien positieve verplichtingen voort. Eén van deze positieve verplichtingen is dat Verdragsstaten de gedragingen die onder art. 4 EVRM vallen effectief strafbaar moeten stellen. Uit de jurisprudentie over art. 4 EVRM wordt opgemaakt dat een strafbaarstelling alleen effectief is als slavernij en dienstbaarheid expliciet strafbaar zijn gesteld. Volgens verschillende auteurs mogen aan de strafbaarheid van slavernij en dienstbaarheid geen extra eisen worden gesteld, maar moeten die praktijken ook in de bewoordingen van art. 4 EVRM strafbaar gesteld zijn. 7 In Nederland zijn de praktijken uit art. 4 EVRM strafbaar gesteld in art. 273f Sr. Dat artikel stelt mensenhandel en daarmee vergelijkbare vormen van uitbuiting strafbaar. 8 Volgens Rijken zou art 273f Sr echter geen effectieve strafbaarstelling bevatten, omdat de delictsomschrijving extra voorwaarden stelt. De nationale strafwetgeving zou dus niet aan de eisen van art. 4 EVRM voldoen. 9 Ik betwijfel die conclusie. In mijn scriptie wil ik dan ook onderzoeken wat een effectieve strafbaarstelling precies moet bevatten. Is het inderdaad noodzakelijk de praktijken van art. 4 EVRM in de bewoordingen van art. 4 EVRM strafbaar te stellen? Of gaat het erom dat 1 Global Estimates of Modern Slavery 2017, p In Global Estimates of Modern Slavery 2017, p. 16 vallen deze praktijken onder de noemer moderne slavernij. Andere onderzoeken hanteren een minder brede definitie. 3 Zie hierover Elbagir, CNN The Global Slavery Index 2016, p Rb. Overijssel 22 februari 2018, ECLI:NL:RBOVE:2018: Vande Lanotte & Haeck 2005, p Stoyanova, Cambridge Journal of International and Comparative Law 2014 en Lestrade & Rijken, DD 2014/64. 8 Fleskens, in: Sdu Commentaar Strafrecht & Strafvordering, Deel 1, Wetboek van Strafrecht, 2017/2018, aant. C.3. 9 Lestrade & Rijken, DD 2014/64, p

6 potentiële slachtoffers voldoende worden beschermd tegen een inbreuk op hun rechten, ongeacht of de strafbaarstellingen de bewoordingen van art. 4 EVRM bevat? 10 De vraag die in mijn scriptie centraal staat is daarom of de Nederlandse strafwetgeving voldoet aan de positieve verplichting uit art. 4 EVRM om slavernij en dienstbaarheid effectief strafbaar te stellen. Het verbod van dwangarbeid uit art. 4 lid 2 EVRM laat ik buiten beschouwing, omdat de discussie in de literatuur met name de vraag betreft of het verbod van slavernij in Nederland effectief strafbaar is gesteld. Omdat het onderscheid tussen slavernij en dienstbaarheid gradueel wordt genoemd, 11 komt het verbod van dienstbaarheid wel aan bod. Voor een goed begrip van art. 4 EVRM moet de definitie van zowel slavernij als dienstbaarheid duidelijk zijn. In hoofdstuk 1 schets ik daarom de wijze waarop het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) die begrippen concretiseert en in hoofdstuk 2 verken ik de definitie van slavernij en dienstbaarheid. Vragen als: Bestaat slavernij nog in de 21 e eeuw?, Hoe definieert het EHRM slavernij en dienstbaarheid? en: Wat is het verschil tussen slavernij en dienstbaarheid? komen in hoofdstuk 2 aan de orde. Hoofdstuk 2 behandelt tevens de discussie die in het internationale recht gaande is over de definitie van slavernij. Hoofdstuk 3 beschrijft de positieve verplichtingen die uit art. 4 EVRM voortvloeien. De nadruk ligt op de verplichting om de praktijken uit art. 4 EVRM effectief strafbaar te stellen. Die verplichting wordt geanalyseerd aan de hand van de rechtspraak van het EHRM en de (internationale) literatuur. In hoofdstuk 4 staat het Nederlandse strafrecht centraal. Dat hoofdstuk staat vooral in het teken van art. 273f Sr. De vraag welke gedragingen onder deze strafbaarstelling vallen, of de strafbepaling alle gevallen van slavernij en dienstbaarheid bevat en of de bepaling aan de in hoofdstuk 3 geschetste positieve verplichtingen voldoet komt in dit hoofdstuk aan de orde. Tot slot zal ik in de conclusie de onderzoeksvraag beantwoorden. 10 Eriksson, NJIL 2013, p Jacobs, White & Ovey 2017 p

7 Hoofdstuk 1. Artikel 4 EVRM: interpretatie en beperkingen 1.1 Inleiding Art. 4 EVRM formuleert in lid 1 het verbod van slavernij en dienstbaarheid en in lid 2 het verbod van dwangarbeid. 12 Samen met art. 2 (het recht op leven) en art. 3 (het verbod op foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing) bevat art. 4 volgens het EHRM een van de fundamentele waarden van een democratische samenleving. 13 Art. 4 EVRM is dus van grote waarde. Van belang is daarom om na te gaan hoe het EHRM bepaalt welke gedragingen onder dit verbod vallen. Dit hoofdstuk gaat nader in op de werkwijze van het EHRM bij het vaststellen van de reikwijdte en inhoud van de rechten en vrijheden. Daarbij sluit ik aan bij de door Gerards omschreven fasen in die werkwijze: de interpretatiefase en de toetsingsfase. 14 In de interpretatiefase stelt het EHRM vast of een gedraging onder de reikwijdte van het desbetreffende verbod valt. In de toetsingsfase gaat het Hof na of die schending te rechtvaardigen is. In 1.2 ga ik in op de wijze van interpretatie van het verbod van slavernij en dienstbaarheid in de interpretatiefase. Vervolgens sta ik in 1.3 stil bij de centrale vraag in de toetsingsfase: de vraag of een inbreuk op art. 4 EVRM te rechtvaardigen is. 1.2 Fase één: interpretatie Door middel van interpretatie geeft het EHRM betekenis aan de bewoordingen van het EVRM. Die interpretatie moet volgens de regels van het Weens Verdrag inzake het Verdragenrecht (hierna: WVV) geschieden. 15 Het EHRM hanteert ook eigen interpretatieregels en methoden, maar verwijst daarbij wel telkens naar het WVV. 16 De methoden van het EHRM worden daarom niet als afwijkend van de regels uit het WVV gezien. 17 Hierna zullen de methoden die het EHRM hanteert aan de hand van de regels uit het WVV aan de orde komen. Het WVV bevat beginselen van internationaal publiekrecht, waaronder in de artt. 31, 32 en 33 regels voor uitlegging van verdragen. Art. 31 lid 1 WVV formuleert de hoofdregel voor verdragsinterpretatie: een verdrag moet te goeder trouw volgens de gewone betekenis van de bewoordingen in hun context worden uitgelegd, in het licht van het voorwerp en het doel van het verdrag. Volgens het EHRM bepaalt de volgorde van de elementen in deze hoofdregel ook de volgorde waarin de interpretatie plaats moet hebben. De gewone betekenis van de bewoordingen staat dus voorop; het EHRM hanteert dan ook een grammaticale interpretatiemethode als eerste uitgangspunt voor interpretatie van het EVRM. 18 Het tweede element uit de hoofdregel is de context van de bewoordingen. Die context wordt volgens art. 31 lid 2 WVV onder meer bepaald door de tekst van het verdrag. 19 Daarnaast doelt de context van de bewoordingen op een systematische interpretatiewijze. Verdragen moeten 12 Zie bijlage 1.3 voor de volledige tekst van art. 4 EVRM. 13 EHRM 26 juli 2005, ECLI:CE:ECHR:2005:0726JUD (Siliadin/Frankrijk), r.o. 112, EHRM (GK) 7 juli 2011, ECLI:CE:ECHR:2011:0707JUD (Stummer/Oostenrijk), r.o. 116 en Council of Europe 2017, p Gerards, NTM/NJCM-Bulletin 2006/31-1, p EHRM 7 januari 2010, ECLI:CE:ECHR:2010:0107JUD (Rantsev/Cyprus en Rusland), r.o Zie bijvoorbeeld EHRM 7 januari 2010, ECLI:CE:ECHR:2010:0107JUD (Rantsev/Cyprus en Rusland), r.o Vanneste, NTM/NJCM-Bulletin 2010/35-7, p EHRM 4 april 2000, ECLI:CE:ECHR:2000:0404JUD (Witold Litwa/Polen), r.o. 58 en 59 en Gerards 2011, p Ook preambulen, bijlagen, overeenstemmingen tussen partijen bij het sluiten van het verdrag en aktes door een of meer partijen opgesteld en door de andere partijen erkend behoren volgens art. 31 lid 2 WVV tot de context. 3

8 dus als geheel worden gelezen. 20 Voor het EVRM betekent dit dat als het EHRM bewoordingen in het Verdrag een bepaalde betekenis geeft, diezelfde bewoordingen in andere bepalingen dezelfde betekenis moeten krijgen, zodat het EVRM een samenhangend geheel van bepalingen is. 21 De hoofdregel van art. 31 WVV noemt als laatste relevante factor voor uitleg het voorwerp en het doel van het verdrag. Volgens het EHRM heeft het bijzondere karakter van het EVRM als normstellend verdrag, tegenover bijvoorbeeld contractuele verdragen, gevolgen voor de interpretatie. Het doel van het EVRM als instrument voor de bescherming van mensenrechten vereist dat het EHRM de bepalingen zo uitlegt dat de waarborgen praktisch en effectief zijn 22 en niet illusoir en theoretisch. 23 Dan worden mensenrechten immers niet beschermd. Bovengenoemde interpretatieregels spelen een rol bij de interpretatie van art. 4 EVRM. Daarnaast moet het EHRM bij de interpretatie op grond van art. 31 sub c WVV rekening houden met de relevante regels van volkenrecht. Het gaat dan om bronnen als internationale verdragen en rechtspraak van andere rechterlijke instanties. 24 Ook dat is bij de interpretatie van art. 4 EVRM terug te zien. De bronnen van internationaal recht die relevant zijn bij de interpretatie van art. 4 EVRM zijn onder andere het Verdrag inzake de slavernij van 1926 (hierna: Slavernijverdrag), 25 het Aanvullend Verdrag inzake de afschaffing van de slavernij, de slavenhandel en met slavernij gelijk te stellen instellingen en praktijken 1956 (hierna: Aanvullend Slavernijverdrag), 26 het Verdrag van de Raad van Europa inzake bestrijding van mensenhandel en het Protocol inzake de voorkoming, bestrijding en bestraffing van mensenhandel, in het bijzonder vrouwenhandel en kinderhandel, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad (hierna: Palermo Protocol). 27 Ook kijkt het EHRM naar de rechtspraak van internationale tribunalen, zoals het Joegoslaviëtribunaal Fase twee: beperkingen Nadat in de interpretatiefase is bepaald of een gedraging onder art. 4 EVRM valt, staat in de toetsingsfase de vraag centraal of die inbreuk op art. 4 EVRM gerechtvaardigd kan zijn. Of een recht of vrijheid uit het EVRM beperkt kan worden, is afhankelijk van de status van dat recht of die vrijheid. De rechten en vrijheden zijn namelijk te onderscheiden in absolute of relatieve rechten en vrijheden. 29 Relatieve rechten geven een omschrijving van het verdragsrecht en bevatten daarnaast een algemene beperkingsclausule die de voorwaarden voor een beperking van dat recht bevat. 30 De absolute rechten bevatten geen algemene beperkingsclausule en kunnen bijgevolg niet worden beperkt. 31 Dat is alleen anders als het een absoluut nietnotstandfest recht betreft: dan is een beperking wel mogelijk tijdens een oorlog of een andere 20 Heer, de, in: NDFR deel Internationaal en EU-belastingrecht Gerards 2011, p EHRM 7 juli 1989, ECLI:CE:ECHR:1989:0707JUD (Soering/V.K.), r.o. 87 en Gerards 2011, p Gerards 2011, p Gerards 2011, p EHRM 26 juli 2005, ECLI:CE:ECHR:2005:0726JUD (Siliadin/Frankrijk), r.o EHRM 11 oktober 2012, ECLI:CE:ECHR:2012:1011JUD (C.N. en V./Frankrijk), r.o EHRM 7 januari 2010, ECLI:CE:ECHR:2010:0107JUD (Rantsev/Cyprus en Rusland), r.o Zie over de bronnen van interpretatie ook Council of Europe 2017, p EHRM 7 januari 2010, ECLI:CE:ECHR:2010:0107JUD (Rantsev/Cyprus en Rusland), r.o Gerards 2011, p, 103 e.v. 30 Zie bijvoorbeeld art. 8 EVRM (recht op eerbiediging van privéleven) en art. 9 EVRM (vrijheid van godsdienst). 31 Gerards 2011, p. 103 e.v., Vande Lanotte & Haeck 2005, p. 91 e.v. en Woltjer, in: Sdu Commentaar EVRM, Deel 1, materiële rechten 2013/2014, art. 4 EVRM, aant. A en C3. 4

9 noodtoestand die het bestaan van het land bedreigt (art. 15 lid 1 EVRM). Betreft het echter een absoluut notstandfest recht, dan is een beperking in geen enkele omstandigheid toegestaan (art. 15 lid 2 EVRM). Op een absoluut, niet-notstandfest recht is in tijden van vrede dus geen beperking mogelijk, maar wel tijdens oorlog of een andere noodtoestand. Een volledig absoluut (absoluut en notstandfest) recht kan ook dan niet worden beperkt. 32 Anders dan het verbod van dwangarbeid, is het verbod van slavernij en dienstbaarheid volledig absoluut: het verbod van dwangarbeid kan beperkt worden tijdens een oorlog of een andere noodtoestand, het verbod van slavernij en dienstbaarheid kan ook in die situaties niet worden beperkt. 33 Dat betekent dat telkens als een situatie onder het verbod van slavernij en dienstbaarheid te brengen is, dit verbod onverkort van toepassing is. Een beperking is niet mogelijk en een belangenafweging ten opzichte van andere verdragsrechten is ook niet aan de orde. Als de interpretatiefase is afgerond en vaststaat dat art. 4 lid 1 EVRM is geschonden, is daarmee dus de kous af: een inbreuk op art. 4 lid 1 EVRM kan nooit worden gerechtvaardigd. 34 Daarom besteedt het volgende hoofdstuk aandacht aan de vraag wanneer het verbod van slavernij en dienstbaarheid is geschonden. 32 Gerards 2011, p Gerards 2011, p. 103 e.v., Vande Lanotte & Haeck 2005, p. 91 e.v. en Woltjer, in: Sdu Commentaar EVRM, Deel 1, materiële rechten 2013/2014, art. 4 EVRM, aant. A en C3. 34 Vande Lanotte & Haeck 2005, p

10 Hoofdstuk 2. Verbod van slavernij en dienstbaarheid 2.1 Inleiding Niemand mag in slavernij of in dienstbaarheid worden gehouden, zo brengt art. 4 lid 1 EVRM het verbod van slavernij en dienstbaarheid onder woorden. Die formulering roept vragen op, omdat het geen definitie van slavernij en dienstbaarheid geeft. Daarom staat in dit hoofdstuk de vraag centraal hoe het EHRM deze begrippen interpreteert. In 2.2 komt de jurisprudentie over het begrip slavernij aan bod, in 2.3 de jurisprudentie over het begrip dienstbaarheid. De eerste uitspraak over slavernij kwam het EHRM op veel kritiek te staan. Die kritiek staat centraal in 2.2.2, waarna in de daarop volgende jurisprudentie van het EHRM aan bod zal komen. Zoals zal blijken is de betekenis die het EHRM aan het begrip slavernij geeft tot op heden niet volledig helder. Daarom bevat een uitwerking van de definitie van slavernij die ik in deze scriptie hanteer. Om het onderscheid tussen slavernij en dienstbaarheid duidelijk te maken, maakt tot slot 2.4 een vergelijking tussen deze twee begrippen. 2.2 Verbod van slavernij Op het verbod van slavernij doet men zelden een beroep. Tot op heden is nog nooit een schending vastgesteld. De definitie van slavernij kwam in 2005 voor het eerst aan bod in het arrest Siliadin tegen Frankrijk. In dat arrest sloot het EHRM zich aan bij de klassieke definitie van slavernij uit het Slavernijverdrag van Het Slavernijverdrag is het eerste verdrag dat een juridische definitie van slavernij codificeerde. 36 Het werd in 1956 aangevuld met het Aanvullend Slavernijverdrag. Voor het verbod van slavernij is dit verdrag echter niet relevant, omdat het EHRM het Aanvullend Slavernijverdrag slechts bij de interpretatie van het begrip dienstbaarheid hanteert. Daarom komt het Aanvullend Slavernijverdrag pas in 2.3 en 2.4 ter sprake. Voor het verbod van slavernij is de klassieke definitie van slavernij richtinggevend. Art. 1 van de (originele) Engelstalige versie van het Slavernijverdrag definieert slavernij als volgt: Slavery is the status or condition of a person over whom any or all of the powers attaching to the right of ownership are exercised. 37 De Nederlandse vertaling luidt: Slavernij is de staat of toestand van een persoon over wien eigendomsrechten, hetzij in vollen omvang, hetzij in beperkte mate, worden uitgeoefend. 38 Om verwarring te voorkomen vertaal ik in deze scriptie de powers attaching to the right of ownership als de bevoegdheden verbonden aan het eigendomsrecht. De Nederlandse vertaling kan namelijk restrictiever worden geïnterpreteerd dan de Engelse tekst. In de Nederlandse vertaling is een onderdeel van de Engelse definitie weggelaten: the powers attaching to the right of ownership is slechts vertaald met eigendomsrechten. De Nederlandse tekst heeft het dus over het uitoefenen van het eigendomsrecht zelf en kan impliceren dat een daadwerkelijk juridisch eigendomsrecht over een persoon noodzakelijk is om van slavernij te 35 EHRM 26 juli 2005, ECLI:CE:ECHR:2005:0726JUD (Siliadin/Frankrijk), r.o Zie bijlage 1.1 voor de volledige tekst van art. 1 Slavernijverdrag. 36 Siller, Journal of International Criminal Justice 2016/14, p Art. 1 sub 1 Slavery Convention Art. 1 sub 1 Slavernijverdrag, Stb. 1928, 26. 6

11 kunnen spreken. Hoewel uit de wetsgeschiedenis niet blijkt dat met deze vertaling een wijziging is bedoeld, 39 hanteer ik een letterlijke vertaling. Op die wijze is de discussie in over de vraag of slavernij een juridisch eigendomsrecht vereist dan wel het feitelijk uitoefenen van de bevoegdheden die aan het eigendom zijn verbonden beter te begrijpen Jurisprudentie EHRM De definitie uit het Slavernijverdrag bestaat uit een aantal elementen. Het eerste element, de status of toestand van een persoon, verwijst naar de situatie waarin het slachtoffer zich bevindt: er worden eigendomsrechten over hem uitgeoefend. Het uitoefenen van eigendomsrechten is het tweede element. Dat element verwoordt de kern van de definitie: het aspect van eigendom van een persoon, de idee dat een mens eigendom kan zijn en aldus gekocht en verkocht kan worden. 40 Het centrale element van de definitie is dus het uitoefenen van eigendomsrechten (of de bevoegdheden verbonden aan het eigendom) over een persoon. Dit eigendomsaspect is voor meerdere interpretaties vatbaar. Bij een restrictieve opvatting is het noodzakelijk dat een daadwerkelijk juridisch eigendomsrecht over het slachtoffer wordt verkregen waarmee het slachtoffer de status van slaaf krijgt: de jure slavernij. Bij een ruimere opvatting is het voldoende dat het slachtoffer zich in een toestand bevindt die vergelijkbaar is met het uitoefenen van een eigendomsrecht over een persoon, terwijl een juridisch eigendomsrecht daarvoor niet noodzakelijk is: de facto slavernij. Het eigendomsaspect uit zich in deze variant door de uitoefening van macht en controle over een persoon alsof die persoon bezit is. 41 De begrippen eigendom en bezit zal ik in de context van de facto slavernij dan ook als inwisselbaar gebruiken. In Siliadin hanteert het EHRM de restrictieve interpretatie van de definitie. Volgens het EHRM is het voor het aannemen van slavernij noodzakelijk dat sprake is van een daadwerkelijk juridisch eigendomsrecht, waarbij de betrokkene gereduceerd wordt tot object. Het EHRM overweegt hierover: Although the applicant was, in the instant case, clearly deprived of her personal autonomy, the evidence does not suggest that she was held in slavery in the proper sense, in other words that Mr and Mrs B. exercised a genuine right of legal ownership [cursivering auteur] over her, thus reducing her to the status of an object. 42 Het EHRM interpreteert het centrale element van de definitie van slavernij dus als het daadwerkelijk eigenaar zijn van een persoon, het hebben van een juridisch eigendomsrecht over een persoon. 43 In de interpretatie van het EHRM moet dus sprake zijn van een de jure eigendomsrecht over een persoon. Deze restrictieve interpretatie kwam het EHRM op kritiek te staan. De heersende opvatting in de literatuur is dat de interpretatie van het EHRM te strikt of zelfs fout is. De bescherming die het verbod van slavernij biedt zou hierdoor illusoir worden. Daarom pleit men voor een ruimere interpretatie. Slavernij zou niet (slechts) een de jure eigendomsrecht zijn, zoals het 39 Daarover is in de wetsgeschiedenis niets te vinden. De schriftelijke behandeling van het Verdrag is te vinden in Kamerstukken II 1926/27, 338, Turner, The International Journal of Human Rights 2014/18-1, p Stoyanova 2017, p EHRM 26 juli 2005, ECLI:CE:ECHR:2005:0726JUD (Siliadin/Frankrijk), r.o Van Dijk e.a. 2006, p. 444, Vande Lanotte & Haeck 2004, p. 241 e.v. en Woltjer, in: Sdu Commentaar EVRM, Deel 1, materiële rechten 2013/2014, art. 4 EVRM, aant. C1. 7

12 EHRM dat interpreteert, maar (ook) een de facto situatie van eigendom. In de volgende paragraaf komt de kritiek aan bod Discussie: de jure of de facto Volgens het EHRM in Siliadin is een juridisch eigendomsrecht over een persoon noodzakelijk om een inbreuk op het verbod van slavernij vast te stellen. 44 Juridische vormen van slavernij komen echter niet meer voor. 45 Sinds Mauritanië in 1981 als laatste land ter wereld slavernij afschafte, is het in geen enkel land nog mogelijk om een juridisch eigendomsrecht over een mens te verkrijgen. 46 De interpretatie van het EHRM betekent dus dat slavernij niet meer kan voorkomen. Het verbod van slavernij is daarmee illusoir: als het juridisch onmogelijk is een eigendomsrecht over een persoon te verkrijgen, kan niemand de status van slaaf krijgen en kan het verbod van slavernij niet geschonden worden. 47 Deze wijze van interpretatie is in strijd met het in hoofdstuk 1 beschreven uitgangspunt dat de waarborgen in het EVRM praktisch en effectief moeten zijn en dat het EVRM geen illusoire en theoretische rechten waarborgt. Als slavernij niet meer bestaat en een spookbeeld is uit het verleden, dan zou deze interpretatie minder problematisch zijn. Als echter situaties bestaan waarin iemand niet juridisch, maar wel feitelijk het eigendom van een ander is, mist het verbod van slavernij zijn doel. Het juridisch onmogelijk maken van een misdrijf betekent immers niet dat dat misdrijf feitelijk niet meer voorkomt. Verschillende auteurs stellen dat slavernij inderdaad breder is dan alleen een situatie van juridische eigendom over een persoon. 48 Slavernij zou nog steeds bestaan, maar dan in de vorm van de facto slavernij, ook wel moderne slavernij genoemd. Moderne slavernij is een containerbegrip waarmee in de literatuur verschillende situaties worden aangeduid waarin iemand macht en controle over een ander uitoefent als ware die ander een object. 49 Door de interpretatie van slavernij in Siliadin valt moderne slavernij niet onder het verbod van slavernij. Allain noemt de interpretatie van het EHRM te restrictief. Hij meent dat de definitie van slavernij in het Slavernijverdrag en de travaux preparatoires, de totstandkomingsgeschiedenis daarvan, een dergelijke restrictieve interpretatie niet vereisen. 50 Sterker nog, volgens hem maakt het Slavernijverdrag in de definitie van slavernij zelf ook onderscheid tussen de jure en de facto slavernij. 51 Siller onderschrijft dit standpunt. Volgens haar bevat het Slavernijverdrag twee vormen van slavernij, door slavernij te omschrijven als 1, de status of 2, de toestand van een persoon. Volgens Siller geeft dat aan dat hoewel het niet meer mogelijk is om mensen als eigendom aan te merken (slavernij als status, de jure slavernij), toch moet worden geoordeeld over zaken waarin mensen als koopwaar worden gebruikt (slavernij als toestand, de facto slavernij). Zij stelt dat iemand de status van slaaf heeft als een ander een juridisch eigendomsrecht over hem heeft en dat iemand in de toestand van slavernij komt als een ander de bevoegdheden verbonden aan het eigendomsrecht over hem uitoefent EHRM 26 juli 2005, ECLI:CE:ECHR:2005:0726JUD (Siliadin/Frankrijk), r.o García Roca & Santayola 2012, p Raaij, Van, Volkskrant 5 juli 2013 en Lestrade & Rijken, DD 2014/64, p Piotrowicz, International Journal of Refugee Law 2012/24-2, p Zie bijvoorbeeld Allain 2007, p. 446 en 447, Lestrade & Rijken, DD 2014/64, p. 4, Siller, Journal of International Criminal Justice 2016/14, p. 409, Allain & Bales, Global Dialogue 2012/14-02, p. 4, McGeehan, The International Journal of Human Rights 2012/16-3, p. 440 en Piotrowicz, International Journal of Refugee Law 2012/24-2, p Siller, Journal of International Criminal Justice 2016/14, p. 406, Allain & Hickey, ICLQ 2012/61-4, p. 930 en Piotrowicz, International Journal of Refugee Law 2012/24-2, p Allain 2007, p. 446 en Allain 2007, p Siller, Journal of International Criminal Justice 2016/14, p. 408 en 409 8

13 Het uitoefenen van de bevoegdheden die aan het eigendomsrecht zijn verbonden kunnen in deze redenering dus los staan van het eigendomsrecht zelf: eigendom van een persoon is onmogelijk, maar toch worden de bevoegdheden aan het eigendom verbonden feitelijk wel uitgeoefend. Vergelijk hiervoor het Nederlandse goederenrecht. Een eigendomsrecht geeft aanspraak op bepaalde bevoegdheden, zoals gebruik (art. 5:1 lid 2 BW) en bezit (art. 3:107 BW). Toch kan men die bevoegdheden ook uitoefenen zonder eigendomsrecht. Zo kan de bezitter een ander zijn dan de eigenaar: hij is degene die feitelijk macht uitoefent over het goed en het goed houdt als ware hij eigenaar. Ook een dief kwalificeert bijvoorbeeld als bezitter. 53 Zo is dat ook met slavernij: iemand oefent macht en controle over een persoon uit alsof hij bezitter van die persoon is. 54 Niet alleen in de literatuur wordt een ruimere interpretatie van slavernij voorgestaan, ook andere internationale tribunalen hanteren een ruimere interpretatie van de definitie. Zo overwoog het Joegoslaviëtribunaal (hierna: ICTY) in de zaak Kunarac in 2002 dat een juridische vorm van eigendom over een persoon niet mogelijk is, maar ook niet noodzakelijk omdat de definitie van het Slavernijverdrag dat niet vereist. 55 Om te kunnen spreken van slavernij zoals bedoeld in art. 1 Slavernijverdrag is volgens het ICTY doorslaggevend of sprake is van het uitoefenen van één of meer bevoegdheden aan het eigendom verbonden. 56 Het ICTY beoordeelt dat aan de hand van verschillende factoren. Als relevante, maar niet-limitatieve factoren noemt het ICTY: control of someone s movement, control of physical environment, psychological control, measures taken to prevent or deter escape, force, threat of force or coercion, duration, assertion of exclusivity, subjection to cruel treatment and abuse, control of sexuality and forced labour. 57 Het ICTY noemt voorts omstandigheden die relevant, maar niet doorslaggevend zijn bij het vaststellen van een situatie van slavernij. Dat geldt allereerst voor de mogelijkheid om een persoon of zijn of haar arbeid te kopen, verkopen, verhandelen of te erven. Hoewel die mogelijkheid als een relevante factor kan meewegen, is dat volgens het ICTY op zichzelf niet voldoende. 58 Het gaat immers om de status of toestand van een persoon, niet om de wijze van verkrijgen van een persoon. 59 Datzelfde geldt ook voor de duur van de situatie: de toestand van slavernij hoeft niet langdurig te zijn om als slavernij te kunnen worden aangemerkt, maar als dat wel zo is kan dat als factor meewegen. Tot slot hoeft niet te worden bewezen of instemming aan de kant van het slachtoffer ontbreekt. 60 Slechts relevant is of er sprake is van het uitoefenen van een of meer van de bevoegdheden aan eigendom verbonden, omdat slavernij volgens het ICTY voortvloeit uit geclaimde eigendomsrechten. 61 Het ICTY hanteert dus een ruimere interpretatie van art. 1 Slavernijverdrag dan het EHRM en ziet slavernij als een de facto situatie, die ontstaat door de uitoefening van een of meerdere van de bevoegdheden aan het eigendom verbonden. In de literatuur wordt deze uitspraak vaak aangehaald om aan te tonen dat de interpretatie van de definitie van slavernij niet altijd zo restrictief is geweest als de uitleg van het EHRM in Siliadin. 62 Ook zou de uitleg van het ICTY 53 Asser/Bartels & Van Velten /14, 18 en 22 en Asser/Bartels & Van Mierlo 3-IV 2013/104, 113 en Allain & Hickey, ICLQ 2012/61-4, p ICTY 12 juni 2002, IT-96-23& IT-96-23/1-A (Kunarac et al), r.o ICTY 12 juni 2002, IT-96-23& IT-96-23/1-A (Kunarac et al), r.o ICTY 12 juni 2002, IT-96-23& IT-96-23/1-A (Kunarac et al), r.o ICTY 12 juni 2002, IT-96-23& IT-96-23/1-A (Kunarac et al), r.o Piotrowicz, International Journal of Refugee Law 2012/24-2, p ICTY 12 juni 2002, IT-96-23& IT-96-23/1-A (Kunarac et al), r.o ICTY 12 juni 2002, IT-96-23& IT-96-23/1-A (Kunarac et al), r.o. 116, 117, 120 en Cullen, HRLR , p

14 in overeenstemming zijn met de totstandkomingsgeschiedenis van het Slavernijverdrag en een correctere weergave zijn van de gangbare interpretatie van slavernij in het internationale recht. 63 Na Kunarac en Siliadin is de definitie uit art. 1 van het Slavernijverdrag nogmaals aan de orde gekomen, dit keer bij het Australische Hooggerechtshof (hierna: HCA). 64 Het HCA interpreteert de definitie zoals ook Allain en Siller dat doen, zowel de jure als de facto. Het overweegt dat ten tijde van het opstellen van het Slavernijverdrag de jure slavernij in veel lidstaten al niet meer niet mogelijk was. Volgens het HCA werd daarom in de definitie zowel de status als slaaf als de toestand van slavernij opgenomen, zodat het doel van het Slavernijverdrag, het onderdrukken van slavernij in al haar vormen (art. 2 sub b Slavernijverdrag), haalbaar zou zijn. De onderdrukking van slavernij was volgens het HCA niet mogelijk door slechts de juridische erkenning weg te nemen: het Slavernijverdrag moest enerzijds de juridische erkenning wegnemen en anderzijds (feitelijke) slavernij onderdrukken. De definitie van slavernij bevat dus de jure en de facto slavernij, aldus het HCA. 65 Over de interpretatie van het EHRM in Siliadin merkt het HCA op dat het EHRM de verschillende vormen van slavernij die het Slavernijverdrag bevat niet in zijn overwegingen heeft betrokken. Ook noemt het HCA het vanzelfsprekend dat geen juridisch eigendomsrecht over mevrouw Siliadin werd uitgeoefend, omdat dat simpelweg niet mogelijk is. 66 De kritiek op de interpretatie van het EHRM komt dus niet alleen vanuit de internationale literatuur, maar ook vanuit de rechtspraak. Vanwege de tegenstrijdige interpretaties van het ICTY en het EHRM was de uitspraak van het HCA in de literatuur erg welkom. Allain noemt het zelfs de meest vergaande en overtuigende analyse van de definitie van slavernij tot nu toe. 67 Dat neemt niet weg dat voor de uitleg van art. 4 EVRM de visie van het EHRM uiteindelijk doorslaggevend is. Daarom staat in de volgende paragraaf de jurisprudentie van het EHRM na Siliadin centraal Het EHRM na Siliadin Pas vijf jaar na Siliadin kreeg het EHRM opnieuw een klacht gebaseerd op art. 4 EVRM, met betrekking tot mensenhandel met een dodelijke afloop. In deze zaak, Rantsev tegen Cyprus en Rusland, stond het EHRM voor de vraag of mensenhandel onder art. 4 EVRM valt. Daartoe wijdde het eerst enkele overwegingen aan de interpretatie van art. 4 EVRM en van slavernij. 68 Het EHRM bleek niet ongevoelig voor de kritiek op Siliadin. Voor de uitleg van slavernij herhaalt het EHRM eerst de restrictieve uitleg uit Siliadin, maar herhaalt het daarna de overwegingen van het ICTY in Kunarac dat klassieke slavernij zich heeft ontwikkeld en tegenwoordig ook verschillende vormen van moderne slavernij bevat, waarbij bepalend is of de bevoegdheden aan het eigendom verbonden worden uitgeoefend. Het EHRM benoemt de factoren die het ICTY als relevant achtte om na te gaan of er sprake is van een vorm van moderne slavernij: of zich bepaalde vormen van controle of macht over een persoon voordoen, zoals controle over de beweging en omgeving van de persoon, voorkomen dat de betrokkene ontsnapt, fysieke controle, controle van seksualiteit en gedwongen arbeid. 69 Daarna past het EHRM deze overwegingen toe op de onderliggende zaak. Het overweegt dat mensenhandel bij uitstek een situatie is die gebaseerd is op de uitoefening van de bevoegdheden die verbonden 63 Allain 2007, p Zie over de totstandkomingsgeschiedenis ook McGeehan, The International Journal of Human Rights 2012/16-3, p HCA 28 augustus 2008, HCA 39 M5/2008 (The Queen t. Tang). 65 HCA 28 augustus 2008, HCA 39 M5/2008 (The Queen t. Tang), r.o HCA 28 augustus 2008, HCA 39 M5/2008 (The Queen t. Tang), r.o Allain, MJIL 2009/10, p EHRM 7 januari 2010, ECLI:CE:ECHR:2010:0107JUD (Rantsev/Cyprus en Rusland), r.o. 272 e.v. 69 EHRM 7 januari 2010, ECLI:CE:ECHR:2010:0107JUD (Rantsev/Cyprus en Rusland), r.o. 276, 279 en

15 zijn aan het eigendomsrecht: mensen worden gebruikt als producten om te kopen en te verkopen en om gedwongen te laten werken voor weinig of geen geld, meestal in de seksindustrie. 70 Het EHRM lijkt hiermee te zeggen dat mensenhandel (een vorm van) slavernij is, omdat het een uitoefening is van de bevoegdheden verbonden aan het eigendom. Merkwaardig is dan ook de conclusie die op die overweging volgt: het EHRM stelt dat het niet relevant is te bepalen of mensenhandel onder slavernij, dienstbaarheid of dwangarbeid valt, maar dat mensenhandel op zichzelf onder de reikwijdte van art. 4 EVRM valt. 71 Hoewel deze interpretatie van slavernij over het algemeen positief werd ontvangen, 72 was de literatuur niet onverdeeld positief. Sommige auteurs zien de uitspraak als tegenstrijdig: hoewel het EHRM enerzijds stelt dat mensenhandel bij uitstek een voorbeeld is van een situatie die gebaseerd is op het uitoefenen van de bevoegdheden aan het eigendomsrecht verbonden - en daarmee dus slavernij -, acht het het anderzijds niet relevant toe te lichten of mensenhandel onder slavernij, dienstbaarheid of dwangarbeid valt. Volgens Allain heeft het EHRM hiermee mensenhandel als vierde verbod, naast slavernij, dienstbaarheid en dwangarbeid, toegevoegd aan art. 4 EVRM. Hij redeneert dat mensenhandel meer gevallen omvat dan onder slavernij, dienstbaarheid en dwangarbeid te brengen zijn, zodat het resultaat slechts een verbreding van de reikwijdte van art. 4 EVRM is. 73 Ook Stoyanova stelt zich op dat standpunt. Hoewel zij de ruimere interpretatie van het EHRM verwelkomt en, anders dan Allain, meent dat het EHRM hiermee de interpretatie van slavernij uit Siliadin heeft herzien, heeft zij kritiek op de wijze waarop. Zij stelt dat het EHRM gebruik had moeten maken van de juridische instrumenten die art. 4 EVRM te bieden heeft: in de situatie van mevrouw Rantseva was sprake van de uitoefening van de bevoegdheden aan het eigendom verbonden en dus van slavernij. 74 Of het EHRM in Rantsev daadwerkelijk is teruggekomen van de interpretatie van slavernij in Siliadin is dus niet duidelijk. Enerzijds duidt de verwijzing naar de overwegingen van het ICTY en de toepassing van die overweging op mensenhandel daar wel op. Anderzijds zaait de terughoudendheid om mensenhandel als slavernij te bestempelen en de verwijzing naar de overwegingen uit Siliadin twijfel. De conclusie dat het EHRM een de jure eigendomsrecht als noodzakelijke voorwaarde voor slavernij heeft losgelaten, zoals Stoyanova stelt, lijkt dan ook voorbarig. Na Rantsev volgden meer uitspraken over art. 4 EVRM. De eerste relevante uitspraak is M. e.a. tegen Italië en Bulgarije. 75 Het betrof een traditioneel Roma-huwelijk, waarin een bruidsschat was betaald voor een minderjarige bruid. Volgens de bruid was zij gedwongen te trouwen en was onder meer hierdoor art. 4 EVRM geschonden. Het EHRM begint de uitspraak met een weergave van het juridische kader van art. 4 EVRM en verwijst daartoe naar Siliadin en Rantsev. Opvallend aan deze uitspraak is de verwijzing naar Siliadin. Het EHRM overweegt namelijk het volgende: In Siliadin, ( ) the Court referred to the classic definition of slavery contained in the 1926 Slavery Convention, which required the exercise of a genuine right of ownership and reduction of the status of the individual concerned to an object EHRM 7 januari 2010, ECLI:CE:ECHR:2010:0107JUD (Rantsev/Cyprus en Rusland), r.o EHRM 7 januari 2010, ECLI:CE:ECHR:2010:0107JUD (Rantsev/Cyprus en Rusland), r.o Zie bijvoorbeeld McGeehan, The International Journal of Human Rights 2012/16-3, p Hij stelt dat het EHRM hiermee de interpretatie van slavernij uit Siliadin t. Frankrijk achter zich heeft gelaten en de ruimere definitie van het ICTY heeft omarmd. 73 Allain, HRLR 2010/6, p. 555 en Stoyanova, Netherlands Quarterly of Human Rights 2012/30-2, p EHRM 31 juli 2012, ECLI:CE:ECHR:2012:0731JUD (M. e.a./italië en Bulgarije). 76 EHRM 31 juli 2012, ECLI:CE:ECHR:2012:0731JUD (M. e.a./italië en Bulgarije), r.o

16 Stoyanova wijst op enkele verschillen in formulering tussen deze overweging en de overweging uit Siliadin (zie 2.2.1). Zo heeft het EHRM het in Siliadin over een genuine right of legal ownership, maar ontbreekt het woord legal in de Italiaans-Bulgaarse zaak. Daarnaast ziet zij verschil in de wijze waarop het EHRM de reducering van een persoon naar de status van een object formuleert. Volgens Stoyanova zijn dit duidelijke signalen dat het EHRM van koers verandert wat betreft de definitie van slavernij. 77 Na het vaststellen van het juridische kader overweegt het EHRM dat in deze zaak onvoldoende bewijs is voor slavernij. Het EHRM ziet de betaalde bruidsschat niet als een betaling voor de overdracht van de eigendom van het meisje, waarmee het concept slavernij in beeld zou komen, maar als een schenking van een bruidsschat van de ene familie aan de andere. Een schending van art. 4 wordt uiteindelijk niet aangenomen. 78 Een interessant aspect van deze uitspraak is dat het EHRM overdracht van eigendom voor een geldbedrag noemt als indicatie van slavernij. Overdracht van eigendom is een uitoefening van een bevoegdheid aan het eigendom verbonden, volgens Reehuis en Heisterkamp zelfs de meest vergaande bevoegdheid van de eigenaar. 79 Het EHRM lijkt dus de facto slavernij ook onder art. 4 EVRM te scharen. Volgens Stoyanova opent het EHRM hiermee de mogelijkheid om het concept slavernij op hedendaagse vormen van uitbuiting toe te passen. 80 Ook in deze uitspraak zijn dus aanknopingspunten te vinden waaruit blijkt dat het EHRM mogelijk de restrictieve uitleg van de definitie van slavernij uit Siliadin achter zich heeft gelaten. De Italiaans-Bulgaarse zaak was de laatste uitspraak tot nu toe waarin het begrip slavernij ter sprake kwam. 81 De recente uitspraak J. e.a. tegen Oostenrijk is nog wel noemenswaardig. In die uitspraak licht het EHRM toe waarom het in Rantsev mensenhandel niet onder één van de drie begrippen uit art. 4 EVRM wilde scharen: mensenhandel bevat volgens het EHRM aspecten van alle drie de begrippen uit art. 4 EVRM en valt daarom op zichzelf onder art Het EHRM blijft dus weigeren om mensenhandel te classificeren als één van de drie begrippen uit art. 4 EVRM. In de context van de definitie van slavernij is de concurring opinion bij de Oostenrijkse zaak van rechter Pinto de Albuquerque, gedeeld door rechter Tsotsoria interessant. Deze rechters onderschrijven de uitkomst van dit arrest, maar zijn het oneens met de motivering daarvan. Zij stellen dat het EHRM in had moeten gaan op de onderscheidende kenmerken van mensenhandel ten opzichte van slavernij, dienstbaarheid en dwangarbeid. Mensenhandel kan volgens hen een voorbereidende fase van een van de vormen van uitbuiting van art. 4 EVRM zijn, maar kan ook bestaan zonder uitbuiting en uitbuiting zonder mensenhandel. Als sprake is van mensenhandel met als doel slavernij, dienstbaarheid of dwangarbeid, valt dat volgens hen onder art. 4 EVRM. Ook gaan ze in op de definities van de begrippen uit art. 4 EVRM. De rechters menen dat het Slavernijverdrag een de jure en een de facto variant van slavernij bevat. 77 Stoyanova 2017, p. 247 en EHRM 31 juli 2012, ECLI:CE:ECHR:2012:0731JUD (M. e.a./italië en Bulgarije), r.o. 160 en Pitlo/Reehuis & Heisterkamp 2012, nr Stoyanova 2017, p Wel volgde een serie uitspraken waarin mensenhandel als schending van art. 4 EVRM aan de orde kwam en het EHRM telkens de overwegingen uit Rantsev bevestigde; mensenhandel, gedefinieerd volgens de internationale definities uit het Palermo Protocol en het Verdrag inzake bestrijding van mensenhandel, valt onder art. 4 EVRM. Zie hiervoor EHRM 11 oktober 2012, ECLI:CE:ECHR:2012:1011JUD (C.N. en V./Frankrijk), r.o. 88, EHRM 21 januari 2016, ECLI:CE:ECHR:2016:0121JUD (L.E./Griekenland), ro 58, EHRM 17 januari 2017, ECLI:CE:ECHR:2017:0117JUD (J. e.a./oostenrijk), r.o. 104 en EHRM 30 maart 2017, ECLI:CE:ECHR:2017:0330JUD (Chowdury e.a./griekenland), r.o EHRM 17 januari 2017, ECLI:CE:ECHR:2017:0117JUD (J. e.a./oostenrijk), r.o

17 Ze noemen de interpretatie van de slavernijdefinitie in Siliadin te restrictief, omdat die interpretatie voorbij gaat aan de de facto variant. 83 Binnen het EHRM zijn de definities van art. 4 EVRM dus ook niet onomstreden. De concurring opinion geeft wel een duidelijke analyse van de drie begrippen uit art. 4 EVRM, waarbij de rechters zonder aarzeling uitgaan van een de jure en een de facto variant van slavernij. Ook daarin kan een argument worden gevonden voor het aanhangen van een minder restrictieve uitleg van slavernij. Daarnaast zijn in zowel in Rantsev als in de Italiaans-Bulgaarse zaak duidelijke aanknopingspunten te vinden waaruit op te maken is dat het EHRM na Siliadin van koers aan het wijzigen is waar het gaat om de definitie van slavernij. Tot op heden heeft het EHRM echter nog geen duidelijk omlijnde definitie gegeven van wat het dan wél onder slavernij verstaat. Daarom bevat de volgende paragraaf de omschrijving van slavernij waar in deze scriptie van wordt uitgegaan De slavernijvarianten De definitie van slavernij in art. 1 Slavernijverdrag (en dus in art. 4 EVRM) bestaat uit twee varianten. Het gemeenschappelijke kenmerk van beide varianten is de totale objectificatie van een persoon: een persoon verwordt tot een eigendom dat kan worden gekocht en verkocht. 84 Bij de de jure variant, slavernij als status, vereist dat een juridisch eigendomsrecht over een persoon. Bij de de facto variant, slavernij als toestand, vereist dat de feitelijke onderwerping van een persoon, door het over hem uitoefenen van (een van) de bevoegdheden aan het eigendom verbonden. Met betrekking tot de facto slavernij is de vraag welke bevoegdheden als dusdanig aan te merken zijn. Daarvoor zijn verschillende bronnen te raadplegen. Zo hebben de Verenigde Naties (hierna: VN) in 1953 een rapport opgesteld waarin een omschrijving van de bevoegdheden is gemaakt. 85 Daarnaast noemen zowel het ICTY in Kunarac, het HCA in The Queen tegen Tang als het EHRM in Rantsev verschillende factoren die relevant zijn bij het vaststellen van de facto slavernij (zie en 2.2.3). Ook zijn in de literatuur uitwerkingen van deze bevoegdheden te vinden. 86 Om het EHRM te assisteren in het bepalen van de definitie van het begrip slavernij, formuleert Stoyanova aan de hand van bovengenoemde rechtspraak drie kenmerken die wijzen op de uitoefening van de bevoegdheden aan het eigendom verbonden. Als één van deze kenmerken aan de orde is, is dat volgens haar een indicatie dat sprake kan zijn van de facto slavernij. 87 In deze scriptie zal ik van die kenmerken uitgaan. Het eerste kenmerk doet zich voor wanneer de betrokken persoon het object van een transactie is en daar zelf geen vrijheid in heeft. De betrokken persoon wordt bijvoorbeeld gekocht, verkocht of uitgeleend. Het tweede kenmerk is de ontkenning van de vrijheid van de persoon. De betrokken persoon is zijn autonomie kwijt; hij wordt geïsoleerd, het paspoort is hem afgenomen of hij is niet in staat gebruik te maken van zijn rechten doordat de toegang 83 EHRM 17 januari 2017, ECLI:CE:ECHR:2017:0117JUD (J. e.a./oostenrijk) (concurring opinion rechter Pinto de Albuquerque en rechter Tsotsoria), 4, 14-17, 36 en Garcia p Rapport van de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties 1953, p. 28. Daarin staat de volgende opsomming: het kopen van een persoon, het gebruiken van een persoon en dan in het bijzonder zijn capaciteit om te werken, het zonder compensatie eigenaar worden van de opbrengst van de werkzaamheden van de een persoon, het overdragen van de eigendom van een persoon, de onmogelijkheid voor een persoon om zijn of haar status of toestand te veranderen en tot slot de overdraagbaarheid van de status of toestand op de nakomelingen van de persoon. 86 Zie bijvoorbeeld Siller, Journal of International Criminal Justice 2016/14, p. 411, Allain & Hickey, ICLQ 2012/61-4, p. 932 en Stoyanova, Netherlands Quarterly of Human Rights 2012/30-2, p Stoyanova 2017, p

18 daartoe hem is ontzegd. Van het derde kenmerk is sprake wanneer ongelimiteerd gebruik wordt gemaakt van (de arbeidscapaciteit van) de persoon. Deze (arbeids)uitbuiting op zichzelf is niet voldoende voor het aannemen van slavernij. Noodzakelijk is dat de vrijheid van de persoon ook op andere aspecten van zijn leven is ontzegd, omdat anders eerder sprake is van dwangarbeid. 88 Naast de kenmerken is het van belang een ondergrens te formuleren voor de facto slavernij. Niet telkens zal sprake zijn van slavernij als een of meer van bovengenoemde kenmerken aan de orde is. Te denken is bijvoorbeeld aan wettelijk geregelde vormen van verlies van autonomie, zoals vrijheidsbeneming op grond van de wet. Om te kunnen spreken van de facto slavernij dient volgens Allain en Hickey daarom altijd een mate van bezit van de persoon te zijn. Dat uit zich door een dusdanige controle over of beheersing van een persoon als ware hij een object. Als van een dergelijke controle geen sprake is, kan de situatie volgens hen niet als slavernij worden gekenmerkt. 89 Concluderend is van slavernij in de zin van art. 4 EVRM sprake als een daadwerkelijk juridisch eigendomsrecht over een persoon wordt uitgeoefend, of als feitelijk een of meer van de bevoegdheden aan het eigendom verbonden over een persoon worden uitgeoefend. In het tweede geval moet telkens sprake zijn van een bepaalde mate van bezit van het slachtoffer, al dan niet gecombineerd met bovengenoemde kenmerken. Die kenmerken impliceren vaak al een mate van bezit: het verkopen van een persoon impliceert bijvoorbeeld een dusdanige mate van controle over die persoon vergelijkbaar met het bezitten van de persoon. 2.3 Verbod van dienstbaarheid Het verbod van dienstbaarheid is net als het verbod van slavernij opgenomen in art. 4 lid 1 EVRM. Ook dit verbod is niet nader gedefinieerd in het EVRM. De definitie van dienstbaarheid moet dus ook gevonden worden in de rechtspraak van het EHRM. Van dienstbaarheid bestaat geen definitie in het internationale recht, zoals dat wel het geval is bij slavernij. Wel somt het Aanvullend Slavernijverdrag enkele met slavernij te vergelijken praktijken op, waaronder schuldbinding, lijfeigenschap, bepaalde vormen van uithuwelijking en uitbuiting van kinderen (art. 1). Dit verdrag heeft als doel deze praktijken uit te bannen, omdat deze situaties niet in alle gevallen onder de definitie van slavernij uit het Slavernijverdrag vallen. 90 Blijkens de totstandkomingsgeschiedenis van het Aanvullend Slavernijverdrag zag men deze praktijken in de eerste instantie als vormen van dienstbaarheid. 91 Later werd de term dienstbaarheid toch uit de titel van het verdrag geschrapt. 92 Of de in het Aanvullend Slavernijverdrag genoemde praktijken al dan niet als dienstbaarheid aangemerkt moeten worden is discutabel, 93 maar zeker is dat het Aanvullend Slavernijverdrag geen definitie van dienstbaarheid bevat. Hoewel het EHRM dus niet bij dit verdrag kan aansluiten waar het gaat om de definitie van dienstbaarheid, verwijst het in de rechtspraak over dienstbaarheid wel regelmatig naar dit verdrag. In de volgende paragraaf komt die rechtspraak aan de orde. 88 Stoyanova 2017, p Allain & Hickey, ICLQ 2012/61-4, p Zie ook Stoyanova 2017, p Zie de preambule van het Aanvullend Slavernijverdrag en art. 1 aanhef, met name de zinsnede onverschillig of zij vallen onder de definitie van slavernij (bijlage 1.2). Deze praktijken kunnen dus wel als slavernij aan te merken zijn. Zie hierover Rapport van de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties 1951, p Rapport van de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties 1956, p. 10. Alleen in de preambule van het Aanvullend Slavernijverdrag komt de term dienstbaarheid (vertaald als horigheid) nog voor. 93 Allain, JHIL 2009/11, p. 303 en 304 en Stoyanova 2017, p

Advies IS - Irak. Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law. Postbus BA Amsterdam T

Advies IS - Irak. Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law. Postbus BA Amsterdam T Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law Postbus 1030 1000 BA Amsterdam T 020 535 2632 Advies IS - Irak Datum 3 september 2014 Opgemaakt door Prof. dr. P.A. Nollkaemper Op

Nadere informatie

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra Samenvatting Dit onderzoek heeft als onderwerp de invloed van het Europees Verdrag

Nadere informatie

Onderscheid tussen methoden en beginselen

Onderscheid tussen methoden en beginselen SAMENVATTING Fundamentele rechten zijn notoir vaag en algemeen geformuleerd. Als gevolg van deze algemene formulering bestaat er veel onduidelijkheid over de exacte betekenis van fundamentele rechten.

Nadere informatie

Kaderbesluit van de Raad ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit: Hoe kan EU-wetgeving op dit terrein worden verscherpt?

Kaderbesluit van de Raad ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit: Hoe kan EU-wetgeving op dit terrein worden verscherpt? DIRECTORAAT-GENERAAL INTERN BELEID DIRECTORAAT C: RECHTEN VAN DE BURGER EN CONSTITUTIONELE ZAKEN BURGERLIJKE VRIJHEDEN, JUSTITIE EN BINNENLANDSE ZAKEN Kaderbesluit van de Raad ter bestrijding van georganiseerde

Nadere informatie

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen:

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen: Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te 14.30 uur Kenmerk: 160102 PLEITNOTA Inzake: Deken orde van Advocaten Den Haag - mr. M.J.F. Stelling Raadsman: W.H. Jebbink Geen ontzegging tot onafhankelijke

Nadere informatie

EUROPEES VERDRAG VOOR DE RECHTEN VAN DE MENS

EUROPEES VERDRAG VOOR DE RECHTEN VAN DE MENS EUROPEES VERDRAG VOOR DE RECHTEN VAN DE MENS Onze rechten, onze vrijheden T-shirts met 15 cruciale artikelen Onze rechten, onze vrijheden Mensenrechten zijn van iedereen: van elke man, elke vrouw, elk

Nadere informatie

Inleiding. 1 Strafrecht

Inleiding. 1 Strafrecht Inleiding 1 Strafrecht Plaats van het strafrecht Het strafrecht is, net als bijvoorbeeld het staatsrecht en het bestuursrecht, onderdeel van het publiekrecht. Het publiekrecht regelt de betrekkingen tussen

Nadere informatie

De (on)rechtmatigheid van humanitaire interventie:

De (on)rechtmatigheid van humanitaire interventie: RIJKSUNIVERSITEIT GRONINGEN De (on)rechtmatigheid van humanitaire interventie: Respect voor staatssoevereiniteit versus bescherming van mensenrechten? PROEFSCHRIFT ter verkrijging van het doctoraat in

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 25/07/2014

Datum van inontvangstneming : 25/07/2014 Datum van inontvangstneming : 25/07/2014 Vertaling C-304/14-1 Datum van indiening: 24 juni 2014 Verwijzende rechter: Zaak C-304/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Upper Tribunal (Immigration and

Nadere informatie

Bijlage bij brief van Adviespunt Klokkenluiders aan initiatiefnemers wetsvoorstel Huis voor Klokkenluiders d.d. 18 mei 2015

Bijlage bij brief van Adviespunt Klokkenluiders aan initiatiefnemers wetsvoorstel Huis voor Klokkenluiders d.d. 18 mei 2015 Bijlage bij brief van Adviespunt Klokkenluiders aan initiatiefnemers wetsvoorstel Huis voor Klokkenluiders d.d. 18 mei 2015 Bijlage 1: Concrete tekstvoorstellen uitgeschreven en toegelicht I. Voorkom verwarring

Nadere informatie

Nederlandse antiterrorismeregelgeving getoetst aan fundamentele rechten. Een analyse met meer bijzonder aandacht voor het EVRM

Nederlandse antiterrorismeregelgeving getoetst aan fundamentele rechten. Een analyse met meer bijzonder aandacht voor het EVRM Nederlandse antiterrorismeregelgeving getoetst aan fundamentele rechten Een analyse met meer bijzonder aandacht voor het EVRM P.H.P.H.M.C. van Kempen & J. Van de Voort Samenvatting Radboud Universiteit

Nadere informatie

BIJLAGEN. bij de MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD. Een nieuw EU-kader voor het versterken van de rechtsstaat

BIJLAGEN. bij de MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD. Een nieuw EU-kader voor het versterken van de rechtsstaat EUROPESE COMMISSIE Straatsburg, 11.3.2014 COM(2014) 158 final ANNEXES 1 to 2 BIJLAGEN bij de MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Een nieuw EU-kader voor het versterken van

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 31/08/2015

Datum van inontvangstneming : 31/08/2015 Datum van inontvangstneming : 31/08/2015 Vertaling C-417/15-1 Zaak C-417/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 29 juli 2015 Verwijzende rechter: Landesgericht für Zivilrechtssachen

Nadere informatie

jurisprudentiële fundamenten meer dan veertig jaar geleden zijn gelegd 2, bevestigd en versterkt.

jurisprudentiële fundamenten meer dan veertig jaar geleden zijn gelegd 2, bevestigd en versterkt. Discussienota van het Hof van Justitie van de Europese Unie over bepaalde aspecten van de toetreding van de Europese Unie tot het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele

Nadere informatie

De Hoge Raad moet om! Over het recht minderjarige slachtoffers in zedenzaken te ondervragen

De Hoge Raad moet om! Over het recht minderjarige slachtoffers in zedenzaken te ondervragen This is a postprint of De Hoge Raad moet om! Over het recht minderjarige slachtoffers in zedenzaken te ondervragen Wilde, B. de Nederlands Juristenblad, 2009(44/45), 2885-2886 Published version: no link

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:1318

ECLI:NL:RVS:2017:1318 ECLI:NL:RVS:2017:1318 Instantie Raad van State Datum uitspraak 17-05-2017 Datum publicatie 17-05-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201607764/1/A2 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

EUROPESE COMMISSIE TEGEN RACISME EN INTOLERANTIE

EUROPESE COMMISSIE TEGEN RACISME EN INTOLERANTIE CRI(97)36 Version néerlandaise Dutch version EUROPESE COMMISSIE TEGEN RACISME EN INTOLERANTIE TWEEDE ALGEMENE BELEIDSAANBEVELING VAN DE ECRI: SPECIALE ORGANEN OP NATIONAAL NIVEAU GERICHT OP DE BESTRIJDING

Nadere informatie

Inhoud LIJST VAN VEELGEBRUIKTE AFKORTINGEN 15 VOORWOORD 21 HOOFDSTUK 1 HOOFDSTUK 2. Geheimhoudingsplicht en verschoningsrecht DRUKKLAAR.

Inhoud LIJST VAN VEELGEBRUIKTE AFKORTINGEN 15 VOORWOORD 21 HOOFDSTUK 1 HOOFDSTUK 2. Geheimhoudingsplicht en verschoningsrecht DRUKKLAAR. 5 Inhoud LIJST VAN VEELGEBRUIKTE AFKORTINGEN 15 VOORWOORD 21 HOOFDSTUK 1 Inleiding 25 1.1 Het beginsel van vertrouwelijkheid tussen advocaat en cliënt 25 1.2 Recente maatschappelijke ontwikkelingen 26

Nadere informatie

Ambulancezorg Nederland, hierna te noemen de werkgeversvertegenwoordiging, enerzijds

Ambulancezorg Nederland, hierna te noemen de werkgeversvertegenwoordiging, enerzijds Advies over het verschil van mening tussen Ambulancezorg Nederland, hierna te noemen de werkgeversvertegenwoordiging, enerzijds en FNV (Zorg en Welzijn) en CNV (Zorg & Welzijn) anderzijds, hierna gezamenlijk

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:3176

ECLI:NL:RBDHA:2017:3176 ECLI:NL:RBDHA:2017:3176 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 28-03-2017 Datum publicatie 30-03-2017 Zaaknummer 17/4348 en 17/4319 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

Mensenhandel/ kinderhandel

Mensenhandel/ kinderhandel Mensenhandel/ kinderhandel INHOUD Definitie mensenhandel Verschil mensenhandel/ kinderhandel Casus Anne Slachtoffers in Nederland Geregistreerde vormen van uitbuiting Belang van signaleren Fragment uit

Nadere informatie

Wob en Wbp. Wob en Wbp. Basisnormen. Basisnormen Wbp. Persoonsgegevens. Persoonsgegeven. Datum Datum

Wob en Wbp. Wob en Wbp. Basisnormen. Basisnormen Wbp. Persoonsgegevens. Persoonsgegeven. Datum Datum Wob en Wbp 1 2 Wob en Wbp Basisnormen Wbp 27 oktober 2011 Stadhuis Assen Mr. dr. Aline Klingenberg Ontwikkelingen Wob Afweging tussen beide Basisnormen Wbp Verdrag van Straatsburg uit 1981, EU richtlijn

Nadere informatie

Verbod van terugwerkende kracht en de tenuitvoerlegging van de straf

Verbod van terugwerkende kracht en de tenuitvoerlegging van de straf Hoorcollege 5A, 01-10-2018, Legaliteitsbeginsel Het legaliteitsbeginsel staat beschreven in art. 1 Sr en 7 EVRM en houdt in dat geen feit strafbaar is zonder een voorafgaande wettelijke strafbepaling.

Nadere informatie

12 years [and] a slave!!

12 years [and] a slave!! 12 years [and] a slave Martine Wouters We mogen er als Nederlanders niet trots op zijn: de prominente rol in de die onze voorouders hebben gehad in de slavenhandel. Maar zijn we ons er wel van bewust dat

Nadere informatie

Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom

Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom Nadere conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda (stuk A 2005/1/13)

Nadere informatie

De geldigheid van het concurrentiebeding

De geldigheid van het concurrentiebeding De geldigheid van het concurrentiebeding Het criterium zwaarwegend belang bij het concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd Mr. drs. G.W. Nijhoff III Nijhoff.indd 3 9-2-2015 14:18:54

Nadere informatie

Inhoud Aflevering 10-2 oktober 2015 - Jaargang 16

Inhoud Aflevering 10-2 oktober 2015 - Jaargang 16 Redactie: prof. mr. J.H. Gerards (hoofdredacteur) mr. dr. M. den Heijer mr. dr. J. Krommendijk mr. dr. C. Mak mr. F.P. Ölçer mr. dr. J. van der Velde 185* 186* 187* Inhoud Aflevering 10-2 oktober 2015

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:1856

ECLI:NL:RVS:2017:1856 ECLI:NL:RVS:2017:1856 Instantie Raad van State Datum uitspraak 12-07-2017 Datum publicatie 12-07-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201608063/1/A2 Eerste

Nadere informatie

Bijlage bij het rapport Fase I Studie Kwetsbare personen met specifieke opvangnoden. Synthese van de voornaamste vaststellingen.

Bijlage bij het rapport Fase I Studie Kwetsbare personen met specifieke opvangnoden. Synthese van de voornaamste vaststellingen. Bijlage II Juridische analyse Bijlage bij het rapport Fase I Studie Kwetsbare personen met specifieke opvangnoden. Synthese van de voornaamste vaststellingen. Dienst Studie en Beleid Directie Beleidsondersteuning

Nadere informatie

kracht TWEEDE WERELDOORLOG VERSUS MENSENRECHTEN

kracht TWEEDE WERELDOORLOG VERSUS MENSENRECHTEN WERKb L a D WERKBLAD met terugwerkende kracht met terugwerkende kracht TWEEDE WERELDOORLOG VERSUS MENSENRECHTEN Dit werkblad is een voorbereiding op je bezoek aan de vaste tentoonstelling Met Terugwerkende

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2015 182 Besluit van 15 mei 2015 tot wijziging van het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht in verband met de implementatie

Nadere informatie

Artikel 1 van het nieuwe Verdrag Personen op wie het Verdrag van toepassing is

Artikel 1 van het nieuwe Verdrag Personen op wie het Verdrag van toepassing is Artikel 1 van het nieuwe Verdrag Personen op wie het Verdrag van toepassing is Art. 1. Dit Verdrag is van toepassing op personen die inwoner zijn van een of van beide verdragsluitende Staten. 2 larcier

Nadere informatie

Strafbare belediging. A.L.J.M. Janssens

Strafbare belediging. A.L.J.M. Janssens Strafbare belediging A.L.J.M. Janssens Inhoudsopgave Gebruikte afkortingen Hoofdstuk 1 Inleidende opmerkingen 1 1.1 Het belang van de eer en de goede naam 1 1.2 Kennismaking met de beledigingsbepalingen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL 2 Vergaderjaar 2010-2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

Slavernij vroeger en nu

Slavernij vroeger en nu Slavernij vroeger en nu Symposium College voor de Mensenrechten mr. J.E. Overdijk-Francis 26 November 2013 Geachte aanwezigen Slavernij ontmenselijkt. Slavernij neemt iets van mensen af dat alleen aan

Nadere informatie

Inleiding. 1.1 Probleemanalyse

Inleiding. 1.1 Probleemanalyse HOOFDSTUK 1 Inleiding 1.1 Probleemanalyse Winstafdracht conform art. 6:104 BW geeft de benadeelde, die schade lijdt als gevolg van een onrechtmatige daad of tekortkoming in de nakoming van een verbintenis,

Nadere informatie

DEEL III. Het bestuursprocesrecht

DEEL III. Het bestuursprocesrecht DEEL III Het bestuursprocesrecht Inleiding op deel III In het voorgaande deel is het regelsysteem van art. 48 (oud) Rv besproken voor zover dit relevant was voor art. 8:69 lid 2 en 3 Awb. In dit deel

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 23/03/2017

Datum van inontvangstneming : 23/03/2017 Datum van inontvangstneming : 23/03/2017 Vertaling C-83/17-1 Zaak C-83/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 15 februari 2017 Verwijzende rechter: Oberster Gerichtshof (Oostenrijk)

Nadere informatie

EVRM, minderjarigheid en ouderlijk gezag

EVRM, minderjarigheid en ouderlijk gezag EVRM, minderjarigheid en ouderlijk gezag 'A whole code of juvenile law' M.L.C.C. de Bruijn-Lückers W.EJ. Tjeenk Willink Zwolle Inhoudsopgave Lijst van afkortingen xiü Inleiding 1 Algemeen deel Hoofdstuk

Nadere informatie

Interventie Syrië. Faculteit der Rechtsgeleerdheid Afdeling Internationaal en Europees recht

Interventie Syrië. Faculteit der Rechtsgeleerdheid Afdeling Internationaal en Europees recht Faculteit der Rechtsgeleerdheid Afdeling Internationaal en Europees recht Oudemanhuispoort 4-6 1012 CN Amsterdam Postbus 1030 1000 BA Amsterdam T 020 5252833 Interventie Syrië Datum 29 augustus 2013 Opgemaakt

Nadere informatie

Zaak C-377/98. Koninkrijk der Nederlanden tegen Europees Parlement en Raad van de Europese Unie

Zaak C-377/98. Koninkrijk der Nederlanden tegen Europees Parlement en Raad van de Europese Unie Zaak C-377/98 Koninkrijk der Nederlanden tegen Europees Parlement en Raad van de Europese Unie Nietigverklaring Richtlijn 98/44/EG Rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen Rechtsgrondslag Artikel

Nadere informatie

Vereniging voor de vergelijkende studie van het recht van België en Nederland

Vereniging voor de vergelijkende studie van het recht van België en Nederland Vereniging voor de vergelijkende studie van het recht van België en Nederland Preadviezen 2010 De staatsrechtelijke positie van de politieke partijen Materieelrechtelijke aspecten van mensenhandel Schade

Nadere informatie

B E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K

B E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak De minister van Justitie Mr. E.M.H. Hirsch Ballin Postbus 20301 2500 GH Den Haag Datum: 12 mei 2010 Ons kenmerk: B2.1.10/1796/RO Uw kenmerk: 5644863/10/6 Onderwerp:

Nadere informatie

Hypothese. Voorbeeld. 2018/0042 De hoogte van de 30%-vergoeding onder de werkkostenregeling SAMENVATTING

Hypothese. Voorbeeld. 2018/0042 De hoogte van de 30%-vergoeding onder de werkkostenregeling SAMENVATTING Kijk op NLFiscaal voor online versie 2018/0042 De hoogte van de 30%-vergoeding onder de werkkostenregeling SAMENVATTING Met enige regelmaat krijgt Sebastian Spauwen te horen dat iemand een makkelijke vraag

Nadere informatie

SCHOTELANTENNES. Wettelijk kader

SCHOTELANTENNES. Wettelijk kader SCHOTELANTENNES Ondanks de technologische ontwikkelingen met betrekking tot de ontvangst van televisiesignalen blijven schotelantennes populair om televisie mee te kijken. Ook VvE s worden geconfronteerd

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is an author's version which may differ from the publisher's version. For additional information about this

Nadere informatie

Rechtsbescherming van uithuisgeplaatsten

Rechtsbescherming van uithuisgeplaatsten juridisch en bestuurskundig onderzoek advies onderwijs Rechtsbescherming van uithuisgeplaatsten Een verkennend onderzoek Groningen, juli 2010 2010 WODC, ministerie van Justitie. Auteursrechten voorbehouden.

Nadere informatie

Date de réception : 10/01/2012

Date de réception : 10/01/2012 Date de réception : 10/01/2012 Resumé C-619/11-1 Zaak C-619/11 Resumé van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 104, lid 1, van het reglement voor de procesvoering van het Hof

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 27 JUNI 2012 P.12.0873.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.0873.F I. P. D. V., II. III. IV. P. D. V., P. D. V., P. D. V., V. P. D. V., Mrs. Cédric Vergauwen en Olivia Venet, advocaten bij de

Nadere informatie

Welke rechtsgrondslag moet ervoor het familierecht gebruikt worden? De koers voor de toekomst

Welke rechtsgrondslag moet ervoor het familierecht gebruikt worden? De koers voor de toekomst DIRECTORAAT-GENERAAL INTERN BELEID BELEIDSONDERSTEUNENDE AFDELING C: RECHTEN VAN DE BURGER EN CONSTITUTIONELE ZAKEN JURIDISCHE ZAKEN Welke rechtsgrondslag moet ervoor het familierecht gebruikt worden?

Nadere informatie

Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I

Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I Besluit van, houdende wijziging van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met de implementatie van de richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad ter bestrijding

Nadere informatie

De toenemende invloed van het Handvest op het auteursrecht AIPPI. woensdag 11 maart 2015

De toenemende invloed van het Handvest op het auteursrecht AIPPI. woensdag 11 maart 2015 De toenemende invloed van het Handvest op het auteursrecht AIPPI woensdag 11 maart 2015 1 Quaedvlieg 2006 Het lijkt geen goed idee dat iedere individuele rechter in ieder individueel geval een eigen afweging

Nadere informatie

Date de réception : 01/03/2012

Date de réception : 01/03/2012 Date de réception : 01/03/2012 Vertaling C-44/12-1 Zaak C-44/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 januari 2012 Verwijzende rechter: Court of Session, Scotland (Verenigd Koninkrijk)

Nadere informatie

Opinie inzake HvJ EG 21 februari 2008, zaak C-412/04 (Commissie-Italië)

Opinie inzake HvJ EG 21 februari 2008, zaak C-412/04 (Commissie-Italië) Opinie inzake HvJ EG 21 februari 2008, zaak C-412/04 (Commissie-Italië) De artikelen 43 EG en 49 EG leggen overigens geen algemene verplichting tot gelijke behandeling op, maar een verbod van discriminatie

Nadere informatie

Datum 5 november 2012 Onderwerp Antwoorden kamervragen over strafrechtelijke ontruiming van krakers

Datum 5 november 2012 Onderwerp Antwoorden kamervragen over strafrechtelijke ontruiming van krakers 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a preprint version which may differ from the publisher's version. For additional information about this

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 18/03/2014

Datum van inontvangstneming : 18/03/2014 Datum van inontvangstneming : 18/03/2014 Vertaling C-650/13-1 Zaak C-650/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 9 december 2013 Verwijzende rechter: Tribunal d instance de Bordeaux

Nadere informatie

Verkorte inhoudsopgave

Verkorte inhoudsopgave Verkorte inhoudsopgave LIJST VAN AFKORTINGEN XI 1 INLEIDING 1 1.1 Deelvragen en plan van aanpak 4 1.2 Verantwoording van de gebruikte methoden 10 1.3 Terminologische kwesties 13 2 HET RECHTSBELANG IN HET

Nadere informatie

2. Cassatiemiddelen Met betrekking tot dit beroep worden de volgende middelen van cassatie voorgedragen:

2. Cassatiemiddelen Met betrekking tot dit beroep worden de volgende middelen van cassatie voorgedragen: '"Sr "- AANTEKENEN Hoge Raad der Nederlanden Postbus 20303 2500 EH 'S-GRAVENHAGE Datum Referentie Betreft beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem (08/00041) op het hoger beroep

Nadere informatie

Waar Bepaal ten slotte zo nauwkeurig mogelijk waar het onderwerp zich afspeelt. Gaat het om één plek of spelen meer plaatsen/gebieden een rol?

Waar Bepaal ten slotte zo nauwkeurig mogelijk waar het onderwerp zich afspeelt. Gaat het om één plek of spelen meer plaatsen/gebieden een rol? Hoe word ik beter in geschiedenis? Als je beter wilt worden in geschiedenis moet je weten wat er bij het vak geschiedenis van je wordt gevraagd, wat je bij een onderwerp precies moet kennen en kunnen.

Nadere informatie

Enkele achtergronden bij de beslissing om geen onderzoek in te stellen tegen Jorge Zorreguieta. Voorgeschiedenis. Aangifte 2001

Enkele achtergronden bij de beslissing om geen onderzoek in te stellen tegen Jorge Zorreguieta. Voorgeschiedenis. Aangifte 2001 Enkele achtergronden bij de beslissing om geen onderzoek in te stellen tegen Jorge Zorreguieta Voorgeschiedenis Aangifte 2001 Eerder werd aangifte gedaan tegen Jorge Zorreguieta in 2001 ter zake van foltering

Nadere informatie

Zaak C-540/03. Europees Parlement tegen Raad van de Europese Unie

Zaak C-540/03. Europees Parlement tegen Raad van de Europese Unie Zaak C-540/03 Europees Parlement tegen Raad van de Europese Unie Immigratiebeleid - Recht van minderjarige kinderen van onderdanen van derde landen op gezinshereniging - Richtlijn 2003/86/EG - Bescherming

Nadere informatie

Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B (Nestlé/Mars)

Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B (Nestlé/Mars) De art. 6:193a e.v. BW, art. 6:194 BW en art. 6:194a BW Paul Geerts, Rijksuniversiteit Groningen Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B9 9243 (Nestlé/Mars) 1. In Vzr. Rb. Amsterdam 25 november

Nadere informatie

1. Onderwerp van de klacht schending van wetenschappelijke integriteit bij uitbrengen deskundigenbericht aan rechtbank

1. Onderwerp van de klacht schending van wetenschappelijke integriteit bij uitbrengen deskundigenbericht aan rechtbank 2011 1. Onderwerp van de klacht schending van wetenschappelijke integriteit bij uitbrengen deskundigenbericht aan rechtbank 2. Advies Commissie Wetenschappelijke Integriteit KLACHT Bij brief van 2010,

Nadere informatie

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 ... No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 Bij Kabinetsmissive van 18 juni 2012, no.12.001344, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van: Raad vanstate 201112733/1/V1. Datum uitspraak: 23 januari 2013 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen

Nadere informatie

Bijlage 1. Inbreuken en strafbepalingen waarop een beroep kan gedaan worden op het vlak van eergerelateerd geweld

Bijlage 1. Inbreuken en strafbepalingen waarop een beroep kan gedaan worden op het vlak van eergerelateerd geweld Bijlage 1. Inbreuken en strafbepalingen waarop een beroep kan gedaan worden op het vlak van eergerelateerd geweld Inleidende opmerkingen: - Een fenomeen dat valt onder het begrip eergerelateerd geweld

Nadere informatie

DE RAAD VAN EUROPA HOEDER VAN DE MENSENRECHTEN SAMENVATTING

DE RAAD VAN EUROPA HOEDER VAN DE MENSENRECHTEN SAMENVATTING DE RAAD VAN EUROPA HOEDER VAN DE MENSENRECHTEN SAMENVATTING Non-member state of the Council of Europe (Belarus) LIDSTATEN HOOFDZETEL EN OVERIGE VESTIGINGEN BEGROTING Albanië, Andorra, Armenië, Azerbeidzjan,

Nadere informatie

Dual Use Recast Herziening Verordening 428/2009 MILAN GODIN

Dual Use Recast Herziening Verordening 428/2009 MILAN GODIN Dual Use Recast Herziening Verordening 428/2009 MILAN GODIN COM/2016/0616 final - 2016/0295 (COD) Rol DCSG Coördinatie Belgisch Standpunt Vertegenwoordiging in Raadswerkgroep Rol Vlaamse ondernemingen

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Voorwoord / 9. Inleiding / 11

Inhoudsopgave. Voorwoord / 9. Inleiding / 11 Inhoudsopgave Voorwoord / 9 Inleiding / 11 1 Het toepasselijke recht op de internationale arbeidsovereenkomst / 13 1.1 Inleiding / 13 1.2 Rome I-Verordening en het EVO-Verdrag / 13 1.3 Arbeidsovereenkomst

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstatc 201106725/1/V1. Datum uitspraak: 3 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het

Nadere informatie

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt:

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt: Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 6494_1/309; 6836_1/220 Betreft zaak: Limburgse bouwzaken 1 en 2 / de heer [A] Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN. 1. Inleiding

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN. 1. Inleiding Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid van de behandeling van zaken betreffende personen- en familierecht MEMORIE VAN

Nadere informatie

INHOUD. Voorwoord bij de eerste editie... v. Hoofdstuk 1. Inleiding tot het internationaal en Europees strafrecht... 1

INHOUD. Voorwoord bij de eerste editie... v. Hoofdstuk 1. Inleiding tot het internationaal en Europees strafrecht... 1 INHOUD Voorwoord bij de eerste editie............................................ v Hoofdstuk 1. Inleiding tot het internationaal en Europees strafrecht................... 1 1. Begripsomschrijving................................................

Nadere informatie

Arrest HvJ EG d.d. 2 juli 2009, Bavaria Bayerische Bier

Arrest HvJ EG d.d. 2 juli 2009, Bavaria Bayerische Bier Journaal Warenwet 2009-8 Martin Hemmer AKD Prinsen Van Wijmen Geografische oorsprongsaanduidingen Arrest HvJ EG d.d. 2 juli 2009, Bavaria Bayerische Bier Jurisprudentie Het recht om merken te gebruiken

Nadere informatie

Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken. van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken. van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken 27.10.2010 2010/0067(CNS) ONTWERPADVIES van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie verzoekschriften 28.11.2014 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift nr. 0824/2008, ingediend door Kroum Kroumov (Bulgaarse nationaliteit), gesteund door zestien

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 16/05/2014

Datum van inontvangstneming : 16/05/2014 Datum van inontvangstneming : 16/05/2014 Vertaling C-165/14-1 Zaak C-165/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 7 april 2014 Verwijzende rechter: Tribunal Supremo (Spanje) Datum

Nadere informatie

Nationaal... 13 Benelux... 89 Prüm... 115 Europese Unie... 133

Nationaal... 13 Benelux... 89 Prüm... 115 Europese Unie... 133 Inhoudstafel Nationaal... 13 Artikelen 3-4 Strafwetboek (Wet 8 juni 1867)... 15 Wet 1 oktober 1833 op de uitleveringen... 16 Uitleveringswet 15 maart 1874... 17 Artikelen 6 14 Voorafgaande Titel Wetboek

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF VAN 12 DECEMBER 1974.

ARREST VAN HET HOF VAN 12 DECEMBER 1974. ARREST VAN HET HOF VAN 12 DECEMBER 1974. B. N. O. WALRAVE, L. J. N. KOCH TEGEN ASSOCIATION UNION CYCLISTE INTERNATIONALE, KONINKLIJKE NEDERLANDSCHE WIELREN UNIE EN FEDERATION ESPANOLA CICLISMO. (VERZOEK

Nadere informatie

REACTIE OP "HET FISCALE BODEMRECHT" VAN MR. R. ROSARIA IN AJV-NIEUWSBRIEF NO. 1, 2016 (JANUARI)

REACTIE OP HET FISCALE BODEMRECHT VAN MR. R. ROSARIA IN AJV-NIEUWSBRIEF NO. 1, 2016 (JANUARI) REACTIE OP "HET FISCALE BODEMRECHT" VAN MR. R. ROSARIA IN AJV-NIEUWSBRIEF NO. 1, 2016 (JANUARI) mr. R.M. Bottse* I n AJV-Nieuwsbrief no.1, 2016 (januari) verscheen een bijdrage van de hand van mr. R. Rosaria

Nadere informatie

gelet op artikel 63, eerste alinea punt 3 van het EG-Verdrag,

gelet op artikel 63, eerste alinea punt 3 van het EG-Verdrag, P5_TA(2002)0591 Verblijfstitel met een korte geldigheidsduur * Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de verblijfstitel met een korte

Nadere informatie

Bijlage. Antwoorden op de vragen Wetsartikelenregister Jurisprudentieregister

Bijlage. Antwoorden op de vragen Wetsartikelenregister Jurisprudentieregister Bijlage Antwoorden op de vragen Wetsartikelenregister Jurisprudentieregister Versie 2016/2017 1 Inleiding recht Antwoorden Hoofdstuk 1 Antwoord 1: B Antwoord 2: B Antwoord 3: wetten (regelgeving), verdragen,

Nadere informatie

UNIVERSELE VERKLARING van de RECHTEN van de MENS: De 30 artikelen:

UNIVERSELE VERKLARING van de RECHTEN van de MENS: De 30 artikelen: UNIVERSELE VERKLARING van de RECHTEN van de MENS: De 30 artikelen: Artikel 1 Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren. Zij zijn begiftigd met verstand en geweten, en behoren

Nadere informatie

Inhoudstafel. Europese Unie Verdrag van 25 maart 1957 betreffende de Werking van de Europese Unie 153

Inhoudstafel. Europese Unie Verdrag van 25 maart 1957 betreffende de Werking van de Europese Unie 153 Inhoudstafel Nationaal... 13 Artikelen 3-4 Strafwetboek (Wet 8 juni 1867) 15 Wet 1 oktober 1833 op de uitleveringen 16 Uitleveringswet 15 maart 1874 17 Artikelen 6 14 Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE HOOFDSTUK 2. TOEPASSINGSGEBIED VAN HET RECHT OP AFBEELDING...33

INHOUDSOPGAVE HOOFDSTUK 2. TOEPASSINGSGEBIED VAN HET RECHT OP AFBEELDING...33 INHOUDSOPGAVE DANKWOORD... v VOORWOORD...vii HOOFDSTUK 1. DE GRONDSLAG... 1 1. De grondslag: het persoonlijkheidsrecht op afbeelding... 1 2. Invloed van de mensenrechten... 3 A. Art. 22 G.W.... 4 B. Art.

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET

TRACTATENBLAD VAN HET 32 (2013) Nr. 2 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 2014 Nr. 74 A. TITEL Protocol nr. 16 bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden; Straatsburg,

Nadere informatie

Voorwoord 7. 1 De vaardigheden van de jurist Ongeveer zoals een kip een ei legt Instrumenten voor het oplossen van casusposities 10

Voorwoord 7. 1 De vaardigheden van de jurist Ongeveer zoals een kip een ei legt Instrumenten voor het oplossen van casusposities 10 Inhoudsopgave Voorwoord 7 1 De vaardigheden van de jurist 9 1.1 Ongeveer zoals een kip een ei legt 9 1.2 Instrumenten voor het oplossen van casusposities 10 2 Het vinden van rechtsregels in de wet 13 2.1

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 353 Wijziging van enige bepalingen van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het geregistreerd partnerschap, de geslachtsnaam

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201110635/1/V1. Datum uitspraak: 15 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

UNICEF België vraagt...

UNICEF België vraagt... 1 Lijfstraffen voor zijn verboden in 55 landen, waaronder een groot deel uit de Raad vernederende of degraderende behandelingen tegen op alle niveaus (familie, school, CD&V wilt reeds een lange tijd het

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Brussel, SG-Greffe(2008)D/

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Brussel, SG-Greffe(2008)D/ COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN SECRETARIAAT-GENERAAL Brussel, SG-Greffe(2008)D/ Permanente Vertegenwoordiging van Nederland bij de Europese Unie Herrmann-Debrouxlaan 48 1160 Brussel Betreft:

Nadere informatie

Een onderzoek naar de achtergrond en de totstandkoming van de juridische basis voor de bestrijding van mensenhandel in het Nederlandse

Een onderzoek naar de achtergrond en de totstandkoming van de juridische basis voor de bestrijding van mensenhandel in het Nederlandse Een onderzoek naar de achtergrond en de totstandkoming van de juridische basis voor de bestrijding van mensenhandel in het Nederlandse straf(proces)recht. Janna H. de Wild Maart 2013 Titel scriptie: Een

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/02/2018

Datum van inontvangstneming : 07/02/2018 Datum van inontvangstneming : 07/02/2018 Vertaling C-9/18 1 Datum van indiening: Zaak C-9/18 Verzoek om een prejudiciële beslissing 4 januari 2018 Verwijzende rechter: Oberlandesgericht Karlsruhe (hoogste

Nadere informatie

Het bindend EU Handvest van de grondrechten Een naadloos web van grondrechtenbescherming in Europa? Amsterdam, 17 maart 2015

Het bindend EU Handvest van de grondrechten Een naadloos web van grondrechtenbescherming in Europa? Amsterdam, 17 maart 2015 Het bindend EU Handvest van de grondrechten Een naadloos web van grondrechtenbescherming in Europa? Amsterdam, 17 maart 2015 Sybe A. de Vries Jean Monnet leerstoel EU interne-marktrecht & grondrechten

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 19 februari 2013 in zaak nr. 12/9555 in het geding tussen:

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 19 februari 2013 in zaak nr. 12/9555 in het geding tussen: ECLI:NL:RVS:2014:190 Uitspraak 201302396/1/A2. Datum uitspraak: 29 januari 2014 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellante], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK MigratieWeb ve12000040 201102012/1/V2. Datum uitspraak: 13 december 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger

Nadere informatie

Afdeling I. Algemene beginselen van Unierecht en de relatie met het HGEU 11. Afdeling III. Onderzoeksvragen, onderzoeksdoelstelling en beperkingen 17

Afdeling I. Algemene beginselen van Unierecht en de relatie met het HGEU 11. Afdeling III. Onderzoeksvragen, onderzoeksdoelstelling en beperkingen 17 IX Onderzoeksopzet 1 Hoofdstuk 1. Achtergrond 3 Hoofdstuk 2. Probleemstelling 7 Afdeling I. Academisch debat 7 Afdeling II. Eigen bijdrage academisch debat 9 Hoofdstuk 3. Onderzoeksvragen en -methodologie

Nadere informatie