BIJLAGEN BIJLAGE I: Agenda en discussies binnen de (Europese) Raad... 3

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "BIJLAGEN BIJLAGE I: Agenda en discussies binnen de (Europese) Raad... 3"

Transcriptie

1 BIJLAGEN BIJLAGE I: Agenda en discussies binnen de (Europese) Raad Agenda oktober Agenda november Raad Algemene Zaken Europese Raad Aspecten van het extern beleid van de EU... 9 Ontwikkelingssamenwerking en Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid... 9 Brexit Handel Raad Economische en Financiële zaken Raad Leefmilieu Raad Landbouw en Visserij Informele Raad Leefmilieu / Vervoer, Telecommunicatiemiddelen en Energie BIJLAGE II: Nieuwe voorstellen van de Europese Commissie Prioritair voor Vlaanderen Meerjarig Financieel Kader - Algemeen Globale analyse en standpuntbepaling MFK en het Europees Semester Rubriek 1: Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid Horizon Europa InvestEU Connecting Europe Facility...71 Digitaal Europa Programma voor de eengemaakte markt Ruimtevaartprogramma Overige rubriek Rubriek 2: Cohesie en waarden Cohesie Steunprogramma voor Structurele Hervormingen Erasmus Europees Solidariteitskorps Creatief Europa Justitie, rechten en waarden Rubriek 3: Natuurlijke hulpbronnen en milieu Gemeenschappelijk landbouwbeleid Fonds voor maritieme zaken en visserij

2 Life Rubriek 4: Migratie en grensbeheer Fonds voor asiel en migratie Overige rubriek Rubriek 5: Veiligheid en defensie Europees defensiefonds Overige rubriek Rubriek 6: Nabuurschap en internationaal beleid Nabuurschap en internationaal beleid Instrumenten buiten de EU-begroting Stabilisatiefunctie voor investeringen Europees Globaliseringsfonds BIJLAGE III: Ontwikkelingen op het niveau van omzettingen en inbreuken Voorstellen van richtlijn Aangenomen richtlijnen Stand van zaken omzettingsdossiers Stand van zaken inbreukdossiers

3 BIJLAGE I: AGENDA EN DISCUSSIES BINNEN DE (EUROPESE) RAAD 1. Agenda oktober 2018 Hieronder vindt u een overzicht van de Europese ministerraden die op de agenda stonden tijdens de maand oktober Verslaggeving van de relevante raden vindt u verderop in deze bijlage. OKTOBER DATUM RAAD WOORDVOERDER ASSESSOR 1 oktober Eurogroep Federaal n.v.t. 2 oktober Raad Economische en Financiële zaken 5 oktober Informele Raad Buitenlandse zaken (Handel) Federaal Federaal 9 oktober Raad Leefmilieu Waals Gewest Federaal 11 oktober Raad Werkgelegenheid, Sociaal beleid, Gezondheid en Consumentenbescherming Federaal Werk/sociaal: Brussels Hoofdstedelijk Gewest Gezondheid: Duitstalige Gemeenschap Consumenten: n.v.t oktober Raad Justitie en Binnenlandse zaken Federaal n.v.t. n.v.t. n.v.t. 15 oktober Raad Buitenlandse zaken Federaal n.v.t oktober Raad Landbouw en Visserij Landbouw: federaal Visserij: Vlaams Gewest 16 oktober Raad Algemene zaken Federaal n.v.t. 16 oktober Raad Algemene zaken ART. 50 Federaal n.v.t. Landbouw: Vlaams/Waals Gewest (roterend) 16 oktober Tripartite sociale top Federaal Brussels Hoofdstedelijk Gewest 18 oktober Europese Raad Federaal n.v.t. 18 oktober Europese Raad ART. 50 Federaal n.v.t oktober Informele Raad Leefmilieu / Vervoer, Telecommunicatiemiddelen en Energie Leefmilieu: Waals Gewest Vervoer, Telecom, Energie: Federaal Leefmilieu: Federaal Vervoer: Vlaams Gewest Telecom: n.v.t. Energie: Waals Gewest 3

4 2. Agenda november 2018 Hieronder vindt u een overzicht van de Europese ministerraden die op de agenda staan tijdens de maand november Verslaggeving van de relevante raden volgt in de maandelijkse Mededeling over ontwikkelingen op het niveau van de Europese Unie november NOVEMBER DATUM RAAD WOORDVOERDER ASSESSOR 5 november Eurogroep Federaal n.v.t. 6 november Raad Economische en financiële zaken 9 november Raad Buitenlandse zaken (Handel) Federaal Federaal n.v.t. n.v.t. 12 november Raad Algemene Zaken Federaal n.v.t. 15 november Raad Justitie en Binnenlandse Federaal n.v.t. Zaken (poss.) november Conferentie over subsidiariteit 16 november Raad Economische en financiële zaken (Budget) Federaal n.v.t. 19 november Raad Buitenlandse zaken Federaal n.v.t. 20 november Raad Buitenlandse zaken (Defensie) Federaal november Raad Landbouw en Visserij Landbouw: federaal Visserij: Vlaams Gewest 26 november Raad Buitenlandse zaken (Ontwikkelingssamenwerking) november Raad Onderwijs, Jeugdzaken, Cultuur en Sport 29 november Raad Concurrentievermogen (Interne Markt, Industrie) november Raad Concurrentievermogen (Onderzoek, Ruimtevaart) Federaal Onderwijs: Vlaamse Gemeenschap Jeugd/Sport: Franse Gemeenschap Cultuur/AV: Duitstalige Gemeenschap Interne markt: Federaal Industrie: Brussels Hoofdstedelijk Gewest Onderzoek: Vlaams Gewest n.v.t. Landbouw: Vlaams/Waals Gewest (roterend) n.v.t. n.v.t. Interne markt: Brussels Hoofdstedelijk Gewest Industrie: Federaal Onderzoek: Federaal Ruimtevaart: n.v.t. 4

5 30 november Raad Algemene Zaken (Cohesiebeleid) Ruimtevaart: Federaal Brussels Hoofdstedelijk Gewest n.v.t. 5

6 3. Raad Algemene Zaken Datum 16 oktober 2018 Plaats Brussel Woordvoerder voor België Didier Reynders, minister van Buitenlandse Zaken en Europese Zaken Hoofdpunten van de 1. Meerjarig Financieel Kader agenda 2. Voorbereiding Europese Raad van 18 oktober Stand van zaken Polen 4. Informatiepunt Artikel 7(1) Hongarije 5. RAZ Art Meerjarig Financieel Kader Bespreking en implicaties voor Vlaanderen en standpuntbepaling Het Oostenrijks voorzitterschap lichtte de stand van zaken in de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader (MFK) toe en de Raad nam hier nota van. Op ambtelijk niveau worden mogelijke elementen in kaart gebracht voor de negotiating box (onderhandelingsdocument) over het MFK-pakket. Hierin worden alle kwesties en mogelijke opties opgenomen die later op politiek niveau moeten worden besproken. Momenteel heeft het voorzitterschap over een aantal horizontale aspecten en uitgavencategorieën tekstvoorstellen uitgewerkt, die momenteel nog onderwerp van ambtelijke discussie zijn. De negotiating box zal de komende maanden nader worden uitgewerkt. Op de Raad Algemene zaken van 12 november vindt een debat plaats over de uitgavenzijde van de negotiation box. De Europese Commissie wees in de discussie op de benodigde investeringen in o.a. veiligheid, migratie en concurrentievermogen, alsook op het belang van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en het Cohesiebeleid voor de toekomst van de EU. Volgens de Commissie is het mogelijk om een compromis te bereiken over het MFK voor de Europese parlementsverkiezingen van mei. Dit zou aantonen dat de EU daadkrachtig is en in staat is om te beantwoorden aan de nieuwe prioriteiten en de nodige middelen hiervoor te voorzien. 2. Voorbereiding Europese Raad van 18 oktober 2018 Bespreking en implicaties voor Vlaanderen en standpuntbepaling Tijdens de bespreking van de ontwerpconclusies over migratie bleek opnieuw dat de Raad verdeeld is over het thema migratie. Lidstaten namen reeds bekende standpunten in. Veel lidstaten wezen erop dat met de implementatie van de conclusies van de Europese Raad van juni slechts gebrekkige voortgang is geboekt. Een aantal lidstaten benadrukte in dit kader het belang van samenwerking met derde landen, en specifiek met partners in Noord-Afrika. Lidstaten vroegen om uiteenlopende wijzigingen in de conclusies. Sommige lidstaten spraken steun uit voor het voorstel van het Oostenrijks voorzitterschap van verplichte solidariteit. Dit zou het voor lidstaten mogelijk maken om bij een herplaatsingsmechanisme het herplaatsingsquotum geheel af te kopen met alternatieve inspanningen. Andere lidstaten bepleitten een akkoord dat aankomstlidstaten voldoende steunt en dat een goede balans treft tussen solidariteit en verantwoordelijkheid. Een aantal lidstaten herhaalde dat besluiten over de interne dimensie van migratie per consensus zouden moeten worden genomen. Belang van de aanpak van mensensmokkelaars werd door een aantal lidstaten benadrukt. België en Nederland wezen op het belang om secundaire migratiestromen in Europa aan te pakken. Over het voorstel voor herziening van de Europese Grens- en Kustwachtverordening stelden enkele lidstaten dat een goede bevoegdheidsverdeling tussen lidstaten en het agentschap nodig is. Ook vroegen sommige lidstaten om expliciete verwijzing naar migratieroutes in de conclusies van de Europese Raad. Verschillende lidstaten benadrukten het belang van betere 6

7 terugkeer en de inzet van hefboomwerking, van samenwerking met derde landen en het komen tot brede partnerschappen met die landen. Het merendeel van de lidstaten steunde de voorliggende ontwerpconclusies inzake interne veiligheid. Veel lidstaten waaronder België toonden zich voorstander van versterkte weerbaarheid op het terrein van cyberveiligheid, waarbij enkele lidstaten naar de EU-NAVO samenwerking verwezen. België steunt het instellen van een EU cybersanctieregime, weliswaar met in acht name van fundamentele rechten. Tot slot werd er nog door bepaalde lidstaten aandacht gevraagd voor een versnelling van de besluitvorming over het civiel beschermingsmechanisme en voor het tegengaan van desinformatie. 3. Stand van zaken Polen Bespreking en implicaties voor Vlaanderen en standpuntbepaling De Europese Commissie gaf een korte uiteenzetting van de actuele situatie in Polen sinds de vorige hoorzitting (18/09) en concludeerde dat de situatie achteruit ging. De hervormingen van de rechterlijke macht worden in versneld tempo doorgevoerd, ondanks de bezwaren die in het kader van de artikel 7(1) VEU procedure geuit zijn. De Commissie toonde zich daarom voorstander van het inplannen van een derde hoorzitting. Polen betoogde dat de weergave door de Europese Commissie niet volledig correct zou zijn en gaf aan bereid te zijn nadere vragen te beantwoorden maar vroeg zich af welke toegevoegde waarde dit zou hebben zolang er ook inbreukzaken lopen bij het Europese Hof van Justitie. Circa de helft van de lidstaten waaronder België sprak zich uit voor een nieuwe hoorzitting. België heeft zich in Benelux-verband sterk gemaakt voor het belang van rechtsstatelijkheid en het behoud van de waarden van de Unie. Het Oostenrijks voorzitterschap concludeerde dat in het kader van de voorbereidingen van de volgende bijeenkomst van de Raad Algemene Zaken op dit onderwerp zal worden teruggekomen. 4. Informatiepunt Artikel 7(1) Hongarije Bespreking en implicaties voor Vlaanderen en standpuntbepaling Het Oostenrijks voorzitterschap informeerde de Raad over de ontvangst van het voorstel van het Europees Parlement dat een artikel 7(1) VEU procedure tegen Hongarije inleidt. Volgens de procedure werd Hongarije gevraagd een schriftelijke reactie hierop te voorzien, en werd de Commissie gevraagd om schriftelijk feitelijke informatie te geven over de situatie in Hongarije. De Juridische Dienst van de Raad liet weten dat het op basis van artikel 7(1) VEU en het reglement van orde van de Raad niet mogelijk is om het Europees Parlement uit te nodigen voor een toelichting in de Raad. Een aantal lidstaten, waaronder België, gaf aan graag te willen zoeken naar een mogelijkheid om het Europees Parlement toch te horen ter zake. Een aantal lidstaten onderstreepte het belang van een zorgvuldige procedure op basis van feitelijke informatie. Het voorzitterschap concludeerde dat in het kader van de voorbereidingen van de volgende bijeenkomst van de Raad Algemene Zaken op dit onderwerp zal worden teruggekomen. 5. Raad Algemene Zaken Art. 50 Bespreking en implicaties voor Vlaanderen en standpuntbepaling Hoofdonderhandelaar Barnier informeerde de Raad Algemene Zaken in Art. 50 samenstelling over de laatste stand van zaken. Hij gaf aan dat het VK en de EU27 nu onderhandelen over de laatste openstaande punten van het terugtrekkingsakkoord en spreken over de politieke verklaring over het kader van de toekomstige betrekkingen tussen de EU en het VK. De afgelopen weken zijn concrete vorderingen gemaakt in de onderhandelingen, maar ondanks de constructieve en intensieve gesprekken tussen de onderhandelaars is het nog niet gelukt om tot overeenstemming te komen over alle nog openstaande punten van het terugtrekkingsakkoord. De belangrijkste openstaande kwestie is de Ierse grenskwestie waar nog steeds geen akkoord over gevonden is. 7

8 Barnier gaf aan dat er momenteel nog onvoldoende vooruitgang is in de onderhandelingen en dat er de komende weken constructief verder gewerkt zal worden aan een oplossing. Verder is een intensivering van de inspanningen op contingency planning door de EU-lidstaten en de Commissie ook noodzakelijk. De EU-lidstaten spraken hun steun uit voor de inspanningen van de Commissie. De inzet blijft gericht op het bereiken van een akkoord met het VK. De lidstaten benadrukten de noodzaak om de eenheid binnen de EU27 en de benodigde kalmte te bewaren om zodoende een onderhandelingsresultaat te kunnen bereiken dat de belangen van de EU27 het beste dient. 4. Europese Raad Datum oktober 2018 Plaats Brussel Woordvoerder voor België Charles Michel, premier Hoofdpunten van de 1. Brexit agenda 2. Migratie 3. Interne veiligheid 4. Externe betrekkingen 1. Brexit Europese Raad in artikel 50 samenstelling Bespreking en implicaties voor Vlaanderen en standpuntbepaling Zie verder onder het luik brexit-onderhandelingen. 2. Migratie Bespreking en implicaties voor Vlaanderen en standpuntbepaling In lijn met de vorige discussies over migratie vond een gedachtewisseling plaats over de alomvattende Europese migratieaanpak. In navolging van de informele bespreking te Salzburg stelde de Europese Raad dat de externe grenscontrole versterkt moet worden en illegale migratie verder voorkomen moet worden. Verder moet er in de strijd tegen mensensmokkelnetwerken intenser samengewerkt worden met landen in Noord-Afrika (landen van herkomst en doorreis). De Raad wordt verzocht om uiterlijk in december een alomvattende en operationele reeks maatregelen te ontwikkelen om deze mensensmokkelnetwerken tegen te gaan. Verder deed de Europese Raad een verzoek aan het Europees Parlement en de Raad om de Commissievoorstellen omtrent de terugkeerrichtlijn, het Asielagentschap en de Europese grens- en kustwacht te bespreken. Ook werd overeengekomen dat er meer inspanningen gedaan dienen te worden om daadwerkelijke terugkeer te bevorderen. De bestaande overnameovereenkomsten moeten beter uitgevoerd worden. Tot slot bracht het Oostenrijks voorzitterschap verslag uit over de hervorming van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel. De Europese Raad moedigde het voorzitterschap aan om haar werkzaamheden voort te zetten om deze hervorming zo spoedig mogelijk af te ronden. 3. Interne veiligheid Bespreking en implicaties voor Vlaanderen en standpuntbepaling De Europese Raad nam verschillende beslissingen over interne veiligheid. Allereerst werd besloten dat de EU haar afschrikkingsvermogen en haar veerkracht ten aanzien van zowel hybride dreigingen en cyberdreigingen als chemische, biologische, radiologische en nucleaire dreigingen (CBRN-dreigingen) verder zal versterken. Verder besloot de Europese Raad dat er meer aandacht 8

9 moet uitgaan naar de bestrijding van illegale en kwaadwillige cyberactiviteiten en gedigitaliseerde activiteiten en wil de Europese Raad een krachtige cyberbeveiliging uitbouwen. Ook de bestrijding van desinformatie in het kader van de komende Europese verkiezingen is belangrijk voor de Europese Raad, om de democratische stelsels van de Unie te beschermen. Verder besloot de Europese Raad het vermogen van de EU om radicalisering en terrorisme te voorkomen en doeltreffend aan te pakken te versterken, en dit met volledige inachtneming van de grondrechten. Ook ging er aandacht uit naar de rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten en aan Europol en Eurojust om de nieuwe uitdagingen van technologie en veranderende veiligheidsdreigingen aan te kunnen gaan. Ook de verbetering van interoperabiliteit van informatiestromen en databanken is een prioriteit op vlak van interne veiligheid, en de Europese Raad roept op om vooruitgang te maken in deze onderhandelingen. Tot slot concludeerde de Europese Raad ook dat de EUcrisisbeheersingscapaciteit en de samenhang en doeltreffendheid van de Europese en nationale crisisresponsmechanismen versterkt dienen te worden. 4. Externe betrekkingen Bespreking en implicaties voor Vlaanderen en standpuntbepaling De Europese Raad was het er over eens dat de betrekkingen tussen de EU en Afrika cruciaal zijn in een snel veranderende mondiale context. De Europese Raad wil dan ook dat deze samenwerking naar een hoger niveau getild wordt via het Europees plan voor externe investeringen en het EUnoodtrustfonds voor Afrika. In dit kader is de Europese Raad verheugd met het Commissievoorstel over de nieuwe Afrikaanse-Europese alliantie voor duurzame investeringen en banen. In dit kader werd de eerste top tussen de EU-lidstaten en de Arabische staten op februari 2019 dan ook verwelkomd door de Europese Raad. Tot slot vond er een kort debat plaats over de strijd tegen klimaatverandering in de aanloop naar CoP24 (UN Climate Change Conference) in Katowice, Polen in december. Er werd herbevestigd dat mondiale emissiereducties in alle sectoren van cruciaal belang zijn om klimaatverandering te beperken en tegen te gaan. 5. Aspecten van het extern beleid van de EU Ontwikkelingssamenwerking en Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid Raad neemt conclusies aan inzake connectiviteit tussen Europa en Azië Op 15 oktober 2018 heeft de Raad Buitenlandse Zaken conclusies aangenomen naar aanleiding van de gezamenlijke mededeling van de Europese Commissie en de EDEO, getiteld "Europa en Azië verbinden Bouwstenen voor een EU-strategie", van 19 september. De Raad roept daarbij op tot nauwere samenwerking op regionaal niveau tussen de EU en Azië. De EU ministers van buitenlandse zaken onderstreepten daarbij dat de EU zich zal inzetten voor een duurzame, alomvattende en op regels gebaseerde aanpak inzake connectiviteit met het Aziatische continent, en investeringen en handel zal bevorderen. De conclusies werden gebruikt als input voor de ASEMtop. De diensten van de Vlaamse overheid zullen onderzoeken welke opportuniteiten dit initiatief met zich mee brengt voor Vlaanderen als export gerichte economie. 12 e ASEM-top De 12e top in het kader van de Ontmoeting Azië-Europa (ASEM), die op 18 en 19 oktober 2018 plaatsvond in Brussel, werd voorgezeten door Donald Tusk, voorzitter van de Europese Raad. De top werd bijgewoond door de leiders van 51 Europese en Aziatische landen, EU-vertegenwoordigers en de secretaris-generaal van de ASEAN (Associatie van Zuidoost- 9

10 Aziatische staten). Een van de hoofdthema's van de top was het tot stand brengen van betere connectiviteit tussen Europa en Azië. De leiders kwamen overeen om meer werk te maken van duurzame connectiviteit tussen Europa en Azië en zo landen, mensen en samenlevingen dichter bij elkaar te brengen. De Europese en Aziatische leiders benadrukten daarnaast dat het behoud van een open wereldeconomie cruciaal is, evenals de handhaving van het op regels gebaseerde handelsstelsel, waarin een centrale rol voor de Wereldhandelsorganisatie (WTO) is weggelegd. De leiders onderstreepten dat de WTO verder moet worden versterkt en hervormd, zodat die nieuwe uitdagingen kan aangaan en beter kan functioneren. Ook benadrukten ze het belang van verdergaande economische integratie, zowel op regionaal als mondiaal niveau. (zie ook onder luik handel ) Tenslotte spraken ze ook over buitenlandse -en veiligheidsaangelegenheden. De leiders riepen op tot volledige denuclearisering van het Koreaanse schiereiland en verklaarden andermaal dat ze achter het atoomakkoord met Iran staan. Ook bood de top de gelegenheid om van gedachten te wisselen over de aanpak van mondiale uitdagingen als klimaatverandering, migratie, en digitalisering. Na de ASEM-Top vond een EU-Zuid-Korea Top plaats. De leiders gingen na hoe de uitvoering van de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en Zuid-Korea kan worden vervolledigd en versterkt. Dit is tot dusver de meest ambitieuze handelsovereenkomst van de EU en de eerste die met een Aziatisch land is gesloten. De handel tussen de EU en Zuid-Korea is tussen 2011 en 2017 met 45% gestegen, de EU-uitvoer zelfs met 53%. Brexit Tijdens het werkdiner van de Europese Raad (art. 50) op 17 oktober 2018 maakten de EU 27-leiders de balans op van de onderhandelingen met het VK. Voorafgaand aan de bijeenkomst informeerde premier Theresa May de leiders over het Britse standpunt wat betreft de onderhandelingen. May verwelkomde de vooruitgang die geboekt werd op vlak van het terugtrekkingsakkoord en de politieke verklaring, en onderstreepte opnieuw het belang van de integriteit van het VK en de moeilijkheden die er zijn om een compromis te vinden over de Ierse backstop. Vervolgens spraken de leiders van de EU-27 over het verloop van de onderhandelingen. De leiders herbevestigden opnieuw hun eensgezindheid en hun vertrouwen in Michel Barnier als onderhandelaar. Er werd vastgesteld dat er ondanks intensieve onderhandelingen onvoldoende vooruitgang geboekt werd. Voorlopig wordt er dan ook geen extra Europese Raad bijeen geroepen in november, maar de leiders verklaarden bereid te zijn een bijeenkomst samen te roepen indien Barnier meldt dat er doorslaggevende vooruitgang geboekt is. De Ierse grenskwestie blijft het knelpunt en de Europese Raad verzocht Barnier zich verder in te zetten voor een akkoord in overeenstemming met de eerder afgesproken richtsnoeren. De onderhandelingen zijn de voorbije week opnieuw in een stroomversnelling gekomen en beide kanten onderhandelen intensief verder op zoek naar een compromis. Handel Op 5 oktober 2018 vond een informele Raad Handel plaats. De ministers bespraken de aanpak van de WTO-modernisering en de stand van zaken van EU-vrijhandelsakkoorden als instrumenten om het mondiale handelssysteem te ondersteunen. De EU en China spraken in hun gezamenlijke werkgroep ook over de hervorming van de WTO. Deze werkgroep was één van de uitkomsten van de topbijeenkomst in juli Doorheen de maand oktober werden bilaterale onderhandelingsrondes georganiseerd met Nieuw- Zeeland, Indonesië en China. Voorbereidend werk voor onderhandelingen met Tunesië en Chili werden afgerond. 10

11 Onderhandelingen met de Amerikanen, zoals afgesproken tussen de president Trump en Commissievoorzitter Juncker, hebben geleid tot een uitgebreide discussie met de Europese lidstaten. De EU en de VS werken momenteel een verkenningsstudie (scoping exercise) af. De Europese Commissie heeft echter zeer duidelijk aangegeven dat ze een mandaat aan de Europese lidstaten zal vragen vanaf het moment dat de verkenningsstudie is afgerond. Voorstellen die met de Europese lidstaten werden besproken, handelden over een specifiek Amerikaans aandeel binnen het bestaande Hilton rundsvleesquotum, alsook over regelgevende samenwerking in de farmaceutische industrie, over veiligheidsregels in de dienstensector en op het web. De EU en de Aziatische landen ontmoeten elkaar op 18 en 19 oktober in Brussel voor de jaarlijkse ASEM-bijeenkomst (zie ook hierboven onder Ontwikkelingssamenwerking en gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid ). De leiders namen een gezamenlijke verklaring aan waarin ze onder meer het belang van de WTO onderstreepten. In de marge tekenden de EU en Singapore hun lang onderhandelde vrijhandelsovereenkomst (FTA) en investeringsbeschermingsovereenkomst (IPA). Ter opfrissing: de EU-Singapore FTA was voorwerp van een adviesvraag aan het Hof van Justitie van de Europese Unie. Hoewel het Hof reeds uitspraak deed op 16 mei 2017 duurde het tot nu om de overeenkomst te splitsen en klaar te maken voor ondertekening. Vlaanderen hoopt op een spoedige afronden van de ratificatieprocedures. De FTA is een EU-only-overeenkomst die enkel de Europese weg moet afleggen. De IPA is een gemengde overeenkomst en zal ook de nationale procedures moeten doorlopen vooraleer in werking te treden. Op 17 oktober 2018 droeg de Europese Commissie de ontwerpbesluiten voor de goedkeuring en ondertekening van de ratificatieprocedure voor het EU-Vietnam FTA en IPA voor. Dit is het startpunt voor de besprekingen in de Raad van Ministers en het Europees Parlement cfr. hogergenoemde procedure. Vlaanderen hoopt op een spoedig verloop van dit proces. Ministerpresident Bourgeois heeft dit ook besproken met de Vietnamese premier Phúc tijdens hun onderhoud diezelfde dag. 11

12 6. Raad Economische en Financiële zaken Datum 2 oktober 2018 Plaats Luxemburg Woordvoerder voor Minister van Financiën, Johan Van Overtveldt België Hoofdpunten van de 1. Europees Semester 2018 lessons learnt - gedachtewisseling agenda 1. Europees Semester 2018 Bespreking en implicaties voor Vlaanderen en standpuntbepaling Dit punt werd voorbereid door het Economisch en Financieel Comité (EFC) en het Comité voor de Economische Politiek (EPC). In de brief van de voorzitter van het EFC aan de voorzitter van de ECOFIN Raad werd gesteld dat het Europees Semester 2018 goed verlopen is, onder andere dankzij de betere en meer kwalitatieve informatiedoorstroming tussen de Commissie en de lidstaten. In de brief werden verder twee domeinen die voor verbetering vatbaar zijn geïdentificeerd, met name de implementatie van de aanbevelingen en de beperkte tijd die beschikbaar wordt gesteld voor bespreking van de door de Commissie voorgestelde aanbevelingen in de betrokken raadscomités en de Raad, hetgeen de multilaterale benadering en het algemeen eigenaarschap niet ten goede komt. In de annex werden bijkomende aanbevelingen opgenomen waaronder aanbevelingen betreffende de inbedding in het Europees Semester van het toekomstig hervormingsinstrument (reform delivery tool - voorstel van de Commissie in het kader van de verdieping van de EMU/het MFK) en de stroomlijning van de aanbevelingen die mogelijks wat te ver werd doorgedreven. De Commissie introduceerde het topic tijdens de Raad en gaf aan dat de implementatie van de aanbevelingen langzamer verloopt dan verwacht kan worden in goede economische tijden en wees op de meerwaarde van haar voorstel betreffende het hervormingsinstrument. Er vond geen discussie plaats. 7. Raad Leefmilieu Datum 9 oktober 2018 Plaats Luxemburg Woordvoerder voor Jan Hoogmartens, Coreper I ambassadeur België Hoofdpunten van de 1. Verordening betreffende CO2-normen voor auto's en agenda bestelwagens 2. Richtlijn betreffende plastic producten voor eenmalig gebruik 1. Verordening betreffende CO2-normen voor auto's en bestelwagens Bespreking en implicaties voor Vlaanderen en standpuntbepaling De ministers debatteerden over het voorstel van herschikking van de verordening betreffende CO2-normen voor auto s en bestelwagens. Het voorstel is verschenen op 8 november 2017 en stelt dat de nieuwe personenauto s en bestelwagens tegen 2025 gemiddeld 15% minder CO2 moeten uitstoten en tegen 2030 gemiddeld 30% minder (in vergelijking met de doelstellingen 12

13 tegen 2021 van de huidige verordening, i.e. 95 g CO2/km voor de personenauto s en 147 g CO2/km voor de bestelwagens). Uit eerdere besprekingen bleek al dat de lidstaten het oneens zijn over het gewenste ambitieniveau. Veel lidstaten, waaronder België, pleiten al van bij de aanvang van de besprekingen voor een hoger ambitieniveau, zodat de emissiereducties in de transportsector de nationale doelstelling inzake broeikasgasemissiereducties in de niet-ets-sectoren kan helpen bereiken. België pleit voor een doelstelling van -20% tegen 2025 en -40% tegen 2030, en herhaalde dit standpunt tijdens deze Raad. Andere lidstaten, waaronder Duitsland, vrezen voor de concurrentiekracht van hun auto-industrie en kunnen enkel het ambitieniveau van het Commissievoorstel aanvaarden. Enkele Oost-Europese lidstaten waarschuwen voor nefaste gevolgen voor de koopkracht van de consument en een overspoeling van hun markt door tweedehandsauto s die niet aan de normen voldoen. Het voorstel van het Oostenrijkse voorzitterschap om het ambitieniveau voor 2030 voor de personenwagens met 5%, dus tot 35%, te verhogen, was dan ook niet aanvaardbaar, noch voor het ambitieuzere kamp, noch voor het minder ambitieuze kamp. Uiteindelijk kon een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten toch akkoord gaan met een compromis. Het compromis bevat een ambitieniveau van -35% voor de personenwagens, een verderzetting van de uitzondering voor niche-constructeurs tot 2030, een brede herzieningsclausule en een verhoging van de beloningsfactor wanneer fabrikanten lage- en zero-emissievoertuigen op de markt brengen in lidstaten waar het aandeel van lage- en zeroemissievoertuigen minder dan 60% van het EU-gemiddelde bedraagt. Link met het Europees Parlement Het Europese Parlement stemde in zijn plenaire zitting van 3 oktober over het rapport van rapporteur Miriam Dalli (MT/S&D). Het Europese Parlement stelt een ambitieniveau van -40% tegen 2030 voor, met een tussentijdse ambitie van -20% tegen De trialogen tussen Raad, Europees Parlement en Commissie om tot een uiteindelijk akkoord te komen zijn ondertussen gestart. 2. Plastic producten voor eenmalig gebruik Bespreking en implicaties voor Vlaanderen en standpuntbepaling De ministers werden geïnformeerd over de voortgang in de besprekingen van het voorstel van Richtlijn betreffende plastic producten voor eenmalig gebruik. Het voorstel van Richtlijn verscheen op 28 mei 2018 en heeft als doel de mariene vervuiling door plastic te vermijden en te verminderen en neemt daarvoor plastic producten voor éénmalig gebruik (single use plastics SUP ) en plastic visgerei in het vizier. De voorgestelde maatregelen voor deze SUPs verschillen naargelang de aard van de producten en gaan van een ban op sommige kunststof-versies van producten, over nationale maatregelen om de consumptie van SUPs te verminderen, verplichte markering, nieuwe productstandaarden, systemen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid tot een doelstelling voor selectieve inzameling van plastic flessen. Alhoewel er geen debat of gedachtewisseling voorzien was, namen veel lidstaten het woord. Het voorstel werd verwelkomd, omdat het volgens de lidstaten zal bijdragen aan een oplossing voor een groot probleem van milieuvervuiling, waarvoor de burgers terecht actie van hun overheden verwachten. Sommige lidstaten wezen op specifieke probleempunten met het toepassingsgebied, de bepalingen rond uitgebreide producentenverantwoordelijkheid en de hoogte van de doelstelling inzake selectieve inzameling van plastic flessen. 13

14 België pleitte voor een ambitieuze Europese doelstelling inzake de consumptievermindering voor on the go voedselverpakkingen en drankbekers, voor het behoud van de ambitie van de doelstelling inzake selectieve inzameling van plastic flessen en voor duidelijke bepalingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid. Het voorzitterschap kreeg algemene steun van de lidstaten om deze onderhandelingen prioriteit te geven en snel met het Europees Parlement de trilogen op te starten. Link met het Europees Parlement Het Europese Parlement stemde in zijn plenaire zitting van 24 oktober 2018 over het rapport van rapporteur Frédérique Ries (BE/ALDE). Het Europees Parlement stemde onder andere voor een consumptieverminderingsdoelstelling van on the go voedsel- en drankverpakkingen van 25% en voor een verplichting om plastic flessen volledig recycleerbaar te maken en samen te stellen uit minstens 35% gerecycleerd plastic. De Coreper-vergadering van 31 oktober legde het raadsmandaat voor de eerste trialoog met het Europese Parlement vast, die zal doorgaan op 6 november Raad Landbouw en Visserij Datum 15 oktober 2018 Plaats Luxemburg Woordvoerder voor Pieter Lietaer (Woordvoerder voor België in het Speciaal Comité België Landbouw); Jan Hoogmartens (ambassadeur) Hoofdpunten van de 1. Verordening Gemeenschappelijk Landbouwbeleid strategische agenda plannen 2. Afrikaanse Varkenspest 1. Verordening Gemeenschappelijk Landbouwbeleid strategische plannen Bespreking en implicaties voor Vlaanderen en standpuntbepaling Met dit punt wilde het Oostenrijks voorzitterschap de voortgang presenteren die ze de afgelopen maanden heeft geboekt op het vlak van de verordening voor de Strategische Plannen, het belangrijkste wetgevend document van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) na Tegelijk legde de voorzitter twee vragen voor aan de lidstaten. Commissaris voor Landbouw Hogan benoemde subsidiariteit en vereenvoudiging als de twee beginselen van de hervorming. Hij drukte op het hart dat het GLB gemeenschappelijk moet blijven. De strategische plannen zijn een hoeksteen hiervan. Verder moet het GLB tegemoet komen aan de verwachtingen van de samenleving. Hogan was tevreden met de vooruitgang die de Raad op dit dossier had geboekt, maar vond dat er bij het Europees Parlement nog meer kon gebeuren. Hij zei ook dat de medewetgevers in 2019 een duidelijk mandaat zouden moeten geven. Op de eerste vraag in verband met het gelijk speelveld en vereenvoudiging stelde de Commissaris dat het nieuwe model gefocust op resultaten ervoor zorgt dat er minder regels zijn die moeten nageleefd worden. Lidstaten stonden achter dit nieuwe model, al was België samen met een aantal andere delegaties bezorgd over een te beperkte gemeenschappelijke basis. België stelde dat we flexibiliteit niet mogen verwarren met vereenvoudiging. Het is niet omdat lidstaten meer vrijheid krijgen op vlak van implementatie dat het beleid vanzelf eenvoudiger wordt. Onder de noemer van vereenvoudiging stelden ook nu verschillende delegaties voor om verplichte elementen optioneel te maken, zoals de plafonnering van directe 14

15 betaling, de definitie van echte landbouwer en het risicobeheer. Spanje vroeg om ook regionale overheden een plaats te kunnen geven in het beheermodel. Voor België was het essentieel om te kunnen werken met regionale plannen. Voor de rest waren de meest gehoorde suggesties voor verdere vereenvoudiging om niet te werken met jaarlijkse mijlpalen om vooruitgang op de resultaten te meten, om het niveau van detail in de plannen te beperken en om zoveel mogelijk op te nemen in de basiswetgeving. Ten tweede wou het voorzitterschap weten of het ambitieniveau op vlak van milieu en klimaat voldoende hoog was. Ter verdediging stelde Commissaris Hogan dat de groene ambitie in de wetgeving moet vastgelegd worden. Hij vond de relevantie duidelijk, zeker na de droogte deze zomer. De ambities zijn dus zeker niet te hoog. De milieu-architectuur geeft een toolbox aan instrumenten die lidstaten kunnen gebruiken. Het gemeenschappelijke zit hem in de randvoorwaarden die voor iedereen dezelfde zijn. Ministers steunden het verhogen van het ambitieniveau, al stelden verschillende onder hen dat dit moet komen met extra middelen en dat het voor landbouwers haalbaar moet zijn. Meerdere lidstaten hadden vragen bij de randvoorwaarden, omwille van hun verplicht karakter, hun complexiteit of meerwaarde. Wat betreft eco-schema s vonden sommigen dat deze vrijwillig zouden moeten zijn, anderen wilden ze verplicht houden. België steunde de oormerkingen voor milieu en klimaat uit de voorstellen (40% voor klimaat en 30% voor milieu en klimaat in de tweede pijler), maar stelde zich wel vragen bij het uitgebreide instrumentarium en stelde voor om dit te rationaliseren zonder te raken aan het ambitieniveau. In zijn reactie wees Commissaris Hogan op de inconsistentie tussen de vraag van lidstaten om enerzijds een gelijk speelveld en anderzijds meer flexibiliteit i.v.m. de verplichte elementen. Meer ambitieuze randvoorwaarden zijn nodig om het budget voor het GLB te legitimeren. Hogan erkende de Spaanse vraag om de regio s een rol te laten spelen. Ook de Belgische constitutionele realiteit wil hij erkennen zoals dat vandaag al gebeurd met regionale plattelandsprogramma s. 2. Afrikaanse Varkenspest Bespreking en implicaties voor Vlaanderen en standpuntbepaling Commissaris Andriukaitis, bevoegd voor diergezondheid, onderstreepte het belang van het aanpassen van onze inspanningen aan de evoluerende situatie. Er zijn recent uitbraken geweest in Roemenië, Bulgarije en België. Analyses tonen aan dat de besmetting in België er is gekomen door een menselijke interventie. België pakt dit effectief aan gebaseerd op de Tsjechische aanpak. Dit toont de nood aan van een interministeriële aanpak, ook in die landen die nog niet zijn gevat. Sensibiliseringscampagnes voor het brede publiek zijn belangrijk. Andriukaitis vroeg lidstaten om geen maatregelen te nemen die de interne markt in het gevaar brengen. Dit kan het regionaliseringsbeleid van de EU ondermijnen. Op 9 december zal de Commissie een informele meeting houden over dit onderwerp in de marge van de raad. Een groot aantal ministers drukte hun bezorgdheid uit over het verspreiden van de ziekte en vond dat we alle mogelijke maatregelen moeten treffen. Dit mag volgens België en anderen echter niet leiden tot bijkomende handelsbelemmeringen in de EU. We moeten de interne markt behouden. Namens België stelde ambassadeur Hoogmartens de lidstaten op de hoogte van de stringente aanpak van de ziekte door de bevoegde autoriteiten. De ziekte is onder controle, blijft beperkt tot een minimale zone en doet zich niet voor bij varkens, enkel bij everzwijnen. Hij wees ook op de economische impact en het belang van het open houden van de export naar derde landen. 15

16 9. Informele Raad Leefmilieu / Vervoer, Telecommunicatiemiddelen en Energie Datum 29-30/10/2018 Plaats Graz (Oostenrijk) Woordvoerder voor Transport: Olivier Marchal, federaal transportattaché België Milieu: Stéphane Cools, Voorzitter AWAC Agence Wallonne de l Air du Climat Hoofdpunten van de 1. Werksessie: voorstel Richtlijn afschaffing zomer-/ wintertijd agenda 2. Gezamenlijke sessie milieu-transport: clean mobility 3. Werksessie verkeersveiligheid 1. Werksessie: Voorstel Richtlijn afschaffing zomer- wintertijd Bespreking en implicaties voor Vlaanderen en standpuntbepaling De Europese Commissie stelde op 12 september 2018 voor om de omschakeling tussen winteren zomertijd in Europa vanaf 2019 af te schaffen. Het voorstel tot afschaffing van de bestaande richtlijn 2000/84/EC moet ervoor zorgen dat de door de EU gecoördineerde seizoenswissel qua tijd voortaan onmogelijk wordt. Het is aan de lidstaten, vanuit het bestaande subsidiariteitsprincipe, om te kiezen of ze voortaan permanent de winter- dan wel zomertijd willen toepassen. Op de Informele Raad werd een eerste politiek debat gehouden over dit thema. Het voorstel van het Oostenrijks voorzitterschap om een uitstel op te nemen tot oktober 2021, waarbij de lidstaten 18 maanden vooraf hun keuze voor winter- of zomertijd moeten notificeren werd positief onthaald. Daarnaast wordt aangedrongen op een geharmoniseerde oplossing binnen de EU. Een aantal delegaties wi ook het voorstel voor afschaffing verder onderzoeken vooraleer zich over de keuze voor permanente zomertijd dan wel wintertijd te beraden. Op de transportraad van 3 december 2018 zal een voortgangsverslag in dit dossier worden aangenomen. De Vlaamse Regering nam op 29 oktober haar positie in: een afschaffing kan worden gesteund omdat de negatieve effecten niet groter zouden zijn dan in de huidige situatie. Voor de keuze voor zomer- of wintertijd wordt de harmonisatie met buurlanden en handelspartners als belangrijk element naar voor geschoven en nog geen keuze gemaakt. Het uitstel wordt verwelkomd en er wordt voorgesteld om de objectieve analyse en het overleg met andere lidstaten en buurlanden als basis voor een beslissing te nemen i.p.v. een publieke bevraging. Deze elementen werden ingebracht in het Belgisch standpunt: België kan instemmen met een afschaffing maar dit moet op een gecoördineerde manier en in overleg met de buurlanden en andere lidstaten gebeuren. De nodige tijd moet worden voorzien om een weloverwogen keuze te maken en het voorgestelde uitstel kan worden gesteund. 2. Gezamenlijke sessie: Verklaring van Graz "Starting a new era: clean, safe and affordable mobility for Europe" Bespreking en implicaties voor Vlaanderen en standpuntbepaling De Verklaring van Graz definieert vijf prioritaire gebieden voor actie op vlak van klimaat en transport: schone voertuigen, duurzaam mobiliteitsmanagement en planning; bevorderen van actieve mobiliteit, een veilige en inclusieve mobiliteit en implementatie van een EU wijde multimodaliteit en infrastructuur voor passagiers en vrachtvervoer. 16

17 De holistische aanpak op zowel nationaal als Europees niveau om te komen tot een schone, veilige, toegankelijke en veilige mobiliteit wordt verwelkomd. Naast automatisering en digitalisering zal ook een gedragswijziging nodig zijn. Ook verdere investeringen in O&O en infrastructuur, inzetten op actieve mobiliteit zullen zijn aangewezen. Algemeen werd nogmaals de nood aan ambitieuze doelstellingen in het dossier CO2 cars benadrukt en een snelle afronding van het dossier. De Commissie zal een lange termijn strategie klimaat en energie aan voor de periode na 2030 publiceren eind november. België ondersteunt de Verklaring van Graz en benadrukt de nood aan een ambitieuze houding om de doelstellingen van het akkoord van Parijs te bereiken. Een groenere mobiliteit kan naast een performante ruimtelijke ordening en woonbeleid hiertoe bijdragen. Daarnaast moeten er ambitieuze uitstootnormen voor wagens komen in 2030 alsook een duidelijk beleid rond de reële uitstoot van de voertuigen. Daarnaast zijn een verdere ontwikkeling van infrastructuur en een goed mobiliteitsmanagement belangrijk. Actieve mobiliteit wordt gepromoot. Met technologische ontwikkelingen op vlak van o.a. batterijen en alternatieve brandstoffen kunnen verdere stappen worden gezet. Tot slot wordt gepleit voor een Europees kader voor gegevensuitwisseling bij overtredingen, ook voor de lage emissiezones. 3. Verkeersveiligheid: The Future of Safe Mobility: Opportunities and challenges in the field of human - vehicle - infrastructure Bespreking en implicaties voor Vlaanderen en standpuntbepaling In mei 2018 nam de Commissie haar verkeersveiligheidsplan aan voor de periode Hierin wordt gestreefd naar een verdere verlaging van het aantal verkeersslachtoffers en wordt de safe system approach als aanpak naar voor geschoven. Deze aanpak wil alle gerelateerde aspecten rond verkeersveiligheid in een holistische benadering samen brengen op vlak van infrastructuur, voertuig en gedrag. De safe system approach wordt algemeen positief onthaald. In het debat wordt duidelijk dat snelheid, afleiding en alcohol en drugs de belangrijkste oorzaken van verkeersongevallen zijn. Een verdere focus op de zwakke weggebruiker en op de stedelijke gebieden is aangewezen om verdere winsten te kunnen boeken. Daarnaast wordt sterk gekeken naar technologie zoals connected and automated driving om de slachtoffers in de toekomst te kunnen terugdringen aangezien bij de overgrote meerderheid van de ongevallen (95%) een menselijke fout aan de basis ligt. In de Belgische interventie wordt gewezen op de Belgische cijfers die per inwoner hoger liggen dan het EU gemiddelde. Verdere actie is nodig en er moeten ambitieuze objectieven worden gesteld, vooral voor de zwakke weggebruikers. Investeringen in opleiding, infrastructuur (zwarte punten) moeten worden verder gezet alsook de aanpak van de bestelwagens. Het gebruik van de fiets heeft positieve effecten. België zal verder investeren op controle van snelheid, afleiding en alcohol en drugs om de verkeersveiligheid te bevorderen. Er moet tot slot ook voldoende aandacht zijn voor de mogelijke negatieve effecten van nieuwe elektronische toepassingen die kunnen bijdragen tot afleiding. 17

18 BIJLAGE II: NIEUWE VOORSTELLEN VAN DE EUROPESE COMMISSIE PRIORITAIR VOOR VLAANDEREN 1. Meerjarig Financieel Kader - Algemeen Globale analyse en standpuntbepaling Meerjarig financieel kader Uitgebreid voorstel voor het toekomstig meerjarig financieel kader na 2020 BEVOEGDE ACTOREN BINNEN DE EUROPESE INSTELLINGEN Europese Commissie Raad van de EU Europees Parlement Directoraat-Generaal Begroting en Secretariaat-Generaal Raad Algemene Zaken en Europese Raad Coreper II Ad hoc Raadswerkgroep MFK Raadswerkgroep Eigen Middelen Commissie Begroting INHOUD Context van het initiatief, Doelstellingen van het initiatief, Beleidsopties, Verwachte effecten van het initiatief 1. Context Op 2 mei 2018 publiceerde de Commissie een pakket wetgevende voorstellen en niet-bindende toelichtingen voor het volgend Meerjarig Financieel Kader (MFK), een zevenjarige begroting voor de Europese Unie voor de periode en voor het stelsel van eigen middelen, de financiering van de EU-begroting. In de daaropvolgende weken publiceerde de Commissie een omvangrijk pakket wetgevende voorstellen voor de zevenjarige financieringsinstrumenten die de beleidsmatige invulling geven aan de zevenjarige begroting Doelstellingen van het initiatief Het MFK is een globale budgettaire vertaling van uiteenlopende beleidsdoelen van de EU. De specifieke beleidsdoelen en -instrumenten die met het budget nagestreefd worden, staan omschreven in aparte verordeningen over EU-financieringsprogramma s. De huidige programma s lopen samen met het MFK af eind Beleidsopties De Commissie publiceerde eind juni een reflectiepaper over de toekomst van de financiën van de EU. In heel algemene lijnen schetst de Commissie in dit document vijf scenario s voor een EU van 27 lidstaten (na het vertrek van het VK uit de Unie). Elke scenario heeft een uitgaveniveau, respectievelijk: Scenario Minder samen doen : aanzienlijk kleiner Scenario Radicale hervorming : kleiner Scenario Op dezelfde voet doorgaan : min of meer gelijk 18

19 Scenario Veel meer samen doen : aanzienlijk groter Voorts stelt de reflectiepaper het volgende voor alle scenario s: De uitgaven moeten worden gericht op EU-meerwaarde. Er moet vereenvoudigd worden. De flexibiliteit van de uitgaven moet verhoogd worden zodat beter kan worden gereageerd op onverwachte ontwikkelingen en onvoorziene behoeften. Structurele hervormingen in verband met het Europees semester aanmoedigen door positieve prikkels via het cohesiebeleid of een specifiek fonds. De reflectiepaper bevat nog een aantal algemene voorstellen waaronder: Concurrentievermogen: bijkomende investeringen in slimme vervoers- en energienetwerken, high-performance computing, wereldwijd vooraanstaande onderzoek en ontwikkeling, e-vervoer. Gemeenschappelijk landbouwbeleid: sterker toespitsen van de steun voor landbouwers op speciale beperkingen (bijv. kleine landbouwbedrijven, bergachtige gebieden en dunbevolkte gebieden) en het voorzien in risicobeheersingsinstrumenten voor alle landbouwbedrijven. Cohesiebeleid: sociale inclusie, werkgelegenheid, vaardigheden, innovatie, klimaatverandering, energie- en milieutransitie als prioriteiten. Verhogen van de investeringen in interne/externe veiligheid, migratie en grenscontrole en defensie. 4. Verwachte effecten van het initiatief De EU-begroting financiert heel wat beleidsdoelen van de EU. Over de te verwachten effecten van deze financiering vindt de lezer informatie in de fiches over de sectorale wetgevende voorstellen. Hieronder wordt ingegaan op de uitgavenzijde en de inkomstenzijde van de EUbegroting. 5. De uitgaven van de EU in : overzicht en vergelijking met de periode a. Globaal maximum aan vastleggingskredieten van het MFK In het voorstel van de Commissie bedraagt de som van de jaarlijkse maximumbedragen aan vastleggingskredieten (VK) voor de volle zeven jaar van het MFK ,6 miljard euro (uitgedrukt in prijzen 2018). Dit bedrag komt overeenkom met 1,11% van het BNI van de Unie van 27 lidstaten (m.n. de huidige 28 lidstaten min het Verenigd Koninkrijk). b. Maxima per rubriek van het MFK De jaarlijkse maximumbedragen aan VK worden uitgesplitst over rubrieken (headings). De rubrieken van het MFK, die beperkt in aantal zijn, corresponderen met de grote beleidsdomeinen van de Unie. De Commissie voorziet in haar voorstel een indeling in zeven rubrieken. De som van de maxima van elk van de zeven rubrieken voor zeven jaar is in de MFK-tabel hieronder weergegeven in de laatste kolom en in beeld gebracht als procentueel aandeel in het totaalbedrag in de grafiek. 19

20 c. Zevenjarige financieringsinstrumenten De VK van de rubrieken worden verdeeld over zevenjarige financieringsinstrumenten en marges van niet gealloceerde middelen. De budgetten van de financieringsinstrumenten worden niet opgenomen in de MFK-tabel, maar wel in de sectorale verordeningen van de instrumenten. Op sectoraal niveau wordt er echter niet onderhandeld over de budgetten van de instrumenten. De Commissie stelt voor om de instrumenten onder de rubrieken te groeperen in zgn. programmaclusters (programme clusters). Dat is een vernieuwing ten opzichte van het MFK De programmaclusters zijn bedoeld om de leesbaarheid te verhogen, maar hebben geen juridische waarde. 20

21 Onderstaande tabel biedt een volledig overzicht van de budgetverdeling over de zeven rubrieken van het MFK, de progammaclusters en de financieringsinstrumenten (in prijzen 2018). 1. Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid Onderzoek en innovatie Horizon Europa waarvan in het kader van het InvestEU-fonds waarvan onderzoek en innovatie op het gebied van voeding, landbouw, plattelandsontwikkeling en bio-economie Euratom-programma voor onderzoek en opleiding Internationale thermonucleaire experimentele reactor (ITER) Overige 2 2. Europese strategische investeringen InvestEU-fonds Connecting Europe Facility - vervoer Connecting Europe Facility - energie Connecting Europe Facility - digitaal Programma Digitaal Europa Overige 177 Gedecentraliseerde agentschappen Eengemaakte markt Programma voor de eengemaakte markt waarvan in het kader van het InvestEU-fonds EU-programma voor fraudebestrijding 161 Samenwerking op het gebied van belastingen (Fiscalis) 239 Samenwerking op het gebied van belastingen (Douane) 843 Overige 87 Gedecentraliseerde agentschappen Ruimte Europees ruimteprogramma Gedecentraliseerde agentschappen 208 Reserve Cohesie en waarden Regionale ontwikkeling en cohesie Europees Fonds voor regionale ontwikkeling Cohesiefonds waarvan bijdrage aan de Connecting Europe Facility - vervoer Steun voor de Turks-Cypriotische gemeenschap Economische en monetaire unie Steunprogramma voor hervormingen (incl. hervormingsinstrument en convergentiefaciliteit) Bescherming van de euro tegen valsemunterij 7 Overige Investeren in mensen, sociale cohesie en waarden Europees Sociaal Fonds waarvan gezondheid, werkgelegenheid en sociale innovatie Erasmus Europees Solidariteitskorps Creatief Europa Justitie, rechten en waarden 841 Overige Gedecentraliseerde agentschappen Reserve

22 3. Natuurlijke hulpbronnen en milieu Landbouw en maritiem beleid Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij Overige 878 Gedecentraliseerde agentschappen Milieu en klimaatactie Programma voor het milieu en klimaatactie (LIFE) Gedecentraliseerde agentschappen 257 Reserve Migratie en grensbeheer Migratie Fonds voor asiel en migratie Gedecentraliseerde agentschappen Grensbeheer Fonds voor geïntegreerd grensbeheer Gedecentraliseerde agentschappen Reserve Veiligheid en defensie Veiligheid Fonds voor interne veiligheid Ontmanteling van nucleaire installaties (Litouwen) 490 Nucleaire veiligheid en ontmanteling (incl. voor Bulgarije en Slowakije) 555 Gedecentraliseerde agentschappen Defensie Europees Defensiefonds Militaire mobiliteit Crisisrespons Uniemechanisme voor civiele bescherming (resceu) Overige 0 Reserve Nabuurschap en internationaal beleid Extern optreden Instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking Humanitaire hulp Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) Landen en gebieden overzee (incl. Groenland) 444 Overige 949 Gedecentraliseerde agentschappen Pretoetredingssteun Pretoetredingssteun Reserve Europees openbaar bestuur Europese scholen en pensioenen Administratieve uitgaven van alle EU-instellingen TOTAAL als % van het bni (EU-27) 1,11% 22

23 Onderstaande grafiek biedt een totaaloverzicht van de budgetten van alle financieringsinstrumenten in het MFK (van hoog naar laag gerangschikt) uitgedrukt als procentueel aandeel in het totaalbudget. d. Speciale instrumenten buiten het MFK De voorstellen van de Commissie bevatten vier speciale instrumenten die niet onder de maximale VK van het MFK vallen: Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, Solidariteitsfonds van de Europese Unie, Reserve voor Noodhulp, Flexibiliteitsinstrument. De speciale instrumenten hebben elk afzonderlijk een jaarlijks maximum aan VK (met beperkte overdraagbaarheid naar een volgend begrotingsjaar). Als aan de in de verordening van een speciaal instrument omschreven voorwaarden voldaan is, kan voor een begrotingsjaar de Begrotingsautoriteit (Raad en EP) op voorstel van de Commissie beslissen om een speciaal instrument te activeren door (een deel van) het maximum VK van het gegeven begrotingsjaar op te nemen in de EU-jaarbegroting, indien nodig boven het maximum aan VK vastgelegd in het 23

24 MFK. De middelen die voorzien zijn voor deze instrumenten zijn derhalve een reserve. Voor opname in de EU-begroting is telkens afzonderlijk een goedkeuring nodig van Raad en EP. Onderstaande grafiek toont de zevenjarige som aan VK van de vier speciale instrumenten bij 100% inzetbaarheid van deze instrumenten. e. Europees Ontwikkelingsfonds en Europese Vredesfaciliteit Voor de periode stelt de Commissie een gedeeltelijke opname voor (ter waarde van 28,2 miljard euro VK in lopende prijzen) van het budget van het in buiten de EU-begroting om gefinancierde Europees Ontwikkelingsfonds (EOF 14-20, met een budget van 30,5 miljard euro VK in lopende prijzen) in drie instrumenten onder de cluster extern beleid binnen rubriek 6 nabuurschap en internationaal beleid van het MFK De rest van het EOF budget (ter waarde van 2,3 miljard euro VK in lopende prijzen), plus 8,2 miljard euro extra VK wordt ondergebracht in de Europese Vredesfaciliteit (budget van 10,5 miljard VK in lopende prijzen) wat een instrument blijft buiten de EU-begroting, gefinancierd door middel van een aparte verdeelsleutel. Het buiten de EU-begroting plaatsen van de Europese Vredesfaciliteit heeft een juridische reden: het Verdrag betreffende de Europese Unie staat niet toe dat operaties in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid die gevolgen hebben op militair of defensiegebied worden gefinancierd uit hoofde van de EU-begroting. f. European Investment Stabilisation Function / Stabilisation Support Fund Tot slot voorziet de Commissie een nieuw instrument buiten het MFK in de vorm van een European Investment Stabilisation Function (EISF) met een Stabilisation Support Fund. EISF kan instaan voor maximum 30 miljard euro aan concessionele back-to-backleningen om groeivriendelijke overheidsinvesteringen te beschermen in landen binnen de eurozone die een grote asymmetrische schok ondergaan en landen die deelnemen aan het Europees wisselkoersmechanisme ERM II die een grote asymmetrische schok ondergaan. De leningen zijn een voorwaardelijke verplichting voor de EU-begroting met mogelijke materialisering bij nietterugbetaling. De intresten op de leningen worden 100% gesubsidieerd met middelen uit een 24

25 Stabilisation Support Fund (SSF) gefinancierd door bijdragen van de lidstaten van de eurozone ter waarde van 6% van het monetair inkomen (muntloon). g. Vergelijkingsbasis voor het MFK en het MFK Het MFK vergelijken met het MFK is om meerdere redenen niet voor de hand liggend. (1) Inflatie de Commissie presenteert de bedragen van het oude en nieuwe MFK met behulp van verschillende referentiejaren. De Commissie gebruikt het begrip lopende prijzen (current prices) om te verwijzen naar de absolute bedragen in een gegeven jaar. Om rekening te houden met de inflatie gebruikt de Commissie ook constante prijzen (constant prices, i.e prijzen voor het MFK en 2018 prijzen voor het MFK 21-27) berekend aan de hand van een vaste 2% jaarlijkse deflator (2% komt overeen met de inflatiedoelstelling voor de eurozone die de Europese Centrale Bank hanteert). Deze methode van aanpassing van bedragen is een conventie die niet noodzakelijk overeenkomt met de reëel gemeten inflatie. (2) Brexit Na het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie zullen er, tenzij er op maat gemaakte akkoorden worden gesloten met het Verenigd Koninkrijk, geen subsidies meer vloeien uit de Europese begroting naar begunstigden in het Verenigd Koninkrijk. Om het MFK te kunnen vergelijken met het MFK dient derhalve een virtueel MFK berekend te worden door het in mindering brengen van de geschatte subsidies aan het Verenigd Koninkrijk. (3) EOF - Door de gedeeltelijke opname van het EOF in het MFK (zie hoger) dient het MFK virtueel verhoogd te worden met de middelen uit EOF die in het MFK zijn opgenomen. (4) Verandering van structuur - De Commissie stelt voor het MFK een andere structuur voor dan het MFK De bestaande rubrieken krijgen een andere naam en er worden twee nieuwe rubrieken voorgesteld, met name rubriek 4 Migratie en Grensbeheer en rubriek 5 Veiligheid en Defensie. (5) Een aantal zevenjarige financieringsinstrumenten verhuist van rubriek. De grootste verschuiving in volume heeft betrekking op het cohesiebeleid dat verhuist van de aparte rubriek 1b in het MFK naar een ruimere rubriek 2 Cohesie en Waarden in het MFK Enkel de rubrieken die het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en de administratieve uitgaven dekken blijven gespaard van dergelijke verschuivingen. (6) Een aantal zevenjarige financieringsinstrumenten uit het MFK wordt bijeengevoegd in één instrument in de periode 21-27, bijvoorbeeld in het Programma voor de eengemaakte markt, het Europees Ruimteprogramma, het Programma Justitie, Rechten en Waarden. In totaal zijn er in het MFK instrumenten en in het MFK instrumenten. (7) Een aantal zevenjarige programma s in het MFK is nieuw in vergelijking met het MFK 14-20, waaronder het InvestEU Fonds, het Programma Digitaal Europa, het Steunprogramma voor Hervormingen, het Europees Defensiefonds, Militaire Mobiliteit. h. Vergelijking van het MFK met het MFK 21-27: globaal volume Pas na het nodige omzettingswerk van het reële MFK naar een virtueel MFK volgens de bovenstaande uitleg, kan een poging gedaan worden om het MFK te vergelijken met het MFK In lopende prijzen vertegenwoordigt het Commissievoorstel voor het MFK een toename met 20% aan VK (van 1.063,1 naar 1.279,4 miljard euro) in vergelijking met een virtueel MFK voor 25

26 de EU27. Als men rekening houdt met de inflatie volgens de conventionele methode van de Commissie (zie hoger) en alle bedragen uitdrukt in prijzen met koopkracht van het jaar 2018, dan vertegenwoordigt het MFK een toename met 4,8% aan VK (van 1.082,3 naar 1.134,6 miljard euro). Onderstaande grafiek van de Europese Rekenkamer geeft de evoluties van de VK grafisch weer. Als men de bedragen van het virtuele MFK en het MFK uitdrukt als een percentage van het BNI van de EU27 dan is er sprake van daling van 1,16 in naar 1,11% in 21-27, zoals in onderstaande grafiek van de Commissie weergegeven. 26

27 i. Vergelijking van het MFK met het MFK op rubriekniveau Onderstaande grafieken geven de evolutie weer tussen het virtuele MFK en het MFK in prijzen 2018 enerzijds en als % anderzijds. 27

28 j. Vergelijking van het MFK met het MFK 21-27: besparing op Gemeenschappelijk Landbouwbeleid Zoals uit bovenstaande grafieken blijkt, stelt de Commissie voor om de VK van rubriek 3 Natuurlijke hulpbronnen en milieu te korten met 15,8% of 63,0 miljard euro. De korting van rubriek 3 als geheel treft niet alle programma s onder deze rubriek in gelijke mate. Voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) bedraagt de korting aan VK 15,3%. Binnen het GLB bedraagt de korting van de rechtstreekse betalingen aan de landbouwers en de marktmaatregelen uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) (pijler 1 van het GLB) 11,1% (31,9 miljard euro) en de korting van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFO) (pijler 2 van het GLB) 27,6% (27,6 miljard euro). Samen met de budgetdaling stelt de Commissie voor om de medefinanciering door de lidstaten te verhogen om een deel van het verlies aan totale GLB-middelen te compenseren en laat het lidstaten de keuze om tot 15% middelen te verschuiven tussen de twee pijlers van het GLB en bijkomend 15% van de middelen te verschuiven van pijler 1 naar pijler 2 als deze middelen worden ingezet voor milieu en klimaat. De VK van het Programma van het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij dalen met 12,7% (-795 miljoen euro) en voor Milieu en Klimaatactie (LIFE) nemen de VK toe met 49,9% (1,6 miljard euro) 28

29 k. Vergelijking van het MFK met het MFK 21-27: verschuiving van middelen van het GLB naar andere rubrieken De Commissie stelt voor de op rubriek 3 gekorte middelen ter waarde van 63,0 miljard euro in te zetten in andere rubrieken. Daarbovenop stelt de Commissie nog 52 miljard euro nieuwe middelen voor. Onderstaande grafiek van de Europese Rekenkamer visualiseert de verschuiving en de extra middelen. 29

30 l. Vergelijking van het MFK met het MFK 21-27: rubriek 1 Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid De VK van rubriek 1 Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid nemen toe met 42,9% (49,9 miljard euro). De budgetten van alle instrumenten onder deze rubriek nemen toe, behalve het budget van het transportluik van de Connecting Europe Facility. Onder deze rubriek valt een nieuw instrument, met name het Programma Digitaal Europa met een budget van 8,2 miljard euro. m. Vergelijking van het MFK met het MFK 21-27: rubriek 2 Cohesie en waarden De VK van rubriek 2 Cohesie en waarden stijgen met 1,2% (4,7 miljard euro), Achter dit min of meer status quo schuilen echter grote verschuivingen op het niveau van de zevenjarige financieringsprogramma s onder deze rubriek. De som van de VK van de drie fondsen die het cohesiebeleid financieren (Cohesiefonds (CF), Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), Europees Sociaal Fonds (EFRO)) wordt gekort met 10,0% (36,9 miljard euro), maar elk fonds afzonderlijk is anders geïmpacteerd: het CF 30

31 wordt met 45,5 % (34,5 miljard euro) gekort en het ESF met 6,8% (6,5 miljard euro), terwijl het EFRO stijgt met 2,1% (4,1 miljard euro). De VK van de overige zevenjarige financieringsinstrumenten onder rubriek 2 stijgen: Erasmus+ met 92,5% (12,7 miljard euro), Creatief Europa met 17,0% (239 miljoen euro) en het Europees Solidariteitskorps met 198,4% (740 miljoen euro). Onder rubriek 2 is ook een nieuw instrument opgenomen, het Steunprogramma voor hervormingen met een aanzienlijk budget van 22 miljard euro. n. Vergelijking van het MFK met het MFK 21-27: middelen voor de twee nieuwe rubrieken 4 en 5 Het MFK telt twee nieuwe rubrieken: rubriek 4 Migratie en grensbeheer en rubriek 5 Veiligheid en defensie. De VK van rubriek 4 Migratie en grensbeheer stijgen met 20,8 miljard euro (206,7%). De VK van de onderliggende zevenjarige financieringsinstrumenten onder rubriek 4 stijgen als volgt: 31

32 De VK van rubriek 5 Veiligheid en defensie stijgen met 22,4 miljard euro. In rubriek 5 worden twee nieuwe instrumenten ondergebracht: het Europees Defensiefonds (10,9 miljard euro) en Militaire mobiliteit (5,8 miljard euro). Ook de VK van de al bestaande instrumenten in rubriek 5 stijgen, met uitzondering van het instrument voor Nucleaire veiligheid en ontmanteling dat daalt met 38,3% (345 miljoen euro). 32

33 o. Vergelijking van het MFK met het MFK 21-27: middelen voor rubriek 6 Nabuurschap en Internationaal Beleid De middelen van deze rubriek stijgen met 12,6 miljard euro (13,1%). Onderstaande grafiek toont de budgetevoluties van de onderliggende instrumenten. 33

34 p. Vergelijking van het MFK met het MFK 21-27: middelen voor rubriek 7 Europees Openbaar Bestuur De middelen van rubriek 7 nemen toe met 4,8 miljard euro (6,8%). 34

35 6. De inkomsten van de EU in : overzicht van de Commissievoorstellen Het huidige stelsel van eigen middelen berust op drie hoofdcategorieën ontvangsten: i) de zogenaamde traditionele eigen middelen (vooral douanerechten); ii) de op de belasting over de toegevoegde waarde gebaseerde eigen middelen; en iii) de op het bruto nationaal inkomen gebaseerde eigen middelen. De Commissie stelt voor de periode het volgende voor: (1) De bestaande eigen middelen aanpassen door: de douanerechten als traditionele eigen middelen voor de EU ongewijzigd te laten, maar het percentage dat de lidstaten als inningskosten inhouden te verlagen tot 10% (thans 20%). de eigen middelen op basis van het bruto nationaal inkomen in stand te houden en als sluitmiddelen te behouden. 35

36 De op de belasting over de toegevoegde waarde gebaseerde eigen middelen vereenvoudigen. (2) Een pakket nieuwe eigen middelen invoeren bestaande uit: een deel van de nieuw leven ingeblazen gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting, die moet worden ingefaseerd zodra de nodige wetgeving is aangenomen. een deel van de veilingopbrengsten van het Europees systeem voor de handel in emissierechten. een nationale bijdrage berekend op basis van het bedrag aan niet-gerecycleerd kunststof verpakkingsafval. (3) Het beginsel vaststellen dat toekomstige ontvangsten die rechtstreeks uit het EU-beleid voortspruiten, naar de EU-begroting moeten vloeien. (4) Correcties uitfaseren. (5) Het maximum van de eigen middelen verhogen. In het huidige systeem omvatten de eigen middelen op basis van het bruto nationaal inkomen, afhankelijk van het jaar en het stadium van de jaarlijkse begrotingscyclus, tussen twee derde en drie vierde van de totale ontvangsten. Zodra de voorgestelde wijzigingen zijn doorgevoerd, zullen zij naar verwachting 50 tot 60 % van de totale ontvangsten omvatten. De door de Commissie geschatte evolutie van de structuur van de financiering van de EU wordt in onderstaande tabel weergegeven: Begroting 2018 Geschat gemiddelde miljard EUR % van de totale ontvangsten miljard EUR % van de totale ontvangsten Traditionele eigen middelen 23 15,8 % % Bestaande nationale bijdragen waarvan ,9 % % (Hervormde) op de belasting over de toegevoegde waarde gebaseerde eigen middelen Op het bruto nationaal inkomen gebaseerde eigen middelen 17 11,9 % % ,0 % % Nieuwe eigen middelen waarvan % Eigen middelen op basis van de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting % Eigen middelen op basis van het EUemissiehandelssysteem Eigen middelen op basis van kunststof verpakkingsafval % % Totale eigen middelen ,7 % % Andere ontvangsten dan eigen middelen 2 1,3 % 2 1 % 36

37 Totale ontvangsten ,0 % % Soort initiatief Verdragsartikel EU-regelgeving Wetgevend initiatief Artikel 312 van het Verdrag betreffende de Werking van Europese Unie De twee belangrijkste wetgevende stukken zijn de MFK-verordening voor de uitgavenzijde en het eigen middelen besluit voor de inkomenszijde. Een overzicht van alle stukken is te raadplegen op: TIMING Verwachte publicatie voorstel De Commissie heeft de voorstellen gepubliceerd op 2 mei Behandelend Voorzitterschap Bulgarije (januari juni 2018) Oostenrijk (juli december 2018) Roemenië (januari juni 2019) Finland (juli december 2019) CONSULTATIE DOOR DE EUROPESE COMMISSIE OVER HET INITIATIEF Openbare raadpleging Routekaart Aanvangseffectbeoordeling Voorstel van regelgeving en effectbeoordeling Er is geen openbare raadpleging beschikbaar. Nvt: De Commissie heeft de voorstellen al gepubliceerd. Er is geen aanvangseffectbeoordeling beschikbaar. De Commissie heeft wel een interne evaluatie gemaakt, de zgn. spending reviews Nvt: De Commissie heeft de voorstellen al gepubliceerd: zie hierboven BEVOEGDE ACTOREN BINNEN VLAANDEREN Trekkend minister Trekkend beleidsdomein Betrokken ministers Betrokken beleidsdomeinen Geert Bourgeois, Minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid en Onroerend Erfgoed Beleidsdomein Buitenlandse Zaken, Departement Buitenlandse Zaken Alle overige ministers van de Vlaamse Regering Alle overige ministers van de Vlaamse Regering VLAAMSE ANALYSE VAN HET VOORSTEL Juridisch Vlaamse bevoegdheid Heel wat uitgaven van de EU hebben betrekking op bevoegdheden van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams Gewest, waaronder onderwijs, jeugd, sport, onderzoek en innovatie, kmo-beleid, vervoer, energie, ICT, arbeidsmarkt, regionale ontwikkeling (economisch, sociaal, territoriaal), landbouw, visserij, leefmilieu, inburgering, cultuur en media, volksgezondheid. 37

38 De EU financieringsprogramma s in het MFK die slaan op deelstatelijke bevoegdheden en van waaruit Vlaamse private en publieke actoren subsidies ontvangen zijn onder te verdelen in twee soorten. Ten eerste de programma s in gedeeld beheer tussen de lidstaten en de Europese Commissie. Deze programma s functioneren op basis van EUsubsidies en Vlaamse private en/of publieke medefinanciering. (a) In het kader van het cohesiebeleid: Het programma van de meer ontwikkelde regio s en transitieregio s (via het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Europees Sociaal Fonds) Het programma voor Europese territoriale samenwerking (Interreg via het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling) (b) In het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid Rechtstreekse betalingen aan de landbouwers (via het Europees Landbouwgarantiefonds) Plattelandsontwikkelingssteun (via het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling) (ELFPO) In het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (steun vanuit het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij) Ten tweede programma s in direct beheer (door de Europese Commissie uitgevoerd) en programma s in indirect beheer (door een derde partij, zoals een agentschap op EU of lidstaatniveau, uitgevoerd): (a) Onderzoek en innovatie: Horizon Europa (onderzoek, ontwikkeling, innovatie) Euratom programma (kernenergie) (b) Europese strategische investeringen: InvestEU Fonds Connecting Europe Facility (infrastructuur inzake transport, energie, digitaal) Programma Digitaal Europa (een nieuw programma dat investeert in de uitrol van digitale toepassingen, waaronder supercomputers, artificiële intelligentie, cyberveiligheid) (c) Eengemaakte markt Programma voor de eengemaakte markt met een luik COSME gericht op kmo s. (d) Economische en monetaire Unie: Steunprogramma voor hervormingen (een nieuw programma, waarbij lidstaten, op vrijwillige basis, financiële steun kunnen ontvangen voor het realiseren van structurele hervormingen. (e) Mensen, sociale cohesie en waarden Erasmus+ (onderwijs, vorming, jeugd, sport) Gezondheid, werk, sociale innovatie binnen ESF+ 38

39 Europees Solidariteitskorps (jongeren) Creatief Europa (cultuur, media, creatieve industrieën) Justitie, rechten en waarden (o.a. burgerschap) (f) Milieu en klimaatactie Life (natuur en klimaat) (g) Migratie en grensbeheer Europees Fonds voor Asiel, Migratie (integratie op de korte termijn) (h) Defensie: Europees Defensiefonds (onderzoek en innovatie) Militaire mobiliteit (investeringen in transportinfrastructuur voor tweeërlei gebruik) Vlaamse rechtsinstrumenten Nvt. Beleidsmatig Huidig beleid Vlaamse context van het initiatief Relevantie EUdoelstellingen voor Vlaanderen Geschiktheid van de beleidsopties voor Vlaanderen Verwachte effecten van het initiatief in Vlaanderen De Vlaamse overheid voert uiteenlopend beleid met EU-subsidies. Zie de aparte fiches over de EU-financieringsprogramma s. Het EU-beleid is aanvullend op het Vlaams beleid. Het met EU-middelen gevoerde beleid streeft een veelheid van EUdoelstellingen na, afhankelijk van het beleidsdomein. Zie de aparte fiches over de EU-financieringsprogramma s. Zie de aparte fiches over de EU-financieringsprogramma s. BETROKKENHEID VAN DE VLAAMSE BELANGHEBBENDEN Vlaamse belanghebbenden Consultatie van de Vlaamse belanghebbenden Door de Vlaamse belanghebbenden verwachte effecten Een waaier publieke en private actoren is betrokken al naargelang het concrete EU-financieringsprogramma. Zie de aparte fiches over de EUfinancieringsprogramma s. De belanghebbenden worden geconsulteerd in het kader van de EUfinancieringsprogramma s. Zie de aparte fiches over de EUfinancieringsprogramma s. Het Departement Buitenlandse Zaken organiseerde op 26 juni 2018 samen met het Vlaams-Europees Verbindingsagentschap (vleva) een event voor belanghebbenden over het MFK Zie de aparte fiches over de EU-financieringsprogramma s. 39

40 EERSTE VLAAMSE STANDPUNTBEPALING De visienota van de Vlaamse Regering vormt de leidraad voor de standpuntbepaling. De Vlaamse Regering hecht belang aan een slagkrachtige Unie, die zich inhoudelijk richt op die bevoegdheden die zorgen voor een beter Europa dat meerwaarde biedt, dat van onderuit wordt opgebouwd en zo ook ten volle rekening houdt met de Vlaamse belangen. Er is een slagkrachtige en hervormde Europese Unie nodig die orde op zaken stelt en inzet op die zaken waar ze, in lijn met het subsidiariteitsprincipe, echt het verschil kan maken en beter geplaatst is dan de lid- of deelstaten. Voor de Vlaamse Regering is een grondige discussie over de inhoud van het EU beleid nodig van waaruit dan het budget dient te volgen vertrekkend van het gewenste beleid in een EU- 27 context. Gelet op de negatieve financieringsimpact van het geplande vertrek van het Verenigd Koninkrijk moet een vermindering van het budget bespreekbaar zijn, maar het globaal uitgavenniveau moet wel afdoende zijn om geloofwaardig op de (nieuwe) prioritaire uitdagingen van de EU27 in te kunnen zetten Het MFK dient beleidsruimte te creëren voor rubrieken en programma s met hoge EUmeerwaarde. Het Commissievoorstel voor de uitgaven houdt in dat opzicht een ommekeer ten opzichte van en op grote lijnen worden de voorgestelde beleidsklemtonen onderschreven. De Vlaamse Regering betreurt evenwel dat de voorstellen blind zijn voor de gevolgen van de brexit. Voor de douanerechten die door de lidstaten worden geïnd stelt de Commissie voor om de vergoeding voor de inningskosten te verlagen van 20% naar 10%, terwijl bijkomende uitgaven voor de douane nodig zullen zijn als gevolg van de brexit. De voorstellen van de Commissie bevatten evenmin een specifiek instrument om landen en regio s die het hardst getroffen worden door de brexit te ondersteunen. Europese investeringen kunnen een win-winsituatie betekenen voor de EU en Vlaanderen als de juiste keuzes worden gemaakt, zoals o.m. door een ruimere financiering voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie gedreven door het excellentiebeginsel; een beter geconnecteerde energie-, digitale en transportunie; investeringen met additionele EU-meerwaarde via het InvestEU Fonds; het inzetten op de digitale omslag; het versterken van de link met het Europees semester; een sterkere internationale rol voor de EU; meer Europese samenwerking op het vlak van defensie; veilige en efficiënt beheerde buitengrenzen; een hervormd gemeenschappelijk landbouwbeleid dat rekening houdt met verschillen in lonen, koopkracht en exploitatiekosten van de landbouwers; financiering van het klimaat-en milieubeleid via het LIFE-programma en via het mainstreamen van klimaatdoelstellingen doorheen andere programma s; het aanzwengelen van internationale mobiliteit van studenten en jongeren via Erasmus+; het investeren in menselijk kapitaal via het Europees Sociaal Fonds en in regionale ontwikkeling via het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, in het bijzonder de Interreg-samenwerking; het aanvullend ondersteunen vanuit de EU-begroting van cultuur, media en creatieve sectoren via het programma Creatief Europa. REACTIE VANUIT VLAANDEREN OP DE EUROPESE CONSULTATIE Openbare raadpleging, routekaart, aanvangseffectbeoordeling en/of effectbeoordeling Nvt. 40

41 EERSTE SUBSIDIARITEITSINSCHATTING In het MFK worden de jaarlijkse maximumbedragen aan kredieten voor vastleggingen per uitgavencategorie vastgesteld, alsmede het jaarlijkse maximumbedrag van de kredieten voor betalingen. De uitgavencategorieën, die beperkt in aantal zijn, corresponderen met de grote beleidsdomeinen van de Unie. De subsidiariteitstoetsen dienen derhalve te gebeuren in het kader van de verordeningen over de EU-financieringsprogramma s die de specifieke beleidsdoelen en -instrumenten bevatten. Zie hiervoor de aparte fiches over de EUfinancieringsprogramma s. 41

42 MFK en het Europees Semester Meerjarig Financieel Kader (MFK) en de link met het Europees Semester 1.Situering Op 2 mei 2018 publiceerde de Europese Commissie (COM) haar voorstellen inzake het Meerjarig Financieel Kader 1. In deze voorstellen en in het bijzonder in programma 2 (Cohesie en waarden) wordt expliciet de link gelegd met het Europees Semester (ES). Dit is concreet het geval voor wat betreft i) regionale ontwikkeling en cohesie en ii) EMU. De COM wil dat het cohesiebeleid een nog belangrijkere rol gaat spelen bij het ondersteunen van de lopende economische hervormingen in de lidstaten en stelt ook voor om de koppeling tussen de EU-begroting en het ES te versterken. Wat de EMU betreft stelt de COM twee nieuwe instrumenten voor: een steunprogramma voor hervormingen en een stabilisatiefunctie voor Europese investeringen. Deze nieuwe instrumenten bevorderen de economische en sociale convergentie en de macro-economische stabiliteit in de eurozone en ze vormen een aanvulling op andere EU-fondsen. Op 29 en 30 mei werden de voorstellen van verordeningen inzake het cohesiebeleid 2 gepubliceerd en op 31 mei deze betreffende de EMU 3. Onderstaande figuur illustreert de centrale plaats die het ES in het MFK inneemt. De COM benadrukt het belang van de complementariteit tussen de bestaande programma s en instrumenten, zodat ze een aanvulling zijn op en synergieën opleveren met de hervormingsprioriteiten die zijn vastgesteld in het kader van het ES voor de coördinatie van het economisch beleid. In het MFK zijn de meest rechtstreekse linken met het ES te vinden bij het steunprogramma voor hervormingen en de Europese structuur- en investeringsfondsen. De lidstaten en de COM moeten zorgen voor de coördinatie, complementariteit en samenhang tussen de Fondsen en andere instrumenten van de Unie zoals het steunprogramma voor hervormingen. Zij zullen de coördinatiemechanismen tussen degenen die verantwoordelijk zijn, optimaliseren om dubbel werk tussen de planning en uitvoering te voorkomen. Steunprogramma hervormingen (link met het ES): en

43 Het voorgestelde steunprogramma voor hervormingen zal alle lidstaten van de EU financiële en technische ondersteuning bieden voor hervormingen om hun economieën te moderniseren. Het betreft met name hervormingen die in het kader van het Europees semester als prioritair zijn aangeduid. Er wordt ook gerichte ondersteuning geboden aan lidstaten die de euro willen invoeren. Voor het steunprogramma voor hervormingen wordt in totaal 25 miljard euro uitgetrokken ter ondersteuning van hervormingsinspanningen op gebieden als product- en arbeidsmarkten, onderwijs, belastingstelsels, kapitaalmarkten, ondernemingsklimaat en investeringen in menselijk kapitaal, alsook van hervormingen van het openbaar bestuur. Het steunprogramma voor hervormingen zal openstaan voor alle lidstaten die eraan willen deelnemen. Het omvat drie afzonderlijke en complementaire instrumenten: een hervormingsinstrument om financiële steun te verlenen voor hervormingen die in het kader van het Europees semester als essentieel zijn aangeduid, met in totaal 22 miljard euro voor alle lidstaten; een instrument voor technische ondersteuning om de lidstaten te helpen bij het opzetten en uitvoeren van hervormingen en het verbeteren van hun bestuurlijke capaciteit. Hierbij wordt voortgebouwd op de ervaring met de ondersteuningsdienst voor structurele hervormingen, die de afgelopen jaren steun heeft verleend aan meer dan 440 hervormingsprojecten in 24 lidstaten. Het instrument is beschikbaar voor alle lidstaten en heeft een budget van 0,84 miljard euro. een convergentiefaciliteit van 2,16 miljard euro waarmee gerichte financiële en technische ondersteuning wordt geboden aan lidstaten die aantoonbare stappen hebben gezet om de euro in te voeren. Cohesiebeleid (link met het ES): De landspecifieke aanbevelingen (LSA s) van het Europees semester zullen in de periode twee keer in aanmerking worden genomen: eerst (de LSA s 2019) als een routekaart voor de programmering van de fondsen en de opzet van de cohesiebeleidsprogramma's aan het begin van de periode Vervolgens zullen de meest recente LSA s (LSA s 2024) ook als leidraad dienen voor een tussentijdse evaluatie van de programma's in 2024 om in het licht van nieuwe of aanhoudende uitdagingen aanpassingen door te voeren. In de loop van de periode moeten de lidstaten regelmatig hun vorderingen in de uitvoering van de programma's ter ondersteuning van de LSA s aan de Commissie voorleggen. De monitoring vindt plaats als onderdeel van de jaarlijkse cyclus van het ES. Het betreft hier de relevante LSA s die betrekking hebben op structurele uitdagingen, die aangepakt moeten worden door meerjarige investeringen die onder de scope van de Fondsen vallen. Het voorstel van de Commissie voorziet in een nog directere samenhang tussen het Europees Semester en de ESF+-investeringen dan al het geval is bij het huidige Europees Sociaal Fonds. De LSA s die in de context van het ES zijn vastgesteld, alsook andere belangrijke beleidsuitdagingen die gezamenlijk door de Commissie en de lidstaten zijn bepaald, zullen het uitgangspunt zijn voor de ESF+-programmering, en de lidstaten moeten een gepast aandeel ESF+-middelen toewijzen om te helpen deze uitdagingen en aanbevelingen aan te pakken. Macro-economische conditionaliteit wordt gehandhaafd om ervoor te zorgen dat de EUinvesteringen in een gepast belastingklimaat kunnen plaatsvinden. Wanneer een lidstaat nalaat doeltreffende of corrigerende actie te ondernemen in het kader van belangrijke EU-mechanismen voor economisch bestuur (de procedure bij buitensporige tekorten, de procedure bij buitensporige onevenwichtigheden) of nalaat de maatregelen uit te voeren die in het kader van een macro-economisch aanpassingsprogramma zijn vereist, zal de Commissie aan de Raad een voorstel voorleggen tot opschorting van alle of een deel van de verbintenissen of betalingen voor 43

44 een of meerdere programma's van die lidstaat. De Commissie kan echter, wegens uitzonderlijke economische omstandigheden of naar aanleiding van een met redenen omkleed verzoek van de betrokken lidstaat aanbevelen dat de Raad de opschorting annuleert. 2.Gevolgde werkwijze In het voorjaar 2018 werd in het kader van de openbare raadpleging van de Europese Commissie inzake het cohesiebeleid post 2020 een Vlaamse standpuntennota opgesteld. Bij de analyse en de bespreking van de verordeningen inzake cohesie (dossierteam cohesie, 5 juli 2018) en inzake het steunprogramma voor hervormingen (ambtelijke werkgroep ES, 9 juli 2018) kwam bovenvermelde link met het ES in de verordeningen nadrukkelijk in beeld. Ingevolge besprekingen in de Raadswerkgroep Structurele Maatregelen en binnen FiCo kwam gaandeweg meer informatie beschikbaar omtrent de link met het ES. Vertrekkende van de analyse van deze verordeningen werd het wenselijk geacht om horizontaal breed een aantal standpunten in te nemen over het belang van het ES in het MFK. 3. Ontwerpstandpunt Vlaamse Regering (1) De Vlaamse Regering verwelkomt de centrale rol van het ES in de MFK-voorstellen. De Vlaamse Regering vindt het positief dat de voorgestelde instrumenten (steunprogramma voor hervormingen, Europese structuur- en investeringsfondsen, InvestEU, Connecting Europe Facility, stabilisatiefunctie voor investeringen) georiënteerd worden op de economische prioriteiten in het kader van het ES. De Vlaamse Regering is van mening dat de structurele hervormingen binnen de lidstaten, waarvan verschillende recente rapporten en analyses van o.a. de COM 4 en belangrijke denktanks 5 aantonen dat deze tijdens het bestaande ES nog onvoldoende werden doorgevoerd, kunnen worden versneld. (2) De Vlaamse Regering vraagt dat optimaal wordt ingezet om de synergieën en de coherentie tussen de instrumenten (zie 1) in het kader van het ES te verzekeren. De COM ziet hierin een belangrijke plaats voor de nationale hervormingsprogramma s (NHP s) en afspraken in het kader van het ES (o.a. interne werkafspraken COM), maar momenteel is deze dimensie in de voorliggende voorstellen nog onvoldoende geoperationaliseerd. Het inzetten op synergieën en coherentie kan volgens de Vlaamse Regering gebeuren door de NHP s te versterken en door de dialoog tussen de COM en de lidstaten in het kader van het ES te versterken en maatgerichter te maken. De dialoog tussen de Commissie en de lidstaten moet sterker focussen op knelpunten bij het doorvoeren van structurele hervormingen. De Vlaamse Regering pleit er ook voor dat goede praktijken van verschillende lidstaten uit het cohesiebeleid en het steunprogramma voor hervormingen maximaal worden gedeeld. Een belangrijke rol kan hier door het EPC, maar ook door de andere comités (EMCO, SPC, EFC) evenals de Raad worden opgenomen. (3) De Vlaamse Regering ondersteunt de versterkte link tussen de Europese structuur en investeringsfondsen (ESI Fondsen) en de LSA s in het kader van het ES en het Europees economisch bestuur, maar merkt op dat de jaarlijkse LSA s niet altijd makkelijk in overeenstemming te brengen zijn met het langetermijnkarakter van de Fondsen. De specifieke uitwerking van de link tussen het Europees Semester en cohesiebeleid dient m.a.w. nader bekeken te worden. Bovendien hebben zich sinds de start van de Commissie

45 Juncker in het kader van de streamlining van het ES een aantal aanpassingen m.b.t. de LSA s voorgedaan. Zo is het aantal LSA s gedaald van 6 tot 3 6 en werden deze LSA s bovendien algemener geformuleerd, wat maakt dat de regiospecifieke dimensie binnen deze LSA s een nog grotere uitdaging stelt. Wat de LSA s betreft, schuift de Vlaamse Regering daarom volgende aandachtspunten naar voren: (3a) De COM kondigde aan om de piste te onderzoeken om de tijdsdimensie van de LSA s te verlengen en vermoedelijk zullenook de landverslagen en LSA s er in 2019 en 2024 anders uitzien: ze zullen een meer diepgaande analyse en investeringsgerelateerd advies bevatten. De Vlaamse Regering is voorstander van het gegeven om de tijdsdimensie van de LSA s, die momenteel betrekking heeft op 12 tot 18 maanden, tot bijvoorbeeld 3 jaar te verhogen. Het aanpakken van structurele uitdagingen vergt immers vaak meer dan het huidig tijdsperspectief dat voor de LSA s gangbaar is. Door een periode van bijvoorbeeld 3 jaar voor te stellen wordt ook nauwer aangeknoopt met de duur (3 jaar) van de hervormingstoezeggingen in het kader van het ES en met het tijdsperspectief van het Stabiliteitsprogramma/begrotingsplan op middellange termijn. Op deze manier moet ook worden vermeden dat de LSA s een momentopname 7 zijn, waarbij plots een bepaald item zeer sterk op de voorgrond wordt geplaatst en medebepalend is voor de volgende jaren. Met het oog daarop is het voor de Vlaamse Regering zeer wenselijk dat de opbouw en inhoud van de LSA s voor 2019 goed bekeken wordt, zodat de inhoud ervan voor de volgende jaren relevant is; (3b) Het is aangewezen om wat de verwijzing naar de LSA s betreft, ook de overwegingen die aan de LSA s voorafgaan, mee in overweging te nemen. Hier is immers de kans groter dat ook regiospecifieke elementen en analyses mee in overweging worden genomen (zie hierna 3c); (3c) Doordat nu ook de ESI-fondsen gekoppeld worden aan de LSA s is het nog noodzakelijker geworden dat deze aanbevelingen meer regiospecifiek zouden zijn. Ook een recente analyse van het Comité van de Regio s stelde een toename vast van territoriaal gerelateerde aanbevelingen 8. De Vlaamse Regering pleit er in dit verband dus voor om maximaal rekening te houden met de institutionele structuur van de lidstaten Dit betekent dat regiospecifieke aanbevelingen en analyses (in het Landverslag en andere relevante semesterdocumenten) mogelijk moeten zijn, zodat op deze maximaal kan ingespeeld worden op het doorvoeren van structurele hervormingen. Door te werken met regiospecifieke aanbevelingen, is het voor de regio s ook meteen duidelijk welke elementen voor hen relevant zijn, zowel in het kader van de verordeningen inzake het steunprogramma voor hervormingen als voor wat het cohesiebeleid betreft. Indien de LSA s 6 De 3 LSA s voor België hebben steevast betrekking op (1) begroting, (2) arbeidsmarkt en onderwijs en (3) competitiviteit 7 Zo werd bij de LSA s een belangrijke plaats voorzien voor de STEM-problematiek aspx Volgens de definitie van het Comité van de Regio s hebben territoriaal gerelateerde aanbevelingen direct of indirect betrekking op lokale en regionale overheden of in geval ze niet op lokale of regionale overheden betrekking hebben, ze een territoriale impact hebben. 9 Zie ook toekomstnota EU / EU-vragenlijst toekomst cohesie 10 Zie ook de conceptnota aan de Vlaamse Regering betreffende de visie op de toekomst van de EU 45

46 gebiedsgerichte elementen zouden bevatten, dan zou dit de basis kunnen vormen voor een gebiedsgerichte concentratie van de middelen. Hierbij dient evenwel rekening gehouden te worden met de overeengekomen invulling en het langetermijnkarakter van de programmering van de structuurfondsen om voortdurende (omslachtige) programmawijzigingen te vermijden (zie hierboven). Het werken met regiospecifieke aanbevelingen en analyses zal het ownership voor het ES op de diverse overheidsniveaus verder verhogen. (4) De Vlaamse Regering stelt vast dat macro-economische conditionaliteit 11 (ook opgenomen in het cohesiebeleid ) tot op heden niet succesvol is gebleken, maar dat het opgenomen blijft in de voorliggende voorstellen van verordeningen. De Vlaamse Regering pleit ervoor om relevantie en proportionaliteit sterk in acht te nemen. Ook hier is het belang van de regionale dimensie cruciaal. Het moet vermeden worden dat wanneer bijvoorbeeld een regio binnen een lidstaat een beleid van gezonde overheidsfinanciën voert de betrokken regio op het terrein van het cohesiebeleid een schorsing van middelen 12 zou krijgen, omdat andere overheidsniveaus niet inzetten op gezonde overheidsfinanciën en corrigerende acties wanneer de lidstaat onder de procedure van macro-economische onevenwichtigheden of procedure bij buitensporige tekorten valt. (5) De Vlaamse Regering pleit voor een sterkere rol van het Landverslag in het steunprogramma voor hervormingen en in de ESI-fondsen. Aangezien het Landverslag een cruciaal document is in het kader van het ES, is het aangewezen dat dit document aan belang wint en het een sterkere status krijgt dan een werkdocument van de diensten van de COM. De Vlaamse Regering ondersteunt in dit verband de onderzoekspiste van de COM die inhoudt dat de executive summary ook door het College van Commissarissen zelf zou worden goedgekeurd, maar vraagt wel uitdrukkelijk dat ook de regionale dimensie in de executive summary wordt opgenomen en deze executive summary de teneur van het landverslag goed moet weergeven.. Volgens de COM zullen de Landverslagen en de LSA s er in 2019 en 2024 ook anders uitzien: ze zullen een meer diepgaande analyse en ook investeringsgerelateerd advies bevatten. Een ander belangrijk aandachtspunt is om bij de totstandkoming van het landverslag voldoende inspraakmomenten met de lidstaten (en gemeenschappen en gewesten) te voorzien om eventuele misinterpretaties te remediëren. Het Landverslag kan een belangrijke rol spelen in het kader van het instrument voor technische ondersteuning. (6) De Vlaamse Regering pleit voor een sterkere rol van de NHP s in het kader van het ES. Op deze manier kan gebruik gemaakt worden van een instrument dat binnen de lidstaten goed is gekend en binnen het ES wordt gebruikt. Het zou een toegevoegde waarde zijn mochten de NHP s, de stabiliteitsprogramma s en de partnerschapsakkoorden als één pakket en op één tijdstip aan de COM worden bezorgd. Dit zou dan ook het eigenaarschap die de lidstaten in het kader van het ES aan de dag leggen kunnen verhogen. De slagkracht 11 Artikel 15 (maatregelen om doeltreffendheid van de Fondsen te koppelen aan behoorlijk economisch bestuur) van de CPR geeft aan dat de COM een lidstaat kan verzoeken de betrokken programma s te evalueren en wijzigingen daarop voor te stellen wanneer dit nodig is om de uitvoering van de desbetreffende aanbevelingen van de Raad te ondersteunen. Dit verzoek kan worden geformuleerd: (a) ter ondersteuning van de uitvoering van een relevante landspecifieke aanbeveling van de Raad vastgesteld overeenkomstig artikel 121, lid 2, VWEU en van een relevante tot de lidstaat gerichte aanbeveling van de Raad overeenkomstig artikel 148, lid 4, VWEU; (b) ter ondersteuning van de uitvoering van tot de betrokken lidstaat gerichte relevante aanbevelingen van de Raad uit hoofde van artikel 7, lid 2, of artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1176/ van het Europees Parlement en de Raad op voorwaarde dat deze wijzigingen noodzakelijk worden geacht om macroeconomische onevenwichtigheden te helpen corrigeren; 12 De schorsingen zullen evenwel alleen betrekking hebben op de vastleggingen, niet op de betalingen om een verergering van economische crisissituaties te voorkomen. 46

47 van de hervormingsprogramma s kan verder worden verhoogd doordat ze o.a. mede kunnen instaan voor coördinatie en complementariteit van de financiering uit de fondsen van het cohesiebeleid en het nieuwe steunprogramma voor hervormingen m.b.t. de ondersteuning van structurele hervormingen. De Vlaamse Regering pleit voor duidelijke instructies vanwege de COM voor de opbouw van de NHP s. Deze instructies worden idealiter in nauw overleg met de lidstaten opgesteld. De NHP s kunnen ook de centrale tool zijn wat (tussentijdse) rapportage betreft. (7) De Vlaamse Regering verwijst naar de huidige opbouw van het ES dat bestaat uit drie onderdelen, zijnde de macro-economische dimensie, de begrotingsdimensie en de Europa 2020-strategie. Wat dit laatste betreft, is het op dit ogenblik onduidelijk hoe de opvolger van de Europa 2020-strategie, waarin in eerste instantie naar de Agenda 2030 wordt gekeken, zich zal inpassen in de toekomst van het ES. Dit is uiteraard ook relevant in het kader van de voorliggende verordeningen, maar op dit ogenblik is deze dimensie nog niet geconcretiseerd. Er wordt bijvoorbeeld wel aangegeven dat de ESF+-financiering ook zal bijdragen aan de algemene doelstelling van slimme, inclusieve en duurzame groei na 2020 (de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen) en er wordt in het steunprogramma voor hervormingen verwezen naar de te leveren bijdrage om klimaatactie te mainstreamen en het globale streefdoel te bereiken dat 25 % van uitgaven uit de EU-begroting de klimaatdoelstellingen ondersteunen. De Vlaamse Regering vraagt de COM om snel duidelijkheid over te verschaffen over de link met de opvolger van de Europa strategie en de linken met de verordeningen en het ES. 47

48 2. Rubriek 1: Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid Horizon Europa RUBRIEK 1: EENGEMAAKTE MARKT, INNOVATIE EN DIGITAAL BELEID 9e kaderprogramma voor Onderzoek en Innovatie BEVOEGDE ACTOREN BINNEN DE EUROPESE INSTELLINGEN Europese Commissie Raad van de EU Europees Parlement Directoraat-Generaal Onderzoek en Innovatie (DG RTD) Raad Concurrentievermogen (deel Onderzoek) Raadswerkgroep Onderzoek Commissie Industrie, onderzoek en energie INHOUD Bron: Rijksoverheid NL Context van het initiatief Het Kaderprogramma voor O&I is het grootste O&I programma ter wereld. Het is binnen de EU ook één van de meest succesvolle programma s en een programma waar Vlaanderen traditioneel relatief veel middelen uit ontvangt. Het volgende Kaderprogramma zal nog meer dan de vorige kaderprogramma s inzetten op impact. De financiële middelen zijn schaars en moeten ingezet worden waar ze het meeste opbrengen. Impact is hiervoor een belangrijke indicator. Met de focus op impact wenst de Commissie ook de zogenaamde innovatieparadox te overstijgen: de EU is traditioneel zeer goed in het produceren van nieuwe kennis, maar minder goed in het naar de markt brengen van deze kennis in de vorm van innovatieve producten en diensten. Daarnaast zal het volgende programma ook verschillende uitdagingen moeten aanpakken, waaronder: - Complexiteit van het financieringslandschap: het Kaderprogramma is doorheen de jaren organisch gegroeid. Het gevolg is dat het voor deelnemers moeilijk is geworden om door het bos de bomen te zien. Naast een (verdere) vereenvoudiging van de regels zal de Commissie ook inzetten op het rationaliseren van het instrumentenlandschap. - Verbreding van de deelname: doordat de middelen worden verdeeld op basis van competitie en excellentie als basiscriterium wordt gehanteerd, gaat het merendeel van de middelen uit het Kaderprogramma naar een beperkt aantal lidstaten. Een grote groep lidstaten, voornamelijk Oost-Europese lidstaten, ontvangen 48

49 Doelstellingen van het initiatief Beleidsopties erg weinig uit het programma. Dit leidt tot een groeiend ongenoegen bij deze laatste groep lidstaten. Een structurele oplossing bieden voor hun problemen zonder het basiscriterium voor de evaluatie te ondermijnen, vormt een bijzondere uitdaging voor het volgende Kaderprogramma. Dit voorstel is onderdeel van het pakket aan voorstellen dat de Commissie heeft uitgebracht in het kader van het Meerjarig Financieel Kader voor Horizon Europa is het negende Europese kaderprogramma voor onderzoek en innovatie. Horizon Europa richt zich op de periode en bouwt voort op eerdere kaderprogramma s waarbij excellentie en impact leidende principes zijn. Het algemene doel van Horizon Europa is de wetenschappelijke en technologische basis van de Unie te versterken, de economische competitiviteit (van de Europese industrie) en maatschappelijke impact van investeringen in onderzoek en innovatie te vergroten. Naast de prioriteiten van de Europese Unie, waaronder oplossingen voor klimaatverandering, beoogt Horizon Europa onder andere bij te dragen aan de Duurzame Ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties. De Commissie gaat uit van een budget van 94.1 miljard euro in lopende prijzen voor Horizon Europa. Horizon Europa wordt opgebouwd rond drie pijlers; 1) open wetenschap, 2) mondiale uitdagingen en industrieel concurrentievermogen, en 3) open innovatie. De pijlerstructuur van Horizon 2020 blijft behouden. Excellentie en impact blijven de belangrijkste selectiecriteria. Pijler 1. Open wetenschap In deze pijler wordt vanuit een bottom-up principe vrij en ongebonden onderzoek ondersteund via de Europese Onderzoeksraad (ERC) en worden opleidingen en carrièreontwikkeling van onderzoekers bevorderd (Marie Skłodowska-Curie Acties). Ook wordt geïnvesteerd in onderzoeksinfrastructuur van wereldformaat, waarbij het gaat om de hele cyclus van ontwerp tot implementatie en om toegang tot onderzoeksfaciliteiten. De Commissie zet het Horizon 2020-instrument Future Emerging Technologies (FETs) als zodanig niet voort. Pijler 2. Mondiale uitdagingen en industrieel concurrentievermogen De Horizon 2020 pijlers voor maatschappelijke uitdagingen en industrieel leiderschap worden samengevoegd om door samenwerking over diverse grenzen heen meer impact te kunnen bereiken. In deze pijler staan onderzoek gericht op maatschappelijke uitdagingen en versterking van de technologische en industriële capaciteit centraal. In deze pijler wordt meer top down gestuurd. De mondiale uitdagingen worden in vijf thematische clusters gevat: 1) gezondheid 2) inclusieve en veilige maatschappij 3) digitaal en industrie 4) klimaat, energie en mobiliteit 5) voeding en natuurlijke hulpbronnen. Deze pijler is ontworpen om een flexibele inzet mogelijk te maken van wetenschappelijke disciplines, van technologieën en van economische sectoren en andere maatschappelijke partijen. Binnen deze pijler wordt een missiegeoriënteerde aanpak (missies) geïntroduceerd, waaraan interdisciplinair en cross-sectoraal gewerkt kan worden. Het Joint Research Centre (JRC) van de Europese Unie is ondergebracht bij deze pijler. 49

50 Pijler 3. Open innovatie De wereldwijde opmars van disruptieve innovaties gebaseerd op deep tech (technologieën zoals block chain, kunstmatige intelligentie, robotica, quantumtechnologie) vraagt om slagkracht, schaalgrootte en financiële daadkracht. De Commissie heeft de ambitie dat Europa koploper wordt in disruptieve en markt-creërende innovatie via de Europese Innovatieraad (EIC). De EIC bouwt voort op een pilot onder Horizon Instrumenten onder de EIC zijn de Pathfinder for advanced research om bottom-up innovatie via de lagere Technology Readiness Levels (TRL)- niveaus te stimuleren, en de Accelerator om hogere TRL-niveaus sneller naar de markt te brengen. Daarbij worden mogelijkheden geboden voor het combineren van diverse vormen van financiering, waaronder ook investering in vermogen (aandelenbelang). Complementair hieraan worden Europese innovatie-ecosystemen gestimuleerd in deze nieuwe derde pijler. Instrument hiervoor is onder andere het Europees Instituut voor Innovatie en Technologie (EIT) met de daaronder hangende KICs (Kennis- en innovatiegemeenschappen). Verwachte effecten van het initiatief Overig Horizon Europa Om de Europese Onderzoeksruimte (ERA) te versterken worden diverse instrumenten ingezet gericht op verbreding van excellentie in Europa en hervormingen van nationale onderzoeks- en innovatiesystemen. Voorbeelden van deze instrumenten zijn Teaming, Twinning en European Cooperation in Science and Technology (COST). De Commissie wil meer ruimte bieden voor synergie met andere Europese programma s (bijvoorbeeld Cohesiebeleid en Gemeenschappelijk Landbouwbeleid). Daarnaast wil de Commissie de diverse typen partnerschappen die ontstaan zijn stroomlijnen. Het voorstel stelt dat de principes van open science modus operandi zullen zijn in Horizon Europa. Het kaderprogramma zal open toegang tot publicaties en open toegang tot onderzoeksdata (met opt-outs voor open data bij publiekprivate samenwerking) hanteren, het gebruik van FAIR data en open science vaardigheden bevorderen en beloningsystemen ondersteunen die open science bevorderen. Naast de jaarlijkse werkprogrammering is het voornemen van de Commissie om een transparant strategisch planningsproces in te richten voor de implementatie van Horizon Europa. In het gehele programma beoogt de Commissie eenvoudiger vormgeving van regels en vermindering van administratieve lasten door te zetten. Dit geldt bijvoorbeeld voor vereenvoudiging van vergoedingen voor kosten (inclusief lump sums) en bredere acceptatie van reguliere accountantscontroles van begunstigden. Er is hierbij vooral sprake van continuïteit in de Regels voor Deelname. Zo blijven subsidiepercentages gelijk. Excellentie en impact blijven de leidende criteria voor toekenning, naast kwaliteit en efficiëntie van de implementatie van de voorstellen. Bij impact is er in toenemende mate aandacht voor verspreiding van kennis en exploitatie van de resultaten van het programma. De verwachting is dat Horizon Europa de steun zal voortzetten aan de excellente kennisbasis en daarbij meer aandacht heeft voor significante wetenschappelijke impact, wat leidt tot een versterking van de positie van Vlaamse onderzoeksactoren. 50

51 Ook wordt verwacht dat Horizon Europa een positief effect zal hebben op de versterking van de Europese markt en concurrentiekracht, i.h.b. grotere competitiviteit van de bedrijven, hogere tewerkstellingsgraad. Soort initiatief Verdragsartikel EU-regelgeving Tot slot zal Horizon Europa naar verwachting een significante bijdrage leveren aan het oplossen van maatschappelijke uitdagingen via verdere integratie van onderzoek en innovatie, o.a. door bij te dragen aan de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen. Wetgevend initiatief De verordening Horizon Europa is gebaseerd op de onderdelen van het verdrag gerelateerd aan Industrie en Onderzoek, technologische ontwikkeling en ruimtevaart (artikel 173, lid 3, artikel 182, lid 1, artikel 183 en artikel 188, tweede alinea VWEU). De gerelateerde regels voor deelname in het Besluit Horizon Europa zijn gebaseerd op de artikelen 173, lid 3, en 182, lid 4, VWEU. COM (2018) 435 Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van Horizon Europa het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding COM (2018) 436 Voorstel voor een Besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van Horizon Europa het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie TIMING Verwachte publicatie voorstel Behandelend Voorzitterschap Voorstel werd op 7 juni 2018 gepubliceerd Bulgarije, Oostenrijk, Roemenië, Finland CONSULTATIE DOOR DE EUROPESE COMMISSIE OVER HET INITIATIEF Openbare raadpleging Routekaart Aanvangseffectbeoordeling Voorstel van regelgeving en effectbeoordeling BEVOEGDE ACTOREN BINNEN VLAANDEREN assessment-swd _en Trekkend minister Trekkend beleidsdomein Betrokken ministers Betrokken beleidsdomeinen Philippe Muyters, Vlaams minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport Beleidsdomein Economie, Wetenschap en Innovatie Departement Economie, Wetenschap en Innovatie Voltallige Vlaamse Regering Alle beleidsdomeinen 51

52 VLAAMSE ANALYSE VAN HET VOORSTEL Juridisch Vlaamse bevoegdheid Vlaamse rechtsinstrumenten Wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de Vlaamse bevoegdheden is een gewestmaterie. Decreet betreffende de organisatie en financiering van het wetenschaps- en innovatiebeleid. Het voorstel heeft geen invloed op de Vlaamse rechtsinstrumenten. Beleidsmatig Huidig beleid Vlaamse context van het initiatief Relevantie EUdoelstellingen voor Vlaanderen Geschiktheid van de beleidsopties voor Vlaanderen Verwachte effecten van het initiatief in Vlaanderen Zie de Vlaamse en Belgische positiepapers (zie verder). Grotendeels zelfde context als EU: - een innovatieparadox (excellent onderzoek leidt te weinig tot innovatieve producten of diensten geproduceerd in Vlaanderen); - grote maatschappelijke uitdagingen waarvoor oplossingen niet binnen de eigen grenzen gevonden kunnen worden. De doelstellingen van het Kaderprogramma lopen gelijk met de doelstellingen van Vlaanderen: hogere werkgelegenheid, hoger concurrentievermogen, vergroten van de kennisbasis, oplossingen vinden voor grote maatschappelijke problemen Ook heel wat thematische prioriteiten (o.a. artificiële intelligentie, cybersecurity, High performance computing) lopen gelijk. Dit wordt nog bestudeerd. Voor bepaalde prioriteiten van de Vlaamse overheid zoals bv, artificiële intelligentie, cybersecurity biedt het kaderprogramma duidelijk opportuniteiten. Het kaderprogramma biedt een extra opportuniteit door de verwachting dat 35% van het specifiek programma zal bijdragen tot de realisatie van klimaatdoelstellingen (als hefboom voor uitvoering ontwerp van Vlaams klimaatbeleidsplan ). O&O&I-actoren kunnen financiering verwerven (financiering vanuit het KP bedraagt ongeveer 10% van de Vlaamse financiering voor O&O&I, wat dus een behoorlijke extra financieringsbron betekent voor Vlaanderen). Bepaalde thematische en maatschappelijke klemtonen voor O&O&I vanuit het Europese niveau beïnvloeden onrechtstreeks ook het Vlaamse beleid. Meer internationale samenwerkingsmogelijkheden voor onze actoren. BETROKKENHEID VAN DE VLAAMSE BELANGHEBBENDEN Vlaamse belanghebbenden Consultatie van de Vlaamse belanghebbenden Alle onderzoekers, O&O&I-gerichte bedrijven, en ook middenveldorganisaties en overheden in Vlaanderen Zie 52

53 Consultatie gebeurt meermaals per jaar via het EU-platform, meer bepaald Werkgroep 1. De standpunten inzake het Negende Kaderprogramma werden opgesteld met actieve inbreng van de deelnemende organisaties. Deelnemende organisaties: het Departement Economie Wetenschap en Innovatie (EWI), dat het voorzitterschap en de secretariaatsvoering op zich neemt; het Agentschap Innoveren & Ondernemen (VLAIO); het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek Vlaanderen (FWO); het Departement Buitenlandse Zaken (BuZa); het Departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW); Flanders Investment & Trade (FIT); het Vlaams-Europees verbindingsagentschap (vleva); de Vlaamse Strategische Onderzoekscentra (SOCs, met name imec, VIB, VITO en Flanders Make) de Vlaamse universiteiten de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA), de vereniging van Belgische technologiebedrijven (Agoria) de vereniging van Belgische O&O-bedrijven (BiR&D) de Verenigde Verenigingen, als vertegenwoordiger van het (maatschappelijk) middenveld in Vlaanderen; de Vlaamse Adviesraad voor Innoveren & Ondernemen (VARIO) de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) andere relevante organisaties zoals INBO, ILVO, VLIZ, ITG, de speerpuntclusters Daarnaast worden o.a. ook de collectieve onderzoekscentra, Vlaamse sectorfederaties en bedrijfsnetwerken bevraagd over Horizon Europe. N.a.v. de onderhandelingen over Horizon Europa worden de leden van WG1 van het Europaplatform, bijkomende Vlaamse relevante actoren (zoals o.a. Vlaamse wetenschappelijke instellingen, sectorfederaties, ) en de andere Vlaamse beleidsdomeinen op de hoogte gehouden en de mogelijkheid geboden tot het leveren van commentaren en suggesties voor tekstwijzigingen. Vleva kanaliseert deze informatiestroom voor haar leden (vooral lokale overheden). Vleva organiseerde op 4 juli 2018, samen met het departement EWI, een informatiesessie over de nieuwe voorstellen inzake Horizon Europa en COSME (als onderdeel van het Interne Markt Programma). Door de Vlaamse belanghebbenden verwachte effecten De Vlaamse belanghebbenden worden eveneens betrokken bij het indicatief aanduiden van inhoudelijke voorkeuren die van belang zullen zijn tijdens het strategisch planningsproces en het strategisch coördinatieproces. Ondersteuning o.a. in de vorm van subsidies, leningen (voornamelijk bedrijven), garanties (voornamelijk bedrijven), advies, netwerking, internationale samenwerkingsopportuniteiten. EERSTE VLAAMSE STANDPUNTBEPALING 53

54 Op basis van een analyse van de tekstvoorstellen van de Commissie en na consultatie van de Vlaamse belanghebbenden (waarbij ook rekening gehouden werd met onderstaande, eerder opgestelde positieteksten), werd reeds een eerste, algemene inschatting opgemaakt van het Horizon Europa voorstel: - de grote maatschappelijke uitdagingen moeten de kern van het KP uitmaken en nauw geïntegreerd worden met de andere delen van het programma zodat de volledige innovatieketen wordt gedekt ideeën worden omgezet in oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen; - het KP moet de prioriteiten van de Europese Onderzoeksruimte ondersteunen; - sociale wetenschappen en menswetenschappen moeten volledig geïntegreerd worden in het KP, in het bijzonder in het onderdeel maatschappelijke uitdagingen; - een hogere betrokkenheid van stakeholders (o.a. via burgerwetenschap) is gewenst; - excellentie moet het basisevaluatiecriterium van het KP blijven; - verdere vereenvoudiging van de regels is gewenst; - cross- en multidisciplinariteit moet gestimuleerd worden; - synergie met andere EU-programma s zoals COSME en ESIF moet worden verbeterd. Aan al deze punten wordt op de een of andere manier tegemoet gekomen in het voorstel voor het nieuwe KP. REACTIE VANUIT VLAANDEREN OP DE EUROPESE CONSULTATIE Voor elke openbare raadpleging werd een Vlaamse positietekst opgesteld door WG1 van het Vlaams Europaplatform. Openbare raadpleging, routekaart, aanvangseffectbeoordelin g en/of effectbeoordeling Tevens werden enkele Belgische positieteksten opgesteld en opgeladen door het intrabelgische overlegplatform Commissie Internationale Samenwerking, waarbij voor de Vlaamse inbreng geput werd uit bovenstaande teksten: osition paper Belgium.pdf integration in FP9_BE_PositionPaper.pdf P9_VF.pdf Deelname door belanghebbenden gebeurt op individuele basis zodat de inbreng meestal niet door ons gekend is. Enkele belanghebbenden werken via Europese belangenorganisaties zoals LERU, EARTO, EERSTE SUBSIDIARITEITSINSCHATTING 1. Bevoegdheid van de Europese Unie 54

55 De Verordening Horizon Europa is gebaseerd op de onderdelen van het verdrag gerelateerd aan Industrie en Onderzoek, technologische ontwikkeling en ruimtevaart (artikel 173, lid 3, artikel 182, lid 3, artikel 183 en artikel 188, tweede alinea VWEU). De gerelateerde regels voor deelname zijn gebaseerd op de artikelen 173, lid 3, en 182, lid 4, VWEU. 2. Evaluatie van de subsidiariteitstoets van de Europese Commissie De Europese Commissie heeft reeds een (initiële) subsidiariteitstoets uitgevoerd: Op basis van artikel 4, lid 3, VWEU heeft de Unie op dit gebied gedeelde (parallelle) bevoegdheid. Om het hoofd te bieden aan de uitdagingen waarmee Europa momenteel wordt geconfronteerd, moet de Unie investeren in O&I: dit leidt tot voordelen op het gebied van schaal, toepassingsgebied en snelheid. Door de Unie gefinancierde O&Iactiviteiten hebben duidelijke voordelen in vergelijking met nationale en regionale O&Iondersteuning: zij creëren een kritische massa voor het aanpakken van wereldwijde uitdagingen, versterken de wetenschappelijke excellentie en kennisbasis van de Unie via competitieve financiering, brengen grensoverschrijdende multidisciplinaire netwerken en samenwerkingen tot stand, versterken het menselijk kapitaal, bieden een structuur voor nationale O&I systemen, verhogen het concurrentievermogen van de Unie, en scheppen nieuwe marktkansen. 3. Eerste subsidiariteitsinschatting a. Noodzakelijkheidstest Het optreden van de Unie is noodzakelijk. In aanvulling op nationale initiatieven is het Europese kaderprogramma goed gepositioneerd om risicovolle en langetermijninvesteringen in onderzoek en innovatie te bieden. Het beleid van de Commissie is gericht op het bereiken van de Verdragsdoelstelling op het terrein van Onderzoek, technologische ontwikkeling en Industrie. Deze doelstellingen kunnen niet bereikt worden zonder het Europese kaderprogramma. De Unie zal acties ondernemen om grensoverschrijdende samenwerking en wereldwijde concurrentie mogelijk te maken zodat de beste voorstellen worden geselecteerd. Hierdoor wordt het niveau van excellentie verhoogd en krijgen de vooraanstaande O&I-initiatieven meer zichtbaarheid. Het ondersteunt bovendien de transnationale mobiliteit en trekt de beste talenten aan. Een programma op het niveau van de Unie is het best geschikt voor risicovolle en langlopende O&I-projecten omdat het risico wordt gedeeld en een groter toepassingsgebied en grotere schaalvoordelen kunnen worden gecreëerd. Er zal worden gestreefd naar onderlinge verbanden met nationale initiatieven, met name op het gebied van innovatie. Op die manier kunnen dergelijke programma's zorgen voor bijkomende openbare en particuliere investeringen in O&I, bijdragen tot de verdere versterking van het Europese O&I-landschap en de commercialisering en verbreiding van innovatie versnellen. Programma s op het niveau van de Unie kunnen bovendien de beleidsvorming en beleidsdoelstellingen ondersteunen. De voorgestelde acties gaan niet verder dan nodig is om de doelstellingen van Unie te bereiken. b. EU-meerwaarde test De Europese Commissie beschrijft duidelijk de voor- en de nadelen die het optreden van de Unie zou hebben ten opzichte door de lidstaten, zoals o.a.: - mogelijkheid tot internationaal samenwerken door Vlaamse actoren 55

56 - competitie en excellentie in een internationaal kader - grotere internationale visibiliteit voor deelnemende actoren - complementaire financiering of ondersteuning naast bestaande Vlaamse kanalen - betere en snellere circulatie van kennis en technologie - gezamenlijk aanpakken van belangrijke maatschappelijke problemen - gezamenlijke financiering van zware onderzoeksinfrastructuur - promoten van het Europese gedachtengoed en waardes - efficiëntere besteding van O&O&I-middelen - het vergroten van de Europese concurrentiekracht - het vergroten van de impact van het programma, zowel wetenschappelijk, economisch, als maatschappelijk - zie ook de hoger vermelde website met vele evaluatierapporten c. conclusie Het voorstel doorstaat hoogstwaarschijnlijk de subsidiariteitstoets. De Europese Commissie heeft het optreden van de Unie voldoende gemotiveerd 56

57 InvestEU RUBRIEK 1: EENGEMAAKTE MARKT, INNOVATIE EN DIGITAAL BELEID InvestEU BEVOEGDE ACTOREN BINNEN DE EUROPESE INSTELLINGEN Europese Commissie Raad van de EU Europees Parlement DG Economische en Financiële Zaken Raad Economische en Financiële Zaken Groep Financiële Raden Commissie Economische en Monetaire Zaken INHOUD Context van het initiatief De Commissie ziet een tekort aan investeringen in Europa. Er wordt nog steeds onvoldoende geïnvesteerd in meer risicovolle activiteiten zoals onderzoek en innovatie, wat slecht kan zijn voor het industriële en economische concurrentievermogen van de Unie en de levenskwaliteit van de EU-burgers; De investeringen in infrastructuur in de EU bedroegen in ,8 % van het bbp van de EU, een daling ten opzichte van het niveau van 2,2 % in 2009; Bovendien heeft de EU structurele investeringsbehoeften in het licht van technologische verandering en wereldwijd concurrentievermogen, onder meer op het gebied van innovatie, vaardigheden, infrastructuur, kleine en middelgrote ondernemingen en de noodzaak om belangrijke maatschappelijke uitdagingen zoals duurzaamheid en de vergrijzing het hoofd te bieden. De acties die zijn goedgekeurd in het kader van het Europees Fonds voor strategische investeringen van het plan-juncker (de voorloper van InvestEU) hebben naar verwachting 287 miljard euro aan investeringen opgeleverd (mei 2018). Rond kleine en middelgrote bedrijven zullen naar verwachting profiteren van betere toegang tot financiering. Doelstellingen van het initiatief Op 12 december 2017 hebben het Europees Parlement en de lidstaten overeenstemming bereikt over de verordening om het EFSI uit te breiden en de investeringsdoelstelling te verruimen tot 500 miljard euro tegen eind De EFSI 2.0-verordening is op 30 december 2017 in werking getreden. InvestEU moet overheids- en particuliere investeringen in de EU mobiliseren, om marktfalen en groeibelemmerende investeringstekorten aan te pakken, en EU-beleidsdoelstellingen zoals duurzaamheid, wetenschappelijke excellentie en sociale inclusie helpen te bereiken. De Commissie wil met het fonds: Meer doen met minder: De Commissie wil 15,2 miljard euro uittrekken voor het InvestEU-Fonds. Hierdoor zal de EU-begroting een garantie van 38 miljard euro kunnen verstrekken die gebruikt zal worden om strategisch belangrijke projecten in de hele EU te ondersteunen. Door het aantrekken van publieke en private investeringen verwacht de 57

58 Beleidsopties Commissie dat het InvestEU-fonds over een periode van 7 jaar ruim 650 miljard euro aan extra investeringen in de hele EU zal opleveren; Een gediversifieerde, flexibele portefeuille samenstellen: Het InvestEUfonds biedt ondersteuning op vier beleidsterreinen duurzame infrastructuur; onderzoek, innovatie en digitalisering; kleine en middelgrote ondernemingen; en sociale investeringen en vaardigheden. InvestEU is ook flexibel: het kan reageren op marktveranderingen en beleidsprioriteiten die mettertijd veranderen. Stroomlijnen en vereenvoudigen: Het InvestEU-programma zal dezelfde samenhangende beheersstructuur en dezelfde rapportageverplichtingen hebben, waardoor overlapping wordt vermeden. De verschillende financiële instrumenten op EU-niveau en de bijbehorende regels die daarop van toepassing zijn, zullen in één fonds worden ondergebracht. Dit betekent dat de nadruk sterker op beleidsterreinen en -doelstellingen komt te liggen. Van onze klimaatdoelstellingen van Parijs tot de toezeggingen die wij hebben gedaan in de Europese pijler van sociale rechten, zal InvestEU helpen de beleidsprioriteiten van de EU te verwezenlijken; Voortbouwen op de lokale, nationale en Europese expertise van onze financiële partners: De Europese Investeringsbank (EIB) is niet alleen de openbare bank van de EU maar heeft bovendien de capaciteit om in alle lidstaten te werken en heeft ervaring met het beheer van het EFSI, en blijft daarom de belangrijkste financiële partner van de Commissie voor InvestEU. Ook nationale en regionale stimuleringsbanken en andere instellingen van de lidstaten met een specifieke deskundigheid kunnen onder bepaalde voorwaarden financiële partner worden; De lidstaten helpen doeltreffender gebruik te maken van hun EUmiddelen: De lidstaten krijgen de mogelijkheid om een deel van de hen toegewezen fondsen van het cohesiebeleid in te zetten voor de InvestEU-begrotingsgarantie. Alle middelen die worden ingezet voor het InvestEU-fonds profiteren van de EU-garantie en de hoge kredietwaardigheid daarvan, wat nationale en regionale investeringen meer slagkracht geeft. Als lidstaten hiervoor kiezen, zullen de middelen voor dat specifieke land worden gereserveerd. Om te zorgen voor een naadloze uitrol van het InvestEU-fonds, werkt de Commissie ook aan een verdere stroomlijning van het toezicht op staatssteun van de lidstaten die via InvestEU wordt ingezet. Structurele hervormingen blijven essentieel EU-financiering alleen is niet genoeg om het lage niveau van de investeringen in Europa aan te pakken. De lidstaten moeten alle beschikbare steun gebruiken om nationale belemmeringen voor investeringen aan te pakken en het ondernemingsklimaat te verbeteren, met name door de landenspecifieke aanbevelingen in het kader van het Europees Semester uit te voeren. Op 31 mei heeft de Commissie voorgesteld een steunprogramma voor prioritaire hervormingen vast te stellen ter ondersteuning van prioritaire hervormingen in alle EUlidstaten, met een totale begroting van 25 miljard euro. Dit nieuwe programma omvat onder andere financiële steun voor hervormingen, alsmede technische ondersteuning en deskundigheid. Financieringsinstrumenten onder één dak Het InvestEU-programma zal de vele EU-financieringsinstrumenten die momenteel beschikbaar zijn om investeringen in de EU te ondersteunen, 58

59 onder één dak bijeenbrengen, waardoor EU-financiering voor investeringsprojecten in Europa eenvoudiger, efficiënter en flexibeler wordt. De volgende financiële instrumenten worden onder InvestEU ondergebracht: Budget Het InvestEU-fonds moet overheids- en particuliere investeringen mobiliseren via een EU-begrotingsgarantie van 38 miljard EUR die de waarborg zal zijn voor de investeringsprojecten van financiële partners zoals de groep van de Europese Investeringsbank (EIB) en andere, en hun risicodragende capaciteit zal verhogen. Van de financiële partners wordt verwacht dat zij ten minste 9,5 miljard EUR in risicodragende capaciteit bijdragen. De garantie zal een voorziening hebben van 40 %, dat wil zeggen dat 15,2 miljard EUR van de EU-begroting wordt opzijgezet voor het geval een beroep wordt gedaan op de garantie. Partners Het InvestEU-fonds zal worden geïnvesteerd via de financiële partners. De belangrijkste partner zal de EIB-groep zijn, die het EFSI met succes heeft uitgevoerd en beheerd sinds zijn lancering in Naast de EIB-groep zullen internationale financiële instellingen die in Europa actief zijn - zoals de Europese Bank voor wederopbouw en ontwikkeling (EBWO), de Wereldbank en de Ontwikkelingsbank van de Raad van Europa - en nationale stimuleringsbanken, die in groepen samenwerken om ten minste drie lidstaten te kunnen bestrijken, directe toegang tot de EU-garantie hebben. De openstelling van de mogelijkheid voor andere instellingen om van de EU-garantie te profiteren, is ingegeven door het feit dat er andere ervaren potentiële partners in de EU zijn die op sommige gebieden beschikken over specifieke financiële of sectorale deskundigheid, grote kennis van hun lokale markt of grotere capaciteit voor risicodeling met de EU. Deze benadering zal 59

60 volgens de Commissie de pijplijn van projecten vergroten en diversifiëren en de potentiële pool van eindbegunstigden vergroten. Governance Het InvestEU-fonds zal worden beheerd door de Commissie met de steun van financiële partners voor de uitvoering. Er zal een adviesraad worden opgericht waardoor de Commissie de financiële partners en de lidstaten kan raadplegen bij de voorbereiding en het ontwerp van nieuwe financiële producten, om ontwikkelingen op de markt te volgen en om informatie te delen. Personeelsleden van de Commissie zullen tot taak hebben na te gaan of de voorgestelde activiteiten stroken met het EU-recht en het EU-beleid. Alleen projecten die door deze controle komen, zullen aan een verdere beoordeling worden onderworpen. Na deze eerste nalevingscontrole zal een projectteam instaan voor een kwaliteitscontrole van het zorgvuldig onderzoek en een scorebord van indicatoren invullen. Alle uitvoeringspartners zal worden gevraagd om de Commissie daarvoor een aantal deskundigen op het gebied van bankbeleid en risicobeheersing ter beschikking te stellen. Deze deskundigen zullen zich niet bezighouden met projecten die door hun instelling van herkomst zijn ingediend, teneinde belangenconflicten te vermijden. Ten slotte zal een onafhankelijk investeringscomité, samengesteld uit externe deskundigen die in een open procedure zijn geselecteerd en die uit de EU-begroting worden betaald, het gebruik van de EU-garantie goedkeuren voor financierings- en investeringsactiviteiten die door de uitvoeringspartners worden voorgesteld. Zij baseren hun besluit op het zorgvuldig onderzoek van de uitvoeringspartner en op het scorebord dat door het projectteam is voorbereid. Er zal voor elk beleidsterrein een investeringscomité zijn en ten behoeve van de samenhang zullen sommige deskundigen in alle comités zetelen. Lidstaatcompartiment Het InvestEU-fonds zal ook voor elk beleidsterrein een lidstaatcompartiment hebben, waarin de lidstaten aan de voorziening van de EU-garantie kunnen bijdragen door vrijwillig tot 5% van hun middelen voor het cohesiebeleid naar hun compartiment over te hevelen. Op die manier zullen lidstaten kunnen profiteren van de EU-garantie en haar hoge kredietrating, waardoor nationale en regionale investeringen meer slagkracht krijgen. Vier beleidsterreinen De begrotingsgarantie wordt als volgt over de beleidsterreinen verdeeld: Duurzame infrastructuur: 11,5 miljard EUR Onderzoek, innovatie en digitalisering: 11,25 miljard EUR Kleine en middelgrote ondernemingen: 11,25 miljard EUR Sociale investeringen en vaardigheden: 4 miljard EUR Deze bedragen kunnen door de Commissie met ten hoogste 15 % worden aangepast per beleidsonderdeel, om rekening te houden met evoluerende beleidsprioriteiten en de vraag van de markt. 60

61 Criteria De criteria om in aanmerking te komen, zijn vastgesteld in het financieel reglement. InvestEU-projecten moeten: marktfalen of investeringstekorten aanpakken en economisch levensvatbaar zijn de EU-waarborg nodig hebben om op gang te komen een multiplicatoreffect hebben en zo mogelijk ook particuliere investeringen aantrekken helpen beleidsdoelstellingen van de EU te bereiken Blending InvestEU kan gecombineerd worden met subsidies. Blending kan in sommige situaties nodig zijn om investeringen te steunen om bepaald marktfalen of bepaalde investeringstekorten aan te pakken. Het InvestEUfonds kan worden gecombineerd met subsidies of financieringsinstrumenten, of beide, die door de centraal beheerde Uniebegroting of door het ETS-innovatiefonds van de EU (handel in emissierechten) worden gefinancierd. Dergelijke combinaties kunnen voor projectontwikkelaars voordelen opleveren in sectoren zoals vervoer, onderzoek en digitalisering. Wanneer een project EU-subsidies en InvestEU gebruikt, zullen voor het volledige project de InvestEU-regels gelden. Dit betekent één pakket regels en dus een grote vereenvoudiging. Type projecten Het InvestEU-fonds zal zich richten op economisch levensvatbare projecten op gebieden waar er marktfalen of investeringstekorten zijn. De instrumenten van het InvestEU-fonds zullen proberen commerciële financiering aan te trekken voor een breed scala aan verrichtingen en zullen trachten alleen projecten te ondersteunen waarvoor helemaal geen financiering kon worden gevonden of niet tegen de vereiste voorwaarden zonder de steun van het InvestEU-fonds. Het zal zich ook richten op projecten met hoger risico op specifieke gebieden. Daarnaast plaatst InvestEU meer klemtoon op sociale investeringen en vaardigheden. De toewijzing voor begrotingsgaranties en financieringsinstrumenten in de sociale sector in het huidige MFK beloopt 2,2 miljard EUR, terwijl InvestEU aan dit beleidsterrein 4 miljard EUR van de EU-garantie toewijst, waardoor het momenteel beschikbare bedrag bijna verdubbelt. InvestEU advieshub Voortbouwend op het model van de Europese investeringsadvieshub van het Investeringsplan, zal de InvestEU-investeringsadvieshub de 13 bestaande adviesdiensten samenvoegen in een centraal adviespunt voor bijstand voor projectontwikkeling. Het zal technische steun en bijstand verlenen om te helpen bij de voorbereiding, ontwikkeling, structurering en uitvoering van projecten, onder meer door middel van capaciteitsopbouw. InvestEU projectenportaal Het Europees investeringsprojectenportaal van het Investeringsplan geeft zichtbaarheid aan investeringsprojecten in de hele EU en wordt voortgezet in het InvestEU-programma. Het portaal brengt investeerders en projectontwikkelaars bijeen door te zorgen voor een toegankelijke en 61

62 gebruikersvriendelijke databank, waardoor projecten meer zichtbaarheid krijgen en investeerders nieuwe investeringsmogelijkheden kunnen ontdekken in de sector of locatie waarin zij geïnteresseerd zijn. Staatssteun Staatssteunregels zijn essentieel om effectieve concurrentie te garanderen, zodat consumenten en bedrijven in de eengemaakte markt eerlijke prijzen en meer keuze krijgen. Om de doelstellingen van InvestEU te bereiken, namelijk marktfalen verhelpen en particuliere investeringen mobiliseren, moet het tegelijkertijd gemakkelijk zijn om geld van de lidstaten - waarmee staatssteun kan gemoeid zijn waarop de staatssteunregels van toepassing zijn - te koppelen aan centraal door de Commissie beheerde EU-middelen, die geen staatssteun vormen. Verwachte effecten van het initiatief Soort initiatief Verdragsartikel EU-regelgeving Om het proces voor de goedkeuring van staatssteun voor dergelijke gezamenlijke financiering verder te stroomlijnen, heeft de Commissie voorgesteld om één van de verordeningen van de Raad betreffende het staatssteuntoezicht van de EU te wijzigen. Als het wordt goedgekeurd, zal de Commissie financiering van de lidstaten die via of met steun van het InvestEU-fonds wordt verleend, kunnen vrijstellen van aanmelding bij de Commissie voorafgaand aan de uitvoering. De financiering van de lidstaten zou verenigbaar worden verklaard met de EU-staatssteunregels, zolang bepaalde duidelijke voorwaarden vervuld zijn. De Commissie wil 15,2 miljard euro uittrekken voor het InvestEU-Fonds. Hierdoor zal de EU-begroting een garantie van 38 miljard euro kunnen verstrekken die gebruikt zal worden om strategisch belangrijke projecten in de hele EU te ondersteunen. Door het aantrekken van publieke en private investeringen verwacht de Commissie dat het InvestEU-fonds over een periode van 7 jaar ruim 650 miljard euro aan extra investeringen in de hele EU zal opleveren. Wetgevend initiatief Artikel 4 van het Verdrag betreffende de Werking van Europese Unie Nvt TIMING Verwachte publicatie voorstel De Commissie heeft de InvestEU voorstellen gepubliceerd op 6 juni Behandelend Voorzitterschap Bulgarije (januari juni 2018) Oostenrijk (juli december 2018) Roemenië (januari juni 2019) Finland (juli december 2019) CONSULTATIE DOOR DE EUROPESE COMMISSIE OVER HET INITIATIEF Openbare raadpleging Routekaart Openbare raadpleging over EU-fondsen op het gebied van investeringen, onderzoek en innovatie, kleine en middelgrote ondernemingen en de eengemaakte markt Deze raadpleging liep van 10 januari 2018 tot 9 maart Vlaanderen diende een bijdrage in. De Europese Commissie heeft geen routekaart opgemaakt. 62

63 Aanvangseffectbeoordeling De Europese Commissie heeft geen aanvangseffectbeoordeling opgemaakt. Voorstel van regelgeving Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT en effectbeoordeling EN DE RAAD tot vaststelling van het InvestEU-programma COM/2018/439 final /0229 (COD) BEVOEGDE ACTOREN BINNEN VLAANDEREN De Commissie publiceerde een effectbeoordeling en een evaluatie van het Europees Fonds voor Strategische Investeringen. Trekkend minister Trekkend beleidsdomein Betrokken ministers Betrokken beleidsdomeinen Geert Bourgeois, Minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid en Onroerend Erfgoed Beleidsdomein internationaal Vlaanderen Departement Buitenlandse Zaken Alle ministers van de Vlaamse Regering Alle beleidsdomeinen van de Vlaamse overheid VLAAMSE ANALYSE VAN HET VOORSTEL Juridisch Vlaamse bevoegdheid Vlaamse rechtsinstrumenten Het InvestEU fonds voorziet investeringen in heel wat bevoegdheidsdomeinen van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams Gewest, waaronder onderwijs, onderzoek en innovatie, kmo-beleid, vervoer, energie, ICT, leefmilieu, cultuur,, Nvt Beleidsmatig Huidig beleid Visie 2050 is de toekomstvisie van de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering wil van Vlaanderen tegen 2050 een regio maken: die sociaal, open, veerkrachtig en internationaal is, die welvaart en welzijn creëert op een innovatieve en duurzame manier, waarin iedereen meetelt. Om de doelstellingen van Visie 2050 te laten slagen, werkt de Vlaamse Regering aan zeven transitieprioriteiten die de noodzakelijke veranderingen sneller moeten helpen realiseren: De transitie naar de circulaire economie doorzetten Slim wonen en leven De sprong maken naar de industrie 4.0 Levenslang leren en de dynamische levensloopbaan Werk maken van zorg en welzijn 4.0 Werken aan een vlot en veilig mobiliteitssysteem Zorgen voor een energietransitie 63

64 Vlaamse context van het initiatief Relevantie EUdoelstellingen voor Vlaanderen Geschiktheid van de beleidsopties voor Vlaanderen Verwachte effecten van het initiatief in Vlaanderen Als we onze ambitie willen waarmaken om de omwentelingen in onze Vlaamse economie en industrie te versnellen, dan is het volgens de Visienota 2050 van de Vlaamse Regering noodzakelijk om voor voldoende publieke en private financiering en investeringen te zorgen. Zie hierboven De Vlaamse Regering bepaalde in haar visienota op de toekomst van de EU dat de Unie een investeringsmachine moet worden. Ze dient een kader te scheppen voor investeringen die duurzame economische groei met zich meebrengen. Het Europees Fonds voor Strategische Investeringen (het Junckerplan) is een vertrekpunt, maar dient volgens de Vlaamse Regering dringend meer te focussen op het bevorderen van risicovolle investeringen met thematische heroriëntering naar het bevorderen van energie- transporten digitale grensoverschrijdende infrastructuur in Europa. Zie verder bij Eerste Vlaamse standpuntbepaling Er kan verwacht worden dat er een aantal Vlaamse projecten gefinancierd worden via InvestEU. Op dit moment kan het precieze bedrag niet ingeschat worden. BETROKKENHEID VAN DE VLAAMSE BELANGHEBBENDEN Vlaamse belanghebbenden Consultatie van de Vlaamse belanghebbenden Door de Vlaamse belanghebbenden verwachte effecten Op moment van schrijven werd enkel input van Febelfin ontvangen. Op moment van schrijven werd enkel input van Febelfin ontvangen. Nvt EERSTE VLAAMSE STANDPUNTBEPALING 1. Verschillende financieringsinstrumenten onder één dak Het InvestEU-fonds zal een groot aantal financieringsinstrumenten onder één dak bijeenbrengen. Het InvestEU-fonds zal niet alleen de doelstellingen van bestaande instrumenten zoals Cosme en InnovFin overnemen, maar zal de investeringen zelfs nog verder kunnen stimuleren dankzij zijn grotere schaal en grotere efficiëntie. Vlaanderen steunt het idee van vereenvoudiging en duidelijkheid voor indieners. Vlaanderen staat open voor het samenbrengen van verschillende financieringsinstrumenten onder één dak maar het is belangrijk dat synergieën met andere programma s en sectorspecifiek beleid niet verloren gaan. In de governance van InvestEU dient gewaakt te worden over billijkheid en linken met andere Europese programma s. Veel financiële instrumenten zitten nu ondergebracht bij diverse sectorale programma s (vb. Creatief Europa, het programma voor culturele en creatieve sectoren) en houden nu rekening 64

65 met het specifieke karakter en de specifieke noden/behoeften van die bepaalde sector. Hoe zal in de toekomst tegemoet kunnen gekomen worden aan dergelijke specificiteit per sector als alle financiële instrumenten in één instrument worden samengebracht? Een sectorale/non-profit focus is wenselijk in bijvoorbeeld de culturele en creatieve sector. 2. Wat zal InvestEU financieren? De begrotingsgarantie wordt als volgt over de beleidsterreinen verdeeld: Duurzame infrastructuur: 11,5 miljard EUR Onderzoek, innovatie en digitalisering: 11,25 miljard EUR Kleine en middelgrote ondernemingen: 11,25 miljard EUR Sociale investeringen en vaardigheden: 4 miljard EUR Deze bedragen kunnen door de Commissie met ten hoogste 15 % worden aangepast per beleidsonderdeel, om rekening te houden met evoluerende beleidsprioriteiten en de vraag van de markt. InvestEU plaatst meer klemtoon op sociale investeringen en vaardigheden in vergelijking met EFSI. De toewijzing voor begrotingsgaranties en financieringsinstrumenten in de sociale sector in het huidige MFK beloopt 2,2 miljard EUR, terwijl InvestEU aan dit beleidsterrein 4 miljard EUR van de EU-garantie toewijst, waardoor het momenteel beschikbare bedrag bijna verdubbelt. Vlaanderen vraagt voldoende aandacht voor sectorspecifiek beleid inzake energie (zowel grensoverschrijdend als groene energie), digitaal en culturele en creatieve sectoren. De visienota van de Vlaamse Regering over de toekomst van de Europese Unie (23 december 2016) stelt dat EFSI dringend meer moet focussen op het bevorderen van risicovolle investeringen met thematische heroriëntering naar het bevorderen van energie- transport- en digitale grensoverschrijdende infrastructuur in Europa. 3. EIB niet langer exclusieve partner / centrale beheer in handen van de Commissie Gelet op haar rol als de overheidsbank van de EU, haar capaciteit om in alle lidstaten te werken en aar ervaring met het beheer van het EFSI, zal de EIB-groep in InvestEU de belangrijkste financiële partner van de Commissie blijven. Daarnaast kunnen de nationale en regionale stimuleringsbanken van de lidstaten en andere instellingen die specifieke deskundigheid en ervaring kunnen bieden, onder bepaalde voorwaarden financiële partners worden. Vlaanderen wenst volgende vragen te stellen aan de Commissie: Op welke basis stelt de Commissie voor om de Europese Investeringsbank niet langer als exclusieve partner te beschouwen? Welke toegevoegde waarde verwacht men van nieuwe spelers zoals de Wereldbank? Wenst de Commissie spelers als Aziatische ontwikkelingsbanken toe te laten en welke contacten heeft de Commissie met deze instellingen? Heeft de Commissie onderzoek gedaan naar de bereidheid van commerciële financiële partners om te investeren in projecten die een marktfalen aanpakken? In welke mate hangt InvestEU af van de bijdragen van financiële partners? Voldoen regionale ontwikkelingsbanken aan de voorwaarden uit het financieel reglement? 65

66 Vanuit Vlaanderen wordt verder onderzocht of PMV aan de voorwaarden kan voldoen, en zal de kosten en baten van een eventuele erkenning als implementing partner in kaart brengen. De Commissie stelt als voorwaarde dat financiële instrumenten onder het EU compartiment in tenminste 3 lidstaten ontplooid moeten kunnen worden, terwijl bijdragen van nationale ontwikkelingsbanken niet geografisch worden voorbehouden. De meeste nationale ontwikkelingsbanken hebben echter statutaire of wettelijke beperkingen om buiten hun eigen geografisch gebied actief te zijn. Dus de vereiste van activiteiten in minimum 3 lidstaten wordt als een obstakel beschouwd voor nationale ontwikkelingsbanken om bij te dragen aan InvestEU. Voorziet de Commissie enige risico s binnen InvestEU als gevolg van de VS-sancties tegen Iran? Hoe ziet de Commissie een team van experts samenwerken aan de controle van de wettelijke vereisten, selectie en follow-up van het geheel van financiële instrumenten binnen InvestEU? Heeft de Commissie enige inschatting gemaakt van de personeelsinzet voor de projectteams (zowel binnen de Commissie als bij de externe partners)? Het is belangrijk dat de rol van de financierder los staat van de rol van de adviesverlener/begeleider, omdat anders één organisatie tegelijk rechter en partij is. Vlaanderen steunt volgende Belgische positie: Risicobeheer van InvestEU volledig in handen van EIB Rechtstreekse toegang tot de garantie door EIB en NPBI s (niet door IFI s zoals IMF) Betrokkenheid van NPBI s in governance Vereiste voor NPBI s om in 3 lidstaten actief te zijn schrappen Rechtstreekse toegang tot garantie door NPBI s mits six pillar assessment Vlaanderen wenst een deelname van zowel de lidstaten als alle implementing partners aan de adviesraad. 4. Additionaliteit Het InvestEU-fonds zal zich richten op economisch levensvatbare projecten op gebieden waar er marktfalen of investeringstekorten zijn. De instrumenten van het InvestEU-fonds zullen proberen commerciële financiering aan te trekken voor een breed scala aan verrichtingen en zullen trachten alleen projecten te ondersteunen waarvoor helemaal geen financiering kon worden gevonden of niet tegen de vereiste voorwaarden zonder de steun van het InvestEUfonds. Het zal zich ook richten op projecten met hoger risico op specifieke gebieden. Het risicoprofiel binnen InvestEU moet minimum van hetzelfde niveau zijn als binnen EFSI. Wenst de Commissie binnen InvestEU niet in te zetten op een hogere additionaliteit met een hoger risicoprofiel voor meer multiplicatoreffecten dan binnen EFSI? Is er sprake van regiospecifieke additionaliteit? Wat met bijvoorbeeld financiering van ziekenhuisbouw, waarvoor de additionaliteit mogelijk beperkt is? De invulling van additionaliteit kan verschillen per regio binnen Europa afhankelijk van de specifieke financieringsnoden voor elke regio onderling. De Vlaamse Regering wil de regiospecificiteit graag scherper gesteld zien. 5. Criteria De criteria om in aanmerking te komen, zijn vastgesteld in het financieel reglement. InvestEUprojecten moeten: marktfalen of investeringstekorten aanpakken en economisch levensvatbaar zijn 66

67 de EU-waarborg nodig hebben om op gang te komen een multiplicatoreffect hebben en zo mogelijk ook particuliere investeringen aantrekken helpen beleidsdoelstellingen van de EU te bereiken Dient cumulatief voldaan te worden aan de criteria en wat betekent dit voor de bewijslast voor de aanvrager? Het is niet altijd evident om aan al deze criteria cumulatief te voldoen. 6. Lidstaat-compartiment (mogelijkheid tot overdracht van 5% cohesiemiddelen) Het InvestEU-fonds zal voor elk beleidsterrein een lidstaatcompartiment hebben, waarin de lidstaten aan de voorziening van de EU-garantie kunnen bijdragen door vrijwillig tot 5 % van hun middelen voor EFRO, ESF+, Cohesiefonds en Visserijfonds naar hun compartiment over te hevelen. Deze middelen moeten ingezet worden via InvestEU in investeringen met dezelfde doelstellingen. Vlaanderen wenst meer informatie over artikel 9.2, dat bepaalt dat het provisiepercentage van 40% op een ad hoc basis naar boven of beneden kan bijgesteld worden binnen het lidstaatcompartiment. Ook wenst Vlaanderen te vernemen of de selectieprocedure voor uitvoeringspartners binnen het lidstaatcompartiment een (competitief) tenderingproces zal omvatten. Zullen alle lidstaten in de adviesraad kunnen zetelen of enkel diegene met een lidstaatcompartiment? 7. Provisie van 40% De garantie zal een voorziening hebben van 40 %, dat wil zeggen dat 15,2 miljard EUR van de EU-begroting wordt opzijgezet voor het geval een beroep wordt gedaan op de garantie. Vlaanderen wenst meer achtergrondinformatie van de Commissie die kan staven dat de 40% provisie een realistisch percentage is. Het percentage moet het werkelijk risico reflecteren in het ganse portfolio van financiële instrumenten binnen InvestEU. De provisie moet duidelijk gelinkt zijn aan het risicoprofiel, d.w.z. een hogere provisie en een hoger risicoprofiel gaan hand in hand. Enerzijds stelt zich de vraag waar de Commissie de middelen denkt vandaan te halen indien zou blijken dat de provisie van 40% niet volstaat. Anderzijds wenst Vlaanderen te vernemen of de niet-gebruikte middelen al dan niet terugkeren naar het EU-budget. 8. Multiplicator van 13,7 Doordat InvestEU zich richt op innovatieprojecten met hoger risico en kmo's en zich ook meer op de EU-beleidsdoelstellingen richt, verwacht de Commissie een iets conservatiever multiplicatoreffect dan voor het EFSI: 13,7 in plaats van 15. Vlaanderen wenst meer achtergrondinformatie van de Commissie hieromtrent die kan staven dat 13,7 een realistische multiplicator is. Het zou interessant zijn de werkelijke multiplicator van EFSI te kennen. 67

68 9. KMO s Het InvestEU-fonds zal zich onder meer richten op KMO s en kleine midcap ondernemingen. Vlaanderen vraagt bijzondere aandacht voor KMO s in de werking van InvestEU (o.a. start-ups en scale-ups). Om KMO s gebruik te laten maken van InvestEU moeten elementen als eenvoud, gebruiksvriendelijkheid en toegankelijkheid van de procedures bewaakt worden. 10. Blending InvestEU kan gecombineerd worden met EU-subsidies of financieringsinstrumenten. Blending kan in sommige situaties nodig zijn om investeringen te steunen om bepaald marktfalen of bepaalde investeringstekorten aan te pakken. Het InvestEU-fonds kan worden gecombineerd met subsidies of financieringsinstrumenten, of beide, die door de centraal beheerde Uniebegroting of door het ETS-innovatiefonds van de EU (handel in emissierechten) worden gefinancierd. Vlaanderen steunt ten volle de mogelijkheid om InvestEU-steun te combineren met EUsubsidies of financieringsinstrumenten, wat tot synergieën moet leiden. Vlaanderen wenst te vermijden dat er in de toekomst opnieuw subsidiemiddelen vanuit CEF en Horizon Europe zouden moeten afgestaan worden aan InvestEU, zoals bij EFSI wel gebeurde. Ook in het nieuwe voorstel Creatief Europa is een opening naar blending mogelijkheden. Aangezien het subsidiebudget binnen Creatief Europa al redelijk laag ligt, mag het uiteraard niet de bedoeling zijn dat vanuit Creatief Europa nog middelen zouden worden afgeleid naar investeu. De instrumenten kunnen elkaar uiteraard wel versterken. Er is meer duidelijkheid nodig over hoe de blending in de praktijk precies zal werken en wie hier toezicht over zal uitoefenen (bv rol programma comités). 11. Stabiliteits- en groeipact InvestEU kan niet los gezien worden van het Stabiliteits-en Groeipact. Hoe zal omgegaan worden met de schulden die via InvestEU gecreëerd worden, terwijl gelijktijdig aan de verplichtingen van het Stabiliteits- en Groeipact moet voldaan zijn? 12. Staatssteun De Commissie stelt voor om financiering van de lidstaten die via of met steun van het InvestEU-fonds wordt verleend, vrijgesteld kan worden van aanmelding bij de Commissie voorafgaand aan de uitvoering. De financiering van de lidstaten zou verenigbaar worden verklaard met de EU-staatssteunregels, zolang bepaalde duidelijke voorwaarden vervuld zijn. Vlaanderen steunt het voorstel van de Commissie m.b.t. wijziging van regels i.v.m. staatssteuntoezicht. 13. Overige Onderstaand gaan nog een aantal aanbevelingen die buiten de scope van de InvestEUvoorstellen van de Commissie vallen, maar niettemin een belangrijke factor vormen in het potentieel van InvestEU in Vlaanderen: 68

69 Vlaanderen wil haar relaties met de EIB versterken, in het bijzonder haar relaties met de (nog aan te duiden) Vice-voorzitter van de EIB verantwoordelijk voor de Benelux-landen. Bovendien pleit Vlaanderen ervoor dat het kantoor van de EIB in Brussel zou omgevormd worden tot een agentschap met transactiepersoneel dat specifiek wordt ingezet op de Belgische markt. REACTIE VANUIT VLAANDEREN OP DE EUROPESE CONSULTATIE Openbare raadpleging, routekaart, aanvangseffectbeoordeling en/of effectbeoordeling Vlaanderen heeft op 9 maart 2018 deelgenomen aan de openbare raadpleging. De Vlaamse bijdrage werd opgemaakt door het Departement Buitenlandse Zaken in samenwerking met de leden van het dossierteam Europees Fonds voor Strategische Investeringen. EERSTE SUBSIDIARITEITSINSCHATTING 1. Bevoegdheid van de Europese Unie Het voorstel betreft een niet-exclusieve bevoegdheid van de Unie. De juridische basis betreft artikel 4 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie. Er dient een subsidiariteitstoets te worden opgemaakt. 2. Evaluatie van de subsidiariteitstoets van de Europese Commissie De Europese Commissie heeft reeds een (initiële) subsidiariteitstoets uitgevoerd in het kader van de effectbeoordeling (zie pagina 89 en verder). a. Noodzakelijkheidstest De Europese Commissie geeft duidelijk aan waarom het optreden van de Unie noodzakelijk is en waarom het optreden van de lidstaten de doelstelling(en) niet voldoende kan bereiken omdat. b. EU-meerwaardetest De Europese Commissie beschrijft duidelijk de voor- en de nadelen die het optreden van de Unie zou hebben ten opzichte door de lidstaten. c. Conclusie De Europese Commissie heeft het optreden van de Unie voldoende gemotiveerd. 3. Eerste subsidiariteitsinschatting a. Noodzakelijkheidstest Het optreden door de lidstaten in dit dossier kan de problemen die de Europese Commissie hierboven gedefinieerd heeft niet oplossen. Het optreden van de Unie is noodzakelijk. b. EU-meerwaarde test 69

70 Het optreden door de Unie biedt volgende voordelen. Het voorstel doorstaat waarschijnlijk de subsidiariteitstoets. 70

71 Connecting Europe Facility RUBRIEK 1: EENGEMAAKTE MARKT, INNOVATIE EN DIGITAAL BELEID Connecting Europe Facility BEVOEGDE ACTOREN BINNEN DE EUROPESE INSTELLINGEN Europese Commissie Raad van de EU Europees Parlement Directoraat-Generaal Vervoer CEF Transport Directoraat Generaal Energie CEF Energie Directoraat Generaal Connect CEF Digitaal Raad Transport, Telecom en Energie Commissie Vervoer en toerisme (TRAN) Commissie Industrie, Onderzoek en Energie (ITRE) INHOUD Context van het initiatief Op 6 juni werd het voorstel voor Connecting Europe Facility (CEF) gepubliceerd, dat gefinancierd wordt vanuit het MFK en investeringen ondersteunt in trans-europese netwerken in de sectoren vervoer, energie en digitalisering. Het CEF-programma zal in vergelijking met het vorige programma ( ) beter inspelen op synergiën tussen transport-, digitale- en energie-infrastructuur, bijvoorbeeld door het ontwikkelen van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen of smart grids die de basis vormen voor de digitale interne markt en de Energie-unie. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de budgetten in het voorstel in vergelijking met de huidig beschikbare budgetten onder het programma : Budget (in miljard euro) (in miljard euro) CEF Totaal 30,40 42,27 CEF Energie 4,70 8,65 CEF Telecom 0,30 3,00 CEF Transport: - Algemeen - Cohesie - Militaire mobiliteit 22,40 11,10 11,31-30,62 12,83 11,29 6,50 Het transportluik van Connecting Europe Facility (CEF) legt het financieel kader vast voor de uitbouw van het TEN-T beleid en netwerk. Er wordt in vastgelegd welke prioriteiten financiële ondersteuning krijgen door middel van cofinanciering (subsidies) of financiële instrumenten. Er worden objectief thematische enveloppes per modus, alsook de maximale cofinancieringspercentages voor elk van deze prioriteiten. Voor de cohesielanden is er een apart, geoormerkt budget. Daarnaast wordt er ook een nieuw budget voor militaire mobiliteit voorzien. Hierover zijn momenteel nog niet veel details bekend. 71

72 Voor Vlaanderen is voornamelijk de algemene CEF Transport enveloppe relevant. Er wordt een duidelijke budgetverdeling van de algemene enveloppe beoogd: 60% voor infrastructuur o 45% kernnetwerkcorridors o 6% kernnetwerk o 9% uitgebreid netwerk 40% voor investeringen op het gehele netwerk (kern én uitgebreid) m.b.t. horizontale prioriteiten zoals telematica, alternatieve brandstoffen, verkeersveiligheid,... Er worden twee cofinancieringspercentages gehanteerd: 30% voor werken. Voor studies en indien aan een aantal aanvullende criteria voor werken voldaan (bvb. grensoverschrijdende projecten) is kan dit verhoogd worden tot maximaal 50%. Ook CEF transport projecten die verschillende aanvullende componenten bevatten die aansluiten bij de CEF Energie en/of Telecom prioriteiten en waarvoor een aanzienlijke toename van sociaaleconomische, klimaat- of milieuvoordelen kan worden aangetoond kunnen in aanmerking komen voor een bijkomende subsidie tot max. 20% van de projectkosten. Klimaatmainstreaming In de periode zal CEF verder worden afgestemd op de huidige politieke prioriteiten van de Commissie, met name digitalisering en decarbonisering. Zo reflecteert het Commissie voorstel inzake CEF het belang om klimaatverandering aan te pakken in lijn met de aangegane verbintenissen zoals het Parijs akkoord inzake klimaatverandering en de United Nations Sustainable Development Goals. In de budgetperiode van het Multiannual Financial Framework wordt een ambitieuze doelstelling geformuleerd betreffende de climate mainstreaming van alle EU programma s., nl. een doelstelling van 25% van alle EU uitgaven dient bij te dragen aan de klimaat doelstellingen. In het CEF-voorstel is er is bijzondere aandacht voor de klimaatdoelstellingen: 60% van alle middelen moeten aangewend worden voor projecten die een bijdrage leveren tot het Parijs-akkoord. Verder dient consistentie met nationale energie en klimaatplannen aangetoond te worden. Het voorstel vermeldt ook een traceringsmethode voor klimaatuitgaven en geeft aan dat projecten onderworpen moeten worden aan een systeem van climate proofing in lijn met richtsnoeren die door de EC ontwikkeld zullen worden. Blending Het innovatieve financieringsmechanisme CEF Blending zal nog steeds mogelijk zijn in de volgende programmaperiode. Hiervoor zullen aparte subsidieoproepen worden gepubliceerd. Financiële instrumenten zullen tevens niet langer rechtstreeks onder CEF vallen maar bij InvestEU worden ondergebracht. 72

73 Synergiën De toekomstige noden inzake decarbonisatie en digitalisatie van de EUeconomie zal een convergentie vragen van de energie, transport en digitale sectoren. Daarom dienen synergiën maximaal benut te worden om de EU fondsen zo efficiënt mogelijk in te zetten. Voorbeelden van deze synergiën zijn bv. connected and autonomous mobility, clean mobility gebaseerd op alternatieve brandstoffen, energie-opslag en smart grids. Er zal worden voorzien in meer mogelijkheden tot synergiën tussen de verschillende CEF sectoren transport, energie en telecom. Naast de hierboven vermelde mogelijkheid om 20% bijkomende cofinanciering te ontvangen voor CEF Transport projecten die duidelijk aansluiten bij CEF Energie en/of Telecom, zullen bijkomend specifiek sectoroverschrijdende werkprogramma s worden opgezet voor projecten die bijdragen aan de doelstellingen van minimum twee sectoren. Voor de selectie van de projectvoorstellen worden specifieke criteria voorzien en de cofinanciering zal worden geregeld via de bijdragen uit de respectievelijke CEF deelbudgetten. Militaire Mobiliteit Daarnaast wordt er onder CEF Transport een aparte enveloppe voorgesteld van 6,5 miljard voor militaire mobiliteit, waarmee infrastructuur kan aangepast worden aan de technische specificaties voor dubbel civiel en militair gebruik. Doelstellingen van het initiatief Voor wat betreft de digitale component zorgt CEF voor goed beveiligde digitale netwerken met een hoge capaciteit in het hele Europese grondgebied. CEF Transport CEF Transport heeft tot doel Europese vervoersstandaarden en - infrastructuur met een EU toegevoegde waarde financieel te ondersteunen. Dit moet bijdragen tot een vervollediging van het TEN-T kernnetwerk tegen 2030 en het uitgebreide netwerk tegen Dit moet naadloos, duurzaam en multimodaal vervoer doorheen de EU mogelijk maken, wat op zijn beurt essentieel is voor de interne markt. De sub-enveloppe militaire mobiliteit heeft specifiek als doel grensoverschrijdende militaire transporten doorheen de landen van de EU sneller te doen verlopen. Via de CEF wordt steun verleend voor de uitrol van Europese verkeersbeheersystemen voor de verschillende vervoerswijzen, met name voor de luchtvaart en het spoor, en ondersteunt de EU de transitie naar slimme, duurzame, inclusieve, veilige en beveiligde mobiliteit. Volgens ramingen zal de voltooiing van het TEN-T-kernnetwerk tegen 2030 zorgen voor een arbeidsvolume van 7,5 miljoen manjaar tussen 2017 en 2030 en het bbp van de Unie met 1,6% doen groeien in

74 CEF Energie In de energiesector draagt CEF bij aan de voltooiing van de TEN-Enetwerken door de ontwikkeling van projecten van gemeenschappelijk belang die betrekking hebben op verder integratie van de interne energiemarkt en interoperabiliteit van netwerken over grenzen en sectoren heen. Verder stimuleert CEF nu ook de lidstaten tot samenwerking bij de planning en inzet van grensoverschrijdende hernieuwbare energiebronnen die bijdragen tot het kosteneffectief bereiken van de 2030 doelstelling. De omvang en het ontwerp van het nieuwe CEF programma houdt rekening met de evoluerende beleidsprioriteiten en de algemene richtlijnen van de Commissie voor simplificatie van procedures. Hoewel de kernprioriteiten van het programma gericht blijven op de Trans-Europese netwerken, wordt de reikwijdte van CEF Energie na 2020 uitgebreid in de energiesector om grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van hernieuwbare energie (RES) mee op te nemen. CEF wil ook de ontwikkeling van slimme elektriciteitsnetwerken ( smart grids ) stimuleren, wat voor een deel ook gewestelijke bevoegdheid is (distributieniveau van het netwerk). CEF Digitaal Beleidsopties Verwachte effecten van het initiatief Soort initiatief Verdragsartikel EU-regelgeving CEF-digitaal focust op het verder uitbouwen van digitale infrastructuur. Daarbij gaat het onder andere om het aansluiten van sociaaleconomische actoren (zoals ziekenhuizen, scholen, overheden), de uitrol van supersnelle dataverbindingen, zowel qua glasvezel als mobiele 5G-netwerken en vooral de grensoverschrijdende uitbouw van digitale service infrastructuren. Deze digitale (grensoverschrijdende) connectiviteit is tevens noodzakelijk bij grensoverschrijdende transport- of energieprojecten. Er werden geen verschillende beleidsopties onderzocht. Wel werden enkele verbetervoorstellen uit de mid term review en de consultatie meegenomen. Zo werden er onder meer lessen getrokken uit de tegenvallende resultaten van de synergiecall van de huidige programmaperiode en werden alle financiële instrumenten in InvestEU ondergebracht, om een overlap tussen financieringsmogelijkheden te vermijden. De Commissie stelt in het nieuwe voorstel ook voor om het aantal verschillende cofinancieringspercentages te verminderen. Versnelde realisatie van een aantal Vlaamse infrastructuurprojecten van Europees belang dankzij de EU bijdragen, met als bijkomende effect extra (financiële) beleidsruimte voor louter Vlaamse initiatieven. De creatie van een naadloos, multimodaal en duurzaam EU transportnetwerk, met een positieve impact op de werking van de interne markt en met belangrijke positieve spill-overs op milieu, klimaat, omgeving en innovatie. Wetgevend initiatief (verordening) Artikel 172 van het Verdrag betreffende de Werking van Europese Unie VERORDENING (EU, EURATOM) Nr. 1316/2013 VAN DE RAAD van 11 december 2013 tot bepaling van de Connecting Europe Facility 74

75 TIMING Verwachte publicatie voorstel Het voorstel werd gepubliceerd op 6 juni Behandelend Voorzitterschap Oostenrijk, Roemenië (voorlopig). CONSULTATIE DOOR DE EUROPESE COMMISSIE OVER HET INITIATIEF Openbare raadpleging Er werd een openbare raadpleging gehouden van 10 januari 2018 tot 9 maart MOW nam hieraan deel. Routekaart Niet van toepassing Aanvangseffectbeoordeling Het impact assessment werd samen met het voorstel op 6 juni 2018 gepubliceerd: Voorstel van regelgeving Overeenkomstig de algemene aanpak voor alle MFK-gerelateerde en effectbeoordeling effectbeoordelingen, werd in de effectbeoordeling voor de CEF gefocust op de wijzigingen en beleidskeuzes in het wetgevingsvoorstel. In het verslag wordt met name toelichting gegeven bij de structuur en prioriteiten van de voorgestelde voortzetting van het CEF-programma en gekeken welke opties een optimaal resultaat opleveren. In het verslag van de effectbeoordeling werd voortgebouwd op de lering die is getrokken uit de huidige CEF en de recente tussentijdse evaluatie van de CEF. BEVOEGDE ACTOREN BINNEN VLAANDEREN Aan de hand van de opgedane ervaring en gelet op de nieuwe uitdagingen en ontwikkelingen (met name inzake digitalisering) is nagegaan of de doelstellingen voor de voortzetting van het programma moesten worden bijgestuurd. De uitdagingen voor het nieuwe CEF-programma werden beschreven en er is onderzocht hoe de CEF zou kunnen bijdragen aan de gemeenschappelijke doelstellingen van het MFK, zoals vereenvoudiging, meer flexibiliteit en betere prestaties. Op basis van het impact assessment werden een aantal voorstellen gedaan voor vereenvoudiging en meer synergiën tussen de sectoren. Dit door het werken met gezamenlijke werkplannen en het wegwerken van een aantal knelpunten voor synergiën in de huidige regels. Trekkend minister CEF Transport Ben Weyts, Vlaams minister voor Mobiliteit en Openbare Werken CEF Energie Bart Tommelein, Vlaams minister voor Energie en Financiën CEF Digitaal Philippe Muyters, Vlaams minister voor Werk, Economie, Inovatie en Sport 75

76 Trekkend beleidsdomein CEF Transport Beleidsdomein Mobiliteit en Openbare Werken CEF Energie Beleidsdomein Omgeving Betrokken ministers CEF Digitaal Beleidsdomein Economie, Wetenschap en Innovatie CEF Transport Bart Tommelein, Vlaams minister voor Energie (voor het aspect alternatieve brandstoffen en grensoverschrijdende hernieuwbare energie) CEF Energie Joke Schauvliege, Vlaams minister van Omgeving, Natuur en Landbouw (voor het aspect klimaat) Betrokken beleidsdomeinen CEF Digitaal Philippe Muyters, Vlaams minister voor Werk, Economie, Inovatie en Sport CEF Transport Beleidsdomein Omgeving Beleidsdomein Buitenlandse Zaken VLAAMSE ANALYSE VAN HET VOORSTEL Juridisch CEF Energie Beleidsdomein Economie, Wetenschap en Innovatie Beleidsdomein Mobiliteit en Openbare Werken Beleidsdomein Buitenlandse Zaken CEF Digitaal Beleidsdomein Economie, Wetenschap en Innovatie Beleidsdomein Buitenlandse Zaken Vlaamse bevoegdheid CEF Transport Het Vlaams Gewest is op het vlak van TEN-T bevoegd voor alle vormen van vervoer, uitgezonderd spoor- en nationale luchtvaartinfrastructuur en de daaraan verbonden Europese standaarden. CEF Energie De projecten binnen CEF energie met Belgische betrokkenheid slaan op federale bevoegdheden. Ook Vlaamse bevoegdheden in verband met hernieuwbare energie en het distributieniveau van de elektriciteitsmarkt in verband met smart grids komen aan bod Vlaamse rechtsinstrumenten CEF Digitaal Niet van toepassing 76

77 Beleidsmatig Huidig beleid CEF Transport Er is een aantoonbare deelname van in Vlaanderen gevestigde begunstigden uit het vervoersluik van het CEF. Sinds 2014 is een subsidiebedrag van ruim 351 miljoen euro toegekend voor projecten met Vlaamse publieke en private partners en/of implementatie op Vlaams grondgebied, hetgeen overeenkomt met een totale investeringskost van 1,89 miljard euro. Tot op heden is er binnen CEF transport al miljard euro toebedeeld (90,95% van het voorziene totaalbudget). Dit betekent dat de voorlopige middelenstroom naar Vlaanderen al 3,48% bedraagt. Als men abstractie maakt van de CEF luchtvaart- en spoorprojectoproepen - waar Vlaanderen geen aanspraak kan op maken wegens federale bevoegdheden wordt het totale beschikbare budget herleid tot 8,104 miljard euro. Toegepast op dit laatste bedrag, bedraagt het percentage middelenstroom naar Vlaanderen 4,33% van het budget. Over het algemeen toont het aantal geselecteerde Vlaamse CEF vervoersprojecten aan dat er enerzijds heel wat potentiele projecten behoefte hebben aan Europese cofinanciering en anderzijds dat de kwaliteit en maturiteit van de Vlaamse projectvoorstellen hoog is. De afgelopen jaren werd intern ook de nodige expertise opgebouwd om deze projectvoorstellen op een hoog kwalitatief niveau te begeleiden, wat bijdraagt tot de hoge deelname. Hierdoor ontvangt Vlaanderen in verhouding duidelijk meer subsidies dan het geval zou zijn als er bv. vaste enveloppes per land of per aantal inwoners zouden worden bedeeld. CEF Energie Er is een aantoonbare Belgische betrokkenheid in minstens zes projecten inzake interconnectie van elektriciteit en in zes projecten inzake interconnectie van gas. In de interconnectieprojecten inzake smart grids is er geen Belgische betrokkenheid. De projecten binnen CEF energie met Belgische betrokkenheid slaan op federale bevoegdheden, wat niet wegneemt dat deze projecten ook Vlaanderen ten goede komen. CEF Digitaal Vlaanderen heeft de ambitie om zich digitaal verder te versterken. In lijn met de ambitie om supersnelle dataverbindingen uit te rollen, heeft de Vlaamse regering samen met de telecom-operatoren een akkoord gesloten waarin de telecom-operatoren zich aligneren om in de komende jaren gigabit-snelheden aan te bieden richting de Vlaamse huishouden en ondernemingen. Dit proces zal in de komende jaren gemonitord blijven worden. Vlaamse context van het initiatief CEF Transport Binnen Vlaanderen is het beleidsdomein MOW bevoegd voor de investeringen in infrastructuur m.b.t. wegen, waterwegen, havens, regionale luchthavens en multimodaliteit/logistiek. Daarnaast valt ook 77

78 het beheer van de bijhorende verkeersmanagementsystemen en ITS onder Vlaamse bevoegdheid net als belangrijke aspecten inzake vergroening van het vervoer. CEF Energie De projecten binnen CEF energie slaan op federale bevoegdheden. De Vlaamse bevoegdheden houden verband met hernieuwbare energie en het distributieniveau van de elektriciteitsmarkt. Niettemin is er zeker een rol weggelegd voor Vlaanderen bij de opvolging van onder meer de climate mainstreaming initiatieven. De toekomstige noden inzake decarbonisatie en digitalisatie van de EU economie zal een convergentie vragen van de energie, transport en digitale sectoren. Nieuwe calls in het kader van CEF kunnen een belangrijke impuls geven aan Vlaamse bedrijven om deze decarbonisatie en digitalisatie van de energieinfrastructuur mee vorm te geven. Relevantie EUdoelstellingen voor Vlaanderen CEF Digitaal Binnen Vlaanderen is het beleidsdomein Economie, Wetenschap en Innovatie het aangewezen coördinatiepunt. CEF Transport Met betrekking tot hogervermelde context kan het CEF beleid op vlak van transport een wezenlijke bijdrage leveren in de realisatie en implementatie van het Vlaamse infrastructuur- en mobiliteitsbeleid, in lijn met het huidige CEF beleid. Het CEF beleid kan via investeringen in duurzame vervoersmodi (spoor, binnenscheepvaart), de uitrol van alternatieve brandstoffen, missing links, veilige weginfrastructuur en verkeersmanagementsystemen bijdragen tot de omgevingsdoelstellingen en innovatie (via pilootprojecten, uittesten van onderzoek H2020,..) CEF Energie Met betrekking tot hogervermelde context kan het CEF beleid op vlak van energie een wezenlijke bijdrage leveren in de realisatie en implementatie van het Vlaamse infrastructuur- en energie- en klimaatbeleid, in lijn met het huidige CEF beleid. Het CEF beleid kan via investeringen in energie infrastructuur (inclusief grensoverschrijdende hernieuwbare energie interconnectie, smart grids, ) bijdragen tot de energiedoelstellingen en innovatie. Een EU-brede coördinatie voor uitbouw van hernieuwbare energie en gerichte EU-steun kan de sector integratie vergemakkelijken en verdere investeringen genereren op dit gebied. Potentiële ondersteuning op dit gebied dient echter enkel om de kosten te compenseren nodig voor het overwinnen van barrières gekoppeld aan deze grensoverschrijdende samenwerking Het is de verwachting dat in de toekomst deze projecten in toenemende mate door de markt zelf zullen worden gefinancierd. Geschiktheid van de beleidsopties voor Vlaanderen CEF Digitaal De ambitie om de digitale infrastructuur op te schalen en voor te bereiden op de aankomende gigabit-vraag, ligt in lijn met de Vlaamse ambitie en zal daarom ook verder opgevolgd worden. Vlaanderen ondersteunt ook de focus op duurzame vervoersmodi (beperkte mogelijkheden voor wegprojecten) en de aandacht voor de coherentie met het klimaatbeleid via het vastleggen dat 60% van alle 78

79 middelen moet aangewend worden voor projecten die een bijdrage leveren tot het Parijs akkoord, de introductie van een systeem van climate proofing en het feit en dat er consistentie met nationale energie en klimaatplannen aangetoond dient te worden. De coherentie en bijdrage tot klimaat en milieuvoordelen wordt onder meer ook bevorderd via de mogelijkheden die in het voorstel geboden worden om synergiën te realiseren (sectoroverschrijdende werkingsprogramma s). CEF Transport Vlaanderen ondersteunt het gekozen beleid voor CEF transport. Het CEF programma kan een mooi parcours voorleggen: het slaagt erin om (grensoverschrijdende) vervoersinfrastructuur met de grootste EU meerwaarde op een efficiënte en vlotte manier te realiseren. Op die manier vormt het een essentiële financieringscomponent voor het Europese TEN-T beleid dat in 2013 gemoderniseerd werd. Er is al een hele weg afgelegd, maar de uitdaging voor het transportnetwerk blijven zeer groot. Het is dus broodnodig dat het CEF programma wordt voortgezet. Belangrijk hierbij is dat er voor de modi die minder bankable gebleken zijn zoals binnenvaart, voldoende mogelijkheden blijven in de vorm van subsidies. Voor de andere modi kunnen ook innovatieve financieringsinstrumenten en blending een mogelijkheid zijn. Verwachte effecten van het initiatief in Vlaanderen CEF digitaal De ambitie om de digitale infrastructuur op te schalen en voor te bereiden op de aankomende gigabit-vraag, ligt in lijn met de Vlaamse ambitie en zal daarom ook verder opgevolgd worden. CEF Transport De verwachte effecten zijn positief. De grote Vlaamse projecten die momenteel door CEF ondersteund worden zullen in de huidige programmaperiode niet volledig afgerond zijn. Daarnaast heeft Vlaanderen nog een significante project pipeline die relevant is voor CEF financiering. Een voortzetting van de Europese CEF-steun is dus in elk geval gunstig voor Vlaanderen. BETROKKENHEID VAN DE VLAAMSE BELANGHEBBENDEN Vlaamse belanghebbenden Consultatie van de Vlaamse belanghebbenden Zowel publieke als relevante private actoren zijn betrokken en kunnen projectvoorstellen indienen binnen CEF. CEF zal op Europees niveau besproken worden binnen een Raadswerkgroep die speciaal voor CEF in het leven is geroepen (Friends of the Presidency CEF) 13. Deze FoP CEF is gemandateerd om het Commissievoorstel te bespreken, zonder de financiële en horizontale aspecten: deze worden besproken op de Ad Hoc Working Party (Multiannual Framework). Er zal dus bij de onderhandelingen een onderscheid worden gemaakt tussen financiële en niet-financiële aspecten. 79

80 Volgens de voorlopige planning starten de Europese raadswerkgroepen (FoP CEF) op 5 september op. De besprekingen zullen verschillende weken en maanden lopen. Binnen België is het nog momenteel niet duidelijk hoe de coördinatie zal verlopen. Overkoepelend zal vanuit de PV zal de transportfilière België vertegenwoordigen in de FoP. De pilotage van het dossier zal onder de FOD M&T vallen. Er wordt intussen wel bekeken of de lead voor de deelsectoren in de FoP telkens kan genomen worden door de respectievelijke attachés.. Door de Vlaamse belanghebbenden verwachte effecten CEF Transport Coördinatie via het CEF kernteam met de Vlaamse MOW agentschappen. Er wordt via de AAVR EU regelmatig afgestemd tussen de verschillende filières over de overkoepelende aspecten en algemene voortgang van het dossier. Het verkrijgen van Europese middelen voor een versnelde realisatie van publieke en private Vlaamse investeringen in infrastructuur en verkeersmanagement. EERSTE VLAAMSE STANDPUNTBEPALING Algemeen Toets aan nationale energie- en klimaatplannen en analyse klimaatkwetsbaarheid verdient verdere verduidelijking; Positief dat alle financiële instrumenten onder InvestEU zijn ondergebracht; De coherentie en bijdrage tot klimaat en milieuvoordelen wordt o.m. ook bevorderd via de mogelijkheden die in het voorstel geboden worden om synergiën te realiseren (sectoroverschrijdende werkingsprogramma s). Deze mogelijkheden tot synergiën worden verwelkomd.. CEF Transport Niet uitsluitend focus op nieuwe infrastructuur, ook aandacht voor de rehabilitatie van het bestaand netwerk; Sterke rol voor de EU coördinatoren en hun werkplannen [art. 13, lid 4]; Governance van de enveloppe militaire mobiliteit verdient uitdieping; Binnenvaartacties moeten aanspraak kunnen maken op hoger cofinancieringspercentage van 50% (bottlenecks). Onder het huidige CEF kunnen binnenvaartacties maximaal 40% ontvangen, het kan niet de bedoeling zijn dat dit soort projecten erop achteruit gaat; Bijkomend: o Opname IJzeren Rijn in NSB corridor en kwalificatie als kernnetwerk is een speerpunt voor Vlaanderen o Herintroductie Vlaamse sluis- en hinterlandinfrastructuur in zeehavens o Aandacht voor Brexit via rechtstreekse maritieme link tussen Ierse en Vlaamse zeehavens Verwelkoming van aandacht voor duurzame vervoerssystemen. CEF Energie Er zal verder onderzocht worden wat de opportuniteiten van CEF zouden kunnen zijn voor de ontwikkeling van smart grids en hernieuwbare energie. 80

81 REACTIE VANUIT VLAANDEREN OP DE EUROPESE CONSULTATIE Openbare raadpleging, routekaart, aanvangseffectbeoordeling en/of effectbeoordeling CEF Transport MOW heeft deelgenomen aan de consultatie. Deze werd intern gecoördineerd binnen het CEF kernteam en extern afgestemd met OMG. In de bijdrage wordt o.a. de meerwaarde en de doelstellingen van CEF onderstreept en aandacht gevraagd voor binnenvaart en voldoende subsidies voor projecten die niet bankable zijn. EERSTE SUBSIDIARITEITSINSCHATTING 1. Bevoegdheid van de Europese Unie 2. Evaluatie van de subsidiariteitstoets van de Europese Commissie a. Noodzakelijkheidstest De omvang van de problemen die door de CEF worden aangepakt, vergt specifieke EUmaatregelen aangezien het om uitdagingen gaat die van nature een EU-dimensie hebben en die efficiënter op dat niveau kunnen worden aangepakt. Dat zorgt voor grotere baten, een snellere uitvoering en een lagere kostprijs als de lidstaten samenwerken. De investeringsbehoeften voor de TEN s na 2020 zijn zeer groot en overstijgen de middelen die de lidstaten kunnen vrijmaken. b. EU-meerwaardetest Met het TEN-T beleid en de hieraan gekoppelde financiering via CEF draagt de EU actief bij aan de verwezenlijking van een hoogwaardig TEN-T netwerk tegen 2030 en Dit leidt tot een harmonisering van de standaarden en het niveau van de infrastructuur doorheen de EU en tot een snellere implementatie door de EU ondersteuning. De focus van het CEF beleid ligt duidelijk op de projecten met EU meerwaarde en de grensoverschrijdende projecten, die een hogere cofinanciering kunnen krijgen. c. Conclusie Het optreden van de EU in dit veld draagt bij tot de realisatie van de interne markt, één basisprincipes van de EU. 3. Eerste subsidiariteitsinschatting a. Noodzakelijkheidstest Het Europese TEN-T beleid beoogd een geharmoniseerde realisatie van het Europese Vervoersnetwerk tegen 2030 voor het kernnetwerk en 2050 voor het uitgebreide netwerk. Het CEF transport budget biedt financiële ondersteuning voor deze doelstelling. 81

82 Gezien het CEF transportvoorstel bijdraagt tot de realisatie van de interne markt en geharmoniseerde standaarden voor de belangrijkste vervoersassen door de EU is een Europees optreden hier nuttig en noodzakelijk. Daarnaast heeft vervoersinfrastructuur per definitie in vele gevallen een grensoverschrijdende dimensie. De uitrol van dit beleid kan best op Europees niveau gebeuren om redenen van schaalvoordelen en lagere kosten. Daarnaast worden de vele innovaties in de transportsector ook best op Europese schaal uitgerold en ontwikkeld. b. EU-meerwaarde test Doordat het CEF Transport budget financiële ondersteuning biedt voor het tijdig bereiken van een geharmoniseerd EU vervoersnetwerk is er hier wel degelijk een EU meerwaarde. De Europese budgetten worden gefocust op grensoverschrijdende projecten en projecten met aangetoonde EU meerwaarde. Uit het recente verleden is gebleken dat nationale investeringsprogramma s zelden op elkaar afgestemd zijn. Er bestaan weinig incentives om verder te gaan dan de lokale infrastructurele noden. Daardoor geraken grensoverschrijdende verbindingen moeilijk gerealiseerd en wordt vaak niet uitgegaan van eenzelfde standaard. 82

83 Digitaal Europa RUBRIEK 1: EENGEMAAKTE MARKT, INNOVATIE EN DIGITAAL BELEID Digitaal Europa Programma BEVOEGDE ACTOREN BINNEN DE EUROPESE INSTELLINGEN Europese Commissie Raad van de EU Europees Parlement Directoraat-Generaal Communicatienetwerken, inhoud en technologie (DG CONNECT) Raad Telecommunicatie Groep Telecommunicatie en informatiemaatschappij Commissie Industrie, onderzoek en energie INHOUD Context van het initiatief Het programma Digitaal Europa is een centraal element van het alomvattende antwoord van de Commissie op de uitdaging die gepaard gaat met de digitale transformatie en maakt deel uit van het voorstel betreffende het meerjarig financieel kader voor Het doel is te zorgen voor een financieringsinstrument dat is afgestemd op de operationele vereisten van de capaciteitsopbouw op de door de Europese Raad aangewezen gebieden, en de synergieën daartussen te benutten. Het is een financieringsinstrument voor een brede waaier aan digitale beleidsinitiatieven met een budget van 9,2 miljard. Het programma digitaal Europa richt zich volgens de Commissie vooral op kennisdiffusie en bewezen technieken, daar waar Horizon Europe zich richt op excellentie in onderzoek en innovatie. Digitaal Europa zal zich richten op de opbouw van grootschalige digitale capaciteit en infrastructuur, daar waar de Connecting Europe Facility zich onder meer richt op de aanleg van fysieke digitale infrastructuur. De programma s zouden elkaar moeten versterken. Doelstellingen van het initiatief BRON: EUR-Lex, Rijksoverheid NL Het doel van het programma Digitaal Europa is het ondersteunen van de digitale transformatie van de Europese economie en samenleving. Het programma zal volgens de Commissie: De digitale capaciteit van Europa versterken door grootschalige uitrol ervan En de verspreiding en het gebruik van digitale technologie op gebieden van algemeen belang en in de private sector verbeteren BRON: Rijksoverheid NL Het programma heeft de volgende doelen: - Het opbouwen en versterken van de capaciteiten van de EU inzake high-performance computing (HPC) en gegevensverwerking, en het wijdverbreide gebruik ervan te waarborgen, zowel op gebieden van algemeen belang zoals 83

84 gezondheid, milieu en veiligheid, als door het bedrijfsleven, en met name door kmo's - Het opbouwen en versterken van kerncapaciteiten inzake kunstmatige intelligentie (KI), waaronder gegevensbronnen en bibliotheken van algoritmen betreffende kunstmatige intelligentie, en het toegankelijk maken daarvan voor alle bedrijven en overheden, alsmede het versterken en bevorderen van de verbindingen tussen bestaande voorzieningen voor het testen van en experimenteren met kunstmatige intelligentie in de lidstaten. - Waarborgen dat de essentiële capaciteiten die nodig zijn om de digitale economie, maatschappij en democratie van de EU aanwezig zijn en toegankelijk zijn voor de overheidssector en het bedrijfsleven van de EU, en het verhogen van het concurrentievermogen van de sector cyberbeveiliging van de EU. - Waarborgen dat de huidige en toekomstige beroepsbevolking gemakkelijk geavanceerde digitale vaardigheden, met name op het gebied van high-performance computing, kunstmatige intelligentie en cyberbeveiliging, kan verwerven door leerlingen, studenten, afgestudeerden en bestaande werknemers de mogelijkheden te geven om die vaardigheden te verwerven en te ontwikkelen, ongeacht waar zij zich bevinden. - Ervoor zorgen dat digitale capaciteiten, met name op het gebied van high-performance computing, kunstmatige intelligentie en cyberbeveiliging optimaal worden gebruikt, in de hele economie, op gebieden van algemeen belang en in de maatschappij, waaronder de uitrol van interoperabele oplossingen op gebieden van algemeen belang, en het vergemakkelijken van de toegang tot technologie en expertise voor alle bedrijven, en met name voor kleine en middelgrote ondernemingen. Beleidsopties BRON: EUR-Lex Het programma richt zich op 5 specifieke gebieden: 1. High performance computing (investeringsbedrag 2.7 miljard) Het doel is om de capaciteiten voor Europese high performance computing (HPC) en datagedreven onderzoek te versterken en verder uit te bouwen, zodat wetenschap, bedrijven en overheden in Europa en de lidstaten de volledige potentie hiervan kunnen benutten. Dat is onder meer van belang voor vraagstukken op het gebied van gezondheid, klimaatverandering en veiligheid, en voor het gebruik door kmo s. Tevens is dit van belang voor het aantrekken, opleiden en behouden van (onderzoeks)talent. Het programma Digitaal Europa dient dan ook ter ondersteuning en voortzetting van een aantal beleidsinitiatieven voor supercomputing die eerder door de Europese Commissie zijn aangekondigd, met name het Euro HPC-initiatief. 2. Kunstmatige intelligentie (investeringsbedrag 2.5 miljard) De Europese Commissie stelt dat AI-technieken van essentieel belang zijn voor de digitale transformatie van het bedrijfsleven en de overheid. Zij wil het gebruik van deze technologie in de EU stimuleren. Daartoe investeert zij in experimenteer- en testfaciliteiten voor AI voor bedrijven 84

85 en overheden met daarbij aandacht voor kmo s. Ook wil de Commissie grote datasets en algoritmen publiek beschikbaar stellen. Het programma Digitaal Europa dient ter ondersteuning en uitvoering van het eerder gepubliceerde Europees beleid voor kunstmatige intelligentie. 3. Cybersecurity (investeringsbedrag 2 miljard) De Europese Commissie stelt dat cyberaanvallen complexer worden en de nieuwste technologie bevatten. Dit vraagt om het toepassen van geavanceerdere cybersecurity-oplossingen. De Commissie is van mening dat een Europese aanpak nodig is om voldoende investeringen te realiseren om deze toepassing op te schalen. De Commissie geeft aan geavanceerde cyberfaciliteiten en infrastructuur te willen financieren. Het programma dient ter ondersteuning en uitvoering van het cybersecurity package. 4. Geavanceerde digitale vaardigheden (investeringsbedrag 700 miljoen) Het voorgenomen Europese beleid is gericht op het ondersteunen van de ontwikkeling van geavanceerde digitale vaardigheden voor de (toekomstige) beroepsbevolking. Met geavanceerde digitale vaardigheden wordt hier door de Commissie bedoeld digitale vaardigheden voor high performance computing, kunstmatige intelligentie en cybersecurity. De Commissie stelt dat uit onderzoek blijkt dat de kosten voor training de grootste barrière voor om- en bijscholing zijn. Het moet daarom financieel aantrekkelijker gemaakt worden. De Commissie stelt middelen beschikbaar voor on-the-job-training, kortlopende, gespecialiseerde trainingen en meerjarige opleidingen. 5. Uitrol, optimaal gebruik van digitale technologie en interoperabiliteit (investeringsbedrag 1.3 miljard) De Commissie stelt voor het gebruik van digitale technieken door onder andere bedrijven te stimuleren. Hierbij is speciale aandacht voor kmo s. De Commissie richt een netwerk van digitale innovatiehubs in. Deze hubs hebben als taak om digitale transfomatie diensten (inclusief test en experimenteerfaciliteiten) te leveren, expertise en kennis over te dragen aan bedrijfsleven en overheid en thematische diensten rondom de genoemde prioriteiten te verlenen. Zij wil starten met minimaal één hub per lidstaat en afhankelijk van budget deze uit te breiden op basis van een open en competitief proces zodat er een zo groot mogelijke geografische spreiding van hubs is, evenredig verdeeld naar het aantal inwoners van een lidstaat. De hubs krijgen subsidie om specifieke taken uit te voeren en zullen ook bevoegd worden om zelf financiële steun te verlenen. Verder stelt de commissie voor werk te maken van het moderniseren van de overheid en publieke sector (o.a. zorg, onderwijs en cultuur) via digitale middelen. Daarbij wordt budget gereserveerd voor de interoperabiliteit van digitale overheidstoepassingen (194 miljoen). Verwachte effecten van het initiatief Soort initiatief BRON: Rijksoverheid NL Zie hierboven. Wetgevend initiatief (gekwalificeerde meerderheid, met medebeslissing van het Europees Parlement) 85

86 Verdragsartikel EU-regelgeving Art.172 VWEU en 173(3) VWEU Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het Programma Digitaal Europa voor de periode TIMING Verwachte publicatie voorstel Behandelend Voorzitterschap Het voorstel werd op 6 juni 2018 gepubliceerd. Oostenrijk, Roemenië, Finland CONSULTATIE DOOR DE EUROPESE COMMISSIE OVER HET INITIATIEF Openbare raadpleging Informatie nog niet beschikbaar. Routekaart Informatie nog niet beschikbaar. Aanvangseffectbeoordeling Informatie nog niet beschikbaar. Voorstel van regelgeving Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de en effectbeoordeling Raad tot vaststelling van het Programma Digitaal Europa voor de periode Effectbeoordeling BEVOEGDE ACTOREN BINNEN VLAANDEREN Trekkend minister Trekkend beleidsdomein Betrokken ministers Betrokken beleidsdomeinen Philippe Muyters, Vlaams minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport Beleidsdomein Economie, Wetenschap en Innovatie Departement Economie, Wetenschap en Innovatie Liesbeth Homans, Viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en armoedebestrijding Hilde Crevits, Viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Onderwijs Sven Gatz, minister van Cultuur, Media, Jeugd en Brussel Geert Bourgeois, Minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid en Onroerend Erfgoed Beleidsdomein Kanselarij en Bestuur Beleidsdomein Werk en Sociale Economie Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Beleidsdomein Cultuur, Jeugd, Sport en Media Beleidsdomein internationaal Vlaanderen VLAAMSE ANALYSE VAN HET VOORSTEL Juridisch Vlaamse bevoegdheid Vooreerst een algemene opmerking: De Vlaamse bevoegdheidsinschatting kan pas grondig opgesteld worden, indien de in de verordening genoemde operationele doelstellingen (art. 4 t.e.m. art. 8) bij de onderhandelingen nader zijn toegelicht of worden uitgewerkt. High Performance Computing (HPC) Art. 6, VI, 1 BWHI : het economisch beleid 86

87 Art. 6bis, 1 BWHI: De Gemeenschappen en de Gewesten zijn bevoegd voor het wetenschappelijk onderzoek in het raam van hun respectieve bevoegdheden, met inbegrip van het onderzoek ter uitvoering van internationale of supranationale overeenkomsten of akten; Kunstmatige intelligentie Art. 6bis, 1 BWHI: De Gemeenschappen en de Gewesten zijn bevoegd voor het wetenschappelijk onderzoek in het raam van hun respectieve bevoegdheden, met inbegrip van het onderzoek ter uitvoering van internationale of supranationale overeenkomsten of akten; Art. 6, VI, 1 BWHI : het economisch beleid Art. 6, VIII, 1 BWHI: de samenstelling, organisatie, bevoegdheid en werking van de provinciale en gemeentelijke instellingen en van de bovengemeentelijke besturen, Cybersecurity Art. 6bis, 1 BWHI: De Gemeenschappen en de Gewesten zijn bevoegd voor het wetenschappelijk onderzoek in het raam van hun respectieve bevoegdheden, met inbegrip van het onderzoek ter uitvoering van internationale of supranationale overeenkomsten of akten; Art. 6, VI, 1 BWHI : het economisch beleid Geavanceerde digitale vaardigheden Art. 4, 12 BWHI: de post- en parascolaire vorming; Art. 4, 14 BWHI: de intellectuele, morele en sociale vorming Art. 4, 16 BWHI: de beroepsomscholing en -bijscholing, met uitzondering van de regeling van de tegemoetkoming in de uitgaven inherent aan de selectie, de beroepsopleiding en de nieuwe installatie van het personeel door een werkgever in dienst genomen met het oog op de oprichting van een onderneming, de uitbreiding of de overschakeling van zijn onderneming. Art. 4, 17 BWHI: de stelsels van alternerend leren, waarin een praktijkopleiding op de werkvloer op alternerende wijze wordt aangevuld met een opleiding in een onderwijs- of opleidingsinstelling. Uitrol, optimaal gebruik van digitale technologie en interoperabiliteit Art. 6, VIII, 1 BWHI: de samenstelling, organisatie, bevoegdheid en werking van de provinciale en gemeentelijke instellingen en van de bovengemeentelijke besturen, Art. 6, VI, 1 BWHI : het economisch beleid 87

88 Vlaamse rechtsinstrumenten Art. 4, 13 BWHI: de artistieke vorming Vooralsnog valt niet te verwachten dat dit programma gevolgen zal hebben voor Vlaamse regelgeving. Dit kan evenwel pas met zekerheid worden beoordeeld, zodra de in de verordening genoemde operationele doestellingen bij de onderhandelingen nader zijn toegelicht of worden uitgewerkt. Met de verordening worden ook digitale innovatiehubs voorzien. Deze hubs zijn ingevolge het voorstel bevoegd financiële steun aan derden te verlenen. Bij de uitwerking zal moeten worden bekeken in hoeverre dit onderdeel raakt aan het bestuursrecht. Beleidsmatig Huidig beleid Europa kent vandaag reeds diverse beleidsacties rond digitale thema s, o.a. in Horizon Europa. Door de nieuwe technologische evoluties en de inspanningen van o.a. de Verenigde Staten en China is het noodzakelijk om verdere actie te ondernemen. Vooral om onze capaciteitsbouw en de disseminatie naar het bredere maatschappelijke en economische weefstel te verhogen. Het is dat doel dat centraal staat in het nieuwe Digitaal Europa Programma. Algemeen kan opgemerkt worden dat Vlaanderen de ambitie heeft om tot de digitale koplopers in Europa te behoren, in de domeinen waar ook de Europese commissie sterk op inzet. High Performance Computing (HPC) High Performance Computing wordt in Vlaanderen volledig gefinancierd en beheerd binnen het wetenschappelijk onderzoek. Het VSC (Vlaams Supercomputing Centrum) is een virtuele organisatie waarin de 5 Vlaamse associaties van universiteiten en hogescholen de krachten bundelen voor HPC-infrastructuur. Het VSC biedt ook ondersteuning aan academici en bedrijven. Het VSC wordt tot op heden ad hoc gefinancierd op basis van projecten. Europa dringt er op aan dat ook overheden actief de mogelijkheden van HPC gaan integreren. Deze pijler komt binnen het VSC nu niet aan bod. De EuroHPC Joint Undertaking is ontworpen met als doel de verschillende stakeholders (onderzoek, bedrijfsleven, overheden en burgers) hun rol voluit te laten spelen en anticipeert op het feit dat HPC zal evolueren naar een standaard component in het complexe ICT landschap van de toekomst. Kunstmatige intelligentie AI brengt vele kansen om maatschappelijke vraagstukken te beantwoorden. Vlaanderen beschikt door zijn sterke wetenschappelijke en industriële kennisbasis over een goede uitgangspositie om AIonderzoek te verrichten en toepassingen te ontwikkelen. Het Vlaamse beleid heeft dan ook de ambitie om hier vanuit de eigen sterktes op in te zetten en AI verder in te bedden in het Vlaams economisch weefsel om zo tot een echt AI-ecosysteem te kunnen komen. Het belang van (multidisciplinair) onderzoek doorheen de hele kennisketen en vooral de disseminatie ervan staat hoog op de agenda, en 88

89 aligneert met de prioriteiten/visie die de Europese Commissie hieromtrent uitzet. Cybersecurity Cybersecurity is essentieel in een digitale en data-intensieve economie en samenleving. Het zijn fundamenten, evenals randvoorwaarden, voor de Europese concurrentiepositie en voor de acceptatie en het gebruik van digitale middelen door burgers, bedrijven en overheden. Vlaanderen beschikt over academisch onderzoek op wereldniveau (zeker wat betreft cryptografie) en zet recent stappen om ook de vertaling naar het bedrijfsleven te verbeteren. De sterkere rekenkracht (in toekomst richting kwantum-computing) maakt dat er in deze digitale tijden alsmaar grotere cybersecurityvereisten en mogelijkheden zijn. Onze academische sterkte zal in dit verband een welgekomen asset zijn. Het huidig beleid omtrent cybersecurity is voornamelijk federale materie die een cybersecurity coalition op de been heeft gebracht en de eigen cybercapaciteiten in de veiligheidsdiensten heeft versterkt. Vlaanderen onderzoekt momenteel welke beleidsmaatregelen genomen kunnen worden om in te zetten op dit belangrijke domein. Geavanceerde digitale vaardigheden Een van de belangrijkste uitdagingen is het vergroten van het aantal ICT ers en digitale vaardigheden van de huidige beroepsbevolking, waar we zien dat deze vandaag ontoereikend zijn. Het Vlaams beleid zet daarom sterk in op STEM -opleidingen om de interesse voor technologische opleidingen te vergroten.. Uitrol, optimaal gebruik van digitale technologie en interoperabiliteit De uitrol van digitale technologie is een prioriteit in Vlaanderen, zowel wat betreft publiek gerelateerde dienstverlening, als de diffusie naar het bredere ondernemersveld in het kader van bijvoorbeeld de Vlaamse Transitie Industrie 4.0. De Vlaamse overheid neemt initiatieven zoals e-procurement of onderzoekt hoe het AI-gerelateerde toepassingen kan implementeren. Zo heeft Vlaanderen een eigen AI Programma Manager die in samenwerking met het ondernemersveld bekijkt welke AI toepassingen in Vlaamse overheid kunnen worden uitgerold. Vlaamse context van het initiatief High Performance Computing (HPC) De problemen en mogelijke oplossingen aligneren met de voorstellen en ambities van de Europese Commissie. De EuroHPC Joint Undertaking kan gezien worden als een referentiekader voor de planning en uitrol van de nodige supercomputer capaciteit en de zeer noodzakelijke ontwikkeling van kennis en vaardigheden om HPC van een eerder geïsoleerd gebruik binnen academia en high tech bedrijven veel bredere ingang te doen vinden. Vlaanderen kan gebruik maken van de Europese initiatieven om het niveau van HPC kennis en de vaardigheden sterker te gaan ontwikkelen 89

90 om de omslag naar computational in verschillende sectoren mogelijk te maken. Kunstmatige intelligentie De Vlaamse context, ligt in lijn met de problemen die de Europese Commissie onderkent, met name de nood aan meer digitale vaardigheden, sterk onderzoek en de nood aan valorisatie en disseminatie om tot een echt ecosysteem te kunnen komen waarin AI-toepassingen hun weg vinden naar ondernemingen en hun processen en producten. Vlaanderen werkt aan mogelijke initiatieven om dit ecosysteem in Vlaanderen te versterken, vertrekkend vanuit de bestaande sterktes en een bottum-up benadering vanuit de relevante actoren. Cybersecurity De Vlaamse context, ligt in lijn met de problemen die de Europese Commissie onderkent, met name de nood aan meer digitale vaardigheden, sterk onderzoek en de nood aan valorisatie en disseminatie om tot een echt ecosysteem te kunnen komen. Voor dit ecosysteem kunnen we vertrekken vanuit een sterke academische setting, die weliswaar ook te maken heeft met opkomende buitenlandse competitie. De waakzaamheid en take-up van dit alles in het Vlaamse bedrijfsleven wordt echter als een pijnpunt ervaren en vormt een belangrijke beleidsmatige uitdaging. Vlaanderen werkt daarom aan mogelijke initiatieven om dit ecosysteem in Vlaanderen te versterken, vertrekkend vanuit de bestaande sterktes en een bottum-up benadering vanuit de relevante actoren. Geavanceerde digitale vaardigheden Het initiatief spreekt van werknemers, studenten, afgestudeerden de mogelijkheden te geven om deze vaardigheden te verwerven en te ontwikkelen. Waar het huidig beleid de noodzaak hiervan laat zien, is de operationalisering van dit onderdeel van het DEP redelijk vaag en blijven hieromtrent vragen bestaan. Uitrol, optimaal gebruik van digitale technologie en interoperabiliteit Het initiatief aligneert met de Vlaamse opstelling. Vlaanderen beschikt over sterke digital innovation hubs en actoren actief in dit veld. Deze hubs verder versterken kan cruciaal zijn om de uitrol en het optimaal gebruik verder ingang te doen vinden in het economisch weefsel dat vele kleine en middelgrote ondernemingen kenmerkt. Relevantie EUdoelstellingen voor Vlaanderen High Performance Computing (HPC) De mate waarmee de inzet van grote rekenkracht bepalend zal worden voor de economische slagkracht en de efficiëntie en effectiviteit binnen tal van maatschappelijke domeinen (gezondheid, milieu, transport, veiligheid, ) is, zij het dan op verschillende orde van grootte relevant voor de doelstellingen van zowel de EU als Vlaanderen. De Europese aanpak beoogt, vanuit het standpunt van de gebruikers volledige virtualisering van de infrastructuurlaag. Deze aanpak geeft Vlaanderen 90

91 de opportuniteit haar infrastructuur in de Europese in te bedden waardoor alle gebruikers in Vlaanderen, in functie van de concrete noden, diensten kunnen afnemen over de hele HPC schaal (Tier-0 tot Tier-2). Kunstmatige intelligentie De EU-doelstellingen zijn relevant voor Vlaanderen. De hoeveelheid data is een bepalende factor in de ontwikkeling van artificiële intelligentie. Als kleine regio is het daarom een toegevoegde waarde wanneer weliswaar in beveiligde en voor kleine lidstaten voldoende gewaarborgde omgeving data op Europese schaal worden samengebracht. Zeker in een markt die gedomineerd wordt door de VS en China. Daarenboven kiest de Europese Commissie voor een aanpak waarin disseminatie een centraal punt is, met de ambitie om tot test- en faciliteerruimtes in iedere lidstaat te komen. Iets dat ook voor Vlaanderen relevant is. Net zoals de ethische component waarmee Europa zich wereldwijd wil onderscheiden en het de gedragenheid van technologische vooruitgang ten aanzien van de burgers tracht te bewaken. Cybersecurity De uitdagingen en evoluties aangaande cybersecurity zijn voor vele lidstaten dezelfde. Zoals eerder aangehaald is de steeds grotere rekenkracht een belangrijke verklaring, net zoals de take-up door het bedrijfsleven een blijvend aandachtspunt is. Het eerste maakt echter deel uit van een internationale onderzoekscompetitie en is ook gelinkt aan Horizon, het tweede is vanzelfsprekend meer lokaal gebonden materie en verdient de focus vanuit DEP, gezien dit pijnpunt ook bleek uit de studie. Geavanceerde digitale vaardigheden De doelstellingen en bredere context spelen sterk in op de noden, maar dit onderdeel blijft vaag waardoor het moeilijk is om de concrete relevantie en uitwerking te beoordelen. Naarmate dit in de komende weken en maanden duidelijk wordt, zal de specifieke relevantie naar voor komen. Algemeen, gesproken speelt dit echter in grote mate in op die situatie die we vandaag de dag ook in Vlaanderen ervaren. Uitrol, optimaal gebruik van digitale technologie en interoperabiliteit De doelstellingen die in dit onderdeel zijn opgesomd zijn alleen zeer relevant voor een kennisregio als Vlaanderen met de ambitie om tot de digitale koplopers te behoren. Niettegenstaande verdienen bepaalde elementen verdere uitwerking waardoor op een later moment een volledig beeld kan gevormd worden. Geschiktheid van de beleidsopties voor Vlaanderen High Performance Computing (HPC) Binnen het voorstellen van de Europese Commissie rondom HPC zijn er weinig elementen die technisch of politiek problematisch zouden zijn. 91

92 Vlaanderen kan, indien het dit wenst, binnen de Belgische context participeren in de EuroHPC Joint Undertaking. Aandacht is evenwel vereist voor het netwerken van de digitale competentiecentra. In het voorstel van de Commissie wordt uitdrukkelijk gesteld dat dit netwerk één competentiecentrum per lidstaat omvat, dat gekoppeld wordt aan het nationale supercomputercentrum. Dit strookt niet met het federale karakter van België. Kunstmatige intelligentie De beleidsopties zijn van die aard dat deze niet problematisch zouden mogen zijn, al hangt dit verder af van de concretisering van verschillende voorstellen en pistes. Wel dringt zich een verdere verduidelijking op in de rol en praktische uitwerking van de Digital Innovation Hub, zowel wat betreft het selectieproces, de kwantiteit, de geografische spreiding als het beoogde doelpubliek. Het is belangrijk dat deze hubs voorbij de klassieke gebruikers gaan en focussen op de diffusie naar het bredere maatschappelijke veld. Cybersecurity De beleidsopties zijn van die aard dat deze niet problematisch zouden mogen zijn, al hangt dit verder af van de concretisering van verschillende voorstellen en pistes. Het is tevens belangrijk dat de acties en voorstellen aan concreetheid winnen in de komende maanden, dan vooral in het concept van de competence centers. Geavanceerde digitale vaardigheden Over het algemeen mag verwacht worden dat er geen technische en andere problemen zouden zijn, maar dit onderdeel blijft vaag waardoor het moeilijk is om de concrete beleidsopties te beoordelen. Naarmate dit in de komende weken en maanden duidelijk wordt, zal de beter kunnen worden ingeschat. Verwachte effecten van het initiatief in Vlaanderen Uitrol, optimaal gebruik van digitale technologie en interoperabiliteit Gegeven de doelstellingen hiervan deels richting de overheid kijken om zelf de lead te nemen in egovernment en richting sterke digital innovation hubs kijken, lijkt Vlaanderen over sterke troeven te beschikken om hierop te kunnen inspelen. Met de nuance dat verdere concretisering noodzakelijk is om een vollediger beeld te verwerven. High Performance Computing (HPC) Macro-economische studies tonen aanzienlijke financiële en maatschappelijke ROI s maar zijn niet direct te transponeren naar Vlaanderen. Deelname aan EuroHPC, op een voldoende schaal om impact te garanderen kan er voor zorgen dat het bestaande en excellente onderzoek, zowel naar als met HPC zich adequaat kan ontwikkelen. EuroHPC kan een hefboom zijn om HPC veel breder toe te passen en onderzoek, ondernemingen en overheden mee de vruchten te laten plukken van de onmiskenbare trend naar toenemende computational 92

93 science,, ontwikkeling in silica, big data analyse, complexe forcasting, etc. Kunstmatige intelligentie De digitalisering wordt gezien als een belangrijke motor om de productiviteitsgroei aan te zwengelen en onze economie verder te laten inspelen op de vierde industriële revolutie. Kunstmatige intelligentie zal hierbij een belangrijk speerpunt vormen, gezien de wereldwijde evoluties. Een open economie heeft daarom baat om hierop innovatief in te spelen en te kijken hoe we ons economisch weefsel hiervan kunnen laten mee profiteren. De initiatieven van de Europese Commissie kunnen helpen bijvoorbeeld de disseminatie en ontwikkelingen van kunstmatige intelligentie te vergemakkelijken, zeker gezien de schaalvoordelen die Europa biedt in deze materies. Cybersecurity Het is moeilijk in te schatten wat de concrete gevolgen zullen zijn. De plannen roepen echter op tot een competence center, dus het is niet ondenkbeeldig dat dit in Vlaanderen ook op de een of andere manier vorm zal krijgen, van waaruit ook de diffusie mee naar burgers en ondernemingen kan worden georganiseerd. Het is belangrijk dat het creëren van awareness en het faciliteren van bijvoorbeeld opleidingen niet focust op Geavanceerde digitale vaardigheden Gegeven de ambitie zou het tekort aan it-profielen en vaardigheden moeten verminderen, maar het is momenteel te vroeg om hierover uitspraken te formuleren. Uitrol, optimaal gebruik van digitale technologie en interoperabiliteit De doelstellingen zijn relevant, Vlaanderen lijkt over sterke troeven te kunnen beschikken en dus mogen we veronderstellen dat de deze maatregelen een gunstig effect zullen ressorteren. BETROKKENHEID VAN DE VLAAMSE BELANGHEBBENDEN Vlaamse belanghebbenden Dit is breed gezien de verschillende elementen die aan bod komen in het Digitaal Europa Programma. Een exhaustieve lijst is daarom niet voorhanden. In de komende periode zal er verder geconsulteerd worden, ook op het oog van de verdere concretisering van de plannen en opmerkingen die we in het consulteringsproces mogen uiten. Het Digitaal Europa Programma is volledig nieuw, waardoor in tegenstelling tot Horizon Europa grotendeels van nul moet begonnen worden. Relevante belanghebbenden zijn onder andere de strategische onderzoekscentra, it-gerelateerde organisaties zoals Agoria, speerpuntclusters, maar ook andere organisaties zoals onderwijs en arbeidsmarktgerelateerde instellingen. 93

94 Consultatie van de Vlaamse belanghebbenden Door de Vlaamse belanghebbenden verwachte effecten Eerst en vooral is er binnen de Vlaamse overheid input gewonnen. Naar de externe belanghebbende loopt dit proces nog. Er is een lijst in de maak waarin we de belanghebbenden informeren over het programma en hen input vragen. Bepaalde input is al bekend en verwerkt. Dit zal verder gezet worden met het oog op intra-belgische coördinatie en standpuntbepaling (waar momenteel nog geen volledig zich op is). Eerst en vooral worden de prioriteiten positief onthaald. Het belang van een sterke Europese digitale agenda wordt onderschreven. Men verwacht dat dit programma in het algemeen aan concreetheid wint, positieve effecten zal ressorteren en mits de voorziene budgettaire impulsen ook voor Vlaanderen extra hefbomen kan creëren. EERSTE VLAAMSE STANDPUNTBEPALING High Performance Computing (HPC) Het Europees voorstel bevat beloftevolle elementen die we van nabij zullen opvolgen. Het is momenteel echter te vroeg om concrete engagementen te nemen met betrekking tot EuroHPC. Kunstmatige intelligentie Het is belangrijk dat kunstmatige intelligentie hoog op de Europese agenda staat. De strategische keuzes die de Europese Commissie maakt, worden door Vlaanderen als erg waardevol beschouwd en kunnen aligneren met de op stapel staande Vlaamse plannen. Tegelijk dienen nog een aantal Europese pistes en voorstellen te worden verduidelijkt om bestaande onduidelijkheden weg te werken. Cybersecurity Cybersecurity is essentieel om de betrouwbaarheid van onze toepassingen naar burgers en ondernemingen te waarborgen. De voorstellen van de Europese Commissie bevatten veel bouwstenen die kunnen bijdragen aan de valorisatie en toepassing van geavanceerde cybersecurityoplossingen. Vanuit Vlaanderen beschikken we over sterke troeven die hieraan kunnen meewerken en biedt het een richting waarop Vlaanderen haar plannen kan aligneren ten gunste van een breder gebruik in het Vlaams economisch weefsel. Geavanceerde digitale vaardigheden Het stimuleren en ontwikkelen van digitale vaardigheden ook en vooral in de gerelateerde gebieden van kunstmatige intelligentie en cybersecurity is een positieve zaak die vanuit Vlaanderen alleen maar kan aangemoedigd worden, zeker gezien de arbeidsmarktkrapte die ook wat betreft deze profielen sterk speelt. Het is positief dat de Europese Commissie dit onderschrijft en acties wenst te ondernemen. Het is belangrijk om de focus niet enkel te leggen op IT-professionelen, maar breder te gaan om een zo maximaal mogelijke up-take te realiseren van digitale vaardigheden. Het belang van cross- en multidisciplinariteit stijgt immers. Uitrol, optimaal gebruik van digitale technologie en interoperabiliteit Vlaanderen staat positief ten opzichte van de hierin opgenomen bepalingen, maar heeft vragen o.a. over de rol van de digital innovation hubs. 94

95 REACTIE VANUIT VLAANDEREN OP DE EUROPESE CONSULTATIE Openbare raadpleging, routekaart, aanvangseffectbeoordeling en/of effectbeoordeling EERSTE SUBSIDIARITEITSINSCHATTING 1. Bevoegdheid van de Europese Unie De EU heeft de bevoegdheid om op te treden op dit terrein. Het voorstel richt zich op het concurrentievermogen van de Europese industrie, zoals in art 173, lid 3, VWEU verwoord, en tevens op digitale Europese infrastructuur en digitale transformatie van gebieden van algemeen belang, waar artikel 172 betrekking op heeft, als bedoeld in artikel 170 VWEU. Er is sprake van een aanvullende bevoegdheid van de Unie ten aanzien van industriebeleid (artikel 6 onder b VWEU). 2. Evaluatie van de subsidiariteitstoets van de Europese Commissie De Europese Commissie heeft reeds een (initiële) subsidiariteitstoets uitgevoerd, zie pagina 9 in de volgende link: Er werd geen specifieke openbare raadpleging georganiseerd omtrent het ganse programma. De thema s van het programma kwamen wel aan bod in algemene bevragingen over fondsen onder het volgende meerjarig financieel kader. Er werd wel een specifieke raadpleging georganiseerd inzake EuroHPC: aa75ed71a /DOC_1&format=PDF De Europese Commissie argumenteert hierin voldoende de meerwaarde van haar optreden. 3. Eerste subsidiariteitsinschatting a. Noodzakelijkheidstest In een context van internationale concurrentie en de forse overheidssteun in China, VS, Japan en Canada voor digitale ontwikkelingen is het van groot belang dat er een gecoördineerde aanpak wordt voorzien om ervoor te zorgen dat de EU bij de koplopers komt en blijft. Dit doel kan onvoldoende door de lidstaten op regionaal, lokaal of federaal niveau worden bereikt, daarom is er een EU-aanpak nodig. De schaal van de middelen die nodig zijn om bijvoorbeeld een HPC-infrastructuur van wereldniveau te realiseren overstijgt het niveau dat individuele lidstaten kunnen opbrengen. Europese investeringen bieden meerwaarde om focus en bundeling van krachten op Europees niveau te realiseren, versnippering en duplicatie van inspanningen te voorkomen en grensoverschrijdende samenwerking te stimuleren. b. EU-meerwaarde test Het voorstel doorstaat waarschijnlijk de subsidiariteitstoets. 95

96 Wetenschappelijke en data- onderzoeksinfrastructuren, cybersecurity, investeringen in doorbraaktechnologieën zoals kunstmatige intelligentie zijn immers grensoverschrijdende ontwikkelingen die een Europese aanpak rechtvaardigen. Door op Europees niveau optimale randvoorwaarden te creëren kan het potentieel van de Europese digitale economie verder ontsloten worden. Voor Vlaanderen wordt het EU-beleid en -investeringen in onderzoek en innovatie als een aanvulling beschouwd op het Vlaams beleid. 96

97 Programma voor de eengemaakte markt RUBRIEK 1: EENGEMAAKTE MARKT, INNOVATIE EN DIGITAAL BELEID Programma voor de eengemaakte markt (nieuw), inclusief COSME BEVOEGDE ACTOREN BINNEN DE EUROPESE INSTELLINGEN Europese Commissie Raad van de EU Europees Parlement Directoraat-Generaal Interne markt, industrie, ondernemerschap en KMO s (DG GROW) COSME+: Comité voor het concurrentievermogen van ondernemingen en voor kleine en middelgrote ondernemingen Raad Concurrentievermogen Groep Concurrentievermogen en Groei Commissie Interne markt en consumentenbescherming INHOUD Context van het initiatief Doelstellingen van het initiatief De Commissie lanceerde op 7 juni haar voorstellen voor een nieuw programma voor de ééngemaakte markt om consumenten mondiger te maken en te beschermen en de vele kmo's in Europa in staat te stellen ten volle van een goed functionerende eengemaakte markt te profiteren. Het nieuwe programma zal het bestuur van de interne markt van de EU versterken. Het zal de concurrentiepositie van Europese ondernemingen en in het bijzonder KMO s verbeteren, de gezondheid van mens, dier en plant en dierenwelzijn bevorderen en een kader voor de financiering van Europese statistieken vaststellen. BRON: Persbericht Commissie Het programma heeft tot doel de werking van de interne markt te verbeteren. Het streeft ernaar het bestuur van de interne markt te versterken, het concurrentievermogen van het bedrijfsleven (met name KMO s) te ondersteunen, de gezondheid van mens, dier en plant en het welzijn van dieren te bevorderen en een kader vast te stellen voor de financiering van Europese statistieken. Het voorgestelde programma moet door vereenvoudiging een flexibeler en soepeler kader bieden dat tot doel heeft te zorgen voor een interne markt die goed en op de meest kostenefficiënte wijze functioneert. Vereenvoudiging ontstaat door het bundelen van activiteiten die eerst via zes afzonderlijke programma's werden gefinancierd, namelijk 1) concurrentievermogen van ondernemingen, 2) consumentenbescherming, 3) consumenten en eindgebruikers van financiële diensten, 4) beleidsvorming op het gebied van financiële diensten, 5) beleidsvorming op het gebied van de voedselketen, en 6) het Europees statistische programma. Daarnaast worden ook activiteiten gebundeld die voordien werden gefinancierd uit verschillende begrotingsonderdelen van de Commissie. In dit voorstel kiest de Commissie duidelijk voor een nieuwe benadering op het terrein van de interne markt. Het versterken van de governance van de interne markt staat hierbij voorop. Ook erkent de Commissie dat 97

98 het vaststellen van regels slechts een eerste stap is en dat het net zo belangrijk is dat de regels ook functioneren, oftewel de handhaving ervan. De Commissie wil daarnaast inzetten op het beter informeren van bedrijven en burgers over hun rechten en de wijze waarop regels moeten worden toegepast, waaronder het versterken van de deskundigheid van rechters. Concreet worden genoemd; informatieinstrumenten, opleidingsprogramma s, samenwerking tussen bevoegde autoriteiten tussen lidstaten onderling en autoriteiten en de Commissie. Actuele analyses, studies en evaluaties op basis van hoogwaardige, vergelijkbare en betrouwbare gegevens moeten volgens de Commissie bijdragen aan doeltreffende handhaving, de modernisering van het rechtskader van de Unie en de snelle aanpassing ervan aan de voortdurend veranderende omgeving. Het voorgestelde programma moet uiteindelijk een flexibeler en soepeler kader bieden om zo te zorgen voor een interne markt die goed en op de meest kostenefficiënte wijze functioneert. Hierbij moet worden gezocht naar synergiën en moeten overlappingen en versnippering van ondersteuning van de interne markt worden voorkomen. Daarnaast onderstreept de Commissie het belang van betrouwbare en vergelijkbare statistieken om het ontwikkelen, monitoren en evalueren van EU-beleid te ondersteunen. BRON: Rijksoverheid NL Beleidsopties COSME+ Het voorstel van het integraal EU-programma voor de interne markt wordt begroot op 4 miljard euro en maakt onderdeel uit van het pakket met commissievoorstellen voor het Meerjarig Financieel Kader Het groepeert een zestal programma s waaronder het voorstel voor opvolgprogramma van COSME ( ), goed voor 24% van het totale programmabudget. Het nieuwe COSME plus programma (COSME+) heeft als doelstelling het concurrentievermogen van het Europees KMObedrijfsleven te ondersteunen: dit gebeurt meer specifiek door een versteviging van het concurrentievermogen van KMO s, met verschillende specifieke steunmaatregelen die additionaliteit op EU-vlak hebben: een betere toegang tot markten (internationalisering van KMO s,) een gunstig ondernemingsklimaat voor KMO's, competitieve sectoren, industriële modernisering en het stimuleren van ondernemerschap (art 3 (2) (b)). Enkel het niet-financiële deel van het huidige COSME, wordt in het COSME+ programma overgenomen cf. art. 4 (2) (a) en is goed voor zo n 1 miljard euro. De financiële instrumenten die onder het COSMEprogramma vielen, worden met het oog op rationalisatie en vereenvoudiging ondergebracht in het InvestEU fonds en zijn gebudgetteerd op 2 miljard euro. Het opvolgvoorstel van COSME (met inbegrip van de financiële instrumenten) wordt dus begroot op een totaal van 3 miljard euro, een significante stijging tov.de 2,3 miljard euro in COSME COSME+ Europese KMO s zijn van vitaal belang voor het creëren van (duurzame) groei in de Europese Unie (EU). KMO s zijn de motor van de Europese economie: zij maken 99% uit van alle ondernemingen in Europa, zorgen 98

99 voor twee derde van de werkgelegenheid en dragen in belangrijke mate bij aan het scheppen van nieuwe banen. Op het vlak van concurrentievermogen en ondernemerschap staan KMO s in de EU echter nog steeds voor enkele grote uitdagingen, zoals goede toegang tot financiering, goede toegang tot markten en een goed ondernemersklimaat. Het programmaonderdeel COSME richt zich op deze knelpunten. In dit nieuwe commissievoorstel wordt voorgesteld het huidige op zichzelf staande COSME-programma, gericht op de KMO s onderdeel te maken van het programma voor de interne markt. De doelstelling van dit onderdeel is het verbeteren van de concurrentiekracht van bedrijven, met bijzondere nadruk op het KMO s en het realiseren van toegevoegde waarde door maatregelen die voorzien in verschillende vormen van steun aan KMO s, toegang tot markten inclusief internationalisering van het KMO, een gunstig ondernemersklimaat voor KMO s, het concurrentievermogen van sectoren, de modernisering van de industrie en het stimuleren van ondernemerschap. Voor COSME is in het commissievoorstel 3 miljard euro (inclusief financieringsinstrumenten) begroot. Dit is een stijging van ruim 30% t.o.v. de huidige 2,3 miljard euro. Er wordt voorgesteld de twee financiële instrumenten die eerder onder het COSME-programma vielen onderdeel te maken van het bredere nieuw op te richten InvestEU fonds. Ook andere Europese financieringsinstrumenten zullen onder dit InvestEU fonds gaan vallen, waarmee een vereenvoudiging wordt nagestreefd. Het voorstel is inhoudelijk grotendeels een voortzetting van het huidige COSME-programma, waaronder de grotere, succesvolle acties onder het huidige COSME, zoals het Enterprise Europe Network en de mentorschapsregeling voor nieuwe ondernemers (voormalig Erasmus for Young Entrepreneurs ) en de clusteracties. Verder komen een groot aantal kleinere programmaonderdelen in het huidige COSME-programma niet terug in het voorstel. Voorstellen van steunmechanismes: (a) verschillende steunvormen aan KMO s; (b) KMO toegang tot markten en aanpak van globale en maatschappelijke uitdagingen, EU industrieel leiderschap in globale waardeketens (E.E.N); (c) aanpak van marktbelemmeringen, administratieve lastenverlaging, het creëren van een KMO-vriendelijk klimaat in de interne markt; (d) het faciliteren van de groei, ontwikkeling van vaardigheden, industriële transformatie van productie- en dienstensectoren; (e) steun aan competitieve ondernemingen en sectoren, strategische samenwerking in de waardeketens via ecosystemen en clusters (Joint cluster initiative); (f) bevordering van een ondernemersklimaat en cultuur Mentoring voor nieuwe ondernemers (de opvolger van het huidige Erasmus for Young Entrepreneurs (EYE)), ondersteuning van start-ups, duurzaamheid en scale-ups. Consumenten, normalisatie, aanbesteden en mededingingsbeleid Het programma bevat middelen om op diverse manieren bij te dragen aan de Europese doelstellingen van het consumentenbeleid als onderdeel 99

100 van de interne markt. Het gaat hier onder andere om middelen voor verbetering van de samenwerking tussen nationale autoriteiten die toezien op het consumentenrecht, middelen voor organisaties die de belangen van consumenten vertegenwoordigen, middelen voor verbetering van de uitvoering van markttoezicht op producten om zo de productveiligheid te vergroten en zorgen voor goede voorlichting aan de consument zodat die in staat is voor zijn recht op te komen. Europese normen die door Europese normalisatie-instellingen zijn ontwikkeld vormen met name op het terrein van goederen door de harmoniserende werking een belangrijke basis voor het goed functioneren van de interne markt voor goederen. Maar ook op andere terreinen spelen normen een belangrijke rol in het ondersteunen van de Europese doelen van de interne markt. Normalisatie wordt grotendeels door de markt zelf gefinancierd maar kent ook een bijdrage uit Europees budget om de ontwikkeling van normen te stimuleren en te ondersteunen. Het mededingingsbeleid wordt in belangrijke mate beïnvloed door dynamische ontwikkelingen op het gebied van mededingingsvoorwaarden op de interne markt, met name in verband met artificiële intelligentie, algoritmen, big data, cyberveiligheid en forensische technologie, waarvan het tempo en de omvang moeilijk in te schatten zijn. Voor het onderdeel mededinging kent het programma daarom een nieuw element met budget voor mededinging in het digitale tijdperk. Dit onderdeel van het programma kent de nodige flexibiliteit omdat wordt verwacht dat nodig zal zijn om in te spelen op de veranderende behoeften. Het programma kent ook de mogelijkheid om middelen in te zetten om maatregelen te ondersteunen op het vlak van aanbesteden. Zoals professionalisering van overheidsinkopers, betere toegang tot aanbestedingsmarkten voor KMO s, bevordering van de digitale transformatie van aanbestedingen en gegevensverzameling en analyse. Consumenten en eindgebruikers van financiële diensten en beleidsvorming op het gebied van financiële diensten Het voorstel geeft aan dat consumenten erg afhankelijk zijn van de markt voor financiële diensten. Daarom is het belangrijk om consumenten en andere eindgebruikers te betrekken bij beleidsvorming op het gebied van financiële diensten. Het voorstel bevat daarom middelen voor specifieke activiteiten om consumenten en andere eindgebruikers van financiële diensten meer te betrekken bij de beleidsvorming van de Unie op dat gebied. Dit is vergelijkbaar met het programma voor financiële diensten in de periode Het voorstel geeft ook aan dat de implementatie en ontwikkeling van de interne markt voor financiële diensten, de financiële stabiliteit en de kapitaalmarktunie voor een groot deel afhankelijk zijn van voorstellen, welke gebaseerd zijn op een gedegen analyse. Om dit te bereiken zou de Commissie een actieve rol moeten hebben in i) het monitoren van financiële markten en financiële stabiliteit, (ii) het beoordelen de implementatie van wetgeving door lidstaten, (iii) het evalueren of bestaande wetgeving nog adequaat is en (iv) het identificeren van gebieden waar mogelijk nieuwe risico s ontstaan. Stakeholders zouden continue moeten worden betrokken in deze beleidscyclus. Deze 100

101 activiteiten worden onder andere ondersteund door analyses, trainingsmateriaal, evaluaties en statistiek. Programma voedselketen De nieuwe voorgestelde verordening moet bijdragen aan de doelstelling om te komen tot een hoog niveau van gezondheid voor mensen, dieren en planten in de hele voedselketen en op aanverwante gebieden, onder meer door ziekten en plaagorganismen te voorkomen en uit te roeien, het welzijn van dieren te verbeteren en een duurzame voedselproductie en -consumptie te ondersteunen. Er wordt 1,68 mld toegekend aan deze doelstelling. Nieuw is dat de doelstelling is verbreed ten opzichte van de huidige situatie met activiteiten voor de preventie van voedselverspilling en de bestrijding van voedselfraude en met activiteiten voor de ondersteuning van duurzame productie en consumptie van levensmiddelen. Ten opzichte van situatie in de periode blijven de doelstelling en indicatoren voor wat betreft preventie en bestrijding van dier- en plantenziekten gelijk, waardoor de structuren voor het financieel beheer gelijk blijven. De acties die in aanmerking komen voor financiering zijn veterinaire en fytosanitaire noodmaatregelen ten aanzien van in bijlage III opgenomen dierziekten of zoönosen of na de bevestiging van de aanwezigheid van een of meerdere plagen of wanneer de gezondheidsstatus van mensen, dieren of planten in de Unie rechtstreeks in gevaar komt. In aanvulling hierop is de invulling via jaarlijkse of meerjarige veterinaire en fytosanitaire programma's voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van de in bijlage III opgenomen dierziekten en zoönosen en voor planten schadelijke organismen, deels gelijk gebleven. Deze programma s worden uiteengezet in nationale werkprogramma s en uiterlijk 31 mei van het jaar voorafgaand aan de geplande uitvoeringsperiode bij de Commissie ingediend. Deze werkprogramma's worden door de Commissie vastgesteld door middel van uitvoeringshandelingen. De lijst van dierziekten en zoönosen die in aanmerking komen voor financiering in het kader van noodmaatregelen en voor financiering in het kader van uitroeiings-, bestrijdings- en bewakingsprogramma s wordt vastgesteld op basis van vigerende Europese diergezondheidswetgeving Verordening (EU) 2016/429; (EU)2160/2003 en (EU) 999/2001. Verder blijft het in de nieuwe situatie onveranderd dat als er dierziekten opduiken die een nieuwe bedreiging voor de Unie kunnen vormen, de Commissie de bevoegdheid behoudt om via een gedelegeerde handeling de lijst van dierziekten en zoönosen te wijzigen. Europese statistiek Dit onderdeel van het programma zorgt voor het juridisch kader voor de ontwikkeling, productie en verspreiding van Europese statistieken voor de periode Voor het statistiek programma wordt er een stijging van 21,9 % voorgesteld t.o.v. de huidige MFK-periode. Hierin wordt op basis van het beleid van Unie, zoals bepaald in het VWEU, de behoefte aan statistische informatie voor de ondersteuning van de taken van de Unie vastgelegd. De voorgenomen acties die moeten bijdragen aan de specifieke doelstellingen van dit onderdeel van het programma zijn in een bijlage van het voorstel nader uitgewerkt. Daarnaast zijn verschillende bepalingen in de verordening opgenomen met betrekking 101

102 tot voorwaarden ten aanzien van het verkrijgen van financiële bijdragen van de Unie in de vorm van subsidies voor de uitvoering van het statistisch programma. De beleidsprioriteiten en de daaraan gekoppelde statistische informatie worden vervolgens in de jaarlijkse werkprogramma s van de Commissie en in specifieke wetgeving concreter gedefinieerd en uitgewerkt. Verwachte effecten van het initiatief Soort initiatief Verdragsartikel EU-regelgeving BRON: Rijksoverheid NL Zie hierboven. COSME+ Cf. Doelstellingen COSME+: Deze zijn: - Vergemakkelijken van toegang tot financiering; - Ondersteunen van internationalisering en toegang tot markten; - Creëren van een klimaat dat gunstig is voor het concurrentievermogen; - Stimuleren van een ondernemerscultuur. Wetgevend initiatief (gekwalificeerde meerderheid) Rol Europees Parlement: medebeslissing Artikel 114, artikel 43, lid 2, artikel 168, lid 4, onder b), artikel 173 (COSME+) en artikel 338 VWEU Titel van het voorstel: Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het programma voor de eengemaakte markt, het concurrentievermogen van ondernemingen, met inbegrip van kleine en middelgrote ondernemingen, en Europese statistieken, en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr. 99/2013, (EU) nr. 1287/2013, (EU) nr. 254/2014, (EU) nr. 258/2014, (EU) nr. 652/2014 en (EU) 2017/826 TIMING Verwachte publicatie voorstel Behandelend Voorzitterschap Het voorstel werd op 7 juni 2018 gepubliceerd. Bulgarije, Oostenrijk, Roemenië, Finland CONSULTATIE DOOR DE EUROPESE COMMISSIE OVER HET INITIATIEF Openbare raadpleging Algemeen Tussen 10 januari en 9 maart 2018 vond volgende raadpleging plaats: Openbare raadpleging over EU-financiering op het gebied van investeringen, onderzoek en innovatie, kleine en middelgrote ondernemingen en de interne markt. Geen informatie beschikbaar over een eventuele openbare raadpleging over het Programma voor de eengemaakte markt. COSME (1) Openbare raadpleging over Tussentijdse evaluatie van het programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en voor kleine en middelgrote ondernemingen, COSME ( ) Deze raadpleging liep van 10/5/2017 tot 31/8/

103 competitiveness-enterprises-and-small-and-medium-sized-enterprises-cosme _nl (2) Openbare raadpleging over investeringen, O&I, KMO s en ééngemaakte markt Deze raadpleging liep van 10 januari tot 9 maart Vlaams Gewest nam deel (cf. supra) Routekaart COSME Interim Evaluation of the Programme for the Competitiveness of Enterprises and small and medium-sized enterprises (COSME) De consultatie over deze routekaart liep van 12/2016 tot 10/2017. Aanvangseffectbeoordeling Informatie niet beschikbaar. Voorstel van regelgeving Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het en effectbeoordeling programma voor de eengemaakte markt, het concurrentievermogen van ondernemingen, met inbegrip van kleine en middelgrote ondernemingen, en Europese statistieken, en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr. 99/2013, (EU) nr. 1287/2013, (EU) nr. 254/2014, (EU) nr. 258/2014, (EU) nr. 652/2014 en (EU) 2017/826 Effectbeoordeling BEVOEGDE ACTOREN BINNEN VLAANDEREN COSME ANNEX 15: PROGRAMME SPECIFIC ANNEX ON COSME van SWD(2018) 320 final PART ½ en 2/2 COMMISSION STAFF WORKING DOCUMENT IMPACT ASSESSMENT als begeleidend document bij voorstel van Verordening (enkel Engelstalig) Trekkend minister Trekkend beleidsdomein Betrokken ministers Betrokken beleidsdomeinen Philippe Muyters, Vlaams minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport Beleidsdomein Economie, Wetenschap en Innovatie Departement Economie, Wetenschap en Innovatie Geert Bourgeois, Minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid en Onroerend Erfgoed Joke Schauvliege, Vlaams minister van Omgeving, Natuur en Landbouw Liesbeth Homans, Viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en armoedebestrijding Beleidsdomein internationaal Vlaanderen Beleidsdomein Landbouw en Visserij Beleidsdomein Omgeving Beleidsdomein Kanselarij en Bestuur VLAAMSE ANALYSE VAN HET VOORSTEL 103

104 Juridisch Vlaamse bevoegdheid Vlaamse rechtsinstrumenten COSME Steun en advies aan bedrijven, handelsvestiging en handelshuur, prijsbeleid en buitenlandse handel. COSME - Beleidsmatig Huidig beleid Vlaamse context van het initiatief Relevantie EUdoelstellingen voor Vlaanderen Geschiktheid van de beleidsopties voor Vlaanderen Verwachte effecten van het initiatief in Vlaanderen COSME COSME is een Europees programma waarvan bepaalde acties interessant zijn voor deelname door Vlaamse KMO s, met een budget van 2,3 miljard euro. Cosme bestaat uit vier onderdelen: Financiële instrumenten voor KMO s: meer dan 60% van het budget: 1,4 miljard euro Toegang tot markten: 21,5% van het budget: EEN valt hieronder. Business omgeving: 11%, waaronder het KMO-beleid Ondernemerschap: 2,5%, waaronder Erasmus for Young Entrepreneurs (EYE) COSME Vlaanderen is een KMO-economie bij uitstek zoals in de rest van de EU. Zowel in aantal als qua werkgelegenheid vormen KMO s de overgrote meerderheid van de economie. COSME De COSME-doelstellingen, m.n. het faciliteren van toegang tot financiering, het ondersteunen van internationalisering, de toegang tot markten, en het scheppen van een klimaat dat gunstig is voor het concurrentievermogen en het stimuleren van een ondernemerscultuur blijven zeer relevant voor Vlaanderen. COSME De meeste elementen van het programma zijn relevant voor de Vlaamse KMObedrijfswereld en - belanghebbenden (middenveld, clusters, TPOs) COSME Vlaanderen ontvangt COSME-steun voor het AIO-FIT-partnerschap in het Europe Enterprise Network. E.E.N Vlaanderen is daarnaast tevens actief in het Erasmus for Young Entrepreneurs en onder meer in kleinschaligere acties rond peer learning en capaciteitsopbouw voor clusters. Financieringsinstrumenten (bron: EIF map) Totale financiering vanuit het EU EIF naar het Vlaams Gewest is goed voor een totaalbedrag van 607 miljoen euro van deals bij KMO s, samen goed voor jobs (stand van zaken: 24/07/2018). Vooral de provincies Antwerpen en Oost- Vlaanderen zijn het actiefst in deelname. Kansen: internationalisering voor KMO s, gunstigere financieringsvoorwaarden en ruimer aanbod bij commerciële en nationale promotionele banken (PMV) door EUgarantiefaciliteiten. Vooral micro-ondernemingen zijn het grootste deel van de LGFbegunstigden, Mogelijkheden zijn echter nog onvoldoende bekend en benut. De Commissie heeft in totaal 1,4 miljard euro opzijgezet voor de financiële instrumenten 104

105 Loan Guarantee Facility en Equity Facility for Growth in COSME. Belgische deelnemers aan LGF zijn het Waalse Sowalfin, Participatiefonds Vlaanderen en Belfius, goed voor 41 miljoen euro naar 466 KMO s als indirecte begunstigden. België totaliseert 1.3% van de bestedingen onder deze COSME-garantiefaciliteit. Er is nog geen Belgische deelname in EFG noch in EFSI (bron: COSME PC meeting) BETROKKENHEID VAN DE VLAAMSE BELANGHEBBENDEN Vlaamse belanghebbenden Consultatie van de Vlaamse belanghebbenden Door de Vlaamse belanghebbenden verwachte effecten COSME Vlaamse KMO s, kandidaat-ondernemers en scale ups COSME Via EEN (Enterprise Europe Network) Met 124 antwoorden op de publieke consultatie 2018 staat België op de 3e plaats na Spanje (155) en Italië (127). Vier antwoorden waren afkomstig van regionale autoriteiten. Vleva organiseerde op 4 juli 2018, samen met het departement EWI, een informatiesessie over de nieuwe voorstellen inzake COSME (als onderdeel van het Interne Markt Programma). COSME - Verdere vereenvoudiging en rationalisatie, maar werkend als stand alone programma - Synergiën met Horizon Europe en ESIF - Sterkere rol en proactieve afstemming van TPO van de LS - Verderzetting van succesvolle acties onder COSME (E.E.N, financiële instrumenten, IPR-helpdesk voor Azie ) - KMO vriendelijk en aandacht voor nieuwkomers in COSME - Minder versnippering door minder kleinschalige acties 105

106 EERSTE VLAAMSE STANDPUNTBEPALING COSME Vlaanderen wenst de doelstellingen van het huidige COSME-programma zij het in aangepaste versie op basis van de COSME-ervaringen verder te zetten. 1) De ambitie voor een pragmatische vereenvoudiging door de integratie van COSME met vijf andere programma s is een stap in de goede richting op voorwaarde dat het nieuwe kader goed inspeelt op de behoeften van KMO s, namelijk modernisering, digitalisering, competitieve sectoren en handel binnen de ééngemaakte interne markt, m.a.w. er moeten voldoende synergiën voorzien worden tussen de verschillende onderdelen van het Single Market programma zelf. Vooral industriële sectoren lijken aandacht te krijgen, ook modernisering in dienstensectoren vragen verdere aandacht: over de verderzetting van toerisme-acties wordt niet gesproken in het voorstel. Vlaanderen is voorstander hiervan, maar met een gereduceerd budget (t.o.v. huidige COSME). 2) Onderzoek en innovatie zijn motoren voor concurrentiekracht van ondernemingen, dit geldt vooral voor KMO s: Vlaanderen schat in dat de toegevoegde waarde voor KMO s hoger zou zijn als het nieuwe COSME als stand alone programma zou functioneren. Voor onderzoek en innovatie zou dit voor meer synergiën met andere programma s in de eerste plaats Horizon Europe kunnen zorgen. - Op het vlak van begeleiding van het KMO-instrument kan E.E.N bv. met de opgebouwde H2020 expertise een belangrijkere rol vervullen binnen het toekomstige EIC van Horizon Europe. Vlaanderen is voorstander voldoende innovatieacties te voorzien in het nieuwe COSME die complementariteiten met het regionale KMO-ecosystemen versterken. Om een te grote fragmentatie, duplicatie en overlap van initiatieven met EU-acties tegen te gaan, zouden de ToR van EEN ook overleg met TPO en clusterorganisaties moeten bepalen. Bovenstaande elementen dienen weerspiegeld te worden in de governance werking van het Single Market Programma en van Horizon Europe om synergiën maximaal te benutten in een stand alone werking. Vlaanderen verwelkomt de verdere inzet op de gerealiseerde COSME-successen (EEN, financiële instrumenten) in COSME plus. Het samenbrengen onder één dak van de financiële instrumenten uit H2020 en COSME draagt bij tot transparantie en eenvoud voor KMO s. De rationalisatie in het InvestEU Fonds mag echter niet ten koste gaan van het behoud van synergieën met grants. COSME+ steun kan in een betere capaciteitsopbouw en geografisch evenwichtigere spreiding voorzien voor KMO-financiering onder InvestEU SME window. Vlaanderen verwelkomt blended finance, en wenst meer informatie over het comité waar zal ondergebracht worden op vlak van lidstaatvertegenwoordiging, m.a.w. kunnen lidstaten hun zeg doen in COSME of InvestEU? Financiële instrumenten Zie fiche InvestEU Fonds. Toegang tot markten In het huidige Cosme-programma is ook een aantal KMO internationalisatie-acties die overlappen en in concurrentie treden met acties van de Trade Promotion Organisations van de lidstaten: missies, zendingen, deelname aan handelsbeurzen. Dit kan contraproductief werken voor KMO s door de complexiteit en ondoorzichtigheid van initiatieven. Vlaanderen is voorstander dat voor handels- en investeringspromotie het subsidiariteitsprincipe gerespecteerd wordt. Vlaanderen vraagt hiervoor meer aandacht voor 106

107 partnering met de Trade Promotion Organisations van de lidstaten om complementariteit en synergie met de Europese acties te versterken: in het EEN-netwerk kan meer overleg met TPO s bijdragen tot wederzijdse afstemming van de ecosystemen voor KMO-internationalisatie met als positieve resultaten (1) vereenvoudiging voor KMO s op vlak van diensten voor betere toegang tot markten en (2) een kostenefficiëntie in programma s die elkaar versterken en niet teveel beconcurreren. Vlaanderen wenst dat kleinschaligere acties (Business beyond Borders en Ready2Go) een uitdovend karakter hebben met oog op efficiëntiewinsten of om ze aan te wenden in een grotere geïntegreerd geheel van acties Vlaanderen steunt de aanbevelingen van de TPO s van de gewesten (FIT, BIE en Awex): De werking van Europe Enterprise Network (EEN): is aan financiële versterking toe gelet op het uitgebreidere takenpakket van mentoring en coaching voorzien voor de toekomstige EIC. Trade Promotion Organisations van de lidstaten dienen deel uit te maken van EEN om maximale complementariteit tussen KMO beleid en internationaal handelsbeleid te garanderen, en ook de link naar het regionaal ecosysteem te versterken; Cluster Internationalisation Program: Vlaanderen verwelkomt het Joint Cluster Initiative, maar de resultaten voor KMO s van de acties ten gunste van clusterorganisaties zijn onvoldoende zichtbaar. De impact voor ondernemingen moet duidelijker worden: de ecosystemen van clusters van de lidstaten zouden gestroomlijnd kunnen worden met E.E.N om deze impact te versterken. IPR (Intellectual Property Rights) Helpdesk in China en Azië: worden door Vlaamse bedrijven zeer gewaardeerd gelet op grote vraag vanuit EU-bedrijven i.v.m. IPR-uitdagingen in deze regio en gelet op export naar EU. Middelen voor IPR-helpdesks dienen prioriteit te krijgen voor de regio Azië, daar waar onlangs middelen van aantal helpdesks werden gereduceerd. IPR-problematiek geldt niet zozeer in Latijns Amerika. REACTIE VANUIT VLAANDEREN OP DE EUROPESE CONSULTATIE Openbare raadpleging, routekaart, aanvangseffectbeoordeling en/of effectbeoordeling COSME Vlaanderen*/België heeft deelgenomen aan openbare raadplegingen voor KMO s en interne markt EERSTE SUBSIDIARITEITSINSCHATTING 1. Bevoegdheid van de Europese Unie Algemeen De bevoegdheid van de Unie voor dit voorstel is gezien de uiteenlopende onderwerpen die deel uit maken van het programma gebaseerd op verschillende rechtsgrondslagen. Het gaat om de volgende artikelen en beleidsterreinen: De interne markt (artikel 114 VWEU); Veterinaire en fytosanitaire maatregelen (artikel 43, lid 2, en artikel 168, lid 4, onder b, VWEU); (COSME) De bevordering van een gunstig klimaat voor de ontwikkeling van ondernemingen, met name van kmo s (artikel 173 VWEU); en Statistieken voor het beleid van de Unie (artikel 338 VWEU). 2. Evaluatie van de subsidiariteitstoets van de Europese Commissie a. Noodzakelijkheidstest 107

108 COSME De Europese Commissie heeft het optreden van de Unie in de effectenbeoordeling van COSME op basis van de openbare consultatie voldoende gemotiveerd. b. EU-meerwaardetest Zie 3 c. Conclusie Idem a. 3. Eerste subsidiariteitsinschatting a. Noodzakelijkheidstest COSME Het Europees subsidieprogramma is ingebed in een overkoepelend programma ééngemaakte markt Dit schijnt alvast kosteffectiever te zijn omdat het incentives zou geven voor de uitwerking van een EUregelgevend kader ter bevordering van de interne marktwerking en voor rationalisatie en schaaleconomieën door middel van een EU ecosysteem dat de concurrentiekracht van EU KMO s wenst te versterken. Zonder COSME zou elke lidstaat noodgedwongen bilaterale of multilaterale samenwerkingsverbanden opzetten met andere lidstaten met mogelijke risico s tot gevolg: gebrek aan coördinatie en een fragmentatie van netwerken. Concurrentie tussen de lidstaten onderling wordt aangewakkerd eerder dan een industrieel concurrentievoordeel te hebben t.o.v. globale handelspartners, Dit kan best bewerkstelligd en gestroomlijnd worden in een centraal beheerd programma. b. EU-meerwaarde test COSME Het optreden door de Unie biedt onder meer schaalvoordelen voor contacten met extra-eu landen/regio s waar dit goed werkt. Ook EYE, het uitwisselingsprogramma voor ondernemers en het netwerk EEN bieden duidelijk meerwaarde. De EU-meerwaarde van het programma wordt anderzijds kritisch beoordeeld door handelsbevorderende organisaties van de lidstaten die COSME-initiatieven als concurrentie zien door teveel overlap met hun werking. Er wordt sterk aangestuurd om meer complementariteit in te bouwen in het toekomstig COSME plus programma om de rol van TPOs sterker in te zetten voor winwins tussen EU en nationaal en regionaal KMO beleid. 108

109 Ruimtevaartprogramma RUBRIEK 1: EENGEMAAKTE MARKT, INNOVATIE EN DIGITAAL BELEID Ruimtevaartprogramma BEVOEGDE ACTOREN BINNEN DE EUROPESE INSTELLINGEN Europese Commissie Raad van de EU Europees Parlement Directoraat-Generaal Interne Markt, Industrie, Ondernemerschap en Midden- en Kleinbedrijf Raad Concurrentievermogen (met betrokkenheid van de Raad Vervoer, Telecommunicatie en Energie) Raadswerkgroep ruimtevaart In volgende commissies van het Europees parlement komt het dossier aan bod; Commissie Industrie, Onderzoek en Energie Commissie Landbouw en Plattelandsontwikkeling Commissie Vervoer en Toerisme Commissie Buitenlandse Zaken Commissie Milieubeheer, Volksgezondheid en Voedselveiligheid INHOUD Context van het initiatief Het voorstel voor deze verordening maakt deel uit van de follow-up van de Ruimtevaartstrategie voor Europa van 26 oktober 2016 (COM(2016) 705 final. De motivering voor het aannemen daarvan is het grote strategisch belang van de ruimtevaartsector voor de Unie. De Unie heeft sinds het eind van de jaren 1990 op het vlak van de ruimtevaart haar eigen initiatieven en programma s ontwikkeld, namelijk het Europees overlaysysteem voor geostationaire navigatie (Egnos) en vervolgens Galileo en Copernicus, die tegemoetkomen aan de behoeften van de EU-burgers en de vereisten van het overheidsbeleid. Niet alleen moet de continuïteit van deze initiatieven worden gewaarborgd, ze moeten ook worden verbeterd, zodat ze een prominente rol blijven spelen in het licht van nieuwe technologische ontwikkelingen en de veranderingen in de digitale, informatie- en communicatietechnologie, voldoen aan de nieuwe behoeften van de gebruikers en kunnen worden ingeschakeld voor politieke prioriteiten zoals klimaatverandering, met inbegrip van het monitoren van de veranderingen in het noordpoolgebied, veiligheid en defensie. In dit voorstel voor verordening wordt één ruimtevaartprogramma voor de EU opgericht dat alle activiteiten bundelt. Het zal bestaan uit verschillende programmacomponenten: het bundelt de reeds bestaande satellietnavigatieprogramma s GNSS en EGNOS2 en aardobservatieprogramma Copernicus, en de twee nieuwe programma s Governmental Satellite Communications GOVSATCOM (overheidssatellietcommunicatie) en Space Situational Awareness SSA 109

110 (ruimtemonitoring). Naast deze programmacomponenten worden vanuit het EU ruimtevaartprogramma acties ondernomen om innovatie in de Europese ruimtevaartsector te stimuleren en om autonome Europese toegang tot de ruimte te verzekeren. Dit voorstel is onderdeel van het pakket aan voorstellen dat de Commissie heeft uitgebracht in het kader van het Meerjarig Financieel Kader voor Het vormt een coherent kader voor toekomstige investeringen met meer zichtbaarheid en meer flexibiliteit. Door de efficiëntie te verhogen zal het helpen om nieuwe door de ruimtevaart gestuurde diensten uit te rollen die alle EU-burgers ten goede zullen komen. De verordening behelst de doelen van het programma, het budget, de verschillende financieringsvormen en regels en implementatieregels. Daarnaast wordt het EU Ruimtevaartprogramma Agentschap (Agentschap) opgericht (in feite een uitbreiding van het bestaande GNSS1 Agentschap) en wordt beschreven hoe dit Agentschap zal functioneren Doelstellingen van het initiatief Bron: ontwerp verordening. Het EU-ruimtevaartprogramma draagt bij aan vier algemene doelen: 1) het verstrekken, of het leveren van een bijdrage tot het verstrekken van, hoogwaardige, geactualiseerde en, in voorkomend geval, beveiligde met de ruimtevaart verband houdende gegevens, informatie en diensten zonder onderbrekingen en zoveel mogelijk op mondiaal niveau, waarbij aan de bestaande en toekomstige behoeften wordt voldaan en dit in overeenstemming met de politieke prioriteiten van de Unie, onder meer wat betreft klimaatverandering, veiligheid en defensie; 2) het maximaliseren van de socio-economische voordelen, onder meer door bevordering van een zo ruim mogelijk gebruik van de gegevens, informatie en diensten die door de onderdelen van het Programma worden verstrekt; 3) het verhogen van de veiligheid van de Unie en haar lidstaten, evenals haar handelingsvrijheid en haar strategische autonomie, met name op het vlak van technologische, op bewijzen gestoelde besluitvorming;. 4) het bevorderen van de rol van Unie op het internationale niveau als een voortrekker in de ruimtevaartsector en het versterken van de rol van de Unie bij de aanpak van wereldwijde uitdagingen en de ondersteuning van internationale initiatieven, onder meer wat betreft klimaatverandering en duurzame ontwikkeling. Bron: ontwerp verordening Beleidsopties Het voorstel voor deze verordening vereenvoudigt en stroomlijnt het bestaande acquis van de Unie aanzienlijk door bijna alle regels die tot dusver in afzonderlijke verordeningen en besluiten vervat zaten (zie supra luik EU regelgeving) samen te voegen in een enkele tekst en ze te harmoniseren. Dit versterkt het imago van het ruimtevaartbeleid van de Unie, hetgeen in overeenstemming is met 110

111 de belangrijke rol die de Unie in de toekomst wil spelen als mondiale speler in de ruimtevaart. Het voorstel biedt de Unie een voldoende groot budget voor ruimtevaart ( 16 miljard voor de periode ). Een ruimtevaartprogramma ontwikkelen en beheren overschrijdt immers de financiële en technische mogelijkheden van de afzonderlijke lidstaten en kan alleen op EU-niveau worden bereikt. Er is geen levensvatbaar bedrijfsmodel voor de commerciële sector en geen mogelijkheid voor afzonderlijke lidstaten om de nodige infrastructuur te bouwen en te beheren. De via deze verordening voorgestelde types investeringen in ruimtevaart zijn te risicovol voor de private sector en hebben betrekking op gebieden waar het rendement van investeringen op te lange termijn ligt (het ligt meer bepaald buiten de levensduur van de satellieten, tijdens welke particuliere exploitanten hun investeringen moeten kunnen aflossen). Het stelt de regels vast voor het bestuur van het Programma door de verhoudingen tussen de verschillende betrokken spelers, voornamelijk de lidstaten, de Commissie en het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma, en hun rol te verduidelijken, en door een eengemaakt bestuurssysteem vast te stellen voor alle onderdelen van het Programma. Het versterkt de rol van het voormalig Europees GNSS-Agentschap door de reikwijdte van zijn taken met betrekking tot beveiligingshomologatie uit te breiden tot alle onderdelen van het Programma, waardoor een naamsverandering voor dit agentschap, dat nu het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma wordt, gerechtvaardigd is. Ten slotte specificeert en standaardiseert het voorstel het veiligheidskader van het Programma, met name met betrekking tot de te eerbiedigen beginselen, te volgen procedures en te nemen maatregelen, wat van cruciaal belang is, gezien het tweeërlei gebruik van de acties. Verwachte effecten van het initiatief Bron: ontwerp verordening De ruimtevaartsector geeft aanleiding tot veel positieve overloopeffecten op andere sectoren van de economie. De voordelen van de ruimtevaart voor het welzijn van de burgers en de welvaart van de economie van de Unie maximaliseren, wetenschappelijke en technische vooruitgang, alsook het concurrentie- en innovatievermogen van de Europese industrie bevorderen, en bijdragen aan de doelstellingen van slimme, duurzame en inclusieve groei zijn ook een aantal van de belangrijkste doelstellingen van de ruimtevaartstrategie van de Unie die naar behoren zijn opgenomen in het voorstel voor een verordening. De exploitatie van ruimtevaartsystemen zoals Egnos, Galileo of Copernicus vormt rechtstreeks een aanvulling op acties in het kader van andere beleidsdomeinen van de Unie, met name het veiligheidsbeleid en migratie, het industrieel beleid, het gemeenschappelijk landbouwbeleid, het visserijbeleid, trans-europese netwerken, het milieubeleid, het energiebeleid, de ontwikkelingshulp en ook het onderzoeks- en 111

112 innovatiebeleid. SST en het nieuwe Govsatcom-initiatief zullen tevens bijdragen aan de doelstellingen van het Europees defensieactieplan en de integrale strategie voor het buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie. Zij zullen de operationele doeltreffendheid van spelers op het gebied van veiligheid verhogen en de rechten van de burgers op veiligheid, diplomatieke of consulaire bescherming en de bescherming van persoonsgegevens waarborgen. Soort initiatief Verdragsartikel EU-regelgeving Ten slotte zullen zij de doeltreffendheid verbeteren van de grote EUbeleidsdomeinen, zoals de strategie voor maritieme veiligheid, het EUbeleidskader voor cyberdefensie, het beleid voor het noordpoolgebied, grensbeheer en migratie, humanitaire hulp, visserij, vervoer en het beheer van kritieke infrastructuur. Wetgevend initiatief Artikel 189, lid 2 van het Verdrag betreffende de Werking van Europese Unie (dat bepaalt dat de Unie een Europees ruimtevaartbeleid uitwerkt en het Europees Parlement en de Raad, handelend in overeenstemming met de gewone wetgevende procedure, de bevoegdheid verleent om een Programma vast te stellen dat bijdraagt tot de verwezenlijking van de doelstellingen van dat beleid.) Het acquis van de Unie op het vlak van de ruimtevaartsector omvat momenteel de volgende verordeningen en besluiten: Verordening (EU) nr. 1285/2013van het Europees Parlement en de Raad betreffende de uitvoering en exploitatie van de Europese satellietnavigatiesystemen Galileo en Egnos; Verordening (EU) nr. 377/2014 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het Copernicus-programma; Besluit nr. 541/2014/EU van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een ondersteuningskader voor ruimtebewaking en monitoring (SST); Verordening (EU) nr. 912/2010 van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Europese GNSS-Agentschap; Besluit nr. 1104/2011/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor toegang tot de overheidsdienst (publiek gereguleerde dienst) die wordt aangeboden door het wereldwijde satellietnavigatiesysteem dat is ingevoerd door het Galileo-programma; Besluit 2014/496/GBVB van de Raad over aspecten van de stationering, de exploitatie en het gebruik van het Europese wereldwijde satellietnavigatiesysteem, die betrekking hebben op de veiligheid van de Europese Unie. De onderhavige verordening vervangt de eerste vier van deze teksten, die tevens worden ingetrokken. Deze verordening stelt regels vast die gelden voor alle onderdelen van het Programma, waaronder Galileo, Egnos, Copernicus en het SST, en bevat bepaalde regels die specifiek zijn voor elk van deze onderdelen. Wat Verordening (EU) nr. 912/2010 betreft, zijn de vereiste wijzigingen van dien aard dat, in het belang van de duidelijkheid en de vereenvoudiging, deze tekst bij voorkeur ook wordt ingetrokken en dat de regels inzake het nieuwe Agentschap, de opvolger van het Europees GNSS-Agentschap, in de voorgestelde verordening tot 112

113 oprichting van het ruimtevaartprogramma van de Unie worden opgenomen. De voorgestelde verordening wijzigt of beïnvloedt op geen enkele wijze Besluit nr. 1104/2011/EU, dat een bepaalde door Galileo verstrekte dienst blijft reguleren, namelijk de publiek gereguleerde dienst (PRS). Dat besluit blijft dan ook gelden naast de voorgestelde verordening en vult deze aan door middel van een lex specialis met betrekking tot deze specifieke dienst. Daarnaast zal Besluit 2014/496/GBVB, dat is gebaseerd op artikel 28 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), van toepassing blijven zoals voorheen. In het kader van Galileo en Egnos, zijn in alle gevallen waarin de stationering, de exploitatie of het gebruik van de onderdelen een belemmering kunnen vormen voor de veiligheid van de Unie of van één van haar lidstaten, in het bijzonder als gevolg van een internationale situatie die het optreden van de Unie vereist of in geval van een bedreiging voor de exploitatie van de onderdelen zelf of van hun diensten, de procedures van Besluit 2014/496/GBVB van toepassing. TIMING Verwachte publicatie voorstel Behandelend Voorzitterschap 6 juni 2018 Bulgarije, Oostenrijk, Roemenië, Finland CONSULTATIE DOOR DE EUROPESE COMMISSIE OVER HET INITIATIEF Openbare raadpleging De raadpleging verliep in twee stappen: via een grote openbare raadpleging en via meerdere gerichte ad-hoc raadplegingen. De openbare raadpleging was erop gericht een zo groot mogelijk aantal burgers en belanghebbenden te bereiken. Er werden gerichte raadplegingsactiviteiten ten behoeve van de belangrijkste Europese ruimtevaartactoren uitgevoerd om te zorgen voor een evenwichtige benadering van de sectorale belangen. In 2016: een grote openbare raadpleging over alle aspecten van de ruimtevaart, met inbegrip van de programma s die nu worden voorgesteld voor het volgend meerjarig financieel kader, is door de Commissie georganiseerd vóór de vaststelling van de ruimtevaartstrategie voor Europa. Deze raadpleging liep van 18 april tot 12 juli In : twee gerichte raadplegingen werden georganiseerd voor aspecten van het ruimteonderzoek, met inbegrip van standpuntennota s vanwege de lidstaten, grote brancheorganisaties en onderzoeksinstellingen. In : tal van specifieke workshops, vergaderingen en verslagen op deskundigenniveau om belanghebbenden te raadplegen over: i) de ontwikkeling van Copernicus en Galileo; 113

114 ii) de specifieke behoeften van het bedrijfsleven; iii) specifieke behoeften inzake satellietcommunicatie voor de overheid; iv) specifieke behoeften inzake omgevingsbewustzijn in de ruimte, met inbegrip van SST, ruimteweer en aardscheerders. In zijn als onderdeel van de effectbeoordeling voor het toekomstige Govsatcom-programma gerichte raadplegingen georganiseerd met alle relevante belanghebbenden de lidstaten in hun hoedanigheid van Govsatcom-aanbieders en -gebruikers, de EU-instellingen en agentschappen en het bedrijfsleven, met inbegrip van satellietconstructeurs, operatoren en kleine en middelgrote ondernemingen door middel van bilaterale contacten en plenaire vergaderingen. De meeste lidstaten en ondernemingen staan duidelijk achter het Programma en de doelstellingen ervan. Aanbevelingen van de belanghebbenden, in het bijzonder voor krachtdadige beveiliging, bundeling van de vraag, de afhankelijkheid van nationale en commerciële leveranciers, burgerlijk-militaire synergieën en een modulaire, op de dienstverlening gerichte aanpak zijn opgenomen in het voorstel. Momenteel loopt nog een vraag voor schriftelijke commentaar van de lidstaten over deze ontwerp verordening zelf. Dit wordt voor België gecoördineerd door BELSPO. Routekaart Informatie nog niet beschikbaar Aanvangseffectbeoordeling Wat betreft Galileo en Egnos, heeft de Commissie, overeenkomstig artikel 34 van Verordening (EU) nr. 1285/2013 inzake het GNSS en artikel 26 van Verordening (EU) nr. 912/2010 inzake het Europees GNSS-Agentschap (GSA), aan het Europees Parlement en de Raad een tussentijds verslag over de voortgang van Galileo en Egnos en het functioneren van het Europees GNSS-Agentschap overgelegd. In dat verband werd een tussentijdse evaluatie uitgevoerd in opdracht van de Commissie. (Tussentijdse evaluatie van de programma s Galileo en Egnos en het Europees GNSS-Agentschap, studie van PwC France, juni 2017, EU Bookshop ( /publication/56b722ee-b9f8-11e7-a7f8-01aa75ed71a1).) Wat Copernicus betreft, verstrekte de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad, overeenkomstig artikel 32 van Verordening (EU) nr. 377/2014 inzake Copernicus, een tussentijdse evaluatie van de verwezenlijking van de doelstellingen van alle door Copernicus gefinancierde taken, wat de resultaten, de effecten en de Europese toegevoegde waarde ervan betreft, en over de doeltreffendheid van het gebruik van de middelen. Een tussentijdse evaluatie werd uitgevoerd in opdracht van de Commissie. Voorstel van regelgeving en effectbeoordeling Wat SST betreft, heeft de Commissie op 3 mei 2018 een verslag aangenomen over de uitvoering van het SST-ondersteuningskader ( ) (COM(2018) 256). Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het ruimtevaartprogramma van de Unie 114

115 BEVOEGDE ACTOREN BINNEN VLAANDEREN en het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr. 912/2010, (EU) nr. 1285/2013 en (EU) nr. 377/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU In overeenstemming met haar beleid voor betere regelgeving heeft de Commissie een effectbeoordeling uitgevoerd in het kader van de vaststelling van een ruimtevaartprogramma van de Unie (SWD(2018)327 final en SWD(2018)328 final). Op 3 mei 2018 bracht de Raad voor regelgevingstoetsing een positief advies uit over de ontwerp-effectbeoordeling. Wat Govsatcom betreft, is een volledige op zichzelf staande effectbeoordeling verricht. Op 29 september 2017 heeft de Raad voor regelgevingstoetsing een gunstig advies uitgebracht. Momenteel loopt een schriftelijke consultatie bij de lidstaten over deze ontwerpverordening. Schriftelijke commentaren kunnen ingediend worden bij BELSPO tot midden september. BELSPO verzorgt de intra-be coördinatie. Trekkend minister Trekkend beleidsdomein Betrokken ministers Betrokken beleidsdomeinen Philippe Muyters, Vlaams minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport Beleidsdomein Economie, Wetenschap en Innovatie Departement Economie, Wetenschap en Innovatie Minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid en Onroerend Erfgoed Joke Schauvliege, Vlaams minister van Omgeving, Natuur en Landbouw Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken, Vlaamse Rand, Toerisme en Dierenwelzijn Viceminister-president van de Vlaamse Regering en Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en Armoedebestrijding Beleidsdomein Mobiliteit en Openbare Werken Beleidsdomein Omgeving Beleidsdomein Landbouw en Visserij Beleidsdomein Internationaal Vlaanderen Beleidsdomein Kanselarij en Bestuur VLAAMSE ANALYSE VAN HET VOORSTEL Juridisch Vlaamse bevoegdheid Op grond van de huidige institutionele regels (artikel 6bis, 2 van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 1980), is het de federale overheid (België) die bevoegd is voor ruimtevaart in het internationale kader (vnl. ESA). Maar, gezien dit wetgevend initiatief zich vooral toespitst op het beschikbaar maken van (data, -informatie) en daarop gebaseerde 115

116 Vlaamse rechtsinstrumenten diensten, met als doel het maximaliseren van de socio-economische voordelen van de ruimtevaart (data, -informatie, -diensten), valt dit onder de regionale bevoegdheid van Vlaanderen op het gebied van wetenschappelijk onderzoek, innovatie en economie en kan Vlaanderen hierin een rol spelen. Geen Beleidsmatig Huidig beleid Vlaamse context van het initiatief Relevantie EUdoelstellingen voor Vlaanderen Geschiktheid van de beleidsopties voor Vlaanderen Vlaamse beleid De activiteiten in het kader van ruimtevaart in België/Vlaanderen zijn grotendeels afhankelijk van de grote (internationale) onderzoeksprogramma s, zoals ESA, EC. Het federale beleid schakelt zich in de ESA-strategie in en legt vooral de nadruk op de optimalisatie van de directe industriële en wetenschappelijke return via de verschillende ESA-programma s. Recent werd een Innovatief Bedrijfsnetwerk rond de ruimtevaartindustrie in ruime zin opgericht. Met ondersteuning van VITO, dat actief onderzoek verricht inzake aardobservatie, zal worden ingezet op de ontwikkeling van de downstream ruimtevaarteconomie. De ruimtevaart ondersteunt een groot aantal beleidsdomeinen en strategische prioriteiten van de Unie. Zo speelt de ruimtevaart een cruciale rol bij het effectief aanpakken van nieuwe uitdagingen zoals de klimaatverandering, duurzame ontwikkeling, grens- en maritieme bewaking en de veiligheid van de burgers van de Unie. De Vlaamse context is (grotendeels) dezelfde als die van de EU en kampt met dezelfde grote maatschappelijke uitdagingen. Vlaanderen heeft daarom alle belang bij de continuïteit van de lopende ruimtevaartprogramma s die in de verordening bedoeld worden. Het nieuwe ruimtevaartprogramma behelst het beschikbaar maken en houden van producten en diensten met grote politieke, economische en maatschappelijke waarde voor de EU en lidstaten en hun regio s. De doelstellingen van het programma sluiten aan bij de doelstellingen die de Vlaamse Regering wenst te bereiken via het innovatief bedrijfsnetwerk., alsook met enkele thematische prioriteiten (o.a. artificiële intelligentie, cybersecurity). De programma s (zoals Galileo, Copernicus, Govsatcom) uit de ontwerpverordening bieden enorme mogelijkheden (weliswaar voorlopig nog te weinig ontgonnen) op het vlak van datagebruik en daarop gebaseerde diensten voor elk van de beleidsdomeinen van de Vlaamse overheid en voor de bredere economie. Het ontwikkelen en beheren van de infrastructuur voor de bedoelde ruimtevaartprogramma s overschrijdt echter de financiële en technische mogelijkheden van de afzonderlijke lidstaten (en hun regio s) en kan alleen op EU-niveau worden bereikt. Door de coördinatie van nationale activiteiten en capaciteiten wordt waardevolle informatie verzameld en beschikbaar gesteld op een kostenefficiënte manier. Vlaanderen kan hier gebruik van maken. 116

117 Daarnaast zijn er in Vlaanderen al belangrijke actoren werkzaam in de bedoelde programma s (Copernicus en GOVSATCOM) én hebben sommige daarin zelfs een belangrijke taak of positie verworven. Verwachte effecten van het initiatief in Vlaanderen Een hinderpaal vormt wel het gebrek aan formeel overlegorgaan waar dit programma intern-belgisch besproken kan worden. Onder de te verwachten effecten moeten we een onderscheid maken tussen directe en indirecte effecten, waarbij de indirecte effecten significanter zijn dan de directe. Direct: 1. Vlaamse bedrijven, kennisinstellingen en organisaties kunnen financiering verwerven uit dit programma. Voor het eerst voorziet de Unie in een aanzienlijk specifiek budget, nl 16 miljard voor de periode om de verschillende beoogde activiteiten uit te voeren. Een indicatie van de onderlinge verdeling tussen de componenten is: Galileo/EGNOS: 9,7 miljard, Copernicus 5,8 miljard en SSA/GOVSATCOM 0,5 miljard. Hoe dit over de lidstaten wordt verdeeld is nog niet duidelijk. Het programma zal worden uitgevoerd met werkprogramma s en met de inzet van verschillende soorten aanbestedingen, maar is nog te weinig uitgewerkt. Hoe dan ook is dit een potentiële behoorlijke extra financieringsbron voor Vlaanderen, waarvoor Vlaanderen moet ijveren. Indirect: 1. Indirect laten de programma s toe aan Vlaamse actoren (bedrijven, kennisinstellingen) om aan de hand van de data, en informatie nieuwe activiteiten te ontplooien/diensten op te zetten, maar ook om de bestaande activiteiten te versterken en aan te vullen. Bijkomend kan dit programma de eerder vermelde Vlaamse spelers die al een belangrijke positie verworven hebben binnen Copernicus en Govsatcom nog versterken en op de Europese kaart zetten. Afgaand op de benchmarkoefening uit het VARIO-advies, kunnen we besluiten dat het programma een aanzienlijke hefboom voor de Vlaamse (ruimtevaartdiensten)economie betekent. 2. Naast bovenvermelde economische voordelen, is ook de verwachte maatschappelijke impact zeer groot. BETROKKENHEID VAN DE VLAAMSE BELANGHEBBENDEN Vlaamse belanghebbenden De Vlaamse belanghebbenden zijn veel ruimer te bekijken dan enkel de ruimtevaartsector. Onderzoekers aan universiteiten, de SOC s, de speerpuntclusters, O&O&I-gerichte bedrijven (ook aardse bedrijven), middenveldorganisaties en de overheden in Vlaanderen hebben allen baat bij dit programma. De verdere uitbouw van de infrastructuur zal vooral de ruimtevaartsector zelf toekomen. 117

118 Consultatie van de Vlaamse belanghebbenden Door de Vlaamse belanghebbenden verwachte effecten De exploitatie van de infrastructuur komt alle andere sectoren en de overheid tegoed. Bij dit programma is er geen Vlaamse consultatie geweest/gepland. Nog geen reactie/consultatie gehouden EERSTE VLAAMSE STANDPUNTBEPALING Budgettair Het beschikbare budget is aanzienlijk, 16 mia/5 jaar. Dit is de helft van het jaarlijkse ESA budget. Vlaanderen moet een fair deel van deze middelen nastreven. Financiële return naar Vlaanderen i.k.v. ESA is al jarenlang een probleem; er moet vermeden worden dat dit probleem ook gaat spelen i.k.v. deze verordening en programma s. Inhoudelijk Vlaanderen gaat akkoord met EU-voorstel, maar intra-belgisch moet worden aangedrongen op een orgaan om overleg over het programma te houden. Aandachtspunt Er moet vermeden worden dat de (inhoud) van de subprogramma s gedomineerd wordt door de (input van) grote landen/bedrijven, zodat de belangen van Vlaanderen gevrijwaard blijven. REACTIE VANUIT VLAANDEREN OP DE EUROPESE CONSULTATIE Openbare raadpleging, routekaart, aanvangseffectbeoordeling en/of effectbeoordeling N.v.t. EERSTE SUBSIDIARITEITSINSCHATTING 1. Bevoegdheid De juridische basis voor deze verordening betreft artikel 189 lid 2 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie. Om bij te dragen aan de verwezenlijking van de in lid 1 14 bedoelde doelstellingen, stellen het Europees Parlement en de Raad, volgens de gewone wetgevingsprocedure, de nodige maatregelen vast, die de vorm kunnen hebben van een Europees ruimtevaartprogramma, met uitsluiting van enige harmonisering van de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten. Bijgevolg is een subsidiariteitstoets niet nodig. 14 Om de wetenschappelijke en technische vooruitgang, het industriële concurrentievermogen en de uitvoering van haar beleid te bevorderen, stippelt de Unie een Europees ruimtevaartbeleid uit. Daartoe kan zij gemeenschappelijke initiatieven bevorderen, onderzoek en technologische ontwikkeling steunen en de nodige inspanningen coördineren voor de verkenning en het gebruik van de ruimte. 118

119 119

120 Overige rubriek 1 RUBRIEK 1: EENGEMAAKTE MARKT, INNOVATIE EN DIGITAAL BELEID (1) EU-programma voor fraudebestrijding (2) Samenwerking op het gebied van belastingen (Fiscalis) (3) Samenwerking op het gebied van belastingen (Douane) BEVOEGDE ACTOREN BINNEN DE EUROPESE INSTELLINGEN Europese Commissie Raad van de EU Europees Parlement Directoraat-Generaal Belastingen en Douane-Unie (TAXUD) Fraudebestrijding: Raad economische en financiële zaken Fiscalis-programma: Raad economische en financiële zaken Douane-programma: Raad Concurrentievermogen Commissie Interne Markt en Consumentenbescherming (IMCO) INHOUD Context van het initiatief Fraudebestrijding: Het optreden van de EU om haar financiële belangen te beschermen wordt vormgegeven door een aantal operationele activiteiten. Deze verordening beoogt de activiteiten Hercules III, AFIS (Anti Fraud Information System) en IMS (Irregularity Management System) samen te voegen. Dit moet leiden tot vereenvoudiging van beheer, synergie- en (begrotings)flexibiliteitvoordelen. Het programma Hercules III ondersteunt activiteiten ter bestrijding van fraude, corruptie en alle andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad. Het antifraude-informatiesysteem AFIS is een activiteit die in essentie bestaat uit een serie IT-douanetoepassingen geëxploiteerd onder een gemeenschappelijk informatiesysteem dat wordt beheerd door de Commissie. Het IMS is een instrument voor beveiligde elektronische communicatie dat de verplichting van de lidstaten om te rapporteren over ontdekte onregelmatigheden, waaronder fraude, faciliteert en het beheer en de analyse ervan ondersteunt. In het voorstel komen deze programma s onder één noemer. Fiscalis-programma: Het Fiscalis-programma betreft een vervolgprogramma voor het reeds bestaande samenwerkingsprogramma Fiscalis 2020, dat startte in 2013 en op 31 december 2020 zal aflopen. Reden voor een vervolgprogramma, is dat nationale belastingautoriteiten steeds weer voor nieuwe uitdagingen komen te staan. Voorbeelden hiervan zijn belastingfraude, belastingontduiking en belastingontwijking, digitalisering en nieuwe bedrijfsmodellen, maar ook het vermijden van onnodige administratieve lasten voor burgers en bedrijven bij grensoverschrijdende transacties. Deze ontwikkelingen vereisen betere en innovatieve manieren waarop de belastingautoriteiten hun kerntaak uitvoeren. Douane-programma: 120

121 Met de verordening doet de Europese Commissie een voorstel voor een programma dat de samenwerking tussen Europese douaneadministraties zal ondersteunen. Het programma loopt van 1 januari 2021 tot en met 31 december Het betreft een vervolgprogramma voor het reeds bestaande samenwerkingsprogramma Douane 2020, dat startte in 2013 en op 31 december 2020 zal aflopen. Reden voor een vervolgprogramma, is dat nationale douaneautoriteiten steeds weer voor nieuwe uitdagingen komen te staan, zoals snel veranderende technologieën (o.a. digitalisering en blockchain) en bedrijfsmodellen (o.a. e-commerce), toenemende wereldhandel en een aanhoudende grensoverschrijdende criminaliteits- en veiligheidsdreiging. Doelstellingen van het initiatief Fraudebestrijding: De drie doelstellingen van het programma zijn (1) het voorkomen en bestrijden van fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten die de financiële belangen van de EU schaden, (2) de ondersteuning van de melding van deze activiteiten en (3) het verstrekken van instrumenten voor het uitwisselen van informatie en ondersteunen van operationele activiteiten op het gebied van wederzijdse administratieve bijstand in douane en landbouw. In het kader van het volgende MFK moet een programma worden vastgesteld dat de bescherming van de financiële belangen van de EU en de wederzijdse administratieve bijstand tussen douane autoriteiten ondersteunt. Het volgende MFK wordt uitgevoerd tegen de achtergrond van significante veranderingen in het wetgevende en institutionele karakter voor de bescherming van de financiële belangen van de Unie (zoals EOM, en de PIF-richtlijn 2017/1371). Artikel 4 van het voorstel stelt deelname voor het programma nadrukkelijk open voor derde landen (toetredingslanden, kandidaat-lidstaten, en potentiële kandidaat-lidstaten). Dit is een wijziging in beleid, omdat dit bij Hercules, AFIS en IMS hiervoor niet het geval was. Fiscalis-programma Met het nieuwe Fiscalis-programma komen er instrumenten en middelen beschikbaar om het fiscale beleid en de uitvoeringspraktijk van Europese belastingautoriteiten te ondersteunen. Dit gebeurt enerzijds door middel van activiteiten ten behoeve van bestuurlijke en IT-capaciteitsopbouw en anderzijds door operationele samenwerking waarbij best practices en praktische kennis kunnen worden uitgewisseld tussen de lidstaten en andere landen die aan het programma deelnemen. Het programma valt onder direct beheer van de Commissie. De belastingen waarop het voorstel betrekking heeft, zijn belastingen over de toegevoegde waarde, accijnzen op alcohol- en tabaksproducten, belastingen op energieproducten en elektriciteit en andere belastingen en rechten voor zover zij van belang zijn voor de interne markt. Landen die deelnemen aan het programma zijn de EU-lidstaten, toetredingslanden, kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaten en landen die onder het Europees nabuurschapsbeleid vallen. Ook andere derde landen (zoals Noorwegen en Zwitserland), waarmee een specifieke overeenkomst over ad hoc deelname aan het Fiscalis-programma wordt gesloten, kunnen deelnemen aan het programma. Deze laatste groep landen kon niet deelnemen aan het huidige Fiscalis 2020-programma. Verder kunnen ook internationale organisaties zoals 121

122 de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en Intra-European Organisation of Taks administrations (IOTA) deelnemen aan het Fiscalis-programma. Ten opzichte van het lopende Fiscalis 2020-programma zijn er nog een aantal andere nieuwe punten opgenomen in het Commissievoorstel. Zo is een ruimer gebruik van eenheidskosten opgenomen. Ook stelt de Commissie voor om, in verband met administratieve besparingen, meerjarige werkprogramma's vast te stellen. In het huidige Fiscalis 2020-programma wordt er jaarlijks een werkprogramma vastgesteld. Daarnaast biedt het programma de mogelijkheid om de Europese elektronische systemen aan te passen of uit te breiden naar de hierboven genoemde andere derde landen of internationale organisaties. Douane-programma: Het Douane-programma heeft tot doel de douane-unie en de douaneautoriteiten te ondersteunen bij hun taak om de financiële en economische belangen van de Unie en haar lidstaten te beschermen, de veiligheid in de Unie te waarborgen, de Unie tegen oneerlijke en illegale handel te beschermen en de legale handel te ondersteunen. Met het nieuwe Douane-programma komen er instrumenten en middelen beschikbaar om het beleid en de uitvoeringspraktijk van Europese douaneautoriteiten te ondersteunen. Dit gebeurt enerzijds door middel van activiteiten ten behoeve van bestuurlijke en IT-capaciteitsopbouw (waaronder competentieontwikkeling en ontwikkeling en exploitatie van Europese elektronische systemen) en anderzijds door operationele samenwerking waarbij best practices en praktische kennis kunnen worden uitgewisseld tussen de lidstaten en andere landen die aan het programma deelnemen. Het programma valt onder direct beheer van de Commissie. Sinds 2016 vormt het douanewetboek van de Unie (DWU) het nieuwe rechtskader op het gebied van douane. Het DWU heeft de aanzet gegeven tot een groots opgezet digitaliseringsproject met 17 verschillende elektronische systemen die in 2025 volledig klaar moeten zijn. De implementatie hiervan vereist intensieve operationele samenwerking tussen de douanediensten van de lidstaten onderling, tussen deze diensten en andere overheidsinstanties, en met bedrijven en andere betrokken partijen. Uit het Douane-programma kunnen een volledige IT-infrastructuur en een hele reeks IT-systemen worden gefinancierd, inclusief de digitalisering van de interactie tussen de douane en bedrijven en een versterkt risicobeheer dat de douanediensten van de Unie in staat stelt zich tot volwaardige overheidsdiensten om te vormen. Ten opzichte van het lopende Douane 2020-programma zijn er een aantal nieuwe punten opgenomen in het Commissievoorstel. Nieuw is bijvoorbeeld dat in het Douane-programma acties zijn opgenomen ter ondersteuning van de doelstellingen van het nieuw gecreëerde instrument voor douanecontroleapparatuur. Dit instrument (dat ook is opgenomen in de EU begroting voor ) heeft als doel steun te verlenen voor aankoop, het onderhoud en de modernisering van apparatuur. Met het Douane-programma zullen alle gerelateerde acties worden ondersteund, zoals samenwerkingsactiviteiten voor de beoordeling van behoeften aan apparatuur of opleidingen met betrekking tot aangekochte apparatuur. 122

123 Daarnaast neemt de Europese Commissie in het voorstel een ruimer gebruik van eenheidskosten op. Ook stelt de Commissie voor om, in verband met administratieve besparingen, meerjarige werkprogramma's vast te stellen. Voor de uitvoering van het programma wordt voor de totale periode een budget van 950 miljoen euro (lopende prijzen) voorgesteld. Beleidsopties Fraudebestrijding: Het EU-fraudebestrijdingsprogramma zal, hoofdzakelijk door middel van subsidies en aanbestedingen, diverse activiteiten financieren ter ondersteuning van de bestrijding van fraude. Het zal met name gericht zijn op de aankoop van technische uitrusting, conferenties, opleidingsactiviteiten en de uitwisseling van beste praktijken tussen de begunstigden (meestal nationale autoriteiten). Het programma zal ook financiering verstrekken voor een gemeenschappelijk pakket van informatiesystemen en databanken ter ondersteuning van wederzijdse bijstand en douanesamenwerking bij de bestrijding van fraude, met name door de uitwisseling van douane-informatie tussen de lidstaten, de EU en derde landen te verzekeren. Het programma zal ook financiering verstrekken voor het melden van onregelmatigheden door de lidstaten. Het EU-fraudebestrijdingsprogramma zal de financiering van twee bestaande initiatieven combineren: het Hercules III-programma, opgezet ter ondersteuning van de bestrijding van fraude, corruptie en onregelmatigheden; en het antifraude-informatiesysteem, dat met name de wederzijdse bijstand in douanezaken ondersteunt. Uit hoofde van het programma zal de financiering van het momenteel in het kader van het antifraude-informatiesysteem aangeboden beheerssysteem voor onregelmatigheden worden voortgezet. Fiscalis-programma: De Commissie heeft een ex-ante evaluatie uitgevoerd. Daarbij is gekeken naar verschillende beleidsopties voor een volgend programma. De Commissie heeft gekozen voor de beleidsoptie "continuïteit plus", in vergelijking met het huidige Fiscalis 2020-programma. Met deze voorkeursoptie zou het programma erop gericht zijn de agenda van het Europese fiscaal beleid volledig te verwezenlijken door niet alleen ITsystemen te ontwikkelen en te onderhouden, maar ook de huidige en nieuwe belastinguitdagingen, zoals belastingfraude, effectief aan te pakken. Dit natuurlijk in overeenstemming met recente politieke ontwikkelingen en toekomstige toezeggingen met het oog op de hoge verwachtingen van EU-burgers en bedrijven om gezamenlijk belastingfraude en -ontwijkingsproblemen aan te pakken. Douane-programma: De Commissie heeft een impact assessment uitgevoerd. De Commissie richt zich daarin o.a. op de aanzienlijke verhoging van de begroting en heeft vier hoofdscenario s voor een nieuw Douaneprogramma geanalyseerd: een basisscenario met de EU27, een scenario van de kritische massa, een scenario van de "continuïteit-plus" en een scenario van de "structurele centralisatie". Uiteindelijk is gekozen voor het scenario van de "continuïteit-plus". Daarin worden de bestaande 123

124 Verwachte effecten van het initiatief samenwerkingsmechanismen en -instrumenten verder geoptimaliseerd om de voordelen van de douane-unie en de interne markt maximaal te benutten. In overeenstemming met de internationale verplichtingen van de EU in de Wereldhandelsorganisatie dienen de douanediensten van de lidstaten te functioneren en op te treden alsof zij één dienst vormen. Fraudebestrijding: Bescherming van de financiële belangen van de EU en de ondersteuning van wederzijdse administratieve bijstand tussen douane autoriteiten. Fiscalis-programma: Ondersteuning van het fiscale beleid en de uitvoeringspraktijk van Europese belastingautoriteiten. Soort initiatief Verdragsartikel EU-regelgeving Douane-programma: Ondersteuning van douaneautoriteiten bij hun taak om de financiële en economische belangen van de Unie en haar lidstaten te beschermen, de veiligheid in de Unie te waarborgen, de Unie tegen oneerlijke en illegale handel te beschermen en de legale handel te ondersteunen. Wetgevende initiatieven Fraudebestrijding: Art. 325 VWEU, Art. 33 VWEU Fiscalis-programma: Art. 114 VWEU, Art. 197 VWEU Douane-programma: Art. 33 VWEU, Art. 114 VWEU, Art.114 VWEU TIMING Verwachte publicatie voorstel 2 e kwartaal 2018 Behandelend Voorzitterschap Behandeling onder het huidige Oostenrijkse voorzitterschap, het volgende Roemeense voorzitterschap en eventueel het daaropvolgende voorzitterschap. CONSULTATIE DOOR DE EUROPESE COMMISSIE OVER HET INITIATIEF Openbare raadpleging Routekaart Aanvangseffectbeoordeling Het fraudebestrijdingsprogramma is een samenvoeging van de bestaande activiteiten Hercules III, AFIS (Anti Fraud Information System) en IMS (Irregularity Management System). Het Fiscalis-en douane-programma zijn vervolgprogramma s van de reeds bestaande samenwerkingsprogramma s Fiscalis 2020 en Douane Een aanvangseffectbeoordeling is dus niet nodig. Voorstel van regelgeving en effectbeoordeling 124

125 BEVOEGDE ACTOREN BINNEN VLAANDEREN Trekkend minister Trekkend beleidsdomein Betrokken ministers Betrokken beleidsdomeinen Deze programma s zijn een federale bevoegdheid / / / VLAAMSE ANALYSE VAN HET VOORSTEL Juridisch Vlaamse bevoegdheid Vlaamse rechtsinstrumenten Beleidsmatig Huidig beleid Vlaamse context van het initiatief Relevantie EUdoelstellingen voor Vlaanderen Geschiktheid van de beleidsopties voor Vlaanderen Verwachte effecten van het initiatief in Vlaanderen BETROKKENHEID VAN DE VLAAMSE BELANGHEBBENDEN Vlaamse belanghebbenden Consultatie van de Vlaamse belanghebbenden Door de Vlaamse belanghebbenden verwachte effecten EERSTE VLAAMSE STANDPUNTBEPALING In het kader van Brexit en de onvoorziene omstandigheden die dit meebrengt voor de eengemaakte mark, zijn deze programma s, ook al zijn ze federale bevoegdheid, van belang voor Vlaanderen. 125

126 REACTIE VANUIT VLAANDEREN OP DE EUROPESE CONSULTATIE Openbare raadpleging, routekaart, aanvangseffectbeoordeling en/of effectbeoordeling EERSTE SUBSIDIARITEITSINSCHATTING 1. Bevoegdheid van de Europese Unie Fraudebestrijding: De Commissie baseert de bevoegdheid van de EU op artikelen 325 VWEU en artikel 33 VWEU. Artikel 325 VWEU bepaalt dat de lidstaten en de EU samen de financiële belangen van de EU beschermen. Het Europees Parlement en de Raad kunnen volgens de gewone wetgevingsprocedure, de nodige maatregelen aannemen op het gebied van de preventie en bestrijding van fraude waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad. Artikel 33 VWEU voorziet in versterking van de douanesamenwerking tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en de Commissie Fiscalis-programma: De Commissie baseert de bevoegdheid voor het voorstel op de artikelen 114 VWEU en 197 VWEU. Artikel 114 VWEU betreft de harmonisatie van nationale wetgeving die de instelling en de goede werking van de interne markt betreffen. Wanneer de Commissie initiatieven neemt om te komen tot coördinatie en het uitwisselen van best practices op het gebied van belastingen wordt vaak voor deze grondslag gekozen. Artikel 197 VWEU voorziet in de bevoegdheid voor de Unie om maatregelen vast te stellen die de inspanningen van de lidstaten ter verbetering van hun administratieve vermogen om het recht van de Unie uit te voeren, steunen. Douane-programma: De Commissie baseert haar voorstel op artikel 33, artikel 114 en artikel 207 VWEU. Op grond van artikel 33 neemt de Unie maatregelen ter versterking van de douanesamenwerking tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en de Commissie. Artikel 114 betreft de harmonisatie van nationale wetgeving die de instelling en de goede werking van de interne markt betreffen en artikel 207 betreft bepalingen ten aanzien van gemeenschappelijke handelspolitiek. 2. Evaluatie van de subsidiariteitstoets van de Europese Commissie / 3. Eerste subsidiariteitsinschatting Fraudebestrijding: Onregelmatigheden en fraude is grensoverschrijdend, en daarom niet beperkt tot één lidstaat. Het voorstel beoogt de bescherming van financiële belangen van de EU die niet op gelijksoortige wijze op nationaal niveau kan worden gerealiseerd. Wat betreft Hercules III en AFIS stimuleert de Commissie de lidstaten onderling samen te werken. IMS draagt bij aan een centraal overzicht van onregelmatigheidsmeldingen. De beoordeling van de subsidiariteit van dit voorstel is daarom positief. Fiscalis-programma: Voor een efficiënte tenuitvoerlegging van de Europese en de nationale belastingwetgeving zijn samenwerking en coördinatie op Europees niveau noodzakelijk. De doelstellingen van de EU op het gebied van de belastingen, namelijk belastingfraude, belastingontduiking en belastingontwijking bestrijden, de belastingen eerlijker en transparanter maken en de werking van de single market en het concurrentievermogen ondersteunen, kunnen het beste op EU- 126

127 niveau worden verwezenlijkt. Er is behoefte aan gemeenschappelijke regels en aan coördinatie en samenwerking tussen de belastingautoriteiten van de lidstaten om deze doelstellingen te verwezenlijken en het hoofd te bieden aan alle uitdagingen die hiermee samenhangen. Douane-programma: Voor zover het voorstel gebaseerd is op artikel 207 VWEU en 33 VWEU is subsidiariteit niet van toepassing; de gemeenschappelijke handelspolitiek en de douane-unie betreffen een exclusieve bevoegdheden van de EU (zie respectievelijk artikel 3, lid 1, e en artikel 3, lid 1, a VWEU). Daarbij wordt het uitgangspunt gehanteerd dat de lidstaten verantwoordelijk zijn voor de uitvoering en implementatie van Europese wet- en regelgeving. Voor zover het voorstel is gebaseerd op artikel 114 VWEU, is er sprake van een gedeelde bevoegdheid en is optreden van de Unie nodig om verstoringen op de interne markt te vermijden en de doeltreffende bescherming van de buitengrenzen van de Unie te ondersteunen. Het kabinet beoordeelt de subsidiariteit dan ook als positief. Tekortkomingen en uitdagingen bij de tenuitvoerlegging van de douane-unie en de douanesamenwerking kunnen door het instrument worden aangepakt. 127

128 3. Rubriek 2: Cohesie en waarden Cohesie RUBRIEK 2: COHESIE EN WAARDEN Cohesiebeleid na 2020 BEVOEGDE ACTOREN BINNEN DE EUROPESE INSTELLINGEN Europese Commissie Raad van de EU Europees Parlement Directoraat-Generaal Regionaal Beleid en Stadsontwikkeling (REGIO) Directoraat-Generaal Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Inclusie (EMPL) Raad Algemene Zaken (Cohesie) Coreper II Groep Structuurmaatregelen Commissie Regionale Ontwikkeling Commissie Werkgelegenheid en Sociale Zaken INHOUD Context van het initiatief Doelstellingen van het initiatief Op 29 en 30 mei publiceerde de Commissie de verordeningen inzake cohesiebeleid. Deze voorstellen geven een beleidsmatige invulling voor cohesiebeleid gedurende het toekomstige Meerjarig Financieel Kader Concreet geeft deze fiche een inschatting over de volgende verordeningen: Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel en migratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor grensbeheer en visa (hierna CPR ) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende het Europees Sociaal Fonds+ (ESF+) (hierna ESF+) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds (hierna EFRO/CF ) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende specifieke bepalingen voor de doelstelling "Europese territoriale samenwerking" (Interreg) ondersteund door het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en financieringsinstrumenten voor extern optreden (hierna Interreg ) De huidige programma s lopen samen met het MFK eind 2020 af. De voorstellen van verordening die nu voorliggen wensen nieuwe bepalingen uit te zetten voor programma s op het vlak van cohesiebeleid in de periode CPR De verordening heeft betrekking op fondsen die in gedeeld beheer tussen de Europese Commissie en de lidstaten en omvat: 128

129 Gemeenschappelijke bepalingen voor het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+), het Cohesiefonds (CF) en het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV); Gemeenschappelijke bepalingen voor het financieel beheer van EFRO, ESF+, CF, EFMZV en het Asiel- en Migratiefonds (AMIF), het Interne Veiligheidsfonds (ISF) en het Grensbeheer en Visa Instrument (IBMF); en, De verdelingsmethode van EFRO, CF en ESF+. In tegenstelling tot de programmaperiode is de verordening niet meer van toepassing op het Europees Fonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO). Het AMIF, ISF) en het IBMF) vielen eerder niet onder deze verordening, maar zijn nu wel opgenomen. De verordening bevat gemeenschappelijke bepalingen met betrekking tot: de doelstellingen van de fondsen; het opstellen en goedkeuren van de partnerschapsovereenkomst; de mogelijkheid om een deel van de fondsen in te zetten in InvestEU; de koppeling van de fondsen aan randvoorwaarden en macro-economische voorwaarden; het opstellen, goedkeuren en herzien van de programma s; het opstellen van prestatiekaders; flexibiliteit tussen de fondsen; territoriale ontwikkeling; technische bijstand; monitoring; evaluatie; communicatie en zichtbaarheid; de verschillende vormen van steun die gehanteerd kunnen worden; regels omtrent subsidiabiliteit; regels omtrent beheer en controle; de taken voor de managementautoriteiten en de auditautoriteiten; de verplichte beschikbaarheid van documenten; differentiatie in het controleregime; het financieel beheer van de fondsen; de vereisten aan betaalaanvragen; de opschorting van betalingen; financiële correcties; decommitering; de wijze van rapporteren en cofinanciering. In de programmaperiode bestaan voor de fondsen onder de reikwijdte van de verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen 11 doelstellingen. In de verordening voor de programmaperiode worden vijf doelstellingen voor de fondsen vastgelegd: 1. Een slimmer Europa door de bevordering van innovatie en slimme economische transformatie; 2. Een groener, koolstofarm, Europa door de bevordering van schone en eerlijke energietransitie, groene en blauwe investeringen, de circulaire economie, klimaatadaptatie, en risicobeheer; 3. Een meer verbonden Europa - door het verbeteren van de mobiliteit en regionale ICT-verbindingen; 4. Een socialer Europa - door implementatie van de Europese pijler van Sociale Rechten; 5. Een Europa dichterbij de burger - door het stimuleren van duurzame en integrale ontwikkeling van stedelijke -, landelijke - en kustgebieden, alsmede lokale initiatieven. De doelen worden in de fonds specifieke verordeningen onderverdeeld in specifiekere doelstellingen. 129

130 ESF+ ESF+ is het belangrijkste instrument van de EU om in mensen te investeren en de Europese pijler van sociale rechten uit te voeren. Deze investeringen zijn noodzakelijk om Europa in de toekomst concurrerender, meer samenhangend en veerkrachtiger te maken. In het ESF+ worden de volgende fondsen en programma s samengevoegd: - Het Europees Sociaal Fonds (ESF) en het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief (YEI) - Het fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD) - Het Programma voor Werkgelegenheid en Sociale Innovatie (EaSI) - Het Actieprogramma van de Unie op het gebied van Gezondheid (het EU-gezondheidsprogramma) Met het samenvoegen van deze fondsen beoogt de Commissie 3 concrete doelen: - Vergroten van de samenhang en synergie tussen aanvullende EUinstrumenten die ondersteuning verlenen aan mensen en die tot doel hebben hun levensstandaard te verbeteren - Verhogen van de flexibiliteit en beter afstemmen van de middelen op de prioriteiten op EU-niveau en op de uitdagingen die zijn gesignaleerd in de cyclus economische governance - Vereenvoudigen van de programmering en het beheer van de middelen, wat de administratieve lasten voor autoriteiten en begunstigden zou verminderen EFRO/CF De verordening doet een voorstel voor de inrichting van twee bestaande fondsen, het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en het Cohesiefonds. Beide fondsen zijn structuurfondsen en beogen de Europese concurrentiekracht te vergroten door te investeren in economische structuurversterking. Het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling heeft als doelstelling om de verschillen tussen Europese regio s te verkleinen door ze te helpen bij investeringen in hun economische structuur. Het Cohesiefonds beoogt de minst welvarende Europese lidstaten te ondersteunen bij investeringen in milieu en infrastructuur. Hiermee wil de Commissie Europese lidstaten en regio s steunen bij uitdagingen waar zij voor gesteld worden, zoals economische transformatie, klimaatverandering en migratie. De verordening zet uiteen op welke manier deze fondsen zouden moeten worden ingericht en uitgevoerd en aan welke doelstellingen de middelen moeten worden besteed. Het zijn: Een slimmer Europa door de bevordering van innovatie en slimme economische transformatie; Een groener, koolstofarm, Europa door de bevordering van schone en eerlijke energietransitie, groene en blauwe investeringen, de circulaire economie, klimaatadaptatie, en risicobeheer; Een meer verbonden Europa - door het verbeteren van de mobiliteit en regionale ICTverbindingen; 130

131 Een socialer Europa - door implementatie van de Europese pilaar van Sociale Rechten; Een Europa dichter bij de burger - door het stimuleren van duurzame en integrale ontwikkeling van stedelijke -, landelijke - en kustgebieden, alsmede lokale initiatieven. De nadruk voor EFRO ligt op doelstelling 1 en 2. Het Cohesiefonds zal vooral doelstelling 2 en 3 ondersteunen. In de CPR verordening wordt beschreven welke methodologie wordt gebuikt bij de verdeling van de beschikbare middelen voor het EFRO, CF en ESF+. De middelen die beschikbaar worden gesteld voor het EFMZV, AMIF, ISF en BMVI zijn elders vastgelegd. In de verordening wordt beschreven dat de grootte van de landenenveloppe wordt bepaald door de som van de allocatie van de individuele regio s te vermeerderen met het bedrag dat wordt ontvangen uit het Cohesiefonds. Dit gebeurt aan hand van de volgende uitgangspunten: 61,6% van de middelen is bestemd voor de minder welvarende regio s (regio s met een bnp per hoofd van de bevolking dat lager is dan 75% van het gemiddelde van de EU-27); 14,3% van de middelen is bestemd voor transitieregio s (in de programmaperiode waren dit regio s met een bnp per hoofd van de bevolking tussen de 75% en 90% van het gemiddelde van de EU-27, in het voorstel voor de programmaperiode gaat het om regio s met een bnp per hoofd van de bevolking tussen de 75% en 100 % van het gemiddelde van de EU-27); 10,8% van de middelen is bestemd voor de meer welvarende regio s (regio s met een bnp per hoofd van de bevolking dat hoger is dan 100% van het gemiddelde van de EU-27). 12,8% van de middelen is bestemd voor de lidstaten die in aanmerking komen voor steun uit het Cohesiefonds (lidstaten met een BNI per hoofd van de bevolking dat lager is dan 90% van het gemiddelde van de EU-27); 0,4% van de middelen is bestemd voor de ultra perifere en dunbevolkte gebieden. Voor de verdeling van de middelen tussen de regio s die binnen eenzelfde categorie vallen wordt naast het bni per hoofd van de bevolking rekening gehouden met de bevolkingsdichtheid, het aantal (jeugd)werklozen, het opleidingsniveau van de bevolking, de CO2-uitstoot in de regio, de netto-instroom van migranten van buiten de Europese Unie sinds 1 januari Voor regio s met bijzondere kenmerken, en grensgebieden gelden nog een aantal specifieke indicatoren. Tenslotte bestaan diverse regels omtrent maximale en minimale ontvangsten per lidstaat, de zogenoemde caps en safety nets. De Commissie geeft aan meer synergie te zoeken tussen EFRO en Horizon Europe en tussen het Cohesiefonds en de Connecting Europe Facility (CEF, investeringsinstrument voor infrastructuur voor transport, energie en digitalisering). Bovendien is het mogelijk om middelen vanuit EFRO en het Cohesiefonds over te hevelen naar CEF. 131

132 De Commissie alloceert 6% van de middelen van EFRO voor stedelijke ontwikkeling onder beleidsdoelstelling 5 Een Europa dichterbij de burger. De Commissie stelt een Europees Stedelijk Initiatief voor. Dit initiatief omvat alle Europese stedelijke gebieden en programma s en ondersteunt de Europese Agenda Stad (Urban Agenda for the EU). Het breder gebruik van simplified cost options en de introductie van resultaatindicatoren zijn bedoeld om het beleid eenvoudiger te maken. Interreg Deze programma s zijn samenwerkingsprogramma s tussen Europese regio s. Het doel is om de belangrijkste regionale onevenwichtigheden binnen de Unie ongedaan te maken, door in internationaal verband oplossingen te vinden voor maatschappelijke uitdagingen. Ten opzichte van de voorgaande periodes legt de Commissie sterk de nadruk op het uitbreiden van mogelijkheden om ook met lidstaten en regio s direct buiten het grondgebied van de Unie samen te werken, op aanpassing van programma-grenzen en op administratieve vereenvoudiging van de programma s. In de huidige periode zijn er 3 soorten Interreg-programma s: Interreg A: programma s tussen direct aangrenzende regio s van 2 of meerdere lidstaten, inclusief zeegrenzen. Interreg B: transnationale programma s op Europees-regionaal niveau, zoals NoordwestEuropa. Interreg Europe (C): Beleidsuitwisseling tussen regio s, pan- Europees. Het nieuwe voorstel gaat uit van 5 soorten programma s ( componenten ): 1. Grensoverschrijdende samenwerking tussen aan elkaar grenzende regio s ter bevordering van de geïntegreerde regionale ontwikkeling (groot deel Interreg A); 2. Transnationale samenwerking en maritieme samenwerking over grotere transnationale gebieden of rond zeebekkens (Interreg B en zeegrensprogramma s Interreg A); 3. Programma s gericht op afgelegen regio s (nieuwe als eigen soort, voorheen onderdeel van de transnationale programma s); 4. Programma s gericht op beleidsuitwisseling en capaciteitsopbouw (Interreg Europe); 5. Interregionale innovatie samenwerkingsprogramma s, waarin regio s over heel Europa kunnen samenwerken op basis van gedeelde specialisaties, om innovaties op te schalen en naar de markt te brengen (nieuwe soort). Er is nog geen lijst van voorziene concrete Interreg-programma s onder componenten 1, 2 en 3 beschikbaar. De programma s van componenten 1, 2 en 4 zullen via gedeeld beheer worden uitgevoerd (samenwerking tussen de Commissie, lidstaten en regio s). Component 3 zal geheel of gedeeltelijk in indirect beheer kunnen worden uitgevoerd. Component 5 zal via indirect beheer worden uitgevoerd. 132

133 Beleidsopties Het voorgestelde budget voor Interreg (in totaal 8,4 mrd.) komt uit het voorgestelde budget voor EFRO (ruim 4%). Het geld voor de eerste 3 componenten wordt over de lidstaten verdeeld naar rato van inwoners van grensregio s. Een precieze verdeling per lidstaat is nog niet beschikbaar. Lidstaten kunnen binnen de eerste 3 componenten 15% van hun budget verschuiven van de ene naar de andere component. Naast de vijf algemene beleidsdoelstellingen van het cohesiebeleid zoals genoemd in het voorstel voor de Common Provisions Regulation (CPR), zijn in het Interreg-voorstel ook specifieke grensoverschrijdende doelstellingen opgenomen, te weten een beter bestuur voor Interreg en een veiliger, zekerder Europa en kan er binnen Interreg-programma s aandacht worden besteed aan enkele specifieke doelstellingen van de Europese pijler van sociale rechten (beleidsdoel 4 van de CPR). Om deze budgetvermindering inzake het cohesiebeleid te realiseren, stelt de Commissie in haar effectbeoordeling dat er 3 opties zijn: - Gelijkaardige besparingen voor alle thema s, regio s en lidstaten - Een geografische besparing waar steun vooral wordt behouden voor de cohesielanden - Een scenario waarbij wordt gefocust op thema s met de grootste Europese meerwaarde en impact (o.a. innovatie) en verminderde financiering voor thema s met een lagere prioriteit (o.a. transport) Op basis hiervan heeft de Commissie 4 concrete scenario s overwogen: - Een status quo waarbij de huidige regionale en thematische toewijzingen behouden blijven (mits de veranderingen door het uittreden van het VK). Dit scenario wordt als onrealistisch ingeschat door o.a. de kleinere financiële enveloppe beschikbaar voor cohesiebeleid, de wijziging in het relatieve BBP van verscheidene landen. - Een algehele proportionele besparing, zowel thematisch als geografisch. Dit zou betekenen dat de huidige toewijzingsmethode zou behouden worden, maar dat rekening zou worden gehouden met een kleiner budget en de laatste statistische data. De Commissie vindt deze optie niet strategisch en stelt dat, zeker met het zich op besparingen, een zekere strategische focus noodzakelijk is. - Geografische concentratie. In dit scenario zou het uitgavenniveau in de cohesielanden behouden blijven en zouden de grootste besparingen gebeuren binnen de meer ontwikkelde lidstaten. De Commissie geeft echter aan dat er voldoende investeringen moeten zijn in niet-cohesielanden aangezien deze ook kampen met uitdagingen zoals globalisering, economische transformatie en de koolstofarme economie. - Thematische concentratie. Hierbij zou de thematische focus liggen op innovatie, KMO s en het milieu. Via deze optie kan een kritische massa geïnvesteerd worden in de geïdentificeerde thema s, terwijl er een besparing zou plaatsvinden inzake infrastructuur (transport). Deze optie draagt de voorkeur van de Commissie weg. Veel Europese regio s worden geconfronteerd met gelijkaardige uitdagingen zoals globalisering en economische transformatie. Ook is gebleken dat EFRO steun een bepalende factor is voor de 133

134 ontwikkeling van slimme specialisatiestrategieën in de EU. Deze optie wordt ook gesteund door een groot deel van de belanghebbenden. Verwachte effecten van het initiatief Inzake het ESF heeft de Commissie enkele opties overwogen, zoals uiteengezet in haar effectbeoordeling: - Het samenvoegen van ESF, YEI, FEAD, EaSI, het EU Gezondheidsprogramma en het EGF. Deze optie wordt als niet opportuun beschouwd omdat het EGF zeer specifieke doelstellingen heeft, een hoog politiek visibiliteitsgehalte heeft en bovendien budgettaire flexibiliteit vereist. Deze zouden verdwijnen als het EGF zou worden samengevoegd met ESF+. - Het samenvoegen van de fondsen onder gedeeld beheer (met uitzondering dus van EaSI en het EU Gezondheidsprogramma, maar wel met het EGF). Deze optie is niet optimaal omdat het EGF specifiek is (zie hierboven), maar ook omdat de potentiële flexibiliteit en synergiën ten gevolge van het opnemen van EaSI binnen ESF+ verloren zouden gaan. - Het behouden van FEAD als een apart fonds, maar het samenvoegen van twee types van FEAD programma s (materiele bijstand en sociale inclusie). Hierdoor zouden meer synergiën kunnen ontstaan tussen basissteun inzake materiële deprivatie enerzijds en maatregelen voor sociale inclusie anderzijds. Dezelfde regels voor implementatie zouden behouden kunnen worden. Minder positief is dat er onvoldoende aflijning zou bestaan ten overstaan van sociale inclusiemaatregelen in het kader van ESF. - Het samenvoegen van alle ESI-Fondsen. Dit zou de beleidsuitvoering bemoeilijken omdat er dan moeilijk specifieke regels voor implementatie zouden kunnen zijn voor de specifieke doelstellingen die de fondsen ondersteunen. Daarnaast is deze optie minder ideaal omdat het de synergiën en coherentie met andere fondsen inzake menselijk kapitaal niet zouden verhogen. - Het samenvoegen van het ESF, YEI, FEAD, EaSI en EU Gezondheidsprogramma. Hieraan zijn onder meer de volgende voordelen verbonden: volledige integratie van maatregelen om NEET s te ondersteunen, meer mogelijkheden om basisondersteuning inzake materiële deprivatie te linken met additionele steun voor sociale inclusie, directe links aanbieden voor het testen en opschalen van innovatieve oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen, etc. Ook zou het investeren in menselijk kapitaal en het ontwikkelen van vaardigheden het potentieel inzake innovatie en tewerkstelling van de hele EU verhogen. Daarnaast zou het integreren van de verschillende fondsen de administratieve kosten van het beheer van de programma s moeten verminderen. Ook voor de begunstigden zou de administratieve belasting verminderen. ESF+ In haar effectbeoordeling stelt de Commissie dat ESF investeringen tegen 2023 een jaarlijkse toename van tot 0.4% teweeg kunnen brengen in regio s die economische achteroplopen, 0.14% in transitieregio s en 0.07% in meer ontwikkelde regio s. 134

135 Soort initiatief Verdragsartikel EFRO/CF In haar effectbeoordeling stelt de Commissie dat ze, als EFRO en het CF worden voortgezet zoals voorgesteld, een toename van het BBP met 0.4% tegen 2030 als gevolg van interventies via het EFRO en het CF. De impact zal het grootst zijn in de lidstaten die de grootste begunstigden zijn. In de niet-cohesielanden zal de impact kleiner, maar nog steeds positief zijn. wetgevend initiatief CPR Het EU-optreden voor de Europese structuur- en investeringsfondsen is gerechtvaardigd op basis van de doelstellingen van artikel 174 VWEU. Het recht om op te treden is vastgelegd in artikel 175 VWEU, in samenhang met artikel 177. De doelen van het ESF, EFRO en het Cohesiefonds zijn omschreven in respectievelijk de artikelen 162, 176 en 177 VWEU. De maatregelen met betrekking tot de visserij worden gerechtvaardigd door artikel 39 VWEU. Artikel 174 VWEU bepaalt dat bijzondere aandacht wordt besteed aan plattelandsgebieden, regio's die een industriële overgang doormaken en regio's die kampen met ernstige en permanente natuurlijke of demografische belemmeringen. De verordening tot oprichting van het Fonds voor asiel en migratie is gebaseerd op artikel 78, lid 2, en artikel 79, leden 2 en 4, VWEU. Een verordening tot vaststelling - als onderdeel van het Fonds voor geïntegreerd grensbeheer - van het Instrument voor grensbeheer en visa, is gebaseerd op artikel 77, lid 2, VWEU. De verordening tot oprichting van het Fonds voor interne veiligheid is gebaseerd op artikel 82, lid 1, artikel 84 en artikel 87, lid 2, VWEU. ESF+ Titels IX (Werkgelegenheid), X (Sociale politiek) en XIV (Volksgezondheid) van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en met name de artikelen 46, 149, 153, 162 tot en met 166, 168, 174, 175 en 349 van het VWEU EFRO/CF De doelstellingen van het EFRO zijn opgenomen in artikel 176 VWEU. De doelstellingen van het Cohesiefonds zijn opgenomen in artikel 177 VWEU. Interreg EU-optreden is gerechtvaardigd door artikel 174 VWEU. De doelstellingen van het EFRO zijn in artikel 176 VWEU gedefinieerd. 135

136 EU-regelgeving VERORDENING (EU) Nr. 1303/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad VERORDENNG (EU) Nr. 1304/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN VAN DE RAAD van 17 december 2013 betreffende het Europees Sociaal Fonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1081/2006 van de Raad VERORDENING (EU) Nr. 1301/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 17 december 2013 betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en specifieke bepalingen met betrekking tot de doelstelling "Investeren in groei en werkgelegenheid", en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1080/2006 VERORDENING (EU) Nr. 1300/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 17 december 2013 inzake het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1084/2006 van de Raad VERORDENING (EU) Nr. 1299/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 17 december 2013 betreffende specifieke bepalingen voor steun uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling ter verwezenlijking van de doelstelling "Europese territoriale samenwerking" VERORDENING (EU) Nr. 1302/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 17 december 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1082/2006 betreffende een Europese groepering voor territoriale samenwerking (EGTS), wat de verduidelijking, vereenvoudiging en verbetering van de oprichting en werking van dergelijke groeperingen betreft TIMING Verwachte publicatie voorstel De Commissie heeft de voorstellen gepubliceerd op 29 en 30 mei Behandelend Voorzitterschap Bulgarije (januari juni 2018) Oostenrijk (juli december 2018) Roemenië (januari juni 2019) Finland (juli december 2019) CONSULTATIE DOOR DE EUROPESE COMMISSIE OVER HET INITIATIEF Openbare raadpleging Routekaart Openbare raadpleging over EU-financiering op het gebied van cohesie liep van 10 januari 2018 t.e.m. 9 maart Nvt: De Commissie heeft de voorstellen al gepubliceerd. 136

137 Aanvangseffectbeoordeling Aanvangseffectbeoordeling accompanying the document Proposals for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL on the European Regional Development Fund and on the Cohesion Fund on a mechanism to resolve legal and administrative obstacles in a cross-border context on specific provisions for the European territorial cooperation goal (Interreg) supported by the European Regional Development Fund and external financing instruments Voorstel van regelgeving en effectbeoordeling Aanvangseffectbeoordeling Accompanying the document Proposal for a Regulation of the European Parliament and the Council on the European Social Fund Plus (ESF+) Proposal for a Regulation of the European Parliament and the Council on the European Globalisation Adjustment Fund (EGF) Nvt: De Commissie heeft de voorstellen al gepubliceerd. BEVOEGDE ACTOREN BINNEN VLAANDEREN Trekkend minister Trekkend beleidsdomein Betrokken ministers Betrokken beleidsdomeinen Geert Bourgeois, Minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid en Onroerend Erfgoed Beleidsdomein Internationaal Vlaanderen Departement Buitenlandse Zaken Philippe Muyters, Vlaams minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport Joke Schauvliege, Vlaams minister van Omgeving, Natuur en Landbouw Liesbeth Homans, Viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en Armoedebestrijding Bart Tommelein, Viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Begroting, Financiën en Energie Hilde Crevits, Viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Onderwijs Beleidsdomein Economie, Wetenschap en Innovatie Beleidsdomein Werk en Sociale Economie Beleidsdomein Omgeving Beleidsdomein Kanselarij en Bestuur Beleidsdomein Landbouw en Visserij Beleidsdomein Onderwijs en Vorming VLAAMSE ANALYSE VAN HET VOORSTEL Juridisch Vlaamse bevoegdheid Het cohesiebeleid betreft exclusief regionale bevoegdheden. Heel wat uitgaven van de EU hebben betrekking op bevoegdheden van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams Gewest, waaronder onderwijs, onderzoek en innovatie, kmo-beleid, energie, ICT, arbeidsmarkt, regionale ontwikkeling (economisch, sociaal, territoriaal). 137

138 Vlaamse rechtsinstrumenten Het cohesiebeleid betreft programma s in gedeeld beheer tussen de lidstaten en de Europese Commissie. Deze programma s functioneren op basis van EU-subsidies en Vlaamse private en/of publieke medefinanciering. Meer specifiek gaat het om de volgende programma s: - Het programma van de meer ontwikkelde regio s en transitieregio s (via het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Europees Sociaal Fonds) - Het programma voor Europese territoriale samenwerking (Interreg via het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling) Nvt. Beleidsmatig Huidig beleid Het Europese cohesiebeleid is een instrument voor het verminderen van de ongelijkheden tussen de regio s en lidstaten van Europa. Het merendeel van de financiering uit hoofde van het cohesiebeleid is gericht op de minder ontwikkelde Europese landen en regio s. Zo worden deze geholpen aan te haken bij de rest van de EU en kunnen de nog altijd bestaande economische, sociale en territoriale ongelijkheden worden beperkt. Het cohesiebeleid wil bijdragen aan investeringen, groei en het scheppen van werkgelegenheid op het niveau van de Unie en ook aan structurele hervormingen op het niveau van de lidstaten. Het vertegenwoordigt een belangrijk deel van de overheidsinvesteringen in de Unie, helpt mee aan de verdieping van de interne markt en speelt daarmee een rol bij het stimuleren van de economische groei, de werkgelegenheid en het concurrentievermogen. In lijn hiermee draagt het cohesiebeleid tijdens de huidige programmaperiode ( ) bij tot de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei in de gehele EU. Via het cohesiebeleid worden concrete projecten en programma s gefinancierd voor lidstaten, regio s, steden en hun inwoners. Om bij te dragen aan de strategie van de Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei alsook aan de fondsspecifieke opdrachten overeenkomstig de in het Verdrag vastgelegde doelstellingen, met inbegrip van economische, sociale en territoriale cohesie, steunt elk ESIfonds momenteel de volgende thematische doelstellingen: 1. Versterking van onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie; 2. Verbetering van toegang tot en gebruik en kwaliteit van informatie- en communicatietechnologieën; 3. Vergroting van de concurrentiekracht van kmo s, van de landbouwsector (voor het ELFPO) en van de visserij- en aquacultuursector (voor het EFMZV); 4. Ondersteuning van de overgang naar een koolstofarme economie in alle bedrijfstakken; 5. Bevordering van de aanpassing aan klimaatverandering en van risicopreventie en -beheer; 6. Behoud en bescherming van het milieu en bevordering van efficiënt gebruik van hulpbronnen; 138

139 7. Bevordering van duurzaam vervoer en opheffing van knelpunten in centrale netwerkinfrastructuren; 8. Bevordering van duurzame en kwalitatief hoogstaande werkgelegenheid en ondersteuning van arbeidsmobiliteit; 9. Bevordering van sociale inclusie en bestrijding van armoede en discriminatie; 10. Investering in onderwijs, opleiding en beroepsopleiding voor vaardigheden en een leven lang leren; 11. Vergroting van de institutionele capaciteit van overheidsinstanties en belanghebbenden en een doelmatig openbaar bestuur. Vlaamse context van het initiatief Relevantie EUdoelstellingen voor Vlaanderen Geschiktheid van de beleidsopties voor Vlaanderen Verwachte effecten van het initiatief in Vlaanderen Investeringen uit hoofde van het EFRO ondersteunen alle 11 doelstellingen, maar de doelstellingen 1-4 zijn de voornaamste prioriteiten voor investering. De voornaamste prioriteiten voor het ESF zijn doelstellingen 8-11, hoewel het fonds ook doelstellingen 1-4 ondersteunt. Het Cohesiefonds ondersteunt de doelstellingen 4-7 en 11. Een uitgebreide omschrijving van de Vlaamse context aan de start van de programmaperiode is terug te vinden in: - Het Partnerschapsakkoord voor België Programmaperiode Goedgekeurde versie van 29 oktober Operationeel Programma ESF Vlaanderen Operationeel Programma EFRO Vlaanderen Meer informatie over de uitvoering: - Open Data Portaal van de Commissie België - Belgische website van de ESI-fondsen De doelstellingen voorgesteld door de Commissie zijn relevant voor Vlaanderen. Zie verder bij Eerste Vlaamse standpuntbepaling Budgettair In de verordening is vastgelegd dat dat België in de programmaperiode , miljard euro (in lopende prijzen) uit EFRO en ESF+ ontvangt. Dit is vergelijkbaar met de programmaperiode Door verandering van de door de Commissie voorgestelde allocatiecriteria zullen er binnen de Belgische enveloppe een aantal verschuivingen zijn. De allocatie voor Europese territoriale samenwerking zal toenemen met naar schatting ongeveer 35%, de allocatie voor de meer ontwikkelde regio s zal licht toenemen met ca. 1,5% en de allocatie voor de transitieregio s zal licht zakken met ca. 2,5% Voor alle investeringen uit de fondsen bestaat de verplichting tot publieke en/of private cofinanciering door de lidstaten / regio s. De Europese bijdrage aan de totale investeringen is als volgt gemaximeerd: 70% voor de minder welvarende regio s; 55% voor de transitieregio s; 40% voor de meer welvarende regio s. 139

140 Voor grensoverschrijdende programma s geldt een Europees medefinancieringspercentage van maximaal 70%. Kansen - Breed gamma aan opties waarvoor EU middelen in theorie ingezet kunnen worden. Over het algemeen kunnen met EU middelen een breed gamma aan kostensoorten en projecttypes ingezet worden (infrastructuur, werking, ) - EU middelen vertegenwoordigen additionele middelen waarmee de Vlaamse overheid maar ook lagere overheden, kennisinstellingen, NGO s en ondernemingen aan resp. beleidsontwikkeling en uitvoering kunnen doen. Bedreigingen / uitdagingen - Wanneer in perspectief gezet, vormen middelen uit het Cohesiebeleid voor Vlaanderen een relatief bescheiden som aan additionele middelen. - Er bestaat een kans op versnippering van EU middelen - Vlaanderen beschikt al over een uitgebreid beleidsinstrumentarium. - De inzet van EU fondsen is veelal ook gebonden aan hele reeks extra regels en randvoorwaarden vergeleken met de inzet van Vlaamse middelen. - Het additionaliteitsprincipe dat voor EU financiering geldt is niet altijd even makkelijk te vervullen. Vlaanderen maakt best scherpe en slimme keuzes in verband met welke strategische beleidsdoelstellingen het bijkomend met EU middelen wil versterken. Maar ook in verband met waar en wanneer ze vanuit een kost-efficiëntie invalshoek - de inzet van EU middelen boven die van Vlaamse middelen verkiest. Beleidsmatig Kansen - Lange termijnbeleid: EU programma s zijn een middel waarmee een geïntegreerd en lange termijnplanning en -beleid ondersteund kan worden. - Strategisch karakter en EU meerwaarde van EU beleidstopics: EU programma s helpen Vlaanderen om een up to date en vooruitstrevend beleid te voeren waarmee Vlaanderen de aansluiting kan blijven houden bij andere topregio s in Europa. Bedreigingen / uitdagingen - Te versnipperde en weinig gefocuste programma s: gelet op de in verhouding - relatief bescheiden massa aan EU middelen die voor Vlaanderen beschikbaar zijn is impact slechts aannemelijk indien er ook voldoende middelen op een topic ingezet kunnen worden. - Onenigheid in EU context (of tussen Vlaanderen en andere EU lidstaten) in verband met welke topics een EU meerwaarde leveren. - Voor EU programma s waarin Vlaanderen met andere EU landen of regio s programma s ontwikkelt (bijv. EFRO-Interreg) wordt best ingecalculeerd dat niet alle buurlanden of regio s van Vlaanderen per sé dezelfde accenten of prioriteiten wensen te leggen. 140

141 Regelgevend/juridisch Kansen - Vlaanderen en Vlaamse organisaties zijn up to date wat betreft toepassing EU regels. - Reële handvaten binnen de nieuwe EU verordeningen om tot regelgevende vereenvoudiging te komen. Bedreigingen / uitdagingen - Complexiteit van EU regelgeving en bijhorende juridische onzekerheid - EU Fondsen als extra controlemiddel van de EU op zaken die buiten de scope van de Fondsen zelf vallen en bijkomende regelgeving of voorwaarden bovenop EU Verordeningen (gold-plating): EU fondsen zijn over de jaren heen soms een instrument van gebleken om EU-regels (zowel van het niveau verordening als interne administratieve regels van de Commissie) uit te dragen Bij de toekenning van en controle op EU fondsen dienen heel wat evidente (staatssteun, overheidsopdrachten, milieunormen, rule of law ) en minder evidente regels (interne administratieve regels van de Commissie zelf) nageleefd te worden op straffe van verlies van fondsen. De financiële en organisatorische impact hiervan op zowel entiteiten die EU fondsen beheren als begunstigden van EU fondsen (bijv. projectuitvoerders) dient grondig mee ingeschat te worden. Kost-efficiënt bestuur Kansen - professionalisering en modern (overheids)management: het beheer van EU middelen en/of de uitvoering van EU gefinancierde projecten dwingt overheden en projectbegunstigden tot een doorgedreven en professioneel management van programma s en projecten - EU fondsen bieden plaats voor het uittesten of toepassen van nieuwe vormen van (bestuurlijke) samenwerking: over de jaren heen zijn heel wat nieuwe vormen van inter-publieke of publiek-private samenwerking ontstaan inzake het beheer van EU fondsen. Dit tot en met nieuwe grensoverschrijdende vormen van samenwerking. - Europese projecten leveren in regel een meerwaarde op door resultaten uit een gezamenlijke aanpak of door het sluiten van een samenwerkingsakkoord tussen de partners aan het einde van het project. Bedreigingen / uitdagingen - zware overhead en administratieve belasting als gevolg van het beheer/de aanwending van EU middelen Ervaring en de actualiteit leren dat het beheer en de uitvoering van EU programma s een aanzienlijke impact hebben op het personeelsbestand van zowel de Vlaamse overheid (entiteiten belast met het beheer, de uitvoering en/of controle van de fondsen, beleidsvoorbereidende entiteiten ) als het personeelbestand van derde organisaties uit 141

142 overheid, non-profit of for-profit die financiering ontvangen om projecten uit te voeren of een rol opnemen bij de uitvoering en/of controle van de EU programma s. Dat maakt dat de aanwending van EU middelen duurder kan uitvallen dan het gebruik van eigen Vlaamse middelen. Dit risico kan gemitigeerd worden onder meer door kost-efficiënte keuzes te maken inzake de inhoud en tenuitvoerlegging van programma s. Een fundamentele verschuiving (shift) in het DNA van EU regelgeving EU fondsen (proportionaliteit beginsel) alsook de mind-set en wijze van tenuitvoerlegging/controle van EU fondsen door alle betrokken actoren (EU, nationaal, regionaal ) zou belangrijk efficiëntiewinsten opleveren. Socio-economisch Kansen EU middelen moeten verplicht bijdragen aan een betere en meer gelijke socio-economische ontwikkeling van de hele Unie. Het effect van EU middelen is over het algemeen positief Bedreigingen / uitdagingen In principe geen tenzij men denkt aan de toepassing van complexe EU regelgeving op socio-economisch vlak die nog niet helemaal in de praktijk omgezet/ingeburgerd zijn in Vlaanderen Duurzaamheid/milieu Kansen - EU middelen dragen bij aan verschillende horizontale doelstellingen inzake duurzaamheid. Klimaatbeleid is een prominente horizontale doelstelling van EFRO: 30% (68 miljard euro) van de totale Europese EFRO-investeringen zal klimaatgerelateerd zijn. Bedreigingen / uitdagingen In principe geen tenzij men denkt aan de toepassing van complexe EU regelgeving inzake duurzaamheid, milieu, gelijke kansen...die nog niet helemaal in de praktijk omgezet/ingeburgerd zijn in Vlaanderen BETROKKENHEID VAN DE VLAAMSE BELANGHEBBENDEN Vlaamse belanghebbenden Onder meer: Vlaamse overheid Vlaamse provincies, steden en gemeenten, via de Vereniging van Vlaamse Provincies, de Vlaamse Vereniging voor Steden en Gemeenten, en het Kenniscentrum Vlaamse steden. Sociale partners in VESOC (vakbonden en werknemersorganisaties). Verenigde Verenigingen (vertegenwoordiger van het middenveld). 142

143 Andere organisaties uit het ruimere middenveld. Formele onderwijsinstellingen Consultatie van de Vlaamse belanghebbenden Door de Vlaamse belanghebbenden verwachte effecten Aanvullend: Belanghebbenden ESF: bevoegde ministers (Minister-president, Werk, Economie, Sociale Economie, Integratie, Armoedebestrijding, Onderwijs, Welzijn, Begroting), sociale partners, lokale besturen, NGO s, bevoegde administraties (Onderwijs en Vorming, Werk en Sociale Economie, Welzijn, Volksgezondheid en Gezin), institutionele partners Belanghebbenden EFRO: andere publieke/private promotoren (universiteiten, kennisinstellingen, onderzoeksorganisaties, sectororganisaties, KMO s,..) Belanghebbenden EFMZV: politiek belanghebbenden, rederijen ter visserij, aquacultuurbedrijven, toeleveringsbedrijven aan visserij en aquacultuur, visveilingen, visverwerkende bedrijven, Vlaamse administratie en agentschappen (subsidie voor controle, databeheer, promotie), Vlaamse onderzoeksinstellingen en andere, universiteiten. De kernstakeholders van het Departement Buitenlandse Zaken (waaronder de lokale en provinciale besturen vertegenwoordigd via VVSG en VVP) werden over het toekomstig cohesiebeleid geconsulteerd in het kader van het werkprogramma van de Europese Commissie Op 12 september organiseerden het Departement Buitenlandse Zaken en vleva een informatie- en consultatieronde voor belanghebbenden. De belanghebbenden krijgen ook de kans om input te geven aan de Vlaamse overheid via een vragenlijst. Tijdens de stakeholderconsultatie op 17 november spraken de stakeholders een wens uit voor een sterk cohesiebeleid, met voldoende budget en een belangrijke rol voor de regio s en lokale besturen. EERSTE VLAAMSE STANDPUNTBEPALING Wat de Verordening Gemeenschappelijke Bepalingen (CPR) betreft: is het positief dat het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) niet langer is opgenomen in de CPR. Ook het feit dat het partnerschapsakkoord niet langer aangepast zou moeten worden, wordt positief onthaald. Inzake beheer en controle verwelkomt Vlaanderen de voorgestelde gedifferentieerde aanpak alsook het voornemen om het gebruik van zogenaamde simplified cost options zoveel mogelijk te veralgemenen. In algemene termen onderschrijft Vlaanderen ook de versterkte link met het Europees Semester waarmee wordt ingezet op de implementatie van de relevante landenspecifieke aanbevelingen. Inzake het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) verwelkomt Vlaanderen de opname van ESF en andere daarmee gerelateerde fondsen onder het beheer van het Directoraat-Generaal Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Inclusie van de Europese Commissie zoals EaSI (Europees Programma voor Werkgelegenheid en Sociale Innovatie) en het FEAD (Fonds voor Europese Hulp aan Meest Behoeftigen) in ESF+. 143

144 De verordening inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Cohesiefonds (EFRO/CF) lijkt een duidelijke focus op de voor Vlaanderen belangrijkste thema s mogelijk te maken. Op het eerste zicht lijkt de thematische concentratie op innovatie en klimaat binnen EFRO en Interreg erg positief met voldoende ruimte om inhoudelijke accenten te leggen naargelang de relevante territoriale context. Ook de thematische concentratie op een groenere, koolstofarmere economie (inclusief groene infrastructuur) en de voortgezette aandacht voor geïntegreerde territoriale ontwikkeling is erg positief. Wat de verordening inzake Europese Territoriale Samenwerking (Interreg) betreft wordt de nieuwe component 5 inzake investeringen in interregionale innovatie verwelkomd. Hoewel Vlaanderen de voorstellen over het algemeen gunstig inschat, zijn er ook nog tal van aandachtspunten: Intra-Belgische verenigbaarheid de voorstellen zouden meer de institutionele realiteit van lidstaten kunnen erkennen, zoals de Verordening Gemeenschappelijke Bepalingen doet in art. 4. Europees Semester De specifieke uitwerking van de link tussen het Europees Semester en cohesiebeleid dient nader bekeken te worden. Vlaanderen wenst dat regio-specifieke aanbevelingen mogelijk zouden zijn voor lidstaten waar de institutionele structuur zich daartoe leent Opname van AMIF, BMVI, ISF Vlaanderen dient nog te bestuderen wat de opname van AMIF, BMVI (Instrument voor Grensbeheer en Visa) en ISF in de praktijk betekent. Taakverdeling tussen de fondsen Er worden al goede aanzetten genoteerd om de rol en taakstelling van de individuele ESIF fondsen scherper te stellen. Niettemin lijkt het dat hierin nog verdere scherpstellingen kunnen gebeuren tussen ESIF fondsen onderling en a fortiori ook ten aanzien van bepaalde centraal beheerde EU fondsen die inhoudelijk overlappen met ESIF. Er lijken vanuit centrale Fondsen redelijk wat inhoudelijke claims of financiële voorafnames gesteld op ESI Fondsen. In het kader van vereenvoudiging en een efficiënte inzet van middelen is het belangrijk om tot een goed onderbouwde visie en strategie te komen inzake synergie tussen deze Fondsen. Beleidsdoelen Inzake thematische concentratie bij EFRO strookt het Commissievoorstel met de thema s waarop Vlaanderen wenst in te zetten. Bijkomend kan Vlaanderen voor beleidsdoelstelling 2 ook instemmen met een concentratie van 20% voor beleidsdoelstelling 4 met 5%. De voorgestelde 6% op duurzame stedelijke ontwikkeling kan Vlaanderen ondersteunen. Beleidsdoelstelling 2 dient naast aanpassing aan de klimaatverandering, ook in te zetten op voorkomen van klimaatverandering. Inzake Interreg lijkt het thematisch menu nog te breed en is er teveel focus op thema s die niet relevant zijn voor alle regio s (waaronder bijvoorbeeld een beter bestuur voor Interreg ). Meer flexibiliteit inzake thematische concentratie is wenselijk. 144

145 Wat beleidsdoelstelling 5 en de thematische concentratie betreft, is er verduidelijking nodig over hoe verschillende fondsen (ook diegene die niet onder de CPR vallen zoals het ELFPO) samen kunnen werken binnen eigen territoriale instrumenten. Ook dient de Commissie te verduidelijken of het percentage dat gereserveerd is voor duurzame stedelijke ontwikkeling niet exclusief gerealiseerd moet worden onder doelstelling 5 en dat het regio s vrij staat om eigen en gelijkwaardige territoriale instrumenten te gebruiken en niet verplicht gebruik moeten maken van generieke Europese formats als GTI s of CLLD. Dit geldt ook voor ESF+, waar de modus operandi in het huidige programma tot goede resultaten leidt. De voorstellen van de Commissie hadden explicieter ingebed kunnen zijn in de Sustainable Development Goals. De Commissie stelt een ambitieus doel inzake klimaatgerelateerde uitgaven voor: 25% van de totale uitgaven van het MFK of zo n 320 miljard euro. Specifieke doelstellingen zijn ingeschreven in de verordeningen; voor EFRO bedraagt de doelstelling 30%. Het is belangrijk dat de methode voor de tracering van klimaatfinanciering in het EU-budget consistent is over de verschillende fondsen heen. Voorts zou de definitie inzake klimaatbestendigheid aangepast moeten worden zodat de fondsen geen projecten financieren die een schadelijke impact hebben op de mogelijkheid van de EU om haar klimaatdoelstellingen te halen. Flexibiliteit tussen fondsen in gedeeld beheer en andere instrumenten Vlaanderen stelt zich vragen naar de implementatie modaliteiten betreffende het overdragen van maximaal 5% van de financiële toewijzingen naar een ander fonds in gedeeld beheer of naar een instrument in direct en indirect beheer. Graag hadden we verduidelijking van de Commissie gekregen hoe ze deze complementariteit praktisch wil verwezenlijken tussen enerzijds de programma s in gedeeld beheer als ESF en EFRO en programma s in indirect beheer. Randvoorwaarden Er dient bekeken worden of de randvoorwaarden geen bijkomende disproportionele administratieve lasten betekenen. Daarnaast zouden de randvoorwaarden geen resultaatsverbintenissen mogen bevatten. Regels inzake decommitering Intra-Belgisch werd volgend standpunt vastgesteld: Belgium could support the return to N+2 rule, in case of a timely start of the programs. And provided there is some flexibility in the first years of the programming period. Technische bijstand De percentages voor technische bijstand zijn te laag voor zowel ESF+ en a fortiori EFRO. Een meer proportionele aanpak zou gepast zijn. BTW Het voorstel inzake subsidiabiliteit van btw zou beheersautoriteiten kunnen ontmoedigen om projecten op een holistische manier te benaderen. Rapportage Het zesmaal per jaar doorsturen van gegevens is een zware administratieve belasting voor de beheersautoriteiten. 145

146 Wat ESF+ betreft, zou: o Het doel van ESF als arbeids- en werkgelegenheidsinstrument duidelijker gedefinieerd kunnen worden. o Ook zouden de specifieke doelstellingen opgenomen in deze verordening meer de Vlaamse uitdagingen kunnen reflecteren zoals het inzetten op werkbaar werk. of de deelname aan STEM opleidingen verhogen. o Ook de doelstellingen van de onderwijs- en opleidingspeil binnen ESF+ kunnen nog beter in de verf gezet worden. o Ook de thematische concentratie op capaciteitsopbouw lijkt minder relevant voor Vlaanderen. EFMVZ: Vlaanderen vindt dat het beheerssysteem zoals het er nu voorligt te zwaar is voor kleine programma s zoals het Belgische EFMZV programma. Daarom meent Vlaanderen dat voor een aantal verplichtingen voor kleine programma s naar hun juiste proportionaliteit moeten herleid worden: o een minder doorgedreven vorm van e-cohesie o grotere voorschotten o verminderde rapportagemomenten o groter financiële flexibiliteit o soepeler gebruik FI o de mogelijkheid tot het betoelagen van vanuit de gemeenschap aangestuurde lokale ontwikkeling zonder hiervoor echt formeel lokale actiegroepen te hoeven opzetten o vereenvoudigde communicatie Tussentijdse evaluatie Het moet duidelijk zijn voor de beheersautoriteiten op welke manier ze na 5 jaar geëvalueerd zouden worden. Audit en controle van de Fondsen Een grote inspanning is noodzakelijk om tijdig en voor de start van de nieuwe programmeringsperiode alle betrokken actoren en niveaus (institutioneel of uitvoerend) op 1 lijn te krijgen wat betreft de mind-set voor controle, de interpretatie van de spelregels en de afbakening van controle opdrachten. Beheer van het Stedelijk Europa-Initiatief Het voorgestelde type beheer van het Stedelijk Europa-Initiatief (ook met betrekking tot de Urban Agenda) of het Interregionaal S³ Initiatief moet duidelijker verantwoord worden door de Europese Commissie. Een vorm van medebeheer of medezeggenschap door steden en regio s zou overwogen moeten worden. Timing indienen van programma s De voorgestelde regel om de verschillende programma s te laten indienen binnen de 3 maand na het indienen van de partnerschapovereenkomst dient opgeheven te worden teneinde enige soepelheid bij de administratieve diensten toe te laten. REACTIE VANUIT VLAANDEREN OP DE EUROPESE CONSULTATIE Openbare raadpleging, routekaart, aanvangseffectbeoordeling en/of effectbeoordeling Vlaanderen heeft op 8 maart 2018 deelgenomen aan de openbare raadpleging. De Vlaamse bijdrage werd opgemaakt door het Departement Buitenlandse Zaken in samenwerking met VLAIO, het Departement Werk en Sociale Economie (ESF 146

147 EERSTE SUBSIDIARITEITSINSCHATTING Vlaanderen), het Departement Economie, Wetenschap en Innovatie, het Agentschap Binnenlands Bestuur, het Departement Omgeving, het Agentschap Onroerend Erfgoed en het Departement Onderwijs en Vorming 1. Bevoegdheid van de Europese Unie Het voorstel betreft een niet-exclusieve bevoegdheid van de Unie. De juridische basis betreft artikel 4 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie. Er dient een subsidiariteitstoets te worden opgemaakt. 2. Evaluatie van de subsidiariteitstoets van de Europese Commissie De Europese Commissie heeft reeds een subsidiariteitstoets uitgevoerd in het kader van de effectbeoordeling van de verordening inzake EFRO/CF/Interreg (zie 3.1). Ook inzake ESF+ heeft de Europese Commissie reeds een subsidiariteitstoets uitgevoerd. Zie effectbeoordeling. a. Noodzakelijkheidstest De Europese Commissie geeft duidelijk aan waarom het optreden van de Unie noodzakelijk is en waarom het optreden van de lidstaten de doelstelling(en) niet voldoende kan bereiken. b. EU-meerwaardetest De Europese Commissie beschrijft duidelijk de voor- en de nadelen die het optreden van de Unie zou hebben ten opzichte door de lidstaten. c. Conclusie De Europese Commissie heeft het optreden van de Unie voldoende gemotiveerd. 3. Eerste subsidiariteitsinschatting Het cohesiebeleid honoreert het subsidiariteitsbeginsel, onder meer omdat het kader geënt is op uitdagingen en prioriteiten op het niveau van de EU; de uitvoering plaatsvindt op lidstaat- of regioniveau in lijn met de specifieke behoeften; lidstaten en regio s via cofinanciering mede-eigenaars zijn; de projectwerving bottom-up gedreven is met een sterk initiërende rol voor niet-gouvernementele organisaties, overheden en bedrijven op lokaal en regionaal niveau. a. Noodzakelijkheidstest Het optreden door de lidstaten in dit dossier kan de problemen die de Europese Commissie hierboven gedefinieerd heeft niet oplossen. Het optreden van de Unie is noodzakelijk. b. EU-meerwaarde test Het optreden door de Unie biedt volgende voordelen. Het voorstel doorstaat waarschijnlijk de subsidiariteitstoets. 147

148 Steunprogramma voor Structurele Hervormingen RUBRIEK 2: COHESIE EN WAARDEN Steunprogramma voor hervormingen Relevante links: Persmededeling : Juridische teksten en factsheets : Verordening steunprogramma voor hervormingen: lex.europa.eu/resource.html?uri=cellar:02e3ae29-64af-11e8-ab9c- 01aa75ed71a /DOC_1&format=PDF Bijlagen verordening steunprogramma voor hervormingen: lex.europa.eu/resource.html?uri=cellar:02e3ae29-64af-11e8-ab9c- 01aa75ed71a /DOC_2&format=PDF 1.Situering Het voorgestelde steunprogramma voor hervormingen zal alle lidstaten van de EU financiële en technische ondersteuning bieden voor hervormingen om hun economieën te moderniseren. Het betreft met name hervormingen die in het kader van het Europees semester als prioritair zijn aangeduid op gebieden als product-, diensten- en arbeidsmarkten, onderwijs en opleiding, belastingstelsels, kapitaalmarkten, ondernemingsklimaat en investeringen in menselijk kapitaal, alsook van hervormingen van het openbaar bestuur (artikel 6). Er wordt ook gerichte ondersteuning geboden aan lidstaten die de euro willen invoeren. Voor het steunprogramma voor hervormingen wordt in totaal 25 miljard euro uitgetrokken. Lidstaten kunnen aanvullend tot 5% van de allocaties onder ERDF, ESF+, het Cohesiefonds en het EMFF naar het steunprogramma overdragen. Het steunprogramma voor hervormingen zal openstaan voor alle lidstaten die eraan willen deelnemen. Het omvat drie afzonderlijke en complementaire instrumenten: A. Hervormingsinstrument (Reform Delivery Tool) om financiële steun te verlenen voor hervormingen die in het kader van het Europees semester als essentieel zijn aangeduid, met in totaal 22 miljard euro voor alle lidstaten. Het hervormingsinstrument zou bestaan uit meerjarige hervormingstoezeggingen met duidelijke en meetbare mijlpalen en streefdoelen (die binnen de drie jaar bereikt moeten worden), vraag gestuurd en onderhandeld tussen de lidstaat en de COM; Het budget van 22 miljard euro wordt toegewezen in twee fasen, en per lidstaat wordt een maximale toewijzing bepaald. In de eerste 20 maanden zal de Commissie 11 miljard euro beschikbaar maken. Na de eerste 20 maanden zet de Commissie een systeem van periodieke oproepen op voor de toewijzing van de resterende 11 miljard euro plus de bedragen die in de eerste fase niet werden toegewezen. In deze tweede fase zullen de lidstaten bij elke oproep worden uitgenodigd tegelijk voorstellen voor hervormingen in te dienen en kunnen zij de maximale financiële bijdrage krijgen. 148

149 Hoe werkt het? B. Instrument voor technische ondersteuning (technical support instrument) om de lidstaten te helpen bij het opzetten en uitvoeren van hervormingen en het verbeteren van hun bestuurlijke capaciteit. Met technische ondersteuning kunnen de lidstaten gedurende het hele hervormingsproces worden begeleid: d.w.z. bij de voorbereiding, het ontwerp en de uitvoering. De ondersteuning gebeurt rechtstreeks door de eigen deskundigen van de Commissie en/of door andere aanbieders van technische ondersteuning. Hierbij wordt voortgebouwd op de ervaring met de ondersteuningsdienst voor structurele hervormingen (SRSP, Structural Reform Support Programme), die de afgelopen jaren steun heeft verleend aan meer dan 440 hervormingsprojecten in 24 lidstaten. Het instrument is beschikbaar voor alle lidstaten en heeft een budget van 0,84 miljard euro; Hoe werkt het? C Convergentiefaciliteit (Convergence Facility) van 2,16 miljard euro waarmee gerichte financiële en technische ondersteuning wordt geboden aan lidstaten die aantoonbare stappen hebben gezet om de euro in te voeren. Deze faciliteit verandert niets aan de huidige criteria voor toetreding tot de euro, maar zal praktische ondersteuning bieden voor een succesvolle overgang naar en deelname aan de euro voor de landen die willen toetreden. Voor voorstellen voor hervormingstoezeggingen voor financiële ondersteuning in het kader van de convergentiefaciliteit gelden vergelijkbare regels als bij het hervormingsinstrument. Voor aanvragen voor technische ondersteuning in het kader van de convergentiefaciliteit gelden vergelijkbare regels als bij het instrument voor technische 149

150 ondersteuning. De hervormingen waarvoor ondersteuning wordt geboden, moeten gericht zijn op de voorbereiding van de invoering van de euro. Hoe werkt het? De voorstellen zijn complementair aan de structural reform clause die flexibiliteit voorziet binnen het kader van het Stabiliteits- en Groeipact. 2. Analyse Voor België en Vlaanderen zijn in het bijzonder het hervormingsinstrument (de Reform Delivery Tool) en het instrument voor technische ondersteuning van belang en de relevante elementen worden hierna besproken. In de algemene beoordeling wordt een globale analyse gemaakt terwijl in de artikelsgewijze bespreking bijkomend wordt ingezoomd op een aantal aspecten Algemene beoordeling In het voorliggende steunprogramma voor hervormingen wordt de link met het Europees Semester verder versterkt en dit is een positief gegeven. De voorbije jaren heeft de COM al meermaals het belang benadrukt van het versterken van de structurele hervormingen in de lidstaten. Dit is ook niet verwonderlijk omdat uit recente cijfers van de COM blijkt dat er nog heel voortuitgang noodzakelijk is wat de uitvoering van de landenspecifieke aanbevelingen in de lidstaten betreft, wat ook uit onderstaande grafieken 15 van de COM voor de periode duidelijk blijkt. EU-lidstaten België Het is positief dat door de COM een globaal programma voor het bevorderen van het doorvoeren van structurele hervormingen in de lidstaten wordt voorgesteld. Dit kan het ownership op zowel politiek als administratief niveau binnen België en Vlaanderen verder verhogen en een extra drive met zich meebrengen om het doorvoeren van 15 p

151 structurele hervormingen in het kader van het Europees Semester hoger op de (politieke) agenda te plaatsen; Het is positief dat het programma openstaat voor regionale en lokale overheden (artikel 2) en dat het instappen ook op vrijwillige basis gebeurt. Door effectief in te spelen op dit steunprogramma voor hervormingen, kan Vlaanderen aan de COM duidelijk maken dat het een sterke partner is en blijft in het kader van het Europees Semester en worden bijkomende contacten mogelijk tussen de Vlaamse overheid en de COM mogelijk. Een belangrijke opmerking is dat het subsidiariteitsprincipe gehandhaafd moet blijven. Lidstaten stappen vrijwillig in en onderhandelen hervormingsdoelstellingen met de COM. In dit kader kunnen er afspraken worden gemaakt over het bereiken van targets en policy outcomes. Belangrijk is echter het gegeven dat de manier waarop een hervorming wordt uitgevoerd de beslissing van de bevoegde autoriteit moet blijven. Voor bijvoorbeeld onderwijs heeft de EU slechts ondersteunende tertiaire bevoegdheden en moet dus vermeden worden dat de COM via deze weg ook inspraak krijgt in de onderwijsgovernance. Het toepassingsgebied voor het steunprogramma (artikel 6) is wat de inhoudelijke invulling ervan betreft zeer breed opgesteld, wat positief is omdat op deze manier het beleid van de gemeenschappen en gewesten duidelijk in beeld kan komen. Het valt evenwel te betreuren dat investeringen equivalent aan structurele hervormingen niet in aanmerking lijken te komen voor financiële ondersteuning vanuit het hervormingsinstrument (Reform Delivery Tool RDT); Het is positief dat voor het hervormingsinstrument) de referentiebedragen voor de periode bekend zijn. De verdeling onder de lidstaten gebeurt op basis van het bevolkingsaantal 16. De rationale van de COM is dat voor elke burger eenzelfde bedrag ter beschikking wordt gesteld. Ook fairness moet voor de COM spelen. Lidstaten die in het verleden reeds hervormingen hebben doorgevoerd, mogen niet worden afgestraft. Voor België wordt een referentiebedrag van maximaal 562 miljoen euro voorzien.. De fondsen zullen in fasen ter beschikking worden gesteld. De bepaling van het steunbedrag zal gebeuren op basis van transparante criteria (zie rating systeem in artikel 11). De steun is niet gekoppeld aan de specifieke kost van de structurele hervorming, maar aan de aard en het belang van de voorgestelde hervormingen (i.e. een soortgelijke benadering als gehanteerd wordt in het kader van de structural reform clause). Het is volgens de COM immers enerzijds moeilijk om de kost van een hervorming te bepalen en anderzijds is de kost geen goede indicator van het belang ervan (bvb. pensioenhervorming). De uitbetaling van de steun gebeurt in 1 keer en is afhankelijk van de implementatie van alle mijlpalen en streefdoelen. De COM wil op deze manier verhinderen dat een lidstaat slechts een deel van de hervorming doorvoert en het daarbij laat. De lidstaat zou de ontvangen steun naar believen kunnen besteden (bvb. inzetten voor investeringen); Het is positief dat wat de voorstellen voor steunaanvraag en monitoring in het kader van het hervormingsinstrument (RDT) betreft van de nationale hervormingsprogramma s (NHP s) zal gebruik gemaakt worden omdat deze goed ingebed zijn als instrument binnen het Europees Semester. De NHP s kunnen op deze manier aan belang winnen en het is ook zo dat de lidstaten met het werken met NHP s zeer vertrouwd zijn. Dit laatste is zeker het geval voor België (redactiecomité en politiek begeleidingscomité). Door gebruik te maken van hervormingsprogramma s (o.a. als rapporteringsinstrument in het kader van de tool) kan ook het Vlaams 151

152 hervormingsprogramma aan belang winnen en de zichtbaarheid naar de COM verder worden verhoogd. De NHP s kunnen ook een belangrijke rol spelen om de coherentie tussen de verschillende fondsen en instrumenten te bewaken; Een belangrijk aandachtspunt is dat bij het hervormingsinstrument niet wordt verwezen naar het Landverslag. Nochtans zal het Landverslag zowel bij het hervormingsinstrument als bij het cohesiebeleid een belangrijke rol spelen. Uit de besprekingen binnen de raadswerkgroep structurele maatregelen (cohesie) werd door de COM aangegeven dat de landverslagen een maand vroeger zouden verschijnen. Bovendien zouden de landverslagen en LSA s er in 2019 en 2024 anders uitzien: ze zullen een meer diepgaande analyse bevatten en ook investeringsgerelateerd advies bevatten. Momenteel wordt door de COM de piste onderzocht om de executive summary van het Landverslag formeel door het College van Commissarissen te laten aannemen, zodat ook deze executive summary als basis zou kunnen dienen voor de voorstellen voor hervormingstoezeggingen. Dit zou een positief gegeven zijn, wel moet in dit geval ook de regiospecifieke dimensie in deze executive summary worden opgenomen en deze executive summary de teneur van het landverslag goed moet weergeven. Een ander belangrijk aandachtspunt is om bij de totstandkoming van het landverslag voldoende inspraakmomenten met de lidstaten (en gemeenschappen en gewesten) te voorzien om eventuele misinterpretaties te remediëren. Het Landverslag kan een belangrijke rol spelen in het kader van het instrument voor technische ondersteuning. Het is positief dat de COM de governance in het kader van het Europees Semester een belangrijke rol ziet spelen in het kader van het garanderen van de complementariteit tussen het steunprogramma voor hervormingen en de structuurfondsen, maar deze dimensie is op dit ogenblik nog onvoldoende concreet geoperationaliseerd. Het feit dat het steunprogramma voor hervormingen ingebed wordt in het Europees Semester is positief, maar een belangrijk aandachtspunt is het belang van de regionale dimensie in het kader van het Europees Semester; Aangezien een periode van 3 jaar wordt voorzien voor de implementatie van de hervormingen binnen de RDT, is het ook aangewezen dat van deze gelegenheid gebruik wordt gemaakt om ook de meerjarige dimensie in de landenspecifieke aanbevelingen op te nemen. Nu is de scope van de aanbevelingen beperkt tot maanden. Op deze manier wordt trouwens ook aangesloten bij het nationaal begrotingsplan op middellange termijn. Het stabiliteitsprogramma en het NHP vormen het begrotingsplan op middellange termijn, in de zin van de Verordening EU 473/2013. Zo legt het stabiliteitsprogramma van België de krachtlijnen en de doelstellingen vast voor het begrotingsbeleid en moet het samen worden gelezen met het NHP; Het is positief dat in het programma ook het instrument voor technische ondersteuning werd behouden, wat eigenlijk de opvolger is van het bestaande Structural Reform Support Programme (SRSP), waarmee Vlaanderen al positieve ervaring heeft (zie o.a. het spending review project). Het SRSP kan trouwens op een stijgende belangstelling 17 vanuit de lidstaten rekenen en de budgetten op Europees niveau werden voor 2019 nagenoeg verdubbeld (80 miljoen in 2019 en 87 miljoen in 2020); 17 Zo waren er voor het SRSP 2017 in totaal 271 aanvragen uit 16 lidstaten en voor het SRSP 2018 in totaal 444 aanvragen uit 24 lidstaten. 152

153 In overweging 18 wordt de link met de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties vermeld (Sustainable development goals 18 (SDG s)) aangegeven en meer specifiek het gegeven dat het programma voor structurele hervormingen een bijdrage zal leveren om klimaatactie te mainstreamen en het globale streefdoel te bereiken dat 25% van uitgaven uit de EU-begroting de klimaatdoelstellingen ondersteunen. In de specifieke uitwerking van de 3 instrumenten van het programma, wordt dit echter niet verder gespecifieerd. Er moet trouwens ook opgemerkt worden dat er geen link voorzien is met de Agenda Dit zou kunnen worden meegenomen. Het zou wenselijk zijn, mocht de link met de Agenda 2030 (als opvolger van de Europa 2020-strategie) kunnen worden verduidelijkt. In het Commissiewerkprogramma 2018 is het initiatief inzake een duurzame Europese toekomst opgenomen, maar de nota hieromtrent wordt pas in november 2018 verwacht. Het is belangrijk dat het steunprogramma voor hervormingen maximaal rekening houdt met de institutionele realiteit van de lidstaten en dit wordt best in de verordening meegenomen. Zo is het bijvoorbeeld niet meer dan logisch dat wanneer Vlaanderen ook een hervormingstoezegging zou voorstellen voor het Belgisch pakket, het met de COM mee aan de tafel zit tijdens de besprekingen van het volledige pakket van hervormingstoezeggingen; Aansluitend bij het voorafgaande punt, zal intra-belgische coördinatie een zeer belangrijk aandachtspunt zijn (welke hervormingstoezeggingen worden in het Belgisch pakket meegenomen, hoe wordt de financiële toewijzing onderling verdeeld, ). Het is heel belangrijk dat deze coördinatie voldoende transparant verloopt. Zeker wat het hervormingsinstrument (RDT) betreft, zal moeten bepaald worden hoe de intern Belgische opvolging (federale overheid en de gemeenschappen en gewesten) zal worden georganiseerd omtrent de voorstellen vanuit België en dit zowel op ambtelijk als politiek niveau. 18 Gezien het belang van de strijd tegen de klimaatverandering en in lijn met de toezeggingen van de Unie tot uitvoering van de Overeenkomst van Parijs en de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties zal dit programma een bijdrage leveren om klimaatactie te mainstreamen en het globale streefdoel te bereiken dat 25 % van uitgaven uit de EU-begroting de klimaatdoelstellingen ondersteunen. De relevante acties worden tijdens de voorbereiding en de uitvoering van het programma geïdentificeerd, en worden in het kader van de relevante evaluaties en toetsingen opnieuw beoordeeld. 153

154 Erasmus+ RUBRIEK 2: COHESIE EN WAARDEN Erasmus+ BEVOEGDE ACTOREN BINNEN DE EUROPESE INSTELLINGEN Europese Commissie Raad van de EU Europees Parlement Directoraat-Generaal Onderwijs, Jeugdzaken, Cultuur en Sport (EAC) Directoraat-Generaal Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Inclusie (EMPL) De Raad Onderwijs, Jeugdzaken, Cultuur en Sport (EYCS) De Raadswerkgroep: Het Onderwijs Comité (EDUC) Commissie Cultuur en Onderwijs (CULT) Rapporteur Milan Zver (EPP, Sloveens) Schaduwrapporteurs: Krystyna Lybacka (S&D), Teresa Giménez Barbat (ALDE), Jill Evans (Greens) INHOUD Context van het initiatief Doelstellingen van het initiatief Dit voorstel is onderdeel van het pakket aan voorstellen dat de Commissie heeft uitgebracht in het kader van het Meerjarig Financieel Kader voor De Verordening geeft invulling aan het voorbehouden budget voor Onderwijs, Opleiding, Jeugd en sport. De Verordening legt de verschillende budgetlijnen, doelstellingen, actielijnen alsook het beheerskader van het programma met inbegrip van de uitvoeringsmodaliteiten vast. De algemene doelstelling van het programma is de educatieve, beroepsen persoonlijke ontwikkeling van personen in onderwijs, opleiding, jeugd en sport, zowel in Europa als daarbuiten, te ondersteunen. Erasmus moet bijdragen aan duurzame groei, banen en sociale cohesie, en aan het versterken van de Europese identiteit. Onderwijs Erasmus is het belangrijkste instrument voor het bouwen aan een Europese onderwijsruimte en voor de implementatie van de Europese strategische samenwerking in onderwijs en training. Het programma ondersteunt de bevordering van de leermobiliteit van particulieren, en van samenwerking, inclusie, excellentie, creativiteit en innovatie op het niveau van organisaties en beleid op het gebied van onderwijs en opleiding; Jeugd Erasmus stimuleert de samenwerking op gebied van jeugdbeleid, en helpt de realisatie van de Europese Jeugdstrategie. 154

155 Het programma ondersteunt de mobiliteit voor niet-formeel leren en de actieve participatie van jongeren, en de samenwerking, inclusie, creativiteit en innovatie op het niveau van organisaties en beleid op jeugdgebied. Sport Beleidsopties Het programma ondersteunt de leermobiliteit van sportcoaches en personeel, innovatieve samenwerkingen op vlak van dopingpreventie, goed bestuur, inclusie, de strijd tegen geweld, racisme en intolerantie en de organisatie van Europese sportevenementen met focus op vrijwilligerswerk, sociale inclusie, gendergelijkheid, gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging (HEPA) of promotie van de Europese week van de sport. De Commissie heeft gekozen voor continuïteit en stelt voor het Erasmusprogramma op te bouwen aan de hand van drie sleutelacties, Hiermee wordt in grote lijnen de bestaande structuur aangehouden als die van het huidige Erasmus+-programma. De sleutelacties bestaan uit leermobiliteit, samenwerking tussen instellingen en organisaties en de ondersteuning van beleidsontwikkeling en beleidsondersteuning. Onderwijs De sleutelactie leermobiliteit is gericht op internationale mobiliteitservaringen van lerenden (studenten, scholieren, staf). Het gaat o.a. om studie, traineeship, stage en uitwisseling. Mobiliteit bestaat uit verschillende vormen, zoals kortdurend, langdurend, virtueel en individueel versus in groepsverband. Het is nieuw dat de internationale mobiliteitsactiviteiten met landen buiten de EU (inclusief de geassocieerde landen) behalve in het hoger onderwijs nu ook in het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding kunnen plaatsvinden. De volgende groepen kunnen gebruik maken van mobiliteitsactiviteiten: Studenten uit het hoger onderwijs Studenten en scholieren uit het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding Scholieren uit het basisonderwijs en het secundair onderwijs (nieuwe doelgroep) Personeelsleden van alle onderwijssectoren De Commissie wil extra inzetten op virtuele mobiliteit om een breder bereik te hebben en om jongeren met minder mogelijkheden te bereiken. De Commissie wil virtuele mobiliteit stimuleren via de platformen etwinning, Epale en Schoolgateway. Deze platformen worden uitgebreid en zullen virtuele ruimtes aanbieden met leerkansen en plaats voor interpersoonlijke uitwisselingen. Deze online tools moeten samenwerking en de uitwisseling van ideeën en goede praktijken in heel Europa en daarbuiten stimuleren. Verder willen ze ook de mogelijkheden voor het leren van talen verder uitbreiden. 155

156 De sleutelactie samenwerking tussen organisaties en instellingen wil mogelijkheden bieden aan organisaties om grensoverschrijdende partnerschappen aan te gaan met als doel de onderwijskwaliteit te verbeteren, nieuwe ideeën en methoden te ontwikkelen en Europese en internationale partners te versterken. De actielijn bestaat uit een mix van decentraal en centraal beheerde acties: Partnerschappen voor samenwerking: het doel is het verhogen van onderwijskwaliteit en het ontwikkelen van internationale en transnationale partnerschappen. Het is nieuw dat er specifiek extra aandacht gaat naar kleinschalige partnerschappen. Mobiliteitsactiviteiten voor laaggeletterden in het volwassenonderwijs zullen via deze partnerschappen mogelijk zijn. Partnerschappen voor excellentie: hieronder vallen de nieuwe acties Europese Universiteiten en Centres of vocational excellence. De Erasmus Mundus Joint Masters vallen eveneens onder dit type partnerschappen. Partnerschappen voor innovatie: deze partnerschappen zijn gericht op systemische impact op Europees niveau. Deze actie bestaat o.a. uit allianties gericht op samenwerking tussen instellingen hoger onderwijs en beroepsinstellingen, het bedrijfsleven en onderzoeksinstellingen. De sleutelactie Ondersteuning van beleidsontwikkelingen en samenwerking heeft als doelstelling op het terrein van onderwijs en vorming de ontwikkeling van nieuw beleid te ondersteunen om bij te dragen aan modernisering en hervormingen. Verder valt hieronder de ondersteuning aan transparantie en de erkenning van competenties en kwalificaties. Net als in de vorige programma s biedt het programma ook steun aan de Jean Monnet acties. Via deze acties wil de EU over de hele wereld excellentie in onderwijs en onderzoek bevorderen op het gebied van Europese studies. Het is nieuw dat in het voorstel niet alleen het hoger onderwijs, maar ook de andere onderwijssectoren in aanmerking komen. Via Jean Monnet worden ook enkele Europese instituten gefinancierd die het doel hebben het Europese belang te verspreiden via onderwijs en onderzoek, zoals het Europa-College in Brugge. Jeugd Op het gebied van jeugd ondersteunt het programma de volgende acties in het kader van de sleutelactie leermobiliteit de mobiliteit van jongeren; activiteiten voor jongerenparticipatie; DiscoverEU-activiteiten; de mobiliteit van jeugdwerkers. Het programma ondersteunt voor de sleutelactie samenwerking tussen organisaties en instellingen volgende acties: 156

157 partnerschappen voor samenwerking en uitwisseling van werkwijzen, inclusief kleinschalige partnerschappen ter bevordering van een bredere en meer inclusieve toegang tot het programma; partnerschappen voor innovatie om de innovatiecapaciteit van Europa te versterken; online platforms en hulpmiddelen voor virtuele samenwerking Het programma ondersteunt voor de sleutelactie Ondersteuning van beleidsontwikkelingen en samenwerking: de voorbereiding en uitvoering van de beleidsagenda van de Unie voor de jeugd, met de steun van het netwerk Jeugdwiki; EU-instrumenten en -maatregelen ter bevordering van de kwaliteit, transparantie en erkenning van competenties en vaardigheden, met name via Youthpass; beleidsdialoog en samenwerking met relevante belangrijke belanghebbenden, waaronder Unie-brede netwerken, Europese niet-gouvernementele organisaties en internationale organisaties op het gebied van jeugd, de EU-dialoog over jongeren en steun voor het Europees Jeugdforum; maatregelen die bijdragen tot de kwalitatieve en inclusieve uitvoering van het programma; samenwerking met andere instrumenten van de Unie en ondersteuning van ander EU-beleid; verspreidings- en bewustmakingsactiviteiten over de Europese beleidsresultaten en -prioriteiten en over het programma. Sport De sleutelactie leermobiliteit wordt binnen dit programma voor het eerst uitgebreid naar sport. Voorheen was deze actie enkel toegankelijk voor jeugd- en onderwijsinitiatieven. De Commissie stelt voor om de middelen die hiervoor beschikbaar zijn te decentraliseren en op die manier gemakkelijker toegankelijk te maken voor de doelgroep (trainers, coaches en staff). Deze sleutelactie heeft als gevolg dat er naast de bestaande samenwerkingsverbanden kansen kunnen gecreëerd worden voor laagdrempelige kennisuitwisseling, een vraag die vanuit de sportsector al eerder werd gesteld en waaraan de Commissie met dit voorstel tegemoet komt. De sleutelactie samenwerking tussen organisaties en instellingen creëert voor sport de ruimte voor drie soorten projecten nl.: 1) Grote Samenwerkingsverbanden, bieden de mogelijkheid aan minstens 5 organisaties uit 5 verschillende programmalanden om een grootschalige samenwerking op te bouwen rond diverse thema s. 2) Kleine samenwerkingsverbanden bieden een meer laagdrempelig alternatief voor de grote samenwerkingsverbanden en vereisen ministens 3 organisaties uit 3 verschillende programmalanden. Met een kleiner budget en kortere projectduur zijn deze programma s meer op maat van de sportsector. 157

158 3) Tenslotte is er ook een ondersteuningsmogelijkheid voor Europese sportevenementen zonder winstoogmerk indien hierin extra aandacht is voor vrijwilligers, sociale inclusie, gendergelijkheid, gezondheid bevorderende activiteit (HEPA) of indien dit evenement voorziet in de promotie van de Europese Week van de Sport. Verwachte effecten van het initiatief De sleutelactie ondersteuning van beleidsontwikkeling en samenwerking heeft als doel de ontwikkeling van nieuw beleid te ondersteunen en bij te dragen aan de dialoog en samenwerkingen met stakeholders en internationale organisaties. Binnen deze actie wordt ook ingezet op disseminatie van goede voorbeelden en bewustmakingscampagnes. De Commissie verwacht via het verhoogde budget en de voorgestelde acties veel meer mensen te laten deelnemen aan het programma. Ze willen 12 miljoen mensen de kans op een mobiliteitservaring geven. Het bereik van het huidig Erasmus+ programma is 4 miljoen. Erasmus wordt inclusiever: Beter bereiken van kansarmen via nieuwe formaten zoals virtuele uitwisselingen en kortere leerperioden in het buitenland Meer kansen creëren voor leerlingen om in het buitenland te leren en leerlingen uit verschillende landen te ontmoeten via etwinning, het grootste netwerk voor leerkrachten ter wereld, om projecten te ontwikkelen en klassenuitwisselingen te organiseren. Erasmus wordt toegankelijker: Openstelling van het programma voor kleinere en lokale organisaties, zodat deelnemers kleinschalige partnerschappen kunnen opzetten creëren van kortere projecten, met lagere bedragen en eenvoudigere administratieve vereisten. Verminderen van de administratieve last voor alle begunstigden, bijvoorbeeld door eenvoudige online aanvraagformulieren. Leermobiliteiten toegankelijk maken voor sport met gedecentraliseerde middelen. Soort initiatief Verdragsartikel EU-regelgeving Erasmus wordt internationaler Uitbreiding van de mogelijkheden voor jonge Europese studenten in het hoger onderwijs en studenten in het beroepsonderwijs de mogelijkheid bieden om een ervaring buiten Europa op te doen Wetgevend initiatief: voorstel tot een verordening van het Europees Parlement en de Europese Raad. Artikelen 165 en 166 van het Verdrag betreffende de Werking van Europese Unie zijn geactiveerd. TIMING Verwachte publicatie voorstel 30 mei 2018 Behandelend Voorzitterschap Bulgarije (januari juni 2018) Oostenrijk (juli december 2018) Roemenië (januari juni 2019) Finland (juli december 2019) 158

159 Het Oostenrijks Voorzitterschap streeft naar een gedeeltelijke algemene benadering op de Raad Onderwijs van 26 november. CONSULTATIE DOOR DE EUROPESE COMMISSIE OVER HET INITIATIEF Openbare raadpleging De openbare raadpleging over the mid-term evaluation of the Erasmus+ Programme liep van 28/02/2017 tot 31/05/2017. Het eindrapport werd voorgelegd aan de Raad en het Parlement op 31 januari Routekaart De Europese Commissie heeft geen routekaart opgemaakt betreffende het nieuwe programma. Aanvangseffectbeoordeling Aanvangseffectbeoordeling over het Meerjarig Financieel Kader Erasmus programma De consultatie over de aanvangseffectbeoordeling loopt van 30 mei 2018 tot 17 oktober Voorstel van regelgeving en effectbeoordeling BEVOEGDE ACTOREN BINNEN VLAANDEREN De Europese Commissie zal een effectbeoordeling opmaken. Trekkend minister Trekkend beleidsdomein Betrokken ministers Betrokken beleidsdomeinen Hilde Crevits, Viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Onderwijs Het beleidsdomein onderwijs en vorming, het departement onderwijs en vorming Sven Gatz, Vlaams minister van Cultuur, Media, Jeugd en Brussel Phillipe Muyters, Vlaams minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport Het beleidsdomein cultuur, sport, jeugd en media, Het departement cultuur, jeugd en media. Het beleidsveld sport. VLAAMSE ANALYSE VAN HET VOORSTEL Juridisch Vlaamse bevoegdheid Vlaamse rechtsinstrumenten Gemeenschapsbevoegdheden volgens artikelen 127 en Artikel 128 van de Belgische grondwet De verordening van het financieringsprogramma dat volgt op Erasmus+ is rechtstreeks toepasbaar en leidt niet tot wijziging van de Vlaamse rechtsinstrumenten en de bevoegdheden van de Vlaamse Gemeenschap. Beleidsmatig Huidig beleid en Vlaamse context van het initiatief Onderwijs Internationale mobiliteit en partnerschappen zijn een centrale doelstelling in het internationaliseringbeleid voor onderwijs en vorming, zowel Vlaams als Europees. Voor Vlaanderen is Erasmus een tool voor Europese samenwerking en een instrument om, zonder daarbij te raken aan de nationale bevoegdheden, de kwaliteit van onderwijs doorheen 159

160 heel Europa te verhogen om uiteindelijk tot een echte Europese ruimte van onderwijs en vorming te komen. Sinds de aanname van het Ministerieel Communiqué van Leuven/Louvain-la-Neuve (2009) in het kader van het Bolognaproces, tracht men overal in de Europese Hoger Onderwijsruimte de gekwantificeerde doelstelling te bereiken die voorop stelt dat minstens 20% van de afgestudeerden van het hoger onderwijs een studie- of stageperiode in het buitenland hebben doorlopen. Deze doelstelling van 20 % voor het hoger onderwijs werd als benchmark opgenomen binnen Education and Training 2020 het actieprogramma van de EU Raad Onderwijs. Daarnaast werd ook een doelstelling bepaald van 6% voor de afgestudeerden uit beroepsonderwijs en opleiding. Het Vlaams Actieplan Mobiliteit (2013) bouwt voort op de benchmark van hogeronderwijsmobiliteit en koppelt hieraan financieringsmodaliteiten en een dataverzameling voor voortgangsopvolging. Het Regeerakkoord stelt dat, gezien de kwaliteit bevorderende invloed van internationale mobiliteit, idealiter elke student de mogelijkheid zou moeten krijgen om een mobiliteitservaring op te doen tijdens of aansluitend op de studies in Vlaanderen. Jeugd VJKB: Vanaf de legislatuur werden de inspanningen van de Vlaamse Regering voor kinderen en jongeren in de verschillende beleidsdomeinen gebundeld in een geïntegreerd jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan. Dit Vlaams JKP omvat heel uiteenlopende doelstellingen voor alle kinderen en jongeren. Erasmus is eerst en vooral een manier om een open en ruime leerzone voor kinderen en jongeren te creëren in heel Europa, een doelstelling op zowel Vlaams als Europees niveau. Daarnaast benadrukt het JKP het belang van participatie. Kinderen en jongeren moeten mee vorm kunnen geven aan het beleid in alle aspecten en levensdomeinen die hen aanbelangen. Ten slotte is voor Vlaanderen diversiteit een cruciaal thema. Alle kinderen en jongeren zouden de mogelijkheid moeten hebben internationale ervaring op te doen. Erasmus is een programma dat leermobiliteit doorheen Europa kwaliteitsvoller en inclusiever kan maken, zodat een diverse, open internationale leeromgeving ontstaat. Jint: JINT is het kennis- en expertisecentrum over internationale jongerenmobiliteit en internationaal jeugdbeleid. Bovendien is JINT het nationale agentschap dat het jeugdluik (Youth in Action) van Erasmus uitvoert. De wederzijdse internationale uitwisseling en samenwerking+ van, voor en door jongeren en jeugdorganisaties wordt bevorderd en de reflectie over jeugd, jeugdwerk en jeugd(werk)beleid gestimuleerd. 160

161 Relevantie EUdoelstellingen voor Vlaanderen Geschiktheid van de beleidsopties voor Vlaanderen Verwachte effecten van het initiatief in Vlaanderen Sport Net zoals de sport en de sportorganisaties, heeft het sportbeleid een internationale dimensie en organisatie. Deze internationale dimensie vond de laatste jaren steeds meer verankering in verschillende instellingen en zal ook de komende jaren aan belang blijven winnen. Het Erasmus programma is een waardevol instrument om naast het beleidsmatige ook de Vlaamse sportorganisaties bewust te maken van de meerwaarde van internationale samenwerkingen en leeropportuniteiten die hierin schuilen. De EU-doelstellingen zijn relevant voor Vlaanderen. Globaal kunnen we stellen dat het voorstel tot Verordening mede de Vlaamse doelstellingen met betrekking tot mobiliteit, internationalisering en Europese strategische partnerschappen financiert binnen de beleidsdomeinen onderwijs, opleiding, jeugd en sport. De beleidsopties van de Europese Commissie worden nog onderzocht. Gezien de grote continuïteit in het programma kunnen we stellen dat het programma zeker opportuniteiten biedt voor Vlaanderen met betrekking tot een verdere internationalisering van de verschillende onderwijssectoren en de internationale samenwerking op het gebied van onderwijs, vorming, jeugd en sport. Actoren binnen de domeinen onderwijs, vorming, jeugd en sport kunnen via het programma financiering verwerving voor mobiliteitsprojecten en internationale partnerschappen. Er is een duidelijk positieve financiële impact. Voor Vlaanderen is een bepaald percentage van het Erasmus Onderwijs, Vorming en Jeugd budget voorbehouden die op basis van de principes van indirect beheer door de aangestelde Nationale Agentschappen wordt beheerd. Binnen dit voorstel wordt dit uitgebreid met middelen voor sport. De duidelijke versterking van het Erasmus programma betekend meer internationale samenwerkingsmogelijkheden voor onze actoren en meer mobiliteit in onderwijs. Bepaalde thematische en maatschappelijke klemtonen voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport in het programma kunnen onrechtstreeks ook het Vlaamse beleid en veld beïnvloeden. BETROKKENHEID VAN DE VLAAMSE BELANGHEBBENDEN Vlaamse belanghebbenden Individuele belanghebbenden: Studenten, scholieren en onderwijspersoneel in het leerplichtonderwijs, het hoger onderwijs en het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding. Jongeren, jeugdwerkers en vrijwilligers Atleten, coaches, staf, club- en federatiemedewerkers, medewerkers binnen sportdiensten en medewerkers van koepelorganisaties binnen de sport Organisatie belanghebbenden Scholen, scholengroepen, instellingen hoger onderwijs, opleidingsverstrekkers, etc. Jeugdorganisaties en jeugddiensten 161

162 Sportclubs, sportfederaties, sportdiensten. Middenveld Onderwijskoepels en onderwijsbelangen organisaties Jeugdorganisaties en jeugddiensten sportkoepelorganisaties Consultatie van de Vlaamse belanghebbenden Adviesraden VLOR SERV Vlaamse Jeugdraad SARC Onderwijs De VLOR bracht op 28 juni 2018 een advies uit over het nieuwe Erasmus programma. De Vlor bracht over het specifieke initiatief van de Europese Universiteiten (onderdeel van de Erasmus Verordening) op 13 maart 2018 een advies uit. Het Departement Onderwijs en Vorming organiseerde op 27 juni samen met VLEVA een eerste consultatieronde met het middenveld over het voorstel voor de Erasmus+ verordening. Jeugd (Enkel een advies van de VJR over het Erasmus+ programma van 2 december 2015.) In het voorjaar van 2017 heeft Frank Stevens van Howest een halfwegevaluatie van Erasmus+:Youth in action uitgevoerd. Dit verslag is geïntegreerd met de halfwegevaluatie van Onderwijs en op 30 juni 2017 aan de Europese Commissie bezorgd. Door de Vlaamse belanghebbenden verwachte effecten Sport Sport Vlaanderen consulteert de bredere sportsector via overleg met de koepels VSF en ISB. Onderwijs De Vlor verklaart in hun advies van 28 juni zeker achter de verbreding van de doelgroep voor Erasmus te staan. Meer Europese middelen voor het beroepsgericht onderwijs en het leerplichtonderwijs kunnen volgens de raad een belangrijke stimulans zijn om ook die onderwijsniveaus sterker te laten inzetten op internationalisering en mobiliteit. Voor het hoger onderwijs blijven de middelen gelijk. De Vlor is er echter van overtuigd dat ook hier een verhoging nodig is, gezien de maatregelen die nodig zijn om iets te doen aan de onderparticipatie van bepaalde groepen aan de internationalisering. De Vlor is eveneens voorstander van een grondige opvolging van de efficiëntie van bepaalde voorstellen. Verder pleit de raad voor ondersteunende maatregelen voor de nieuwe doelgroepen en vraagt hij aandacht voor het wegwerken van de administratieve drempels. 162

163 Jeugd EERSTE VLAAMSE STANDPUNTBEPALING In het algemeen staan de belanghebbenden positief tegenover de duidelijke link tussen het beleid en de programma s, wat wijst op een consistente benadering van de toekomst van Europees Jeugdbeleid. Ook beantwoordt het programma aan de noden en verwachtingen van jongeren, wat gebaseerd is op onderzoek, evaluaties en consultaties. De ambitieuze budgettaire verhoging toont bovendien aan dat Jeugd hoog op de politieke agenda staat, Specifieker worden de belanghebbenden enthousiast over de behouden structuur van het programma. Jeugd heeft een eigen hoofdstuk en budgetlijn. Er zijn niet alleen meer kansen voor jongeren om deel te nemen aan niet-formele leeractiviteiten, een grote prioriteit is ook het bereiken van meer jongeren met minder kansen. Bovendien is een nieuwe actie toegevoegd, de Youth Participation Projects. De belanghebbenden hebben echter het gevoel dat het hoofdstuk Jeugd aan zichtbaarheid verliest door het veranderen van de naam naar Erasmus. Ook stellen ze zich vragen bij de specifieke doelstellingen van Erasmus en het jeugdhoofdstuk. Deze doelstellingen zijn beperkt beschreven en de tekst over de Europese meerwaarde en de principes voor de allocatie van gedecentraliseerde fondsen zijn niet meer opgenomen. Verder stellen ze zich vragen bij DiscoverEU en hoe dit zal bijdragen aan het behalen van de doelstellingen. Ten slotte zijn de doelstellingen rond inclusie en de internationale dimensie in het programma en het jeugdhoofdstuk te onduidelijk uitgewerkt. Sport Input werd opgevraagd bij Sport Vlaanderen.. Vlaanderen verwelkomt een versterkt en verbreed toekomstig Erasmus programma. Momenteel worden de middelen vanuit het Erasmus programma in Vlaanderen goed besteed. De middelen worden opgenomen en dragen bij tot de internationalisering en kwaliteit van het onderwijs en de sportsector. Het programma wordt als doeltreffend ervaren. Het is ook zeer succesvol, waardoor de vraag vanuit scholen, volwassenenonderwijs en hoger onderwijs het beschikbare budget zelfs overstijgt. Met betrekking tot het hoger onderwijs speelt Erasmus+ een essentiële rol bij het realiseren van studenten- en stafmobiliteit. Voor grensoverschrijdende onderwijssamenwerking zijn de Erasmus+ strategische partnerschappen eveneens een belangrijk instrument. Vlaanderen is tevreden dat het voorstel de structuur van het huidige Erasmus+ programma behoudt en deze structuur ook uitbreidt voor het domein sport. Vlaanderen kan zich vinden in de basisstructuur die gekenmerkt wordt door drie sleutelacties en decentrale versus centrale middelen. Vlaanderen steunt de Commissie bij het streven naar minder administratieve lasten voor de begunstigden en de Nationale Agentschappen. Wel wil Vlaanderen van de Commissie graag meer concrete informatie krijgen over hoe deze lasten effectief zullen verminderd worden. Het is momenteel onduidelijk welke maatregelen genomen zullen worden om de beoogde 163

164 administratieve vereenvoudiging te verkrijgen. Vlaanderen zal blijven toezien op een effectieve vermindering van de administratieve lasten. De interne verdeling van de budgetten binnen het programma voor de verscheidene sleutelacties en binnen deze sleutelacties is nog onduidelijk. Ook willen we meer duidelijkheid over de voorziene flexibiliteitsmarge van ongeveer 20% van het onderwijs- en vormingsbudget. Dit bedrag wordt door de Commissie gereserveerd voor het financieren van nieuwe projecten waaronder de Europese Universiteiten en om flexibel te kunnen inspringen bij nieuwe prioriteiten. Vlaanderen ijvert aldus voor volledige financiële transparantie over de toekenning van middelen van de flexibiliteitmarge met inbegrip van de middelen voorzien voor het initiatief voor de Europese Universiteiten binnen het volgende Erasmusprogramma. Met betrekking tot de sleutelactie leermobiliteit verwelkomt Vlaanderen de verbreding van de doelgroep met de deelname van leerlingen in het schoolonderwijs en de uitbreiding voor sport. Wel had Vlaanderen graag meer informatie ontvangen over de precieze uitvoeringsmodaliteiten van deze actie. Vlaanderen wijst ook op het belang van flankerende maatregelen. Als ook het basis- en secundair onderwijs meer wil internationaliseren is er nood aan een versterking van groepsmobiliteit (eerder dan individuele mobiliteit). Een sterke voorbereiding en nabespreking (onder meer via virtuele mobiliteit) is eveneens noodzakelijk. Vlaanderen ziet virtuele mobiliteit als een aanvulling op fysieke mobiliteit en niet als een vervanging. Met betrekking tot de sleutelactie samenwerking tussen organisaties en instellingen benadrukt Vlaanderen het belang van de mogelijkheid tot het opzetten van innovatieve outputs binnen de gedecentraliseerde actie partnerschappen voor samenwerking en uitwisseling van goede praktijken. Vlaanderen verwelkomt de nieuwe actie kleinschalige partnerschappen. Deze actie heeft het potentieel om scholen en organisaties met een beperkte administratieve capaciteit te laten kennismaken met het Erasmus programma. Vlaanderen is akkoord dat mobiliteit voor het volwassenenonderwijs enkel via partnerschappen mogelijk is. Wel is Vlaanderen niet akkoord dat enkel laaggeletterden binnen het volwassenenonderwijs de kans krijgen om een mobiliteitservaring op te doen. De verhoging van het budget maakt het mogelijk om binnen het volwassenonderwijs meerdere mobiliteitsprioriteiten vast te leggen, mits de nodige garanties voor de gegarandeerde betrokkenheid van laaggeletterden. Er zijn voor jeugd een aantal aspecten die vragen om bijzondere aandacht bij de bespreking van de voorstellen in de Europese instellingen: Discover EU: de pilootactie van dit project, geïnitieerd op initiatief van het Europees Parlement, wordt in het voorstel voor het nieuwe Erasmus programma opgenomen als één van de mobiliteitsacties voor jongeren. Discover EU streeft ernaar elke 18-jarige in de EU een Interrail Pass ter beschikking te stellen om zo reizen, ontmoeten, ontdekken in de Europese Unie te bevorderen. Hoewel het initiatief duidelijke linken met learning mobility heeft, stelt zich toch de vraag naar de plaats van Discover EU in het Erasmus programma, dat learning mobility hoog in het vaandel voert. Ook het aspect inclusie vraagt om bijzondere aandacht, gezien Discover EU in de huidige vorm enkel verplaatsingskosten dekt, in tegenstelling tot de andere acties van Erasmus. Jongeren (niet enkel studenten): Omwille van een sterkere branding naar jongeren (= buiten het hogere onderwijs en de universiteiten) toe is het belangrijk in de communicatie sterker in te zetten naar de andere jongeren. Dit kan bijvoorbeeld door de naam van het hoofdstuk te veranderen in Jeugd in Actie wat verwijst naar het programma Jeugd voor

165 REACTIE VANUIT VLAANDEREN OP DE EUROPESE CONSULTATIE Openbare raadpleging, routekaart, aanvangseffectbeoordeling en/of effectbeoordeling De Vlaamse administratie heeft in maart 2018 deelgenomen aan de openbare raadpleging over EU-financiering op het gebied van waarden en mobiliteit. De Vlaamse bijdrage werd opgemaakt door Departement Onderwijs en Vorming. EERSTE SUBSIDIARITEITSINSCHATTING 1. Bevoegdheid van de Europese Unie De bevoegdheid van de EU is op het terrein van onderwijs, jeugd en sport aanvullend t.o.v. de nationale bevoegdheden van de lidstaten (art. 6 VWEU). In art. 165 en 166 is expliciet bepaald dat de Unie bevoegd is om stimuleringsmaatregelen te nemen. Vlaanderen acht het onderhavige voorstel voor een EU-financieringsprogramma dan ook een geëigend middel dat binnen de kaders blijft van de bestaande bevoegdheidsverdeling tussen de Unie en de lidstaten. 2. Evaluatie van de subsidiariteitstoets van de Europese Commissie a. EU-meerwaardetest Vlaanderen benadrukt dat de lidstaten verantwoordelijk blijven voor de inhoud en organisatie van hun beleid op de betrokken gebieden. Het voorstel van de Commissie is echter gericht op de bevordering van transnationale en internationale mobiliteit en samenwerkingsprojecten, en op de ondersteuning van beleidsontwikkelingen met een Europese dimensie. In de regel zal het programma steun verlenen aan transnationale activiteiten, maar in uitzonderlijke gevallen ook aan nationale activiteiten met een sterke Europese dimensie, zoals activiteiten over een specifiek Europees thema of Europese beleidsprioriteit. De Europese Commissie heeft het optreden van de Unie voldoende gemotiveerd en Vlaanderen kan de redenering onderschrijven. De doelstellingen van het Erasmus voorstel kunnen door de lidstaten niet correct en afdoende worden verwezenlijkt wegens het transnationale karakter, de grote omvang en de ruime geografische spreiding van de gefinancierde leermobiliteit en samenwerkingsactiviteiten, de gevolgen ervan voor de toegang tot leermobiliteit en, meer in het algemeen, voor de integratie van de Unie, en wegens de grotere internationale dimensie. Losse initiatieven van onderwijsinstellingen of lidstaten, hoewel die op nationaal niveau efficiënt en voordelig worden geacht, zijn van onvoldoende schaal en omvang om een Europa-breed effect te genereren. 165

166 Europees Solidariteitskorps RUBRIEK 2: COHESIE EN WAARDEN Europees Solidariteitskorps BEVOEGDE ACTOREN BINNEN DE EUROPESE INSTELLINGEN Europese Commissie Raad van de EU Europees Parlement Directoraat-Generaal Onderwijs, Jeugdzaken, Cultuur en Sport (EAC) Directoraat-Generaal Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Inclusie (EMPL) De Raad Onderwijs, Jeugdzaken, Cultuur en Sport (EYCS) De Raadswerkgroep: Jeugdzaken Commissie Cultuur en Onderwijs (CULT) Rapporteur Schaduwrapporteurs: INHOUD Context van het initiatief Rond de verordening van het huidige Europees Solidariteitskorps werd op Coreper I van 27 juni een akkoord bereikt. Het werd begin september 2018 goedgekeurd door het Europees Parlement en op 27 september 2018 door de Raad. Tegen half oktober wil men de verordening laten verschijnen in het Europees Publicatieblad. Het Oostenrijkse EU voorzitterschap vat binnen de raadswerkgroep jeugdzaken de bespreking aan van de nieuwe verordening Europees Solidariteitskorps Het Oostenrijks voorzitterschap wenst hierover tegen de Raad EYCS van november 2018 een algemene benadering te bereiken. Dit voorstel bestaat uit twee onderdelen: I "deelname van jongeren aan solidariteitsactiviteiten om maatschappelijke uitdagingen aan te pakken" en II "Europees vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening". Daarom is het voorstel gebaseerd op artikel 165, lid 4, artikel 166, lid 4, en artikel 214, lid 5, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Volgens artikel 165, lid 4, is EU-optreden mogelijk dat erop gericht is "de ontwikkeling van uitwisselingsprogramma's voor jongeren [...] te bevorderen en de deelneming van jongeren aan het democratisch leven van Europa aan te moedigen". Het EU-optreden op basis van artikel 166, lid 4, vormt een passende rechtsgrondslag voor een handeling die, zoals dit voorstel, erop gericht is "door verbetering van de initiële beroepsopleiding en van bij- en nascholing, de opneming en de wederopneming op de arbeidsmarkt te bevorderen" en "de toegang tot beroepsopleidingen te vergemakkelijken en de mobiliteit van opleiders en leerlingen, met name jongeren, te bevorderen". Artikel 214, lid 5, vormt de rechtsgrondslag voor de oprichting van een "kader voor gemeenschappelijke bijdragen van Europese jongeren aan de humanitaire hulpacties van de Unie, een Europees vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening". 166

167 Doelstellingen van het initiatief Het Europees Solidariteitskorps bouwt voort op de rijke en lange traditie en ervaring van de lidstaten op het vlak van activiteiten ten dienste van het algemeen belang, bijvoorbeeld via vrijwilligerswerk. Sommige lidstaten hebben burgerdienstprogramma's die jongeren de mogelijkheid bieden om zich voor het algemeen belang in te zetten, terwijl in andere lidstaten activiteiten van het maatschappelijk middenveld worden ondersteund. Op EU-niveau heeft het Europees vrijwilligerswerk jongeren 20 jaar lang mogelijkheden voor vrijwilligerswerk geboden. Beleidsonderdelen en programma's zoals de jongerengarantie en de regeling "Je eerste Euresbaan" helpen jongeren aan stages en banen. Het EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp, dat in 2014 is gestart, biedt burgers de mogelijkheid in een derde land als vrijwilliger aan de slag te gaan. Een dergelijke ervaring levert een bijdrage aan humanitaire hulp waar die het meest nodig is. Deze initiatieven vormen het solide fundament, dat het Europees Solidariteitskorps niet alleen als basis gebruikt, maar ook verder zal uitbreiden om nieuwe kansen, meer zichtbaarheid en een grotere impact te kunnen bieden. Het Solidariteitskorps zal nieuwe mogelijkheden bieden op het gebied van humanitaire hulp (een gebied dat niet langer zal worden ondersteund door het EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp, dat in 2020 zal worden beëindigd), en tegelijkertijd de toegang voor zowel jongeren als organisaties makkelijker maken. Het Europees Solidariteitskorps zal via zijn portaalsite een centraal, laagdrempelig toegangspunt blijven bieden en ernaar streven de deelnemende organisaties en betrokken jongeren zo veel mogelijk bij de activiteiten te betrekken. Daarnaast zal het de beschikbaarheid van opleidingen die aan een activiteit voorafgaan ontwikkelen en bevorderen, evenals relevante ondersteuning en de validering van leerresultaten na afloop van een activiteit. Om een efficiënte en doeltreffende uitvoering te waarborgen, zal het Europees Solidariteitskorps maximaal gebruikmaken van reeds bestaande beheersregelingen. Hierdoor zal het Solidariteitskorps de nadruk kunnen leggen op het behalen van maximale resultaten en prestaties, terwijl tegelijkertijd de administratieve lasten zoveel mogelijk worden beperkt. Daarom zal de uitvoering van het Europees Solidariteitskorps worden toevertrouwd aan bestaande structuren. Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie De acties van het Europees Solidariteitskorps zijn consistent met en vormen een aanvulling op een reeks relevante beleidslijnen en programma's van de EU. Dit betreft met name de beleidslijnen en programma's met betrekking tot: onderwijs en opleiding; werkgelegenheid; gendergelijkheid; ondernemerschap (in het bijzonder sociaal ondernemerschap); burgerschap en democratische participatie; 167

168 milieu en natuurbescherming; klimaatactie; rampenpreventie, -paraatheid en hersteloperaties; landbouw en plattelandsontwikkeling; het verstrekken van levensmiddelen en non-foodartikelen; gezondheid en welzijn; creativiteit en cultuur; lichamelijke opvoeding en sport; sociale bijstand en welzijnszorg; opvang en integratie van onderdanen van derde landen; territoriale samenwerking en cohesie; grensoverschrijdende samenwerking; en humanitaire hulp. In de eerste en tweede fase van het Europees Solidariteitskorps werden verschillende EU-programma's ingeschakeld om jongeren in de hele EU mogelijkheden te bieden voor vrijwilligerswerk, stages of banen. Het huidige voorstel zou de achtergrond vormen van een derde fase van het Europees Solidariteitskorps, waarin het dankzij de duidelijk afgebakende eigen middelen van het korps mogelijk wordt alle activiteiten volgens de dezelfde regels en voorwaarden voor solidariteitsactiviteiten te ontwikkelen, onafhankelijk van het beleidsterrein waar de actie zich op richt. Aangezien het nieuwe, uitgebreide toepassingsgebied activiteiten omvat ter ondersteuning van humanitaire operaties, zal het Europees Solidariteitskorps profiteren van extra bijdragen ter ondersteuning van de nieuwe activiteiten. Die activiteiten zullen in nauwe samenwerking met de betrokken diensten van de Commissie worden uitgevoerd. Het voorstel van de Commissie voor het meerjarig financieel kader is ambitieuzer wat de integratie van klimaatactie in andere EUprogramma's betreft, en stelt als algemeen doel dat 25 % van de uitgaven op de EU-begroting klimaatdoelstellingen ondersteunen. De bijdrage van dit programma aan de verwezenlijking van dat doel zal worden gevolgd via een EU-systeem van klimaatindicatoren op een passend uitsplitsingsniveau, inclusief het gebruik van nauwkeuriger methoden wanneer die beschikbaar zijn. De Commissie zal de informatie jaarlijks blijven presenteren in de vorm van vastleggingskredieten in het kader van de jaarlijkse ontwerpbegroting. Beleidsopties Om ertoe bij te dragen dat het volledige potentieel van het programma voor het behalen van de klimaatdoestellingen wordt gebruikt, zal de Commissie er tijdens het proces van voorbereiding, toepassing, beoordeling en evaluatie van het programma naar streven relevante acties in kaart te brengen. De Commissie heeft gekozen voor continuïteit en stelt voor 1. De algemene doelstelling van het programma te verbreden (oa. de inzet van jongeren en organisaties bij toegankelijke en kwalitatief hoogwaardige solidariteitsactiviteiten, als middel om bij te dragen aan de versterking van de cohesie, de solidariteit en de democratie in de Unie en daarbuiten en daarbij concrete maatschappelijke en humanitaire 168

169 uitdagingen aan te pakken, met een bijzondere inspanning voor het bevorderen van sociale inclusie). 2. De specifieke doelstelling van het programma is jongeren, onder wie ook kansarme jongeren, laagdrempelige mogelijkheden te bieden om deel te nemen aan solidariteitsactiviteiten in Europa en daarbuiten, en daarbij hun competenties te verbeteren en naar behoren te valideren en hun inzetbaarheid en de overgang naar de arbeidsmarkt te bevorderen. 3. De doelstellingen van het programma worden gerealiseerd binnen de volgende onderdelen: a) deelname van jongeren aan solidariteitsactiviteiten om maatschappelijke uitdagingen aan te pakken; Verwachte effecten van het initiatief Soort initiatief Verdragsartikel EU-regelgeving b) deelname van jongeren aan solidariteitsactiviteiten die verband houden met humanitaire hulp (Europees vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening), zoals bedoeld in artikel 10. De Commissie verwacht via het verhoogde budget en de voorgestelde acties veel meer mensen te laten deelnemen aan het programma. Wetgevend initiatief: voorstel tot een verordening van het Europees Parlement en de Europese Raad. Dit voorstel bestaat uit twee onderdelen: "deelname van jongeren aan solidariteitsactiviteiten om maatschappelijke uitdagingen aan te pakken" en "Europees vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening". Daarom is het voorstel gebaseerd op artikel 165, lid 4, artikel 166, lid 4, en artikel 214, lid 5, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Volgens artikel 165, lid 4, is EU-optreden mogelijk dat erop gericht is "de ontwikkeling van uitwisselingsprogramma's voor jongeren [...] te bevorderen, en de deelneming van jongeren aan het democratisch leven van Europa aan te moedigen". Het EU-optreden op basis van artikel 166, lid 4, vormt een passende rechtsgrondslag voor een handeling die, zoals dit voorstel, erop gericht is "door verbetering van de initiële beroepsopleiding en van bij- en nascholing, de opneming en de wederopneming op de arbeidsmarkt te bevorderen" en "de toegang tot beroepsopleidingen te vergemakkelijken en de mobiliteit van opleiders en leerlingen, met name jongeren, te bevorderen". Artikel 214, lid 5, vormt de rechtsgrondslag voor de oprichting van een "kader voor gemeenschappelijke bijdragen van Europese jongeren aan de humanitaire hulpacties van de Unie, een Europees vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening". TIMING Verwachte publicatie voorstel December 2020 Behandelend Voorzitterschap Oostenrijk (juli december 2018) Roemenië (januari juni 2019) Finland (juli december 2019) Kroatië 169

170 CONSULTATIE DOOR DE EUROPESE COMMISSIE OVER HET INITIATIEF Het Oostenrijks Voorzitterschap streeft naar een gedeeltelijke algemene benadering op de Raad OJCS van 26 november. Openbare raadpleging Routekaart Aanvangseffectbeoordeling Voorstel van regelgeving en effectbeoordeling. BEVOEGDE ACTOREN BINNEN VLAANDEREN Trekkend minister Trekkend beleidsdomein Sven Gatz, Vlaams minister van Cultuur, Media, Jeugd en Brussel Het beleidsdomein Cultuur, Jeugd, Sport en Media (CJSM), het departement cultuur, jeugd en media Betrokken ministers Betrokken beleidsdomeinen VLAAMSE ANALYSE VAN HET VOORSTEL Juridisch Vlaamse bevoegdheid Vlaamse rechtsinstrumenten Gemeenschapsbevoegdheden volgens artikelen 127 en Artikel 128 van de Belgische grondwet De verordening van het vervolg financieringsprogramma ESK is rechtstreeks toepasbaar en leidt niet tot wijziging van de Vlaamse rechtsinstrumenten en de bevoegdheden van de Vlaamse Gemeenschap. 170

171 Beleidsmatig Huidig beleid en Vlaamse context van het initiatief In algemene zin wordt het programmavoorstel positief onthaald omwille van de continuïteit. Voor wat betreft volgende activiteiten in het Europees Solidariteitskorps : - Stages en jobs : Het ESK voorziet een luik voor transnationale stages en jobs, die bijdragen aan een solidaire Europese Unie. Maximaal 10% van het budget kan daaraan besteed worden. De vraag stelt zich of het ESK, verankerd in de jeugdsector en in de jeugdstrategie van de EU, het juiste instrument is om jongeren dit soort mobiliteitskansen te geven en of andere programma s daarvoor niet beter geschikt zijn. Voor wat betreft stages stelt zich in Vlaanderen het specifieke probleem dat voor dergelijke activiteit geen enkele vorm van statuut of wettelijk kader bestaat, waardoor buitenlandse jongeren die voor een stage naar Vlaanderen zouden komen de facto in een juridisch en administratief vacuüm dreigen te verzeilen. - Binnenlandse activiteiten van het ESK ( in country ) : het ESK voorziet ook dat maximum 20% van het budget kan besteed worden aan activiteiten in het eigen land van de deelnemers. Voor enkele werkvormen van het ESK die dit mogelijk maken, stelt zich hier geen probleem (vb. multilaterale groepsprogramma s voor vrijwilligers waaraan ook jongeren van het gastland deelnemen, of de solidariteitsprojecten van informele groepen jongeren in hun eigen omgeving). De mogelijkheden die het ESK biedt om in de eigen omgeving bijv. voor een langere periode vrijwilligerswerk te verrichten in een gastorganisatie roept wel vragen op naar overlap met het bestaande vrijwilligerswerk. Evengoed stelt zich de vraag naar het samengaan, overlapping of complementariteit tussen de Bel J projecten en de binnenlandse activiteiten van het ESK. Voor het ESK zijn alle activiteiten binnen België, en dus ook in een andere Gemeenschap, binnenlandse activiteiten. Vragen voor De opstart van het Europees Solidariteitskorps, zoals hierboven beschreven en waarin internationaal vrijwilligerswerk de hoofdmoot van de activiteiten vormt, stelt de problematiek inzake wettelijke en administratieve regelingen op scherp. De budgetten voor het Korps, zoals voorgesteld door de Europese Commissie, resulteren in een geraamd aantal deelnemers uit Vlaanderen dat 2 à 3 maal hoger ligt dan wat in het huidige E+: Youth in Action het geval is. In het perspectief van de Commissievoorstellen voor , streeft men naar een verdubbeling daarbovenop. De nieuwe regeling, voorzien vanaf 1 januari 2019, zorgt voor de deelnemers aan het ESK voor heel wat transparantie en (rechts)zekerheid bij hun aanvraag voor een visum. Belangrijke voorwaarde is evenwel dat de tweeledige procedure geen aanleiding 171

172 geeft tot tragere afhandeling van dossiers en tot een grotere administratieve belasting ivm de huidige toestand. Maar nog belangrijker blijft de vaststelling dat deze regeling slechts kan beschouwd worden als een eerste minimale stap naar het uitwisselingsvriendelijke beleid waar de verschillende organisaties naar streven (zie tekst van de organisaties : Een momentum voor een uitwisselingsvriendelijk visumbeleid in België, december 2016). Het momentum van de omzetting van de Europese Richtlijn werd niet gebruikt om een breder kader te creëren dat ook korte termijn vrijwilligers en andere categorieën deelnemers aan uitwisselingsprogramma s voor jongeren, een vlotte deelname aan de programma s garandeert. Hier blijft dus zeker nog werk aan de winkel in het kader van een gecoördineerd vrijwilligersbeleid. Relevantie EUdoelstellingen voor Vlaanderen Geschiktheid van de beleidsopties voor Vlaanderen Verwachte effecten van het initiatief in Vlaanderen In het kader van de evaluatie van de vrijwilligerswet uit 2005 maakten diezelfde groep organisaties ook een analyse van bestaande obstakels die inkomende en uitgaande internationale vrijwilligers beletten om vlot deel te nemen aan internationale programma s. Ook deze analyse blijft gelden op vele punten. Zo ontbreekt nog steeds een transparante en éénvormige procedure voor Vlaamse jongeren in beroepsinschakelingstijd of die werkzoekend zijn, om hun deelname aan een programma in het buitenland door RVA bevestigd te krijgen. En ook het behoud van de kinderbijslag bij deelname van een Vlaamse jongere aan een tijdelijk buitenschools uitwisselingsprogramma in het buitenland is zeker niet gerealiseerd. De EU-doelstellingen zijn relevant voor Vlaanderen. Globaal kunnen we stellen dat het voorstel tot Verordening mede de Vlaamse doelstellingen met betrekking tot mobiliteit, solidariteit, internationalisering en Europese strategische partnerschappen financiert binnen het beleidsdomeinen Cultuur, Media, Jeugd en Sport. De beleidsopties van de Europese Commissie worden nog onderzocht. Gezien de grote continuïteit in het programma kunnen we stellen dat programma zeker opportuniteiten biedt voor Vlaanderen. Er is een duidelijk positieve financiële impact. Voor Vlaanderen is een bepaald percentage van het EKS budget voorbehouden die op basis van de principes van indirect beheer door de aangestelde Nationale Agentschappen wordt beheerd. De duidelijke versterking van het EKS programma betekend meer internationale samenwerkingsmogelijkheden voor onze actoren. BETROKKENHEID VAN DE VLAAMSE BELANGHEBBENDEN Vlaamse belanghebbenden Individuele belanghebbenden: Jongeren, jeugdwerkers en vrijwilligers Organisatie belanghebbenden Jeugdorganisaties en jeugddiensten Middenveld Jeugdorganisaties en jeugddiensten 172

173 Consultatie van de Vlaamse belanghebbenden Door de Vlaamse belanghebbenden verwachte effecten Adviesraden SERV Vlaamse Jeugdraad In opmaak In opmaak EERSTE VLAAMSE STANDPUNTBEPALING Vlaanderen verwelkomt het toekomstig Europees Solidariteitskorps programma Positief is dat de budgetlijn van het EU Aid Volunteers in dit voorstel van de Commissie wordt opgenomen. Verder is het voor ons belangrijk dat de inzet van vrijwilligers post-crisis is voor het luik Europees vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening. Dit is ook de bezorgdheid geformuleerd door de Groep humanitaire hulp en voedselhulp (COHAFA). Deze groep bespreekt de humanitaire strategieën en het humanitair beleid van de EU, en de EU-respons op humanitaire crises. Zij laat zich daarbij leiden door de Europese consensus betreffende humanitaire hulp, door de beginselen menselijkheid, neutraliteit, onpartijdigheid en onafhankelijkheid, en door het internationaal humanitair recht. REACTIE VANUIT VLAANDEREN OP DE EUROPESE CONSULTATIE Openbare raadpleging, routekaart, aanvangseffectbeoordeling en/of effectbeoordeling. EERSTE SUBSIDIARITEITSINSCHATTING 1. Bevoegdheid van de Europese Unie De bevoegdheid van de EU is op het terrein van onderwijs, jeugd en sport aanvullend t.o.v. de nationale bevoegdheden van de lidstaten (art. 6 VWEU). In art. 165 en 166 is expliciet bepaald dat de Unie bevoegd is om stimuleringsmaatregelen te nemen. Vlaanderen acht het onderhavige voorstel voor een EU-financieringsprogramma dan ook een geëigend middel dat binnen de kaders blijft van de bestaande bevoegdheidsverdeling tussen de Unie en lidstaten. 2. Evaluatie van de subsidiariteitstoets van de Europese Commissie a. EU-meerwaardetest Vlaanderen benadrukt dat de lidstaten verantwoordelijk blijven voor de inhoud en organisatie van hun beleid op de betrokken gebieden. Het voorstel van de Commissie is echter gericht op de bevordering van transnationale en internationale mobiliteit en samenwerkingsprojecten, en op de ondersteuning van beleidsontwikkelingen met een Europese dimensie. In de regel zal het programma steun verlenen aan 173

174 transnationale activiteiten, maar in uitzonderlijke gevallen ook aan nationale activiteiten met een sterke Europese dimensie, zoals activiteiten over een specifiek Europees thema of Europese beleidsprioriteit. 174

175 Creatief Europa RUBRIEK 2: COHESIE EN WAARDEN Creatief Europa BEVOEGDE ACTOREN BINNEN DE EUROPESE INSTELLINGEN Europese Commissie Raad van de EU Europees Parlement DG Onderwijs, jongerenzaken, sport en cultuur [DG EAC] DG Communicatienetwerken, inhoud en technologie [DG CONNECT] voor MEDIA De Raad Onderwijs, Jeugdzaken, Cultuur en Sport Comité culturele zaken Groep Audiovisuele Aangelegenheden Commissie Cultuur en onderwijs (CULT) INHOUD Context van het initiatief Dit voorstel van verordening is onderdeel van het pakket aan voorstellen voor de volgende generatie van de programma s dat de Commissie heeft uitgebracht in het kader van het Meerjarig Financieel Kader voor ; (zie ook fiche MFK). De Commissie heeft een voorstel uitgebracht inzake het programma Creative Europe Deze fiche geeft een inschatting van het volgende voorstel van verordening: Doelstellingen van het initiatief Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van het programma Creatief Europa ( ) en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1295/2013 Het huidige programma Creatief Europa loopt samen met het MFK 2020 af. Het voorstel van verordening dat nu voorligt, behelst onderstaande doelstellingen: a) bevordering van Europese samenwerking op het gebied van culturele en taalkundige diversiteit en erfgoed; b) verbetering van het concurrentievermogen van de culturele en creatieve sectoren, in het bijzonder de audiovisuele sector. Het programma omvat een luik MEDIA ter ondersteuning van de Europese audiovisuele industrie, een luik CULTUUR om Europese culturele en creatieve sectoren te promoten en een cross sectoraal luik om acties te ondersteunen, verspreid over de audiovisuele en andere culturele, creatieve sectoren met inbegrip van het ondersteunen van mediapluralisme en kwaliteitsjournalistiek. 175

176 Beleidsopties De commissie wil met het voorgestelde budget van 1.85 miljard euro voor de periode de culturele en creatieve sectoren ondersteunen. Verwachte effecten van het initiatief Soort initiatief wetgevend initiatief Verdragsartikel VWEU Art 167 en 173 EU-regelgeving TIMING Het nieuwe voorstel bouwt grotendeels verder op het huidige Creatief Europa programma. De belangrijkste nieuwe elementen betreffen de verhuis van de garantiefaciliteit voor culturele en creatieve sectoren naar het nieuwe InvestEU programma en het toevoegen van een nieuwe subsidielijn voor de ondersteuning van journalistiek en mediapluralisme ( fake news ) Financiering Vlaamse actoren Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van het programma Creatief Europa ( ) en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1295/2013 Verwachte publicatie voorstel De Commissie heeft het voorstel gepubliceerd op 30 mei 2018 Behandelend Voorzitterschap Bulgarije (januari-juni 2018) Oostenrijk (juli december 2018) CONSULTATIE DOOR DE EUROPESE COMMISSIE OVER HET INITIATIEF Openbare raadpleging De openbare raadpleging liep van 23/01-16/04/2017. Routekaart Nvt Aanvangseffectbeoordeling Nvt Voorstel van regelgeving Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT en effectbeoordeling EN DE RAAD tot vaststelling van het programma Creatief Europa ( ) en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1295/2013 BEVOEGDE ACTOREN BINNEN VLAANDEREN Aan de basis van dit nieuwe voorstel ligt een Impact assessment uitgevoerd door de Commissie. Trekkend minister Trekkend beleidsdomein Betrokken ministers Betrokken beleidsdomeinen Sven Gatz, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Media en Brussel Beleidsdomein Cultuur, Jeugd, Sport en Media Departement Cultuur, Jeugd en Media 176

177 VLAAMSE ANALYSE VAN HET VOORSTEL Juridisch Vlaamse bevoegdheid Vlaamse rechtsinstrumenten Art. 127 en 128 Belgische grondwet Het gaat om een Europese verordening, er hoeft geen Vlaamse regelgeving gewijzigd te worden. Beleidsmatig Huidig beleid Vlaamse context van het initiatief Relevantie EUdoelstellingen voor Vlaanderen Geschiktheid van de beleidsopties voor Vlaanderen Verwachte effecten van het initiatief in Vlaanderen De Vlaamse regering benadrukt in haar EU visienota dat culturele diversiteiten en grensoverschrijdende samenwerking belangrijk is voor de toekomst van de EU. Daarnaast is ook de concurrentiekracht van de Vlaamse culturele en creatieve sectoren een belangrijk aandachtspunt. Ontsluiten van internationale financieringskanalen is een doelstelling in het internationaliseringsbeleid bij cultuur. Visienota VR EU : De Unie mag in geen geval uitgroeien tot een culturele eenheidsworst. We moeten wel verder inzetten op het creëren van verbondenheid binnen de EU, dit moet van onderen uit worden aangemoedigd via stedenbanden en jumelages, culturele samenwerking en uitwisselingsprogramma s. Door het Europa van de volkeren en de culturen verder uit te bouwen wordt die diversiteit als een troef en waarde uitgedragen. Europese kunst en kunstenaars moeten meer met elkaar en met de bevolking in contact gebracht worden. De culturele diversiteit van de EU moet worden gekoesterd en ondersteund. Het voorstel sluit aan bij de doelstellingen van de Vlaamse EU visienota. - Financiering van culturele en creatieve actoren - Versterking van de internationale samenwerking - Bereiken van een groter publiek BETROKKENHEID VAN DE VLAAMSE BELANGHEBBENDEN Vlaamse belanghebbenden Consultatie van de Vlaamse belanghebbenden Door de Vlaamse belanghebbenden verwachte effecten Actoren uit de audiovisuele, culturele en creatieve sector Er was op 13/9/ 2018 een Vleva event (in samenwerking met Departement CJM) waar de Vlaamse belanghebbenden input hebben gegeven. - Financiering van culturele en creatieve actoren - Versterking van de internationale samenwerking - Bereiken van een groter publiek EERSTE VLAAMSE STANDPUNTBEPALING Vlaanderen verwelkomt het voorstel voor een apart programma dat de culturele en creatieve sectoren in Europa ondersteunt. 177

178 Vlaanderen vindt het belangrijk dat dit programma het Vlaams beleid aanvult (subsidiariteit). Vlaanderen staat open voor het idee om in dit programma meer synergieën te zoeken met andere Europese programma s zoals Horizon Europe, Erasmus+, InvestEU, EFRO en ESF. Maar tegelijk is het nodig om in deze enige voorzichtigheid aan de dag te leggen voor wat betreft de concrete uitvoering van dit voornemen. Op dit moment is immers nog niet voldoende duidelijk hoe de Europese Commissie deze synergieën zal gebruiken en of er voldoende aandacht zal mogelijk zijn voor de specifieke noden van de culturele en creatieve sectoren. Zo is het bijvoorbeeld de vraag of de voorgestelde methode van Seal of Excellence - naar analogie met de reeds bestaande de Seal of Excellence onder het huidige Horizon hiertoe het juiste instrument zal zijn. Vlaanderen onderschrijft ook het voornemen van de Commissie om de administratieve lasten voor de (potentiële) begunstigden te verminderen door de procedures verder te vereenvoudigen. Uit de consultaties met Vlaamse stakeholders blijkt immers dat de werklast bij de opmaak van een subsidieaanvraag en rapportage nadien te hoog is. Vlaanderen kenmerkt zich door een dicht netwerk aan kleine kwalitatieve organisaties, die soms over te weinig kritische massa beschikken om deze werklast op te nemen en daardoor kunnen ontmoedigd worden om subsidieaanvragen in te dienen. En dat terwijl de innovatie vaak van kleine spelers kan komen. Vlaanderen ijvert voor de herinvoering van het programmacomité. De participatie van de lidstaten bij de implementatie van het programma wordt beschouwd als een meerwaarde en hét governance instrument bij uitstek om dit mogelijk te maken, Vlaanderen is pleitbezorger niet alleen voor een efficiënte en effectieve uitvoering van het programma maar ook voor het garanderen van voldoende flexibiliteit en ruimte voor inbreng vanuit de lidstaten. Vlaanderen pleit voor een gezond en duurzaam evenwicht tussen de sociaal-economische versus zuiver culturele doelstellingen in het programma. Verder wenst Vlaanderen omzichtig te zijn met de ad nominatim vermelding van het European Union Youth Orchestra en de European Film Academy in het voorstel. Zonder de kwaliteit van het geleverde werk van beider organisaties in vraag stellen is het aangewezen om de Commissie te bevragen over onder meer de keuze, de procedure, het budget en de verantwoording. Met betrekking tot de toevoeging van doelstellingen inzake mediapluralisme en kwaliteitsjournalistiek wil Vlaanderen eerst meer informatie inwinnen over de concrete acties die hier aan gekoppeld zullen worden. Het uitgangspunt zal daar zijn dat de Europese initiatieven het Vlaamse beleid moeten aanvullen en versterken. REACTIE VANUIT VLAANDEREN OP DE EUROPESE CONSULTATIE Openbare raadpleging, routekaart, aanvangseffectbeoordeling en/of effectbeoordeling Vlaanderen heeft niet deelgenomen aan de openbare raadpleging. EERSTE SUBSIDIARITEITSINSCHATTING 1. Bevoegdheid van de Europese Unie 178

179 De EU meerwaarde zit in de bevordering van grensoverschrijdende samenwerking en uitwisseling. 2. Evaluatie van de subsidiariteitstoets van de Europese Commissie De EU meerwaarde ligt in de lijn van het vorige programma Creatief Europa en valt binnen het kader van de Vlaamse visienota EU. 3. Eerste subsidiariteitsinschatting Positief. 179

180 Justitie, rechten en waarden RUBRIEK 2: COHESIE EN WAARDEN Fonds voor justitie, rechten en waarden BEVOEGDE ACTOREN BINNEN DE EUROPESE INSTELLINGEN Europese Commissie Raad van de EU Europees Parlement DG Migratie en Binnenlandse Zaken Raad Justitie en Binnenlandse Zaken Commissie Cultuur en onderwijs INHOUD Context van het initiatief Doelstellingen van het initiatief Voorstel voor de volgende generatie van de programma s en meer bepaald voor de toekomst van het Europa voor de Burgerprogramma incl. het Europa voor de Burger Contactpunt Vlaanderen. Oprichting van het fonds voor justitie, rechten en waarden is een nieuw EU-instrument dat uit twee financieringsprogramma's bestaat: het programma rechten en waarden ter bevordering van gelijkheid en rechten enerzijds en het programma justitie ter bevordering van de ontwikkeling van een Europese rechtsruimte anderzijds. Om de gemeenschappelijke Europese waarden en rechten te bevorderen, heeft de EU een aantal instrumenten gecombineerd in een samenstelling van wetgeving, beleid en financiering. Met name tonen de volgende financieringsprogramma s een sterke maatschappelijke focus en een duidelijk verband met de Europese waarden: het programma Rechten, gelijkheid en burgerschap, het programma Europa voor de burger en het programma Justitie. Het Europa voor de Burger-programma ( ) is een gecentraliseerd Europees subsidieprogramma, opgezet ter ondersteuning van diverse activiteiten en organisaties die een actief Europees burgerschap bevorderen. Centraal staat het bevorderen van debat, reflectie en samenwerking op het gebied van herdenken, Europese integratie en geschiedenis. Daarnaast wil het programma de participatie in het Europese democratische proces stimuleren. Het programma ondersteunt projecten die Europese burgers meer inzicht geven in Europese beleidsprocessen en projecten die bijdragen aan een grotere betrokkenheid en vrijwilligerswerk op Europees niveau. De overkoepelende doelstelling van het fonds voor justitie, rechten en waarden bestaat erin open, democratische en inclusieve samenlevingen te ondersteunen. Het fonds beoogt de burgers te emanciperen door rechten en waarden te beschermen en te bevorderen door middel van de verdere ontwikkeling van een Europese rechtsruimte. In het programma Rechten en Waarden voor de periode zullen twee bestaande programma s worden samengebracht: het programma Rechten, gelijkheid en burgerschap (REC, Rights, Equality and Citizenship), en het programma Europa voor burgers (Europe for Citizens). Het nieuwe programma beoogt bij te dragen aan de bescherming en stimulering van 180

181 Beleidsopties Verwachte effecten van het initiatief de fundamentele rechten en de waarden, zoals deze in het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn benoemd, mede door het ondersteunen van maatschappelijke organisaties gericht op het behouden van open, democratische en inclusieve samenlevingen. Om deze algemene doelstelling te bereiken, beoogt het voorstel gelijkheid en rechten te bevorderen, de betrokkenheid van en deelname aan het democratisch leven te bevorderen en geweld te bestrijden. Het voorstel stelt een nieuw fonds voor met twee programma s: Rechten en Waarden en Justitie. Het voorgestelde budget bedraagt 947 mio EUR voor 7jr, 642 mio EUR het programma Rechten en Waarden en 305 mio EUR voor Justitie. Het nieuwe instrument bundelt kleinschalige programma s met verwante doelstellingen en begunstigden om de doelmatigheid en de efficiëntie van het EU-optreden te verbeteren. De structuur van het instrument is gebaseerd op synergie tussen de huidige programma s, maar laat ruimte voor beleidsspecificiteiten. Op basis van de ervaringen met de vorige generatie programma s zal de uitvoering worden gestroomlijnd om de kostenefficiëntie te vergroten en de administratieve lasten te verlagen, bijvoorbeeld door het aantal onderliggende financiële transacties te verminderen. Financiering en opleiding, mogelijks ook een uitbreiding van het bestaande contactpunt Vlaanderen Europa voor de Burger. Het contactpunt begeleidt subsidieaanvragers met advies en ondersteuning en maakt het programma lokaal kenbaar. Soort initiatief Verordening Verdragsartikel Het voorstel is gebaseerd op artikel 16, lid 2, artikel 19, lid 2, artikel 21, lid 2, artikel 24, artikel 167, lid 5, en artikel 168 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). De combinatie van deze artikelen is nodig om de beleidsmaatregelen die worden ontwikkeld en uitgevoerd in het kader van de huidige programma s te kunnen blijven ondersteunen. Het is niet de bedoeling de activiteiten uit te breiden tot nieuwe beleidsterreinen. De combinatie van artikelen is nodig om de algemene doelstellingen van het programma volledig te kunnen verwezenlijken en de financiering te vereenvoudigen en doeltreffender te maken. Deze grondslag maakt het een medebeslissingsdossier. EU-regelgeving TIMING Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van het programma Rechten en waarden COM(2018)383 publicatie voorstel 30 mei 2018 Behandelend Voorzitterschap Oostenrijk (juli december 2018) CONSULTATIE DOOR DE EUROPESE COMMISSIE OVER HET INITIATIEF Openbare raadpleging Routekaart Feedback over het Commissievoorstel: Looptijd van de openbare raadpleging: nvt 181

182 Aanvangseffectbeoordeling Voorstel van regelgeving en effectbeoordeling Het impactassessment werd samen met het voorstel gepubliceerd. SWD(2018) 291 final Subject: COMMISSION STAFF WORKING DOCUMENT EXECUTIVE SUMMARY OF THE IMPACT ASSESSMENT Accompanying the documents Proposal for a Regulation establishing the Rights and Values programme Proposal for a Regulation establishing the Justice programme Proposal for a Regulation establishing the Creative Europe programme. BEVOEGDE ACTOREN BINNEN VLAANDEREN Trekkend minister Trekkend beleidsdomein Betrokken ministers Betrokken beleidsdomeinen Sven Gatz, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Media en Brussel Beleidsdomein Cultuur, Jeugd, Sport en Media Departement Cultuur, Jeugd en Media Momenteel Liesbeth Homans, viceminister-president van de Vlaamse Regering en Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en Armoedebestrijding en Geert Bourgeois, Minister-president. Voor het vervolgprogramma hangt alles af van de finale aanneming en is het dus mogelijk dat er ook andere ministers bij betrokken worden. BELEIDSDOMEIN KANSELARIJ EN BESTUUR Departement Kanselarij en Bestuur, Agentschap Binnenlands Bestuur VLAAMSE ANALYSE VAN HET VOORSTEL Juridisch Vlaamse bevoegdheid Vlaamse rechtsinstrumenten Het gaat om een verordening; er hoeft geen Vlaamse regelgeving gewijzigd te worden. Beleidsmatig Huidig beleid In grote lijnen zou er ingestemd kunnen worden met het gekozen alternatief uit het voorstel van de Commissie. Toch graag bezorgdheid aandragen voor de inhoudelijke invulling van het programma en het toekomstige contactpunt, dat is nog zeer vaag omschreven is in het voorstel zoals het nu voorligt. Het contactpunt Europa voor de Burger heeft toch al zijn nut bewezen: o.a. via de begeleiding lokale projecten, het aanreiken van partneraanvragen, begeleiding naar een kwalitatieve subsidieaanvraag, verduidelijking van de programmaprioriteiten... De dienstverlening zou toch in de mate van het mogelijke op dezelfde manier kunnen verder gezet worden. Wordt het een contactpunt voor alle subsidielijnen van het nieuwe programma of enkel voor burgerschap? -graag duidelijkheid over de projectsubsidies -de doelgroepen (overheden en maatschappelijke organisaties) zouden grosso modo dezelfde blijven. 182

183 Vlaamse context van het initiatief Relevantie EUdoelstellingen voor Vlaanderen Ten opzichte van het vorige programma ( ) was er een daling van het totale budget. Het budget daalde van 215 miljoen euro naar 164 miljoen euro voor een periode van 7 jaar. De thematiek van Europa voor de Burger nog nooit zo actueel: euroscepticisme, solidariteit in tijden van crisis, problematiek rond migratie, de toekomst van Europa. In de eerste jaren van het huidige programma waren er zeer veel projectaanvragen maar door het lage budget was het slaagkanspercentage zeer laag. Een verhoging van het budget in een volgende periode is noodzakelijk zodat het aanbod van de projecten overeenstemt met het budget. Het is gebleken dat het Europa voor de Burger programma een belangrijke rol heeft gespeeld als enige EU-programma dat rechtstreeks op de burgers is gericht en hen erbij betrekt door middel van een bottom-upaanpak. België heeft als lidstaat drie contactpunten voor het bestaande programma. Op die manier staat elk dicht bij de gemeenschap, de lokale potentiële aanvragers. De bestaande contactpunten zijn een ideale vertrekbasis voor de uitwerking en invulling van het nieuwe fonds. Visienota EU De Europese gedachte heeft nood aan een relance en de EU heeft nood aan herbronning, hervorming en kritische zelfreflectie. De Vlaamse Regering wil bijdragen aan een vernieuwde en gedeelde visie, die burgers terug perspectief biedt. De EU kan zelf mee de verandering inzetten en ondersteunen, maar ze moet van onderuit worden opgebouwd. De Vlaamse Regering stuurt in eerst instantie niet aan op een grote institutionele hervorming of wijziging van de verdragen. Ze vraagt dat nu prioritair werk wordt gemaakt van een Unie die het vertrouwen herstelt van de burgers, grotere legitimiteit nastreeft door de dialoog aan te gaan met de parlementen van de lid- en deelstaten en burgers, ondernemingen en kennisinstellingen vertrouwen geeft. De Unie mag in geen geval uitgroeien tot een culturele eenheidsworst. We moeten wel verder inzetten op het creëren van verbondenheid binnen de EU, dit moet van onderen uit worden aangemoedigd via stedenbanden en jumelages, culturele samenwerking en uitwisselingsprogramma s. Verder zijn er ook nog de grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden die de verbondenheid binnen Europa zeker kunnen aanzwengelen, en dat in alle mogelijke beleidsdomeinen. De Vlaamse Regering wil zich engageren om politieke bijdragen te leveren tot het debat over de vernieuwing van de EU. Dergelijke hervorming moet ook van onderen uit gebeuren. De burgers moeten meer betrokken worden en er moet worden geluisterd naar haar verwachtingen, kritiek, angsten en hoop. Kritiek moet met rationele argumenten beantwoord worden, dat is de uitdaging van elke politicus op alle beleidsniveaus die zijn kiezers en de Europese Unie ernstig neemt. Tegelijk moet er ook worden gewerkt aan een EU-burgerschap, gebaseerd op de gedeelde Europese waarden. Het Europees integratieproject mag niet louter het interesseveld zijn van een beperkt deel van de bevolking dat er professioneel mee bezig is. Al in 183

184 Geschiktheid van de beleidsopties voor Vlaanderen Verwachte effecten van het initiatief in Vlaanderen de schoolbanken moet de burger er mee in contact komen, zodat zij/ hij zich de fundamenten van de Europese Unie eigen kan maken. Op 22 juni 2018 keurde de Vlaamse Regering het voorontwerp van bestuursdecreet definitief goed. Het ontwerp is nu in behandeling bij het Vlaams Parlement. Dit bestuursdecreet bevat bepalingen ter versterking van de democratie en de participatie van de burgers aan het beleid De geschiktheid kan pas ingeschat worden wanneer het voorstel aangenomen wordt De verwachte effecten kunnen pas ingeschat worden wanneer het voorstel concreter wordt ingevuld en aangenomen wordt. Financiering en opleiding, mogelijks ook een uitbreiding van het bestaande contactpunt Vlaanderen Europa voor de Burger. Het contactpunt begeleidt subsidieaanvragers met advies en ondersteuning en maakt het programma lokaal kenbaar BETROKKENHEID VAN DE VLAAMSE BELANGHEBBENDEN Vlaamse belanghebbenden Consultatie van de Vlaamse belanghebbenden Door de Vlaamse belanghebbenden verwachte effecten Steden, gemeenten, provincies en maatschappelijke organisaties, waaronder verenigingen en netwerken, vakbonden, denktanks, universiteiten, musea en andere culturele organisaties. Via de website worden de Vlaamse belanghebbenden geïnformeerd en begeleid naar het Europese consultatieportaal. EERSTE VLAAMSE STANDPUNTBEPALING Het Vlaamse standpunt kan pas bepaald worden wanneer er een meer inhoudelijke invulling van het Europa voor de Burger-programma wordt voorgesteld. Het is tot op vandaag moeilijk om sterke projecten aan te trekken omdat het budget niet in balans is met het aandeel projectvoorstellen en omdat de projecten aan zeer specifieke eisen moeten voldoen. Europa voor de Burger is desondanks wel min of meer tot sterk merk uitgegroeid, dus waarom logica niet omdraaien en Europa voor de Burger gebruiken als overkoepelende naam voor het nieuwe programma zodat het geen vaag containerbegrip wordt en het moeilijk maakt om mensen te stimuleren om projectvoorstellen in te dienen. Europa voor de Burger heeft tot doel Europa dichter bij de burger te brengen maar door het onder een vaag programma rechten en waarden te brengen, kan dit het tegenovergestelde effect hebben. Vlaanderen laat optekenen dat de thema s binnen het Europa voor de Burger programma relevant en actueel blijven. Het beleidsdomein Jeugd kan naast het beleidsdomein Onderwijs deze Europese waarden en identiteit laten doorstromen. Binnen de actie democratisch engagement en burgerparticipatie (ook op lokaal niveau) zijn de prioritaire thema s: begrijpen van en debatteren over euroscepticisme, solidariteit in tijden van crisis, bestrijden van stigmatisering van immigranten', het opbouwen van counter narratives om de interculturele dialoog en wederzijds begrip te bevorderen en het debatteren over de toekomst van Europa. 184

185 In het nieuwe programma zou er ook rekening gehouden moeten worden met digitale mogelijkheden of innovatieve aspecten van projecten. De implementatie van het nieuwe bestuursdecreet (in behandeling bij het Vlaams Parlement) biedt eveneens mogelijkheden voor een actiever burgerschap met inbegrip van meer en betere participatie en consultatie. Er is grote nood aan meer zichtbaarheid en kenbaarheid wat o.a. blijkt uit de mid-term evaluatie. Burgerschap komt nu in het nieuwe voorstel niet uitdrukkelijk voor, het Europees herdenken ook niet. Dat zijn toch belangrijke subsidielijnen, thema s voor het verankeren van de Europese waarden. De rol van het contactpunt zou nog sterker mogen worden benadrukt. Het is misschien ook wel een goede suggestie om verkozen politici nauwer te betrekken bij het programma waarbij ze ervaring kunnen uitwisselen en van elkaar kunnen leren met andere woorden het uitwisselen van kennis wordt over de drempel van de projecten getild en opengetrokken naar politici. REACTIE VANUIT VLAANDEREN OP DE EUROPESE CONSULTATIE Openbare raadpleging, routekaart, aanvangseffectbeoordeling en/of effectbeoordeling Vlaanderen heeft niet deelgenomen aan de openbare raadpleging EERSTE SUBSIDIARITEITSINSCHATTING 1. Bevoegdheid van de Europese Unie Het voorstel is gebaseerd op artikel 16, lid 2, artikel 19, lid 2, artikel 21, lid 2, artikel 24, artikel 167, lid 5, en artikel 168 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). 2. Evaluatie van de subsidiariteitstoets van de Europese Commissie De bevordering en bescherming van waarden vereist mechanismen voor grensoverschrijdende samenwerking en netwerkmogelijkheden. Doorgaans zijn de lidstaten afzonderlijk hiertoe niet in staat. 3. Eerste subsidiariteitsinschatting Positief

186 4. Rubriek 3: Natuurlijke hulpbronnen en milieu Gemeenschappelijk landbouwbeleid RUBRIEK 3: NATUURLIJKE HULPBRONNEN EN MILIEU Gemeenschappelijk Landbouwbeleid na 2020 BEVOEGDE ACTOREN BINNEN DE EUROPESE INSTELLINGEN Europese Commissie Raad van de EU Directoraat-Generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling Raad Landbouw en Visserij Speciaal Comité Landbouw en diverse raadswerkgroepen Europees Parlement Raadswerkgroep horizontale landbouwvraagstukken (Verordening Strategische Plannen) raadswerkgroep financiële landbouwkwesties (Horizontale verordening) raadswerkgroep landbouwproducten (GMOverordening) Commissie Landbouw en Plattelandsontwikkeling INHOUD Context van het initiatief Doelstellingen het initiatief van Het Gemeenschappelijke Landbouwbeleid wordt gefinancierd vanuit het Meerjarig Financieel Kader. Dit loopt af eind Samen met een nieuw MFK komt er ook een nieuw GLB dat moet lopen van 2021 tot Sinds de laatste hervorming in 2013 is de context ingrijpend veranderd met o.m. een toegenomen focus op handel en het afsluiten van het klimaatakkoord. Dit deed de vraag rijzen naar een modernisering en vereenvoudiging van het GLB. Na een omstandig consultatieproces kwam de Europese Commissie op 29 november 2017 met haar communicatie De toekomst van voedsel en landbouw. Dit document bevatte de uitdagingen, doelstellingen en pistes voor een toekomstbestendig GLB. Het schoof hierbij een grotere ambitie naar voren op het vlak van klimaat en milieu, innovatie en onderzoek en een nieuw beheermodel met een grotere focus op resultaten. (Bron: Toelichting bij de Verordening Strategische Plannen) De doelstellingen uit het verdrag (art.39) blijven van kracht. Daarnaast bepaalt de Verordening Strategische Plannen dat de landbouwfondsen dienen om de duurzame ontwikkeling van landbouw, voeding en plattelandsgebieden verder te verbeteren en bijdragen aan de verwezenlijking van de volgende algemene doelstellingen: (a) bevorderen van een slimme, veerkrachtige en gediversifieerde landbouwsector om voedselzekerheid te garanderen; (b) intensiveren van milieuzorg en klimaatactie en bijdragen aan de verwezenlijking van de milieu- en klimaatgerelateerde doelstellingen van de Unie; (c) versterken van het sociaaleconomische weefsel van de plattelandsgebieden. 186

187 Deze doelstellingen worden aangevuld met de horizontale doelstelling die erin bestaat de sector te moderniseren door kennisstimulering en -deling, innovatie en digitalisering in de landbouw en de plattelandsgebieden en door bevordering van de benutting daarvan. Dit laatste zal deels mee ondersteund worden door een budgetlijn voeding en natuurlijke rijkdommen wordt gecreëerd onder Horizon Europa. De algemene doelstellingen worden verwezenlijkt aan de hand van de volgende specifieke doelstellingen: (a) bieden van steun met het oog op een leefbaar landbouwinkomen en veerkracht in de hele Unie om de voedselzekerheid te vergroten; (b) vergroten van de marktgerichtheid en van het concurrentievermogen, onder meer door beter te focussen op onderzoek, technologie en digitalisering; (c) verbeteren van de positie van de landbouwers in de waardeketen; (d) bijdragen tot matiging van en aanpassing aan klimaatverandering en tot duurzame energie; (e) bevorderen van duurzame ontwikkeling en efficiënt beheer van natuurlijke hulpbronnen zoals water, bodem en lucht; (f) bijdragen tot de bescherming van de biodiversiteit, versterken van ecosysteemdiensten en in stand houden van habitats en landschappen; (g) aantrekken van jonge landbouwers en vergemakkelijken van bedrijfsontwikkeling in plattelandsgebieden; (h) bevorderen van de werkgelegenheid, groei, sociale inclusie en lokale ontwikkeling in plattelandsgebieden, met inbegrip van bio-economie en duurzame bosbouw; (i) beter inspelen door de EU-landbouw op de maatschappelijke verwachtingen inzake voedsel en gezondheid, onder meer wat betreft veilig, voedzaam en duurzaam voedsel, voedselverspilling en dierenwelzijn. Beleidsopties (Bron: Toelichting bij de Verordening Strategische Plannen) In het effectbeoordelingsverslag worden verschillende beleidsopties gepresenteerd en besproken. Er wordt in de effectbeoordeling geen voorkeur uitgesproken voor een bepaalde optie. In plaats daarvan zijn diverse combinaties van elementen van de voorstellen in de verschillende opties getoetst om te zien welke optimale mix daaruit kan worden gedestilleerd. In de opties worden in hoofdzaak contrasterende benaderingen getoetst aan de vastgestelde doelen: 1. uiteenlopende ambitieniveaus op het gebied van milieu en klimaat, met aandacht voor de mogelijke effecten van verplichte en vrijwillige uitvoeringssystemen; 2. verschillende manieren om het landbouwbedrijfsinkomen te ondersteunen, en met name de verdeling ervan over de verschillende landbouwers, met aandacht voor de mogelijke effecten ervan op kleine en middelgrote landbouwbedrijven; 3. bredere sociaaleconomische interventies, met name in het kader van het plattelandsontwikkelingsbeleid, en horizontale benaderingen voor de modernisatie. 187

188 Verwachte effecten van het initiatief Soort initiatief Verdragsartikel EU-regelgeving In de eerste optie is getoetst welk potentieel een vrijwillige ecoregeling heeft om de milieu- en klimaatambitie te verhogen. Ook is de potentiële rol onderzocht van risicobeheerinstrumenten met lagere rechtstreekse betalingen ter ondersteuning van het inkomen van landbouwers. Er zijn twee subopties met uiteenlopende milieuambities en benaderingen voor rechtstreekse betalingen op lidstaatniveau in het kader van het nieuwe uitvoeringsmodel. In een andere optie worden rechtstreekse betalingen gerichter ingezet en wordt uitgegaan van een ambitieuzere toepassing van conditionaliteit om de gezamenlijke economische en milieuprestaties van het GLB te verbeteren en in te spelen op klimaatuitdagingen. Er zijn ook subopties uitgewerkt met mogelijke verschillen in de ambitie van lidstaten op het gebied van milieu- en klimaatdoelstellingen. In een laatste optie wordt sterke nadruk gelegd op milieuzorg en werkgelegenheid en verschuift het accent naar kleine en middelgrote landbouwbedrijven om banen in plattelandsgebieden te behouden. De lidstaten moeten 30 % van de betalingen van pijler I uittrekken voor de financiering van aanvullingen voor vier vrijwillige regelingen voor landbouwers: biologische landbouw, blijvend grasland, gebieden met natuurlijke beperkingen, en lineaire landschapselementen, om klimaatactie en een duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen te bevorderen. (Bron: Toelichting bij de Verordening Strategische Plannen) Uit de aanvangseffectbeoordeling: Economische impact (ondersteunen van leefbaar landbouwinkomen, voedselzekerheid garanderen, een beleid gericht op consumenten en marktoriëntatie, bevorderen concurrentiekracht, verbeteren van de positie van de landbouwer in de keten, versterken van de weerbaarheid in het kader van crisissen) Sociale impact (werkgelegenheid en groei bevorderen in plattelandsgebieden, generatiewissel stimuleren, toegang tot infrastructuur en diensten verbeteren in plattelandsgebieden, sociaal kapitaal verhogen in plattelandsgebieden, territoriaal evenwicht aanmoedigen, bijdragen aan volksgezondheid en voedingswaarde) Milieu-impact (mitigatie en adaptatie aan klimaatverandering bevorderen, duurzaam beheer van natuurlijke bronnen en duurzaam gebruik van agrochemische en antimicrobiële producten stimuleren, natuur en landschappen behouden) Impact op vereenvoudiging en administratieve lasten Wetgevend initiatief Artikel 39, 42 en 43 van het Verdrag betreffende de Werking van Europese Unie VERORDENING (EU) Nr. 1305/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad VERORDENING (EU) Nr. 1306/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad 188

189 VERORDENING (EU) Nr. 1307/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad VERORDENING (EU) Nr. 1308/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad VERORDENING (EU) Nr. 1303/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad TIMING Verwachte publicatie voorstel De voorstellen werden gepubliceerd op 1 juni Behandelend Voorzitterschap Bulgarije, Oostenrijk en daarop volgende voorzitterschappen (Roemenië, Finland) CONSULTATIE DOOR DE EUROPESE COMMISSIE OVER HET INITIATIEF Openbare raadpleging Openbare raadpleging over De modernisering en vereenvoudiging van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Deze raadpleging liep van 2/02/2017 tot 2/05/2017. Routekaart De Europese Commissie heeft geen routekaart opgemaakt. Aanvangseffectbeoordeling Aanvangseffectbeoordeling over de modernisering en vereenvoudiging van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. De consultatie over de aanvangseffectbeoordeling liep van in het voorjaar van Voorstel van regelgeving en effectbeoordeling 1. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( Verordening Strategische Plannen ) 2. Verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het 189

190 BEVOEGDE ACTOREN BINNEN VLAANDEREN gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1306/2013 ("horizontale verordening"); 3. Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1308/2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten, (EU) nr. 1151/2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen, (EU) nr. 251/2014 inzake de definitie, de aanduiding, de aanbiedingsvorm, de etikettering en de bescherming van geografische aanduidingen van gearomatiseerde wijnbouwproducten, (EU) nr. 228/2013 houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de ultraperifere gebieden van de Unie en (EU) nr. 229/2013 houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee ("GMOverordening" genoemd) De consultatie over het voorstel van regelgeving en de bijbehorende effectbeoordeling loopt van 1 juni 2018 tot 3 augustus. Trekkend minister Trekkend beleidsdomein Betrokken ministers Betrokken beleidsdomeinen Joke Schauvliege, Vlaams minister van Omgeving, Natuur en Landbouw Beleidsdomein Landbouw en Visserij Departement Landbouw en Visserij Beleidsdomein Omgeving Beleidsdomein Buitenlandse Zaken VLAAMSE ANALYSE VAN HET VOORSTEL Juridisch Vlaamse bevoegdheid Vlaamse rechtsinstrumenten Sinds de staatshervorming van 2001 is landbouw een nagenoeg exclusief regionale bevoegdheid. Beleidsmatig Huidig beleid Sinds de laatste hervorming van het GLB is de context waarbinnen landbouw moeten opereren veranderd. De mededeling over de toekomst van voedsel en landbouw vermeldt onder andere de volgende elementen: De marktcrisissen die elkaar sinds 2014 hebben opgevolgd Het klimaatakkoord dat in 2015 in Parijs is afgesloten Het akkoord over de SDG s dat in 2015 werd vastgesteld De ervaring dat het huidige beleid als te complex en bureaucratisch wordt bevonden De vergroening die als te weinig ambitieus wordt bevonden De politieke prioriteiten die de Commissie Juncker heeft bepaald 190

191 Vlaamse context van het initiatief Relevantie EUdoelstellingen voor Vlaanderen Geschiktheid van de beleidsopties voor Vlaanderen Verwachte effecten van het initiatief in Vlaanderen De Cork 2.0 Verklaring over Een beter leven in plattelandsgebieden Het Witboek over de Toekomst van Europa Bron: In Vlaanderen is de context gelijkaardig. De nieuwe elementen hierboven vermeld zijn dus ook elementen die in Vlaanderen spelen De EU-doelstellingen zijn van groot belang voor Vlaanderen. BETROKKENHEID VAN DE VLAAMSE BELANGHEBBENDEN Vlaamse belanghebbenden Consultatie van de Vlaamse belanghebbenden Door de Vlaamse belanghebbenden verwachte effecten De landbouwers (incl jonge landbouwers) en landbouworganisaties, leefmilieu-organisaties, plattelandsactoren. In tweede instantie ook de landeigenaars, financiële instellingen die zich richten op de doelgroep, kennis-, praktijk, en onderzoekscentra, actoren uit de landbouwketen zoals de agrovoedingssector en de producentenorganisaties. Een klankbordgroep met interne en externe belanghebbenden zal worden opgericht. Deze belanghebbenden zullen input kunnen geven over de Vlaamse opportuniteiten en knelpunten die meegenomen moeten worden in de strategische planning. De autoriteiten voor milieu, natuur, klimaat en energie betrokken bij de opmaak van de strategische plannen verzekeren de afstemming met de Vlaamse milieu-, biodiversiteit-, klimaat- en energieplannen. In februari 2018 vond reeds een brede stakeholderbevraging plaats on de noden gelinkt aan landbouw, milieu (gelinkt aan landbouw) en platteland in kaart te brengen. EERSTE VLAAMSE STANDPUNTBEPALING De GLB-voorstellen vormen een goede basis voor de onderhandelingen. Dit wil niet zeggen dat Vlaanderen akkoord gaat met alle voorstellen. Ze bevatten positieve en minder positieve elementen. Vlaanderen ondersteunt de shift die de Commissie wil maken naar meer subsidiariteit en een nieuw beheermodel. Dit kan er voor zorgen dat het GLB beter kan inspelen op de regionale en lokale noden. De Strategische Plannen zijn van groot belang om resultaats- en gebiedsgericht te werken en te komen tot maximale resultaten op het terrein. Voor de uitwerking en monitoring van indicatoren voor performantie en ook impact zal nauw moeten samengewerkt worden tussen de Vlaamse instellingen en agentschappen. We moeten erover waken dat het beleid effectief bijdraagt aan de uitdagingen op vlak van de weerbaarheid van de landbouwer, klimaat, milieu en biodiversiteit en de andere maatschappelijke uitdagingen. Bovendien moeten 191

192 een toegenomen subsidiariteit hand in hand gaan met het garanderen van een gelijk speelveld. De EU moet dus blijven bepalen wat de doelstellingen zijn van het GLB. Naast de specifieke doelstellingen in art. 6 van de verordening strategische plannen, en de modernisering van het GLB is de vereenvoudiging een belangrijk aandachtspunt bij de realisering van de doelstellingen. Met wat er nu op tafel ligt is Vlaanderen niet overtuigd dat we een grote sprong kunnen maken voor onze landbouwers. De verantwoordelijkheid van de vereenvoudiging wordt bij de lidstaten gelegd, terwijl er in de GLB-voorstellen weinig handvaten zijn om het huidige beleid te vereenvoudigen voor de landbouwers en de nationale en regionale overheden. Op het vlak van het budget noteert Vlaanderen dat de GLB-middelen dalen terwijl de verplichtingen ten aanzien van landbouwers toenemen. Hoewel dit een te verwachten evolutie is, zorgt dit toch voor een grotere druk op landbouwers. Vooral de reductie voor de tweede pijler baart ons zorgen, ook vanuit het oogpunt van zijn bijdrage aan klimaat- en milieudoelstellingen. De zware reductie in de 2de pijler gaat bovendien gepaard met lagere cofinancieringspercentages waardoor lidstaten zelf meer middelen op tafel moeten leggen. Dit zou moeten gepaard gaan met extra subsidiariteit. Vlaanderen blijft zich verzetten tegen een verdere externe convergentie van betalingen in de eerste pijler. De directe betalingen moeten rekening houden met een verschil in kosten en productiviteit. Vlaanderen vindt het positief dat er een toegenomen aandacht is voor jonge landbouwers. Het GLB is één van de instrumenten die kan zorgen voor een aantrekkelijkere landbouwsector, maar dit zal op zich niet volstaan. We moeten alle tools, ook op nationaal vlak, inzetten voor een verbetering van de generationele vernieuwing. Op dit vlak blijft Vlaanderen overtuigd dat we oudere, niet langer actieve landbouwers moeten stimuleren om uit de sector te stappen. Ook een toegenomen focus op actieve of genuine landbouwers kan soelaas brengen. Op vlak van milieu en klimaat ondersteunt Vlaanderen de grotere focus die het GLB moet hebben voor klimaatdoelstellingen, biodiversiteit, bodem- en waterkwaliteit. Het GLB is immers één van de instrumenten die ons moet toelaten om de ambitieuze doelstellingen op dit vlak te helpen realiseren. De GLB-voorstellen zijn echter niet altijd duidelijk over hoe het landbouwbeleid hierin een rol kan spelen. Bovendien lijkt het gecompliceerd om twee verschillende tools (eco-regelingen onder pijler I en agromilieu- en klimaatmaatregelen onder pijler II) uit te werken om dezelfde doelstellingen te bereiken. Het is ook nog onduidelijk hoe lidstaten van de (voor de landbouwers vrijwillige) eco-regelingen onder pijler I een succesvol instrument kunnen maken waar landbouwers volop zullen op inzetten en hoe de relatie gelegd wordt met het behalen van milieu-, biodiversiteit- en klimaatdoelstellingen die verder gaan dan de conditionaliteit onder pijler I. Op het vlak van verdeling van de steun kan Vlaanderen zich vinden in de voorgestelde plafonnering van de steun, al zou het het werken met verschillende tranches liever optioneel zien. In België gaat slechts 55% van de steun (en niet 80% zoals in veel nieuwe lidstaten) naar 20% van de landbouwers. Daarom vraagt Vlaanderen om de herverdelende betaling optioneel te maken. Vlaanderen verwelkomt de uitbreiding van de mogelijkheden voor de sectorale programma s naar andere categorieën. Dit kan ons toelaten om de grote organisatiegraad, die we kennen in de sector groenten en fruit, uit te breiden naar nieuwe segmenten van de landbouwmarkt. Tot slot is het voor Vlaanderen prioritair dat de voorstellen de institutionele realiteit van de lidstaten respecteren. Het voorstel om één strategisch plan per lidstaat te hebben strookt niet 192

193 met de Belgische staatsstructuur. Daarom is het noodzakelijk dat België een uitzondering verkrijgt en dus twee strategische plannen mag opstellen. REACTIE VANUIT VLAANDEREN OP DE EUROPESE CONSULTATIE Openbare raadpleging, routekaart, aanvangseffectbeoordeling en/of effectbeoordeling Vlaanderen* heeft op 28/04/2017 deelgenomen aan de openbare raadpleging. De Vlaamse bijdrage werd opgemaakt door het Departement Landbouw en Visserij in samenwerking met het Departement Omgeving en het Departement Buitenlandse Zaken. Vlaanderen zal niet reageren op de routekaart, de aanvangseffectbeoordeling en de effectbeoordeling. EERSTE SUBSIDIARITEITSINSCHATTING 1. Bevoegdheid van de Europese Unie Het initiatief betreft een exclusieve bevoegdheid van de Unie. De juridische basis is artikel 3 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie. Er is geen subsidiariteitsinschatting nodig 193

194 Fonds voor maritieme zaken en visserij RUBRIEK 3: NATUURLIJKE HULPBRONNEN EN MILIEU Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij BEVOEGDE ACTOREN BINNEN DE EUROPESE INSTELLINGEN Europese Commissie Raad van de EU Europees Parlement DG die het dossier zal behandelen:, Directoraat-Generaal Maritieme Zaken en Visserij De Commissie heeft bij de voorbereiding van het voorstel geen beroep gedaan op expertgroepen Raadsformatie die het dossier zal behandelen: Raadsformatie Landbouw en Visserij Raadswerkgroep die het dossier zal behandelen: Groep Extern en Intern Visserijbeleid Betrokken commissie in het Europees Parlement : Commissie visserij INHOUD Context van het initiatief Doelstellingen van het initiatief Het initiatief is nodig omdat het huidige EFMZV fonds op 31/12/2020 afloopt en verdere financiering noodzakelijk is om de doelstellingen van het Europees Visserijbeleid en het Europees maritiem beleid te behalen. Doel van dit voorstel is de oprichting van het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) voor de periode Dat fonds is bedoeld om financiering uit de begroting van de Unie aan te wenden voor de ondersteuning van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB), het maritiem beleid van de Unie en de internationale verbintenissen van de Unie op het gebied van oceaanbeheer, met name in de context van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling. Dergelijke financiering is onontbeerlijk voor een duurzame visserij en de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee, voor voedselzekerheid door een aanbod van vis en schaal- en schelpdieren, voor de groei van een duurzame blauwe economie en voor gezonde, veilige, beveiligde, schone en duurzaam beheerde zeeën en oceanen. Als wereldspeler in de oceanen en als de op vier na grootste producent van vis en schaal- en schelpdieren ter wereld, draagt de Unie een grote verantwoordelijkheid bij de bescherming, de instandhouding en het duurzame gebruik van de oceanen en hun rijkdommen. Het behoud en de verbetering van de voedselvoorziening van zeeën en oceanen is immers van vitaal belang voor een snel groeiende wereldbevolking. Ook is het van sociaaleconomisch belang voor de Unie: een duurzame blauwe economie stimuleert investeringen, banen en groei, bevordert onderzoek en innovatie en draagt bij tot energiezekerheid door oceaanenergie. Bovendien zijn veilige en beveiligde zeeën en oceanen essentieel voor doeltreffende grenscontrole en de wereldwijde strijd tegen criminaliteit op zee. Voor deze prioriteiten is financiële steun van de Unie uit het EFMZV nodig. 194

195 Die steun zal worden aangevuld met specifieke financiering voor het Europees Bureau voor visserijcontrole (EFCA European Fisheries Control Agency), de partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij en het lidmaatschap van de Unie bij regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB's) en andere internationale organisaties die eveneens bijdragen tot de handhaving van het beleid van de Unie in de visserij- en de maritieme sector. Bron: Beleidsopties Verwachte effecten van het initiatief Er zijn geen andere beleidsopties dan een regelgevend instrument in de vorm van een Verordening van het Europees Parlement en de Raad. Het algemene doel van de toekomstige steun voor het visserijbeleid en het maritiem beleid bestaat erin bij te dragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het GVB en aan de groei van een duurzame blauwe economie. De totstandbrenging van een duurzame visserij, die ontegensprekelijk voordelen biedt op lange termijn, kan, bijvoorbeeld omwille van het beperken van de visserijinspanning, voor de kustgemeenschappen maatschappelijke gevolgen op de korte tot middellange termijn hebben, die moeten worden opgevangen. Dit is vooral van belang voor de kustgemeenschappen die aangewezen zijn op de visserij, met name in gebieden waar de visserijsector nog steeds ernstige problemen ondervindt met overbevissing (zoals de Middellandse Zee en de Zwarte Zee). In dergelijke gebieden kan een beleid op het niveau van de Unie een werkelijke meerwaarde bieden, ook gezien de exclusieve bevoegdheid van de Unie op het gebied van visserijbeheer. Lidstaten op zichzelf zijn niet in staat om de internationale uitdagingen met betrekking tot de visserij en het maritiem beheer aan te pakken. In vele mariene aquacultuurlocaties strekken de gevolgen van de activiteiten zich uit over mariene ecosystemen die over de nationale grenzen heen reiken en de maritieme ruimtelijke ordening vereist gecoördineerde planning op het niveau van de Unie. Controle en handhaving, evenals gegevensverzameling en wetenschappelijk advies zijn kernelementen voor de doeltreffende uitvoering van het GVB. Deze op Unieniveau gecoördineerde en medegefinancierde activiteiten houden aanzienlijke besparingen en synergiën in op het gebied van kosten en naleving in vergelijking met een model waarbij deze activiteiten uitsluitend door de lidstaten worden uitgevoerd. De tussenkomst van de Unie biedt een betrouwbare bron van stabiele, groeibevorderende investeringen. Maritiem beleid en de ontwikkeling van een duurzame blauwe economie zijn per definitie sector overschrijdende en transnationale thema s. Dergelijke thema s kunnen efficiënter worden aangepakt door bijvoorbeeld de ontwikkeling van zeegebied-strategieën die meerdere lidstaten en partnerlanden bestrijken. Dit met het oog op meer efficiëntie bij het gebruik van de middelen, de toepassing van gemeenschappelijke regels en de betrokkenheid van organen/instellingen en het streven naar minder versnippering en overlapping van acties. Er wordt verwacht dat maatregelen op het niveau van de Unie duidelijke voordelen opleveren ten opzichte van maatregelen op het 195

196 niveau van individuele lidstaten of regio's. Mariene kennis voegt gegevens samen en maakt ze toegankelijk in de hele Unie. Zo zal de gemeenschappelijke gegevensuitwisselingsstructuur een gemeenschappelijke structuur bieden inzake Europese maritieme bewaking. Evenzeer zal het delen (op niveau van de Unie of van het zeegebied) van kustwachtcapaciteiten tussen agentschappen en lidstaten de doeltreffendheid en de efficiëntie van concrete acties op zee verhogen. Maritieme ruimtelijke ordening is een manier om de gemeenschappelijke Europese maritieme ruimte beter te coördineren en om te zorgen voor coherentie over de grenzen heen (binnen en buiten de Unie). In de sectoren van de blauwe economie, zoals oceaanenergie, leidt de coördinatie van activiteiten in verband met onderzoek tot een snellere ontwikkeling van de sector, bijvoorbeeld door het bereiken van een zekere kennis, kunde en positieve ingesteldheid als voedingsbodem welke aanzet tot investeringen en door marktontwikkeling. Financiering op Unieniveau steunt de stuwende krachten achter innovatie die de Europese maritieme sector doen bloeien en groeien. Overeenkomstig haar internationale verbintenis op het gebied van instandhouding en duurzaam gebruik van de oceanen, met inbegrip van de doelstellingen van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling, verkeert de Unie in een goede positie om vorm te geven aan internationaal oceaanbeheer. De Unie voltrekt deze activiteit op basis van haar ervaring met de ontwikkeling van een duurzame benadering van oceaanbeheer, met name door middel van haar milieubeleid (in het bijzonder de kaderrichtlijn mariene strategie), haar geïntegreerd maritiem beleid (in het bijzonder de richtlijn maritieme ruimtelijke ordening), haar hervormd gemeenschappelijk visserijbeleid, haar maatregelen tegen illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij), haar zeevervoersbeleid en de talrijke bilaterale partnerschappen en multilaterale overeenkomsten waarbij zij partij is. Volgens de strategie van de Unie voor maritieme veiligheid spelen een aantal Europese instrumenten en agentschappen met een rol op zee (CISE, EBVC, EMSA en Frontex een belangrijke rol voor de verwezenlijking van die doelstellingen. Op al deze gebieden kan het bundelen van middelen op Europees niveau resultaten opleveren die buiten het bereik van nationale uitgaven zijn. Soort initiatief Wetgevend initiatief Verdragsartikel artikel 42, artikel 43, lid 2, artikel 91, lid 1, artikel 100, lid 2, artikel 173, lid 3, artikel 175, artikel 188, artikel 192, lid 1, artikel 194, lid 2, artikel 195, lid 2, en artikel 349 van het Verdrag betreffende de Werking van Europese Unie EU-regelgeving Huidige EU-regelgeving: Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad TIMING Deze Verordening zal vervangen worden door het huidige initiatief 196

197 Verwachte publicatie voorstel Tweede kwartaal 2018 Behandelend Voorzitterschap Oostenrijk (tweede semester 2018) en Roemenië (eerste semester 2019). CONSULTATIE DOOR DE EUROPESE COMMISSIE OVER HET INITIATIEF Openbare raadpleging Raadpleging van belanghebbenden: Voor de programmeringsperiode na 2020 was de voornaamste raadplegingsactiviteit de conferentie voor belanghebbenden bij het EFMZV genaamd "Na 2020: steun voor de Europese kustgemeenschappen", die in oktober 2017 in Tallinn werd gehouden. Tijdens deze conferentie, met 70 sprekers en meer dan 300 deelnemers, konden belanghebbenden bijdragen aan de beoordeling van de financiële steun die het EFMZV aan het GVB en het maritiem beleid van de Unie biedt over de programmeringsperiode Ook konden ze brainstormen over de vorm die deze steun na 2020 zou kunnen aannemen. Aan de conferentie namen uiteenlopende belanghebbenden deel: van de 300 deelnemers waren meer dan 50 % vertegenwoordigers van overheidsinstanties, 12 % vertegenwoordigers van de sector, 11 % ngo's, 14 % visserijverenigingen en -organisaties en 7 % academici. Ook de leden van de EFMZV-deskundigengroep (overheidsdiensten van de lidstaten) kregen bij twee gelegenheden de kans om bij te dragen aan het debat en input te leveren voor het denkproces. Deze vergaderingen hebben respectievelijk op 6 november 2017 en 15 januari 2018 plaatsgevonden. De gesprekken in de deskundigengroepen werden ondersteund door discussienota's en oriënterende vragen die de Commissie vóór de vergaderingen had verstrekt. Ook werden schriftelijke bijdragen ontvangen van de lidstaten. Voorts werden adviesraden, ngo's en Europese sociale partners per brief verzocht om feedback over de financiering van de Unie voor de visserijsector en de maritieme sector na 2020 te geven. In het kader van de raadpleging werden individuele vergaderingen met sociale partners gehouden. Er werden eveneens bijdragen ontvangen van de Conferentie van Perifere Maritieme Regio's (CPMR), zoals de technische nota van december 2017 over de "Toekomst van het EFMZV na 2020: elementen van de analyse en mogelijke scenario's" en de CPMRnota's van maart 2017 en oktober 2017 over het EFMZV na In maart 2018 nam het politiek bureau van de CPMR het definitieve beleidsstandpunt over de toekomst van het EFMZV aan. Voorts werd de beoordeling gevoed door een aantal andere workshops en verslagen, zoals de beleidssessie tijdens de conferentie van de Europese Vereniging van visserijeconomen (april 2017) en de workshop inzake steun voor het maritiem beleid voor belanghebbenden tijdens de Europese Dag van de zee (mei 2017). De resultaten van de raadpleging kunnen als volgt worden samengevat: 197

198 Bijna alle belanghebbenden benadrukten het belang van continuïteit en de behoefte aan een speciaal financieringsinstrument voor de visserij en het maritiem beleid, waarbij de GVB-doelstellingen nog steeds worden nagestreefd en de kansen van de blauwe economie worden benut. De lidstaten waren het erover eens dat de doelstellingen van het fonds na 2020 moeten gericht zijn op ecologische, economische en sociale duurzaamheid. De verwezenlijking van de GVB-doelstellingen werd door de belanghebbenden gezien als een prioriteit voor het volgende fonds. Bij het overleg zijn de belanghebbenden het erover eens geworden dat een van de grootste tekortkomingen van het EFMZV de trage invoering en de late uitvoering van de operationele programma's was, hetgeen voornamelijk te wijten was aan de late goedkeuring van het wetgevingskader. De andere moeilijkheden waarmee de lidstaten te kampen hebben, is de te gedetailleerde wetgeving op het niveau van de Unie, de starheid en het gebrek aan flexibiliteit in de interpretatie en te veel nadruk op verantwoording van de uitgaven in plaats van op het bereiken van doelstellingen en streefdoelen. De meerderheid van de belanghebbenden riep dan ook op tot een eenvoudiger rechtskader en minder juridische complexiteit. Er was duidelijke eensgezindheid tussen de belanghebbenden over de noodzaak van een zekere mate van stabiliteit, met name via meer vereenvoudiging op alle niveaus (zowel op het niveau van de Unie als op nationaal niveau) wat betreft de uitvoering van het EFMZV. De meningen liepen echter wel uiteen over de manier waarop een evenwicht moet worden gevonden tussen een grotere nadruk op resultaatgerichtheid en de verlaging van de administratieve lasten voor de begunstigden en de overheidsdiensten, terwijl wordt gegarandeerd dat de middelen correct worden besteed. De lidstaten merkten in hun bijdragen op dat het monitoringen evaluatiesysteem een sleutelrol speelt om de doeltreffendheid van het fonds aan te tonen. Over de steun voor vissersvloten werden tegengestelde meningen geuit: ongeveer de helft van de belanghebbenden was voorstander van de voortzetting van de vlootmaatregelen, terwijl de andere helft ertegen was. Wat de aquacultuursector betreft, waren alle belanghebbenden het erover eens dat verdere stappen op het gebied van administratieve en juridische vereenvoudiging nodig zijn om de vergunningsprocedures te verkorten, zonder daarbij de in het Unierecht verankerde hoge normen op het gebied van milieu, consumentenbescherming en diergezondheid in het gedrang te brengen. Ze herhaalden dat de administratieve rompslomp nog steeds de belangrijkste hinderpaal is voor de ontwikkeling van de sector, samen met te complexe procedurele vereisten (zowel 198

199 voor de vergunningsprocedure als voor de toegang tot financiering). Elf lidstaten gaven hun uitdrukkelijke steun te kennen voor de voortzetting van de huidige steun van de Unie voor aquacultuur in het volgende fonds, en in het bijzonder voor de zoetwateraquacultuur. Wat de kleinschalige kustvisserij en de visserij in de ultraperifere gebieden betreft, waren de lidstaten voorstander van meer gerichte en op maat gesneden steun en pleitten ze voor een voortzetting van een hoger steunpercentage en de mogelijkheid van gunstigere behandeling door middel van voorschotten. Volgens sommige lidstaten moet de preferentiële financiële behandeling voor de kleinschalige kustvisserij, met inbegrip van de binnenvisserij, na 2020 behouden blijven. De belanghebbenden wezen ook op de behoefte aan flexibiliteit om rekening te houden met de lokale specificiteiten en om generatievernieuwing mogelijk te maken bij een vergrijzende beroepsbevolking. Alle lidstaten en belanghebbenden waren van mening dat de steun voor gegevensverzameling, controle en handhaving en de steun voor producentenorganisaties deel moeten blijven uitmaken van het fonds onder gedeeld beheer. Versterking van het optreden van de Unie via het EFMZV op verschillende gebieden in het kader van het maritiem beleid (opleiding, maritieme ruimtelijke ordening, maritieme veiligheid en bewaking, financiering van innovatieve projecten, enz.) werd door een aantal belanghebbenden beschouwd als toegevoegde waarde voor Europa en voor de regio's. Aangezien de blauwe economie zich ontwikkelt in een bijzonder complexe omgeving, moet verder worden gezorgd voor complementariteit tussen de verschillende instrumenten om overlapping en versnippering te voorkomen. De meeste belanghebbenden erkenden tevens de belangrijke rol die vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling speelt voor de kustgemeenschappen om lokale oplossingen te vinden voor lokale problemen, en zagen het als een waardevolle kans voor de visserij en de aquacultuur om een actieve rol te spelen bij het lokale bestuur. Veel van de belanghebbenden zouden vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling graag een grotere rol toebedelen in de ontwikkeling van de blauwe economie op lokaal niveau. Er werd van 24 februari tot 16 mei 2016 reeds een algemene openbare publieksconsultatie gehouden rond een mogelijks nieuw EFMZV fonds na Het doel van deze consultatie was te peilen naar de algemene mening van het publiek met betrekking tot een mogelijke nieuwe programmeerperiode na Van 12 juni 2018 tot 10 augustus 2018 liep een openbare publieksconsultatie over het door de Commissie bij Het Europees Parlement en de Raad ingediende voorstel. Bedoeling van deze raadpleging was dat de ontvangen feedback door de Commissie 199

200 Routekaart aan de Europees Parlement en de Raad zou gepresenteerd worden ten einde het wetgevende debat te voeden. Er werd van uit de Vlaamse Overheid aan geen enkel openbaar raadplegingsinitiatief deelgenomen. Voor zover bekend, heeft de Europese Commissie geen roadmap opgemaakt Aanvangseffectbeoordeling Aanvangseffectbeoordeling met peiling naar de algemene mening van het publiek met betrekking tot een mogelijke nieuwe programmeerperiode na 2020: De consultatie over de aanvangseffectbeoordeling liep van 24 februari tot 16 mei Voorstel van regelgeving en effectbeoordeling BEVOEGDE ACTOREN BINNEN VLAANDEREN Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad De publieke consultatie over het voorstel van regelgeving en de bijbehorende effectbeoordeling liep van 12 juni 2018 tot 10 augustus Trekkend minister Trekkend beleidsdomein Betrokken ministers Betrokken beleidsdomeinen Joke Schauvliege, Vlaams minister van Omgeving, Natuur en Landbouw Beleidsdomein Landbouw en Visserij Beleidsdomein Omgeving Bart Tommelein, Vlaams minister van begroting, financiën en energie Beleidsdomein Financiën en Begroting VLAAMSE ANALYSE VAN HET VOORSTEL Juridisch Vlaamse bevoegdheid Vlaamse rechtsinstrumenten Juridische bepaling die bepaalt dat Vlaanderen bevoegd is voor het dossier: Artikel 1 1 en Artikel 6 1, punt V, 1 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen Bestaande Vlaamse rechtsinstrumenten/regelgeving en hun voornaamste bepalingen, die door het initiatief gewijzigd moeten worden: Volgende besluiten moeten volledig vervangen worden: - Besluit van de Vlaamse Regering van 5 februari 2016 houdende vaststelling van de werking en het beheer van het Financieringsinstrument voor de Vlaamse visserij- en aquacultuursector (FIVA) en de verrichtingen die voor steun in aanmerking komen - Ministerieel besluit van 19 mei 2016 tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de werking en het beheer van het FIVA en de verrichtingen die voor steun in aanmerking komen 200

201 Beleidsmatig Huidig beleid Vlaamse context van het initiatief Relevantie EUdoelstellingen voor Vlaanderen Geschiktheid van de beleidsopties voor Vlaanderen Verwachte effecten van het initiatief in Vlaanderen Problemen in het huidige Vlaamse (of Europese beleid) die aangepakt zouden moeten worden: - Administratieve vereenvoudiging en versoepeling van het systeem voor de toekenning van EFMZV-FIVA subsidies; - Verduurzaming van de visserij: meer selectieve visserij en hogere overleving van soorten die onder een uitzonderingsmaatregel op de aanlandingsverplichting vallen; - Verjonging in de visserij door aanmoediging van opvolging door Vlaamse geïnteresseerden, in plaats van verkoop van rederijen aan buitenlandse overnemers); - Vernieuwing in de visserij door ondersteuning van de vervanging van oude vaartuigen door nieuwe en meer efficiënte vaartuigen die een meer ecologische visserij toelaten. Hierbij wordt er over gewaakt dat de vangstcapaciteiten niet verhogen ten einde de visbestanden niet bijkomend te belasten (door Vlaanderen te ondersteunen in het voorstel aan te brengen wijziging). - De aquacultuursector in Vlaanderen (net zoals in Europa) dient aangezwengeld te worden teneinde de voorziening aan aquatische producten uit de EU te garanderen. Hierbij dienen zowel Vlaanderen als de EU faciliterend op te treden en producenten zo veel mogelijk te ondersteunen. Een groot aantal problemen in Vlaanderen zijn gelijkaardig met deze die de Commissie detecteert: verduurzaming van de visserij, een meer selectieve visserij, goed beheer van de aquatische hulpbronnen, een gezonde visserijsector, een efficiënte voorziening van de markt met aanbod aangepast aan vraag en omgekeerd, en de stagnatie van de aquacultuurproductie. Volgende EU-doelstellingen zijn relevant voor Vlaanderen: duurzame visserij en bescherming van de mariene hulpbronnen en bloeiende kustgemeenschappen. Een bijdrage van visserij en aquacultuur aan de voedselvoorziening in de EU door een competitieve en duurzame visserij en aquacultuur, afgestemd op de vraag vanuit de markt, is ook voor Vlaanderen belangrijk. De beleidsopties die de Europese Commissie vooropstelt zijn geschikt om het vooropgestelde doel te bereiken in Vlaanderen. Er zijn geen elementen uit het voorstel die mogelijk technisch problematisch zijn. Het feit dat ondersteuning van een tweetal thema s die voor Vlaanderen belangrijk zijn, nl. vlootvernieuwing en bedrijfsopvolging, in het Commissievoorstel niet aan boord genomen zijn, kan mogelijks politiek problematisch zijn. Het te verwachten effect is dat over een tijdspanne van 7 jaar, EURO EFMZV middelen in de Belgische economie zullen geïnvesteerd worden (te verdelen over Vlaanderen, Wallonië en eventueel Brussel). Dit moet een boost geven aan de verdere ontwikkeling van de visserij in de richting van duurzaamheid en moet toelaten dat de aquacultuurproductie verder van de grond komt. BETROKKENHEID VAN DE VLAAMSE BELANGHEBBENDEN 201

202 Vlaamse belanghebbenden Consultatie van de Vlaamse belanghebbenden Door de Vlaamse belanghebbenden verwachte effecten Volgende individuele burgers, middenveldorganisaties, lokale besturen, hebben een belang bij dit initiatief of maken deel uit van een doelgroep die al dan niet bedoelde effecten van dit initiatief kunnen ondergaan: - Rederijen ter visserij; - Aquacultuurbedrijven; - Toeleveringsbedrijven aan visserij en aquacultuur; - Visveilingen; - Visverwerkende bedrijven; - Vlaamse administratie en agentschappen (subsidie voor controle, databeheer, promotie); - Vlaamse onderzoeksinstellingen en andere; - Universiteiten. De Vlaamse belanghebbenden werden op volgende manieren betrokken bij het initiatief: 1) inlichten en begeleiden van de belanghebbenden van/naar het Europese consultatieportaal: is niet gebeurd 2) rechtstreekse contacten met de Vlaamse overheid: regelmatige contacten met vertegenwoordigers uit visserij- en aquacultuursector, geen specifieke consultatie mbt het EFMZVvoorstel. Een gestructureerde consultatie van stakeholders in de visserijsector (reders) moet nog komen. 3) gestructureerd overleg met het middenveld: neen De vanwege de belanghebbenden bekomen informatie werd op volgende manier in de Vlaamse reactie meegenomen: Vlaanderen heeft niet aan de consultatie deelgenomen maar zal de informatie die vanuit de sector (visserijsector en aquacultuursector) bekomen werd, meenemen naar de besprekingen m.b.t. dit voorstel in de Raadwerkgroep. EERSTE VLAAMSE STANDPUNTBEPALING Individuele Vlaamse belanghebbenden hebben niet gereageerd op de consultatie. De Vlaamse positie ten aanzien van het voorstel zoals het nu voorligt, op basis van bovenstaande gegevens, is: - het Commissievoorstel inzake het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij voor de periode , voorziet in steun voor startende vissers - natuurlijke personen - voor de aankoop van kleine vaartuigen met een lengte van maximaal 12 meter of voor motorvernieuwing op deze vaartuigen. Vlaanderen is van oordeel dat deze mogelijkheid uitgebreid moet worden op basis van modaliteiten welke ook voor de Vlaamse visserijsector haalbaar zijn, nl. vaartuigen groter dan 12 meter en bedrijfsmodellen georganiseerd binnen een vennootschap; - het Commissievoorstel voorziet dat door het fonds steun in de visserijsector zou verleend worden met als objectief de verwezenlijking van de milieu-, economische, maatschappelijke en werkgelegenheidsdoelstellingen van het GVB, als omschreven in artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, is. Dit zonder echt te bepalen welke concrete maatregelen hiertoe aanvaardbaar zijn. Vlaanderen is van mening dat vezekerd moet worden dat alle maatregelen welke een lidstaat hiervoor opportuun acht en in zijn programma ingeschreven heeft, voor betoelaging in aanmerking moeten komen; 202

203 - Het Commissievoorstel voorziet in geen enkele vorm van steun als er een nieuw vaartuig betrokken is. Vlaanderen gaat er op inzetten dat er steun kan toegekend worden voor investeringen op een nieuw vaartuig indien voorzien in een actieplan voor een kleine vloot zoals de Vlaamse, mits aan een aantal voorwaarden voldaan wordt. - Het Commissievoorstel voorziet enkel steun voor productieve investeringen in de aquacultuursector in de vorm van financiële instrumenten. Vlaanderen is van mening dat directe financiële ondersteuning noodzakelijk is, en mogelijk moet blijven, voor zowel micro- als kleine ondernemingen, zoals gedefinieerd in de Aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 (2003/361/EC). REACTIE VANUIT VLAANDEREN OP DE EUROPESE CONSULTATIE Openbare raadpleging, routekaart, aanvangseffectbeoordeling en/of effectbeoordeling Vlaanderen heeft niet deelgenomen aan de openbare raadpleging De voornaamste belangen van de stakeholders werden eveneens geventileerd op een evenement Stakeholders Consulation: The EMFF beyond 2020 georganiseerd bij het comité van de regio s op 23 januari 2018 EERSTE SUBSIDIARITEITSINSCHATTING 1. Bevoegdheid van de Europese Unie - De Unie is exclusief bevoegd voor: de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid - De Unie heeft een met de lidstaten gedeelde bevoegdheid voor visserij met uitsluiting van de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee, milieu, energie, economische, sociale en territoriale samenhang en bepaalde aspecten van het sociaal beleid - De Unie heeft een bevoegdheid om de Lidstaten te ondersteunen, te coördineren voor wat de Europese dimensie betreft: bescherming van de volksgezondheid, industrie, cultuur, toerisme (aspecten veiligheid en gezondheid aan boord, blauwe economie, FLAG s en aquacultuur) Conclusie: het voorstel bevat zowel zaken onder exclusieve bevoegdheid van de Unie als zaken onder gedeelde bevoegdheid tussen de Lidstaten en de Unie. 2. Evaluatie van de subsidiariteitstoets van de Europese Commissie De bepalingen van het voorstel worden overeenkomstig het Financieel Reglement uitgevoerd in het kader van gedeeld beheer, direct beheer en indirect beheer. a. Noodzakelijkheidstest Met dit voorstel wordt beoogd de verwezenlijking van de doelstellingen van het GVB te ondersteunen, de uitvoering van het maritiem beleid van de Unie te bevorderen en het internationale oceaanbeheer te versterken. Aangezien de uitdagingen en opportuniteiten die de oceaan biedt, onderling samenhangen en als een geheel moeten worden gezien, dienen deze beleidsterreinen nauw met elkaar verbonden te zijn. 203

204 In het op 2 mei 2018 aangenomen voorstel voor het meerjarig financieel kader (MFK) van de Commissie is het begrotingskader vastgesteld voor de financiering van het GVB en het maritiem beleid. Voorts heeft de Commissie op 29 mei 2018 een voorstel voor een verordening gemeenschappelijke bepalingen vastgesteld met het oog op een betere coördinatie en op de harmonisatie van de uitvoering van steun in het kader van fondsen in gedeeld beheer (hierna "de fondsen" genoemd), met als belangrijkste doel de beleidsuitvoering op een coherente wijze te vereenvoudigen. Die algemene bepalingen zijn van toepassing op het deel van het EFMZV onder gedeeld beheer. Met de verschillende fondsen, die alle op dezelfde wijze worden beheerd, worden complementaire doelstellingen nagestreefd. Bijgevolg zijn in de verordening gemeenschappelijke bepalingen een reeks gemeenschappelijke algemene doelstellingen bepaald, evenals algemene beginselen zoals partnerschap en meergelaagd bestuur. Die verordening bevat ook de gemeenschappelijke elementen van strategische planning en programmering, waaronder bepalingen inzake de met elke lidstaat te sluiten partnerschapsovereenkomst, en beschrijft een gemeenschappelijke benadering voor de prestatiegerichtheid van de fondsen. Hiertoe zijn in die verordening randvoorwaarden, een evaluatie van de prestaties en regelingen voor monitoring, verslaglegging en evaluatie vastgesteld. Ook zijn gemeenschappelijke bepalingen vastgesteld over de subsidiabiliteitsregels en zijn bijzondere regelingen omschreven voor financieringsinstrumenten, het gebruik van InvestEU, vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling en financieel beheer. Sommige beheers- en controleregelingen zijn ook gemeenschappelijk voor alle fondsen. Om al deze redenen is een optreden van de Unie noodzakelijk en kan eenzelfde resultaat niet door de individuele Lidstaten of regio s behaald worden. b. EU-meerwaardetest Zie punt a c. Conclusie De Europese Commissie heeft het optreden van de Unie voldoende gemotiveerd. 3. Eerste subsidiariteitsinschatting a. Noodzakelijkheidstest Het optreden door de lidstaten in dit dossier kan de problemen die de Europese Commissie hierboven gedefinieerd heeft niet oplossen omwille van, het feit dat het gaat over een grensoverschrijdend probleem dat alle lidstaten treft en dat veel efficiënter vanuit een gemeenschappelijke strategie kan aangepakt worden. Optreden om een aantal duurzaamheidsdoelstellingen op het vlak van visserij, de ontwikkeling van aquacultuur, de voedselzekerheid, de ontwikkeling van de blauwe economie en versterkt beheer van zeeën en oceanen na te streven is noodzakelijk. Het niet bereiken van deze doelstellingen heeft significante negatieve gevolgen voor de omgeving en voor de maatschappij. Theoretisch bestaan er allicht betere en meer efficiënte instrumenten om dit doel te bereiken dan een steunregeling, maar in de huidige maatschappelijke context is een steunregeling allicht het enige aanvaardbare en toepasbare instrument. 204

205 b. EU-meerwaarde test Het optreden door de Unie biedt volgende voordelen: Het uitwerken van dergelijke steunregeling op Unieniveau voor het nastreven van een aantal duurzaamheidsdoelstellingen op het vlak van visserij, de ontwikkeling van aquacultuur, de voedselzekerheid, de ontwikkeling van de blauwe economie en versterkt beheer van zeeën en oceanen gebeurt efficiënter op Unieniveau dan op het niveau van de Lidstaten. Het optreden van de Unie gaat niet verder dan wat nodig is om de doelstellingen van de Europese Verdragen te bereiken. Het optreden van de Unie biedt volgende nadelen ten opzichte van optreden door de lidstaten: Het optreden door de Unie biedt geen nadelen ten opzichte van optreden door de lidstaten. Er kan zelfs voor gepleit worden meer middelen te voorzien voor direct en indirect beheer door de lidstaten en dus gedeeltelijk weg te halen van het gedeeld beheer met de Lidstaten. Een meer gecentraliseerde aanpak door de Commissie zou resulteren in een efficiëntere en meer kwaliteitsvolle besteding van de middelen en een sterke vermindering van de globale administratieve last. 205

206 Life RUBRIEK 3: NATUURLIJKE HULPBRONNEN EN MILIEU LIFE BEVOEGDE ACTOREN BINNEN DE EUROPESE INSTELLINGEN Europese Commissie Raad van de EU Europees Parlement Comité vd Regio s Directoraat-Generaal Milieu - DG ENV LIFE-comité voor het milieu en klimaatactie C43600 Commission Joint Expert Group - DG Environment & DG Climate Action - LIFE E03546 Raad Milieu (ENVI) Groep milieu (WP Environment) Commissie Milieubeheer, Volksgezondheid en Voedselveiligheid (ENVI) Commissie Milieu, Klimaatverandering en Energie (ENVE) INHOUD Context van het initiatief LIFE is het zelfstandig EU-financieringsprogramma voor de ondersteuning en verbetering van de biodiversiteit, het EU milieu- en klimaatbeleid en steeds meer ook het beleid rond duurzame ontwikkeling. Als zodanig zal het toekomstige LIFE-programma mee invulling geven aan de VN-Agenda 2030 (SDG s), het klimaatakkoord van Parijs, de biodiversiteitsstrategie van de EU, en aan de prioriteiten in opvolging van het 7e Milieuactieprogramma. LIFE is ook het enige instrument dat rechtsreeks kan ingezet worden voor het versterken van het Natura-2000 netwerk op het terrein en het initiëren van samenwerking voor natuurbehoud. Doelstellingen van het initiatief Beleidsopties Algemeen kan gesteld worden dat LIFE een katalyserende werking heeft op de financiering van acties rond deze doelstellingen, het delen van goede praktijken en ondersteunende acties om veranderingen sneller door te voeren en te verbeteren. Creëren van een financieel kader voor een verderzetting van een zelfstandig LIFE-programma voor de ondersteuning en verbetering van de biodiversiteit, het EU milieu- en klimaatbeleid, het beleid rond duurzame ontwikkeling een duurzaam materialengebruik, en een nieuw luik clean energy. Goedkeuren of vraag tot bijstellen - Behoud als zelfstandig programma - Hoogte van budget voor de verschillende onderdelen - Voorgestelde procedure van doorverwijzen van de invulling naar de werkprogramma s - Behoud van excellentie - Al dan niet een opgelegde geografische spreiding, mogelijk voor enkel strategische projecten - Inschatting van klimaatbijdragen, en hoe dit te meten, niet enkel voor LIFE 206

207 Verwachte effecten van het initiatief Financiering creëren voor de invulling van doelstellingen rond omgeving en klimaat; optreden als katalysator voor soms moeilijk te financieren initiatieven met EU-toegevoegde waarde door overheden en privépartners. Wetgevend initiatief Soort initiatief Verdragsartikel Artikel 174 van het Verdrag betreffende de Werking van Europese Unie EU-regelgeving COM(2018) 385, 292 en TIMING Verwachte publicatie voorstel De voorstellen werden gepubliceerd op 1 juni Behandelend Voorzitterschap Bulgarije, Oostenrijk en daaropvolgende voorzitterschappen (Roemenië, Finland) CONSULTATIE DOOR DE EUROPESE COMMISSIE OVER HET INITIATIEF Openbare raadpleging In november 2017 werd de mid-term evaluatie van het LIFEprogramma afgerond. De Vlaamse Overheid en de Vlaamse stakeholders namen deel aan deze evaluatie De conclusies van de evaluatie zijn in de lijn van de verwachtingen zeer positief, zowel wat betreft efficiëntie en effectiviteit van het instrument, als wat betreft relevantie en complementariteit. De appreciatie voor de toegevoegde waarde van LIFE was zo mogelijk nog hoger. Aanbevelingen zijn nog steeds de nood aan minder zware procedures, ook in de rapportering, en de nood aan een verder strategisch focussen op nieuwe doelstellingen. LIFE heeft een lange traditie wat betreft projecten rond biodiversiteit en leefmilieu, en wordt unaniem positief beoordeeld. Zowel de budgetlijnen klimaat als de lijn geïntegreerde projecten zijn nieuw. Voor beiden is het niet mogelijk om volledige appreciatie te geven, maar de verwachte uitkomst van de reeds goedgekeurde projecten wordt als eenduidig positief gezien. Voor alle onderdelen van LIFE is de vraag groter dan het aanbod. In het lopende LIFE landen slechts 9% van de ingediende projecten onder leefmilieu en duurzaam gebruik van hulpbronnen, 23% onder klimaatmitigatie, en 23% van de ingediende geïntegreerde projecten. Routekaart - mei/juni 2018: voorstellen Commissie MFK post najaar 2018: eerste wetgevende voorstellen programma s Aanvangseffectbeoordeling Anders dan in een vorige cyclus wordt geen gecombineerde impact assessment en ex-ante evaluatie van de LIFE-verordening voorzien. Wel beschikbaar is de evaluatie halverwege van het lopende programma. Voorstel van regelgeving Informatie nog niet beschikbaar. en effectbeoordeling 207

208 BEVOEGDE ACTOREN BINNEN VLAANDEREN Trekkend minister Trekkend beleidsdomein Betrokken ministers Betrokken beleidsdomeinen Joke Schauvliege, Vlaams minister van Omgeving, Natuur en Landbouw Beleidsdomein Omgeving Bart Tommelein, Viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Begroting, Financiën en Energie Beleidsdomein Internationaal Vlaanderen Departement Buitenlandse Zaken VLAAMSE ANALYSE VAN HET VOORSTEL Juridisch Vlaamse bevoegdheid Vlaamse rechtsinstrumenten LIFE is een gemengde bevoegdheid. Afspraken verlopen via het LIFEdossiernetwerk binnen het Coördinatiecomité Internationaal Milieubeleid (CCIM), het Samenwerkingsakkoord van 5 april 1995 tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot het internationaal milieubeleid. De relevante Vlaamse begrotingsposten in geval van co-financiering van projecten door de Vlaamse Overheid Beleidsmatig Budgetvoorstel LIFE Hoofdlijnen : 5,450 miljard euro (+47% ten opzichte van vorige LIFE-budget van 3,457 miljard euro) 2 velden Klimaat en Leefmilieu, 4 sub-programma s Subprogramma s veld Klimaat: (1) Klimaatmitigatie & -adaptatie; (2) Transitie naar Schone Energie Subprogramma s veld Leefmilieu: (1) Natuur en Biodiversiteit: (2) Circulaire Economie en Kwaliteit van het leven + 1 miljard euro leefmilieu + 1 miljard euro klimaat voor clean energy, komt over van Horizon Klassieke projecten worden standard action projects Geïntegreerde projecten worden strategische projecten Inschatting dat 61% van de middelen via acties ten goede zou komen aan klimaatdoelstellingen In het algemeen wordt er weinig gewijzigd aan de structuur en de werking van LIFE. Er wordt verder gebouwd op de sterktes van LIFE in haar huidige vorm. LIFE blijft policy driven en complementair aan andere programma s met behoud van het principe van integratie van de doelen leefmilieu en klimaat in de grotere programma s. Projecten mbt Clean Energy worden losgekoppeld van Horizon, en met 1 miljard budget toegevoegd aan LIFE. Voorstel is dat het budget van LIFE zou verhoogd worden met plusminus 2 miljard Euro (rekening houdend met indexering is dat een verhoging 208

209 met 47% tot 5.45 miljard euro/7 jaar). De helft van het geld komt van Horizon met de prioriteit Clean Energy, de andere helft is een werkelijke verhoging van het werkingsbudget. Met dit voorstel komt het budget van LIFE op 0,45% van het totale MFK, tegenover 0,32% in de vorige budgetperiode. LIFE post 2020 is opgebouwd uit 2 velden, met elk 2 sub-programma s. Door toevoeging van Clean Energy aan het sub-programma Klimaat verschuift het procentuele aandeel Leefmilieu versus Klimaat van 75/25% naar 64/36%. In lopende prijzen en vergeleken met gecorrigeerd voor indexering: Veld Leefmilieu 64% = miljard (+581) Natuur en Biodiversiteit miljard Circulaire Economie en Kwaliteit vh leven miljard Veld Klimaat 36% = miljard +977 (+742 van Horizon) Klimaatmitigatie & -adaptatie miljard Transitie naar Clean Energy 1 miljard In het kader van een 25% oormerk voor klimaatactie voor het geheel van het MFK post 2020, wordt geschat dat 61% van de enveloppe van LIFE zal kunnen bijdragen aan de klimaat-mainstreaming van het MFK post2020 (mededeling van de Commissie 23 juli 2018). Enkel het budget en de grote lijnen worden vastgelegd in het voorstel van LIFE-verordening. Alle andere beslissingen worden doorgeschoven naar de goedkeuring van de Werkprogramma s, het eerste in Een verdere opvolging zal in deze dus nodig zijn. Het principe van mogelijkheid van het verwerven van grond voor het versterken van Natura2000 wordt nu wel al vastgelegd (Art. 14). Een aantal verwachte voorstellen worden dus doorverwezen naar 2020 (via Art 17 van de verordening) en zullen in de goedkeuring van het eerste Werkprogramma staan. Deze werkwijze zou meer flexibiliteit toelaten om in te zetten op de meest actuele thema s. Informeel stelt de COM dat bijkomende fondsen voornamelijk ingezet zouden worden voor projecten, en zou het criterium van excellentie worden behouden. Strategische projecten zouden mogelijk tot 40% van de totale projectwerking kunnen opgetrokken worden, en er wordt ook gezocht naar een manier om te zorgen voor een betere geografische spreiding van traditionele maar vooral ook van strategische projecten. De COM wil hiervoor een ondersteunend mechanisme in het leven roepen. Voorstel is dat 61% van LIFE zal bijdragen aan de klimaatdoelstellingen. Dit betekent naast 100% van het veld Klimaat, ook 40% van de middelen voor het veld Leefmilieu de klimaatdoelstellingen zal moeten ondersteunen. Art 13 (toekenningscriteria) stelt dat er prioriteit zal 209

210 Vlaamse context van het initiatief Relevantie EUdoelstellingen voor Vlaanderen Geschiktheid van de beleidsopties voor Vlaanderen Verwachte effecten van het initiatief in Vlaanderen gegeven worden aan projecten die positieve neveneffecten opleveren en synergiën bevorderen. Het LIFE-programma is een gewaardeerde en belangrijke cofinancieringsbron voor projecten met duidelijke toegevoegde waarde die ook bijdragen aan het bereiken van Vlaamse doelstellingen. Door de hoge kwaliteit van Vlaamse projecten, en het feit dat projecten worden toegewezen op basis van excellentie, is de return van LIFE voor Vlaanderen groot. De EU-doelstellingen voor omgevingskwaliteit, circulaire economie en biodiversiteit zijn mee bepalend voor de Vlaamse doelstellingen. LIFE is in vele gevallen het enige EU-instrument dat effectief kan ingezet worden voor het versterken van het Natura-2000 netwerk op het terrein. Ook voor het behalen van de Vlaamse doelstellingen m.b.t. klimaat en energie kan LIFE een katalyserende rol spelen. Inschatting volgt wanneer meer details over de invulling bekend zijn. Door de hoge kwaliteit van Vlaamse projecten, en de toewijzing op basis van excellentie, zal de verwachte return van LIFE voor Vlaanderen groot zal zijn. Hierdoor kan LIFE een belangrijke ondersteuning bieden voor de realisatie van Vlaamse doelstellingen BETROKKENHEID VAN DE VLAAMSE BELANGHEBBENDEN Vlaamse belanghebbenden Consultatie van de Vlaamse belanghebbenden Door de Vlaamse belanghebbenden verwachte effecten Belangrijke partners voor het ontvangen van cofinanciering: - Vlaamse Overheid: ANB, INBO, VMM, VLM, VEA - NGO s, vln. Natuurpunt vzw. - Bedrijven en KMO s voor de ontwikkeling of uitwerken van nieuwe ontwikkelingen mbt klimaat, energie of omgevingskwaliteit Een consultatie zal worden opgezet door CCIM, het Coördinatie Comité Internationaal Milieubeleid, zal plaats hebben op 28 September 2018 De belangstelling voor cofinanciering onder LIFE is bijzonder groot. Door het beperkte budget kwamen tussen 2014 en 2016 slechts 20% van het totaal aantal goedgekeurde projecten in aanmerking voor cofinanciering. Vlaamse belanghebbenden scoren toch nog steeds 2 tot 3 keer boven de indicatieve enveloppe. De verwachting is dat dit zal stijgen vanaf In het geval de toewijzing ook na 2020 zal gebeuren enkel op basis van excellentie, is de te verwachten retour voor Vlaanderen hoog. EERSTE VLAAMSE STANDPUNTBEPALING LIFE voldoet op alle vlakken aan de verwachtingen wat betreft effectiviteit en efficiëntie, met een hoge zichtbaarheid, een hoge toegevoegde waarde en een wervend karakter voor overheden en privé-partners. Door de hoge kwaliteit van de ingediende projecten scoort Vlaanderen, en ook België als geheel, 2 tot 3 keer boven het gewogen EU-gemiddelde voor LIFE. Algemeen kan gesteld worden dat LIFE een katalyserende werking heeft op de financiering, het delen van goede praktijken en ondersteunende acties om veranderingen sneller door te voeren en te verbeteren. 210

211 Eerste elementen van Vlaamse positie: - Life behouden als zelfstandig programma - Toevoeging van een enveloppe voor clean energy wordt verwelkomd - De toewijzing op basis van excellentie moet behouden blijven en voor 100% worden toegepast. Hoe is het excellentiebeginsel opgevat voor strategische projecten (de vroegere geïntegreerde projecten)? Zullen hier nog geografische beperkingen voor gelden zoals in 14-20? - Klimaat-proofing: het is belangrijk dat alle investeringen (niet enkel investeringen gemarkeerd als klimaat-gerelateerd) die gefinancierd worden met EU budget compatibel zijn met de klimaatdoelstellingen van het Parijs akkoord en de transitie van de EU naar een koolstofarme samenleving. Het voorstel voor LIFE verordening bevat in art 13 (toekenningscriteria) een dergelijke toets inzake klimaat-proofing. Dit element moet zeker behouden blijven. De formulering kan eventueel nog worden verbeterd i.f.v. een geharmoniseerde formulering doorheen de verschillende MFK teksten. Vragen aan de Commissie: - Wat wordt bedoeld met de uitbreiding van de geografische scope? Wordt begeleiding van aanvragen in die landen versterkt, of wordt er een geografisch criterium ingevoerd? - Zullen de niveaus van cofinanciering behouden worden? - Als de verdere invulling van LIFE zal worden vastgelegd met de uitwerking van de Werkprogramma s, welke procedure zal worden gebruikt om deze WP goed te keuren? De Commissie zou de procedures moeten toelichten + aangeven waar/hoe deze vastgelegd worden. Het gebruik van het bestaande LIFE-comité, waarin de lidstaten vertegenwoordigd zijn, lijkt het meest aangewezen. - Klimaat-mainstreaming: De accuraatheid en de kwaliteit van het Union climate marker system, zoals vermeld in art 18.4, voor het objectiveren en meten hoeveel van het EU budget bijdraagt aan de klimaatdoelstellingen wordt erg belangrijk. Dit is een algemene MFK kwestie, die verder gaat dan LIFE, maar voorlopig nergens werd besproken. We willen graag van de Commissie horen wat de plannen zijn en hoe het huidige climate tracking system kan verbeterd worden. - Vraag naar een verdere vereenvoudiging van de procedures voor projectaanvragen en van projectadministratie en -rapportering. Hoe zal LIFE hierop inspelen? Wat is hiervoor voorzien in uitvoering? REACTIE VANUIT VLAANDEREN OP DE EUROPESE CONSULTATIE Openbare raadpleging, routekaart, aanvangseffectbeoordeling en/of effectbeoordeling Een stakeholder-overleg over de voorstellen LIFE wordt opgezet door de COM, datum nog niet gekend. EERSTE SUBSIDIARITEITSINSCHATTING De verordening 2014 stelt: aangezien de doelstellingen van de verordening, namelijk bijdragen aan de tenuitvoerlegging en de ontwikkeling van beleid en wetgeving van de Unie inzake milieu en klimaat, met inbegrip van de integratie van de milieu- en klimaatdoelstellingen in ander beleid, en het bevorderen van betere governance, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen van deze verordening beter door de Unie kunnen worden bereikt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen treffen. 211

212 Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken. Vlaanderen kiest via talrijke projecten van overheden bovendien zelf in welke prioriteiten het wil co-investeren. Een EU-financieringsinstrument als aanvulling op de eigen investeringen voor en doelstellingen met betrekking tot omgeving en klimaat is ruim te verantwoorden. 212

213 5. Rubriek 4: Migratie en grensbeheer Fonds voor asiel en migratie RUBRIEK 4: MIGRATIE EN GRENSBEHEER Fonds voor asiel en migratie BEVOEGDE ACTOREN BINNEN DE EUROPESE INSTELLINGEN Europese Commissie Raad van de EU Europees Parlement Directoraat-Generaal Migratie en Binnenlandse Zaken Ad Hoc Working Party on JHA Financial instruments LIBE Commissie (Burgerlijke vrijheden, justitie en Binnenlandse zaken) INHOUD Context van het initiatief Dit voorstel is onderdeel van het pakket aan voorstellen dat de Commissie heeft uitgebracht in het kader van het Meerjarig Financieel Kader voor Met het voorstel tot oprichting van het Asiel en Migratie fonds (AMF) wordt een vervolg gegeven aan het huidige Asiel, Migratie en Integratiefonds (AMIF). Het voorstel voorziet in het verstrekken van financiële middelen voor lidstaten en de Commissie voor activiteiten op het terrein van migratie. Via het AMF is 10.4 miljard euro beschikbaar voor de periode (in lopende prijzen). Hiervan wordt 60% toegewezen aan programma s van lidstaten en 40% aan de thematische faciliteit, die bedoeld is voor specifieke acties op nationaal of transnationaal niveau, acties van de Unie, noodhulp, hervestiging, inspanningen op het gebied van solidariteit en het delen van verantwoordelijkheid en het Europees migratienetwerk. Het fonds moet bijdragen tot de verwezenlijking van een robuust, realistisch en billijk migratiebeleid van de EU. Het fonds moet eraan bijdragen dat de EU haar verplichtingen blijft vervullen jegens degenen die internationale bescherming behoeven en de terugkeer bevorderen van degenen die geen recht hebben om te blijven, en zal oplossingen steunen die irreguliere en ongecontroleerde stromen vervangen door veilige en goed beheerde alternatieven. In het voorstel is opgenomen dat in de nieuwe periode het AMF vooral toeziet op korte termijn integratiemaatregelen (voordat is beslist over de status van een asielzoeker), terwijl onder de cohesiefondsen (met name het ESF+) middellange- en lange integratiemaatregelen gefinancierd kunnen worden (in de samenleving en op de arbeidsmarkt als eenmaal is besloten over de status van een asielzoeker). De sociaaleconomische integratie van derdelanders is een aparte doelstelling in de ESF+ verordening. Het AMF-voorstel moet tevens zorgen voor een verdere vereenvoudiging van de uitvoering van het beheer van het fonds, met name door te zorgen voor een samenhang met de regels inzake beheer van andere EU-fondsen. Met de middelen uit het AMIF zijn verschillende activiteiten gefinancierd, zoals dagbesteding in asielzoekerscentra, integratieprogramma s en ondersteuningsprogramma s bij (vrijwillige) terugkeer. Met de middelen 213

214 die via AMF beschikbaar komen kunnen vergelijkbare projecten worden ondersteund. (Zie samenvatting Nederland ( 10-mfk-verordening-tot-oprichting-asiel-en-migratiefonds-amf ) op basis van Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Fonds voor asiel en migratie) Doelstellingen van het initiatief Beleidsopties 1. De beleidsdoelstelling van het fonds bestaat erin bij te dragen aan een doeltreffend beheer van migratiestromen in overeenstemming met het relevante EU-acquis en met inachtneming van de verbintenissen van de Unie op het gebied van de grondrechten. 2. In het kader van de beleidsdoelstelling van lid 1 draagt het fonds bij tot de verwezenlijking van de volgende specifieke doelstellingen: (a) het versterken en ontwikkelen van alle aspecten van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel, met inbegrip van de externe dimensie ervan; (b) het ondersteunen van legale migratie naar de lidstaten, onder meer door bij te dragen aan de integratie van onderdanen van derde landen; (c) het bijdragen aan de bestrijding van irreguliere migratie en aan het waarborgen van doeltreffende terugkeer naar en overname in derde landen. Voor dit voorstel is een effectbeoordeling verricht die betrekking had op het Fonds voor asiel en migratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Fonds voor geïntegreerd grensbeheer, dat bestaat uit het instrument voor grensbeheer en visa en het instrument voor douanecontroleapparatuur. De samenvatting van de effectbeoordeling en het positieve advies van de Raad voor regelgevingstoetsing kunnen worden geraadpleegd op de volgende website: In het effectbeoordelingsverslag wordt voor de verschillende beleidsopties aandacht besteed aan de wijze waarop de financiering wordt verleend, de coherentie en de complementariteit met andere EUfinancieringsinstrumenten, de externe dimensie van de financiering op het gebied van migratie en veiligheid, flexibiliteit in een stabiele financiële omgeving (inclusief thematische faciliteit), uitvoeringsvormen (gedeeld, direct en indirect beheer), de mogelijkheid om noodhulp te bieden, en het mechanisme voor tussentijdse evaluatie. De voorkeur gaat uit naar een combinatie van opties die is gebaseerd op de resultaten en de aanbevelingen als vastgesteld in de achteraf verrichte evaluatie van de vorige fondsen (programmeringsperiode ) en de tussentijdse evaluaties van de bestaande fondsen (programmeringsperiode ). Bij de effectbeoordeling is ingegaan op de aanbevelingen van de Raad voor regelgevingstoetsing. De onderstaande tabel geeft een overzicht van de voornaamste overwegingen en aanbevelingen ter verbetering van het Fonds voor asiel en migratie, het instrument voor grensbeheer en visa (onderdeel van het Fonds voor geïntegreerd grensbeheer) en het 214

215 Fonds voor interne veiligheid, en van de daaruit voortvloeiende wijzigingen van het effectbeoordelingsverslag. (Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Fonds voor asiel en migratie) Verwachte effecten van het initiatief Soort initiatief Verdragsartikel Zie boven. wetgevend initiatief Luidens artikel 3, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie biedt de Unie [...] haar burgers een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht zonder binnengrenzen, waarin het vrije verkeer van personen gewaarborgd is in combinatie met passende maatregelen met betrekking tot controles aan de buitengrenzen, asiel, immigratie, en voorkoming en bestrijding van criminaliteit. De rechtsgrondslag voor de voorgestelde actie van de Unie is te vinden in de reeks maatregelen die is vervat in artikel 77, lid 2 en artikel 79, lid 2, onder d), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese (VWEU), zoals het gemeenschappelijk beleid inzake visa, controles van personen aan de buitengrenzen, de geleidelijke invoering van een geïntegreerd systeem van beheer aan de buitengrenzen en de bestrijding van mensenhandel. In artikel 80 VWEU wordt bovendien benadrukt dat aan het in het derde deel, titel V, hoofdstuk 2, van het VWEU uiteengezette beleid van de Unie en de uitvoering ervan de beginselen ten grondslag moeten liggen van solidariteit en billijke verdeling van de verantwoordelijkheid tussen de lidstaten, ook op financieel vlak. Voorts heeft de Commissie op 29 mei 2018 een voorstel voor een verordening gemeenschappelijke bepalingen vastgesteld voor het verbeteren van de coördinatie en het harmoniseren van de uitvoering van de steunverlening in het kader van gedeeld beheer, met als voornaamste doel de beleidsuitvoering te vereenvoudigen. Deze gemeenschappelijke bepalingen zijn van toepassing op het deel van het AMF dat onder gedeeld beheer valt. Omdat de verschillende fondsen waarop gedeeld beheer van toepassing is, op complementaire doelstellingen zijn gericht en volgens dezelfde methode worden beheerd, is in Verordening (EU).../... [verordening gemeenschappelijke bepalingen] een reeks gemeenschappelijke beginselen vastgesteld, zoals het partnerschapsbeginsel. Die verordening bevat tevens de gemeenschappelijke elementen inzake de strategische planning en programmering, waaronder bepalingen betreffende de partnerschapsovereenkomst die met elke lidstaat moet worden gesloten, en een gemeenschappelijke aanpak ten aanzien van de prestatiegerichtheid van de fondsen. In dit verband zijn in de genoemde verordening tevens faciliterende voorwaarden en regelingen voor toezicht, verslaglegging en evaluatie opgenomen, alsook gemeenschappelijke bepalingen op het gebied van subsidiabiliteitsregels, financieel beheer en beheers- en controleregelingen. Derde landen kunnen deelnemen aan het Fonds voor asiel en migratie, overeenkomstig de voorwaarden die zijn neergelegd in een specifieke overeenkomst over die deelname van het derde land aan het fonds, waarin hun bijdragen en uitkeringen en de voorwaarden voor hun deelname worden gespecificeerd. 215

216 EU-regelgeving Deze verordening tot oprichting van het Fonds voor asiel en migratie bouwt voort op de investeringen en resultaten die tot stand zijn gekomen met de steun van de voorgangers ervan: het Europees Vluchtelingenfonds (ERF), het Europees Fonds voor de integratie van onderdanen van derde landen (EIF) en het Europees Terugkeerfonds (RF), wat betreft de periode , en het Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF), zoals opgericht bij Verordening (EU) nr. 516/2014,wat betreft de periode TIMING Verwachte publicatie voorstel Publicatie Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Fonds voor asiel en migratie 12 juni 2018 COM (2 18)471 final Behandelend Voorzitterschap Bulgarije (januari juni 2018) Oostenrijk (juli december 2018) Roemenië (januari juni 2019) Finland (juli december 2019) CONSULTATIE DOOR DE EUROPESE COMMISSIE OVER HET INITIATIEF Openbare raadpleging In de periode van 10 januari 2018 tot en met 9 maart 2018 zijn twee specifieke openbare raadplegingen over de EU-financiering op het gebied van migratie en veiligheid gehouden. De bevoegde instanties van de lidstaten werden geraadpleegd in het kader van het AMIF-ISF-comité. Routekaart Nvt: De Commissie heeft de voorstellen al gepubliceerd. Aanvangseffectbeoordeling Zie artikel 3 van toelichting (Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Fonds voor asiel en migratie) Voorstel van regelgeving Nvt: de Commissie heeft de voorstellen al gepubliceerd. en effectbeoordeling BEVOEGDE ACTOREN BINNEN VLAANDEREN Trekkend minister Trekkend beleidsdomein Betrokken ministers Betrokken beleidsdomeinen Liesbeth Homans, Viceminister-President van de Vlaamse Regering, Vlaams Minister van Binnenlands Bestuur, Wonen, Bestuurszaken, Inburgering, Sociale Economie, Gelijke Kansen en Armoedebestrijding Kanselarij en Bestuur Bestuurszaken Werk en Sociale economie afdeling ESF (als beheersautoriteit) - - VLAAMSE ANALYSE VAN HET VOORSTEL Juridisch Vlaamse bevoegdheid Het asiel- en migratiebeleid betreft federale bevoegdheden, en het thema integratie van personen uit derde landen dat ook binnen het 216

217 Vlaamse rechtsinstrumenten Fonds voor Asiel en Migratie een thema is - is hoofdzakelijk een regionale bevoegdheid. - Beleidsmatig Huidig beleid De huidige programma s lopen samen met het MFK eind 2020 af. De voorstellen van verordening die nu voorliggen wensen nieuwe bepalingen uit te zetten voor programma s op het vlak van beleid inzake asiel en migratie in de periode Het fonds zal bijdragen tot de verwezenlijking van een robuust, realistisch en billijk migratiebeleid van de EU. Een beleid dat de behoeften van de gastsamenlevingen en EU-burgers erkent en gestoeld is op nauwe samenwerking met de partners, wereldwijd. Het fonds zal ervoor zorgen dat de EU haar verplichtingen blijft vervullen jegens degenen die internationale bescherming behoeven en de terugkeer bevordert van degenen die geen recht hebben om te blijven en zal oplossingen steunen die irreguliere en ongecontroleerde stromen vervangen door veilige en goed beheerde alternatieven. Vlaamse context van het initiatief Relevantie EUdoelstellingen voor Vlaanderen Geschiktheid van de beleidsopties voor Vlaanderen Verwachte effecten van het initiatief in Vlaanderen Een uitgebreide omschrijving van de Vlaamse context aan de start van de programmaperiode is terug te vinden in het Nationaal Programma AMIF België De doelstellingen voorgesteld door de Commissie zijn relevant voor Vlaanderen. Zie verder bij Eerste Vlaamse standpuntbepaling Zie verder bij Eerste Vlaamse standpuntbepaling. Voor de financiële implicaties hebben we op dit ogenblik geen zicht op de enveloppes per lidstaat. Hieronder sommen we wel op wat er geweten is voor de financiële implicaties in het algemeen. Het voorstel voorziet in het verstrekken van financiële middelen voor lidstaten en de Commissie voor activiteiten op het terrein van migratie. Via het AMF is 10.4 miljard euro beschikbaar voor de periode (in lopende prijzen). Hiervan wordt 60% toegewezen aan programma s van lidstaten en 40% aan de thematische faciliteit, die bedoeld is voor specifieke acties op nationaal of transnationaal niveau, acties van de Unie, noodhulp, hervestiging, inspanningen op het gebied van solidariteit en het delen van verantwoordelijkheid en het Europees migratienetwerk. Zoals benoemd is het voorstel voor het Fonds gebaseerd op een verdeling van 60%-40%. 60% van het Fonds wordt aan de lidstaten toegekend waarmee zij lange termijn investeringen kunnen doen via het nationale programma. Aanvankelijk wordt 50% aan de lidstaten. toegekend en voorgesteld wordt dat gedurende de looptijd de overige 10% wordt toegekend. Daarbij wordt voorgesteld alleen extra middelen toe te kennen aan de lidstaten die minimaal 217

218 10% van de originele allocatie hebben gedeclareerd. De overige 40% wordt gereserveerd voor gerichte bijstand. Deze 40% wordt door middel van gedeeld beheer tussen de lidstaten en de Europese Commissie (via specifieke acties) of door indirect beheer en direct beheer door de Europese Commissie zelf (acties van de unie en noodhulp) uitgekeerd. (Zie samenvatting Nederland: 10-mfk-verordening-tot-oprichting-asiel-en-migratiefonds-amf ) BETROKKENHEID VAN DE VLAAMSE BELANGHEBBENDEN Vlaamse belanghebbenden Consultatie van de Vlaamse belanghebbenden Door de Vlaamse belanghebbenden verwachte effecten Onder meer: Vlaamse overheid Vlaamse provincies, steden en gemeenten, via de Vereniging van Vlaamse Provincies, de Vlaamse Vereniging voor Steden en Gemeenten, en het Kenniscentrum Vlaamse steden. Partners uit het brede inburgerings- en integratieveld. Zal nog bepaald worden. Zal nog bepaald worden. EERSTE VLAAMSE STANDPUNTBEPALING Beleidsdoelen AMF: onduidelijkheden inzake doelgroep en reikwijdte Door de formuleringen in beide voorstellen van verordening, bestaat het risico dat de fondsen voor wat betreft integratiebeleid louter kunnen gebruikt worden voor de integratie van derdelanders of personen die zelf gemigreerd zijn (migranten) toch wat betreft de prioriteiten die binnen die fondsen gesteld worden m.b.t. integratie. Vanuit Vlaanderen is echter al langer vraag om AMIF middelen te kunnen inzetten: o op de ruime doelgroep personen van buitenlandse herkomst (Dit zijn alle personen met een huidige buitenlandse nationaliteit, die geboren zijn met een buitenlandse nationaliteit of van wie één van de ouders bij haar/zijn geboorte een buitenlandse nationaliteit had. Hier vallen dus ook personen met herkomst in de EU-landen (buiten België) onder)) o én op de ontvangende samenleving. Momenteel kunnen AMIF middelen ingezet worden voor integratiemaatregelen m.b.t. de doelgroep derdelanders (= personen met een niet-eu nationaliteit). De voorstellen van verordening komen niet tegemoet aan de Vlaamse vraag. Overigens wordt die vraag ook gedragen door andere stakeholders. Bv. bij de Toolkit die door DG Home werd gepresenteerd, werd expliciet gekozen voor de integratie van personen met een migratieachtergrond. 218

219 Wordt de reikwijdte tot enkel maatregelen gelieerd aan opvang en wordt de doelgroep verengd tot nieuwkomers? o De toelichting geeft die indruk. o Ook Annex II, par. 2, (b) wijst in die zin: promoting early integration measures for the social and economic inclusion of third-country nationals, preparing their active participation in and their acceptance by the receiving society, in particular with the involvement of local or regional authorities and civil society organisations. Echter, het lijstje van potentiële maatregelen dat wordt aangehaald in Annex II, par. 1+2, lijkt zeer breed en alle opties open te houden. Bij een strikte toepassing van korte termijn maatregelen is er een artificieel onderscheid tussen korte en lange termijn, waardoor AMF beperkt wordt zowel naar type acties (enkel korte termijn) en doelgroep (enkel nieuwkomers). o De opsplitsing tussen korte en lange termijn staat haaks op de hervorming van het Vlaamse integratiebeleid uit 2013 waarbij het inburgerings- en integratiedecreet waarbij inburgering onderdeel is van een breder integratiebeleid. o De opsplitsing in korte en lange termijn staat haaks op het Europees Actieplan Integratie van derdelanders (2016) waarin vanuit een lange termijn perspectief het belang onderstreept wordt van vroege integratiemaatregelen. Niet alleen prevertrek of net na aankomst, maar ook in de onderdelen m.b.t. werk, onderwijs, komt het belang van early integration measures aan bod, telkens wordt dit gekaderd in het integratiebeleid op lange termijn. Budget van intergratieluik in AMF Akkoord dat 30% van AMF gaat naar integratie (status quo voor België). Beheer van AMF De meeste lidstaten beschouwen de verordening gemeenschappelijke bepalingen als een zwaardere administratieve last t.o.v. huidige regelgeving. De regelgeving voorziet enkel een managementautoriteit en auditautoriteit, geen gedelegeerde autoriteit. Dit ligt gevoelig in België gezien de bevoegdheidsverdeling. Vraag is hoe dit te organiseren? Van belang is dat het departement WSE (afdeling ESF) kan optreden als intermediate body. Beperkte voorschotregeling. De rapportering gegevens (6X per jaar) en de betaalaanvragen (4X per jaar) zijn een zware administratieve last. Indicatoren: op maat van het programma maken In Annex VIII zijn de indicatoren opgenomen. Voor wat betreft integratie zijn volgende indicatoren opgenomen: - aantal lokale of regionale autoriteiten die integratiemaatregelen hebben geïmplementeerd - aantal derdelanders die deelnamen aan integratiemaatregelen - aantal deelnemers die rapporteren dat de maatregelen bevorderlijk waren voor hun korte termijn integratie t.o.v. totaal aantal deelnemers. Een heel aantal integratiemaatregelen die via AMIF worden gefinancierd, werken niet met individuele deelnemers maar hebben betrekking op de ontwikkeling van nieuwe 219

220 praktijken/instrumenten, vb. NEDbox, blended learning MO, Er zijn ook maatregelen mogelijk die in de eerste plaats effect willen hebben op de ontvangende samenleving en niet bij personen uit derde landen, vb. sensibiliseringscampagnes, interculturalisering van dienstverlening. Vlaanderen pleit ervoor dat indicatoren aanpasbaar zijn op maat van het programma (vb. voor innovatieprojecten of projecten met impact op ontvangende samenleving) en op eenvoudige wijze te verkrijgen en ook om het aantal key indicators beperken. Relatie tussen AMF en ESF+ / EFRO: onduidelijkheid over synergieën Een positief punt van het opnemen van de lange termijn integratiemaatregelen in de ESF+ en EFRO is dat op deze manier de fondsen m.b.t. regulier beleid ook geresponsabiliseerd worden m.b.t. integratie. Het specifiek benoemen van de beleidsdoelstellingen m.b.t. sociaal Europa is in beide voorstellen van verordeningen positief, daar wordt ook de link gelegd met de integratie van derdelanders (ESF+) resp. migranten (EFRO). Dit is in lijn met één van de uitgangspunten uit het Vlaamse integratie- en inburgeringsdecreet, met name dat het integratiebeleid een verantwoordelijkheid is van alle beleidsdomeinen. Vanuit die optiek juichen we dan ook het inzetten van de verschillende Europese fondsen voor de integratie van personen met een migratieachtergrond toe. Hoewel het toe te juichen is dat ook andere Europese fondsen meer aandacht besteden aan de integratie van personen met een migratieachtergrond, is het niet aangewezen om de maatregelen m.b.t. integratie volledig te laten opslorpen in ESF+ en EFRO. Beide zijn erg ruime fondsen, waardoor de plaats van integratiebeleid er beperkter zal zijn. Het voorstel van verordening m.b.t. ESF+ spreekt voornamelijk over de sociaaleconomische integratie van derdelanders. Bovenal verliezen we door het wegvallen van specifieke middelen voor lange termijn integratiebeleid, de nodige hefbomen voor innovatie in het (horizontale) integratiebeleid. De voorstellen van verordening geven aan dat er synergie moet zijn tussen ESF+, AMIF, en andere fondsen. Het Europees Actieplan Integratie van derdelanders benadrukt eveneens het belang van de coördinatie van beleid. Het is uit de voorstellen helemaal niet duidelijk hoe de coördinatie om tot synergie te komen zal verlopen. Dit is van cruciaal belang voor het integratiebeleid: waar worden prioriteiten m.b.t. integratie bepaald? Hoe wordt de aandacht voor de doelgroep personen van buitenlandse herkomst gegarandeerd? Een uitgewerkte visie op de coördinatie zou kunnen compenseren voor het verlies van de hefboomfunctie door de specifieke middelen voor integratiebeleid, maar komt niet aan bod in de voorstellen van verordening. We pleiten ervoor om maatregelen op te nemen om uitwisseling op vlak van inhoud en uitgaven op structurele wijze uit te wisselen (zonder bijkomende administratieve last). (TN Migrants werkt aan een manual hoe ESF+ programma s beter kunnen inspelen op noden van migrants/refugees in synergie / complementariteit met AMIF.) REACTIE VANUIT VLAANDEREN OP DE EUROPESE CONSULTATIE Openbare raadpleging, routekaart, aanvangseffectbeoordeling en/of effectbeoordeling Voor België neemt de cel Europese Fondsen van de FOD Binnenlandse Zaken deel aan de raadplegingen. 220

221 EERSTE SUBSIDIARITEITSINSCHATTING 1. Bevoegdheid van de Europese Unie Het voorstel betreft een niet-exclusieve bevoegdheid van de Unie. De juridische basis betreft artikel 4 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie. Er dient een subsidiariteitstoets te worden opgemaakt. 2. Evaluatie van de subsidiariteitstoets van de Europese Commissie Het voorstel is in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel, aangezien het grootste deel van de financiering in overeenstemming met het beginsel van gedeeld beheer en met inachtneming van de institutionele bevoegdheden van de lidstaten zal worden uitgevoerd en volledig wordt erkend dat maatregelen op het toepasselijke niveau dienen te worden genomen en dat het optreden van Unie niet verder mag gaan dan nodig is. a. Noodzakelijkheidstest De Europese Commissie geeft duidelijk aan waarom het optreden van de Unie noodzakelijk is en waarom het optreden van de lidstaten de doelstelling(en) niet voldoende kan bereiken. b. EU-meerwaardetest De Europese Commissie beschrijft duidelijk de voor- en de nadelen die het optreden van de Unie zou hebben ten opzichte door de lidstaten. c. Conclusie De Europese Commissie heeft het optreden van de Unie voldoende gemotiveerd. 3. Eerste subsidiariteitsinschatting a. Noodzakelijkheidstest Het optreden door de lidstaten in dit dossier kan de problemen die de Europese Commissie hierboven gedefinieerd heeft niet oplossen. Het optreden van de Unie is noodzakelijk. b. EU-meerwaarde test Het optreden door de Unie biedt volgende voordelen. Het voorstel doorstaat waarschijnlijk de subsidiariteitstoets. 221

222 Overige rubriek 4 RUBRIEK 4: MIGRATIE EN GRENSBEHEER (1) Fonds voor geïntegreerd grensbeheer (2) Gedecentraliseerde agentschappen BEVOEGDE ACTOREN BINNEN DE EUROPESE INSTELLINGEN Europese Commissie Raad van de EU Europees Parlement Directoraat-Generaal Migratie en Binnenlandse Zaken (HOME) Raad Justitie en binnenlandse zaken INHOUD Context van het initiatief Het Geïntegreerd Grensbeheerfonds vervangt het huidige Interne Veiligheidsfonds Grenzen. De Commissie streeft naar beter en meer geïntegreerd beheer van de buitengrenzen van de EU. Daarom wordt het huidige instrument Grenzen en visa onderdeel van het Interne Veiligheidsfonds overgebracht naar een nieuw Fonds voor geïntegreerd grensbeheer. Hiervoor wordt een totale enveloppe voorgesteld van 9,3 miljard euro in lopende prijzen. Doelstellingen van het initiatief Beleidsopties / Verwachte effecten van het initiatief Een aantal gedecentraliseerde agentschappen ondersteunen de werkzaamheden van de EU op het gebied van grenzen en visa, met name het Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex), Europol (Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving) en eu-lisa (Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht). Voor de uitvoering van hun taken beschikken zij over een eigen budget, dat los staat van het fonds. De Commissie stelt een fonds voor geïntegreerd grensbeheer (IBMF) voor, dat als doel heeft Lidstaten te ondersteunen bij het beheer van de gezamenlijke Europese buitengrenzen voor de periode Het fonds moet bijdragen aan het effectief grensbeheer voor personen en goederen. Het fonds zal bestaan uit twee componenten: 1. Grensbeheer en visa (personen) 2. Controleapparatuur voor de douane (goederen) Het fonds beoogt er mee voor te zorgen dat de douanecontroles aan de buitengrenzen op een meer uniforme manier worden verricht, door de huidige onevenwichtigheden tussen de lidstaten door verschillen op het vlak van geografische ligging, capaciteit en beschikbare middelen aan te pakken. Hierdoor zouden niet alleen de douanecontroles worden versterkt, maar ook de legitieme handel worden vergemakkelijkt, wat bijdraagt tot een beveiligde en efficiënte douane-unie. Ondersteuning van Europees geïntegreerd grensbeheer aan de externe grenzen, het faciliteren van bonafide reizigers, het bestrijden van 222

223 Soort initiatief Verdragsartikel EU-regelgeving irreguliere migratie en grensoverschrijdende criminaliteit, en het effectief managen van migratiestromen. Verder ook ondersteuning en verder ontwikkeling van het gemeenschappelijk visumbeleid. Wetgevend initiatief Art. 77, tweede lid VWEU Art. 79, tweede lid VWEU TIMING Verwachte publicatie voorstel Tweede kwartaal 2018 Behandelend Voorzitterschap Oostenrijks Voorzitterschap, Roemeens Voorzitterschap en eventueel volgende voorzitterschap.. CONSULTATIE DOOR DE EUROPESE COMMISSIE OVER HET INITIATIEF Openbare raadpleging Openbare raadpleging over De modernisering van het gemeenschappelijk visumbeleid van de EU ( Deze raadpleging liep van 24 november 2017 tot 2 februari Routekaart Aanvangseffectbeoordeling Dit programma vervangt het huidige Interne Veiligheidsfonds Grenzen. De Commissie streeft naar beter en meer geïntegreerd beheer van de buitengrenzen van de EU. Daarom wordt het huidige instrument Grenzen en visa onderdeel van het Interne Veiligheidsfonds overgebracht naar een nieuw Fonds voor geïntegreerd grensbeheer. Een aanvangseffectbeoordeling is dus niet nodig. Voorstel van regelgeving en effectbeoordeling BEVOEGDE ACTOREN BINNEN VLAANDEREN Trekkend minister Trekkend beleidsdomein Betrokken ministers Betrokken beleidsdomeinen Dit programma is een federale bevoegdheid. 223

224 VLAAMSE ANALYSE VAN HET VOORSTEL Juridisch Vlaamse bevoegdheid Vlaamse rechtsinstrumenten Beleidsmatig Huidig beleid Vlaamse context van het initiatief Relevantie EUdoelstellingen voor Vlaanderen Geschiktheid van de beleidsopties voor Vlaanderen Verwachte effecten van het initiatief in Vlaanderen BETROKKENHEID VAN DE VLAAMSE BELANGHEBBENDEN Vlaamse belanghebbenden Consultatie van de Vlaamse belanghebbenden Door de Vlaamse belanghebbenden verwachte effecten REACTIE VANUIT VLAANDEREN OP DE EUROPESE CONSULTATIE Openbare raadpleging, routekaart, aanvangseffectbeoordeling en/of effectbeoordeling 224

225 EERSTE SUBSIDIARITEITSINSCHATTING 1. Bevoegdheid van de Europese Unie Op grond van Artikel 77, tweede lid VWEU is de EU bevoegd maatregelen vast te stellen voor het gemeenschappelijk beleid inzake visa en andere verblijfstitels van korte duur, de controles waaraan personen bij het overschrijden van de buitengrenzen worden onderworpen, de voorwaarden waaronder onderdanen van derde landen gedurende een korte periode vrij in de Unie kunnen reizen, de geleidelijke invoering van een geïntegreerd systeem van beheer van de buitengrenzen, en het voorkomen dat personen, ongeacht hun nationaliteit, bij het overschrijden van de binnengrenzen aan enige controle worden onderworpen. Artikel 79, tweede lid, onder d, VWEU geeft de EU de bevoegdheid maatregelen vast te stellen op het gebied van bestrijding van mensenhandel, met name handel in vrouwen en kinderen. 2. Evaluatie van de subsidiariteitstoets van de Europese Commissie / 3. Eerste subsidiariteitsinschatting Aangezien het doel van het fonds is om te ondersteunen bij het Europese geïntegreerd grensbeheer en visumbeleid, is EU-optreden noodzakelijk. Grensbeleid is van nature transnationaal. Een bedreiging voor één lidstaat heeft gevolgen voor de EU als geheel, waardoor de behoefte aan maatregelen op EU-niveau wordt bevestigd. De uitdagingen op het gebied van migratie en terrorisme van de voorbije jaren hadden niet door individuele lidstaten alleen, zonder financiële en technische ondersteuning van de EU, kunnen worden aangepakt. Bovendien zijn maatregelen op EU-niveau noodzakelijk om te waarborgen dat alle douaneautoriteiten beschikken over de nodige instrumenten om hun taken aan de grenzen van de EU te vervullen, waardoor de financiële en de veiligheidsrisico's worden verminderd en "douaneshoppen", wat gevolgen zou hebben voor de gehele Unie, wordt tegengegaan. Het voorstel laat ruimte aan lidstaten om grotendeels zelf te bepalen waar de gealloceerde middelen aan besteed worden. Het voorstel gaat hiermee niet verder dan noodzakelijk om de gestelde doelen (het ondersteunen van Europees geïntegreerd grensbeheer aan de externe grenzen, het faciliteren van bonafide reizigers, het bestrijden van irreguliere migratie en grensoverschrijdende criminaliteit, het effectief managen van migratiestromen en het ondersteunen van het gemeenschappelijk visumbeleid) te bereiken. 225

226 6. Rubriek 5: Veiligheid en defensie Europees defensiefonds RUBRIEK 5: VEILIGHEID EN DEFENSIE Europees Defensiefonds BEVOEGDE ACTOREN BINNEN DE EUROPESE INSTELLINGEN Europese Commissie Raad van de EU Europees Parlement Directoraat-generaal Interne Markt, Industrie, Ondernemerschap en Midden- en Kleinbedrijf DG GROW afdelingen GROW.I4 (Defence 1) en GROW.I5 (Defence 2) Raad Buitenlandse Zaken Friends of the Presidency Group on the European Defence Fund Industrie onderzoek en energie : ITRE (rapporteur MEP Zdzislaw Krasnodebski) Veiligheid en defensie : SEDE (rapporteur MEP David McAllister) INHOUD Context van het initiatief In juli 2014 werd het Europees defensiebeleid door voorzitter Juncker in zijn politieke beleidslijnen aangewezen als politieke topprioriteit. Dat heeft onder andere te maken met de toenemende instabiliteit en nieuwe bedreigingen voor de veiligheid waar de Unie na jaren van vrede en stabiliteit nu te kampen mee heeft. De verandering in de veiligheidssituatie heeft duidelijk aangetoond dat we de verwachtingen van de burgers in de Unie en van onze partners alleen kunnen waarmaken door gezamenlijk te investeren in ontwikkeling en samenwerking op het gebied van veiligheid in alle lagen. Als Europa meer verantwoordelijkheid voor zijn defensie op zich wil nemen, is het van cruciaal belang om het concurrentievermogen en de innovatie in de gehele defensie-industrie van de Unie te versterken. Doelstellingen van het initiatief COM (2018) 476 : Het voorstel voor een industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie is gericht op een verbetering van het concurrentieen innovatievermogen in de defensie-industrie van de Unie, met inbegrip van cyberdefensie. Dit kan voornamelijk worden verwezenlijkt door een betere benutting van de resultaten van defensie-onderzoek te stimuleren, de samenwerking tussen ondernemingen bij de ontwikkeling van defensieproducten en -technologieën te bevorderen en door de samenwerkingsverbanden tussen de lidstaten te stimuleren, om ervoor te zorgen dat de technologische en industriële basis voor de Europese defensie volledig aan de huidige en toekomstige veiligheidsbehoeften van de EU kan voldoen. 226

227 Beleidsopties COM (2018) 476 : Het doel van het defensiefonds bestaat er in om het militair onderzoek en de defensiecapaciteit te versterken. Daartoe wordt voor het defensiefonds een budget van 13 miljard euro voorzien voor de periode Voor het onderzoek is 4,1 miljard euro voorzien. Onderzoeksprojecten worden 100% gefinancierd door het fonds. Voor ontwikkelingstrajecten is 8,9 miljard voorzien voor de periode Hier is het steunpercentage 20%. Het resterende bedrag moet ingebracht worden door de partners (lidstaten, consortium). Testen en certificatie worden tot 80% gesteund. Permanent Structured Cooperation (PESCO) projecten krijgen extra 10% steun. De prioriteiten worden bepaald volgens het Capability Development Plan. De Europese commissie zal tevens een financiële toolbox en expertise ter beschikking stellen bij de acquisitie. Verwachte effecten van het initiatief Soort initiatief Verdragsartikel EU-regelgeving COM (2018) 476 : Het Europees Defensiefonds is bedoeld als instrument om het concurrentie- en innovatievermogen van de Europese industriële en technologische defensiebasis te ondersteunen en zo bij te dragen tot de strategische autonomie van de EU. Via het fonds wordt beoogd om gezamenlijke programma's tot stand te brengen die niet mogelijk zijn zonder een bijdrage van de EU en om, via ondersteuning van onderzoeksen ontwikkelingsactiviteiten, de nodige stimulansen te bieden teneinde samenwerking in elke fase van de industriële cyclus te bevorderen. Met name het opzetten van gezamenlijke projecten met significante grensoverschrijdende deelname door kleine en middelgrote ondernemingen wordt aangemoedigd. Dit zal ervoor zorgen dat het fonds toegankelijk blijft voor ontvangers uit alle lidstaten, ongeacht hoe groot zij zijn of waar in de Unie zij gevestigd zijn. COM (2018) 476 : niet-wetgevend initiatief Artikelen 173, 182, lid 4, 183 en 188, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. n.v.t. TIMING Verwachte publicatie voorstel Raad en EP proberen voor het einde van dit jaar hun positie te bepalen om in januari aan de triloog-discussies te beginnen, met de bedoeling voor eind maart tot een compromis te komen, wanneer Roemenië het voorzitterschap waarneemt. Het verdere verloop hangt dan af van de discussies rond het MFF. 227

228 Behandelend Voorzitterschap 2018: Oostenrijk 2019 ; Roemenië, Finland CONSULTATIE DOOR DE EUROPESE COMMISSIE OVER HET INITIATIEF Openbare raadpleging De lidstaten werden gedurende de voorbereiding van het voorstel op regelmatige bijeenkomsten geraadpleegd. Om alle belanghebbenden de gelegenheid te geven om opmerkingen te maken, heeft de Commissie van 13 januari tot en met 9 maart 2018 een openbare raadpleging (OPC) over het Europees Defensiefonds gehouden in het kader van een ruimere raadpleging over alle beleidsterreinen van de EU-begroting voor Routekaart De Europese Commissie heeft geen routekaart opgemaakt. Aanvangseffectbeoordeling De Europese Commissie heeft geen aanvangseffectbeoordeling opgemaakt. Voorstel van regelgeving In overeenstemming met de voorschriften van de Commissie voor en effectbeoordeling betere regelgeving wordt dit voorstel ondersteund door een effectbeoordeling. De onafhankelijke Raad voor regelgevingstoetsing heeft het effectbeoordelingsverslag op 11 april 2018 onderzocht en heeft een positief advies uitgebracht. Het effectbeoordelingsverslag bevat een toelichting van de problemen en onderliggende oorzaken die de Commissie ertoe hebben gebracht om dit initiatief voor te stellen. Volgens het verslag zal het fonds helpen om de situatie recht te trekken door 13 miljard EUR vrij te maken voor gezamenlijk onderzoek en gezamenlijke vermogensontwikkeling op defensiegebied, waarmee de Unie een van de grootste investeerders in defensieonderzoek in de EU wordt en optreedt als stuwende kracht door afzonderlijke uitgaven samen te brengen in gezamenlijke ontwikkelingsprojecten op EU-niveau met gemeenschappelijke technische vereisten die beantwoorden aan prioriteiten van de EU. BEVOEGDE ACTOREN BINNEN VLAANDEREN Trekkend minister Trekkend beleidsdomein Betrokken ministers Betrokken beleidsdomeinen Philippe Muyters (voor de luiken KMO, innovatie en onderzoek) EWI n.v.t. n.v.t. 228

229 VLAAMSE ANALYSE VAN HET VOORSTEL Juridisch Vlaamse bevoegdheid Vlaamse rechtsinstrumenten n.v.t. n.v.t. Beleidsmatig Huidig beleid Defensie is federale materie maar er zijn raakvlakken op het niveau van de Gemeenschappen en de Gewesten. Gelet op de uitdagingen werd op federaal niveau in 2016 de Strategische Visie voor Defensie opgemaakt. De Strategische Visie voor Defensie krijgt concreet vorm via de militaire programmatiewet. Deze omvat investeringen in hoofdmateriaal van de Belgische Defensie tot 2030 voor een bedrag van 9,4 miljard euro. Het gaat o.a. over de vervanging van de straaljagers, de gevechtsvoertuigen, de marinevloot en de aankoop van unmanned aerial vehicles (UAV). Er werden ook essentiële veiligheidsbelangen gedefinieerd (o.a. beschermen van informatiesystemen). In Vlaanderen was door de richtlijn Van den Brande ondersteuning van projecten en mandaten met militaire affiniteit uitgesloten. De richtlijnen Van den Brande werden opgesteld in de jaren 90, een tijdvak waarin defensievraagstukken minder aan de orde waren. De defensiebudgetten daalden in veel Westerse landen en defensieonderzoek kreeg minder aandacht. Tegen deze achtergrond had het bannen van 'defensieonderzoek' in Vlaanderen weinig onmiddellijke zichtbare gevolgen. Uit een VARIO bevraging volgt dat de richtlijnen Van den Brande wel een impact gehad hebben op (de competitiviteit) van de Vlaamse ondernemingen. VARIO advies Nr 3 : Overheidssteun voor dual use en militaire o&o&i, april Vlaamse context van het initiatief Vlaanderen participeert in het federaal overlegcomité : Departement buitenlandse zaken, dienst Controle Strategische Goederen Raakvlak : wapenexport Departement Economie Wetenschap en Innovatie Raakvlak: onderzoek en innovatie programma voor defensie 229

230 Relevantie EUdoelstellingen voor Vlaanderen Geschiktheid van de beleidsopties voor Vlaanderen De geopolitieke situatie is totaal veranderd. In de huidige complexe multipolaire wereld met toenemende instabiliteit, conflicten in de verschillende regio s en nieuwe opkomende veiligheidsdreigingen zoals de terrorismedreiging, de vluchtelingencrisis, cybercriminaliteit winnen veiligheids- en defensieaspecten aan belang. Vanuit deze optiek is de opbouw van defensie capaciteit in Europa relevant dus ook voor België. De projecten die uitgevoerd worden in het kader van het Defensiefonds zullen overwegend door grote lidstaten worden uitgevoerd. België, dus ook Vlaanderen, heeft geen grote spelers in defensie. Vlaanderen heeft wel een aantal kleine maar performante actoren. Denken we maar aan domeinen zoals training en simulatiesystemen, geavanceerd materialen, communicatie, artificiële intelligentie, en cybersecurity. Verwachte effecten van het initiatief in Vlaanderen Gelet op de historiek, situatie kunnen we verwachten dat de directe financiële return van het Defensiefonds voor België, en dus ook voor Vlaanderen, eerder bescheiden zal zijn. BETROKKENHEID VAN DE VLAAMSE BELANGHEBBENDEN Vlaamse belanghebbenden Consultatie van de Vlaamse belanghebbenden Door de Vlaamse belanghebbenden verwachte effecten De belangrijkste actoren vinden we bij de leden van Agoria, maar ook bij leden van FLAG, en VRI. Vlaanderen heeft geen consultatie georganiseerd. De federale overheid staat in voor consultatie en overleg met alle actoren. n.v.t. EERSTE VLAAMSE STANDPUNTBEPALING Vlaanderen kan zich algemeen vinden in het voorstel van de Europese Commissie, waaronder de voorgestelde verdeling tussen enerzijds onderzoek en ontwikkeling en anderzijds capaciteitsopbouw. Vlaanderen beschikt niet over de grote industriële spelers inzake defensie. Daarom is het van belang dat in het programma voldoende garanties zitten dat kmo s toegang krijgen tot de gevormde consortia. Wat betreft subsidiabele entiteiten, zijn we van oordeel dat de bepalingen overgenomen moeten worden uit het EDIDP. Meer duidelijkheid is nodig over hoe disruptive technologies moet worden geïnterpreteerd, waarvoor 5% van het budget wordt gereserveerd. Wat betreft de verdere opvolging van het programma, is het belangrijk dat de regio s worden betrokken bij de selectie van ontwikkelingsprogramma s waaraan de Belgische overheid zal 230

231 deelnemen (type Airbus). Bovendien moeten Vlaamse bedrijven in staat zijn om deel te nemen in consortia van programma s waaraan de Belgische overheid zelf niet deelneemt. REACTIE VANUIT VLAANDEREN OP DE EUROPESE CONSULTATIE Openbare raadpleging, routekaart, aanvangseffectbeoordeling en/of effectbeoordeling Vlaanderen heeft niet deelgenomen aan de openbare raadpleging EERSTE SUBSIDIARITEITSINSCHATTING 1. Bevoegdheid van de Europese Unie De EU is bevoegd een gemeenschappelijk veiligheid- en defensiebeleid (GVDB) te voeren, als onderdeel van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) (artikel 2, lid 4 VWEU). De uitvoering van het GVDB berust op de door de lidstaten beschikbaar gestelde capaciteiten. De hoofddoelstelling van de voorgestelde verordening is echter het bevorderen van het concurrentie- en innovatievermogen van de industriële en technologische defensiebasis van de Unie door defensiegerichte O&O-activiteiten te ondersteunen. De rechtsgrondslagen van dit voorstel zijn daarom artikel 173, 182, lid 4, 183 en 188, tweede alinea van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Op grond van art. 173 VWEU is het optreden van EU en lidstaten gericht op een betere benutting van het industriële potentieel van het beleid om innovatie, onderzoek en technologische ontwikkeling te stimuleren. Dit sluit aan bij de doelstelling van de ontwerpverordening om het concurrentievermogen van de defensie-industrie van de Unie te versterken. Op grond van het VWEU vallen alle onderzoeksactiviteiten onder een meerjarenkaderprogramma voor onderzoek. Art. 182, lid 4, VWEU geeft de Raad de bevoegdheid om specifieke programma s vast te stellen waarmee het meerjarenkaderprogramma ten uitvoer wordt gelegd. Artikel 188, tweede alinea, VWEU voorzien voorts in de bevoegdheid voor de Unie om voor de tenuitvoerlegging van het meerjarenkaderprogramma regels vast te stellen voor de deelneming van ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten; alsmede regels voor de verspreiding van onderzoeksresultaten. Er is sprake van een ondersteunende/aanvullende bevoegdheid van de Unie ten aanzien van industriebeleid (artikel 6, onder b, VWEU). Op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling is er sprake van een parallelle bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten (art. 4, lid 3, VWEU). De uitoefening van deze bevoegdheid belet de lidstaten niet hun eigen bevoegdheid uit te oefenen Evaluatie van de subsidiariteitstoets van de Europese Commissie De Europese Commissie heeft reeds een (initiële) subsidiariteitstoets uitgevoerd. COM (2018) 476 : a. Noodzakelijkheidstest 231

232 De Europese Commissie geeft duidelijk aan waarom het optreden van de Unie noodzakelijk is en waarom het optreden van de lidstaten de doelstelling(en) niet voldoende kan bereiken omdat : Beslissingen over investeringen in defensie en defensie-gerelateerde ontwikkelingsprogramma's blijven de bevoegdheid en de verantwoordelijkheid van de lidstaten. De Unie kan en mag het lage niveau van de defensie-investeringen door de lidstaten niet compenseren. Wel kan zij hun gezamenlijke inspanningen voor het ontwikkelen van defensievermogens aanvullen, bevorderen en consolideren om de Europese defensie-industrie te ondersteunen en op veiligheidsuitdagingen te reageren. Dat zou ervoor zorgen dat overlappingen worden voorkomen, het geld van de belastingbetalers efficiënter kan worden aangewend, de interoperabiliteit van defensiematerieel wordt verbeterd, de versnippering tot een minimum wordt beperkt en het concurrentievermogen en de innovatie van de Europese industriële en technologische defensiebasis wordt gestimuleerd. b. EU-meerwaardetest De Europese Commissie beschrijft duidelijk de voor- en de nadelen die het optreden van de Unie zou hebben ten opzichte door de lidstaten. c. Conclusie De Europese Commissie heeft het optreden van de Unie voldoende gemotiveerd. 232

233 Overige rubriek 5 RUBRIEK 5: VEILIGHEID EN DEFENSIE (1) Fonds voor interne veiligheid (2) Uniemechanisme voor civiele bescherming (resceu) BEVOEGDE ACTOREN BINNEN DE EUROPESE INSTELLINGEN Europese Commissie Raad van de EU Europees Parlement Interne veiligheid: Directoraat-Generaal Migratie en binnenlandse zaken (HOME) RescEU: Directoraat-Generaal Europese Civiele Bescherming en Humanitaire Hulp (ECHO) Raad Justitie en Binnenlandse Zaken Commissie Veiligheid en defensie (SEDE) INHOUD Context van het initiatief Doelstellingen van het initiatief Interne veiligheid: Dit voorstel voorziet in de oprichting van het Fonds voor interne veiligheid. Het fonds is erop gericht om bij te dragen aan de verwezenlijking van een hoog niveau van veiligheid in de EU, in het bijzonder door grensoverschrijdende samenwerking en informatieuitwisseling tussen onder andere autoriteiten, zoals politie en justitiële autoriteiten, te faciliteren. RescEU: Dit voorstel is een centraal onderdeel van de agenda van voorzitter Juncker voor een Europa dat beschermt. Dit initiatief komt er na de meer complexe en frequente natuurrampen waarmee veel Europese landen de afgelopen jaren werden geconfronteerd. Een essentieel onderdeel van het voorstel is de oprichting van resceu, een reserve op Europees niveau van civiele-beschermingscapaciteit, zoals blusvliegtuigen, speciale waterpompen, stedelijke zoek- en reddingsoperaties, veldhospitalen en medische noodteams. De reserve dient ter aanvulling op de nationale middelen en zal worden beheerd door de Europese Commissie om landen te helpen die worden getroffen door rampen zoals overstromingen, bosbranden, aardbevingen en epidemieën. Interne veiligheid: Het fonds zal financiële ondersteuning bieden bij de realisering van een aantal belangrijke beleidsdoelstellingen: - Terrorismebestrijding; - De aanpak van radicalisering; - De bestrijding van zware en georganiseerde criminaliteit; - De aanpak van cybercrime; - En de bescherming van slachtoffers van criminaliteit. De Commissie beoogt daarnaast door middel van het voorstel meer flexibiliteit te bewerkstelligen in het beheer van het Fonds voor interne veiligheid waardoor financiering gericht is op de prioriteiten van de EU 233

234 en andere activiteiten die toegevoegde waarde creëren op EU-niveau. Het voorgestelde Fonds voor interne veiligheid komt in plaats van het huidige instrument ISFPolitie en bevat dezelfde elementen. Het Geïntegreerd Grensbeheerfonds vervangt het huidige instrument ISF- Borders, omdat de Commissie streeft naar beter en meer geïntegreerd beheer van de buitengrenzen van de EU. Gelet op de samenhang van het veiligheidsterrein met andere beleidsterreinen, zien andere fondsen ook op bepaalde veiligheidsterreinen, zoals grensbewaking onder het nieuwe Geïntegreerd Grensbeheerfonds. Ook is er synergie met het Cohesiefonds, Horizon Europa, het Digitaal Europa fonds, het Europees Sociaal Fonds+, het Rechten en Waarden Programma en, gelet op de evidente link tussen veiligheid en justitie, met het Justitie Programma. Het Fonds voor interne veiligheid bestrijkt ook de externe dimensie van interne veiligheid waardoor bij de implementatie van het Interne Veiligheidsfonds afstemming met de externe financieringsinstrumenten nodig is. RescEU: Als zich een ramp voordoet, kunnen de lidstaten en derde landen een beroep doen op het Uniemechanisme voor civiele bescherming. Dit zorgt voor samenwerking en coördinatie tussen de EU en de lidstaten bij de voorbereiding en reactie op door de mens of de natuur veroorzaakte rampen. Het doel van dit voorstel is een sterkere collectieve respons op Europees niveau, en betere preventie- en paraatheidscapaciteit. Om deze algemene doelstelling te verwezenlijken heeft resceu drie hoofddoelen: 1. Vergroting van de totale capaciteit van de EU om te reageren op rampen. resceu biedt een speciale reservecapaciteit voor civiele bescherming, die deels door de EU en deels door de Europese pool voor civiele bescherming (een vrijwillige pool van vooraf toegezegde responsmiddelen die in EU-operaties kunnen worden gebruikt) wordt beheerd. 2. Verbetering van de preventie van en paraatheid om te reageren op rampen op zowel nationaal als EU-niveau, door de risico's die de lidstaten lopen doeltreffend te beoordelen en op basis daarvan zo nodig adviezen en aanbevelingen voor investeringen te formuleren. 3. Bevordering van een snelle, doelmatige en gecoördineerde reactie op rampen, waarbij een centrale rol is weggelegd voor het Coördinatiecentrum voor respons in noodsituaties van de Commissie. Dit vierentwintig uur per dag en zeven dagen per week inzetbare coördinatiecentrum behandelt de hulpverzoeken van de deelnemende landen en waarschuwt zo nodig de andere landen. Beleidsopties / Verwachte effecten van het initiatief Soort initiatief Interne veiligheid: Verhoging van de veiligheid in de Unie door het aanpakken van grensoverschrijdende gevaren en bescherming van slachtoffers van criminaliteit. RescEU: Een snellere en meer omvattende reactie op ernstige natuurrampen. Wetgevend initiatief 234

235 Verdragsartikel EU-regelgeving Interne veiligheid: Art. 82, eerste lid VWEU, Art. 84 en Art. 87, tweede lid VWEU RescEU: Art. 196 VWEU TIMING Verwachte publicatie voorstel Tweede kwartaal 2018 Behandelend Voorzitterschap Het Oostenrijkse Voorzitterschap, het Roemeense Voorzitterschap en eventueel volgende voorzitterschap. CONSULTATIE DOOR DE EUROPESE COMMISSIE OVER HET INITIATIEF Openbare raadpleging Routekaart Aanvangseffectbeoordeling Voorstel van regelgeving en effectbeoordeling BEVOEGDE ACTOREN BINNEN VLAANDEREN Trekkend minister Trekkend beleidsdomein Betrokken ministers Betrokken beleidsdomeinen Deze programma s zijn federale bevoegdheid VLAAMSE ANALYSE VAN HET VOORSTEL Juridisch Vlaamse bevoegdheid Vlaamse rechtsinstrumenten Beleidsmatig Huidig beleid Vlaamse context van het initiatief Relevantie EUdoelstellingen voor Vlaanderen Geschiktheid van de beleidsopties voor Vlaanderen Verwachte effecten van het 235

236 initiatief in Vlaanderen BETROKKENHEID VAN DE VLAAMSE BELANGHEBBENDEN Vlaamse belanghebbenden Consultatie van de Vlaamse belanghebbenden Door de Vlaamse belanghebbenden verwachte effecten EERSTE VLAAMSE STANDPUNTBEPALING REACTIE VANUIT VLAANDEREN OP DE EUROPESE CONSULTATIE Openbare raadpleging, routekaart, aanvangseffectbeoordeling en/of effectbeoordeling EERSTE SUBSIDIARITEITSINSCHATTING 3. Bevoegdheid van de Europese Unie Interne veiligheid: Het voorstel is gebaseerd op de bevoegdheden van de EU zoals neergelegd in de artikelen 82, eerste lid, artikel 84 en artikel 87, tweede lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). De EU en de lidstaten hebben een gedeelde bevoegdheid op het gebied van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht (art. 4, lid 2, onder j, VWEU). RescEU: Zowel het besluit als de mededeling hebben betrekking op het terrein van de civiele bescherming. Op grond van artikel 6, sub f, VWEU heeft de EU een aanvullende bevoegdheid op dit terrein. Dat wil zeggen dat de Unie bevoegd is om m.b.t. de Europese dimensie van civiele bescherming het optreden van de lidstaten te ondersteunen, te coördineren of aan te vullen. De Commissie baseert de bevoegdheid voor het voorstel op artikel 196 VWEU. Op grond van dit artikel heeft de EU een bevoegdheid om de samenwerking tussen de lidstaten te bevorderen, om zodoende te komen tot een grotere doeltreffendheid van de systemen ter voorkoming van en bescherming tegen natuurrampen of door de mens veroorzaakte rampen. Het optreden van de Unie is er hierbij o.a. op gericht om het optreden van de lidstaten te ondersteunen en aan te vullen met betrekking tot risicopreventie, het voorbereiden van de instanties op het gebied van civiele bescherming in de lidstaten en het optreden bij natuurrampen of door de mens veroorzaakte calamiteiten binnen de Unie. De voorstellen van de Commissie passen binnen deze bevoegdheid. 4. Evaluatie van de subsidiariteitstoets van de Europese Commissie / 236

237 5. Eerste subsidiariteitsinschatting Interne veiligheid: Veiligheid heeft een duidelijke grensoverschrijdende dimensie. Samenwerking op EU-niveau en in het bijzonder grensoverschrijdende (operationele) samenwerking en gegevens- en kennisuitwisseling tussen lidstaten en autoriteiten is dan ook een voorwaarde om de interne veiligheid te beschermen. Het Fonds voor interne veiligheid zal noodzakelijke financiële ondersteuning bieden bij de realisering van die doelstelling. RescEU: Recentelijk hebben in de EU een aantal rampen plaatsgevonden die mensenlevens hebben geëist en andere schadelijke gevolgen hebben gehad voor burgers, bedrijven, gemeenschappen en het milieu. De rampen zijn zo complex geworden, dat zij de responscapaciteiten van individuele landen en hun capaciteit voor onderlinge bijstand te boven kunnen gaan. Het mechanisme kan gebruikt worden om capaciteit en deskundigheid van lidstaten op het gebied van civiele bescherming te bundelen, zodat zij bij een ramp sneller en doeltreffender kunnen reageren om de bevolking te beschermen. Deze resceu-capaciteit wordt ingezet als de nationale capaciteit ontoereikend is en wederzijdse bijstand van de lidstaten niet volstaat om adequaat te reageren. Door op EU-niveau ultieme capaciteit op te bouwen, kunnen grotere schaalvoordelen worden behaald. De lidstaten moeten voorbereid zijn op normale rampsituaties die zich op hun grondgebied kunnen voordoen, maar zij kunnen bijstand vragen aan andere lidstaten en in het uiterste geval een beroep doen op de resceu-capaciteit voor extreme en onvoorzienbare situaties of rampen die zeldzame en kostbare capaciteit vereisen. 237

238 7. Rubriek 6: Nabuurschap en internationaal beleid Nabuurschap en internationaal beleid RUBRIEK 6: NABUURSCHAP EN INTERNATIONAAL BELEID BEVOEGDE ACTOREN BINNEN DE EUROPESE INSTELLINGEN Europese Commissie Raad van de EU Europees Parlement Europese Dienst voor het Extern Optreden (EDEO) Dienst Instrumenten buitenlands beleid (FPI) Europees Defensieagentschap, Directoraten-Generaal uit de Relex-familie verantwoordelijk voor Nabuurschap en Uitbreidingsonderhandelingen (NEAR), Humanitaire Hulp (ECHO), Internationale Samenwerking en Ontwikkeling (DEVCO) en Handel (TRADE) Groep van Hoofden van de Evaluatiediensten voor externe samenwerking van de lidstaten en de Europese Commissie (Group of the Heads of Member States' Evaluation Services for External Cooperation and the European Commission) e.a. Raad Algemene Zaken Raad Buitenlandse Zaken Groep raden buitenlandse betrekkingen (Relex) Politiek en Veiligheidscomité (PVC) e.a. Commissie Buitenlandse Zaken (AFET), Veiligheid en Defensie (SEDE), Ontwikkelingssamenwerking (DEVE), e.a. INHOUD Context van het initiatief Algemeen Huidig rubriek 4 Globaal Europa werd in de algemene voorstellen van de COM inzake het komende Meerjarig Financieel Kader (MFK) van de EU opgenomen als rubriek 6 onder de nieuwe noemer nabuurschap en de wereld. Deze nieuwe titel is een politieke keuze en stelt LS en desbetreffende derde landen gerust dat nabuurschap een belangrijk aandachtspunt blijft binnen het extern beleid. Reeds in de discussienota over de toekomst van de EU financiën van 28 juni 2017, schetste de COM hoe Europa de jongste jaren werd geconfronteerd met nieuwe externe uitdagingen als gevolg van instabiliteit en kwetsbaarheid in haar directe nabuurschap en daarbuiten. EU-burgers zijn bezorgd over migratie, terrorisme en externe bedreigingen van de veiligheid en zouden deze kwesties, met inbegrip van defensie, op Europees niveau aangepakt willen zien. De migratiecrisis en de omliggende geopolitieke onzekerheid zouden hebben aangetoond 238

239 dat de externe investeringen van de EU moeten worden geconsolideerd en zelfs versterkt. In dit opzicht wijst de Commissie op de noodzaak om de stabiliteit in het nabuurschap en de partnerlanden van de EU te versterken en om op langere termijn humanitaire en externe hulpinstrumenten te financieren, daar alle beschikbare marges de afgelopen jaren uitgeput werden, om het hoofd te bieden aan de vermeerdering van het aantal humanitaire en andere noodsituaties rondom Europa. De huidige externe financieringsinstrumenten worden in de voorstellen van de COM herleid tot een beperkt aantal instrumenten. Een dergelijke modernisatie van het extern beleid zou de efficiëntie en visibiliteit van het EU-beleid moeten verhogen, de coördinatie met het intern beleid verhogen en meer flexibiliteit moeten bieden. Een vermindering van het aantal EU-instrumenten laat toe deze in lijn te brengen met de EU kaderstrategieën zoals Agenda 2030, EU Consensus on Development en EU Global Strategy. Zo is meer politieke sturing mogelijk. Nieuwe uitdagingen, bedreigingen en geopolitieke instabiliteit nopen daartoe, aldus de COM. Merk op dat tegenstanders van meer flexibiliteit de middelen die traditioneel voor ontwikkeling en humanitaire hulp waren bestemd, wensen te beschermen tegen deze vermenging met andere politieke doelstellingen, zoals de aanpak van irreguliere migratie of de promotie van de Europese veiligheidsbelangen. Het volume van rubriek 6 bedraagt in vastleggingskredieten 123 miljard in nominale termen (108,9 miljard in reële termen/2018 prijzen), een stijging met 13% in reële termen. Indien men de European Peace Facility (buiten budget) en de Emergency Aid Reserve (buiten plafond) mee in beschouwing neemt, wordt dit een stijging met 24% in reële termen, een significante stijging in het licht van Brexit en de dalingen inzake cohesie en GLB. Marge onder rubriek 6 is 3,283 miljard. Rubriek 6 is goed voor 9,6% van het totale budget. De middelen in rubriek 6 worden als volgt verdeeld (reële prijzen in miljoen euro): Neighbourhood, Development and International Cooperation Instrument (NDICI) (89,200) Humanitarian Aid (11,000) Cooperation with Greenland, Overseas Countries and Territories (500) Common Foreign and Security Policy (CFSP) (3,000) Instrument for Pre-accession Assistance (IPA) (14,500) Overige Het Neighbourhood, Development and International Cooperation Instrument (NDICI) omvat verschillende instrumenten onder rubriek IV van het MFK : Development Cooperation Instrument, European Neighbourhood Instrument, Partnership Instrument for Cooperation with third countries, European Instrument for Democracy and Human 239

240 Rights, Instrument for Contributing to Stability and Peace, European Development Fund exclusief Africa Peace Facility, European Fund for Sustainable Development, Guarantee Fund for External Action. Het is onderverdeeld in drie pijlers: geografische programma s (belangrijkste financieringskanaal voor bilaterale programma s met partnerlanden), thematische programma s (complementair met geografische pijler, focus op SDGs) en een rapid response component (crisis management, conflictpreventie en peace building). Daarnaast zal het instrument een buffer met niet-toegewezen middelen voor nieuwe uitdagingen en prioriteiten omvatten, aan de hand waarvan flexibel kan worden ingespeeld op bestaande of nieuwe dringende prioriteiten. Deze buffer zal als belangrijke doelstelling de aanpak van de migratiedruk hebben, maar ook flexibiliteit bieden om in te spelen op onvoorziene gebeurtenissen, stabiliteitsbehoeften en nieuwe internationale initiatieven en prioriteiten. Dit niet-toegewezen bedrag zal worden gemobiliseerd op basis van de in de verordening vastgestelde criteria. Daarnaast wordt ook een Complementary European Instrument for Nuclear Safety voorzien. Het EU-programma voor humanitaire hulp biedt noodhulp en levensreddende bijstand aan mensen die worden getroffen door een door de mens of door de natuur veroorzaakte ramp, met name aan de meest kwetsbare bevolkingsgroepen. Met het programma landen en gebieden overzee heeft de COM de bedoeling de economische, politieke en culturele banden tussen de Europese Unie en de met Denemarken, Frankrijk en Nederland verbonden 13 landen en gebieden overzee te ondersteunen en te versterken. Bij de modaliteiten van het programma zal rekening worden gehouden met de specifieke behoeften en uitdagingen van de landen en gebieden overzee in hun geheel en met de bijzondere situatie van Groenland. Middels het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB) kan de EU met één stem spreken in kwesties op dit gebied. Dit beleid draagt bij aan de vredeshandhaving, de conflictpreventie en de versterking van de internationale veiligheid. Het is een van de belangrijkste instrumenten voor de uitvoering van de integrale strategie voor het buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie en ligt ten grondslag aan de rol van de EU als mondiale speler. De instrumenten voor extern optreden moeten de doelstellingen van de EU dienen en de waarden van de EU wereldwijd uitdragen. Het instrument voor pretoetredingssteun (IPA) helpt (potentiële) kandidaat-lidstaten om te voldoen aan de toetredingscriteria. Het instrument is ingebed in de strategie voor de Westelijke Balkan en weerspiegelt de ontwikkelingen in de betrekkingen met Turkije. Europees Ontwikkelingsfonds Voor de periode stelt de COM een gedeeltelijke opname voor (ter waarde van 28,2 miljard euro VK in lopende prijzen) van het budget van het in buiten de EU-begroting om gefinancierde Europees 240

241 Ontwikkelingsfonds (EOF 14-20, met een budget aan van 30,5 miljard euro VK in lopende prijzen) in drie instrumenten onder de cluster extern beleid (rubriek 6). De rest van het EOF budget (ter waarde van 2,3 miljard euro VK in lopende prijzen), plus 8,2 miljard euro extra VK wordt ondergebracht in de Europese vredesfaciliteit (budget van 10,5 miljard VK in lopende prijzen) wat een instrument blijft buiten de EU-begroting, gefinancierd door middel van een aparte verdeelsleutel. Het buiten de EU-begroting plaatsen van de Europese Vredesfaciliteit heeft een juridische reden: het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) staat niet toe dat operaties in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid die gevolgen hebben op militair of defensiegebied worden gefinancierd uit hoofde van de EUbegroting. Doelstellingen van het initiatief Voor de (gedeeltelijke) integratie van het EOF worden de volgende redenen gegeven: verhogen van de democratische controle door het EP, mogelijkheid om de flexibiliteit van het EOF te gebruiken zijn hoger indien het in het EU budget wordt gebracht, geen kritiek meer dat het EOF militaire uitgaven als onderdeel van een ontwikkelingsinstrument financiert, meer coherentie, herziening implementatieprocedure van het EOF mogelijk (m.n. verplichting national authorising officer), geen bestaan van een aparte EDF sleutel voor LS. Neighbourhood, Development and International Cooperation Instrument De doelstellingen van het instrument vloeien zowel voort uit de richtsnoeren van de EU voor het externe beleid zoals bijvoorbeeld omschreven in de integrale strategie "Gedeelde visie, gezamenlijk optreden: Een sterker Europa", het engagement van de EU voor de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling, de nieuwe Europese consensus inzake ontwikkeling ("Onze wereld, onze waardigheid, onze toekomst") alsmede het herziene Europees nabuurschapsbeleid als uit de horizontale doelstellingen van het meerjarig financieel kader inzake flexibiliteit, coherentie en synergieën, vereenvoudiging en prestatiegerichtheid. De geografische en thematische strategische doelstellingen van de EU komen tot uitdrukking via de bestemming van middelen voor specifieke doeleinden. ondersteuning van de democratie, de rechtsstaat, goed bestuur, de mensenrechten en de beginselen van internationaal recht; bijdrage aan de veiligheid en handhaving van de vrede, ondersteuning van de voorkoming van en de adequate respons op crises en conflicten; ondersteuning van stabilisatie en weerbaarheid; ondersteuning van de duurzame ontwikkeling van de ontwikkelingslanden op economisch, sociaal en milieugebied, met uitbanning van de armoede als voornaamste doel; ondersteuning van de bijzondere betrekkingen met de naburige landen, om een ruimte van gedeelde welvaart, sociaaleconomische ontwikkeling en goed nabuurschap tot stand te brengen; aanpak van de irreguliere migratie en bestrijding van de achterliggende oorzaken ervan, en tegelijkertijd scheppen van de 241

242 voorwaarden om legale migratie beter te organiseren en mobiliteit goed te beheren; ondersteuning van de EU-diplomatie in al haar aspecten, bevordering van de internationale dimensie van het interne beleid van de EU en ondersteuning van het handelsbeleid en de economische samenwerking; versterking van partnerschappen, bevordering van de beleidsdialoog en collectieve antwoorden op wereldwijde problemen, zoals milieubescherming en klimaatverandering. Humanitaire Hulp op behoeften gebaseerde verlening van EU-bijstand om levens te redden en te behouden, menselijk lijden te voorkomen en te verlichten, en de integriteit en waardigheid te beschermen van bevolkingsgroepen die worden getroffen door natuurrampen of door de mens veroorzaakte crises, waaronder ook langdurige crises; opbouw van de weerbaarheid en herstelcapaciteit van kwetsbare of door rampen getroffen gemeenschappen, in aansluiting op andere EU-instrumenten. Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid Gezien de politieke prioriteiten en mondiale uitdagingen zullen maatregelen in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid een fundamentele pijler blijven van de integrale strategie (of de vervolgstrategie) voor de periode na 2020, ter ondersteuning van drie strategische prioriteiten: 1) respons op externe conflicten en crises, 2) capaciteitsopbouw onder partners en 3) bescherming van de Unie en haar burgers. IPA Het instrument voor pretoetredingssteun heeft tot doel (potentiële) kandidaat-lidstaten te ondersteunen bij de bepaling en uitvoering van de politieke, institutionele, wettelijke, administratieve, sociale en economische hervormingen die nodig zijn om te voldoen aan de waarden van de Unie, en om zich geleidelijk aan te passen aan de regels, de normen, het beleid en de praktijken van de Unie met het oog op het EU-lidmaatschap. Het instrument zal worden opgezet rond de volgende hoofdprioriteiten: rechtsstaat, grondrechten en migratie hiertoe behoren onder meer het versterken van de samenwerking op veiligheidsgebied, de strijd tegen radicalisering en georganiseerde misdaad, en het ondersteunen van een geïntegreerd migratiebeleid, met inbegrip van grensbeheer; beleid en acquis van de EU; sociaal-economische ontwikkeling; investeringen voor groei; verzoening, goede nabuurschapsbetrekkingen en regionale en grensoverschrijdende samenwerking. 242

243 TIMING Verwachte publicatie voorstel De Commissie heeft de voorstellen gepubliceerd op 13 juni Behandelend Voorzitterschap Oostenrijk (juli december 2018) Roemenië (januari juni 2019) Finland (juli december 2019) PRIMAIRE DOCUMENTEN Voorstel van regelgeving Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot vaststelling van een Europees instrument voor nucleaire veiligheid, ter aanvulling van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking op basis van het Euratom-Verdrag Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van het instrument voor pretoetredingssteun (IPA III) BEVOEGDE ACTOREN BINNEN VLAANDEREN Trekkend minister Trekkend beleidsdomein Betrokken ministers Betrokken beleidsdomeinen Geert Bourgeois, Minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid en Onroerend Erfgoed Beleidsdomein internationaal Vlaanderen Departement Buitenlandse Zaken Alle ministers van de Vlaamse Regering Alle beleidsdomeinen van de Vlaamse overheid EERSTE VLAAMSE STANDPUNTBEPALING De visienota van de Vlaamse Regering op de EU stelt dat de EU een actief en coherent buitenlands en veiligheidsbeleid moet voeren dat het geheel van externe beleidsvelden omvat: diplomatie, ontwikkelingssamenwerking, migratie-, handels- en investeringsbeleid en defensie. Het extern optreden moet tot doel hebben om Europese waarden, vrede, stabiliteit, democratie en mensenrechten te promoten en duurzame ontwikkeling te bevorderen door onder andere onze hoge milieu-, en arbeidsstandaarden te beschermen, alsook onze standaarden en normen op het vlak van voedselveiligheid, consumenten- en milieubescherming en volksgezondheid. De Unie moet een factor van vrede en stabiliteit in de wereld zijn, een globale actor. Een actief Europees buitenlandbeleid houdt in dat de Unie een leidende rol opneemt in conflictpreventie. Deze verantwoordelijkheid geldt in het bijzonder voor de nabuurschapsregio. 243

244 Focus van diplomatieke inspanningen (met name in kader van conflictperventie) moet in de eerste plaats blijven op de nabuurschapsregio. Dit mag echter niet als gevolg hebben dat er geen financiële ruimte meer is voor investeringen in duurzame en structurele ontwikkeling in ontwikkelingslanden die geen oorsprong- of transitlanden van internationale migratie zijn. Niet alleen vallen de partnerlanden uit de concentratieregio van de Vlaamse ontwikkelingssamenwerking buiten deze laatste categorie. De voornaamste uitdagingen met een wereldwijde impact, zoals het tegengaan van klimaatopwarming en haar effecten door duurzame (energie-)productie en adaptatie, van lucht- en watervervuiling en van sociaal ontwrichtende, structurele armoede door een gebrek aan dienstverlening voor de kwetsbaarste groepen moeten immers in alle ontwikkelingslanden aangepakt kunnen worden. Bij de integratie van het EOF moet er voldoende aandacht zijn voor het verder structureel betrekken van de lidstaten bij de uitvoering en opvolging van de hiermee gefinancierde projecten. Dit om voldoende draagvlak binnen die lidstaten en niet alleen binnen het EP voor de ontwikkelingssamenwerking van de EU te kunnen behouden. Men moet er ook op toezien dat alle investeringen vanuit het EOF volgens de regels vastgelegd binnen de vernieuwde Europese Consensus voor Ontwikkelingssamenwerking, zoals die in 2017 door de EC, het EP en de lidstaten goedgekeurd werd, verlopen. Tenslotte moet er een alternatief gezocht worden voor het verder betrekken van het VK bij de ontwikkelingsinitiatieven van de EU, aangezien de integratie (financiële) participatie van het VK wellicht onmogelijk of toch veel moeilijker zal maken. 244

245 8. Instrumenten buiten de EU-begroting Stabilisatiefunctie voor investeringen INSTUMENT BUITEN DE EU-BEGROTING Europese Stabilisatiefunctie voor Investeringen EISF 1. Situering Het voorstel bouwt voort op het pakket voorstellen dat in december 2017 gepresenteerd werd betreffende de voltooiing van de Economische en Monetaire Unie (EMU). De Commissie stelt voor de volgende EU-meerjarenbegroting een stabilisatiefunctie voor Europese investeringen (EISF) voor. Het doel van het voorstel is groeivriendelijke overheidsinvesteringen te beschermen bij grote asymmetrische schokken en de economie te helpen zich snel te herstellen, daar de lidstaten in het geval van besparingen volgend op een schok meestal als eerste in investeringen snoeien. Zoals de crisisjaren hebben aangetoond, zijn bestaande nationale stabilisatiemechanismen (automatische stabilisatoren en het begrotingsbeleid) niet toereikend om bepaalde macro-economische schokken op te vangen, waardoor vaak negatieve spillover-effecten dreigen voor andere landen, met bijzonder nadelige gevolgen voor overheidsinvesteringen en de reële economie. Dit nieuwe instrument is bedoeld voor lidstaten van de eurozone en landen die deelnemen aan het Europese wisselkoersmechanisme ERM II, die m.a.w. hun monetaire beleid niet langer kunnen gebruiken als hefboom om zich aan te passen aan schokken. De nieuwe functie zal een aanvulling vormen op de bestaande nationale en Europese instrumenten om crisissen te voorkomen en financiële noodsituaties aan te pakken. Bij grote asymmetrische schokken zal deze functie: voorzien in door de EU-begroting (met ongebruikte marges) gegarandeerde back-tobackleningen (opgehaald op kapitaalmarkten/bij financiële instellingen) van maximaal 30 miljard euro. Geen enkele lidstaat zou meer dan 30% van de beschikbare leencapaciteit mogen benutten. Toekenningscriterium: Om morele risico's te beperken zullen de lidstaten ex-ante aan de schok moeten voldoen aan criteria voor een gezond budgettair en macro-economisch beleid, o.a. gedurende 2j voor het verzoek om steun: - geen Besluit van de Raad waarin vastgesteld wordt dat geen effectieve maatregelen genomen werden om een buitensporig tekort of een significante afwijking te corrigeren; - geen Besluit van de Raad waarin vastgesteld wordt dat de aanbevolen corrigerende maatregelen in de macro-economische onevenwichtighedenprocedure niet werden genomen. Activeringscriterium (= definitie asymmetrische schok): 245

246 Dubbele werkloosheidsdrempel: werkloosheidspercentage in het desbetreffende kwartaal hoger dan het gemiddelde over de afgelopen 15 jaar en minstens 1 procentpunt hoger dan in hetzelfde kwartaal van het voorgaande jaar; Bedrag van de lening? Bepaald op basis van een formule rekening houdend met het maximale niveau van in aanmerking komende overheidsinvesteringen waarvoor steun kan worden verleend en de ernst van de asymmetrische schok. de intresten op de leningen zouden gedekt worden door rentesubsidies: er wordt een nieuw steunfonds voor stabilisatie in het leven geroepen, gespijzigd met bijdragen van de lidstaten gebaseerd op hun monetaire inkomen uit de activa die ze aanhouden in ruil voor bankbiljetten die ze uitgeven ("muntloon" of seignorage ). De inkomsten van dit fonds zullen worden toegewezen aan de EU-begroting om de rentesubsidies aan de in aanmerking komende lidstaten te verlenen. 246

MEDEDELING AAN DE VLAAMSE REGERING

MEDEDELING AAN DE VLAAMSE REGERING MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING VLAAMS MINISTER VAN BUITENLANDS BELEID EN ONROEREND ERFGOED MEDEDELING AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Overzicht van de ontwikkelingen op niveau van de Europese

Nadere informatie

Actuele milieu, klimaaten energiedossiers

Actuele milieu, klimaaten energiedossiers Actuele milieu, klimaaten energiedossiers 3 juli 2018 Vleva en Minaraad Marjan Decroos attaché Milieu Algemene Afvaardiging van de Vlaamse Regering bij de EU Oostenrijks Voorzitterschap van de Raad van

Nadere informatie

Hierbij gaan voor de delegaties de conclusies die de Europese Raad op bovengenoemde bijeenkomst heeft aangenomen.

Hierbij gaan voor de delegaties de conclusies die de Europese Raad op bovengenoemde bijeenkomst heeft aangenomen. Europese Raad Brussel, 18 oktober 2018 (OR. en) EUCO 13/18 CO EUR 16 CONCL 5 NOTA van: het secretariaat-generaal van de Raad aan: de delegaties Betreft: Bijeenkomst van de Europese Raad (18 oktober 2018)

Nadere informatie

Hierbij gaan voor de delegaties de conclusies die de Europese Raad op bovengenoemde bijeenkomst heeft aangenomen.

Hierbij gaan voor de delegaties de conclusies die de Europese Raad op bovengenoemde bijeenkomst heeft aangenomen. Europese Raad Brussel, 14 december 2017 (OR. en) EUCO 19/1/17 REV 1 CO EUR 24 CONCL 7 BEGELEIDENDE NOTA van: het secretariaat-generaal van de Raad aan: de delegaties Betreft: Bijeenkomst van de Europese

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken Nr. 1771 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

14129/15 gys/gra/hw 1 DG B 3A

14129/15 gys/gra/hw 1 DG B 3A Raad van de Europese Unie Brussel, 20 november 2015 14129/15 SOC 668 EMPL 438 ECOFIN 853 POLGEN 166 NOTA van: het secretariaat-generaal van de Raad aan: het Comité van permanente vertegenwoordigers (1e

Nadere informatie

AANGENOMEN TEKSTEN. Meerjarig financieel kader en eigen middelen

AANGENOMEN TEKSTEN. Meerjarig financieel kader en eigen middelen Europees Parlement 2014-2019 AANGENOMEN TEKSTEN P8_TA(2018)0226 Meerjarig financieel kader 2021-2027 en eigen middelen Resolutie van het Europees Parlement van 30 mei 2018 over het meerjarig financieel

Nadere informatie

VR DOC.0098/1

VR DOC.0098/1 VR 2019 0102 DOC.0098/1 DE VLAAMSE MINISTER VAN BUITENLANDS BELEID EN ONROEREND ERFGOED NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Principiële goedkeuring van het voorontwerp van decreet houdende instemming

Nadere informatie

Het EU MFK post 2020

Het EU MFK post 2020 Het EU MFK post 2020 in relatie tot de sectorale voorstellen MFK-kernteam Departement Landbouw en Visserij Frieda BLOCKX Pieter LIETAER Joeri DEUNINCK INLEIDING Publicatie van de MFK-voorstellen: woensdag

Nadere informatie

VR DOC.1211/1BIS

VR DOC.1211/1BIS VR 2018 2610 DOC.1211/1BIS De minister president van de Vlaamse Regering Vlaams minister van Buitenlands Beleid en Onroerend Erfgoed NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Standpuntbepaling over het EU-Commissievoorstel

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 21 501-20 Europese Raad Nr. 1358 HERDRUK 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Gezamenlijk voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Gezamenlijk voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE HOGE VERTEGENWOORDIGER VAN DE EUROPESE UNIE VOOR BUITENLANDSE ZAKEN EN VEILIGHEIDSBELEID Brussel, 13.4.2015 JOIN(2015) 10 final 2015/0073 (NLE) Gezamenlijk voorstel voor een BESLUIT

Nadere informatie

Actuele Europese energiedossiers onder het Roemeense voorzitterschap

Actuele Europese energiedossiers onder het Roemeense voorzitterschap Actuele Europese energiedossiers onder het Roemeense voorzitterschap 17 januari 2019 Vleva en Minaraad Jan Haers, Attaché Energie Algemene Afvaardiging van de Vlaamse Regering bij de EU Clean Energy pakket

Nadere informatie

(BUITENLANDSE ZAKEN/HANDEL)

(BUITENLANDSE ZAKEN/HANDEL) Conseil UE Raad van de Europese Unie Brussel, 26 mei 2016 (OR. en) 8974/16 LIMITE PUBLIC PV/CONS 23 RELEX 402 ONTWERPNOTULEN 1 Betreft: 3463e zitting van de Raad van de Europese Unie (BUITENLANDSE ZAKEN/HANDEL),

Nadere informatie

Gezamenlijk voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Gezamenlijk voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE HOGE VERTEGENWOORDIGER VAN DE UNIE VOOR BUITENLANDSE ZAKEN EN VEILIGHEIDSBELEID Brussel, 28.11.2016 JOIN(2016) 54 final 2016/0366 (NLE) Gezamenlijk voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE VLAAMSE REGERING

MEDEDELING AAN DE VLAAMSE REGERING MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING VLAAMS MINISTER VAN BUITENLANDS BELEID EN ONROEREND ERFGOED MEDEDELING AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Overzicht van de ontwikkelingen op niveau van de Europese

Nadere informatie

5805/19 1 LIFE. Raad van de Europese Unie. Brussel, 11 februari 2019 (OR. en) 5805/19 PV CONS 4 AGRI 38 PECHE 37

5805/19 1 LIFE. Raad van de Europese Unie. Brussel, 11 februari 2019 (OR. en) 5805/19 PV CONS 4 AGRI 38 PECHE 37 Raad van de Europese Unie Brussel, 11 februari 2019 (OR. en) 5805/19 PV CONS 4 AGRI 38 PECHE 37 ONTWERPNOTULEN RAAD VAN DE EUROPESE UNIE (Landbouw en Visserij) 28 januari 2019 5805/19 1 INHOUD Bladzijde

Nadere informatie

- de voorlopige agenda van de zitting in document EEE 1605/03 (zie bijlage I);

- de voorlopige agenda van de zitting in document EEE 1605/03 (zie bijlage I); RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 2 oktober 2003 (07.10) (OR. en) 13164/03 EEE 40 NOTA I/A-PUNT van: de Groep Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) d.d.: 2 oktober 2003 aan: COREPER II/de Raad Betreft:

Nadere informatie

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE MINISTER VAN BUITENLANDS BELEID EN ONROEREND ERFGOED NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Goedkeuring en machtiging tot ondertekening van het Wijzigingsprotocol tot modernisering van het Verdrag

Nadere informatie

PUBLIC 8480/10 Interinstitutioneel dossier: 2009/0183 (NLE)

PUBLIC 8480/10 Interinstitutioneel dossier: 2009/0183 (NLE) Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 27 april 2010 (OR. en) PUBLIC 8480/10 Interinstitutioneel dossier: 2009/0183 (NLE) LIMITE COEST 89 PESC 444 NIS 25 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN

Nadere informatie

Punten ter bespreking (II)

Punten ter bespreking (II) Raad van de Europese Unie Brussel, 18 februari 2019 (OR. en) 6512/19 OJ CRP2 7 COMIX 107 VOORLOPIGE AGENDA HET COMITÉ VAN PERMANENTE VERTEGENWOORDIGERS (2e deel) Europagebouw, Brussel 20 februari 2019

Nadere informatie

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE MINISTER VAN BUITENLANDS BELEID EN ONROEREND ERFGOED NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Definitieve goedkeuring van het ontwerp van decreet houdende instemming met het protocol, ondertekend

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2018 2019 21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken P BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der

Nadere informatie

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE MINISTER VAN BUITENLANDS BELEID EN ONROEREND ERFGOED NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: 1 Goedkeuring en machtiging tot ondertekening van de kaderovereenkomst inzake partnerschap en samenwerking

Nadere informatie

9916/17 cle/van/oms/sv 1 DG D 2B

9916/17 cle/van/oms/sv 1 DG D 2B Raad van de Europese Unie Brussel, 7 juni 2017 (OR. en) 9916/17 NOTA I/A-PUNT van: aan: nr. vorig doc.: 7923/2/17 REV 2 Betreft: het secretariaat-generaal van de Raad CYBER 91 RELEX 482 POLMIL 58 CFSP/PESC

Nadere informatie

Energiedossiers tijdens het Oostenrijkse voorzitterschap

Energiedossiers tijdens het Oostenrijkse voorzitterschap Energiedossiers tijdens het Oostenrijkse voorzitterschap 3 juli 2018 Vleva en Minaraad Jan Haers attaché Energie Algemene Afvaardiging van de Vlaamse Regering bij de EU Realisaties van het Bulgaarse voorzitterschap

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken Nr. 1789 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING Aan

Nadere informatie

Punten ter bespreking (II) 12. Update over de tenuitvoerlegging van punt 17 van de conclusies van de Europese Raad van 20 juni 2019 Gedachtewisseling

Punten ter bespreking (II) 12. Update over de tenuitvoerlegging van punt 17 van de conclusies van de Europese Raad van 20 juni 2019 Gedachtewisseling Raad van de Europese Unie Brussel, 8 juli 2019 (OR. en) 11046/19 OJ CRP2 26 VOORLOPIGE AGENDA HET COMITÉ VAN PERMANENTE VERTEGENWOORDIGERS (2e deel) Justus Lipsiusgebouw, Brussel 10 juli 2019 (9.30) Europagebouw,

Nadere informatie

9011/1/15 REV 1 jwe/van/sl 1 DG B 3A

9011/1/15 REV 1 jwe/van/sl 1 DG B 3A Raad van de Europese Unie Brussel, 11 juni 2015 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2008/0140 (CNS) 9011/1/15 REV 1 VERSLAG van: aan: het voorzitterschap SOC 330 ANTIDISCRIM 6 JAI 338 MI 326 FREMP 114

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 21 501-08 Milieuraad Nr. 399 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE VLAAMSE REGERING

MEDEDELING AAN DE VLAAMSE REGERING MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING VLAAMS MINISTER VAN BUITENLANDS BELEID EN ONROEREND ERFGOED MEDEDELING AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Overzicht van de ontwikkelingen op niveau van de Europese

Nadere informatie

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie Raad van de Europese Unie Brussel, 29 november 2016 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2016/0367 (NLE) 14996/16 VOORSTEL van: ingekomen: 28 november 2016 aan: Nr. Comdoc.: Betreft: COASI 218 ASIE 88

Nadere informatie

Raad van de Europese Unie Brussel, 2 mei 2017 (OR. en) het secretariaat-generaal van de Raad het Comité van permanente vertegenwoordigers/de Raad

Raad van de Europese Unie Brussel, 2 mei 2017 (OR. en) het secretariaat-generaal van de Raad het Comité van permanente vertegenwoordigers/de Raad Raad van de Europese Unie Brussel, 2 mei 2017 (OR. en) 8035/17 JEUN 48 NOTA van: aan: nr. vorig doc.: 7679/17 JEUN 39 Betreft: het secretariaat-generaal van de Raad het Comité van permanente vertegenwoordigers/de

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 21 501-18 Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid Nr. 138 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELE- GENHEID Aan de Voorzitter van de

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE VLAAMSE REGERING

MEDEDELING AAN DE VLAAMSE REGERING MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING VLAAMS MINISTER VAN BUITENLANDS BELEID EN ONROEREND ERFGOED MEDEDELING AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Overzicht van de ontwikkelingen op niveau van de Europese

Nadere informatie

Hierbij gaan voor de delegaties de conclusies die de Europese Raad op bovengenoemde bijeenkomst heeft aangenomen.

Hierbij gaan voor de delegaties de conclusies die de Europese Raad op bovengenoemde bijeenkomst heeft aangenomen. Europese Raad Brussel, 14 december 2018 (OR. en) EUCO 17/18 CO EUR 22 CONCL 7 NOTA van: het secretariaat-generaal van de Raad aan: de delegaties Betreft: Bijeenkomst van de Europese Raad (13 en 14 december

Nadere informatie

10049/19 mey/gra/fb 1 ECOMP.2.B

10049/19 mey/gra/fb 1 ECOMP.2.B Raad van de Europese Unie Brussel, 7 juni 2019 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2018/0196(COD) 10049/19 NOTA van: aan: het voorzitterschap FSTR 106 REGIO 142 FC 46 CADREFIN 267 RELEX 583 SOC 443 PECHE

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 30 november 2010 (01.12) (OR. en) 17223/10 ASIM 120 NOTA

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 30 november 2010 (01.12) (OR. en) 17223/10 ASIM 120 NOTA RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 30 november 2010 (01.12) (OR. en) 17223/10 ASIM 120 NOTA van: aan: Betreft: het voorzitterschap het Comité van permanente vertegenwoordigers/de Raad Gezamenlijke verklaring

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 21 501-03 Begrotingsraad Nr. 101 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 1 december

Nadere informatie

7935/17 rts/van/fb 1 DG E - 1C

7935/17 rts/van/fb 1 DG E - 1C Raad van de Europese Unie Brussel, 5 april 2017 (OR. en) 7935/17 CULT 34 RELEX 290 DEVGEN 54 COMPET 236 ENFOCUSTOM 92 EDUC 131 COHOM 46 NOTA van: aan: nr. vorig doc.: Betreft: het secretariaat-generaal

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken Nr. 1803 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

Actuele Europese Milieudossiers

Actuele Europese Milieudossiers Actuele Europese Milieudossiers 17 januari 2019 Infosessie Minaraad-VLEVA Rik De Baere (ism. Marjan Decroos) Adviseur Europees Beleid DEPARTEMENT OMGEVING Afdeling Strategie, Internationaal beleid en Dierenwelzijn

Nadere informatie

P5_TA(2002)0269. Toekomstige ontwikkeling van Europol

P5_TA(2002)0269. Toekomstige ontwikkeling van Europol P5_TA(2002)0269 Toekomstige ontwikkeling van Europol Aanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad over de toekomstige ontwikkeling van Europol en zijn volledige opneming in het institutioneel bestel

Nadere informatie

11265/19 1 LIFE. Raad van de Europese Unie. Brussel, 23 juli 2019 (OR. en) 11265/19 PV CONS 42 AGRI 393 PECHE 332

11265/19 1 LIFE. Raad van de Europese Unie. Brussel, 23 juli 2019 (OR. en) 11265/19 PV CONS 42 AGRI 393 PECHE 332 Raad van de Europese Unie Brussel, 23 juli 2019 (OR. en) 11265/19 PV CONS 42 AGRI 393 PECHE 332 ONTWERPNOTULEN RAAD VAN DE EUROPESE UNIE (Landbouw en Visserij) 15 juli 2019 11265/19 1 INHOUDSOPGAVE Bladzijde

Nadere informatie

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE MINISTER VAN BUITENLANDS BELEID EN ONROEREND ERFGOED, DE VLAAMSE MINISTER VAN BINNENLANDS BESTUUR, INBURGERING, WONEN, GELIJKE KANSEN EN ARMOEDEBESTRIJDING EN DE VLAAMSE MINISTER VAN WELZIJN,

Nadere informatie

8653/19 voo/mak/hh 1 TREE.1.B

8653/19 voo/mak/hh 1 TREE.1.B Raad van de Europese Unie Brussel, 6 mei 2019 (OR. en) 8653/19 EDUC 214 SOC 321 NOTA van: aan: Betreft: het secretariaat-generaal van de Raad het Comité van permanente vertegenwoordigers/de Raad Voorbereiding

Nadere informatie

VOORLOPIGE AGENDA HET COMITÉ VAN PERMANENTE VERTEGENWOORDIGERS (2e deel) Europagebouw, Brussel 29 mei 2019 (10.30) Punten ter bespreking (II)

VOORLOPIGE AGENDA HET COMITÉ VAN PERMANENTE VERTEGENWOORDIGERS (2e deel) Europagebouw, Brussel 29 mei 2019 (10.30) Punten ter bespreking (II) Raad van de Europese Unie Brussel, 24 mei 2019 (OR. en) 9612/19 OJ CRP2 20 VOORLOPIGE AGENDA HET COMITÉ VAN PERMANENTE VERTEGENWOORDIGERS (2e deel) Europagebouw, Brussel 29 mei 2019 (10.30) 1. Goedkeuring

Nadere informatie

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 3.5.2017 COM(2017) 218 final Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD waarbij de Commissie wordt gemachtigd onderhandelingen te openen over een akkoord met het Verenigd Koninkrijk

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken Nr. 1776 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

?? NL RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 13 mei 2004 (14.05) (OR. en) 9414/04 POLGEN 21

?? NL RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 13 mei 2004 (14.05) (OR. en) 9414/04 POLGEN 21 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 13 mei 2004 (14.05) (OR. en) 9414/04 POLGEN 21 NOTA van: aan: Betreft: het voorzitterschap het Comité van permanente vertegenwoordigers / de Raad Verslag over de stand

Nadere informatie

15414/14 van/mak/sv 1 DG D 2A

15414/14 van/mak/sv 1 DG D 2A Raad van de Europese Unie Brussel, 20 november 2014 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2012/0360 (COD) 15414/14 JUSTCIV 285 EJUSTICE 109 CODEC 2225 NOTA van: aan: het voorzitterschap het Comité van

Nadere informatie

Raad van de Europese Unie Brussel, 9 december 2016 (OR. en) het Comité van permanente vertegenwoordigers (2e deel)

Raad van de Europese Unie Brussel, 9 december 2016 (OR. en) het Comité van permanente vertegenwoordigers (2e deel) Raad van de Europese Unie Brussel, 9 december 2016 (OR. en) 15375/16 NOTA van: aan: POLGEN 163 INST 521 CODEC 1849 PE 119 het Comité van permanente vertegenwoordigers (2e deel) Raad nr. vorig doc.: 15145/16

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken Nr. 1765 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 10.6.2016 COM(2016) 395 final 2016/0184 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van de Overeenkomst van Parijs, die is

Nadere informatie

Actuele Europese energiedossiers onder het Finse voorzitterschap

Actuele Europese energiedossiers onder het Finse voorzitterschap Actuele Europese energiedossiers onder het Finse voorzitterschap 12 september 2019 Vleva en Minaraad Jan Haers, Attaché Energie Algemene Afvaardiging van de Vlaamse Regering bij de EU Clean Energy pakket

Nadere informatie

VR DOC.0432/1

VR DOC.0432/1 VR 2018 0405 DOC.0432/1 DE VLAAMSE MINISTER VAN BUITENLANDS BELEID EN ONROEREND ERFGOED EN DE VLAAMSE MINISTER VAN CULTUUR, MEDIA, JEUGD EN BRUSSEL NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Definitieve goedkeuring

Nadere informatie

VOORLOPIGE AGENDA HET COMITÉ VAN PERMANENTE VERTEGENWOORDIGERS (2e deel) Europagebouw, Brussel 3 en 4 juli 2019 (10.00, 9.00)

VOORLOPIGE AGENDA HET COMITÉ VAN PERMANENTE VERTEGENWOORDIGERS (2e deel) Europagebouw, Brussel 3 en 4 juli 2019 (10.00, 9.00) Raad van de Europese Unie Brussel, 1 juli 2019 (OR. en) 10824/19 OJ CRP2 25 VOORLOPIGE AGENDA HET COMITÉ VAN PERMANENTE VERTEGENWOORDIGERS (2e deel) Europagebouw, Brussel 3 en 4 juli 2019 (10.00, 9.00)

Nadere informatie

14469/16 nuf/gra/mt 1 DG E 2A

14469/16 nuf/gra/mt 1 DG E 2A Raad van de Europese Unie Brussel, 21 november 2016 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2015/0277 (COD) 14469/16 AVIATION 231 CODEC 1668 RELEX 949 VERSLAG van: aan: het secretariaat-generaal van de Raad

Nadere informatie

Een moderne begroting voor een Unie die ons beschermt, sterker maakt, en verdedigt. Het meerjarig financieel kader

Een moderne begroting voor een Unie die ons beschermt, sterker maakt, en verdedigt. Het meerjarig financieel kader Een moderne begroting voor een Unie die ons beschermt, sterker maakt, en verdedigt Het meerjarig financieel kader 2021-2027 Beleidsnota vóór de bijeenkomst van de Europese Raad Juni 2018 2 Bijdrage van

Nadere informatie

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT. overeenkomstig artikel 294, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT. overeenkomstig artikel 294, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie EUROPESE COMMISSIE Brussel, 11.4.2016 COM(2016) 214 final 2012/0011 (COD) MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT overeenkomstig artikel 294, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE VLAAMSE REGERING

MEDEDELING AAN DE VLAAMSE REGERING MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING VLAAMS MINISTER VAN BUITENLANDS BELEID EN ONROEREND ERFGOED MEDEDELING AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Overzicht van de ontwikkelingen op niveau van de Europese

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken Nr. 535 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer

Nadere informatie

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie Raad van de Europese Unie Brussel, 12 april 2016 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2012/0011 (COD) 7805/16 BEGELEIDENDE NOTA van: ingekomen: 11 april 2016 aan: Nr. Comdoc.: Betreft: DATAPROTECT 26

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2018 2019 21 501-20 Europese Raad X BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 25 oktober

Nadere informatie

10997/19 DAU/cg 1 RELEX.1.B

10997/19 DAU/cg 1 RELEX.1.B Raad van de Europese Unie Brussel, 8 juli 2019 (OR. en) 10997/19 RESULTAAT BESPREKINGEN van: d.d.: 8 juli 2019 aan: het secretariaat-generaal van de Raad de delegaties nr. vorig doc.: 9233/19 Betreft:

Nadere informatie

10105/19 1 TREE.2. Raad van de Europese Unie. Brussel, 1 juli 2019 (OR. en) 10105/19 PV CONS 30 TRANS 374 TELECOM 253 ENER 323

10105/19 1 TREE.2. Raad van de Europese Unie. Brussel, 1 juli 2019 (OR. en) 10105/19 PV CONS 30 TRANS 374 TELECOM 253 ENER 323 Raad van de Europese Unie Brussel, 1 juli 2019 (OR. en) 10105/19 PV CONS 30 TRANS 374 TELECOM 253 ENER 323 ONTWERPNOTULEN RAAD VAN DE EUROPESE UNIE (Vervoer, Telecommunicatie en Energie) 6 en 7 juni 2019

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 21 501-03 Begrotingsraad Nr. 125 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 20 december

Nadere informatie

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE MINISTER VAN BUITENLANDS BELEID EN ONROEREND ERFGOED EN DE VLAAMSE MINISTER VAN BEGROTING, FINANCIËN EN ENERGIE NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Principiële goedkeuring van het voorontwerp

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 21 maart 2005 (24.03) 6238/05 JUSTCIV 22

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 21 maart 2005 (24.03) 6238/05 JUSTCIV 22 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 21 maart 2005 (24.03) 6238/05 JUSTCIV 22 INFORMATIEVE NOTA van: het secretariaat-generaal van de Raad aan: het Coreper/de Raad nr.vorig doc.: 11093/04 JUSTCIV 101 Betreft:

Nadere informatie

VR DOC.0430/1

VR DOC.0430/1 VR 2018 0405 DOC.0430/1 DE VLAAMSE MINISTER VAN BUITENLANDS BELEID EN ONROEREND ERFGOED NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Definitieve goedkeuring van het ontwerp van decreet houdende instemming met

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 21 501-20 Europese Raad Nr. 1417 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag,

Nadere informatie

10106/19 ADD 1 1 JAI LIMITE NL

10106/19 ADD 1 1 JAI LIMITE NL Raad van de Europese Unie Brussel, 28 juni 2019 (OR. en) 10106/19 ADD 1 LIMITE PV CONS 31 JAI 665 COMIX 303 ONTWERPNOTULEN RAAD VAN DE EUROPESE UNIE (Justitie en Binnenlandse Zaken) 6 en 7 juni 2019 10106/19

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE VLAAMSE REGERING

MEDEDELING AAN DE VLAAMSE REGERING MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING VLAAMS MINISTER VAN BUITENLANDS BELEID EN ONROEREND ERFGOED MEDEDELING AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Overzicht van de ontwikkelingen op niveau van de Europese

Nadere informatie

b) de mogelijkheden tot fraude te beperken (model in de vorm van een plastic kaart);

b) de mogelijkheden tot fraude te beperken (model in de vorm van een plastic kaart); Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 10 maart 2006 (14.03) (OR. en) 7192/06 Interinstitutioneel dossier: 2003/0252 (COD) LIMITE PUBLIC TRANS 63 CODEC 233 VERSLAG van: het voorzitterschap aan:

Nadere informatie

Raad van de Europese Unie Brussel, 8 februari 2016 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 8 februari 2016 (OR. en) Conseil UE Raad van de Europese Unie Brussel, 8 februari 2016 (OR. en) Interinstitutionele dossiers: 2016/0010 (CNS) 2016/0011 (CNS) 5827/16 LIMITE PUBLIC FISC 14 ECOFIN 71 NOTA van: aan: Betreft: Voorzitterschap

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie Nr. 663 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer

Nadere informatie

1. Algemene gegevens a) Titel voorstel De internemarktagenda voor banen, groei en investeringen uitvoeren

1. Algemene gegevens a) Titel voorstel De internemarktagenda voor banen, groei en investeringen uitvoeren Fiche 4: Mededeling De internemarktagenda voor banen, groei en investeringen uitvoeren 1. Algemene gegevens a) Titel voorstel De internemarktagenda voor banen, groei en investeringen uitvoeren b) Datum

Nadere informatie

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE MINISTER VAN BUITENLANDS BELEID EN ONROEREND ERFGOED NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Definitieve goedkeuring van het ontwerp van decreet houdende instemming met de overeenkomst inzake

Nadere informatie

14491/18 ons/gra/hh 1 TREE.2.B LIMITE NL

14491/18 ons/gra/hh 1 TREE.2.B LIMITE NL Raad van de Europese Unie Brussel, 23 november 2018 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2017/0003(COD) 14491/18 LIMITE NOTA van: aan: nr. vorig doc.: 14268/18 Nr. Comdoc.: Betreft: het voorzitterschap

Nadere informatie

5627/19 ons/gra/cg 1 LIFE.1

5627/19 ons/gra/cg 1 LIFE.1 Raad van de Europese Unie Brussel, 23 januari 2019 (OR. en) Interinstitutionele dossiers: 2018/0216(COD) 2018/0217(COD) 5627/19 AGRI 31 AGRILEG 13 AGRIFIN 3 AGRISTR 2 AGRIORG 4 CODEC 155 CADREFIN 33 NOTA

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA DEN HAAG Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 73 2594 AC Den Haag Postadres Postbus 20401

Nadere informatie

VR MED.0081/1

VR MED.0081/1 VR 2019 2202 MED.0081/1 MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING VLAAMS MINISTER VAN BUITENLANDS BELEID EN ONROEREND ERFGOED MEDEDELING AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Overzicht van de ontwikkelingen

Nadere informatie

9227/19 ADD 1 1 ECOMP.1 LIMITE NL

9227/19 ADD 1 1 ECOMP.1 LIMITE NL Raad van de Europese Unie Brussel, 11 juni 2019 (OR. en) 9227/19 ADD 1 LIMITE PV CONS 25 ECOFIN 488 ONTWERPNOTULEN RAAD VAN DE EUROPESE UNIE (Economische en Financiële Zaken) 17 mei 2019 9227/19 ADD 1

Nadere informatie

ONTWERP VAN GEWIJZIGDE BEGROTING Nr. 2 BIJ DE ALGEMENE BEGROTING 2019

ONTWERP VAN GEWIJZIGDE BEGROTING Nr. 2 BIJ DE ALGEMENE BEGROTING 2019 EUROPESE COMMISSIE Brussel, 15.5.2019 COM(2019) 320 final ONTWERP VAN GEWIJZIGDE BEGROTING Nr. 2 BIJ DE ALGEMENE BEGROTING 2019 Meer middelen voor essentiële programma's voor het concurrentievermogen van

Nadere informatie

9704/19 mak/cle/fb 1 GIP.1

9704/19 mak/cle/fb 1 GIP.1 Raad van de Europese Unie Brussel, 5 juni 2019 (OR. en) 9704/19 OJ CONS 31 TRANS 359 TELECOM 243 ENER 277 VOORLOPIGE AGENDA RAAD VAN DE EUROPESE UNIE (Vervoer, Telecommunicatie en Energie) ECCL, Luxemburg

Nadere informatie

14949/14 adw/zr/dp 1 DG G 2B

14949/14 adw/zr/dp 1 DG G 2B Raad van de Europese Unie Brussel, 31 oktober 2014 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2013/0045 (CNS) 14949/14 FISC 181 ECOFIN 1001 VERSLAG van: aan: het voorzitterschap Raad nr. vorig doc.: 14576/14

Nadere informatie

7003/17 oms/fb 1 DG G 2A

7003/17 oms/fb 1 DG G 2A Raad van de Europese Unie Brussel, 3 april 2017 (OR. en) 7003/17 BUDGET 2 TOELICHTING Betreft: Ontwerp van gewijzigde begroting nr. 1 bij de algemene begroting voor 2017 in samenhang met het voorstel voor

Nadere informatie

vaste commissie voor Europese Zaken

vaste commissie voor Europese Zaken Den Haag, 11 mei 2017 Voortouwcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken i.v.m. agendapunt 6, 7, 8, 10, 11, 13, 14, 17 DEF i.v.m. agendapunt 17 EZ i.v.m. agendapunt 8, 9, 17 FIN i.v.m. agendapunt 8,

Nadere informatie

EU-wetgevingsonderhandelingen EZK Eerste kwartaalrapportage, april 2019.

EU-wetgevingsonderhandelingen EZK Eerste kwartaalrapportage, april 2019. EU-wetgevingsonderhandelingen EZK Eerste kwartaalrapportage, april 2019. Titel Document nummer A new Boost for Jobs, Growth and Investment Meerjarig Financieel Kader 2021-2027 Horizon EU Onderzoek en Innovatie

Nadere informatie

VR DOC.0099/1

VR DOC.0099/1 VR 2019 0102 DOC.0099/1 DE VLAAMSE MINISTER VAN BUITENLANDS BELEID EN ONROEREND ERFGOED NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Definitieve goedkeuring van het ontwerp van decreet houdende instemming met

Nadere informatie

6133/16 pro/pau/mt 1 DG B LIMITE NL

6133/16 pro/pau/mt 1 DG B LIMITE NL Raad van de Europese Unie Brussel, 4 maart 2016 (OR. en) 6133/16 ONTWERPNOTULEN 1 Betreft: LIMITE PV/CONS 5 AGRI 69 PECHE 43 3446 e zitting van de Raad van de Europese Unie (LANDBOUW EN VISSERIJ), gehouden

Nadere informatie

35. Richtlijn grensoverschrijdende omzettingen, fusies en splitsingen Debriefing door het voorzitterschap over het resultaat van de trialoog Onderzoek

35. Richtlijn grensoverschrijdende omzettingen, fusies en splitsingen Debriefing door het voorzitterschap over het resultaat van de trialoog Onderzoek Raad van de Europese Unie Brussel, 18 februari 2019 (OR. en) 6502/19 OJ CRP1 7 VOORLOPIGE AGENDA HET COMITÉ VAN PERMANENTE VERTEGENWOORDIGERS (1e deel) Justus Lipsiusgebouw, Brussel 20 en 22 februari 2019

Nadere informatie

Niet-wetgeving 12831/19 + COR 1

Niet-wetgeving 12831/19 + COR 1 Raad van de Europese Unie Brussel, 11 oktober 2019 (OR. en) 12687/19 OJ CONS 52 AGRI 473 PECHE 417 VOORLOPIGE AGENDA RAAD VAN DE EUROPESE UNIE (Landbouw en Visserij) ECCL, Luxemburg 14 en 15 oktober 2019

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE VLAAMSE REGERING

MEDEDELING AAN DE VLAAMSE REGERING MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING VLAAMS MINISTER VAN BUITENLANDS BELEID EN ONROEREND ERFGOED MEDEDELING AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Overzicht van de ontwikkelingen op niveau van de Europese

Nadere informatie

Raad van de Europese Unie Brussel, 3 maart 2017 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 3 maart 2017 (OR. en) Conseil UE Raad van de Europese Unie Brussel, 3 maart 2017 (OR. en) 6489/17 ONTWERPNOTULEN 1 Betreft: LIMITE PV/CONS 6 EDUC 58 JEUN 27 CULT 18 AUDIO 17 SPORT 10 3518e zitting van de Raad van de Europese

Nadere informatie

NL In verscheidenheid verenigd NL A8-0299/59. Amendement. Marco Zanni, André Elissen, Stanisław Żółtek namens de ENF-Fractie

NL In verscheidenheid verenigd NL A8-0299/59. Amendement. Marco Zanni, André Elissen, Stanisław Żółtek namens de ENF-Fractie 19.10.2017 A8-0299/59 59 Paragraaf 2 2. benadrukt dat de Unie nog steeds wordt geconfronteerd met tal van uitdagingen en is ervan overtuigd dat de begroting van de Unie, met inachtneming van de begrotingsdiscipline,

Nadere informatie

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 's-gravenhage Datum 1 december 2016 Betreft Verslag Ecofin Begrotingsraad

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 's-gravenhage Datum 1 december 2016 Betreft Verslag Ecofin Begrotingsraad > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 's-gravenhage Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

Kris Peeters: Bedrijven en overheid concreet voorbereiden op Brexit zonder akkoord

Kris Peeters: Bedrijven en overheid concreet voorbereiden op Brexit zonder akkoord Vice-Eersteminister en Minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel Vice-Premier Ministre et Ministre de l Emploi, de l Economie et des Consommateurs, chargé du Commerce Extérieur

Nadere informatie

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 14.9.2016 COM(2016) 604 final 2016/0283 (APP) Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD houdende wijziging van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 tot bepaling van het meerjarig

Nadere informatie

Gevolgen van Brexit voor de besluitvorming in de EU

Gevolgen van Brexit voor de besluitvorming in de EU VIVES BRIEFING 2016/06 Gevolgen van Brexit voor de besluitvorming in de EU Klaas Staal Karlstad Universitet 1 GEVOLGEN VAN BREXIT VOOR DE BESLUITVORMING IN DE EU Klaas Staal INLEIDING Op 23 juni 2016 stemmen

Nadere informatie