Snelzoekgids voor Avaya 9601 SIP IP-bureautelefoons

Transcriptie

1 Snelzoekgids voor Avaya 9601 SIP IP-bureautelefoons Schuiven en navigeren Versie 7.1 Juni , Avaya Inc. Alle rechten voorbehouden. U kunt door de opties en functies op uw telefoonscherm navigeren door met de navigatiepijlen door de opties te bladeren en met de toetsen regels of opties te selecteren. Met de navigatiepijlen omhoog en omlaag kunt u omhoog en omlaag door lijsten bladeren; als u een van de pijlen ingedrukt houdt, bladert u sneller door de lijst. Met de navigatiepijlen rechts en links kunt u van het telefoonscherm naar de functielijst gaan, of van de functielijst naar de lijst systeemnummers, of u verplaatst de cursor naar rechts of links bij het invoeren van tekst. Met de toets Meer kunt u de geselecteerde lijn verder bekijken als de naar rechts gerichte punthaken ( >> ) in beeld verschijnen. Als u naar een regel op het scherm schuift, wordt deze regel geselecteerd. De labels van de softkeys veranderen naar gelang de opties die voor de geselecteerde lijn gelden. De toets OK is een sneltoets voor de standaardactie. Als u bijvoorbeeld een naam in uw lijst met contactpersonen selecteert, wordt er een oproep naar die persoon geplaatst als u op de OK-toets drukt. U kunt ook, zonder schuiven, direct een regel of functie selecteren door op de bijbehorende regeltoets te drukken. Pictogrammen De pictogrammen in de onderstaande tabel geven de status van een oproep aan, de navigatiekeuzemogelijkheden, of de status van een contactpersoon van wie u de aanwezigheid volgt. Pictogram Beschrijving Gemiste oproep; er is een oproep niet beantwoord, of deze is doorgeschakeld naar de voic . Er gaat een inkomende oproep over. Het gesprek is actief. Het gesprek staat in de wacht. Uw oproepen worden doorgeschakeld. De conferentie is actief. De conferentie staat in de wacht. Gebruik de toets Meer om meer informatie over de geselecteerde lijn te zien. Het geluid van het lopende gesprek is gedempt. Het volume van het belsignaal is uitgeschakeld. Dit is gedaan door op - (minteken) op de volumetoets te drukken tot het geluid uit Als u het geluid weer wilt inschakelen, drukt u op + (plusteken) op de volumetoets. Aanwezigheidspictogram dat aangeeft dat het toestel van deze contactpersoon in gesprek is en dat de functie Alle oproepen versturen actief Zie het onderwerp Aanwezigheidspictogrammen voor meer informatie. Dit pictogram geeft ook aan dat een functie op dit moment tijdens een gesprek niet beschikbaar Geeft aan dat de bureautelefoon niet met de sessiebeheerder is verbonden en in storingsmodus werkt. Bepaalde functies zijn wellicht niet beschikbaar of werken niet goed. Pictogram dat staat voor een niet- AST-gerelateerde modus. Zie het onderwerp Beperkte toegang tijdens failover voor meer informatie over failovers. Geeft aan dat voor de oproep een breedbandcodec wordt gebruikt voor Tabel gaat verder Pictogram Beschrijving een goede spraakkwaliteit bij het bellen. Geeft aan dat de netwerkprestaties slecht zijn of dat lokale netwerkproblemen mogelijk tot een lagere oproepkwaliteit leiden. Geeft aan dat de gebruiker de LNCC-functie heeft ingeschakeld. Met de LNCC-functie wordt de bureautelefoon voor meerdere oproepweergaven veranderd in een bureautelefoon voor één oproepweergave. Geeft aan dat de doorschakelfunctie beschikbaar Met de doorschakelfunctie kunt u een oproep van een bureautelefoon doorschakelen naar uw mobiele telefoon. Geeft aan dat de oproep volledig is beveiligd. Geeft aan dat de SLA Mon -agent de besturing van de bureautelefoon heeft overgenomen. Geeft aan dat een oproep wordt opgenomen voor SLA Mon. Geeft aan wat de belstatus van de Teamknop Geeft aan dat de functie Alle oproepen versturen is ingeschakeld. Aanwezigheidspictogrammen worden weergegeven als u de persoon van wie u de aanwezigheid wilt volgen, instelt als contactpersoon en een handle (telefoonnummer of URI) voor die persoon opgeeft. Belgeschiedenispictogrammen De volgende pictogrammen geven de typen oproepen aan. Pictogram Naam Beschrijving Gemiste oproep Geeft aan dat u de oproep niet hebt beantwoord of de oproep hebt door- Tabel gaat verder 1

2 Pictogram Naam Beschrijving geschakeld naar uw voic . Beantwoorde oproep Uitgaande oproep Gekoppelde oproep Aanwezigheidspictogrammen Geeft aan dat u de oproep hebt beantwoord. Geeft aan dat u de oproep hebt geplaatst. Toont het aantal gekoppelde oproepen. De volgende pictogrammen geven de aanwezigheidsstatus van een contactpersoon aan. Pictogram Naam Beschrijving Beschikbaar In gesprek Bezet Afwezig Niet storen Niet op kantoor/ Offline Onbekend De gebruiker is beschikbaar en kan communiceren. De gebruiker is in gesprek. De gebruiker is bezet. De gebruiker zit niet achter de bureautelefoon. De gebruiker wil niet communiceren. Niet op kantoor: de gebruiker is niet op kantoor. Offline: de gebruiker wil onzichtbaar blijven. De aanwezigheidsstatus van de gebruiker is onbekend of de bureautelefoon is niet geregistreerd. U kunt alleen aanwezigheidspictogrammen bekijken als de functie voor het bijhouden van de aanwezigheid is geconfigureerd voor uw bureautelefoon. MLPP-pictogrammen Pictogram Naam Beschrijving Avaya-menu Prioriteit Spoed Wisselgesprek Wisselgesprek afdw. Prioriteitspictogram voor een prioriteitsoproep. Pictogram Spoed voor een prioriteitsoproep met een hoger voorrangsniveau dan Prioriteit. Pictogram Wisselgesprek voor een prioriteitsoproep met een hoger voorrangsniveau dan Spoed. Pictogram Wisselgesprek afdw. voor een prioriteitsoproep met de hoogste voorrang. U kunt via het Avaya-menu opties en instellingen voor uw bureautelefoon configureren en aanpassen. Dit menu biedt toegang tot extra webapplicaties en informatie over uw telefoonen netwerkinstellingen en u kunt zich via het menu Beheer afmelden. Als u op de toets Avaya-menu drukt, wordt een van de volgende menu's weergegeven, afhankelijk van hoe uw beheerder uw systeem heeft ingesteld en de applicaties die voor u beschikbaar zijn: Welke menu's en submenu's worden weergegeven is afhankelijk van hoe de beheerder uw toestelnummer heeft geconfigureerd. Sommige opties of submenu's zijn mogelijk niet beschikbaar. Neem contact op met uw systeembeheerder als u vragen hebt. Opties/instellingen Prioriteitsoproep Aanwezigheid Browser Netwerkinformatie Afmelden Beheer Info over Avaya Met Opties/instellingen kunt u onder andere uw oproepinstellingen wijzigen, toetslabels aanpassen, de helderheid en het contrast aanpassen, uw belpatroon selecteren, favorieten instellen en snelkeuzenummers toewijzen. Met Prioriteitsoproep kunt u een voorrangsoproep plaatsen. In Aanwezigheid kunt u uw status wijzigen in Beschikbaar, Bezet, Afwezig, Niet storen, Niet op kantoor of Offline. U kunt uw status ook automatisch laten selecteren. Browser bevat aanvullende webapplicaties. Als de beheerder de browseroptie niet heeft geconfigureerd voor uw bureautelefoon, wordt de browseroptie niet weergegeven op uw bureautelefoon. Netwerkinformatie heeft een submenu met verschillende weergaveopties: Geluidsparameters, RTCP-XR, Parameters IP-adres, Quality of Service, Interface, 802.1X-parameters, Overig en Diagnostiek. Het is mogelijk dat de beheerder u bij problemen vraagt deze optie te gebruiken om telefoon- of netwerkinstellingen te controleren. Met Afmelden kunt u zich afmelden van de telefoon om uw instellingen te beschermen of om een andere gebruiker in staat te stellen zich aan te melden. Beheer biedt toegang tot de beheerinstellingen van de telefoon. In Over Avaya staat het versienummer van uw telefoonsoftware. Een oproep beantwoorden en plaatsen Oproepen beantwoorden Wanneer u een inkomende oproep ontvangt, selecteert de telefoon automatisch de inkomende oproep. Als de oproep echter binnenkomt tijdens een andere oproep of als u meerdere oproepen tegelijk ontvangt, moet u misschien de oproep die u 2

3 wilt beantwoorden eerst handmatig selecteren. Als u de optie Naar telefoonscherm bij bellen niet hebt ingeschakeld, moet u op de telefoontoets drukken om een lijn te kiezen of de oproepopties te zien. Als u de optie Naar tel.venster bij overg. niet hebt ingeschakeld en als het telefoonvenster niet wordt weergegeven, worden inkomende oproepen op de bovenste regel van het venster U kunt op de bijbehorende regeltoets (LED) drukken om de oproep te beantwoorden. Beantwoord een inkomende oproep op een van de volgende manieren: Als u niet in oproep bent, neemt u de hoorn van de haak of drukt u opluidspreker, OK of Beantw. om via de luidspreker te beantwoorden, of drukt u op Headset om via de headset te antwoorden. Als u in oproep bent gaat u vanuit het scherm Telefoon met de pijltoetsen naar de regel met de inkomende oproep en drukt u op Beantw. of OK. De telefoon beantwoordt automatisch de inkomende oproep en plaatst de vorige oproep in de wacht. Als u in oproep bent en het toestel niet automatisch de inkomende oproep weergeeft, gaat u vanuit het scherm Telefoon naar de regel met de inkomende oproep en drukt u op Beantw. of OK. Als u in oproep bent en het toestel geeft automatisch de inkomende oproep weer, kunt u op Beantw. drukken om de eerste oproep automatisch in de wachtstand te zetten, terwijl u de nieuwe oproep beantwoordt. Ook kunt u op Negeren of Volgende drukken om terug te gaan naar het scherm van de eerste inkomende oproep. Als u automatisch het scherm Telefoon wilt weergeven bij inkomende oproepen, stelt u de optie Tel.venster bij overg. in op Ja. Als u automatisch het scherm Telefoon wilt weergeven bij inkomende oproepen, stelt u de optie Tel.venster bij overg. in op Ja. Oproep plaatsen Als u niet in oproep bent, kiest u gewoon het nummer dat u wilt bellen. U kunt oproepen bekijken en beheren vanuit het telefoonscherm. Druk op Telefoon om het telefoonscherm te zien. Als op de telefoon het telefoonscherm wordt weergegeven, drukt u op Telefoon om naar het begin van de lijst met oproepweergaveregels te gaan.. 1. Neem de hoorn van de haak, of druk op de luidsprekerof de headsettoets (indien van toepassing) of op een regeltoets van een beschikbare regel. 2. Kies het nummer dat u wilt bellen. Als een gedempte oproep actief is, kunt u een beschikbare oproepweergave selecteren met de pijlen Omhoog of Omlaag. Een oproep plaatsen met Nummer bewerken Controleer of de functie Nummer bewerken is ingeschakeld op uw bureautelefoon. Met de functie Nummer bewerken kunt u het nummer bewerken voordat u het daadwerkelijk kiest. Hiervoor gebruikt u de softkey Bksp. Met de softkeys kunt u de nummer-/tekenindeling wijzigen of u kunt Bksp gebruiken om het nummer te bewerken voordat u het werkelijk kiest. Met de softkey Bksp kunt u het nummer bewerken voordat u dit daadwerkelijk kiest. 1. Voer op het telefoonscherm het nummer in dat u wilt bellen. 2. Als u het nummer wilt bewerken, drukt u op Bksp om het voorgaande teken te wissen (tekens worden teken voor teken gewist). U kunt de tekennotatie wijzigen door op de softkeys Meer > 123 te drukken. 3. Druk op Bellen of OK. Een voorrangsoproep plaatsen Gebruik deze procedure om een oproep te plaatsen met voorrang door handmatig het toestelnummer te kiezen of het gewenste toestel te selecteren vanuit Favorieten, Geschiedenis of Contactpersonen. Het voorrangsniveau voor oproepen wordt gecategoriseerd onder de volgende opties: FO: Flash Override (Wisselgespr. afdw.) FL: Flash (Wisselgesprek) IM: Immediate (Spoed) PR: Prioriteit Routine: Standaardwaarde met laagste prioriteit. Controleer of uw toestel is geconfigureerd met het vereiste voorrangsniveau en of uw beheerder de functie Voorrang en oproeponderbreking op meerdere niveaus heeft ingesteld. Ga op een van de volgende manieren te werk: Kies Optie Gebruik nummerplanconfiguratie. Kies Beschrijving Kies het kengetal gevolgd door het toestelnummer. De nummerplanconfiguratie vindt plaats op Local Session Controller Kies Optie Gebruik softkey Prioriteit Gebruik Avayamenu. Kies Beschrijving (LSC) of Enterprise Session Controller (ESC). a. Druk op de softkey Prioriteit op de inactieve oproepweergave. b. Selecteer het voorrangsniveau op het scherm Voorrangsselectie. c. Kies het gewenste telefoonnummer. Tip: U kunt ook de softkey opnieuw kiezen of automatisch kiezen selecteren op het scherm Systeemnummer. Configuratie vindt plaats door het instellen van de parameter ENA- BLE_PRECEDENCE_SOFTKEY. a. Druk op de knop Avaya-menu. b. Selecteer Prioriteitsoproep. c. Selecteer het voorrangsniveau op het scherm Voorrangsselectie. d. Selecteer het gewenste toestel op het scherm Contactpersonen of Geschieden Routine wordt gemarkeerd op de lijn voor de oproepsessies als niet binnen vijf minuten een oproep wordt geplaatst. Bovendien is het voorrangsniveau slechts geldig voor één oproepsessie. Een noodoproep plaatsen Als de beheerder het plaatsen van noodoproepen heeft ingesteld, bevat het Telefoonscherm een softkey Nood die u onmiddellijk verbindt met een vooraf ingesteld nummer voor noodoproepen. U kunt alleen noodoproepen plaatsen vanaf een uitgeschakelde telefoon als de beheerder deze functie voor u heeft geconfigureerd. U kunt ook een noodoproep plaatsen als uw telefoon is vergrendeld. In IP Office is de functie voor noodoproepen alleen beschikbaar als u bent aangemeld bij uw telefoon. In de IP Office-omgeving is bovendien de softkey Nood niet beschikbaar. U moet de noodoproepnummers handmatig kiezen. 3

4 Belangrijk: Gedurende een failover, waarbij de telefoon vanwege een systeemstoring overschakelt tussen systeemservers, is de softkey Nood mogelijk pas beschikbaar nadat uw telefoon verbinding heeft gemaakt met een andere server. Dit proces duurt slechts enkele seconden. 1. Druk op het Telefoon op Nood. 2. Druk op Ja als op de telefoon een prompt wordt Sommige oproepservers bellen terug om de noodoproepstatus te bevestigen. De telefoon beantwoordt de inkomende oproep automatisch op de luidspreker door van de haak te gaan. 3. U kunt de noodoproep beëindigen door op Oproep beeind. te drukken. Een oproep in de wacht zetten 1. Druk indien nodig op Telefoon om het hoofdtelefoonscherm weer te geven. 2. Als de lijn die u in de wachtstand wilt zetten niet actief is, selecteert u deze lijn. 3. Druk op In wacht. Mogelijk wordt een wachtstandtimer weergegeven als u een oproep in de wacht zet. 4. Druk op Herv., OK of op de regeltoets van een oproep die in de wachtstand staat om de oproep weer te activeren. Uw systeembeheerder heeft mogelijk de functie Wachtstand terugbellen geconfigureerd. Deze functie herinnert u visueel en met een prioriteitstoon dat een oproep een bepaalde tijd in de wachtstand heeft gestaan. Oproepen doorverbinden 1. Indien de oproep die moet worden doorverbonden niet reeds gemarkeerd is, selecteert u de regel op het telefoonscherm waarvoor de door te verbinden oproep wordt 2. Druk op Doorv. 3. Kies het nummer of bel de persoon vanuit de lijst met contactpersonen of vanuit de belgeschieden 4. Als uw beheerder doorverbonden gesprekken zonder toezicht heeft geconfigureerd voor uw bureautelefoon, hangt u op zonder het gesprek aan te kondigen. Druk anders op Volt. of dru op OK. Uw bureautelefoon ontvangt mogelijk onbeantwoorde doorverbonden gesprekken als teruggebelde doorverbonden gesprekken. In dat geval hoort u een prioriteitstoon die afwijkt van een normale beltoon en ziet u het weergegeven bericht Return naast het gesprek. Een oproep zonder tussenkomst doorverbinden Een oproep die zonder tussenkomst wordt doorverbonden vindt plaats als u een actieve oproep doorverbindt zonder een oproep tot stand te brengen met de ontvanger van de doorverbonden oproep. 1. Druk of tik bij een actieve oproep op de softkey Doorverbinden. Op de telefoon wordt het scherm Geef doorverbindbestemming op 2. Voer het toestelnummer van de telefoon of de SIP URI in op de regel Bestemming of selecteer een nummer via de volgende opties: Oproep in wachtstand: hierbij wordt de oproepweergave voor oproepen in de wacht weergegeven als een optie en wordt overgeschakeld naar het scherm Selecteer doorverbindmethode. Geschiedenis: hierbij wordt de recente oproepgeschiedenis Contactpersonen: hierbij wordt de lijst met contactpersonen Annul.: hiermee wordt het doorverbinden van een oproep beëindigd. Meer: hiermee worden meer opties weergegeven die verband houden met doorverbinden. Prioriteit: hiermee wordt het scherm Voorrangsselectie U kunt ook Favorieten gebruiken om de oproep door te verbinden. 3. Selecteer de softkey Doorv. Gebruik de softkey Bksp om de invoer te wissen, de softkey Annul. om het doorverbinden van een oproep te beeindigen en Meer voor meer opties. Symbool, Wissen, 123, en Annul. worden weergegeven als u de optie Meer selecteert. Op de telefoon wordt het scherm Selecteer doorverbindmethode 4. Selecteer de softkey Spreek. 5. Voltooi de doorverbinding door op de softkey Volt. te drukken. De telefoon verbindt de oproep door naar het geselecteerde nummer. Onbeantwoorde doorverbonden oproepen kunnen naar uw telefoon worden teruggestuurd als teruggehaalde doorverbonden oproep. In dat geval hoort u een prioriteitsbelsignaal en ziet u een bericht Return naast de oproep op uw scherm. Als de beheerder in de Avaya Aura -omgeving de functie 'Doorverbinden bij ophangen' heeft inschakeld, kunt u de verbinding voor de oproep verbreken om de doorverbinding te voltooien. Doorverbinden met tussenkomst Een oproep die met tussenkomst wordt doorverbonden vindt plaats als u een actieve oproep in de wacht plaatst en een tweede oproep tot stand brengt met de ontvanger van de doorverbonden oproep voordat u de doorverbinding tot stand brengt. 1. Druk of tik bij een actieve oproep op de softkey Doorverbinden. Op de telefoon wordt het scherm Geef doorverbindbestemming op 2. Voer het toestelnummer van de telefoon of de SIP URI in op de regel Bestemming of selecteer een nummer via de volgende opties: Oproep in wachtstand: hierbij wordt de oproepweergave voor oproepen in de wacht weergegeven als een optie en wordt overgeschakeld naar het scherm Selecteer doorverbindmethode. Geschiedenis: hierbij wordt de recente oproepgeschiedenis Contactpersonen: hierbij wordt de lijst met contactpersonen Annul.: Hiermee wordt het doorverbinden van een oproep beëindigd. Meer: hiermee worden meer opties weergegeven die verband houden met doorverbinden. Prioriteit: hiermee wordt het scherm Voorrangsselectie U kunt ook Favorieten gebruiken om de oproep door te verbinden. 3. Selecteer de softkey Doorv. 4

5 Gebruik de softkey Bksp om de invoer te wissen, de softkey Annul. om het doorverbinden van een oproep te beeindigen en Meer voor meer opties. Symbool, Wissen, 123, en Annul. worden weergegeven als u de optie Meer selecteert. De actieve oproep wordt in de wachtstand geplaatst en de tweede oproep gaat over. De ontvanger van de doorverbonden oproep beantwoordt de oproep. 4. Voltooi de doorverbinding door op de softkey Volt. te drukken. De telefoon verbindt de oproep door naar het geselecteerde nummer. Onbeantwoorde doorverbonden oproepen kunnen naar uw telefoon worden teruggestuurd als teruggehaalde doorverbonden oproep. In dat geval hoort u een prioriteitsbelsignaal en ziet u een bericht Return naast de oproep op uw scherm. Als de beheerder in de Avaya Aura -omgeving de functie 'Doorverbinden bij ophangen' heeft inschakeld, kunt u de verbinding voor de oproep verbreken om de doorverbinding te voltooien. Oproepen doorschakelen activeren Gebruik deze taak om uw oproepen door te schakelen naar een opgegeven nummer. 1. Open het functiemenu. 2. Druk op Kiezen of op de bijbehorende regeltoets. 3. Voer het bestemmingsnummer in waarnaar u uw oproepen wilt doorschakelen. 4. Druk op Enter. U kunt bekijken wie de oproep heeft geplaatst als de doorschakelketen twee of meer deelnemers heeft. Deze functie werkt als uw beheerder de gerelateerde parameter heeft geconfigureerd. De conferentiefunctie gebruiken Met een conferentie kunt u in hetzelfde gesprek met mensen spreken die zich op verschillende plaatsen bevinden. Mogelijk zijn er meer opties voor conferenties beschikbaar via de functie Expanded Meet-Me Conferencing. Neem contact op met uw beheerder voor meer informatie over deze functie. Een persoon toevoegen aan een actief gesprek Gebruik deze taak om een conferentie in te stellen en deelnemers aan de conferentie toe te voegen. Er moet een oproep actief zijn. 1. Selecteer de actieve oproep op het telefoonscherm. 2. Druk op Conf. De actieve oproep wordt in de wachtstand geplaatst. 3. Kies het telefoonnummer of bel de persoon via de lijst met contactpersonen of via de belgeschieden 4. Druk op Deeln. als de persoon de oproep beantwoordt. 5. U kunt nog een andere persoon toevoegen door op Toev. te drukken en stappen 3 en 4 te herhalen. Deelnemen aan twee actieve oproepen 1. Plaats een oproep vanaf het telefoonscherm. 2. Ga naar de inactieve lijn om een tweede oproep te plaatsen. De eerste oproep wordt in de wachtstand geplaatst. 3. Druk op de tweede beschikbare lijn op de softkey Conf. 4. Selecteer de eerste beschikbare lijn. 5. Druk op de softkey Deeln. Iemand uit de wachtstand aan een vergadering toevoegen Gebruik deze taak om een persoon die u in de wachtstand hebt gezet toe te voegen aan een vergadering. 1. Druk tijdens een actieve oproep op In wacht. 2. Ga op een van de volgende manieren te werk: U kunt een nieuwe oproep plaatsen door op NwOproep te drukken en het toestel van de tweede persoon te kiezen. Beantwoord een inkomende oproep door op Beantw. te drukken. Schakel over tussen de oproepen door op Wisselen te drukken. 3. Als de eerste persoon de oproep beantwoordt, drukt u op de softkey Verg.. De persoon in de wachtstand wordt aan de vergadering toegevoegd. De verbinding van een deelnemer aan een conferentie verbreken Deze functie is niet op alle systemen beschikbaar. 1. Selecteer de actieve oproep op het telefoonscherm. 2. Druk op Details. 3. Selecteer de persoon waarvan u de verbinding wilt verbreken. 4. Druk op Beëindigen. Functies In dit onderwerp woden de functies van uw bureautelefoon beschreven. Uw systeembeheerder heeft uw bureautelefoon mogelijk zo ingesteld dat de functies en oproepweergaven in één scherm worden U kunt Alle oproepen versturen en Doorschakelen gebruiken als u inkomende oproepen wilt doorsturen naar andere nummers. Wanneer u de functie EC500 inschakelt, kunt u oproepen vanaf uw bureautelefoon doorschakelen naar uw mobiele telefoon. Andere functies, zoals Parkeren, Oproep overnemen mobiel en Doorverbinden naar voic kunnen ook via uw menu Functies beschikbaar zijn. De functies die voor uw telefoon beschikbaar zijn, worden ingesteld door uw beheerder. U kunt deze functies ook aanroepen via de functietoegangscode (Feature Access Code - FAC). Als u een functie in- of uitschakelt via FAC en de bijbehorende functietoets wordt niet beheerd op de bureautoets, krijgt u mogelijk geen melding van het in- of uitschakelen van de functie. Behalve via het menu Functies zijn geselecteerde functies mogelijk eveneens toegankelijk via softkeys als uw beheerder dergelijke functies toewijst aan de softkeys op het oproepweergavescherm (telefoonscherm). Neem contact op met uw beheerder voor meer informatie over welke functies en opties voor uw toestel beschikbaar zijn. Toegang tot het functiemenu Gebruik deze taak om het menu Functies te openen. De optie in het menu Functies geeft een van de volgende pictogrammen aan: Het pictogram Het pictogram : geeft aan dat de functie beschikbaar : geeft aan dat de functie geactiveerd 5

6 Het pictogram : geeft aan dat de functie niet beschikbaar Voor modellen met LED's, geeft het LED-lampje naast de functienaam aan of de functie momenteel in- of uitgeschakeld Als het lampje brandt, is de functie ingeschakeld. Gebruik in het telefoonscherm de navigatietoets en schuif naar rechts om het menu Functies te openen. Als u terug wilt keren naar het telefoonscherm, drukt u op de Telefoon of bladert u naar links. Alle oproepen versturen activeren Als de functie Alle oproepen versturen (SAC) is ingeschakeld, worden al uw inkomende oproepen naar een vooraf ingesteld dekkingsnummer verzonden. Dit nummer is gewoonlijk uw voic . Bij inkomende oproepen gaat uw toestel één keer over en vervolgens worden deze oproepen rechtstreeks doorgeschakeld naar een nummer dat is ingesteld door uw systeembeheerder. Als de functie Alle oproepen versturen op uw toestel is geconfigureerd, ziet u een softkey Vrzendn op het telefoonscherm voor vrije lijnen. U kunt Alle oproepen versturen ook in- of uitschakelen via het menu Functies van de bureautelefoon. Als u de functie DND beïnvloedt SAC hebt ingeschakeld, wordt de functie Alle oproepen versturen geactiveerd op de bureautelefoon als u de aanwezigheidsstatus handmatig wijzigt in DND. U mag niet de SAC-functie inschakelen als u de optie voor volledige dekking hebt geselecteerd voor het dekkingspad omdat het tegelijkertijd inschakelen van beide functies ertoe kan leiden dat er dubbele vermeldingen worden gemaakt in het oproeplog. 1. Open het functiemenu. 2. Druk op Selecteer of de bijbehorende regeltoets om de funtie te activeren Contactpersonen U kunt maximaal 250 namen opslaan met maximaal 6 telefoonnummers per naam. Als u op de toets Cont.p. drukt en er gebeurt niets, heeft uw systeembeheerder de toets en de functie uitgeschakeld. In dat geval kunt u geen bestaande contactpersonen toevoegen, bewerken of verwijderen. U kunt echter wel de bestaande vermeldingen voor contactpersonen weergeven. Een contactpersoon zoeken U kunt naar een naam zoeken zoals hier is beschreven, of u kunt naar een bepaalde groep letters in uw lijst met contactpersonen gaan door op de bijbehorende toets op uw toetsenblok te drukken. Als u bijvoorbeeld op de 3 drukt, geeft de lijst met contactpersonen vermeldingen weer die beginnen met D, E, F of 3 afhankelijk van hoe u uw contactpersonen hebt ingesteld en hoe vaak u achter elkaar op 3 hebt gedrukt. 1. Druk op Contact. 2. Typ op het toetsenblok de eerste tekens van de naam waarnaar u zoekt. Bij het zoeken naar contactpersonen wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en kleine letters. Een dergelijke zoekopdracht is afhankelijk van hoe uw lijst met contactpersonen is opgezet. Als de lijst met contactpersonen is ingedeeld op basis van de achternaam, gevolgd door de voornaam, begint u met de letters van de achternaam. Als u de lijst met contactpersonen op een andere wijze hebt ingedeeld, voert u de letters in waarvan u vermoedt dat deze overeenkomen met de naam die u zoekt. 3. Druk op de optie voor bellen om de persoon te bellen of druk op Meer en vervolgens op Bewerken als u de contactgegevens wilt bewerken. Iemand bellen uit de lijst met contactpersonen Gebruik deze procedure om een willekeurige contactpersoon uit de lijst met contactpersonen te bellen. 1. Druk op Contact. 2. Selecteer de persoon of het nummer dat u wilt bellen. 3. Druk tweemaal op Meer. 4. Zoek de contactpersoon die u wilt bellen door de naam van de persoon in te voeren op de wijze waarop deze in de lijst is opgenomen. Als u bijvoorbeeld Jan Smit aan uw lijst met contactpersonen hebt toegevoegd als Smit, Jan, begint u de achternaam te typen en niet de voornaam. Bij elke letter die u met de cijfertoetsen invoert, verschuift de lijst zodat deze overeenkomt met wat u opgeeft. U kunt ook met de pijltoetsen omhoog en omlaag in de lijst gaan om de contactpersoon te vinden. 5. Druk op Roep op, OK of de oproepweergaveregel om de geselecteerde contactpersoon te bellen. Een nieuwe contactpersoon toevoegen U kunt maximaal zes verschillende nummers voor een contactpersoon toevoegen. Op werktoestellen kunt u door Aanwezigheid bijhouden de aanwezigheid van contactpersonen bijhouden, bijvoorbeeld: Beschikbaar, Bezet, Afwezig, Niet storen, Niet op kantoor of Offline. U moet een nieuwe contactpersoon maken om de aanwezigheid bij te houden als de contactpersoon een nieuw werktoestel krijgt. De optie Aanwezigh. bijhouden is alleen beschikbaar als de gebruiker of het toestel hiervoor is geconfigureerd. 1. Druk op Contactpersonen > Meer > Nieuw. 2. Voer de voor- en achternaam in via het toetsenblok. Druk herhaaldelijk op de cijfertoets met de letter die of het cijfer dat u wilt invoeren tot u de gewenste letter of het gewenste cijfer op uw scherm ziet. Als de tekens op dezelfde toets zitten, moet u een korte pauze inlassen voordat u het volgende teken invoert. Voor een spatie drukt u op 0. Voer de rest van de letters en cijfers in. U kunt het laatste teken wissen door op de softkey Bksp te drukken. Als u een letter, cijfer, spatie of symbool wilt verwijderen in het midden van de ingevoerde tekst, gebruikt u de navigatiepijlen naar links en naar rechts om de cursor na het teken te plaatsen dat u wilt verwijderen. Als de cursor op de goede plaats staat, drukt u op de softkey Bksp om het teken links van de cursor te verwijderen. 3. Kies Ja in het veld Aanwezigh. bijhouden als u de aanwezigheidsinformatie voor deze contactpersoon wilt weergeven. Als de aanwezigheidsinformatie voor deze persoon beschikbaar is, wordt op de bureautelefoon het aanwezigheidspictogram weergegeven naast de naam van de contactpersoon in het telefoonscherm of op het contactscherm. 4. Schuif naar het volgende veld. 5. Voer het nummer in. 6. Druk indien van toepassing opmeer > Primair. Het primaire nummer is het nummer dat wordt weergegeven, zonder dat u in de details van de contactpersoon hoeft te kijken. 7. Ga naar het volgende veld en kies het type nummer dat wordt ingevoerd: Werk, Thuis, Mobiel. 6

7 8. Als u een ander nummer voor deze contactpersoon hebt, selecteert u het volgende veld en herhaalt u de instructies in stappen 5 en 6. U kunt maximaal vijf nummers invoeren voor deze contactpersoon, maar u kunt slechts één nummer als primair aanwijzen. 9. Druk op Opslaan. Een contactpersoon bewerken 1. Druk op Contact. 2. Zoek naar de contactpersoon die u wilt wijzigen en selecteer die. 3. Druk op Meer > Bewerken of Details > Bewerken. 4. Selecteer het veld dat u wilt bewerken. 5. Gebruik het toetsenblok en de softkeys om contactinformatie te wijzigen. 6. Druk op Opslaan. Belgeschiedenis Op het scherm Belgeschiedenis wordt een lijst met recente oproep weergegeven, met informatie over typen oproepen, zoals gemist, beantwoord of uitgaand. De informatie omvat tevens de naam en het nummer van de beller, het tijdstip waarop is gebeld en de duur van de oproep. Het oproeplog kan tot 21 cijfers bevatten. U kunt een oproep plaatsen vanuit het het oproeplog. Op de telefoon wordt het nummer van de beller alleen weergegeven als dit beschikbaar Als u lid bent van een gespreksovernamegroep worden alle oproepen die u voor iemand anders hebt aangenomen of die u hebt gemist en die door iemand anders zijn aangenomen, weergegeven met een doorschakelpictogram. U kunt dankzij deze functie details van het type gespreksovername weergeven. Als u een of meer gemiste oproepen hebt, gaat de toets Belgeschiedenis branden en worden het pictogram Gemiste oproepen en het aantal gemiste oproepen op de bovenste regel Als uw beheerder de functie Oproeplog voor bezet station heeft geconfigureerd, worden alle inkomende oproepen die als oproep bij bezet worden behandeld in het oproeplog opgenomen. Een inkomende oproep wordt als oproep bij bezet behandeld als: Al uw oproepweergaven bezet zijn en u een inkomende oproep hebt. Uw LNCC-functie actief is en u een inkomende oproep ontvangt terwijl u al bezig bent met een actieve oproep. De parameter Laatste weergave beperken is ingesteld op Ja en u een inkomende oproep ontvangt als al uw oproepweergaven op één na bezet zijn. Als de parameter Laatste weergave beperken is ingesteld op Ja, is de laatste beschikbare oproepweergave uitsluitend bestemd voor het starten van oproepen. Met deze instellingen kunnen alle actieve oproepen naar een andere weergave worden doorverbonden. Als deze parameter is ingesteld op Nee, kunnen alle oproepweergaven bezet zijn voor inkomende oproepen en kunt u geen van de actieve oproepen doorverbinden. Op de bureautelefoon worden deze oproepen weergegeven als gemiste oproepen in het oproeplog. Op de bovenste regel van de bureautelefoon licht tevens de LED Belgeschiedenis op en worden de gemiste oproepen Een vermelding uit de belgeschiedenis aan uw contactenlijst toevoegen 1. Druk op Geschieden 2. Selecteer het nummer dat u aan uw lijst met contactpersonen wilt toevoegen. 3. Druk op Meer en druk vervolgens op +Contact. 4. Bewerk zo nodig de naam en het telefoonnummer. 5. Druk op Opslaan. De taal wijzigen 1. Druk op Avaya-menu. 2. Selecteer Opties/instellingen. 3. Druk op Kies of OK. 4. Selecteer Taal en regio. 5. Druk op Kies of OK. 6. Selecteer Taal. De taaloptie is alleen beschikbaar als de beheerder deze optie heeft ingeschakeld voor uw telefoon. 7. Kies een taal voor het weergavescherm. 8. Druk op Kies of OK. 9. Druk op Ja om de geselecteerde taal te bevestigen. Aanwezigheid De aanwezigheidsstatus wijzigen De bureautelefoon geeft uw aanwezigheidsstatus aan op de bovenste regel. Deze kunt u handmatig wijzigen. 1. Druk op Avaya-menu. 2. Druk op Selecteer om Aanwezigh. te selecteren. 3. Schuif en druk op Selecteer om een van de volgende opties te kiezen: Automatisch: de aanwezigheidsstatus wordt beheerd door de bureautelefoon. Beschikbaar: hiermee geeft u aan dat u beschikbaar bent en gereed voor communicatie. Bezet: hiermee geeft u aan dat u bezet bent. Afwezig: hiermee geeft u aan dat u niet achter de bureautelefoon zit. Niet storen: hiermee geeft u aan dat u niet gereed bent voor communicatie. Niet op kantoor: hiermee geeft u aan dat u niet op kantoor bent. Offline: hiermee wordt u onzichtbaar in het systeem. De bureautelefoon blijft de aanwezigheidsabonnementen bijhouden op de aanwezigheidsserver. De bureautelefoon blijft tevens meldingen ontvangen voro de contactpersonen waarvoor de bureautelefoon een aanwezigheidsabonnement heeft. 4. Druk op Opslaan. Voor meer informatie Ga naar voor de nieuwste informatie over ondersteuning. Dit omvat gebruikersgids, beheerdersgids, installatie- en onderhoudsgids, interactief document en software-downloads. 7