Algemene Studentenenquête 2010

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Algemene Studentenenquête 2010"

Transcriptie

1 Algemene Studentenenquête 2010 Twan Verrijt Rob Sijbers 7 februari 2011 projectnr

2

3 Inhoudsopgave Samenvatting Inleiding Kader Doelgroep en respons Tijdsbesteding Betaald werk Onbetaald werk Studie en werk gecombineerd Tijdsbesteding eerstejaarsstudenten Tijdsbesteding naar sekse Huisvesting Woonvormen Type huishouden Verhuurder Verhuisbehoefte en -motieven Woonlast en -oppervlakte Inkomen Inkomstenbronnen Hoogte van het inkomen Computergebruik en ict-voorzieningen Computergebruik Blackboard Share Learning zone Inloggen Studentenbegeleiding Vragen en problemen in verband met de studie Contact met de studieadviseur Doorverwijzing Gesprekken over studievoortgang/studiekeuze (eerstejaars) Studeren in het buitenland Studieonderdelen Stage Algemeen...44

4

5 Samenvatting De algemene studentenenquête wordt jaarlijks afgenomen onder alle studenten aan de Radboud Universiteit die zich hebben heringeschreven. Het voorliggend rapport geeft de resultaten weer van de algemene studentenenquête De enquête bevat een aantal vaste thema s; tijdsbesteding, huisvesting, inkomen en computergebruik. Daarnaast worden ieder jaar specifieke thema s aan de orde gesteld. Voor de enquête van 2010 betreft dit ict-voorzieningen, studentenbegeleiding en studeren in het buitenland. Aan deze enquête hebben 4639 studenten deelgenomen; een respons van 33% ten opzichte van de doelgroep. Tijdsbesteding In het studiejaar hebben voltijdstudenten gemiddeld 32,5 uur per week aan hun studie besteed. De tijd die studenten wekelijks aan hun studie besteden laat ten opzichte van de voorgaande meting een stabiel beeld zien. In de periode 2006 tot 2009 was in het totaalbeeld sprake van een stijgende lijn, maar bij de laatste meting heeft deze zich niet verder voortgezet. Bij FSW is een doorgaande stijgende lijn waar te nemen. Bij FdM is sinds 2007 sprake van een dalende lijn. 42% van de voltijdstudenten besteedt minstens 35 uur per week aan de studie. Bij FMW (63%) en FNWI (59%) geldt dit voor relatief veel studenten, en bij FdR (30%) en FdM (27%) voor een aanzienlijk kleiner deel van de studenten. 40% van voltijdstudenten besteedt minder dan 30 uur per week aan de studie. Studenten FMW en FNWI ervaren hun studie ook als relatief zwaar in vergelijking tot andere groepen studenten. 72% van de voltijdstudenten heeft in studiejaar betaald werk verricht naast de studie. Dit is over langere tijd een stabiel gegeven. Studenten die nevenwerkzaamheden verrichten, besteden hier gemiddeld ruim 7 uur per week aan. Bij 31% van hen gaat het om meer dan 8 uur per week. In het studiejaar verrichtte 39% van de voltijdstudenten onbetaald werk naast de studie; zowel in universitair verband (22%) als daarbuiten (25%). Aan onbetaalde werkzaamheden werd gemiddelde 3,6 uur per week besteed. Evenals bij voorgaande enquêtes zien we dat de faculteiten FMW en FNWI zich wat betreft tijdsbesteding duidelijk onderscheiden van andere faculteiten. Studenten FMW en FNWI besteden meer tijd aan hun studie, hebben minder vaak betaalde nevenwerkzaamheden en ze besteden daar ook minder tijd aan. Ook wordt minder tijd besteed aan vrijwilligerswerk. In totaal vergen studie en nevenwerkzaamheden 39 uur per week. Ondanks de lagere intensiteit van nevenwerkzaamheden is de totale weeklast bij studenten FNWI en FMW hoger dan die bij andere groepen. Naarmate studenten meer tijd aan nevenwerkzaamheden besteden, besteden ze minder tijd aan de studie. Vooral wanneer nevenwerkzaamheden meer dan 12 uur per week vergen, wordt er beduidend minder tijd besteed aan de studie. Gemiddeld besteden studenten die meer dan 12 uur per week nevenwerkzaamheden verrichten 6 uur minder per week aan de studie in vergelijking tot studenten die geen nevenwerkzaamheden hebben. Achtereenvolgende enquêtes laten duidelijk zien dat tijd die besteed wordt aan betaalde nevenwerkzaamheden, zeker wanneer dit een substantiële omvang heeft, een negatieve impact heeft op de tijd die wordt besteed aan de studie. Eerstejaarsstudenten en ouderejaarsstudenten besteden evenveel tijd aan hun studie. Wel hebben ouderejaarsstudenten vaker een baan naast de studie. Vrouwelijke studenten besteden meer tijd aan de studie, laten minder vaak verstek gaan bij colleges en werkgroepen, en hebben vaker een betaalde baan naast de studie. Mannen besteden daarentegen meer tijd aan nevenwerkzaamheden. Huisvesting Eén op de vijf studenten (20%) is thuiswonend. Van de uitwonende studenten hebben er relatief veel een kamer in een studentenflat (34%) of in een vrij huis (17%). Verder woont 10% in een kleine zelfstandige wooneenheid of flat/appartement (11%). Ten opzichte van de voorgaande meting is geen significante verandering opgetreden bij de verdeling van woonvormen. Ook de voorkeuren van studenten voor woonvormen zijn sinds de vorige meting niet veranderd. Over meerdere jaren is wel sprake van een geleidelijke afname in voorkeuren voor een 1

6 kamer in een vrij huis en een toename in voorkeuren voor de kleine zelfstandige wooneenheid. Evenals bij de voorgaande metingen heeft een relatief kleine groep van 7% een voorkeur voor thuis wonen. Een voorkeur voor een andere woonvorm dan de bestaande impliceert niet direct dat de betreffende student ontevreden is; ruim de helft van de studenten die een voorkeur hebben voor een andere woonvormen is tevreden met de huidige woonvorm. Redenen om de voorkeur niet te verwezenlijken, zijn vaak de kosten. Ook heeft de voorkeur voor een relatief grote groep betrekking op iets dat men pas op langere termijn wil realiseren. De voornaamste reden om niet voor een kamer in Nijmegen te kiezen is omdat men tevreden is met de bestaande woonsituatie. Vaak is de sociale context een reden om niet naar Nijmegen te verhuizen. Circa 3% van de studenten geeft aan op kamers te willen in Nijmegen, maar dit niet te kunnen realiseren omdat hun voorkeur niet beschikbaar is. 23% van de studenten zegt te willen verhuizen. De belangrijkste verhuismotieven zijn de behoefte aan meer woonruimte en meer privacy. De gemiddelde woonlasten zijn sinds de vorige peiling gestegen; van 379,- naar 392,-. De gemiddelde maandlasten bij eenpersoonshuishoudens in 2010 zijn 333,- en voor meerpersoonshuishoudens 441,-. Inkomen 72% van de voltijdstudenten had in het studiejaar een basisbeurs. Ook hadden de meeste studenten inkomsten uit een ouderbijdrage (76%), betaald werk (69%) en/of een zorgtoeslag (72%). Een relatief kleine groep had inkomsten uit een aanvullende beurs (17%) en/of uit andere dan de genoemde bronnen (16%). Daarnaast had 32% een rentedragende studielening. Sinds 2007 vertoont het percentage voltijdstudenten met een studielening een licht dalende lijn. Voor veel studenten is een studielening niet nodig omdat inkomsten uit betaald werk en ouderbijdrage voldoen. Sinds 2008 zijn steeds meer studenten (2010: 54%) bang om een forse schuld op te bouwen. Het maandinkomen van voltijdstudenten bedroeg in studiejaar gemiddeld 830. Sinds 2007 is het maandinkomen van studenten gelijk gebleven. De belangrijkste componenten in het maandinkomen zijn betaald werk (27%), ouderbijdrage (26%) en beurs (24%). 37% van de voltijd studenten heeft een maandinkomen dat beduidend (>10%) lager is dan de normbedragen waar het ministerie van OCW vanuit gaat. Sinds 2008 neemt het aantal studenten waarvoor dit geldt toe. Computergebruik en ict-voorzieningen Computergebruik Sinds 2005 is het laptopbezit onder studenten fors toegenomen; van 30% naar 85%. Het (regelmatig) gebruik van een eigen laptop op de universiteit houdt gelijke tred met het bezit van laptop. Studenten met een eigen laptop ondervinden geleidelijk minder drempels om deze op de universiteit te gebruiken.de grootste belemmering is nog steeds een ervaren tekort aan stopcontacten. Daarnaast maakt driekwart van de studenten wel eens mee dat men 5 minuten of langer moet wachten op het beschikbaar komen van een campus-pc. Vooral studenten bij FdL, FdM en FMW ondervinden hier hinder van. Over het algemeen is de wachttijd ten opzichte van de voorlaatste meting (2007) toegenomen. Blackboard Vrijwel alle studenten maken gebruik van Blackboard; doorgaans zeer regelmatig. Studenten FMW gebruiken Blackboard relatief weinig. De meeste studenten zijn positief over de functionaliteit van Blackboard. Over het gebruiksgemak zijn studenten gematigd positief. Studenten FNWI zijn hierover kritischer dan andere groepen. Share Tweederde van de studenten maakt gebruik van het centraal systeem Share. Studenten FNWI gebruiken Share relatief weinig. De intensiteit van het gebruik loopt uiteen. Eén op de drie gebruikers gebruikt Share (vrijwel) dagelijks. De meeste studenten zijn positief over de functionaliteit van Share. Ook over het gebruiksgemak zijn studenten overwegend positief. 2

7 Learning zone 31% van de studenten is bekend met de Learning Zone in de Centrale Bibliotheek. Relatief veel studenten FdL zijn op de hoogte, terwijl studenten FMW en FNWI de Learning Zone beduidend minder vaak kennen. De meeste studenten die bekend zijn met de Learning Zone maken er ook gebruik van. De meeste studenten zijn tevreden over de Learning Zone. Suggesties ter verbetering hebben onder andere betrekking op uitbreiding van het aantal plaatsen, de temperatuur, de afstand tussen banken en tafels en het scheppen van duidelijkheid over de vraag of de Learning Zone een stiltegebied is of niet. Inloggen Eén op de tien studenten vindt het inloggen op systemen van de universiteit lastig. Dit is relatief vaak het geval bij studenten FdR. Wat studenten vooral lastig vinden, is het vereiste gebruik van meerdere wachtwoorden en dat men alleen op de eigen faculteit kan inloggen. Daarnaast hebben sommige studenten er moeite mee dat inloggen op verschillende plaatsen op een andere manier gaat. Studentenbegeleiding De meeste studenten hebben in studiejaar wel iets meegemaakt waarvoor zij ondersteuning nodig hadden. De vragen/problemen zijn uiteenlopend; deels problemen in verband met de studie (concentratie, planning), deels vragen over de nadere invulling van de studie (keuze specialisatie, buitenland) en deels betreft dit persoonlijke problemen. Hoewel studenten FMW en FNWI aangeven meer tijd te besteden aan de studie, ondervinden ze niet vaker dan anderen problemen met de zwaarte van de studie. Over het algemeen zijn het vooral ouders, vrienden/kennissen en medestudenten waar studenten bij aankloppen bij vragen/problemen m.b.t. de studie. Ruim de helft van de studenten heeft in studiejaar persoonlijk (anders dan alleen telefonisch of per ) contact gehad met de studieadviseur. Studenten die geen contact hadden met de studieadviseur zagen daar vaak geen aanleiding toe. De belangrijkste aanleiding voor contact met de studieadviseur waren vragen/problemen rondom de nadere invulling van de studie (specialisatie master, invulling minor e.d.) en persoonlijke omstandigheden. Problemen met studeren waren minder vaak de aanleiding. Studenten zijn overwegend positief over de wijze waarop de studieadviseur hen heeft ondersteund/ geadviseerd. Eén op de drie studenten werd door de studieadviseur doorverwezen; relatief vaak naar de studentendecaan. Doorverwijzingen naar de studentendecaan werden (vrijwel) altijd opgevolgd. Bij andere doorverwijzingen (trainer of studie- en beroepskeuzeconsulent DSZ, informatiecentrum BaMa) werden doorverwijzingen vaak niet opgevolgd. Soms (psycholoog) vond men de drempel hoog, maar vaak was het probleem dat de aanleiding vormde al opgelost. Studenten zijn over het algemeen positief over de doorverwijzing, vooral bij doorverwijzing naar studentendecaan of studie- en beroepskeuzeconsulent. Ruim de helft van de eerstejaarsstudenten is in studiejaar uitgenodigd voor een gesprek in verband met studievoortgang/studiekeuze. Van deze groep zijn de meesten ook daadwerkelijk op gesprek geweest. Veel studenten die geen gehoor gaven aan de uitnodiging zagen het belang ervan niet. Een drempel wordt zelden ervaren. De gesprekken werden meestal gevoerd met de mentor/tutor of studieadviseur en werden meestal als nuttig ervaren. Naast de wat meer formele gesprekken heeft één op de vijf studenten over studievoortgang gesproken met een vertegenwoordiger van de opleiding; studieadviseur, mentor/ tutor, docent. Bij ouderejaars studenten met een achterblijvende studievoortgang (minder dan 40 EC in een jaar) neemt de opleiding in 16% van de gevallen het initiatief voor contact, terwijl de betreffende opleidingen met 84% van de studenten geen contact zoekt. Studeren in het buitenland 6% van de studenten heeft onderdelen van de studie in het buitenland gevolgd. Meestal worden onderdelen in het buitenland in de latere fase van de studie gevolgd. Een verblijf in het buitenland duurt gemiddeld vijf maanden en levert voor studieonderdelen gemiddeld 25 studiepunten op. De spreiding over landen verschilt per facultaire groep; bij FSW is Groot-Brittannië populair, bij FdR Italië en bij FNWI de Verenigde Staten. Het 3

8 niveau van de studieonderdelen in het buitenland wordt meestal als gelijkwaardig met Nederland of lager beoordeeld. 5% van de studenten heeft stage gelopen in het buitenland. Stages in het buitenland zijn meestal onderdeel van de master. De stages duurden gemiddeld vier maanden en leverden gemiddeld 16 studiepunten op. Over de ondersteuning vanuit de onderwijsomgeving bij verblijf in het buitenland komt een verschillend beeld naar voren. De bijdrage van docenten wordt overwegend positief beoordeeld, evenals de informatievoorziening. Over de bijdrage van de studieadviseur en de facultaire contactpersoon wordt overwegend negatief geoordeeld. Studenten die nog niet in het buitenland zijn geweest, zijn overwegend positief over de informatievoorziening door universitaire diensten en de facultaire contactpersonen. Veel van deze studenten hebben geen uitgesproken oordeel over de rol van docenten en opleiding in de informatievoorziening aangaande studeren in het buitenland. Informatie over een mogelijk verblijf in het buitenland zoekt men eerder bij de universitaire diensten dan bij de eigen opleiding. Van de studenten die nog niet voor hun studie in het buitenland zijn geweest, is een kwart van plan in de verdere loop van de studie een studieonderdeel in het buitenland te gaan volgen. Een op de drie studenten is van plan een buitenlandse stage te gaan doen. Groot-Brittannië en de Verenigde Staten zijn hiervoor populaire bestemmingen. De belangrijkste reden om af te zien van studie(onderdelen) in het buitenland zijn de extra kosten. Daarnaast spelen ook sociale aspecten, het mogelijk oplopen van studievertraging, de inpassing in het studieprogramma en organisatorische drempels hierin een rol. 4

9 1 Inleiding 1.1 Kader De algemene studentenenquête wordt jaarlijks afgenomen onder alle studenten van de Radboud Universiteit die zich hebben heringeschreven. Het doel van de enquête is het in kaart brengen van algemene zaken betreffende studenten, zoals huisvesting, tijdsbesteding, inkomen, begeleiding en faciliteiten. Aan de hand van de resultaten van de enquête kan beleid ten aanzien van studenten of studentenvoorzieningen worden geformuleerd of bijgesteld. Aanvullende onderwerpen worden voorgesteld door DSZ en MSO. Uitgangspunt zijn vigerende beleidskaders en signalen vanuit andere onderzoeken. Bij de uitwerking van het onderzoek is een adviescommissie betrokken bestaande uit: - twee studenten namens de USR - een vertegenwoordiger van SSHN - een vertegenwoordiger uit het Cluster Facilitair Het voorstel van DSZ/MSO voor de aanvullende (wisselende) onderwerpen (inclusief de beleidsvragen/ onderzoeksvragen die daarbij horen) wordt jaarlijks ter advies voorgelegd aan de adviescommissie. De commissie heeft vervolgens de gelegenheid advies uit te brengen over de onderwerpen die onderzocht zullen worden, evenals de uitwerking daarvan in beleids- en onderzoeksvragen. 1.2 Doelgroep en respons De enquête is in oktober 2010 gehouden onder alle studenten van de Radboud Universiteit die ingeschreven stonden in het studiejaar en die zich opnieuw hebben ingeschreven voor het studiejaar De doelgroep bestond uit studenten. Er is tweemaal een rappelmail gestuurd. In totaal hebben 4639 studenten aan het onderzoek deelgenomen. Hiermee is een respons gerealiseerd van 33%. De respons per facultaire groep loopt uiteen. In verhouding tot de totale respons is het responspercentage bij FNWI hoog (39%) en bij FdR laag (27%). Om te compenseren voor de ongelijke responspercentages bij opleidingen is een weegfactor toegepast. Analyses - afgezien van onderstaande overzichten van de groep respondenten - zijn uitgevoerd op gewogen data. Tabel 1.1 geeft de verhouding tussen doelgroep en respons weer. De responsverdeling over faculteiten wordt zowel voor als na weging weergegeven. Weging resulteert in een verdeling van facultaire groepen die nagenoeg overeenkomt met de verdeling in de studentenpopulatie. Tabel 1.1 Overzicht doelgroep en respons aangeleverde doelgroep responsverdeling ongewogen responsverdeling gewogen ongewogen respons per faculteit FdL % % % 35% FdR % % % 27% FSW % % % 32% FdM % % % 29% FMW % % % 36% FNWI % % % 39% FdFTR % 142 3% 143 3% 29% Totaal % % % 1 Op de aangeleverde doelgroep zijn 101 bounced mails in mindering gebracht. 2 De Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen (FdFTR) is verder afgekort weergegeven als FTR. 5

10 Tabel 1.2 Respondenten per opleiding (ongewogen) FdL Algemene Cultuurwetenschappen 61 FdM Bedrijfskunde 208 Amerikanistiek 37 Bestuurskunde 71 Arabische Taal en Cultuur 9 Economie en Bedrijfseconomie 83 Communicatie- en Informatiewetenschappen 163 Milieumaatschappijwetenschappen 7 Duitse Taal en Cultuur 18 Planologie 60 Duitslandstudies 2 Politicologie 85 Engelse Taal en Cultuur 65 Sociale Geografie 62 Geschiedenis 138 Sociale Geografie en Planologie 11 Griekse en Latijnse Taal en Cultuur 31 FMW Biomedische Wetenschappen 190 Historische Wetenschappen 3 Geneeskunde 653 Kunstgeschiedenis 29 Molecular Mechanisms of Disease 6 Language and Communication 3 Tandheelkunde 85 Letterkunde en Literatuurwetenschap 3 FNWI Biologie/Biology 165 Literatuurwetenschap 6 Informatica 33 Nederlandse Taal en Cultuur 54 Informatiekunde 24 Romaanse Talen en Culturen 42 Medische Biologie 68 Taal- en Cultuurstudies 31 Milieu-natuurwetenschappen 11 Taal- en Spraakpathologie 13 Moleculaire Levenswetenschappen 82 Taal- en Spraaktechnologie 2 Natuur- en Sterrenkunde 53 Taalwetenschap 29 Natuurwetenschappen 35 FdR Internationaal en Europees Recht 61 Scheikunde/Chemistry 87 Nederlands Recht 226 Wiskunde/Mathematics 43 Notarieel Recht 58 FTR Filosofie 51 Onderneming en Recht 4 Filosofie v.e. bepaald wetenschapsgebied 7 Recht en Economie 12 Interreligieuze spiritualiteitsstudies 4 Recht en Management 40 Islam en Arabisch 10 Rechtsgeleerdheid 149 Religiestudies 61 FSW Behavioural Science 25 Theologie 9 Cognitive Neuroscience 10 Communicatiewetenschap 96 Culturele Antropologie en Ontwikkelingssociologie 62 Kunstmatige Intelligentie 37 Onderwijskunde 22 Pedagogische Wetenschappen 347 Psychologie/Psychology 421 Social and Cultural Science 11 Sociologie 55 Tabellen 1.3 tot 1.6 geven de (ongewogen) verdeling van respondenten weer over verschillende achtergrondkenmerken. Tabel 1.3 Vooropleidingen vwo/gymnasium 77% 74% 80% 69% 73% 92% 80% 46% afgeronde hbo-opleiding 9% 8% 9% 12% 14% 1% 7% 16% hbo-propedeuse 4% 11% 8% 4% 3% 0% 1% 8% Abitur 5% 3% 1% 11% 1% 1% 10% 1% anders 5% 5% 3% 4% 9% 5% 2% 30% N

11 Tabel 1.4 Startjaar tot % 2% 11% 3% 3% 12% 6% 9% % 4% 11% 6% 6% 15% 9% 6% % 10% 17% 12% 7% 15% 13% 7% % 21% 16% 18% 15% 16% 15% 18% % 26% 19% 24% 23% 21% 25% 22% % 32% 24% 33% 41% 20% 26% 30% % 4% 2% 4% 4% 1% 4% 8% N Tabel 1.5 Studiefase bachelorfase: volgt nog geen master onderdelen 54% 63% 51% 57% 56% 45% 54% 58% bachelorfase: volgt ook master onderdelen 6% 6% 10% 8% 3% 1% 11% 11% masterfase: bachelorfase afgerond 38% 32% 38% 34% 41% 46% 35% 31% opleiding oude stijl (doctoraal) 2% 0% 0% 0% 0% 8% 0% 0% N Tabel 1.6 Voltijd- of deeltijdopleiding voltijdopleiding 98% 100% 91% 100% 100% 100% 100% 76% deeltijdopleiding 2% 0% 9% 0% 0% 0% 0% 24% N De meeste respondenten - 77% - hebben vwo/gymnasium als vooropleiding. - De meeste respondenten zijn gestart in de periode % is vóór 2006 gestart. - Ruim de helft - 60% - studeert in de bachelorfase, terwijl 38%, na afronding van de bachelor, in de masterfase zit. - Vrijwel alle respondenten - 98% - volgen een voltijdopleiding. Alleen bij FdR en FTR volgt een deel van de respondenten een deeltijdopleiding. 7

12 2 Tijdsbesteding Dit hoofdstuk geeft een beeld van de tijd die voltijdstudenten in het studiejaar hebben besteed aan studie, en betaald en onbetaald werk. Gemiddeld genomen 3 zijn voltijdstudenten 41 weken substantieel bezig geweest met hun studie. Dit levert op jaarbasis een studielast van gemiddeld 1366 uur op. Tabel 2.1 Weeklast studie: ontwikkeling ,9 31,5 28,5 27,7 27,7 38,5 37,7 31, ,3 31,5 30,5 28,8 31,0 38,3 36,1 32, ,5 31,2 29,5 29,9 29,7 38,8 36,5 32, ,8 31,5 29,0 30,9 28,5 38,8 38,1 32, ,5 31,3 29,6 31,1 28,2 38,6 36,4 30,4 In het studiejaar hebben voltijdstudenten aan de RU gemiddeld 32,5 uur per week aan hun studie besteed. Van 2006 tot 2009 was sprake van een opgaande lijn, maar uit de resultaten van 2010 blijkt dat deze zich niet heeft doorgezet. Bij de faculteiten zijn verschillende ontwikkelingen te zien: - FdL: Sinds 2006 stabiel. Gemiddeld niveau. - FdR: Na 2007 stabiel op relatief laag niveau. - FSW: Geleidelijke stijging van jaar tot jaar; van laag in 2006 naar gemiddeld in FdM: Geleidelijke daling sinds Sinds 2009 lager niveau dan andere faculteiten. - FMW: Stabiel vanaf 2006 op hoog niveau. Structureel op hoger niveau dan andere faculteiten. - FNWI: Jaarlijkse fluctuaties, maar structureel op hoog niveau. - FTR: Redelijk stabiel op gemiddeld niveau. Laatste meting lager dan eerdere metingen. Tabel 2.2 Weeklast studie naar studiefase enquête 2010 bachelor (geen master) 31,0 30,8 29,4 31,1 26,9 33,0 36,1 27,8 bachelor (ook master) 31,8 36,1 32,2 28,6 27,4 37,8 33,5 35,1 master (ba afgerond) 34,1 31,2 29,1 31,7 30,1 42,5 37,7 33,6 Over het geheel genomen is de studielast bij masterstudenten hoger dan bij bachelorstudenten. De facultaire resultaten laten echter zien dat dit effect met name veroorzaakt wordt door FdM en FMW. Bij de overige facultaire groepen is geen sprake van een significant grotere studielast bij masterstudenten. Tabel 2.3 Weeklast studie: categorieën % 18% 22% 16% 24% 8% 12% 23% % 25% 28% 28% 30% 16% 14% 28% % 20% 20% 19% 20% 14% 16% 19% % 12% 11% 12% 11% 15% 15% 8% % 12% 8% 12% 7% 15% 19% 6% % 7% 5% 6% 5% 11% 11% 8% 50 of meer 10% 6% 6% 6% 4% 22% 14% 9% N of meer 42% 37% 30% 36% 27% 63% 59% 31% Bij onderverdeling van de wekelijkse studielast in categorieën komt een sterke spreiding naar voren. 40% van de studenten besteedt minder dan 30 uur aan hun studie. Deze categorie is relatief groot bij FdR (50%) en FdM (54%). Anderzijds besteedt 17% van de studenten 45 uur of meer per week aan de studie. Deze categorie is relatief groot bij FMW (33%) en FNWI (25%). Over het geheel genomen besteedt 42% van de studenten tenminste 35 uur of meer aan hun studie. Dit geldt relatief vaak voor studenten FMW (63%) en FNWI (59%) en beduidend minder vaak voor studenten FdR (30%) en FdM (27%). 3 Analyses zijn gebaseerd op voltijdstudenten die tenminste de helft van het studiejaar bezig zijn geweest met hun studie. 8

13 Bij studenten die een belangrijk deel van studiejaar niet bezig zijn geweest met de studie is nagegaan wat de reden daarvoor was. Tabel 2.4 Redenen voor niet studeren gedurende meer dan 20 weken 4 meer antwoorden mogelijk FdL FdR FSW FdM FMW FNWI FTR bestuurswerk 26% 22% 5% 27% 22% 25% 23% 20% 31% betaalde baan 35% 38% 46% 54% 35% 31% 22% 23% 69% ziekte 15% 13% 27% 9% 20% 0% 0% 37% 11% zorgtaken 4% 3% 3% 5% 5% 3% 0% 0% 11% reis 12% 14% 19% 9% 9% 14% 24% 9% 19% studie afgerond 2% 4% 6% 4% 5% 5% 0% 6% 0% anders, namelijk 51% 55% 66% 49% 51% 59% 59% 43% 57% N De meest genoemde reden hiervoor is de tijd die een betaalde baan vergt (38%). Ook bestuurwerk wordt in dit verband relatief vaak genoemd. (22%). Bij anders nl. wordt vooral melding gemaakt van motivatieproblemen, luiheid, vrijwilligerswerk, persoonlijke omstandigheden en niet meer nodig om de studie te halen. Tabel 2.5 Ervaren zwaarte studielast heel licht 1% 1% 1% 1% 1% 1% 0% 3% licht 9% 11% 8% 12% 12% 4% 6% 7% neutraal 43% 46% 51% 43% 49% 33% 34% 53% zwaar 43% 39% 37% 40% 35% 56% 51% 35% heel zwaar 4% 4% 2% 4% 2% 6% 8% 3% ,4 3,3 3,3 3,3 3,3 3,6 3,6 3, ,4 3,3 3,3 3,3 3,3 3,5 3,6 3, ,4 3,4 3,3 3,4 3,2 3,6 3,6 3,3 Ietwat minder dan de helft van de studenten (47%) ervaart de studielast als zwaar tot heel zwaar. 10% ervaart de studie als (zeer) licht. Bij FdR (39%), FdM (37%) en FTR (38%) is slechts ruim één op de drie studenten van mening dat de studie (heel) zwaar is. In lijn met de voorgaande bevindingen blijkt een meerderheid van studenten FMW (62%) en FNWI (59%) de studie als (heel) zwaar te ervaren. De laatste drie metingen laten op dit punt een stabiel beeld zien. Figuur 2.1 Samenhang weeklast studie en ervaren zwaarte studie weeklast studie heel licht licht neutrtaal zw aar heel zw aar ervaren zw aarte Er is een duidelijke samenhang tussen feitelijke tijdsbesteding en ervaren studielast. Studenten die aangeven de studie als heel zwaar te ervaren, besteden twee keer zoveel tijd aan de studie als studenten die de studie als heel licht ervaren; 42 uur tegenover 20 uur per week. 4 Hier, en bij soortgelijke tabellen elders in het rapport, is de facultaire verdeling uitsluitend gebaseerd op de enquête

14 2.1 Betaald werk Tabel 2.6 Betaald werk verricht % 77% 78% 81% 75% 61% 62% 64% % 73% 83% 79% 77% 64% 63% 79% % 75% 79% 77% 79% 65% 67% 70% % 75% 78% 75% 77% 64% 69% 65% % 74% 78% 73% 79% 65% 66% 71% Over langere tijd is het aandeel voltijdstudenten met betaalde nevenwerkzaamheden stabiel. In het studiejaar heeft 72% van de studenten betaald werk verricht naast de studie. Er is een duidelijke samenhang tussen studielast en het aandeel betaald werkenden; groepen met een relatief hoge studielast (FMW en FNWI) kennen relatief lage percentages betaald werkenden. Bij FdR en FdM - de groepen met de laagste studielast - is het percentage studenten met een betaalde baan relatief hoog. Tabel 2.7 Omvang betaald werk (actief): ontwikkeling ,4 7,5 10,9 7,1 8,7 5,9 5,9 7, ,6 8,8 8,5 7,1 8,0 6,2 6,7 9, ,5 8,2 7,9 7,5 8,6 5,7 6,7 9, ,4 7,9 8,2 7,5 8,0 6,2 6,9 7, ,2 7,7 7,9 7,4 8,0 5,9 6,1 8,1 Studenten besteden gemiddeld ruim 7 uur per week aan nevenwerkzaamheden. Sinds 2007 is de gemiddelde omvang van betaalde nevenwerkzaamheden significant gedaald, zij het dat dit zeer geleidelijk verloopt. Studenten bij FMW en FNWI hebben niet alleen minder vaak een betaalde baan, maar besteden ook minder tijd aan betaald werk dan andere groepen. Bij FdR en FdM is het beeld tegengesteld aan dat bij FMW en FNWI. Deze groepen studenten besteden, gemiddeld genomen, relatief weinig tijd aan de studie, hebben relatief vaak een betaalde baan naast de studie en besteden relatief veel tijd aan deze baan. Tabel 2.8 Weeklast betaald werk: categorieën FdL FdR FSW FdM FMW FNWI FTR <1 uur 3% 4% 4% 4% 3% 2% 4% 3% 4% 1-4 uur 30% 33% 29% 27% 31% 30% 43% 43% 30% 5-8 uur 35% 33% 35% 30% 34% 31% 34% 30% 35% 9-12 uur 21% 20% 19% 25% 22% 21% 14% 15% 15% +12 uur 12% 11% 13% 13% 10% 15% 5% 8% 16% Betaalde nevenwerkzaamheden vergen in ongeveer één op de drie gevallen (31%, was 33%) meer dan 8 uur per week. De geconstateerde verschillen tussen enerzijds FdR en FdM en anderzijds FMW en FNWI komen ook hier naar voren. Tabel 2.9 Aantal maanden betaald werk over studiejaar (actief) FdL FdR FSW FdM FMW FNWI FTR 1-3 maanden 8% 8% 8% 6% 6% 6% 14% 11% 14% 4-6 maanden 11% 12% 12% 9% 11% 12% 14% 12% 14% 7-9 maanden 12% 11% 8% 11% 12% 13% 11% 13% 9% 10 maanden 70% 68% 71% 74% 71% 69% 61% 64% 62% Bij 68% van de studenten met betaald werk gaat het om structurele nevenwerkzaamheden: zij verrichten in alle maanden van het studiejaar betaald werk naast hun studie. De faculteiten verschillen hierin nauwelijks. Bij FMW en FNWI is het percentage studenten die structureel nevenwerkzaamheden hebben - in overeenstemming met hiervoor getoonde resultaten - kleiner. 10

15 2.2 Onbetaald werk Bij onbetaald werk onderscheiden we werkzaamheden in universitair verband (bijvoorbeeld ten behoeve van studentenorganisaties of universitaire medezeggenschap) en werkzaamheden buiten de universiteit om. Tabel 2.10 Onbetaald werk: universitair verband % 21% 17% 21% 31% 14% 23% 12% % 21% 23% 20% 31% 24% 29% 41% % 18% 23% 13% 31% 21% 27% 17% % 18% 22% 13% 25% 21% 25% 28% % 20% 24% 15% 23% 24% 32% 24% Tabel 2.11 Onbetaald werk: buiten universiteit % 27% 33% 33% 31% 27% 22% 24% % 29% 47% 33% 34% 27% 25% 41% % 24% 36% 29% 34% 26% 29% 35% % 25% 40% 30% 32% 29% 26% 44% % 24% 31% 23% 26% 25% 20% 40% Tabel 2.12 Onbetaald werk: algemeen (universitair en extern) % 42% 47% 47% 51% 36% 37% 33% % 36% 50% 38% 48% 37% 43% 56% % 35% 48% 36% 51% 39% 43% 43% % 35% 51% 36% 47% 41% 38% 56% % 36% 46% 33% 40% 40% 41% 53% Een op de vijf studenten (22%) heeft in studiejaar onbetaald werk verricht in universitair verband. Er is sprake van een lichte toename ten opzichte van de voorgaande twee metingen. Bij FSW is het percentage studenten met universitair vrijwilligerswerk (sinds 2008) kleiner dan bij andere groepen. Een op de vier studenten (25%) heeft in studiejaar onbetaald werk verricht buiten universitair verband. Dit is beduidend lager dan in voorgaande jaren. Hoewel bij FdR sprake is van een substantiële daling verrichten studenten FdR vaker dan andere groepen vrijwilligerswerk buiten de universiteit. Over het geheel genomen heeft 39% (voorgaande drie metingen 41%) van de studenten in het studiejaar vrijwilligerswerk verricht naast de studie. Het percentage studenten dat vrijwilligerswerk verricht, (onafhankelijk van in of buiten universiteit) is sinds de voorgaande metingen licht afgenomen. Vooral bij FdR en FdM nam het aantal vrijwilligers sterk af. Desondanks is het aandeel studenten met vrijwilligerswerk bij FdR hoger dan bij de meeste andere faculteiten. Tabel 2.13 Omvang onbetaald werk: universitair verband ,4,8,5 1,8 2,6,9 1,2 1, ,5,8 1,3 1,0 1,4 2,0 2,2 5, ,4 1,1 1,4 1,0 1,9 1,2 1,9 1, ,3 1,2 1,3 1,0 1,7 1,1 1,7 1, ,7 1,7 1,6 1,5 1,9 1,7 2,3 1,2 5 Bij het bepalen van de omvang van onbetaalde werkzaamheden gaan we uit van de groep studenten die daadwerkelijk (in of buiten universitair verband) onbetaalde werkzaamheden heeft verricht. 11

16 Tabel 2.14 Omvang onbetaald werk: buiten universiteit ,4 1,7 2,8 3,3 1,6 2,0 1,6 4, ,4 2,0 3,0 2,2 2,2 2,2 2,1 6, ,0 1,7 2,1 2,2 2,3 1,7 1,8 3, ,1 1,9 2,4 2,2 2,0 1,7 1,9 3, ,9 2,1 2,1 1,9 2,4 1,4 1,4 2,6 Tabel 2.15 Omvang onbetaald werk: algemeen ,8 2,5 3,3 5,1 4,2 2,9 2,8 5, ,9 2,8 4,2 3,2 3,6 4,2 4,4 11, ,4 2,8 3,5 3,2 4,2 2,9 3,7 5, ,4 3,1 3,8 3,2 3,7 2,8 3,5 5, ,6 3,8 3,8 3,4 4,3 3,1 3,7 3,8 Studenten die onbetaald werk doen, besteden daaraan in universitair verband gemiddeld 1,7 uur per week. Dit is meer dan bij voorgaande metingen. Deze toename doet zich voor bij vrijwel alle facultaire groepen (niet FTR). Bij FNWI is de omvang van onbetaalde werkzaamheden groter dan bij andere groepen. Waar voorheen beduidend meer tijd werd besteed aan vrijwilligerswerk buiten dan binnen universitair verband, is bij de laatste meting nauwelijks nog verschil tussen beide categorieën; 1,9 uur tegenover. 1,7 uur. Tegenover de intensivering van universitair vrijwilligerswerk lijkt zich een daling van de omvang van extern vrijwilligerswerk voor te doen. Studenten FMW en FNWI (die vrijwilligerswerk doen) besteden minder tijd aan vrijwilligerswerk dan andere groepen. Het algemeen beeld laat zien dat de tijd die studenten besteden aan vrijwilligerswerk de laatste drie jaren stabiel gebleven is (en lager dan daarvoor). Over het geheel genomen besteden studenten FdM meer tijd aan vrijwilligerswerk dan studenten bij andere faculteiten. Studenten FMW besteden de minste tijd aan vrijwilligerswerk. 2.3 Studie en werk gecombineerd Tabel 2.16 Weeklast studie en werk: studie 31,7 31,9 32,3 32,5 32,8 32,5 betaald werk 5,0 5,1 5,3 5,2 5,1 5,0 onbetaald werk 1,1 1,6 1,6 1,3 1,3 1,3 weektotaal studie en werk 37,8 38,6 39,1 39,1 39,2 38,8 Figuur 2.2 Wekelijkse tijdsbesteding studie en nevenwerkzaamheden: trend ,7 6, ,9 6, ,3 6, ,5 32,8 6,5 6, ,5 6, studie w erk (betaald en onbetaald) 12

17 Tabel 2.17 Weeklast studie en werk: faculteiten 2010 studie 32,5 31,3 29,6 31,1 28,2 38,6 36,4 30,4 betaald werk 5,0 5,4 5,8 5,1 5,9 3,6 3,9 5,4 onbetaald werk 1,3 1,3 1,6 1 1,6 1,2 1,5 2 weektotaal studie en werk 38,8 37, ,3 35,7 43,4 41,8 37,8 Figuur 2.3 Wekelijkse tijdsbesteding studie en nevenwerkzaamheden: faculteiten Totaal FdL FdR FSW FdM 32,5 31,3 29,6 31,1 28,2 6,3 6,7 7,5 6,2 7,5 FMW 38,6 4,8 FNWI 36,4 5,4 FTR 30,4 7, studie w erk (betaald en onbetaald) In het studiejaar namen studie en werk samen gemiddeld 39 uur in beslag nemen. De laatste vijf metingen laten hierbij een stabiel beeld zien. De weeklast voor de gemiddelde voltijdstudent is opgebouwd uit 32,5 uur studie, 5 uur betaald werk en ruim 1 uur onbetaald werk. Dit profiel is reeds enige jaren stabiel. Zoals uit voorgaande analyses kon worden opgemaakt, is de totale weeklast bij FMW (43 uur) en FNWI (42 uur) - ondanks het feit dat deze groepen minder tijd besteden aan betaald werk - significant hoger dan bij de overige facultaire groepen. Dit komt met name omdat ze veel meer tijd dan gemiddeld besteden aan hun studie. Bij FdM doet zich het omgekeerde voor: ondanks de relatief grote omvang van betaalde nevenwerkzaamheden is de weeklast - als gevolg van de relatief lage studielast - lager dan gemiddeld. Evenals bij voorgaande enquêtes is nagegaan in hoeverre de tijdsbesteding ten behoeve van studie en betaald werk een samenhang vertoont. Over een langere periode 6 blijkt dat een grotere (betaalde) werklast samen gaat met een kleinere studielast. Nadere analyse laat zien dat het effect zich ook voordoet binnen faculteiten/opleidingen, zodat aangenomen wordt dat de reductie in studietijd hier een gevolg is van de omvang van betaalde nevenwerkzaamheden. Samengevoegde resultaten van de enquêtes (figuur 2.4, blauwe lijn) laten zien dat studenten die vier tot acht uur per week nevenwerkzaamheden verrichten zo n 2 tot 3 uur minder per week aan hun studie besteden dan studenten zonder nevenwerkzaamheden. Naarmate nevenwerkzaamheden meer dan 8 uur per week in beslag nemen, wordt er beduidend minder tijd besteed aan de studie. Het verschil in bestede studietijd tussen studenten zonder betaald werk en studenten die meer dan 12 uur per week werken is zo n 6 uur. 6 De blauwe lijn in de figuur is het samengevoegde resultaat van de enquêtes 2002 tot en met

18 Figuur 2.4 Samenhang tijdsbesteding studie en nevenwerkzaamheden 36,0 34,0 weeklast studie 32,0 30,0 28,0 26,0 24,0 geen < 5 uur 5-8 uur 9-12 uur +12 uur w eeklast betaald w erk Tabel 2.18 Samenhang tijdsbesteding studie (in uren per week) en betaald werk: faculteiten FdL FdR FSW FdM FMW FNWI FTR geen 35,4 34,7 32,1 31,0 33,5 29,4 42,2 35,5 30,2 <5 uur 34,5 33,9 29,5 28,8 31,7 27,5 40,5 38,5 34,4 5-8 uur 32,6 33,2 33,9 29,3 31,9 28,5 38,8 36,0 30, uur 31,5 31,5 29,8 31,9 29,7 29,0 36,0 36,4 32,1 +12 uur 29,0 29,1 29,8 29,3 27,7 25,5 33,9 35,6 21,9 Tabel 2.18 geeft de relatie tussen weeklast studie en weeklast betaald werk weer voor de afzonderlijke facultaire groepen. Daarbij komen verschillende patronen naar voren. Bij FdL, FdR, FdM en FNWI is dit effect niet duidelijk zichtbaar. Bij FSW en FMW komt het patroon wel duidelijk naar voren. 2.4 Tijdsbesteding eerstejaarsstudenten In deze paragraaf gaan we na of de weeklast van eerstejaarsstudenten en ouderejaarsstudenten 7 verschilt. Tabel 2.19 Weeklast studie: eerstejaars/ouderejaars FdL FdR FSW FdM FMW FNWI FTR eerstejaars 33,0 32,0 31,8 29,8 32,8 29,1 33,6 36,1 30,7 ouderejaars 32,8 32,8 31,0 29,5 30,2 27,4 39,9 36,5 30,2 Tabel 2.20 Onderwijs bijgewoond: eerstejaars/ouderejaars FdL FdR FSW FdM FMW FNWI FTR eerstejaars 85% 85% 88% 88% 84% 82% 89% 84% 86% ouderejaars 84% 85% 87% 84% 84% 81% 92% 80% 78% Tabel 2.21 Betaald werk: eerstejaars/ouderejaars FdL FdR FSW FdM FMW FNWI FTR eerstejaars 69% 69% 70% 75% 67% 73% 64% 60% 78% ouderejaars 74% 74% 76% 79% 77% 84% 65% 68% 67% Tabel 2.22 Onbetaald werk: eerstejaars/ouderejaars FdL FdR FSW FdM FMW FNWI FTR eerstejaars 34% 28% 27% 26% 24% 27% 30% 32% 51% ouderejaars 44% 44% 40% 52% 38% 51% 43% 45% 54% 7 Het gaat hierbij om studenten die in het studiejaar het studiejaar waarop tijdsbestedingsgegevens betrekking hebben - als eerstejaarsstudenten waren ingeschreven. 14

19 Eerstejaarsstudenten en ouderejaarsstudenten besteden even veel tijd aan de studie. Er is ook geen verschil tussen beide groepen wat betreft het bijwonen van onderwijs. Eerstejaarsstudenten hebben - vergeleken met ouderejaarsstudenten - minder vaak nevenwerkzaamheden. Dit geldt zowel voor betaald werk als voor vrijwilligerswerk. Bij de facultaire groepen (behalve bij FMW) komt dit verschil ook vrijwel overal terug. Verschillen tussen 2009 en 2010 ten aanzien van de tijd die besteed werd aan de studie en het percentage studenten actief met vrijwilligerswerk zijn volledig toe te rekenen aan eerstejaarsstudenten. Bij eerstejaarsstudenten nam de tijd die werd besteed aan studie af en daalde het percentage studenten met vrijwilligerswerk. 2.5 Tijdsbesteding naar sekse In deze paragraaf wordt nagegaan of er een verschil bestaat tussen de tijdsbesteding van mannelijke en vrouwelijke studenten. Tabel 2.23 Weeklast studie: man/vrouw FdL FdR FSW FdM FMW FNWI FTR man 32,1 31,1 29,8 27,3 29,2 27,4 36,7 35,4 30,2 vrouw 33,1 33,2 31,7 30,5 31,5 29,2 39,3 37,7 30,5 Tabel 2.24 Onderwijs bijgewoond: man/vrouw FdL FdR FSW FdM FMW FNWI FTR man 81% 82% 86% 83% 80% 79% 87% 79% 79% vrouw 86% 87% 87% 85% 84% 85% 92% 84% 83% Tabel 2.25 Betaald werk: man/vrouw FdL FdR FSW FdM FMW FNWI FTR man 71% 69% 67% 74% 65% 76% 62% 65% 66% vrouw 73% 74% 77% 79% 75% 83% 66% 66% 76% Tabel 2.26 Onbetaald werk: man/vrouw FdL FdR FSW FdM FMW FNWI FTR man 43% 39% 36% 46% 30% 37% 40% 41% 47% vrouw 40% 39% 35% 45% 34% 44% 40% 41% 59% Vrouwelijke studenten besteden, gemiddeld genomen, meer tijd aan hun studie dan mannelijke studenten. Dit verschil komt bij alle facultaire groepen naar voren. Vrouwen scoren ook hoger waar het gaat om het bijwonen van onderwijs; vrouwen volgden, gemiddeld genomen, 87% van het onderwijs tegenover 82% bij mannen. Vrouwen hebben ook vaker een betaalde baan naast de studie; 74% tegenover 69% bij mannen. Voor zover mannen een betaalde baan hebben besteden ze daar wel gemiddeld meer tijd aan; mannen 8 uur per week tegenover 7 uur per week voor vrouwen. Mannen en vrouwen verrichtten even vaak onbetaald werk in Figuur 2.5 Tijdsbesteding studie en nevenwerkzaamheden: man - vrouw vrouw 33,6 4,8 1,2 man 31,1 5,3 1,5 Totaal 32,8 4,9 1, studie betaald w erk onbetaald w erk 15

20 3 Huisvesting Dit hoofdstuk geeft een beeld van de huisvestingssituatie van studenten. Hoe wonen studenten en hoe zouden ze graag willen wonen? Zou men willen verhuizen? Zo ja, waarom? Zijn er specifieke drempels om op kamers in Nijmegen te wonen? Van wie huurt men en wat zijn de maandelijkse woonlasten? We kijken hierbij naar langere termijn ontwikkelingen en maken onderscheid tussen verschillende groepen studenten. 3.1 Woonvormen Tabel 3.1 Feitelijke woonvormen: trend kamer ouders 21% 17% 18% 18% 20% kamer hospita 3% 2% 2% 3% 2% kamer vrij huis 18% 19% 16% 17% 17% kamer studentenflat 27% 32% 36% 35% 34% kleine zelfstandige wooneenheid 10% 8% 10% 10% 10% flat/appartement/maisonnette 10% 11% 11% 10% 11% eengezinswoning 7% 8% 6% 6% 5% anders 3% 2% 1% 1% 2% N Tabel 3.2 Voorkeur woonvormen: trend kamer ouders 10% 7% 7% 7% 7% kamer hospita 0% 0% 0% 0% 1% kamer vrij huis 12% 14% 12% 11% 10% kamer studentenflat 14% 16% 16% 16% 15% kleine zelfstandige wooneenheid 21% 24% 26% 28% 29% flat/appartement/maisonnette 21% 21% 23% 22% 23% eengezinswoning 19% 16% 15% 14% 13% anders 3% 2% 2% 2% 2% N Eén op de drie studenten heeft een kamer in een studentenflat; een beeld dat we ook in eerdere jaren terug zien. Over langer termijn is de verdeling van woonvormen stabiel. Eén op de vijf studenten is thuiswonend; bij de laatste meting (20%) is sprake van een lichte toename ten opzichte van voorgaande metingen (18%). Ook de voorkeuren van studenten voor woonvormen zijn onveranderd sinds de vorige meting. Over meerdere jaren is wel sprake van een zeer geleidelijke afname in populariteit van een kamer in een vrij huis; van 14% in 2007 naar 10% in In dezelfde periode is de populariteit van de kleine zelfstandige wooneenheid toegenomen; van 24% in 2007 naar 29% in Evenals bij voorgaande metingen heeft 7% een voorkeur voor thuis wonen. Vrijwel niemand heeft een uitgesproken voorkeur voor een kamer bij een hospita. Het percentage studenten dat de eigen woonvorm als voorkeur heeft is een aantal jaren stabiel; sinds 2008 is dit 46%. Relatief veel thuis wonende studenten - 66% - hebben een voorkeur voor uitwonend zijn. Eerstejaarsstudenten onderscheiden zich in dit opzicht niet van ouderejaarsstudenten. Tabel 3.3 Voorkeur gelijk aan feitelijke woonvorm Totaal thuiswonend uitwonend eerstejaars ouderejaars % 49% 51% 56% 49% % 38% 52% 54% 49% % 35% 48% 46% 46% % 35% 48% 45% 46% % 34% 48% 45% 46% 16

21 Tabel 3.4 Voorkeur per woonvorm Huidige woonvorm aantal per rij kamer bij ouders thuis kamer bij hospes/hospita kamer in vrij huis/stadspand kamer op studentenflat kleine zelfstandige wooneenheid flatwoning, appartement kamer bij ouders thuis % 0% 5% 8% 24% 16% 11% 2% kamer bij hospes/hospita 105 2% 20% 2% 12% 50% 14% 0% 0% kamer in vrij huis/stadspand 760 0% 0% 46% 2% 27% 19% 5% 0% kamer op studentenflat % 0% 4% 36% 37% 17% 5% 1% kleine zelfstandige wooneenheid 452 0% 0% 1% 1% 55% 27% 15% 1% flatwoning, appartement 481 1% 0% 1% 0% 1% 70% 26% 1% eengezinswoning (huur of koop) 233 0% 0% 0% 1% 3% 4% 89% 3% eengezinswoning anders Tabel 3.4 laat zien dat - met uitzondering van kamer bij hospita - steeds een relatief grote groep een voorkeur heeft voor de eigen woonvorm. De voorkeur komt het vaakst overeen met de feitelijke situatie bij studenten in een eengezinswoning (89%), flat/appartement (70%), kleine zelfstandige wooneenheid (55%), en vrij huis (46%). Daarnaast is bij een deel van de woonvormen een behoefte aan upgrading zichtbaar. Zo wil 37% van de bewoners van een studentenflat het liefst een kleine zelfstandige wooneenheid, wil 27% van de studenten in een kleine zelfstandige wooneenheid liefst een flat/appartement en wil 26% van de studenten in een flat/- appartement het liefst een eengezinswoning. Een belangrijk deel (24%) van de thuiswonenden heeft een voorkeur voor een kleine zelfstandige wooneenheid. Studenten die bij een hospes/hospita wonen, hebben meestal (80%) een voorkeur voor een andere woonvorm. Het gaat daarbij vooral (50%) om een kleine zelfstandige wooneenheid. De volgende tabellen geven de woonvormen - zowel feitelijk als voorkeur -weer voor specifieke groepen studenten. Tabel 3.5 Feitelijke woonvormen: specifieke groepen eerstejaars ouderejaars SSHN niet SSHN kamer ouders 27% 16% 0% 26% kamer hospita 3% 2% 0% 3% kamer vrij huis 15% 18% 5% 21% kamer studentenflat 37% 32% 60% 26% kleine zelfstandige wooneenheid 5% 13% 30% 4% flat/appartement/maisonnette 9% 11% 5% 12% eengezinswoning 4% 6% 0% 7% anders 1% 2% 0% 2% N Tabel 3.6 Voorkeur woonvormen: specifieke groepen eerstejaars ouderejaars SSHN niet SSHN kamer ouders 10% 6% 0% 9% kamer hospita 1% 0% 0% 1% kamer vrij huis 12% 9% 8% 11% kamer studentenflat 18% 13% 20% 13% kleine zelfstandige wooneenheid 28% 29% 41% 25% flat/appartement/maisonnette 18% 25% 22% 23% eengezinswoning 11% 15% 9% 15% anders 1% 2% 1% 2% N Eerstejaarsstudenten wonen vaker thuis of in een studentenflat. Ouderejaars wonen vaker in een kleine zelfstandige wooneenheid dan eerstejaarsstudenten (24% tegenover 14%). Zowel bij eerstejaars als bij ouderejaars overtreft de voorkeur voor kleine zelfstandige wooneenheid, flat/appartement/maisonnette en 17

22 eengezinswoning de feitelijke omvang. Bij de categorieën thuis wonen en studentenflat is, zowel bij eerstejaars als ouderejaars, het feitelijke aandeel groter dan het percentage met een voorkeur voor deze woonvorm. De voorkeur van relatief veel van deze groepen studenten is derhalve anders dan de feitelijke woonvorm. De feitelijke verdeling van woonvormen bij SSHN huurders is uiteraard gekoppeld aan het aanbod van SSHN. De grootste groep (60%) SSHN huurders woont in een studentenflat. SSHN huurders hebben, in verhouding tot de feitelijke woonvorm, vaak een voorkeur voor een kleine zelfstandige wooneenheid, flat/appartement/- maisonnette of eengezinswoning. De voorkeur betreft het vaakst de kleine zelfstandige wooneenheid (voorkeur 41%, feitelijk: 30%). Tabel 3.7 Woonvoorkeur anders dan feitelijk: tevredenheid met eigen woonvorm zeer ontevreden 4% 3% 4% 4% ontevreden 15% 15% 15% 15% neutraal 23% 24% 24% 24% tevreden 37% 44% 43% 42% zeer tevreden 21% 14% 14% 15% N Tabel 3.7 laat zien dat een discrepantie tussen voorkeur en feitelijke situatie lang niet altijd betekent dat men ontevreden is met de feitelijke woonvorm. De resultaten laten zien dat slechts één op de vijf studenten met een andere voorkeur ontevreden is met de eigen woonvorm. Ruim de helft is tevreden met de eigen woonvorm. Dit beeld doet zich over een reeks van jaren voor. Tabel 3.8 Woonvoorkeur anders dan feitelijk: belemmeringen bij realisatie voorkeur meer antwoorden mogelijk de kosten van mijn voorkeur zijn moeilijk op te brengen 35% 47% 49% 53% geen directe behoefte om te verhuizen, voorkeur = lange termijn 35% 49% 41% 44% wil graag verhuizen, maar voorkeur op dit moment niet beschikbaar 28% 33% 35% 34% weerstand tegen verhuizen maakt dat ik blijf waar ik zit 6% 14% 12% 12% ben ingeschreven voor voorkeur en verwacht dit op korte termijn te realiseren 6% 9% 10% 7% overige redenen 10% 10% 11% 10% N Voor het verschil tussen feitelijke situatie en voorkeur zijn drie hoofdfactoren aan te wijzen. Bij ruim de helft van de groep (53%) speelt mee dat de kosten die verhuizen met zich meebrengt moeilijk zijn op te brengen. Voor 44% van de studenten heeft de aangegeven voorkeur vooral betrekking op een situatie die men op langer termijn wil realiseren. Deze groep heeft geen directe behoefte om te verhuizen. In één op de drie gevallen speelt mee dat de voorkeur vooralsnog niet beschikbaar is. Hoewel de laatste drie enquêtes fluctuaties laten zien, zijn dit steeds de belangrijkste factoren. Opvallend is wel dat de kosten voor steeds meer studenten een belemmering vormen om de voorkeur te realiseren. Bij overige redenen (10%) wordt onder meer gewezen op een voorgenomen verhuizing naar Nijmegen, aflopend recht op studiefinanciering en plannen om samen te wonen. Het ligt voor de hand dat buiten Nijmegen wonende RU-studenten hebben overwogen om in Nijmegen te gaan wonen. De situatie van deze groep is nader onderzocht. Tweederde van de studenten - 68% - woont uitwonend in Nijmegen 8. 13% is uitwonend buiten Nijmegen. Verreweg het grootste deel van de thuiswonende studenten woont buiten Nijmegen (18% tegenover. 2%). 8 Inclusief Lent 18

23 Tabel 3.9 Geografische spreiding respondenten uitwonend Nijmegen/Lent 66% 69% 68% 68% uitwonend elders 17% 13% 14% 13% thuiswonend Nijmegen/Lent 2% 3% 2% 2% thuiswonend elders 15% 14% 16% 18% N Nagegaan is in hoeverre de complexen Hoogeveldt en Vossenveld voor thuiswonende studenten een interessante optie zijn. 10% van de thuiswonende studenten geeft aan belangstelling te hebben voor een kamer in een van deze complexen, indien daar op korte termijn een kamer beschikbaar zou komen. De meeste thuiswonenden hebben geen interesse daarvoor. Van de eerstejaarsstudenten die thuis wonen heeft 16% belangstelling en bij de ouderejaars geldt dit voor 6%. Tabel 3.10 Interesse in kamer op Hoogeveldt/Vossenveld ja 13% 11% 11% 10% nee 84% 69% 70% 68% weet ik niet 4% 20% 20% 22% N Van de studenten die een andere voorkeur hebben, heeft 42% in het afgelopen jaar actie ondernomen om de voorkeur te realiseren. Voor zover dit niet is gebeurd, geeft 20% aan dit wel op korte termijn te gaan doen. Hierbij is het beeld over meerdere jaren stabiel. Tabel 3.11 Actie ondernomen om woonvoorkeur te realiseren ja 45% 43% 43% 42% nee 55% 57% 57% 58% N Tabel 3.12 Gaat op korte termijn actie ondernemen (voorgaande tabel: nee) ja 22% 21% 22% 20% nee 78% 79% 78% 80% N Bij alle studenten die niet uitwonend zijn in Nijmegen (dit zijn thuiswonende studenten en studenten die uitwonend zijn buiten Nijmegen) is nagegaan waarom zij niet in Nijmegen op kamers zijn gaan wonen. Tabel 3.13 Waarom niet uitwonend in Nijmegen/Lent meer antwoorden mogelijk thuisw. uitw. tevreden met mijn huidige woonsituatie, geen behoefte aan verhuizen 48% 57% 48% 47% 50% 42% verhuizen naar Nijmegen brengt teveel extra kosten met zich mee 9% 18% 19% 23% 28% 14% wil graag, maar de prijs/kwaliteitverhouding is onvoldoende 12% 17% 18% 20% 26% 10% woonsituatie (plaats) hangt samen met werk/studie buiten Nijmegen 18% 22% 20% 20% 19% 21% ik zie op tegen verlies van sociale contacten in huidige woonplaats 15% 19% 21% 18% 21% 12% woon samen buiten N en voor partner/gezin is verhuizen niet a.d. orde 19% 19% 19% 16% 1% 39% wil wel op kamers in Nijmegen, maar blijf om financiële redenen thuis 10% 13% 15% 15% 24% 1% Nijmegen als woonplaats spreekt mij minder aan dan de plaats 17% 21% 17% 14% 12% 16% wil graag op kamers in Nijmegen, maar er is (nog) niets beschikbaar 8% 9% 10% 11% 15% 5% wil op kamers in Nijmegen, maar heb nog geen actie ondernomen 3% 7% 5% 6% 9% 1% anders, namelijk 16% 12% 18% 16% 15% 19% N

evaluatie, monitoring, tevr effectonderzoek en datave

evaluatie, monitoring, tevr effectonderzoek en datave ijs arbeid data zorg onderwijs zekerheid etenschap rg welzijn mobiliteit jn beleids- Het ITS maakt deel uit van de Radboud Universiteit Nijmegen evaluatie, monitoring, tevr effectonderzoek en datave Algemene

Nadere informatie

evaluatie, monitoring, tevr effectonderzoek en datave

evaluatie, monitoring, tevr effectonderzoek en datave ijs arbeid data zorg onderwijs zekerheid etenschap rg welzijn mobiliteit jn beleids- Het ITS maakt deel uit van de Radboud Universiteit Nijmegen evaluatie, monitoring, tevr effectonderzoek en datave Algemene

Nadere informatie

Vooraanmeldingen per instelling voor Bachelor Opleidingen (1e jrs) Bachelor vooraanmeldingen per instelling

Vooraanmeldingen per instelling voor Bachelor Opleidingen (1e jrs) Bachelor vooraanmeldingen per instelling Vooraanmeldingen per instelling voor Bachelor Opleidingen (1e jrs) Bachelor vooraanmeldingen per instelling Aantal week 12 Verschil 213 tov. 212 21 3 211 aantal % Radboud Universiteit Nijmegen 225 221

Nadere informatie

Vooraanmeldingen per instelling voor Bachelor Opleidingen (1e jrs) Bachelor vooraanmeldingen per instelling

Vooraanmeldingen per instelling voor Bachelor Opleidingen (1e jrs) Bachelor vooraanmeldingen per instelling Vooraanmeldingen per instelling voor Bachelor Opleidingen (1e jrs) Bachelor vooraanmeldingen per instelling Aantal week 24 Verschil 213 tov. 212 13 6 211 aantal % Radboud Universiteit Nijmegen 479 417

Nadere informatie

Vooraanmeldingen per instelling voor Bachelor Opleidingen (1e jrs) Bachelor vooraanmeldingen per instelling

Vooraanmeldingen per instelling voor Bachelor Opleidingen (1e jrs) Bachelor vooraanmeldingen per instelling Vooraanmeldingen per instelling voor Bachelor Opleidingen (1e jrs) Bachelor vooraanmeldingen per instelling Aantal week 16 Verschil 214 tov. 213 16-4-212 aantal % Radboud Universiteit Nijmegen 283 3319

Nadere informatie

Vooraanmeldingen per instelling voor Bachelor Opleidingen (1e jrs) Bachelor vooraanmeldingen per instelling

Vooraanmeldingen per instelling voor Bachelor Opleidingen (1e jrs) Bachelor vooraanmeldingen per instelling Vooraanmeldingen per instelling voor Bachelor Opleidingen (1e jrs) Bachelor vooraanmeldingen per instelling Aantal week 19 Verschil 214 tov. 213 7-5-212 6-5-213 5-5-214 aantal % Radboud Universiteit Nijmegen

Nadere informatie

Bijlagenummer GV 564. Behandeling in Voorbereidende GV 26 juni 2017 Overlegvergadering GV op 3 juli 2017 Afsluitende GV op 3 juli 2017

Bijlagenummer GV 564. Behandeling in Voorbereidende GV 26 juni 2017 Overlegvergadering GV op 3 juli 2017 Afsluitende GV op 3 juli 2017 GEZAMENLIJKE VERGADERING UGV/OR/SR Bijlagenummer GV 564 Onderwerp: Radboud Studenten Enquête 2016 Status Bespreking Voorbereidende commissie GVcie OOM-2 Behandeling in Voorbereidende GV 26 juni 2017 Overlegvergadering

Nadere informatie

BESTUURS- EN BEHEERSREGLEMENT

BESTUURS- EN BEHEERSREGLEMENT BESTUURS- EN BEHEERSREGLEMENT Reglement als bedoeld in artikel 6 van de Structuurregeling. Voor de eerste maal vastgesteld door het college van bestuur van de Radboud Universiteit (Nijmegen) bij besluit

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Gelet op artikel 33, lid 1c, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Gelet op artikel 33, lid 1c, van de Wet op het voortgezet onderwijs; STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 32957 30 september 2015 Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 21 september 2015, nr. HO&S/805204,

Nadere informatie

StudentenBureau Stagemonitor

StudentenBureau Stagemonitor StudentenBureau Stagemonitor Rapportage Mei 2011 1 SAMENVATTING... 3 ERVARINGEN... 3 INLEIDING... 4 ONDERZOEKSMETHODE... 5 RESPONDENTEN... 5 PROCEDURE... 5 METING... 5 DEEL I ANALYSE... 6 1. STAGE EN ZOEKGEDRAG...

Nadere informatie

BIJLAGE A NADERE VOOROPLEIDINGSEISEN VOOR OPLEIDINGEN VAN HET WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS

BIJLAGE A NADERE VOOROPLEIDINGSEISEN VOOR OPLEIDINGEN VAN HET WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS BIJLAGE A NADERE VOOROPLEIDINGSEISEN VOOR OPLEIDINGEN VAN HET WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS 1. In deze bijlage wordt verstaan onder: NT: profiel natuur en techniek NG: profiel natuur en gezondheid EM: profiel

Nadere informatie

Vooropleidingseisen WO

Vooropleidingseisen WO Vooropleidingseisen WO Instroommogelijkheden met ATHENEUM-DIPLOMA van het GVC Economie 1. Actuariële wetenschappen Ja Wis B Nee Nee 2. Bedrijfseconomie Ja Ja Ja Wis A 3. Bedrijfskunde Ja Ja Ja Wis A 4.

Nadere informatie

REGELING NADERE VOOROPLEIDINGSEISEN HOGER ONDERWIJS April 2012

REGELING NADERE VOOROPLEIDINGSEISEN HOGER ONDERWIJS April 2012 REGELING NADERE VOOROPLEIDINGSEISEN HOGER ONDERWIJS April 2012 Eisen voor opleidingen van het wetenschappelijk onderwijs In deze bijlage wordt verstaan onder: NT: profiel natuur en techniek NG: profiel

Nadere informatie

BIJLAGE C BEHORENDE BIJ ARTIKEL 2, TWEEDE LID, VAN DE REGELING NADERE VOOROPLEIDINGSEISEN HOGER ONDERWIJS 2007

BIJLAGE C BEHORENDE BIJ ARTIKEL 2, TWEEDE LID, VAN DE REGELING NADERE VOOROPLEIDINGSEISEN HOGER ONDERWIJS 2007 BIJLAGE C BEHORENDE BIJ ARTIKEL 2, TWEEDE LID, VAN DE REGELING NADERE VOOROPLEIDINGSEISEN HOGER ONDERWIJS 2007 Eisen voor opleidingen van het wetenschappelijk onderwijs, bij de VO-profielen zoals die vanaf

Nadere informatie

Onderzoek Houten Jongeren en Wonen

Onderzoek Houten Jongeren en Wonen Onderzoek Houten Jongeren en Wonen Juni 2007 www.adv-mr.com Utrechtseweg 101, 3702 AB Zeist Inhoud Inleiding Vanuit woonstichting Viveste en de gemeente Houten is een behoefte aan onderzoek naar de woonwensen

Nadere informatie

WO-BACHELOR - studentaantallen Economie en Recht

WO-BACHELOR - studentaantallen Economie en Recht Economie en Recht Bedrijfskunde Bedrijfs- en Consumentenwetenschappen Wageningen University 238 Bedrijfskunde Bedrijfskunde Erasmus Universiteit Rotterdam 2.204 Bedrijfskunde Bedrijfskunde Maastricht University**

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Gelet op artikel 33, lid 1b, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Gelet op artikel 33, lid 1b, van de Wet op het voortgezet onderwijs; STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 13500 1 september 2010 Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 13 augustus 2010, nr.

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 33, lid 1c, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 33, lid 1c, van de Wet op het voortgezet onderwijs; STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 70643 17 december 2018 Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 20 november 2018, nr. HO&S/1439087,

Nadere informatie

Bijlage A behorende bij artikel 2, eerste lid, van de Regeling nadere vooropleidingseisen hoger onderwijs 2007

Bijlage A behorende bij artikel 2, eerste lid, van de Regeling nadere vooropleidingseisen hoger onderwijs 2007 Bijlage A (Bijlage behorende bij de regeling Wijziging van de regeling nadere vooropleidingseisen hoger onderwijs 2007 in verband met vervanging van de bijlagen van 1 oktober 2008, kenmerk HOenS-2008/59402)

Nadere informatie

BIJLAGE C BEHORENDE BIJ ARTIKEL 2, TWEEDE LID, VAN DE REGELING NADERE VOOROPLEIDINGSEISEN HOGER ONDERWIJS 2007

BIJLAGE C BEHORENDE BIJ ARTIKEL 2, TWEEDE LID, VAN DE REGELING NADERE VOOROPLEIDINGSEISEN HOGER ONDERWIJS 2007 BIJLAGE C BEHORENDE BIJ ARTIKEL 2, TWEEDE LID, VAN DE REGELING NADERE VOOROPLEIDINGSEISEN HOGER ONDERWIJS 2007 Eisen voor opleidingen van het wetenschappelijk onderwijs, bij de VO-profielen zoals die vanaf

Nadere informatie

Eisen voor opleidingen van het wetenschappelijk onderwijs, bij de VO-profielen zoals die vanaf 1 augustus 2007 worden aangeboden

Eisen voor opleidingen van het wetenschappelijk onderwijs, bij de VO-profielen zoals die vanaf 1 augustus 2007 worden aangeboden BIJLAGE C BEHORENDE BIJ ARTIKEL 2, TWEEDE LID Eisen voor opleidingen van het wetenschappelijk onderwijs, bij de VO-profielen zoals die vanaf 1 augustus 2007 worden aangeboden 1. In deze bijlage wordt verstaan

Nadere informatie

B Milieu-maatschappij-wetenschappen. B Molecular Science and Technology. B Oude Culturen van de Mediterrane Wereld

B Milieu-maatschappij-wetenschappen. B Molecular Science and Technology. B Oude Culturen van de Mediterrane Wereld zonder meer toelaatbaar met profiel NT B Aarde en economie B Aardwetenschappen B Actuariële wetenschappen B Advanced Technology B Afrikaanse talen en culturen B Agrotechnologie B Algemene Cultuurwetenschappen

Nadere informatie

Nadere vooropleidingseisen in het wetenschappelijk onderwijs, bij de profielen in het voortgezet onderwijs geldig tot 1 augustus 2007.

Nadere vooropleidingseisen in het wetenschappelijk onderwijs, bij de profielen in het voortgezet onderwijs geldig tot 1 augustus 2007. Bijlage A behorende bij artikel 2, eerste lid, van de Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 8 mei 2007, nr. HO/BL/2007/3152, houdende nadere vooropleidingseisen hoger onderwijs

Nadere informatie

VSNU - overzichtlijst bacheloropleidingen concept

VSNU - overzichtlijst bacheloropleidingen concept Aardwetenschappen Accountancy en Controlling Acheologie Actuariele wetenschappen Agrotechnologie Algemene cultuurwetenschappen KUN OUNL Algemene Economie Algemene Gezondheidswetenschappen Algemene Natuurwetenschappen

Nadere informatie

Bindend studieadvies. Een onderzoek naar de meningen en ervaringen van eerstejaars bachelorstudenten aan de Universiteit Utrecht

Bindend studieadvies. Een onderzoek naar de meningen en ervaringen van eerstejaars bachelorstudenten aan de Universiteit Utrecht Bindend studieadvies Een onderzoek naar de meningen en ervaringen van eerstejaars bachelorstudenten aan de Universiteit Utrecht Stichting Onderwijs Evaluatie Rapport Utrecht, juli 2007 1 2 Bindend studieadvies

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 33, lid 1c, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 33, lid 1c, van de Wet op het voortgezet onderwijs; STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 24411 1 mei 2017 Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 11 april 2017, nr. HO&S/805204, houdende

Nadere informatie

Memo. Datum: 19 oktober 2015 Onderwerp: Enquête Studieadvies

Memo. Datum: 19 oktober 2015 Onderwerp: Enquête Studieadvies Memo Datum: 19 oktober 2015 Onderwerp: Enquête Studieadvies Inhoud Hoofdstuk 1: Introductie... 1 Hoofdstuk 2: Algemene uitkomsten... 1 2.1 De weg naar de studieadviseur... 1 2.2 Hulpvraag... 2 2.3 Waardering

Nadere informatie

CROHO. code. University. University

CROHO. code. University. University wo bachelor in combinatie met educatieve minor CROHO code indien beperkt tot daarbij genoemde universiteit(en) Bevoegdheid Sociale Geografie en Planologie 56838 Leraar Aardrijkskunde Aardwetenschappen

Nadere informatie

Van VWO naar WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS

Van VWO naar WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS Van VWO naar WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS Disclaimer: De lijst is gebaseerd op de officiële doorstroomeisen van het ministerie van onderwijs. Bij het overnemen van deze gegevens kunnen er tikfouten zijn

Nadere informatie

Van VWO naar WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS

Van VWO naar WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS Van VWO naar WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS Disclaimer: De lijst is gebaseerd op de officiële doorstroomeisen van het ministerie van onderwijs. Bij het overnemen van deze gegevens kunnen er tikfouten zijn

Nadere informatie

Alle WO studies NT NG EM CM

Alle WO studies NT NG EM CM Alle WO studies NT NG EM CM B Aarde en economie * * * wisa of wisb B Aardwetenschappen * nat nat + schk (wisa of wisb) + nat + schk B Actuariële wetenschappen * wisb wisb wisb B Advanced Technology * wisb

Nadere informatie

BIJLAGE BEHORENDE BIJ ARTIKEL 2, TWEEDE LID, VAN DE REGELING NADERE VOOROPLEIDINGSEISEN HOGER ONDERWIJS 2007

BIJLAGE BEHORENDE BIJ ARTIKEL 2, TWEEDE LID, VAN DE REGELING NADERE VOOROPLEIDINGSEISEN HOGER ONDERWIJS 2007 BIJLAGE BEHORENDE BIJ ARTIKEL 2, TWEEDE LID, VAN DE REGELING NADERE VOOROPLEIDINGSEISEN HOGER ONDERWIJS 2007 Eisen voor opleidingen van het wetenschappelijk onderwijs, bij de VO-profielen zoals die vanaf

Nadere informatie

Feiten en cijfers. Studenttevredenheids onderzoek juni 2008

Feiten en cijfers. Studenttevredenheids onderzoek juni 2008 Feiten en cijfers Studenttevredenheids onderzoek 2008 juni 2008 Feiten en cijfers 2 Studenttevreden heids - onderzoek 2008 Inleiding In maart 2008 hebben 27 hogescholen dezelfde vragenlijst voorgelegd

Nadere informatie

Vooropleidingseisen WO per 1 oktober 2008

Vooropleidingseisen WO per 1 oktober 2008 Vooropleidingseisen WO per 1 oktober 2008 Instroommogelijkheden met VWO-DIPLOMA van het GVC Economie 1. Accountancy en Controlling 2. Actuariële wetenschappen Ja Wi B Nee Nee 3. Algemene economie 4. Bedrijfseconomie

Nadere informatie

Nadere vooropleidingseisen voor opleidingen van het wetenschappelijk onderwijs

Nadere vooropleidingseisen voor opleidingen van het wetenschappelijk onderwijs Bijlage A Nadere vooropleidingseisen voor opleidingen van het wetenschappelijk onderwijs Bijlage bij de Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 28 april 2006, nr. HO/BL/2006/8595,

Nadere informatie

Veelgestelde vragen over Matching

Veelgestelde vragen over Matching Veelgestelde vragen over Matching Voor de meest actuele versie zie www.uu.nl/matching 1. Waarom voert de Universiteit Utrecht matching in? Om jou als aankomend student te laten beginnen aan een opleiding

Nadere informatie

BIJLAGE C BEHORENDE BIJ ARTIKEL 2, TWEEDE LID, VAN DE REGELING NADERE VOOROPLEIDINGSEISEN HOGER ONDERWIJS 2007

BIJLAGE C BEHORENDE BIJ ARTIKEL 2, TWEEDE LID, VAN DE REGELING NADERE VOOROPLEIDINGSEISEN HOGER ONDERWIJS 2007 BIJLAGE C BEHORENDE BIJ ARTIKEL 2, TWEEDE LID, VAN DE REGELING NADERE VOOROPLEIDINGSEISEN HOGER ONDERWIJS 2007 Eisen voor opleidingen van het wetenschappelijk onderwijs, bij de VO-profielen zoals die vanaf

Nadere informatie

Vooropleidingseisen wetenschappelijk onderwijs: van vwo naar wo

Vooropleidingseisen wetenschappelijk onderwijs: van vwo naar wo Vooropleidingseisen wetenschappelijk onderwijs: van vwo naar wo (Gebaseerd op de publicatie van het ministerie van OCW Regeling aanmelding en toelating hoger onderwijs d.d. 01-10-2016) Betekenis van gebruikte

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Gelet op artikel 33, lid 1c, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Gelet op artikel 33, lid 1c, van de Wet op het voortgezet onderwijs; STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 21337 29 juli 2014 Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 09-07-2014, nr. DL/641019, houdende

Nadere informatie

Bijlage C behorende bij artikel 2, tweede lid, van de Regeling nadere vooropleidingseisen hoger onderwijs 2007

Bijlage C behorende bij artikel 2, tweede lid, van de Regeling nadere vooropleidingseisen hoger onderwijs 2007 Bijlage C (Bijlage behorende bij de regeling Wijziging van de regeling nadere vooropleidingseisen hoger onderwijs 2007 in verband met vervanging van de bijlagen van 1 oktober 2008, kenmerk HOenS-2008/59402)

Nadere informatie

* * * wia of wib Bedrijfskunde 8. B Business Studies * * * wia of wib 9. B Econometrics * wib wib wib 10. B Econometrics and Operations

* * * wia of wib Bedrijfskunde 8. B Business Studies * * * wia of wib 9. B Econometrics * wib wib wib 10. B Econometrics and Operations Bijlage C Lijst van dere vooropleidingseisen in het wetenschappelijk onderwijs. Deze eisen gelden voor 4 vwo, dus voor leerlingen die instromen in het wo vaf 2010 en vallen onder de nieuwe tweede fase.

Nadere informatie

Italiaanse taal en cultuur Talen en Cult. ZO Az+Oceanie (Indonesië) Landschapsarch. en ruimtel. planning

Italiaanse taal en cultuur Talen en Cult. ZO Az+Oceanie (Indonesië) Landschapsarch. en ruimtel. planning CULTUUR EN MAATSCHAPPIJ VWO-WO BIJLAGE 3(a) Zonder meer. Literatuurwetenschap Toegepaste Commuinicatiewetenschappen Media en Cultuur Uniformberoepen: leger, politie, e.d. Algemene Cultuurwetenschappen

Nadere informatie

Studeren met een Specifieke Hulpvraag.

Studeren met een Specifieke Hulpvraag. Studeren met een Specifieke Hulpvraag http://www.ru.nl/studenten/tijdensstudie/begeleiding/oud/studeren-specifieke-hulpvraag/ SmeSH-doelen Verbeteren van de overgang van vooropleiding (VWO) naar RU Aanbieden

Nadere informatie

BIJLAGE C BEHORENDE BIJ ARTIKEL 2, TWEEDE LID, VAN DE REGELING NADERE VOOROPLEIDINGSEISEN HOGER ONDERWIJS 2007

BIJLAGE C BEHORENDE BIJ ARTIKEL 2, TWEEDE LID, VAN DE REGELING NADERE VOOROPLEIDINGSEISEN HOGER ONDERWIJS 2007 BIJLAGE C BEHORENDE BIJ ARTIKEL 2, TWEEDE LID, VAN DE REGELING NADERE VOOROPLEIDINGSEISEN HOGER ONDERWIJS 2007 Eisen voor opleidingen van het wetenschappelijk onderwijs, bij de VO-profielen zoals die vanaf

Nadere informatie

Naam opleiding: Technische Bestuurskunde. Toelating

Naam opleiding: Technische Bestuurskunde. Toelating Naam opleiding: Technische Bestuurskunde Toelating Is de studie moeilijk? Een studie aan de TU Delft is pittig, zorg er daarom voor dat je er aan het begin van je studie gelijk vol voor gaat. Gas terugnemen

Nadere informatie

Van VWO naar WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS

Van VWO naar WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS vwo verplichte profielvakken Vooropleidingseisen hoger onderwijs: van vwo naar wo Van VWO naar WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS Disclaimer: De lijst is gebaseerd op de officiële doorstroomeisen van het ministerie

Nadere informatie

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten Gemeente s-hertogenbosch, afdeling Onderzoek & Statistiek, februari 2019 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 3 2. Vrijwilligerswerk... 4 3. Mantelzorg... 8

Nadere informatie

Bijlage C. ak: aardrijkskunde bi: biologie gr: Grieks. la: Latijn na: natuurkunde nl&t: natuur, leven en technologie

Bijlage C. ak: aardrijkskunde bi: biologie gr: Grieks. la: Latijn na: natuurkunde nl&t: natuur, leven en technologie Bijlage C Bijlage bij de voorlichtingspublicatie Nadere vooropleidingseisen hoger onderwijs bij nieuwe voprofielen 2007 van 13 september 2006, kenmerk HO/BL-2006/33802 Nadere vooropleidingseisen voor opleidingen

Nadere informatie

Samenvatting en conclusies

Samenvatting en conclusies Samenvatting en conclusies Inleiding In het kader van de Monitor en evaluatie Tweede Fase HAVO / VWO heeft het ITS voor het Ministerie van OCenW, directie voortgezet onderwijs, onderzoek gedaan in het

Nadere informatie

Studenten aan lerarenopleidingen

Studenten aan lerarenopleidingen Studenten aan lerarenopleidingen Factsheet januari 219 In de afgelopen vijf jaar is het aantal Amsterdamse studenten dat een lerarenopleiding volgt met ruim 9% afgenomen. Deze daling is het sterkst voor

Nadere informatie

Vooropleidingseisen wetenschappelijk onderwijs: van vwo naar wo

Vooropleidingseisen wetenschappelijk onderwijs: van vwo naar wo Vooropleidingseisen wetenschappelijk onderwijs: van vwo naar wo Regeling aanmelding en toelating hoger onderwijs Geldend van 29-09-2017 t/m heden (publicatie van het ministerie van OCW) Bijlage A. Nadere

Nadere informatie

Betekenis van gebruikte tekens en afkortingen: = toegangsrecht = géén toegangsrecht

Betekenis van gebruikte tekens en afkortingen: = toegangsrecht = géén toegangsrecht Disclaimer: De lijst is gebaseerd op de officiële doorstroomeisen van het ministerie van onderwijs. Bij het overnemen van deze gegevens kunnen er tikfouten zijn gemaakt. Controleer daarom altijd (en op

Nadere informatie

Universiteitsbibliotheek. Onderzoek Universiteitsbibliotheek op zoek naar wetenschappelijke informatie. Harrie Knippenberg Jan Wiborg

Universiteitsbibliotheek. Onderzoek Universiteitsbibliotheek op zoek naar wetenschappelijke informatie. Harrie Knippenberg Jan Wiborg Universiteitsbibliotheek Onderzoek Universiteitsbibliotheek 2008... op zoek naar wetenschappelijke informatie Harrie Knippenberg Jan Wiborg Inhoud 1. Inleiding 2 2. Manieren om te zoeken naar wetenschappelijke

Nadere informatie

Vooropleidingseisen van vwo naar wo

Vooropleidingseisen van vwo naar wo Vooropleidingseisen van vwo naar wo 2016-2017 Vooropleidingseisen Vooropleidingseisen van vwo naar van wo van VWO VWO naar naar WO WO = = Dit profiel Dit profiel geeft geeft toegang toegang tot deze tot

Nadere informatie

Vooropleidingseisen van VWO naar WO

Vooropleidingseisen van VWO naar WO Vooropleidingseisen van VWO naar WO Vooropleidingseisen van VWO naar WO! = Dit profiel geeft toegang tot deze opleiding. " = Dit profiel geeft geen toegang tot deze opleiding. A / B A + B A / B + C / D

Nadere informatie

Vooropleidingseisen WO

Vooropleidingseisen WO Vooropleidingseisen WO Betekenis van gebruikte tekens en afkortingen: * : toegangsrecht # : geen toegangsrecht ( ) : keuze uit de tussen haakjes vermelde vakken. Eén van de vakken is voldoende. Een vakaanduiding

Nadere informatie

Regeling aanmelding en toelating hoger onderwijs Geldend van t/m heden

Regeling aanmelding en toelating hoger onderwijs Geldend van t/m heden Regeling aanmelding en toelating hoger onderwijs Geldend van 01-09-2018 t/m heden Bijlage A. Nadere vooropleidingseisen voor opleidingen van het wetenschappelijk onderwijs 1. In deze bijlage wordt verstaan

Nadere informatie

Uitval studenten. Sectorbeeld Onderwijs, Inspectie van het Onderwijs,

Uitval studenten. Sectorbeeld Onderwijs, Inspectie van het Onderwijs, Studenten sector Onderwijs vallen vaker uit... 2 Veel uitval bij 2 e graads hbo... 3 Meer uitval van pabo studenten met mbo-achtergrond... 5 Steeds meer mannen vallen uit bij pabo... 7 Studenten met niet-westerse

Nadere informatie

Van VWO naar WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS

Van VWO naar WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS vwo verplichte profielvakken Vooropleidingseisen hoger onderwijs: van vwo naar wo Van VWO naar WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS Disclaimer: De lijst is gebaseerd op de officiële doorstroomeisen van het ministerie

Nadere informatie

Rapportage Kunsten-Monitor 2014

Rapportage Kunsten-Monitor 2014 Rapportage Kunsten-Monitor 2014 Inleiding In 2014 heeft de AHK deelgenomen aan het jaarlijkse landelijke onderzoek onder recent afgestudeerden: de Kunsten-Monitor. Alle bachelor en master afgestudeerden

Nadere informatie

STUDENTENMONITOR 2001

STUDENTENMONITOR 2001 STUDENTENMONITOR 2001 kernrapport Adriaan Hofman Uulkje de Jong Marko van Leeuwen Jan de Boom Ineke van der Veen Jaap Anne Korteweg Erwin Heyl Marjon Voorthuis Hana Budil-Nadvorníková Erasmus Universiteit

Nadere informatie

VWO (nieuwe) doorstroomlijsten naar WO

VWO (nieuwe) doorstroomlijsten naar WO Vastgestelde OCW regeling per oktober 2008 VWO (nieuwe) doorstroomlijsten naar WO Eisen voor opleidingen van het wetenschappelijk onderwijs, bij de VOprofielen zoals die vanaf 1 augustus 2007 worden aangeboden.

Nadere informatie

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs Esther van Kralingen Tussen studiejaar 1995/ 96 en 21/ 2 is het aandeel van de niet-westerse allochtonen dat in het hoger onderwijs

Nadere informatie

Eisen voor opleidingen van het wetenschappelijk onderwijs, bij de VO-profielen zoals die vanaf 1 augustus 2007 worden aangeboden

Eisen voor opleidingen van het wetenschappelijk onderwijs, bij de VO-profielen zoals die vanaf 1 augustus 2007 worden aangeboden Bijlage C (Behorende bij artikel 2, tweede lid, van de Regeling nadere vooropleidingseisen hoger onderwijs 2007; laatstelijk gewijzigd bij regeling Wijziging van de regeling nadere vooropleidingseisen

Nadere informatie

Best practices in academische vaardigheden bij bèta-bacheloropleidingen

Best practices in academische vaardigheden bij bèta-bacheloropleidingen Robert van Wijk & Esther Vleugel vaardigheden bij bèta-bacheloropleidingen Workshop op de ICAB conferentie 2015 Programma Achtergrond van ons academisch vaardigheden onderwijs Onze ervaringen en lessen

Nadere informatie

VWO WO doorstroomeisen

VWO WO doorstroomeisen VWO WO doorstroomeisen Wil je na VWO naar HBO? Haal dan in het decanaat een lijst met doorstroomeisen van VWO naar HBO N+T N+G E+M C+M VWO VERPLICHTE PROFIELVAKKEN wib wia/b wia wic na bi ec Gs sk sk Keuzevak/

Nadere informatie

Veranderen van opleiding

Veranderen van opleiding Totale switch na stijging weer op 20 procent... 3 Switchers pabo oorzaak stijging in 2012 en 2013... 4 Meer switch van mbo ers in sector Onderwijs in 2013... 5 Bij tweedegraads lerarenopleidingen meer

Nadere informatie

Uit huis gaan van jongeren

Uit huis gaan van jongeren Arie de Graaf en Suzanne Loozen Jaarlijks verlaten bijna een kwart miljoen jongeren het ouderlijk huis. Een klein deel van hen is al vóór de achttiende verjaardag uit huis gegaan. De meeste jongeren gaan

Nadere informatie

OPEN DAGEN WO MAART 2016. Kijk voor aanvullende informatie op de site van de universiteit. Lever tijdig een roze formulier in bij de decanenkamer.

OPEN DAGEN WO MAART 2016. Kijk voor aanvullende informatie op de site van de universiteit. Lever tijdig een roze formulier in bij de decanenkamer. OPEN DAGEN WO MAART 2016 Kijk voor aanvullende informatie op de site van de universiteit. Lever tijdig een roze formulier in bij de decanenkamer. 1 MAART 2016 (13:00-16:00) Meeloopdag Bestuurskunde: Economie

Nadere informatie

Subsector politicologie en bestuurskundige opleidingen

Subsector politicologie en bestuurskundige opleidingen Subsector politicologie en bestuurskundige Samenvatting... 2 Weinig deeltijd... 2 Wo-instroom... 3 Weinig uitval iets toegenomen... 3 Veel switch... 3 Vier in herstel... 3 Veel studenten raden opleiding

Nadere informatie

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Gelet op artikel 33, lid Ib, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Gelet op artikel 33, lid Ib, van de Wet op het voortgezet onderwijs; Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 2011, nr. DL/299780 houdende wijziging van de Regeling verwantschapstabel educatieve minor De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur

Nadere informatie

Vooropleidingseisen Van vwo naar wo

Vooropleidingseisen Van vwo naar wo qompas.nl Vooropleidingseisen Van vwo naar wo 2017-2018 Talent Vooropleidingseisen van vwo naar wo = Dit profiel geeft toegang tot deze opleiding. = Dit profiel geeft geen toegang tot deze opleiding. A

Nadere informatie

Bijlage C behorende bij artikel 2, tweede lid, van de Regeling nadere vooropleidingseisen hoger onderwijs 2007

Bijlage C behorende bij artikel 2, tweede lid, van de Regeling nadere vooropleidingseisen hoger onderwijs 2007 Bijlage C behorende bij artikel 2, tweede lid, van de Regeling nadere vooropleidingseisen hoger onderwijs 2007 Eisen voor opleidingen van het wetenschappelijk onderwijs, bij de VO-profielen zoals die vanaf

Nadere informatie

Bijlagenummer GV 454. Behandeld in Voorbereidende GV 28 oktober 2013 Overlegvergadering GV op 4 november 2013 Afsluitende GV11 november 2013

Bijlagenummer GV 454. Behandeld in Voorbereidende GV 28 oktober 2013 Overlegvergadering GV op 4 november 2013 Afsluitende GV11 november 2013 GEZAMENLIJKE VERGADERING UGV/OR/SR Bijlagenummer GV 454 Onderwerp: Evaluatie bindend studieadvies (bsa) 2012-2013 Status Bespreking Voorbereidende commissie GVcie OOM-1 Behandeld in Voorbereidende GV 28

Nadere informatie

Werkbelevingsonderzoek 2013

Werkbelevingsonderzoek 2013 Werkbelevingsonderzoek 2013 voorbeeldrapport Den Haag, 17 september 2014 Ipso Facto beleidsonderzoek Raamweg 21, Postbus 82042, 2508EA Den Haag. Telefoon 070-3260456. Reg.K.v.K. Den Haag: 546.221.31. BTW-nummer:

Nadere informatie

wisa of wisb en Engelse taal wisa of wisb en Engelse taal Engelse taal B Economie * * * wisa of wisb B Economie en Bedrijfseconomie

wisa of wisb en Engelse taal wisa of wisb en Engelse taal Engelse taal B Economie * * * wisa of wisb B Economie en Bedrijfseconomie Bijlage A. Nadere vooropleidingseisen voor opleidingen van het wetenschappelijk onderwijs 1.In deze bijlage wordt verstaan onder: NT: NG: EM: CM: ak: biol: econ: grtl: latl: : nlt: : wisa: wisb: profiel

Nadere informatie

Bijlagenummer GV 507

Bijlagenummer GV 507 GEZAMENLIJKE VERGADERING UGV/OR/SR Bijlagenummer GV 507 Onderwerp: Ophoging norm bindend studieadvies Status Voorbereidende commissie OOM-1 Behandeld in Voorbereidende GV 28 september 2015 Overlegvergadering

Nadere informatie

Bijlage A. Nadere vooropleidingseisen in het Wetenschappelijk Onderwijs

Bijlage A. Nadere vooropleidingseisen in het Wetenschappelijk Onderwijs Bijlage bij de Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 6 december 2006, nr. HO/BL/2006/468783, tot wijziging van de Regeling nadere vooropleidingseisen hoger onderwijs

Nadere informatie

Instroom en inschrijvingen

Instroom en inschrijvingen Instroom en inschrijvingen Minder studenten beginnen aan opleidingen in de sector Onderwijs... 2 Instroom pabo keldert in 2015 maar herstelt zich deels in 2016... 3 Minder mbo ers naar sector Onderwijs...

Nadere informatie

UITSLAGEN WONEN ENQUÊTE

UITSLAGEN WONEN ENQUÊTE UITSLAGEN WONEN ENQUÊTE 3 E KWARTAAL 211 Gemaakt voor NVM Wonen Gemaakt door NVM Data & Research Inhoudsopgave 1 Introductie enquête... 3 1.1 Periode... 3 1.2 Respons... 3 2 Staat van de woningmarkt...

Nadere informatie

UNIVERSITEIT. Studeren aan de 2012 / 2013. Overzicht bacheloropleidingen. Legenda

UNIVERSITEIT. Studeren aan de 2012 / 2013. Overzicht bacheloropleidingen. Legenda Studeren aan de UNIVERSITEIT 2012 / 2013 Overzicht bacheloropleidingen Legenda Opleiding in voltijd Opleiding in voltijd en deeltijd Opleiding voltijd en deeltijd met duaal als mogelijkheid Opleiding voltijd

Nadere informatie

Studeren met een Specifieke Hulpvraag. André Bartels Studentendecaan

Studeren met een Specifieke Hulpvraag. André Bartels Studentendecaan Studeren met een Specifieke Hulpvraag André Bartels Studentendecaan Kader / achtergrond 2007: start maatjesproject voor studenten met ASS (subsidie OC&W) 2009: presentatie projectresultaten + uitbreidingsplannen,

Nadere informatie

Naam opleiding: Molecular Science & Technology. Toelating

Naam opleiding: Molecular Science & Technology. Toelating Naam opleiding: Molecular Science & Technology Toelating Is de studie moeilijk? Een studie aan de TU Delft is pittig, zorg er daarom voor dat je er aan het begin van je studie gelijk vol voor gaat. Gas

Nadere informatie

Onderzoeksrapport. Commissie bachelor-master. Robel Michael

Onderzoeksrapport. Commissie bachelor-master. Robel Michael Onderzoeksrapport Commissie bachelor-master Robel Michael 1 Rogier Butter Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. KNMG Studentenplatform 3. Methode 4. Resultaten 4.1. Enquête algemeen 4.2. Bachelor-master: Wisselen

Nadere informatie

Handleiding bindend studieadvies

Handleiding bindend studieadvies Handleiding bindend studieadvies De Radboud Universiteit heeft in het studiejaar 2011-2012 het bindend studieadvies (BSA) ingevoerd. Deze brochure biedt een handleiding aan alle medewerkers van de Radboud

Nadere informatie

Nadere vooropleidingseisen in het wetenschappelijk onderwijs, bij de profielen in het voortgezet onderwijs geldig vanaf 1 augustus 2007.

Nadere vooropleidingseisen in het wetenschappelijk onderwijs, bij de profielen in het voortgezet onderwijs geldig vanaf 1 augustus 2007. Bijlage C, behorende bij artikel 2, tweede lid, van de Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 8 mei 2007, nr. HO/BL/2007/3152, houdende dere vooropleidingseisen hoger onderwijs

Nadere informatie

APPENDIX: Total number of students per programme and specialisation

APPENDIX: Total number of students per programme and specialisation APPENDIX: Total number of students per programme and specialisation Table 1: Total number of students (primary registrations) per bachelor s programme and specialisation Bachelor s Programmes 2016 2017

Nadere informatie

Grafiek 26.1a Het vóórkomen van verschillende vormen van discriminatie in Leiden volgens Leidenaren, in procenten 50% 18% 19% 17% 29%

Grafiek 26.1a Het vóórkomen van verschillende vormen van discriminatie in Leiden volgens Leidenaren, in procenten 50% 18% 19% 17% 29% 26 DISCRIMINATIE In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het vóórkomen en melden van discriminatie in Leiden en de bekendheid van en het contact met het Bureau Discriminatiezaken. Daarnaast komt aan de orde

Nadere informatie

Monitor beleidsmaatregelen 2014. Anja van den Broek

Monitor beleidsmaatregelen 2014. Anja van den Broek Monitor beleidsmaatregelen 2014 Anja van den Broek Maatregelen, vraagstelling en data Beleidsmaatregelen Collegegeldsystematiek tweede studies uit de Wet Versterking besturing inclusief uitzonderingen

Nadere informatie

Dit onderdeel gaat over diploma s van bekostigde opleidingen. Hierbij onderscheiden we diplomarendement en het aantal diploma s.

Dit onderdeel gaat over diploma s van bekostigde opleidingen. Hierbij onderscheiden we diplomarendement en het aantal diploma s. Na nominaal plus 1 jaar 45 procent een diploma... 2 Rendement wo stijgt, hbo-rendement daalt... 4 Hbo-ontwerpopleidingen laagste rendement van de sector... 6 Hoger rendement wo biologie, scheikunde en

Nadere informatie

céáíéå=éå=åáàñéêë= HBO-Monitor 2012: De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo juni 2013

céáíéå=éå=åáàñéêë= HBO-Monitor 2012: De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo juni 2013 céáíéå=éå=åáàñéêë= HBO-Monitor 2012: De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo juni 2013 céáíéå=éå=åáàñéêë 2 Inleiding In deze factsheet staan de arbeidsmarktresultaten van hbo-afgestudeerden

Nadere informatie

Samenvatting resultaten Quick Scan Aansluiting HBO-TU/e

Samenvatting resultaten Quick Scan Aansluiting HBO-TU/e Quick Scan: Aansluiting HBO-TU/e juni 2005 Samenvatting resultaten Quick Scan Aansluiting HBO-TU/e Een Quick Scan is een peiling onder studenten over een actueel onderwerp. Het Studenten Service Centrum

Nadere informatie

Alleen-Pinnen-Monitor

Alleen-Pinnen-Monitor 1 Alleen-Pinnen-Monitor Perceptie van alleen-pinnen kassa s 2 e meting Erwin Boom & Markus Leineweber, 11 september 2012 Uitgevoerd in opdracht van de Betaalvereniging Nederland en Stichting BEB Vertrouwelijk

Nadere informatie

Sportparticipatie Kinderen en jongeren

Sportparticipatie Kinderen en jongeren Sportparticipatie 2017 Kinderen en jongeren Onderzoek & Statistiek Juni 2017 Samenvatting Begin 2017 heeft de afdeling Onderzoek & Statistiek een onderzoek uitgezet onder ouders en jongeren uit de gemeente

Nadere informatie

IBG en GBA Een gevaarlijk koppel

IBG en GBA Een gevaarlijk koppel IBG en GBA Een gevaarlijk koppel Een onderzoek naar de gevolgen van koppeling van de bestanden van de Informatie Beheer Groep en de Gemeentelijke Basis Administratie Wetenschappelijk bureau ASVA OBAS Maart

Nadere informatie

Hoofdstuk 10. Financiële situatie

Hoofdstuk 10. Financiële situatie Hoofdstuk 10. Financiële situatie Samenvatting Hfst 9. Trendvragen financiële situatie Jaarlijks worden drie trendvragen gesteld die inzicht geven in de financiële positie van de Leidenaar. De resultaten

Nadere informatie

De dienstverlening van SURFnet Onderzoek onder aangesloten instellingen. - Eindrapportage -

De dienstverlening van SURFnet Onderzoek onder aangesloten instellingen. - Eindrapportage - De dienstverlening van Onderzoek onder aangesloten instellingen - Eindrapportage - 09-09-2009 Inhoud Inleiding 3 Managementsamenvatting 4 Onderzoeksopzet 5 Resultaten 6 Tevredenheid 6 Gebruik en waardering

Nadere informatie

College Maastricht. International Bachelor in Psychology

College Maastricht. International Bachelor in Psychology OPEN DAGEN NOVEMBER 2015 Kijk voor meer informatie op de site van de instelling. Wat 2 nov Experience Day University College Maastricht Waar open dag (11:00-16:30) Zwingelput 4 2 nov Meeloopdagen diverse

Nadere informatie

Onderzoeksrapport. Wachttijden 2014

Onderzoeksrapport. Wachttijden 2014 Onderzoeksrapport Wachttijden 2014 Inhoudsopgave 1. Abstract 2. Inleiding 3. De Geneeskundestudent 4. Methode 5. Resultaten - Enquête algemeen - Enquête Wachttijden 6. Conclusie 7. Referenties 8. Contactgegevens

Nadere informatie

Evaluatie hinder bij wegwerkzaamheden

Evaluatie hinder bij wegwerkzaamheden Evaluatie hinder bij wegwerkzaamheden Projectnummer: 10203 In opdracht van: Dienst Infrastructuur, Verkeer en Vervoer drs. Merijn Heijnen dr. Willem Bosveld Oudezijds Voorburgwal 300 Postbus 658 1012 GL

Nadere informatie