Inhoudsopgave. Artikel 1 Definities... 5. Artikel 2 Werkingssfeer... 5. Artikel 3 Deelname... 5

Vergelijkbare documenten
Inhoudsopgave. Artikel 1 Definities Artikel 2 Werkingssfeer Artikel 3 Karakter pensioenregeling Artikel 4 Deelname...

Inhoudsopgave. Artikel 1 Definities Artikel 2 Werkingssfeer Artikel 3 Karakter pensioenregeling Artikel 4 Deelname...

Regeling voor vrijwillig individueel pensioensparen (pensioenleeftijd 67)

Stichting Pensioenfonds Holland Casino. Van Stichting Pensioenfonds Holland Casino. Inhoudsopgave:

Aanvullend pensioenreglement "Excedent middelloon "

REGLEMENT PENSIOENSPAREN van Stichting Pensioenfonds Koninklijke Ten Cate

Stichting Pensioenfonds Gasunie

REGLEMENT PENSIOENSPAREN van Stichting Pensioenfonds Koninklijke Ten Cate

VRIJWILLIGE PENSIOENSPAARREGELING VAN STICHTING PENSIOENFONDS HUNTER DOUGLAS. Per

REGLEMENT PENSIOENSPAREN van Stichting Pensioenfonds Koninklijke Ten Cate. Per 1 januari 2011

Stichting Pensioenfonds Gasunie

Stichting Pensioenfonds Gasunie

STICHTING PENSIOENFONDS FORBO PENSIOENSPAARREGLEMENT FORBO FLOORING B.V. laatste aanpassing

REGLEMENT AANVULLINGSREGELINGEN PER 1 JANUARI 2006 STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE HANDEL IN BOUWMATERIALEN

Pensioenbijspaarreglement van Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam

Aanvullend reglement Pensioenopbouw boven Salarisgrens (hoog)

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

Prepensioenreglement van Stichting Pensioenfonds Jacobs Nederland. versie 1 oktober 2014

Reglement Versleepregeling

STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE DRANKINDUSTRIE.

Stichting Pensioenfonds N.V. W.A. Hoek s Machine- en Zuurstoffabriek. Pensioenreglement: pensioenspaarregeling op basis van kapitaalsparen

Aanvullend reglement Pensioenopbouw boven salarisgrens (laag)

STICHTING PENSIOENFONDS FORBO PENSIOENSPAARREGLEMENT FORBO FLOORING B.V. laatste aanpassing januari 2012

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

Het Individueel Aanvullend Pensioen (IAP)

BESCHIKBARE PREMIE REGELING (DC-Pensioenfonds)

Aanvullend reglement Extra Pensioenopbouw Boven de Salarisgrens 2015

Bijlagen bij Pensioenreglement 2006

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht

Aanvullend reglement. Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag) Reglement Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag)

BESCHIKBARE PREMIE REGELING (DC Pensioenfonds)

UITVOERINGSREGLEMENT VOORTZETTING PENSIOENOPBOUW BIJ WERKLOOSHEID 1999 DE STICHTING FINANCIERING VOORTZETTING PENSIOENVERZEKERING

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL. Postbus GC Rijswijk.

Gehanteerde maximum grondslag basispensioen en (geoorloofde) franchise betreft cijfers van het voorgaande jaar; deze worden jaarlijks aangepast.

BeterExcedent. Pensioen Werknemer 2015

Reglement excedent-premieregeling. Versie: 1 juli 2017

REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

PENSIOENREGLEMENT 2 Van Stichting Pensioenfonds Holland Casino

Reglement excedent-premieregeling Versie: 1 januari 2018

Pensioenregeling van. DSM Resins BV. Reglement Vervroegde Individuele Pensionering (VIP-Regeling)

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedek- kingsbedrijven (Bpf-Bitumen)

bijlagen 2013 behorende bij het pensioenreglement

STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL. Postbus GC Rijswijk.

Reglement excedent-premieregeling. Versie: 1 juli 2018

Bijlage 1 behorende bij het pensioenreglement d.d. 1 januari 2017 van de Stichting Pensioenfonds ERIKS

Reglement. Compensatieregeling pensioen RTL Nederland

Reglement Regeling Vervroegd Uittreden voor werknemers die na 30 juni 1937 en voor 1 januari 1950 zijn geboren

Bijlage 1 bij de pensioenovereenkomst

Gehanteerde maximum grondslag basispensioen en (geoorloofde) franchise betreft cijfers van het voorgaande jaar; deze worden jaarlijks aangepast.

Welk pensioen kunt u verwachten?

Aanvulling 3 op het Pensioenreglement 2011

Stichting Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel

Met het (pensioen) kapitaal moet u op de pensioendatum een periodieke pensioenuitkering aankopen.

STICHTING PENSIOENFONDS FORBO PENSIOENSPAARREGLEMENT FORBO FLOORING B.V. laatste aanpassing augustus 2014

Addendum 2 bij het Pensioenreglement pensioenregeling A, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland, contractnummer

TIJDELIJKE AANVULLINGSREGELING van Stichting Pensioenfonds Koninklijke Ten Cate. Per 1 januari 2006

Voorbeeld Toelichting Uniform Pensioenoverzicht Model 3 Premieovereenkomst

STICHTING PENSIOENFONDS VAN DE METALEKTRO AANVULLEND REGLEMENT. Pensioenopbouw boven de Salarisgrens (hoog) voor het personeel van <naam onderneming>

Addendum 2 bij het Pensioenreglement Sanoma 2009 pensioenregeling, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland, contractnummer

Voorbeeld Toelichting Uniform Pensioenoverzicht Model 1 <Uitkeringsovereenkomst> <Premieovereenkomst>

Voorbeeld Toelichting Uniform Pensioenoverzicht Model 1A <Uitkeringsovereenkomst> <Premieovereenkomst>

bijlagen 2014 behorende bij het pensioenreglement

REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

PENSIOENREGLEMENT V OVERGANGSREGELING VOOR DEELNEMERS GEBOREN OP OF NA 1 JANUARI 1950

R E G L E M E N T voor P R E - P E N S I O E N. van Stichting Sportfondsen Pensioenfonds te Amsterdam

PENSIOENREGLEMENT UNISYS PENSIOENKAPITAALPLAN PENSIOENREGLEMENT UNISYS COMBI PENSIOEN UNISYS PENSIOENREGLEMENT, 12E NOTA VAN WIJZIGING

Pensioenreglement BETEREXCEDENT. <WERKGEVER> Contract: <LEDNR>/001

Overgangsregeling ECI 15 jaarsoptie Uitstel financiering van over het verleden in te kopen pensioenruimte

REGLEMENT TIJDSPAARREGELING In de Metaal en Technische Bedrijfstakken

Stichting Pensioenfonds Trespa. Brochure Pensioenregeling

BeterExcedent. Pensioenregeling 2015

Gehanteerde maximum grondslag basispensioen en (geoorloofde) franchise betreft cijfers van het voorgaande jaar; deze worden jaarlijks aangepast.

Voorbeeld Toelichting Uniform Pensioenoverzicht Model 3 Premieovereenkomst

Gehanteerde maximum grondslag basispensioen en (geoorloofde) franchise betreft cijfers van het voorgaande jaar; deze worden jaarlijks aangepast.

VPL Reglement. 1 februari 2016 Pagina 1 van 7

PENSIOENREGLEMENT V OVERGANGSREGELING VOOR DEELNEMERS GEBOREN OP OF NA 1 JANUARI 1950

Tabellenboek Stichting Pensioenfonds ING. Geldig vanaf

REGLEMENT FLEXIBELE AANVULLINGSREGELING (FAR)

Bijlage Pensioenreglement: vervroegings-, uitstel- en uitruilfactoren en afkoopvoeten

Nettopensioenregeling

Aanvullend reglement

AANVULLEND PENSIOENREGLEMENT EINDLOON

Stichting Pensioenfonds Citco Nederland

Veelgestelde vragen nettopensioenregeling

Reglement arbeidsongeschiktheidspensioen Stichting Voorzieningsfonds Getronics

Bijlagen. Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland. Versie 1 januari 2013 PENSIOENREGLEMENT UNISYS PENSIOENKAPITAALPLAN

De premiegrondslag bestaat uit twee delen:

Oudedagregelingen. 6b.19 6b.20 6b.21 6b.22 6b.23 6b.24 6b.25 6b.26 6b.27 6b.28 6b.29. 6b.30 6b.31. 6b.32. 6b.33 6b.34 6b.35

De premiegrondslag bestaat uit twee delen:

Pensioenreglement 2014: vrijwillige beschikbare premieregeling Stichting Notarieel Pensioenfonds

BeterExcedent pensioen werknemer BeterExcedent pensioen

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht Wat heeft u aan het Uniform Pensioenoverzicht? Welke gebeurtenissen beïnvloeden uw pensioen?

REGLEMENT PREPENSIOENSPAARREGELING DSM ENGINEERING PLASTICS EMMEN BV - PPS -

Stichting Metro Pensioenfonds. ANW Hiaatreglement. 28 oktober 2008

BeterExcedent pensioen werknemer BeterExcedent pensioen

Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering

Startbrief. 1. Algemeen. Waardeoverdracht. Informatie die u geeft. Wanneer bent u deelnemer in de Basisregeling?

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

Stichting Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel

Transcriptie:

spaarmodule reglement geldig vanaf 1 januari 2012

Inhoudsopgave Artikel 1 Definities.................................................................................................... 5 Artikel 2 Werkingssfeer............................................................................................. 5 Artikel 3 Deelname................................................................................................... 5 Artikel 4 Individuele spaarmodule-bijdragen en opbouw spaarmodule-saldo................ 5 Artikel 5 Beleggingskeuze en switchen....................................................................... 5 Artikel 6 Aanwending spaarmodule-saldo op pensioeningangsdatum........................... 6 Artikel 7 Beëindiging deelname anders dan wegens overlijden..................................... 6 Artikel 8 Beëindiging deelname wegens overlijden..................................................... 6 Artikel 9 Scheiding................................................................................................... 6 Artikel 10 Fiscale bepalingen....................................................................................... 7 Artikel 11 Risico s....................................................................................................... 7 Artikel 12 Algemene bepalingen.................................................................................. 7 Artikel 13 Inwerkingtreding........................................................................................ 7 Bijlage 1 Beleggingsvormen spaarmodule................................................................... 8 Bijlage 2 Omzettingsfactoren..................................................................................... 8 Bijlage 3 individuele spaarmodule-bijdragen............................................................. 10 Formulier Extra sparen in spaarmodule....................................................................... 11 3

Artikel 1 Definities De definities zoals opgenomen in de statuten en het reglement van Stichting-Telegraafpensioenfonds 1959 maken onderdeel uit van dit spaarmodule-reglement. Ter aanvulling of ter verduidelijking gelden in dit spaarmodule-reglement de volgende definities: 1. Fonds: de stichting Stichting-Telegraafpensioenfonds 1959. 2. Pensioenreglement: het pensioenreglement van het fonds. 3. Deelnemer spaarmodule: degene die overeenkomstig het pensioenreglement als deelnemer tot het fonds is toegelaten en die periodiek of éénmalig stortingen verricht. De stortingen worden aangemerkt als spaarmodule-stortingen. 4. Gewezen deelnemer spaarmodule: de deelnemer spaarmodule, die een spaarsaldo heeft opgebouwd en deelneemt aan het pensioenreglement van het fonds, maar geen stortingen meer verricht. 5. Spaarmodule-bijdragen: spaarmodule-bijdragen zijn periodieke of eenmalige bijdragen van de deelnemer spaarmodule, welke aan de condities van de spaarmodule voldoen. 6. Spaarmodule-depot: het volgens de spaarmodule bepaalde beleggingsdepot waarin de bijdragen van de deelnemer worden belegd. Dit depot volgt de beleggingsmix van het fonds. 7. Spaarmodule-regeling: de in dit reglement omschreven regeling voor vrijwillig pensioensparen. 8. Spaarmodule-saldo: het spaarsaldo in het spaarmodule-depot op enig moment. Artikel 2 Werkingssfeer 2.1 De deelnemer spaarmodule heeft zolang hij deelneemt aan het pensioenreglement van het fonds de mogelijkheid om door middel van vrijwillig pensioensparen een spaarmodule-saldo op te bouwen met inachtneming van de bepalingen in dit reglement. 2.2 De vennootschap draagt zorg voor periodieke - of eenmalige inhouding van spaarmodule-bijdragen op het salaris of uitkering van de deelnemer spaarmodule en afdracht van de inhouding(en) aan het fonds. De spaarmodule-bijdragen worden op naam van de deelnemer spaarmodule gestort in het spaarmodule-depot. Artikel 4 Individuele spaarmodule-bijdragen en opbouw spaarmodule-saldo 4.1 De spaarmodule-bijdragen ten behoeve van de spaarmoduleregeling worden afzonderlijk op naam van de deelnemer spaarmodule geregistreerd. 4.2 De opbouw van het spaarmodule-saldo komt tot stand door de in 2.2 genoemde stortingen. 4.3 De spaarmodule-bijdragen zijn op jaarbasis gemaximeerd op de volgende leeftijdsafhankelijke percentages van de pensioengrondslag zoals deze per 1 januari van enig jaar is vastgesteld krachtens het pensioenreglement van het fonds: Leeftijdsklasse Percentage van de pensioengrondslag 15 t/m 19 jaar 1,3% 20 t/m 24 jaar 1,4% 25 t/m 29 jaar 1,7% 30 t/m 34 jaar 1,9% 35 t/m 39 jaar 2,3% 40 t/m 44 jaar 2,7% 45 t/m 49 jaar 3,3% 50 t/m 54 jaar 3,9% 55 t/m 59 jaar 4,8% 60 t/m 64 jaar 5,7% De leeftijd van een deelnemer spaarmodule op 1 januari van enig jaar is bepalend voor de indeling in de leeftijdsklasse. 4.4 Zolang de fiscale minimumfranchise onder de gebruikte franchise van de reguliere pensioenregeling ligt kan gebruik gemaakt worden van een bijspaarruimte voor het franchiseverschil. Deze ruimte wordt elk jaar opnieuw vastgesteld. Dit is dan een extra ruimte om bij te sparen naast de ruimte uit artikel 4.3. 4.5 Tevens bestaat de mogelijkheid om een vrijwillige bijdrage over verleden diensttijd te storten. Een en ander zoals vastgelegd in de bij deze pensioenbijspaarregeling gevoegde Bijlage 3. 4.6 Het fonds berekent 0,2% inlegkosten over de ingelegde bedragen. Daarnaast wordt jaarlijks 0,4% managementfee-kosten berekend over het gemiddelde spaarmodule-saldo. Indien gewijzigde kosten in rekening gebracht zullen worden, zal het fonds dit vooraf aan de deelnemer spaarmodule meedelen. 5 Artikel 3 Deelname 3.1 Deelname aan de regeling spaarmodule is vrijwillig en is alleen mogelijk voor de deelnemers aan het pensioenreglement van het fonds, die een volledig ingevuld en ondertekend deelnameformulier bij het secretariaat van het pensioenfonds hebben ingeleverd. De deelname start zo spoedig mogelijk na inlevering van het formulier bij het pensioenbureau. 3.2 De deelname aan de regeling spaarmodule wordt beëindigd: Indien de deelnemer spaarmodule schriftelijk bij het secretariaat van het pensioenfonds te kennen geeft de deelname aan de regeling spaarmodule te willen beëindigen. Indien de deelnemer niet meer aan te merken is als deelnemer aan het pensioenreglement van het fonds. Artikel 5 Beleggingskeuze en switchen 5.1 Er zijn de navolgende spaarmodule-depots ingesteld: Depot Percentage aandelen / onroerend goed Percentage vastrentend Percentage liquiditeiten A 40% 60% 0% B 0% 0% 100% Er is een reglementaire afwijking van 20% mogelijk in depot A. De deelnemer spaarmodule neemt automatisch deel in depot A, zijnde de huidige strategische beleggingsmix van het fonds. Vanaf de 55-jarige leeftijd kan depot A omgezet worden naar depot B.

6 5.2 De deelnemer spaarmodule ouder dan 55 jaar geeft door middel van een keuzeformulier aan in welk van de in 5.1 vermelde spaarmodule-depots hij de spaarmodule-bijdrage wil storten. Een deelnemer spaarmodule ontvangt periodiek overzichten over de individueel opgebouwde spaargelden in het door hem gekozen spaarmodule-depot. 5.3 De beleggingen in een spaarmodule-depot worden gewaardeerd tegen marktwaarde. De netto beleggingsopbrengsten komen ten gunste en/of ten laste van het spaarmodule-depot. Op de beleggingsopbrengst is de jaarlijkse fee in mindering gebracht. 5.4 De storting van spaarmodule-bijdragen vindt plaats op de laatste werkdag van de maand. De ingelegde bijdragen renderen vanaf de eerste van de volgende maand op basis van de gemiddelde inleg. 5.5 Het spaarmodule-saldo op enig tijdstip is de waarde van de op naam van de (gewezen) deelnemer spaarmodule gespaarde depot. 5.6 Een deelnemer spaarmodule kan vanaf 55-jarige leeftijd een ander spaarmodule-depot kiezen (switchen). Daarbij worden zowel het opgebouwde spaarmodule-saldo als de nog te storten spaarmodule-bijdragen in het nieuw gekozen spaarmodule-depot ondergebracht. Er worden geen switchkosten in rekening gebracht. 5.7 Onttrekking aan het spaarmodule-depot vindt plaats om pensioen aan te kopen. Artikel 6 Aanwending spaarmodule-saldo op pensioeningangsdatum 6.1 Het spaarmodule-saldo wordt op de pensioeningangsdatum bij het fonds aangewend voor de aankoop van extra ouderdoms-, nabestaanden- en wezenpensioen, in de verhouding 100:70:14. 6.2 De aanwending van het spaarmodule-saldo als bedoeld in lid 1 geschiedt bij het fonds op basis van de actuariële grondslagen en methoden zoals neergelegd in de actuariële en bedrijfstechnische nota van het fonds. De hoogte van het aan te kopen ouderdoms-, nabestaanden- en wezenpensioen is uitsluitend afhankelijk van de hoogte van het voor de aankoop van het ouderdoms-, nabestaanden- en wezenpensioen aan te wenden spaarmodule-saldo en de door het fonds te hanteren actuariële grondslagen en methoden zoals neergelegd in de actuariële en bedrijfstechnische nota. 6.3 Het bepaalde in het pensioenreglement van het fonds is, met inachtneming van het bepaalde in deze spaarmodule-regeling, van overeenkomstige toepassing voor het uit het spaarmodulesaldo aangekochte extra ouderdoms-, nabestaanden- en wezenpensioen. Artikel 7 Beëindiging deelname anders dan wegens overlijden 7.1 Indien de deelname aan de spaarmodule-regeling vóór de pensioendatum wordt beëindigd, anders dan door overlijden en ook de deelname aan het pensioenreglement van het fonds eindigt, dan wordt het spaarsaldo per de datum van beëindiging aangewend voor verhoging van het bij het fonds opgebouwde levenslang ouderdoms-, nabestaanden- en wezenpensioen in de verhouding 100:70:14. Het bepaalde in artikel 6.2 en 6.3 is van overeenkomstige toepassing. 7.2 Wanneer de deelname aan de spaarmodule-regeling wordt beëindigd zonder dat de deelname aan het pensioenreglement van het fonds eindigt, wordt het spaarmodule-saldo per datum van beëindiging van het deelnemerschap aan de spaarmoduleregeling niet omgezet in pensioenaanspraken. Het staat de deelnemer vrij om opnieuw aan de spaarmodule-regeling deel te gaan nemen. 7.3 De gewezen deelnemer spaarmodule ontvangt van het fonds een opgave van het spaarmodule-saldo of van de pensioenaanspraken, waarop voor hem op grond van dit artikel recht blijft bestaan. Artikel 8 Beëindiging deelname wegens overlijden 8.1 Bij overlijden van de deelnemer spaarmodule vóór de pensioeningangsdatum wordt het spaarmodule-saldo aangewend ter aankoop van nabestaandenpensioen en/of wezenpensioen met inachtneming van het bepaalde in artikel 10.5. De verhouding tussen nabestaanden- en wezenpensioen is gelijk aan de verhouding tussen het nabestaanden- en wezenpensioen overeenkomstig het pensioenreglement van het fonds. Het bepaalde in artikel 6.2 en 6.3 is van overeenkomstige toepassing. 8.2 De aanvang en beëindiging van het nabestaandenpensioen en/ of wezenpensioen geschiedt conform de bepalingen van het Pensioenreglement van het fonds. 8.3 Indien de overleden deelnemer spaarmodule geen nagelaten partner of kinderen heeft, vervalt het spaarmodule-saldo aan het fonds. Artikel 9 Scheiding In geval van scheiding, waaronder in dit artikel zowel echtscheiding als scheiding van tafel en bed, als ook beëindiging van een geregistreerd partnerschap van een deelnemer spaarmodule wordt verstaan, is de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding van toepassing. In dat geval wordt het te verevenen deel van het spaarmodulesaldo als volgt bepaald: De helft van het depot waarop de deelnemer spaarmodule recht heeft gekregen gedurende de deelnemingsjaren tussen de datum van de huwelijkssluiting, respectievelijk de sluiting van het geregistreerde partnerschap en de datum van de scheiding, tenzij anders wordt overeengekomen. Artikel 10 Fiscale bepalingen 10.1 Het spaarmodule-saldo uit hoofde van deze spaarmoduleregeling kan niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet. Overdracht, inpandgeving of elke andere handeling, waardoor de deelnemer enig recht op zijn spaarmodule-saldo aan een derde toekent, is slechts in zoverre geldig als een beslag op zijn spaarmodule-saldo bij ontbreken van andere inkomsten geldig zou zijn. 10.2 Het bepaalde in lid 10.1 is niet van toepassing in geval van het verlenen van zekerheid voor het verkrijgen van uitstel van betaling als bedoeld in artikel 25, lid 4 van de Invorderingswet.

10.3 Volmacht tot invordering van het spaarmodule-saldo, onder welke vorm of welke benaming ook verleend, is steeds herroepelijk. 10.4 Elk beding, strijdig met het bepaalde in de voorgaande leden, is nietig. 10.5 De overeenkomstig deze spaarmodule-regeling aangekochte pensioenen zullen samen met de pensioenen van dezelfde soort uit hoofde van het pensioenreglement van het fonds nimmer meer bedragen dan de hieronder aangegeven maximum percentages: a. Ouderdomspensioen: maximaal 100% van het pensioengevende salaris dan wel het laatste hogere feitelijke salaris van de deelnemer spaarmodule voor zover dat krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 als pensioengevend mag worden aangemerkt, verminderd met een bedrag ter grootte van de bruto AOW-uitkering voor een gehuwd persoon met een partner van 65 jaar of ouder, vermeerderd met de vakantietoeslag. b. Nabestaanden- en wezenpensioen: maximaal 70% respectievelijk 14% van het bereikbare salaris als bedoeld in onderdeel a, met dien verstande dat rekening wordt gehouden met artikel 18a lid 8 van de Wet op de loonbelasting 1964. 12.4 Deze spaarmodule-regeling kan onder meer als gevolg van gewijzigde procedures bij het fonds worden herzien en wel met inachtneming van artikel 20 van de statuten van het fonds. Artikel 13 Inwerkingtreding Dit reglement is in werking getreden op 1 januari 2012. 10.6 Het gedeelte van het spaarmodule-saldo dat als gevolg van de maximering in lid 5 van dit artikel niet voor pensioen kan worden aangewend, zal als een bedrag aan de rechthebbende worden uitgekeerd onder aftrek van de daarover verschuldigde belastingen (waaronder mede begrepen premies sociale volksverzekeringen). Artikel 11 Risico s 11.1 Het rendement op depot A kan ook negatief zijn, bijvoorbeeld bij een daling van de beurskoersen. Dan zal uw spaarmodulesaldo dus afnemen met dit negatieve rendement. Depot B kent dit risico niet. 7 11.2 Het fonds kan ook op enig moment in zwaar weer geraken. Hoewel het bestuur van het fonds zich er tegen verzet zijn de huidige regels van De Nederlandse Bank (gebaseerd op de Europese situatie) dat als de dekkingsgraad van het fonds (langdurig) onder de 100% daalt (dekkingsgraad per 30 november 2010 100,2%) en tot afstempeling van de pensioenaanspraken zou moeten worden overgegaan, dan zouden de spaarsaldi niet mogen worden ontzien. Deze saldi worden dan evenredig gekort. Het bestuur onderkent het potentiële risico. Artikel 12 Algemene bepalingen 12.1 Op het spaarmodule-saldo dat krachtens deze spaarmoduleregeling wordt verkregen, zijn de bepalingen van de statuten en pensioenreglement van het fonds zoveel als mogelijk van overeenkomstige toepassing, tenzij in dit reglement anders wordt aangegeven of uit de context van deze spaarmoduleregeling anders moet worden afgeleid. 12.2 Indien op grond van artikel 5.4 van het pensioenreglement van het fonds de pensioendatum wordt vervroegd, vindt eveneens de aanwending van het spaarmodule-saldo als bedoeld in artikel 6 van dit reglement plaats. De partner dient in te stemmen met de vervroeging van de pensioendatum. 12.3 De deelnemer spaarmodule krijgt jaarlijks een schriftelijke opgave van het krachtens deze spaarmodule-regeling opgebouwde spaarmodule-saldo en een opgave van de waardeaangroei over het voorafgaande kalenderjaar.

Bijlage 1 Beleggingsvormen spaarmodule De depots bestaan uit beleggingen in depot A of depot B. Depot A is een belegging in de strategische mix van het fonds. Het gemeten rendement binnen het fonds wordt bij of afgeschreven bij het spaarsaldo per 1 januari van het jaar. De strategische mix voor het fonds bedraagt 60% vastrentende waarden (obligaties en/of leningen) en 40% zakelijke waarden (aandelen en/of vastgoed). Depot B is een belegging in liquiditeiten. Dit depot B rendeert met een 12-maandsdepositorente die jaarlijks op 1 januari van het desbetreffende jaar vastgesteld wordt. De rente wordt vastgesteld op de Euribor 12-maandsrente op 30 december van het voorafgaande jaar verminderd met een afslag van 0,2%. Deze rentevoet is onder aftrek van bovenstaande afslag: Per 1 januari 2009 2,89% Per 1 januari 2010 1,05% Per 1 januari 2011 1,31% Per 1 januari 2012 1,75% Bijlage 2 Omzettingsfactoren De in deze bijlage opgenomen factoren gelden vanaf 1 januari 2012 voor een periode van 1 jaar. Na afloop van deze periode kunnen de factoren bij bestuursbesluit worden aangepast. Voorbeeld 1 Indien bijvoorbeeld voor een 40-jarige deelnemer die uit dienst is getreden 1.000 spaarmodule-saldo dient te worden omgezet dan worden de volgende aanspraken verkregen. Ouderdomspensioen vanaf leeftijd 65 : 147,70 (=1.000 : (6,064 + 70% x 1,009) ) Latent nabestaandenpensioen : 103,39 (= 70% x 147,70) Latent wezenpensioen : 20,68 (= 14% x 147,70) 8 Voorbeeld 2 Indien bijvoorbeeld door overlijden aan een 35-jarige deelnemer een ingegaan nabestaandenpensioen moet worden toegekend vanuit een spaarmodule-saldo van 1.000, dan wordt de volgende aanspraak ingegaan nabestaandenpensioen verkregen. Ingegaan nabestaandenpensioen : 42,27 (=1.000 : 23,658) Voorbeeld 3 Indien bijvoorbeeld door overlijden aan een 35-jarige deelnemer een ingegaan nabestaandenpensioen moet worden toegekend vanuit een spaarmodule-saldo van 1.000, maar er is ook nog een wees van 10 jaar, dan worden de volgende aanspraken verkregen. Ingegaan nabestaandenpensioen : 39,74 (=1.000 : (23,658 + 20% x 7,529) ) Ingegaan wezenpensioen : 7,95 (=39,74 x 20%) Wezenpensioen tot Wezenpensioen tot Leeftijd Wezenpensioen tot Leeftijd leeftijd 18 Leeftijd leeftijd 18 leeftijd 27 0 14,083 10 7,529 18 8,324 1 13,551 11 6,701 19 7,529 2 12,996 12 5,839 20 6,701 3 12,416 13 4,942 21 5,839 4 11,810 14 4,012 22 4,942 5 11,176 15 3,050 23 4,012 6 10,511 16 2,058 24 3,050 7 9,814 17 1,040 25 2,058 8 9,086 18 0,000 26 1,040 9 8,324 27 0,000

Tabel omzettingsfactoren Leeftijd Ouderdomspensioen vanaf leeftijd 65 Latent nabestaanden pensioen Ingegaan nabestaanden pensioen Leeftijd Ingegaan nabestaanden pensioen 18 2,760 0,434 25,839 66 14,547 19 2,863 0,451 25,746 67 14,110 20 2,970 0,469 25,651 68 13,662 21 3,081 0,487 25,553 69 13,203 22 3,196 0,506 25,450 70 12,734 23 3,316 0,526 25,343 71 12,256 24 3,439 0,547 25,230 72 11,773 25 3,567 0,569 25,113 73 11,285 26 3,700 0,592 24,990 74 10,794 27 3,836 0,615 24,863 75 10,302 28 3,977 0,640 24,732 76 9,813 29 4,123 0,665 24,596 77 9,326 30 4,274 0,690 24,455 78 8,843 31 4,429 0,717 24,308 79 8,367 32 4,589 0,744 24,155 80 7,895 33 4,754 0,774 23,996 81 7,434 34 4,924 0,804 23,830 82 6,982 35 5,100 0,835 23,658 83 6,542 36 5,281 0,868 23,479 84 6,115 37 5,468 0,902 23,293 85 5,705 38 5,661 0,936 23,101 86 5,309 39 5,859 0,972 22,901 87 4,929 40 6,064 1,009 22,695 88 4,567 41 6,275 1,047 22,481 89 4,231 42 6,494 1,087 22,258 90 3,922 43 6,721 1,127 22,028 91 3,631 44 6,956 1,169 21,789 92 3,372 45 7,199 1,212 21,542 93 3,135 46 7,452 1,256 21,287 94 2,923 47 7,719 1,301 21,026 95 2,710 48 7,998 1,345 20,756 96 2,523 49 8,292 1,389 20,480 97 2,348 50 8,601 1,433 20,199 98 2,191 51 8,926 1,476 19,910 99 2,046 52 9,271 1,519 19,614 100 1,911 53 9,635 1,563 19,309 54 10,020 1,607 18,996 55 10,426 1,651 18,674 56 10,854 1,696 18,342 57 11,305 1,742 18,002 58 11,779 1,787 17,655 59 12,276 1,831 17,299 60 12,798 1,874 16,937 61 13,344 1,918 16,565 62 13,912 1,962 16,183 63 14,500 2,006 15,792 64 15,105 2,052 15,389 65 15,723 2,099 14,974 9 Voor tussenliggende leeftijden kan lineair worden geïnterpoleerd. In de bovengenoemde tabel worden geen afkoopfactoren voor het wezenpensioen in beschouwing genomen.

Bijlage 3 Individuele spaarmodule-bijdragen Uitgangspunt is dat de werknemer in het verleden niet de fiscaal maximaal toegestane ruimte heeft benut. Indien de deelnemer gebruik wil maken van de mogelijkheid een pensioenkapitaal op te bouwen door het storten van vrijwillige bijdragen, kan aan de hand van het bepaalde in deze bijlage beoordeeld worden of de fiscale ruimte hiervoor aanwezig is. De fiscale ruimte wordt bepaald door de niet benutte pensioenruimte in enig jaar te vertalen naar een voor dat jaar geldende beschikbare premie. Voor het vaststellen van de ruimte dient het verschil tussen de fiscaal maximaal mogelijke opbouw en de feitelijke opbouw voor het betreffende jaar te worden genomen. Een en ander volgens de uitwerking van inhaal en inkoop van pensioen door middel van beschikbare premies, zoals gepubliceerd in het Besluit van 23 oktober 2007 nr. CPP2007/552M, en voor zover de benodigde gegevens om de ruimte vast te stellen, beschikbaar zijn en conform de staffel zoals omschreven in artikel 4 lid 3 van het spaarmodule-reglement. Meetellende dienstjaren voor vrijwillige pensioenopbouw Het aantal dienstjaren, voor zover dat op grond van fiscale regelgeving mogelijk is, dat kan meetellen bij de berekening van de ruimte voor vrijwillige pensioenopbouw, is als volgt bepaald: Het aantal dienstjaren dat de deelnemer tot de berekeningsdatum heeft. Het aantal extra dienstjaren dat de deelnemer door middel van waardeoverdracht bij de stichting heeft ingebracht. Dienstjaren doorgebracht in een parttime-functie tellen mee naar evenredigheid van het parttime-percentage. Pensioengrondslag bij inhaal van pensioen 1. Inhaal pensioen over jaren vanaf 2001 Voor inhaal pensioen over de jaren vanaf 2001, dient voor de berekening van de beschikbare premies te worden uitgegaan van het feitelijk genoten pensioengevend loon van het betreffende jaar. Het inhaalpensioen mag op grond van het Besluit van 23 oktober 2007 en de Handreiking van 29 mei 2007, worden aangepast aan de loon- of prijsontwikkeling of worden opgerent, door middel van vermenigvuldiging met een samengestelde factor van 1,04 voor elk jaar gelegen tussen het einde van het in te halen jaar en de aanvang van het jaar waarin de inhaal plaatsvindt. 10 2. Inhaal pensioen over jaren tot 2001 Als het werkelijke salarisverloop over de verstreken dienstjaren niet bekend is, is het fiscaal niet toegestaan om voor het bepalen van de pensioengrondslag uit te gaan van het feitelijke salaris op het moment van de inhaal. Daarnaast is het fiscaal niet toegestaan om bij de berekening van de beschikbare premieregeling rekening te houden met inflatie. In het Besluit van 28 april 2003 is een overgangsmaatregel opgenomen voor de berekening van het inhaalpensioen voor de jaren tot 2001. De Handreiking van 29 mei 2007 bepaalt dat deze overgangsmaatregel van toepassing blijft op deze situatie. Als overgangsmaatregel heeft de staatssecretaris goedgekeurd (Besluit van 28 april 2003) dat voor toepassing van de staffels van bijlage 1 van het Besluit van 23 oktober 2007 de berekening van de inhaalpremie voor de jaren tot 2001 mag plaatsvinden op basis van: a. een fictieve salarisontwikkeling; en b. een vaste peildatum. Uitgangspunt is toepassing van het forfaitair bepaald loon. Dit heeft tot gevolg dat niet van belang is of de historische gegevens bekend zijn. a. Fictieve salarisontwikkeling Het fictieve salaris kan worden berekend door het feitelijk genoten pensioengevend loon uit het jaar 2001 terug te rekenen met de wettelijke loopbaanontwikkeling zoals genoemd in artikel 18a, derde lid, onderdeel b van de Wet op de Loonbelasting 1964. Dit fictieve salaris behoeft niet verder te worden gecorrigeerd voor inflatieaanpassing. De berekende premie tot 2001 mag niet worden opgerent. Het fictieve salaris is gelijk aan het feitelijk in 2001 genoten pensioengevend loon, vermenigvuldigd met de terugrekenfactor, zoals opgenomen in bijlage 1 van het Besluit van 11 december 2002, nr. CPP2002/1448M. Vervolgens dient dit fictieve salaris te worden verminderd met de voor 2001 in de basisregeling gehanteerde franchise. b. Vaste peildatum De peildatum waarop de leeftijd van de werknemer wordt bepaald, welke dient te worden gehanteerd bij de bepaling van de beschikbare premie over elk verstreken jaar, ligt op 1 januari van dat jaar. Voor het berekenen van de vrijwillige maximale bijdrage vindt eenmalig een berekening plaats op grond van de gegevens per datum indiensttreding. De berekening bestaat uit de volgende stappen: 1. Vaststelling van alle vóór 8 juli 1994 opgebouwde pensioenaanspraken, inclusief reeds toegekende indexaties, verkregen uit dienstbetrekkingen bij vorige werkgevers en daarmee verbonden lichamen als bedoeld in artikel 10a, tweede lid van het Uitvoeringbesluit loonbelasting 1965. 2. Berekening van de actuariële contante waarde van de onder punt 1 vastgestelde aanspraken naar het moment van indiensttreding bij de huidige werkgever. 3. Berekening van de fictieve aanspraken over de diensttijd vóór 8 juli 1994 indien de huidige pensioenregeling in die periode van kracht zou zijn geweest. Hierbij wordt uitgegaan van het pensioengevend loon bij indiensttreding bij de huidige werkgever. 4. Van deze fictieve pensioenaanspraak wordt de actuariële contante waarde berekend naar het moment van indiensttreding bij de huidige werkgever. 5. Indien de volgens punt 4 berekende waarde hoger is dan de volgens punt 2 berekende waarde kan het verschil als beschikbare premie in een aanvullende beschikbare premieregeling worden gestort.

extra sparen in spaarmodule Naam en voorletters: Werkmaatschappij: geboortedatum: personeelsnr.: Te sparen bedrag: Werknemer verzoekt om met ingang van de volgende inhouding(en) op het brutoloon te plegen en te storten in de spaarmodule van Stichting-Telegraafpensioenfonds 1959: per loonperiode (minimaal 25 per maand of 4 weken); per jaar (in veelvouden van 100), eenmalig of jaarlijks, bij uitbetaling van uw (geef keuze aan): vakantiegeld winstuitkering 13e maand eindejaarsgratificatie De aangegeven jaarlijkse inhouding vindt plaats voor zover het bedrag van de bron(nen) toereikend is. (aantal) bovenwettelijke vakantie-uren 1 Werknemer, ouder dan 55 jaar, kiest voor inleg in: depot A 2 depot B 2 De werknemer verklaart geen fiscaal bovenmatige stortingen te verrichten. Het Telegraafpensioenfonds maakt een fiscale toets maar de verantwoordelijkheid voor fiscaal bovenmatig sparen blijft bij de werknemer. Werknemer vult dit formulier eenmalig in. Dit formulier geldt tot wederopzegging. Na goedkeuring kan de deelname niet meer gewijzigd worden anders dan door invulling van het formulier extra sparen spaarmodule Stichting-Telegraafpensioenfonds 1959. De werknemer kan daarmee uiterlijk op 1 december van het lopende jaar wijzigingen doorgeven die het volgende kalenderjaar ingaan. Beëindiging van deelname kan gedurende het lopende kalenderjaar. Stoppen met inleg: Werknemer verzoekt om met ingang van de inhouding op het brutoloon ten behoeve van de spaarmodule te stoppen. 11 Aldus overeengekomen en getekend d.d te Handtekening werknemer: Handtekening directeur pensioenfonds: Bovenwettelijke vakantie-uren Bij inleg van bovenwettelijke vakantie-uren dient de werknemer onderstaande verklaring door de leidinggevende te laten ondertekenen. De leidinggevende verklaart hierbij dat het verlofsaldo toereikend is voor de hierboven vermelde inleg. Tevens verklaart leidinggevende hierbij dat het aantal uren op het verlofsaldo in mindering gebracht zal worden. Naam leidinggevende: Handtekening leidinggevende: 1 Het aantal opgegeven vakantie-uren wordt - op basis van het geldende salaris - omgerekend in een geldbedrag in euro s. Dit geldbedrag wordt in de spaarmodule gestort. Het aantal vakantie-uren moet ieder jaar opnieuw worden opgegeven. 2 Depot A = beleggingsmix pensioenfonds, Depot B = geldmiddelen op basis van rentevergoeding. Dit formulier kunt u opsturen naar: Stichting-Telegraafpensioenfonds 1959 Postbus 376 1000 EB Amsterdam

Stichting-Telegraafpensioenfonds 1959 Postbus 376, 1000 EB Amsterdam www.telegraafpensioenfonds.nl