EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN



Vergelijkbare documenten
MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 21 februari 2002 *

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

VERORDENINGEN. (Voor de EER relevante tekst)

MEDEDELING AAN DE LEDEN

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

Publicatieblad van de Europese Unie d.d NL Publicatieblad van de Europese Unie L 114/9

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

L 328/32 Publicatieblad van de Europese Unie BIJLAGE A

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

(Voor de EER relevante tekst)

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

REGLEMENTEN VAN ORDE EN REGLEMENTEN VOOR DE PROCESVOERING

Richtlijn betreffende bescherming rechten op aanvullend pensioen

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 175, Gezien het voorstel van de Commissie ( 1 ),

BESLUIT VAN DE COMMISSIE. van

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Toelichting bij de procedure voor de bouw van een 2 de kerncentrale te Borssele (Nederland)

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

ILIEUHANDHAVING. Wat hebt u eraan? Milieuvervuiling stopt niet bij de grens

(Voor de EER relevante tekst)

MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

BIJLAGE. bij MEDEDELING VAN DE COMMISSIE. EU-wetgeving: betere resultaten door betere toepassing

MEDEDELING AAN DE LEDEN

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 november 2000 (20.11) (OR. fr) 13095/1/00 REV 1 LIMITE MIGR 91 COMIX 802

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 3 november 2000 (15.11) (OR. fr) 12957/00 LIMITE MIGR 89 COMIX 785

Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken. van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 20 maart 2000 (OR. en) 5685/00 Interinstitutioneel dossier: 96/0304 (COD) LIMITE ENV 22 CODEC 68

MEDEDELING AAN DE LEDEN

(Voor de EER relevante tekst)

MEDEDELING AAN DE LEDEN

1. DOEL EN TOEPASSINGSBEREIK

Veiligheid en BBT/BREF. Annelies Faelens Departement LNE Afdeling Milieuvergunningen

ONTWERPRESOLUTIE. NL In verscheidenheid verenigd NL. Europees Parlement B8-1228/

Zittingsdocument ONTWERPRESOLUTIE. naar aanleiding van vragen voor mondeling antwoord B8-0757/2015 en B8-0758/2015

Zittingsdocument B7-0000/2010 ONTWERPRESOLUTIE. naar aanleiding van vraag B7-0000/2010 voor mondelinge beantwoording

De toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op procedures van voorafgaande machtiging

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op:

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2015/1973 VAN DE COMMISSIE

jurisprudentiële fundamenten meer dan veertig jaar geleden zijn gelegd 2, bevestigd en versterkt.

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE COMMISSIE

BIJLAGE IV: INZAKE DE BEOORDELING VAN DE KWALITEIT VAN HET MARIENE MILIEU

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Transcriptie:

EUROPEES PARLEMENT 2004 Commissie verzoekschriften 2009 17.4.2008 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift 689/2006, ingediend door Angeliki Charokopou (Griekse nationaliteit), namens de inwoners van Stratoniki, gelegen in het departement Chalkidiki, over gevaarlijke ondergrondse mijnontginning in de onmiddellijke nabijheid van het dorp 1. Samenvatting van het verzoekschrift Indienster is advocate en spreekt namens haar cliënten haar bezorgdheid uit over ondergrondse mijnbouwactiviteiten aan de voet van het dorp Stratoniki, dat deel uitmaakt van de gemeente Stagira-Akanthos en zich in het oostelijk deel van Chalkidiki in Noord- Griekenland bevindt. Ondanks jarenlang protest van de plaatselijke boeren heeft de mijnexploitatiemaatschappij Ellinikos Chrisos A.E. toestemming gekregen van de Griekse instanties om haar ondernemingsactiviteiten voort te zetten, waartoe ook mijnbouwactiviteiten, ertsbehandeling en -verrijking en het storten van vaste en andere afvalstoffen behoren. Indienster voert aan dat deze activiteiten worden uitgevoerd zonder dat voldoende rekening wordt gehouden met de gevolgen voor het milieu en de invloed op het welzijn en de bezittingen van de lokale bevolking. Ook wijst zij erop dat de mijnexploitatiemaatschappij openlijk de EU-wetgeving overtreedt die op zulke kwesties van toepassing is, en met name Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid, Richtlijn 80/68/EEG van de Raad van 17 december 1979 betreffende de bescherming van het grondwater tegen verontreiniging veroorzaakt door de lozing van bepaalde gevaarlijke stoffen, Richtlijn 75/442/EEG van de Raad van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen, Richtlijn 83/477/EEG van de Raad van 19 september 1983 betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico s van blootstelling aan asbest op het werk, en, met betrekking tot het welzijn en de bezittingen van de lokale bevolking, het bepaalde in artikel 6, lid 2 van het EG-Verdrag dat stelt dat de Unie de grondrechten zal eerbiedigen zoals die worden gewaarborgd door het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. CM\756027.doc PE394.261v03-00

2. Ontvankelijkheid Ontvankelijk verklaard op 23 januari 2007. De Commissie is om inlichtingen verzocht (artikel 192, lid 4 van het Reglement). 3. Antwoord van de Commissie, ontvangen op 21 september 2007 I. Achtergrond/Samenvatting van de feiten/voorgeschiedenis Het verzoekschrift heeft betrekking op de uitbreiding en modernisering van mijnbouwactiviteiten in het noordoosten van Chalkidiki, in het bijzonder op de expansie van een mijn onder het dorp Stratoniki. De mijn bevindt zich in een oud mijnbouwgebied en is na achtereenvolgende overnames in 1996 gekocht door de onderneming TVX Hellas S.A., aan wie in 1999 een milieuvergunning is verleend voor de ondergrondse mijnen Mavres Petres en Madem Lakkos (voor de exploitatie van gemengde sulfide-ertsen) en de bijbehorende installaties (voor ertsbehandeling, afvalverwerking, toelevering, laden en lossen). Deze onderneming werd echter in 2004 failliet verklaard voordat haar activiteiten waren gestart. Haar bezittingen gingen over naar de Griekse staat en vervolgens naar de onderneming Greek Gold S.A. Ook alle relevante en geldige vergunningen gingen over naar laatstgenoemde onderneming. Na een nieuwe milieueffectbeoordeling werd in 2005 een ministerieel besluit aangenomen waarbij de voorwaarden van de milieuvergunning uit 1999 werden gewijzigd. Tegen dit besluit is beroep aangetekend bij de Raad van State. In november 2005 zijn de mijnbouwactiviteiten van start gegaan. II. Het verzoekschrift In het verzoekschrift wordt gesteld dat de exploitatie van voornoemde mijnen en bijbehorende installaties, zoals toegestaan volgens de respectieve vergunningen, aanzienlijke gevolgen zal hebben voor milieu en gezondheid, vooral in de vorm van schade aan gebouwen en woonwijken als gevolg van explosies; bodem- en waterverontreiniging door gevaarlijke stoffen, vooral als gevolg van zuurhoudende afwatering uit de mijnen, het terugstorten van verwerkt afvalslik en de afvoer in afvalbekkens; uitputting van ondergrondse watervoorraden als gevolg van oppompen en de gezondheidseffecten van een gebouw waarin asbest is verwerkt. Deze gevolgen zouden nog worden versterkt door seismische activiteit in het gebied. Verder wordt in het verzoekschrift gesteld dat de lopende activiteiten niet in overeenstemming zijn met de milieuvoorwaarden van de vergunning. Volgens het verzoekschrift wordt er inbreuk gemaakt op verschillende onderdelen van het Gemeenschapsrecht, in het bijzonder de Kaderrichtlijn water 2000/60/EG, Richtlijn 80/68/EEG betreffende de bescherming van het grondwater tegen verontreiniging veroorzaakt door de lozing van bepaalde gevaarlijke stoffen, de Kaderrichtlijn afval 75/442/EEG, (algemene vereisten en vergunningen voor inrichtingen voor de verwijdering van afvalstoffen), en de Richtlijnen 83/477/EEG en 87/217/EEG, die betrekking hebben op asbest. III. Commentaar van de Commissie op het verzoekschrift Richtlijn 85/337/EEG van de Raad van 27 juni 1985 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten, zoals gewijzigd bij Richtlijn 97/11/EG van de Raad PE394.261v03-00 2/7 CM\756027.doc

van 3 maart 1997 1, eist dat er een milieueffectbeoordeling (MEB) wordt uitgevoerd voor projecten waarvan aanzienlijke gevolgen voor het milieu kunnen worden verwacht. Deze projecten worden genoemd in bijlage I (projecten waarvoor altijd een MEB is vereist) en bijlage II (projecten waarvoor alleen een MEB is vereist als zij naar verwachting aanzienlijke milieueffecten zullen hebben). Ondergrondse mijnbouw is opgenomen in bijlage II van de richtlijn. Richtlijn 2000/60/EG 2 verplicht, ter vermijding van niet-duurzame oplossingen en onomkeerbare milieuschade, tot het maken van gedetailleerde plannen voor het gebruik van watervoorraden door de ontwikkeling van stroomgebiedbeheerplannen (SGBP s). Op grond van de Kaderrichtlijn water moeten de eerste SGBP s zijn gepubliceerd in december 2009. Vanaf 2009 moeten alle plannen of programma s die gevolgen hebben voor de watervoorraden of de waterkwaliteit worden afgestemd op de SGBP-bepalingen, zodat de milieudoelstellingen van de Kaderrichtlijn water kunnen worden gehaald. Een van deze milieudoelstellingen is de verplichting te voorkomen dat de toestand van waterlichamen verslechtert. Ten aanzien van grondwatervoorraden betreffen de doelstellingen van de Kaderrichtlijn water zowel de chemische als de kwantitatieve toestand. In dit verband moeten de lidstaten alle grondwaterlichamen beschermen, verbeteren en herstellen om een goede grondwatertoestand te bereiken voor het einde van 2015. Mijnbouwactiviteiten maken vanzelfsprekend deel uit van deze algemene planningprocedure en de bijbehorende risico s dienen door de Griekse autoriteiten terdege te worden overwogen in het kader van het eerste SGBP, in het bijzonder door het opstellen van een doelmatig programma van maatregelen. Richtlijn 80/68/EEG 3 verbiedt alle rechtstreekse lozingen van gevaarlijke stoffen in het grondwater en eist dat technische voorzorgen worden genomen om rechtstreekse lozingen van minder gevaarlijke verontreinigende stoffen te beperken. Onrechtstreekse lozingen dienen vooraf onderzocht en goedgekeurd te worden op basis van gepaste technische voorzorgen ter voorkoming (voor gevaarlijke stoffen) of beperking (voor minder gevaarlijke stoffen) van zulke lozingen. De in dit geval voor ondergrondse mijnbouw verleende vergunning dient te voldoen aan de eisen die in deze richtlijn zijn gesteld. Artikel 4 van Richtlijn 2006/12/EG 4 (voorheen 75/442/EEG) betreffende afvalstoffen verplicht de lidstaten alle noodzakelijke maatregelen te treffen om te waarborgen dat afvalstoffen worden teruggewonnen of verwijderd zonder gevaar voor de volksgezondheid en zonder toepassing van procedés of methoden die schadelijk kunnen zijn voor het milieu, in het bijzonder voor water, lucht, bodem, flora en fauna; zonder overlast te bezorgen in de vorm van geluids- of stankhinder; zonder schade te berokkenen aan natuur- en landschapsschoon. Volgens artikel 9 van de richtlijn moet iedere inrichting of onderneming die verwijderingshandelingen verricht een vergunning hebben van de bevoegde instantie. Afvalstoffen die ontstaan bij de winning en verwerking van delfstoffen behoren tot het toepassingsgebied van de richtlijn voor zover zij niet onder andere wetgeving vallen. Richtlijn 2006/21/EG 5 betreffende het beheer van afval van winningsindustrieën bevat in artikel 1 PB L 73 van 14.3.1997, blz. 5-15. 2 PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1. 3 PB L 20 van 26.1.1980, blz. 43. 4 PB L 114 van 27.4.2006, blz. 9. 5 PB L 102 van 11.4.2006, blz. 15. CM\756027.doc 3/7 PE394.261v03-00

4, lid 1 bepalingen die identiek zijn aan die van artikel 4 in Richtlijn 2006/12/EG. De richtlijn moet zijn uitgevoerd op 1 mei 2008, maar eist in artikel 24 dat al vanaf 1 mei 2006 het winningsafval wordt beheerd op een wijze die geen afbreuk doet aan de naleving van artikel 4, lid 1 en alle overige toepasselijke milieuwetgeving, met inbegrip van Richtlijn 2000/60/EG. Artikel 3 van Richtlijn 87/217/EG 1 inzake voorkoming en vermindering van verontreiniging van het milieu door asbest verplicht de lidstaten de nodige maatregelen te treffen om te waarborgen dat asbestuitstoot in de lucht, asbestlozingen in het aquatisch milieu en vast asbestafval voor zover redelijkerwijs uitvoerbaar aan de bron worden verminderd en voorkomen. Bovendien eist artikel 7 van de richtlijn dat de lidstaten alle noodzakelijke maatregelen treffen om te waarborgen dat de sloop van asbestbevattende gebouwen, constructies en installaties geen noemenswaardige milieuvervuiling door asbest veroorzaakt. Daartoe dienen zij zich ervan te vergewissen dat in het in Richtlijn 83/477/EEG 2 bedoelde werkplan alle noodzakelijke preventieve maatregelen zijn opgenomen. Richtlijn 83/477/EEG van de Raad betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan asbest op het werk (Tweede bijzondere Richtlijn in de zin van artikel 8 van Richtlijn 80/1107/EEG), zoals gewijzigd bij Richtlijnen 91/382/EEG en 2003/18/EG van de Raad, vereist dat bij elke activiteit die het risico van blootstelling aan stof van asbest of asbesthoudende materialen met zich mee kan brengen, het risico zodanig moet worden beoordeeld dat zowel de aard als de mate van de blootstelling van werknemers aan stof van asbest of asbesthoudende materialen wordt bepaald; de richtlijn verplicht eveneens tot het treffen van de nodige maatregelen ter bescherming van de gezondheid van aan asbest blootgestelde medewerkers. IV. Conclusies Gezien de door indienster verstrekte inlichtingen zal de Commissie in contact treden met de Griekse autoriteiten om te beoordelen of de toepasselijke bepalingen van voornoemde richtlijnen zijn nageleefd in het kader van de vergunningverlening en uitvoering van dit mijnbouwproject. 4. Aanvullend antwoord van de Commissie, ontvangen op 17 april 2008 I. Het verzoekschrift Het verzoekschrift heeft betrekking op de uitbreiding en modernisering van mijnbouwactiviteiten in het noordoosten van Chalkidiki, in het bijzonder op de expansie van een mijn onder het dorp Stratoniki. De mijn bevindt zich in een oud mijnbouwgebied en is na achtereenvolgende overnames in 1996 gekocht door de onderneming TVX Hellas S.A., aan wie in 1999 een milieuvergunning is verleend voor de ondergrondse mijnen Mavres Petres en Madem Lakkos (voor de exploitatie van gemengde sulfide-ertsen) en de bijbehorende installaties (voor ertsbehandeling, afvalverwerking, toelevering, laden en lossen). Deze onderneming werd echter in 2004 failliet verklaard voordat haar activiteiten waren gestart. Haar bezittingen gingen over naar de Griekse staat en vervolgens naar de onderneming Greek Gold S.A. Ook alle relevante en geldige vergunningen gingen over naar laatstgenoemde onderneming. Na een nieuwe milieueffectbeoordeling werd in 2005 een ministerieel besluit aangenomen waarbij de 1 PB L 85 van 28.3.1987, blz. 40. 2 PB L 263 van 24.9.1983, blz. 25. PE394.261v03-00 4/7 CM\756027.doc

voorwaarden van de milieuvergunning uit 1999 werden gewijzigd. Tegen dit besluit is beroep aangetekend bij de Raad van State. In november 2005 zijn de mijnbouwactiviteiten van start gegaan. In het verzoekschrift wordt gesteld dat de exploitatie van voornoemde mijnen en bijbehorende installaties, zoals toegestaan volgens de respectieve vergunningen, aanzienlijke gevolgen zal hebben voor milieu en gezondheid, vooral in de vorm van schade aan gebouwen en woonwijken als gevolg van explosies; bodem- en waterverontreiniging door gevaarlijke stoffen, vooral als gevolg van zuurhoudende afwatering uit de mijnen, het terugstorten van verwerkt afvalslik en de afvoer in afvalbekkens; uitputting van ondergrondse watervoorraden als gevolg van oppompen en de gezondheidseffecten van een gebouw waarin asbest is verwerkt. Deze gevolgen zouden nog worden versterkt door seismische activiteit in het gebied. Verder wordt in het verzoekschrift gesteld dat de lopende activiteiten niet in overeenstemming zijn met de milieuvoorwaarden van de vergunning. Volgens het verzoekschrift wordt er inbreuk gemaakt op verschillende onderdelen van het Gemeenschapsrecht, in het bijzonder de Kaderrichtlijn water 2000/60/EG 1, Richtlijn 80/68/EEG 2 betreffende de bescherming van het grondwater tegen verontreiniging veroorzaakt door de lozing van bepaalde gevaarlijke stoffen, de Kaderrichtlijn afval, 2006/12/EG 3, (algemene vereisten en het ontbreken van vergunningen voor inrichtingen voor de verwijdering van afvalstoffen), de richtlijn betreffende de milieueffectrapportage 85/337/EEG zoals gewijzigd bij Richtlijn 97/11/EG 4, en de Richtlijnen 83/477/EEG en 87/217/EEG 5 die betrekking hebben op asbest. II. Commentaar van de Commissie op het verzoekschrift Op basis van de door indieners verstrekte informatie opende de Commissie een zaak op eigen initiatief om te na te gaan of Griekenland zijn verplichtingen uit hoofde van de EG-wetgeving was nagekomen. Er zij aan herinnerd dat de omvangrijke verplichtingen uit hoofde van Richtlijn 2000/60/EG pas vanaf december 2009 van toepassing zijn. Bovendien, wat betreft de mogelijke inbreuk op Richtlijn 85/337/EEG betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten, zoals gewijzigd bij Richtlijn 97/11/EG, blijkt dat de uitbreiding en modernisering van mijnbouwactiviteiten aan een milieueffectbeoordeling zijn onderworpen (afgesloten bij interministerieel besluit 143088/11.4.2005). De Commissie heeft de Griekse autoriteiten bij brief verzocht om nauwkeurig te worden geïnformeerd over de genomen maatregelen om aan de toepasselijke bepalingen van voornoemde richtlijnen te voldoen. In hun antwoord verklaarden de Griekse autoriteiten dat alle noodzakelijke maatregelen zijn genomen. Wat betreft de bescherming van de gezondheid en veiligheid op het werk, en in het bijzonder Richtlijn 83/477/EEG, heeft de Commissie de Griekse autoriteiten een aanvullende brief geschreven en is momenteel in afwachting van hun commentaar. 1 PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1. 2 PB L 20 van 26.1.1980, blz. 43. 3 PB L 114 van 27.4.2006, blz. 9. 4 PB L 73 van 14.3.1997, blz. 5-15. 5 PB L 85 van 28.3.1987, blz. 40. CM\756027.doc 5/7 PE394.261v03-00

III. Conclusies De diensten van de Commissie zijn alle beschikbare informatie aan het bestuderen en zullen de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat Griekenland aan zijn verplichtingen uit hoofde van de van toepassing zijnde EG-wetgeving voldoet. 5. Antwoord van de Commissie, ontvangen op 25 november 2008 Sinds het laatste antwoord van de Commissie aan het Parlement heeft de Commissie een antwoord ontvangen van de Griekse autoriteiten op het schriftelijke verzoek van de Commissie om geïnformeerd te worden over de genomen maatregelen om aan de toepasselijke bepalingen van communauitaire milieuwetgeving te voldoen. Na alle beschikbare informatie te hebben beoordeeld, komt de Commissie tot de volgende conclusies: - Inbreuk op de Kaderrichtlijn water (2000/60/EG 1 ) kan niet worden vastgesteld, gezien het feit dat de wezenlijke verplichtingen onder deze richtlijn pas gelden vanaf december 2009; - Wat betreft de mogelijke inbreuk op Richtlijn 85/337/EEG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 97/11/EG 2, blijkt dat de uitbreiding en modernisering van mijnbouwactiviteiten aan een milieueffectbeoordeling zijn onderworpen in overeenstemming met de bepalingen van de richtlijn (afgesloten bij interministerieel besluit 143088/11.4.2005). Benadrukt dient te worden dat de richtlijn hoofdzakelijk procedurele verplichtingen vastlegt, zonder enige verplichte milieunormen te definiëren. Om die reden heeft de Commissie een beperkte marge om in te grijpen en om de beslissing om een project op te starten, de inhoud van een milieustudie of opgelegde voorwaarden te betwisten; - Wat betreft de mogelijke inbreuk op Richtlijn 80/68/EEG 3, bevat de afgegeven vergunning emissiegrenswaarden en technische voorzorgsmaatregelen om indirecte lozingen te voorkomen (voor gevaarlijke stoffen) of te beperken (voor minder gevaarlijke stoffen). De conclusie van de milieueffectbeoordeling is dat de mijnbouwactiviteiten naar verwachting geen nadelige effecten zullen hebben op kwalitatieve en kwantitatieve parameters van het grondwater van het gebied; - Wat betreft mogelijke inbreuken op richtlijnen aangaande afvalstoffenbeheer zijn er indicaties van hoge concentraties giftige metalen (voornamelijk kwik, Hg). Echter, de door indienster overgelegde studie geeft aan dat de bevindingen van de studie nader geverifieerd en bevestigd dienen te worden. Om die reden is het niet mogelijk om te concluderen dat de afvalverwerkingsprocedures het milieu en/of de volksgezondheid schaden. In elk geval heeft de Commissie reeds maatregelen genomen om de kwestie van onjuist beheer van gevaarlijke afvalstoffen in Griekenland aan te pakken. Een inbreukprocedure onder artikel 226 van het EG- Verdrag is ingeleid en de zaak is bij het Hof van Justitie aanhangig gemaakt (C-286/08) 4. - Wat betreft de aspecten die zijn gerelateerd aan de veiligheid en gezondheid op de werkplek hebben de Griekse autoriteiten gedetailleerde informatie overgelegd aangaande de omstandigheden van het ongeval, waaruit geen inbreuk op de EU-richtlijnen betreffende veiligheid en gezondheid op de werkplek blijkt. 1 PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1. 2 PB L 73 van 14.3.1997, blz. 5. 3 PB L 20 van 26.1.1980, blz. 43. 4 Zie volgend persbericht voor meer details over deze horizontale inbreukprocedure: http://europa.eu/rapid/pressreleasesaction.do?reference=ip/08/152&format=html&aged=0&language=en &guilanguage=en. PE394.261v03-00 6/7 CM\756027.doc

Conclusies Wat betreft de EU-milieuwetgeving is de Commissie van oordeel dat een inbreuk van de Richtlijnen 2000/60/EEG, 85/337/EEG en 80/68/EEG niet kan worden vastgesteld. Ook wat betreft de EU-wetgeving betreffende veiligheid en gezondheid op de werkplek is de Commissie van oordeel dat een inbreuk op Richtlijn 83/447/EEG niet kan worden vastgesteld. Wat betreft het beheer van gevaarlijke afvalstoffen heeft de Commissie reeds een horizontale inbreukprocedure ingeleid (aanhangig voor het Hof van Justitie) die betrekking heeft op deze kwestie. CM\756027.doc 7/7 PE394.261v03-00