UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I AARDRIJKSKUNDE EXAMEN: 2002-I



Vergelijkbare documenten
Correctievoorschrift HAVO. Aardrijkskunde (nieuwe stijl)

Eindexamen aardrijkskunde havo 2002-i

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I VAK: ECONOMIE 1 EXAMEN: 2002-I

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I VAK: ECONOMIE 1,2

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I WISKUNDE. MAVO-D / VMBO-gt

Eindexamen aardrijkskunde havo 2000-II

Eindexamen aardrijkskunde havo 2003-I

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN:

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2000 ECONOMIE MAVO-D NIVEAU: EXAMEN: 2000-I

Examen HAVO. Aardrijkskunde (nieuwe stijl)

Eindexamen aardrijkskunde havo 2000-I

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I VAK: ECONOMIE 1,2 EXAMEN: 2002-I

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2001-I VAK: WISKUNDE B 1,2 EXAMEN: 2001-I

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2001-I D

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I VAK: ECONOMIE 1,2 EXAMEN: 2002-I

UITWERKING OEFENVRAGEN NEDERLAND EN INDONESIE VIER EEUWEN CONTACT EN BEINVLOEDING GESCHIEDENIS

*spreidingspatronen van migranten- en andere bevolkingsgroepen in grote steden beschrijven oude woonwijken achterstandswijk/buurt

Eindexamen aardrijkskunde havo 2008-II

Zelfstandig werken. Ajodakt. Dit antwoordenboekje hoort bij het gelijknamige werkboek van de serie

Eindexamen aardrijkskunde vmbo gl/tl II

Noorderpoort Beroepsonderwijs Stadskanaal. Reader. Wet van Ohm. J. Kuiper. Transfer Database

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I SCHEIKUNDE HAVO

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2001-I VAK: SCHEIKUNDE 1,2 EXAMEN: 2001-I

Noorderpoort Beroepsonderwijs Stadskanaal. Reader. Spanning. J. Kuiper. Transfer Database

Eindexamen aardrijkskunde vwo 2003-I

Welke effecten zal de eventuele toetreding van Turkije tot de EU hebben voor de EU zelf en voor Turkije?

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2001-I

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2000

WERELD. 4 havo 1 Wereldbeeld 1-2

6,1. Wat is migratie? On the move. Samenvatting door een scholier 1685 woorden 3 juni keer beoordeeld. Aardrijkskunde. 2.

_voorw :47 Pagina I. Een Goed. Feedbackgesprek. Tussen kritiek en compliment. Wilma Menko

Allochtonen op de arbeidsmarkt

Eindexamen aardrijkskunde havo 2002-II

Eindexamen aardrijkskunde vmbo gl/tl I

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I VAK: ECONOMIE 1,2

Examen HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 1 donderdag 27 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Eindexamen aardrijkskunde vwo 2005-II

Eindexamen aardrijkskunde vwo 2004-I

Eindexamen aardrijkskunde oud programma havo I

Eindexamen aardrijkskunde havo 2003-II

AARDRIJKSKUNDE CSE BB

Jaarmonitor goederenvervoer

Correctievoorschrift examen VMBO-BB 2003

Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang:

Werkwoordspelling 2 Toelichting en Antwoorden

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2001-I

Voeding bij diabetes mellitus. Dieetbegeleiding van Turkse, Marokkaanse en Hindostaanse bevolkingsgroepen

Correctievoorschrift HAVO. aardrijkskunde

Eindexamen aardrijkskunde vwo 2002-I

Eindexamen aardrijkskunde oud progr vwo I

Examen HAVO. Economie 1

Eindexamen aardrijkskunde vwo 2008-II

Eindexamen aardrijkskunde havo 2002-II

Noorderpoort Beroepsonderwijs Stadskanaal. Reader. Stroom. J. Kuiper. Transfer Database

Stenvert. Taalmeesters 2. Antwoorden. Taalmeesters 2. Zelfstandig werken. Antwoorden. Groep 4. Taal COLOFON COLOFON

Stenvert. Rekenmeesters 5. Zelfstandig werken Rekenen Groep 7 Antwoorden. Zelfstandig werken Stenvert Rekenen Rekenmeesters 5 Antwoorden Groep 7

Eindexamen aardrijkskunde vwo 2001-I

Samenvatting Aardrijkskunde Paragraaf 1.1 t/m , 1.8

Noorderpoort Beroepsonderwijs Stadskanaal. Reader. Weerstand. J. Kuiper. Transfer Database

Samenvatting Aardrijkskunde H1 paragraaf 2 t/m 8

Eindexamen aardrijkskunde vwo 2003-II

Stenvert. Taalmeesters 6. Zelfstandig werken Taal Groep 8 Antwoorden. Zelfstandig werken Stenvert Taal Taalmeesters 6 Antwoorden Groep 8

42 blok 6. Een huis inrichten. Teken de meubels in het huis. Plaats ze waar jij wilt. Vul in. Hoeveel eet elke hond? Hoeveel kilo vlees?

1.4 Factoren die bepalend zijn voor reële convergentie

Eindterm 1 de woon- en leefsituatie in buurten en wijken van Nederlandse steden en dorpen beschrijven en vergelijken. In dat verband kan hij/zij

Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang:

Eindexamen aardrijkskunde vmbo gl/tl I

groep Computerprogramma woordenschat

Lesbrief MAASVLAKTE 2 OPDRACHT 1 - TOPOGRAFIE EN AARDRIJKSKUNDE

Eindexamen aardrijkskunde vwo 2008-I

Fact sheet. Concentraties van allochtone ouderen en jongeren,

6,6. Werkstuk door een scholier 1980 woorden 16 november keer beoordeeld. Aardrijkskunde

Correctievoorschrift HAVO. Aardrijkskunde (nieuwe stijl)

Correctievoorschrift VMBO-KB

Eindexamen aardrijkskunde havo 2003-I

Correctievoorschrift VMBO-KB 2006

Eindexamen aardrijkskunde vwo 2004-II

Werkloosheid in de Europese Unie

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I. MAVO-D (VMBO kgt) EXAMEN: 2002-I

Correctievoorschrift VMBO-KB 2006

Eindexamen aardrijkskunde havo 2001-I

Correctievoorschrift HAVO. Aardrijkskunde nieuwe stijl. Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs. Tijdvak 2

Oefentekst voor het Staatsexamen

De Geo. 3 havo/vwov Aardrijkskunde voor de onderbouw. Antwoorden hoofdstuk ste druk

Aardrijkskunde Hoofdstuk 1

Leidenincijfers Beleidsonderzoek draagt bij aan de kwaliteit van beleid en besluitvorming

Allochtonen, 2012 Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (

Spreekbeurt Aardrijkskunde De Verenigde Staten: land van migranten

Correctievoorschrift HAVO. Aardrijkskunde nieuwe stijl

Voorbereidingsopdracht

Correctievoorschrift HAVO-Compex. aardrijkskunde

Correctievoorschrift HAVO

Examen HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 1 dinsdag 26 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Samenvatting Aardrijkskunde Migratie & mobiliteit

Eindexamen aardrijkskunde vwo 2002-II

Toets_Hfdst6_BevolkingEnRuimtelijkeInrichting

De politieke situatie in Oost-Europa leidt tot politieke decompartimentering: staten vallen uiteen in

Eindexamen aardrijkskunde vmbo gl/tl I

Bijlage HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 1. Bronnenboekje b

Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang:

Transcriptie:

TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I VAK: NIVEAU: AARDRIJKSKUNDE HAVO EXAMEN: 2002-I De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. ThiemeMeulenhoff is een educatieve uitgeverij waarin alle fondsen van de voormalige uitgeverijen Meulenhoff Educatief, SMD Educatieve Uitgevers en uitgeverij Thieme zijn samengevoegd. De uitgaven die ThiemeMeulenhoff ontwikkelt, richten zich op het totale onderwijsveld: basisonderwijs, voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs & volwasseneneducatie en hoger onderwijs. www.thiememeulenhoff.nl ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen, 2002 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voorzover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp).Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.

MIGRATIE EN VERVOER EXAMEN 2002-1 Bij de opgaven is het aantal te behalen punten per vraag vermeld. Na de antwoorden wordt dit herhaald (maximumscore). Eventueel zijn ook verdere details gegeven. Je kunt hiermee je eigen eindscore berekenen (maximaal 69). In een omzettingstabel na de laatste uitwerking is vermeld welke eindcijfers bij de scores horen. Bij het centraal examen 2003 wordt het onderwerp Migratie en vervoer niet gevraagd. Het is hier wel weergegeven om een heel examen te kunnen bekijken. Eventueel kun je het oefenen voor een schoolexamen. Behalve Politiek en ruimte wordt bij het centraal examen 2003 het onderwerp Natuur en milieu gevraagd. MIGRATIE EN VERVOER 1 A: Een van de volgende ruimtelijke patronen: buitenlandse migranten wonen vaak geconcentreerd in bepaalde wijken van de steden; er is op lokale schaal sprake van ruimtelijke concentratie / weinig spreiding. B: Een van de volgende verklaringen: de buitenlandse migranten behoren over het algemeen tot de lagere inkomensgroepen, waardoor zij vooral in de (minder goede) wijken met lage huren terechtkomen; men woont graag vlak bij kennissen en familie; men heeft een voorkeur voor wijken met veel voorzieningen speciaal voor buitenlandse migranten, zoals winkels en koffiehuizen. Maximumscore 3. Vraagdeel A juist 1 punt; vraagdeel B juist 2 punten. Met lokale schaal wordt hier bedoeld een stad of een gemeente. Je antwoord moet daarom gaan over de verdeling binnen een gemeente/stad, zoals in wijken. Antwoorden als concentratie in West-Nederland / in de grote steden zijn daarom altijd fout. De spreiding van buitenlandse migranten op lokaal niveau is heel ongelijk. Oorzaken zijn in het antwoord weergegeven. Er is een concentratie in een beperkt aantal stadswijken. Dit remt de integratie, de opname in de Nederlandse samenleving. Men komt door het geconcentreerd wonen veel minder met de Nederlandse taal en cultuur in aanraking. 2 Voorbeelden van juiste redenen (twee gevraagd): Surinamers en Antillianen hebben meer kennis van de Nederlandse cultuur/taal; Surinamers en Antillianen hebben vaker dezelfde religie als Nederlanders; het opleidingsniveau van Surinamers en Antillianen is gemiddeld hoger dan dat van Turken en Marokkanen; door het koloniale verleden van Suriname / doordat de Antillen Nederlands rijksdeel zijn. Maximumscore 2. Per juiste reden 1 punt. Surinamers en Antillianen hebben door het koloniale verleden en de huidige onderlinge banden meer gemeen met Nederlanders. Velen spreken de Nederlandse taal, hebben dezelfde religie en zijn min of meer bekend of zelf opgegroeid in de Nederlandse cultuur. Voor Marokkanen en Turken geldt dat niet. Vooral de oudere generaties spreken maar beperkt Nederlands. Een taalbarrière beperkt de integratie, het volgen van onderwijs en het vinden van een goede baan. Marokkanen en Turken zijn grotendeels islamiet. Omdat autochtone Nederlanders dat vrijwel niet zijn, wordt hier een goede kans op onderlinge contacten gemist. 2

MIGRATIE EN VERVOER UITWERKING 3 Voorbeelden van een juiste uitleg (één gevraagd): een forse immigratie zal de integratie moeilijker maken; er komt dan steeds een nieuwe lichting immigranten bij, die op haar beurt weer moet integreren; een geringe immigratie zal integratie makkelijker maken, omdat er dan minder nieuw te integreren migranten binnenkomen. Maximumscore 2. Er is een vrij grote vestiging van Marokkanen en Turken door gezinsherenigende en gezinsvormende migratie. Dit is respectievelijk de overkomst van vrouwen en/of kinderen en huwelijken met een partner uit het herkomstland. Daardoor is er constant een toestroom van mensen die de Nederlandse taal en cultuur niet kennen, en vaak weinig scholing hebben. Wanneer die toestroom te groot is, zal het niet lukken de bestaande en binnenkomende groep in voldoende mate te integreren. Dit is dweilen met de kraan open. Er gaan tegenwoordig (2002) veel stemmen op deze vormen van volgmigratie te beperken door onder andere leeftijdsgrenzen en financiële drempels. 4 grote relatieve afstand of voorbeelden ervan, zoals (voorheen) duurder en moeilijker reizen; gebrek aan informatie. Maximumscore 2. Per juiste factor 1 punt. Let op de wat cryptische vraagstelling: migratieremmende factoren die minder belangrijk zijn geworden, een dubbele ontkenning. Relatieve afstand is de afstand gemeten in kosten, tijd en moeite. Deze staat tegenover de absolute afstand, de afstand in kilometers. De relatieve afstand is de laatste tijd afgenomen door verbetering van de transportmiddelen en de infrastructuur voor vervoer (zoals wegen, spoorwegen). Bovendien zijn de reiskosten sterk gedaald en is de welvaart gestegen. Informatie is belangrijk bij de beslissing te migreren, bijvoorbeeld de informatie over welvaart en werk elders, berichten over succesvolle migratie van dorpsgenoten, informatie over reismogelijkheden. Migratie wordt vaak gestuurd door het beeld dat men heeft van het vestigingsgebied. Er wordt niet gevraagd om pushfactoren of pullfactoren. Afstotende of aantrekkende factoren zijn dus niet juist, zoals minder werk. Het gaat om ontwikkelingen die de migratie zelf makkelijker maken, de drempel om te migreren verlagen. 5 Mexico. Sla bij een dergelijke vraag altijd een staatkundige overzichtskaart open, zoals De Aarde staatkundig (Bosatlas 51 e druk: 154-155 / 52 e druk: 172-173). Migratie vindt vaak plaats naar nabijgelegen landen. Hierbij speelt het principe van afstandsverval (bij toenemen van de afstand neemt het aantal contacten, zoals migratie, sterk af) en het ontbreken van tussenliggende mogelijkheden. Bron 4 noemt speciaal de zuidgrens. De Verenigde Staten heeft een lange zuidgrens met buurland Mexico. Bron 3 laat zien dat het aangrenzende deel van de Verenigde Staten relatief veel legale immigranten kent. Een zelfde beeld toont Bosatlas 51 e druk kaart 143C (52 e druk: kaart 159B) voor bevolking van Spaans-Amerikaanse oorsprong. Mexico is Spaans-Amerikaans. 6 A: Voorbeelden van een juiste economische pushfactor (één gevraagd): gebrek aan werk; laag welvaartsniveau. Let op: alleen pushfactoren zijn juist, dus afstotende factoren van het vertrekland. B: Voorbeelden van een juiste demografische factor (één gevraagd): het hoge geboorteoverschot; het hoge geboortecijfer; 3

MIGRATIE EN VERVOER de grote bevolkingsgroei; de jonge bevolking. Overbevolking mag niet worden goedgerekend. Maximumscore 2. Vraagdeel A juist 1 punt; vraagdeel B juist 1 punt. Let bij deze vraag op sleutelwoorden als economisch en pushfactor in vraagdeel A, en demografisch in vraagdeel B. Ze geven dwingend de richting van het antwoord aan. De economische pushfactoren zijn bij migratie vrijwel altijd gebrek aan welvaart / laag inkomen of grote werkloosheid. Bij demografisch gaat het om de aantallen (of verandering daarvan), spreiding of samenstelling van de bevolking. Een grote bevolkingsgroei door een hoog geboortecijfer of hoog geboorteoverschot stimuleert migratie. Een achterliggende oorzaak is dan mogelijk het gebrek aan werkgelegenheid. Er is dan een relatief jonge bevolking, waarvoor veel werkgelegenheid nodig is. 7 Drie van de volgende belangrijke factoren: de aanwezigheid van werk; de aanwezigheid van familie/kennissen; de afstand tot het herkomstland; het klimaat. Maximumscore 3. Per juiste factor 1 punt. Als men tot migratie besloten heeft, moet binnen het bestemmingsland een vestigingsgebied worden gekozen. Vaak zoekt men familie en kennissen op, mede door het verschijnsel van kettingmigratie. Gunstige berichten van eerdere migranten stimuleren familie, kennissen en streekgenoten hen te volgen. Werkgelegenheid is ook een belangrijke factor, omdat men vaak juist voor werk komt. Afstand tot het herkomstland speelt een rol als men niet een weloverwogen keuze maakt voor een bepaald vestigingsgebied. Dan wordt vaak de eerste mogelijkheid aangegrepen. Het klimaat kan meegenomen worden in de overwegingen, al zal dat niet de belangrijkste factor zijn. Hier volgen enkele voorbeelden van pullfactoren met bijbehorende Amerikaanse staat: de aanwezigheid van werk: de staat Washington, Illinois en New York; de afstand: Californië en Texas voor Mexico, en Florida voor Cuba; de aanwezigheid van familie/kennissen: Californië en Texas; de factor klimaat: Californië. 8 A: Het bruto binnenlands product was in de Oost-Europese landen laag (1 punt), en hierdoor was er weinig welvaart/koopkracht/vraag naar producten (1 punt). B: 51 e druk, een van de volgende kaarten: 61C ( Europese Unie ); 67C ( Europese Unie Ontwikkelingsgebieden ); 52 e druk: kaart 69C ( Europese Unie ). Maximumscore 4. Vraagdeel A 2 punten (verdeling, zie antwoord); vraagdeel B 2 punten. Indien in vraagdeel A alleen de geringe koopkracht is genoemd (zonder BBP) toch 2 punten. Oost-Europa had tot voor kort een communistisch stelsel, dat leidde tot een grote achterstand in inkomen. Dit is scherp zichtbaar in het bruto binnenlands product per inwoner (atlaskaart 51 e druk 68D / 52 e druk 78D). In de legenda is aangegeven dat het is gecorrigeerd naar koopkracht. Het geeft dus goed de koopkrachtverschillen weer. Vooraf aan de vraag is gegeven: gebruik kaart 60-61 (52 e druk: 68-69). Het is raadzaam voor vraagdeel B deze kaartbladen te bekijken. Op de kaart Europese Unie kun je zien dat veel Midden- en Oost-Europese landen kandidaat zijn voor toetreding tot de Europese Unie. Dit zal de goederenstromen vergroten door open grenzen en 4

MIGRATIE EN VERVOER UITWERKING hopelijk vergroting van de koopkracht. De eerste landen worden toegelaten in 2004, alhoewel de voorbereiding tot nu toe niet vlot verloopt. Kaart 67C ( Europese Unie Ontwikkelingsgebieden ) van de 51 e druk geeft aan dat de Oost-Europese landen steun krijgen bij de overgang naar een vrijemarkteconomie om de toetreding tot de EU makkelijker te maken. Een vergelijkbare kaart ontbreekt in de Bosatlas 52 e druk. 9 Pijpleiding. De pijpleiding is een onderschat transportmiddel. Voor achterlandvervoer van vloeibare stoffen en gassen is ze echter een uitkomst. Filevorming bestaat hierbij niet en ze is milieuvriendelijk. Er wordt per pijpleiding onder andere aardolie vervoerd van Rotterdam naar Antwerpen. Antwerpen is niet bereikbaar voor mammoettankers door de beperkte diepgang van de Westerschelde. Zie voor dit soort pijpleidingen eventueel de kaart Europa aardolie en aardgas (51 e druk: 66A / 52 e druk: 73A). Veel leerlingen noemden ten onrechte het vliegtuig als overig transportmiddel. Vrachtvervoer per vliegtuig is duur en daardoor beperkt in omvang. Rotterdam heeft bovendien geen belangrijke luchthaven. 10 De goederenstroom vanuit Rotterdam naar het Ruhrgebied en naar Antwerpen omvat veel grondstoffen/bulkgoederen, die meer volume innemen dan de eindproducten die vanuit het Ruhrgebied en Antwerpen naar Rotterdam worden vervoerd. Bulkgoederen zijn goederen die massaal in een schip kunnen worden gestuwd, zoals aardolie en steenkool. Ze worden ook massagoederen genoemd. Ze staan tegenover stukgoederen, die per stuk of in kleine hoeveelheden worden geladen, zoals dozen, zakken of pallets met goederen. Tegenwoordig worden veel stukgoederen per container vervoerd. Daardoor kunnen meer goederen in één keer worden behandeld. Het Ruhrgebied heeft veel industrie. Rotterdam doet dienst als doorvoerhaven voor bulkgoederen als aardolie, steenkool en ertsen. Die worden daar grotendeels verwerkt in elektrische centrales en industrie, zoals de petrochemische industrie, metaalindustrie en auto-industrie. Eindproducten en halffabrikaten van die industrie zullen voor een deel via Rotterdam worden uitgevoerd. Die stroom is in gewicht (bron 5 en 6 tonen de goederenstroom in tonnen/jaar) veel kleiner dan de goederenstroom van grondstoffen en brandstoffen. Zoals in de voorgaande vraag al ter sprake kwam, voert ook Antwerpen via Rotterdam bulkgoederen aan, zoals aardolie. Het Schelde-Rijnkanaal maakt binnenvaart tussen Antwerpen en Rotterdam mogelijk. Voor de volgende vraag is bij het examen aan alle kandidaten de maximumscore toegekend. Het verschil tussen de Bosatlas 51 e en 52 e druk leidde tot ongelijke kansen. 11 A: 51 e druk: kaart 72A/52 e druk: kaartblad 82. B: Bij Rotterdam zijn waterwegen het meest van belang; bij Hamburg zijn dit autowegen en spoorwegen. Maximumscore 3. Vraagdeel A juist 1 punt; vraagdeel B juist 2 punten. De Rijn is voor Rotterdam de belangrijkste verbindingsweg naar het achterland. De genoemde kaarten laten dat zien, maar ook bron 7. Op grote afstand volgt wegverkeer; spoorvervoer is helaas vrij gering. Hoewel Hamburg aan de Elbe ligt, is de rol van deze rivier niet vergelijkbaar met die van de Rijn voor Rotterdam. De Elbe is minder diep, het stroomgebied is kleiner en tot voor kort sneed het IJzeren Gordijn een deel van het achterland af. Hamburg heeft in vergelijking met Rotterdam goede achterlandverbindingen per spoor. Die zijn zichtbaar in de Bosatlas 51 e druk kaart 72A, maar vooral in de 52 e druk kaartblad 82C ( Verkeer over het spoor ). De aanleg van de Betuwelijn, een goederenspoorlijn van Rotterdam naar het 5

MIGRATIE EN VERVOER Duitsland, past in het streven de rol van de spoorwegen te vergroten om filevorming en milieuverontreiniging tegen te gaan. Een bijkomend voordeel is de scheiding van vrachtvervoer en personenvervoer op het spoor om de vertragingen te beperken. 12 A: Le Havre. B: Een van de volgende argumenten: de oppervlakte van het achterland van Le Havre is het kleinst (van de vier havensteden); de oppervlakte van het achterland van Le Havre beperkt zich tot één land (Frankrijk). C: Voorbeelden van juiste uitleggingen (één gevraagd): de omvang van de economische activiteiten in het achterland is ook belangrijk; de positie van de havenstad wordt ook bepaald door de aanvoer van goederen; de waarde van de goederen kan relatief groot zijn (de bron gaat over het gewicht van de goederen). Maximumscore 3. Per juist vraagdeel 1 punt. Beantwoording van vraagdeel A en B is een kwestie van goed kijken. Let erop dat het om de afvoer gaat (bron 6). De grootte van het gearceerde gebied is het enige gegeven dat hier gebruikt kan worden. Vraagdeel C benadrukt dat bron 6 het belang van de haven slechts op één manier in beeld brengt: de omvang van de afvoer in oppervlakte van de leverende gebieden. Wanneer andere aspecten in ogenschouw worden genomen, kan een ander beeld ontstaan. 13 Voorbeelden van juiste redenen (twee gevraagd): het gebied wordt steeds slechter bereikbaar; ruimtegebrek (voor uitbreidingen); hoge grondprijzen. Opmerking: alleen pushfactoren die gelden voor zowel Noord- als Zuid-Holland zijn juist. Pullfactoren van andere provincies zijn altijd onjuist. Maximumscore 2. Per juiste reden 1 punt. De genoemde kaart (51 e druk 57E / 52 e druk 65E) laat een verschuiving van de vestigingsvoorkeur zien van Zuid- en Noord-Holland naar vooral Zuid-Nederland. Daarbij springt de afname van vestigingsvoorkeur voor stedelijke gebieden in West- Nederland eruit. De verschuiving is terug te voeren op congestieverschijnselen, de gevolgen van te grote concentratie van bedrijven en mensen. Daaronder valt filevorming (afname van de mobiliteit), ruimtegebrek en mede daardoor hoge grondprijzen. Niet juist is dat bedrijven minder voorkeur hebben voor Noord- en Zuid-Holland vanwege de grote concurrentie. Concurrentie wordt uitgevochten bij de verkoop/afzet via bijvoorbeeld reclame, kwaliteit en vernieuwing. De vestigingsplaats heeft daar weinig mee te maken. Vaak zoeken gelijksoortige bedrijven elkaar juist op, bijvoorbeeld om informatie te kunnen uitwisselen of om een groter draagvlak te krijgen voor speciale voorzieningen. Zie bijvoorbeeld de grote concentratie in de tuinbouw. De kaart Vestigingsvoorkeur ondernemers (51 e druk: 57D / 52 e druk: 65D) laat zien dat ondanks de verschuiving in voorkeur West-Nederland nog steeds een aantrekkelijk gebied is voor bedrijven. Er zijn geen pullfactoren van de andere provincies gevraagd. Anders zouden antwoorden kunnen worden gegeven als de betere ligging ten opzichte van andere Europese landen (zie bijvoorbeeld Maastricht en omgeving) en overheidssubsidie (regionaal beleid). Maar nogmaals, dat is niet de vraag. 6

MIGRATIE EN VERVOER UITWERKING 14 Bosatlas 51 e druk: een van de volgende locatiefactoren van economische aard: bruto nationaal product in guldens per persoon (70A); toe- en afname van het bruto nationaal product (70B); kredietwaardigheid voor buitenlandse investeerders (70C); gemiddeld netto maandloon in guldens (70G); netto loon vergeleken met Nederland (70H). Bosatlas 52 e druk: een van de volgende locatiefactoren van economische aard: bruto nationaal product in euro s per inwoner (80A); toe- en afname van het bruto nationaal product (80B); kredietwaardigheid voor buitenlandse investeerders (80C); uurlonen in industrie en diensten in euro s (80G); uurlonen vergeleken met Nederland (80H). Locatiefactor van geografische aard: ligging in de buurt van een (internationale) luchthaven. Maximumscore 2. De factor van economische aard juist 1 punt; de geografische factor juist 1 punt. Locatiefactoren (vestigingsfactor/vestigingsplaatsfactor) zijn factoren die belangrijk zijn voor de keuze van een vestigingsplaats. In deze vraag zoek je naar een factor van economische aard en van geografische aard. De economie van het eerste vraagdeel is het onderwerp van genoemd kaartblad. De factoren van de kaarten die in het antwoord niet zijn genoemd, zijn voor het bedrijf minder belangrijk. Kaart I staat al in bron 9. Voor de geografische factor heb je bron 8 nodig. Realiseer je dat geografie zich bezighoudt met de ruimtelijk spreiding van verschijnselen. Als locatiefactor kun je dat vertalen als de ligging ten opzichte van of de afstand tot. Hier gaat het om de ligging ten opzichte van luchthavens, het onderwerp van bron 8. 15 Voorbeelden van juiste volgende stappen (één gevraagd): het bepalen van het gewicht/belang van de afzonderlijke locatiefactoren; het zoeken (na weging van de locatiefactoren) van een geschikte plek in de gekozen gemeente; overleg (na weging van de locatiefactoren) met de gekozen gemeente om vergunningen, subsidie en dergelijke te regelen. Je kunt in je antwoord doorgaan op het schema van bron 9. Daar is per locatiefactor een score ingevuld. Maar niet iedere factor weegt even zwaar voor het bedrijf. De volgende stap is dan dat gewicht vast te stellen als wegingsfactor. Daarna kan de tabel worden afgemaakt door de score te vermenigvuldigen met de wegingsfactor en die in te vullen in de kolom gewogen score. Na optelling van de gewogen scores kun je zien welke locatie de beste vestigingsplaats is. De vraagstelling laat ruimte om een andere volgende stap te zetten: de actie die het bedrijf gaat ondernemen na het vaststellen van de beste vestigingsplaats. Dit houdt in dat men daar vestiging gaat voorbereiden. 16 A: Een van de volgende factoren: ligging ten opzichte van een belangrijke spoorlijn; ligging ten opzichte van belangrijke autosnelwegen. Uitleg: de producten zijn voor de Europese markt bestemd en moeten per schip/vliegtuig getransporteerd worden. B: Men heeft vanuit Tunesië geen vrije toegang tot de Europese markt als gevolg van bijvoorbeeld invoerheffingen. Maximumscore 4. Vraagdeel A 1 punt voor een juiste factor en 1 punt voor een juiste uitleg. Vraagdeel B 2 punten. Vestiging in Tunesië zal vooral plaatsvinden op grond van de locatiefactor (lage) lonen. Omdat gesteld is dat het bedrijf werkt voor de Europese markt, moet het 7

MIGRATIE EN VERVOER product per schip of vliegtuig naar Europa worden vervoerd. Ligging ten opzichte van een haven of luchthaven vervangt dan de locatiefactor ligging ten opzichte van een belangrijke spoorlijn / van een belangrijke autosnelweg. Vestiging in Tunesië is mede mogelijk doordat producten als computers vrij makkelijk en goedkoop per container kunnen worden vervoerd. Bij kleinere partijen kan luchtverkeer een rol spelen. Een nadeel van vestiging in Tunesië is de ligging buiten de Europese Unie. De Unie heeft tussen haar lidstaten open grenzen, maar kent naar buiten allerlei belemmeringen, zoals invoerheffingen, invoerquota (beperking van de hoeveelheid) en kwaliteitseisen. 8

POLITIEK EN RUIMTE UITWERKING POLITIEK EN RUIMTE 17 In de periode 1990-1998 nam het BNP in Ierland jaarlijks toe met 6,1%, en dat is meer dan in de andere EU-Ianden. Gevraagd is uit de bron het gegeven te selecteren dat informatie geeft over de snelheid van de economische groei. Het best kun je eerst kijken welke kolom een ontwikkeling/groei weergeeft. Dat is alleen het geval als het gegeven gaat over een periode/verscheidene jaren. Daaraan voldoen in bron 12 alleen de kolommen ontwikkeling BNP 1990-1998 en inflatie 1990-1998. Omdat inflatie niets zegt over het tempo van de economische groei, blijft ontwikkeling BNP 1990-1998 over. De bron geeft voor ontwikkeling BNP 1990-1998 een jaarlijkse groei van 6,1%. Dit is de hoogste groei van de vijftien EU-landen. Mocht je niet weten welke dat zijn, raadpleeg dan de kaart Europese Unie (51 e druk 61C / 52 e druk 69C). 18 A: Met 51 e druk kaart 68A/52 e druk kaart 78A ( Percentage van de beroepsbevolking werkzaam in de landbouw ). B: Toen werkte volgens de kaart (in vergelijking met veel andere EU-landen) in Ierland nog een flink deel van de beroepsbevolking in de landbouw (dat wijst op een economische achterstand ten opzichte van de andere EU-landen). Maximumscore 2. Vraagdeel A juist 1 punt; vraagdeel B juist 1 punt. Het percentage van de beroepsbevolking dat werkzaam is in de landbouw, is een goede indicator (aanwijzing) voor ontwikkeling. Bij geringe welvaart is dit percentage hoog. Ontwikkelt een gebied zich, dan neemt meestal eerst het aandeel van de industrie toe en later van de diensten. Afname van de agrarische beroepsbevolking bij economische ontwikkeling heeft twee belangrijke oorzaken: bij meer ontwikkeling neemt de arbeidsproductiviteit in de landbouw sterk toe en worden arbeidskrachten afgestoten ontwikkeling vindt plaats via industrie en diensten; toename van de werkgelegenheid in deze sectoren leidt tot een afname van het percentage in de landbouw (relatieve afname). Op de kaart Percentage van de beroepsbevolking werkzaam in de landbouw wijkt Ierland af van de rest van Europa (groener = hoger percentage). Alleen Portugal en Spanje zijn vergelijkbaar. Deze kaart brengt ook goed in beeld dat ook in de Middenen Oost-Europese landen, waaronder veel kandidaat-lidstaten voor de EU, relatief veel mensen werken in de landbouw. Dit is een probleem bij toetreding. Kaart 51 e druk 68B / 52 e druk 78B, Percentage van de beroepsbevolking werkzaam in de industrie, is geen goede indicator voor ontwikkeling; hoogontwikkelde landen hebben soms een laag percentage. Ook wijkt Ierland hier niet duidelijk af. Kaart 51 e druk 68C / 52 e druk 78C, Percentage van de beroepsbevolking werkzaam in de diensten, geeft ook geen goede aanwijzing. Ierland wijkt weer niet duidelijk af. De werkgelegenheid in deze sector wordt soms vertekend door inzet van veel overbodige arbeidskrachten. Dit kan bijvoorbeeld vóórkomen door verborgen werkloosheid (zoals veel overheidspersoneel) en geringe mechanisering en automatisering. 19 A: Een voorbeeld van een hypothese: in de periode 1990-2000 is het BNP gestegen en daardoor is het negatieve migratiesaldo van Ierland veranderd in een positief saldo. Iedere hypothese mag worden goedgerekend die een verband aangeeft tussen BNP en migratiesaldo. Het verband hoeft niet juist te zijn. B: Ontwikkeling BNP 1990-1998; Migratiesaldo jaar 2000. C: Migratiesaldo 1990. Maximumscore 4. Vraagdeel A juist 1 punt, vraagdeel B per juist gegeven 1 punt; vraagdeel C 1 punt. 9

POLITIEK EN RUIMTE Een hypothese is een stelling of een uitspraak die je in een onderzoek gaat toetsen aan de werkelijkheid. Deze formuleer je als eerste stap van een onderzoek. De (onderzoeks)vraag is hier: Wat is het verband tussen migratiesaldo en economische ontwikkeling? In de hypothese geef je aan welk verband jij vermoedt. Dan volgt het onderzoek, waarna je de hypothese aanneemt of verwerpt. De hypothese kan dus ook fout zijn. Voor het onderzoek heb je gegevens nodig, wat in vraagdeel B en C aan de orde komt. Antwoord B is strikt logisch, want dat zijn de gegevens die in het onderzoek aan de orde komen. In vraagdeel C moet je uitkomen op migratiesaldo 1990. Je hebt anders geen informatie om het migratiesaldo in de periode 1990-1998 te vergelijken met de ontwikkeling van het BNP in de periode 1990-1998. Het kwam al eerder aan de orde in dit examen: om een ontwikkeling te bekijken heb je gegevens nodig over meerdere jaren. 20 Voorbeelden van juiste redenen (twee gevraagd): Ierland heeft daardoor vrije toegang tot een grotere markt; Ierland heeft kunnen profiteren van de financiële steun van de EU; Mede dankzij het lidmaatschap van de EU hebben zich veel internationale productiebedrijven in Ierland gevestigd. Maximumscore 4. Per juiste reden 2 punten. Ierland heeft sterk geprofiteerd van toetreding tot de Europese Unie. Bij de onderhandelingen voorafgaande aan de toetreding heeft men ruime financiële steun weten te bedingen. Bovendien heeft Ierland sterk de open grenzen met de overige EU-landen goed uitgebuit. Ierland kende relatief lage lonen en had daardoor grote aantrekkingskracht op productiebedrijven/industrie van buiten de EU, die door vestiging in Ierland de invoerbelemmeringen van de EU omzeilen. 21 A: Het belang van de handel is niet zo groot (minder dan 5% van de Nederlandse handel vindt plaats met Ierland). B: De handel tussen Nederland en Ierland is in deze periode met meer dan 100% gegroeid / heel sterk gegroeid. Maximumscore 4. Vraagdeel A juist 2 punten; vraagdeel B juist 2 punten. Het belangrijkste is het zorgvuldig bekijken van de Bosatlaskaart 184E (52 e druk: 77D). Let erop dat alleen het bovenste diagram (Nederland) ter zake is. Het onderste (Verenigd Koninkrijk) past niet bij de vraag. Ierland is geen onderdeel van het Verenigd Koninkrijk (Noord-Ierland wel). Het belang van de handel (vraagdeel A) wordt getoond door de dikte van de staven. Ierland laat als handelspartner van Nederland een dunne staaf zien: minder dan 5% in de periode 1965-1995, dus onbelangrijk. De ontwikkeling van de handel (vraagdeel B) is af te lezen aan de lengte van de staven. De staaf van Ierland is lang, meer dan 100% in de periode 1965-1995. Dit is een sterke groei, want de gemiddelde groei van de handel met EU-lidstaten was 4%. De Bosatlas 51e druk maakt een fout in de onderste zin van de toelichting linksonder. Er staat voor Portugal (in groei vergelijkbaar met Ierland) de handel [...] is verdubbeld (= + 200%). Het laatste moet zijn: + 100%. Een verdubbeling is een toename van 100%. 22 Voorbeelden van een juist criterium (één gevraagd): eerbiediging van de mensenrechten; oplossing van het vraagstuk van de Koerden; afschaffing van de doodstraf; regeling van de kwestie-cyprus. Turkije vraagt al jaren om toelating tot de Europese Unie. Er zijn veel contacten met Europa door het lidmaatschap van de NAVO en het grote aantal mensen van Turkse 10

POLITIEK EN RUIMTE UITWERKING afkomst in landen als Duitsland. Er zijn echter politieke en economische bezwaren. De politieke bezwaren betreffen vooral schending van de mensenrechten en de problemen met de Koerden. De Koerden, een meerderheid in een deel van Oost- Turkije, wensen meer autonomie. Het Turkse leger strijdt al jaren tegen de Koerdische PKK. Informatie daarover is te vinden in de Bosatlas 51 e druk kaartblad 188 en 52 e druk kaartblad 133. De kwestie-cyprus slaat op de verdeling van het eiland Cyprus in een Turks en een Grieks deel. Dit is het gevolg van een Turkse invasie, waarbij een deel van het Griekse eiland werd veroverd. Een Turkse minderheid voelde zich onderdrukt. Sindsdien wordt het Turkse en Griekse deel gescheiden door VN-troepen. Overigens zijn er ook wel spanningen tussen Griekenland en Turkije over eilanden in de Egeïsche en Middellandse Zee. Dat is niet verwonderlijk als je kijkt hoe de grens loopt. 23 Turkije is lid van de NAVO. Ook goed gerekend mag worden: de ligging van Turkije ten opzichte van de Arabische wereld. De NAVO is de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie, een militair verbond tegen de toentertijd communistische landen van het Oostblok. Door zijn oostelijke ligging was Turkije een zeer gewenst lid van deze organisatie. Turkije meent daar rechten aan te kunnen ontlenen. Waarom wel een rol spelen op militair terrein, maar uitgesloten worden van de Europese Unie? Kaart G van gevraagd kaartblad gaat over militaire bestedingen. Het kaartbeeld daarvan biedt geen argument om de banden te versterken. 24 Voorbeelden van een demografische aardverschuiving (één gevraagd): Turkije zou na Duitsland qua bevolkingsomvang het grootste EU-land worden / Turkije heeft veel meer inwoners dan de meeste andere lidstaten van de EU; Turkije heeft een grotere natuurlijke bevolkingsgroei dan de meeste lidstaten van de EU; Turkije heeft een hoger geboortecijfer dan de meeste lidstaten van de EU. Het statistisch overzicht van de Bosatlas, zoals de vraag dat noemt, staat in het hoofdstuk Statistiek achterin. In oudere oplagen van de 51 e druk staat het in de bijlage Basisstatistiek. De demografische aardverschuiving moet gaan over het aantal personen, de ontwikkeling van dat aantal, de spreiding of de samenstelling van de bevolking. Bovenstaand antwoord noemt elementen waarin Turkije een opvallende inbreng heeft. Turkije vertoont demografische trekken van een ontwikkelingsland met een hoog geboortecijfer, laag sterftecijfer en een sterke bevolkingsgroei. Turkije heeft ook een hoge zuigelingensterfte en hoge kraamvrouwensterfte, wat wijst op een ontwikkelingsachterstand. Door het relatief groot aantal jongeren is er toch een laag sterftecijfer. 25 Turkije behoort tot de Islamitische wereld. Bosatlas 51 e druk, aan de hand van een van de volgende kaarten: 69B ( Europa, godsdiensten ); 168A ( De Aarde bevolking, cultuurgebieden ); 168C ( De Aarde bevolking, godsdiensten ); 168D ( De Aarde bevolking, islam ); 111C ( Kaukasus, etnische groepen en godsdiensten ); 188E ( Koerden, godsdiensten ). 11

POLITIEK EN RUIMTE Bosatlas 52 e druk, aan de hand van een van de volgende kaarten: 76A ( Europa, godsdiensten ); 190A ( De Aarde bevolking, cultuurgebieden ); 190C ( De Aarde bevolking, godsdiensten ); 190D ( De Aarde bevolking, islam ); 123C ( Kaukasus, etnische groepen en godsdiensten ); 133E ( Koerden, godsdiensten ). Opmerking: verwijzing naar de Turkse taal / de Altaïsche taal mag worden goedgerekend in combinatie met kaart 69A (52 e druk: 76C), Europa talen. Antwoorden die ingaan op toerisme zijn niet juist. Maximumscore 3. De uitleg juist 2 punten; de bijpassende kaart juist 1 punt. Culturele dimensie betekent hier: op cultureel vlak. De belangrijkste culturele kenmerken van een gebied zijn godsdienst, taal en (gemeenschappelijk beleefde) geschiedenis. De soorten kenmerken van gebieden leer je vooral bij het onderwerp Regionale beeldvorming. Mocht je bij deze vraag niet direct aan godsdienst of taal denken, dan helpen de termen cultuur of cultuur... in het Zaakregister je verder. Daarin is een rubriek cultuurgebieden opgenomen, die verwijst naar kaart 168A (52 e druk 190A). Deze kaart deelt Turkije in bij de Islamitische wereld en de EU bij Europa als cultuurgebied. Hetzelfde kaartblad geeft meer informatie over godsdienst en taal. Hoewel taal als cultureel element wordt goedgerekend (mits met goede kaart) is het belangrijke culturele verschil de godsdienst. Daarin wijkt Turkije af van de hele overige EU. Bovendien heeft de godsdienst een vrij grote betekenis voor de samenleving. Ook het optreden van fundamentalistische stromingen en extreme bewegingen in de islam spelen een rol. Taal is in dit verband geen duidelijke culturele dimensie bij eventuele toetreding tot de EU, omdat er ook binnen de huidige EU al een groot aantal verschillende talen worden gesproken. De Altaïsche taal is een verzamelnaam voor een aantal verwante talen, zoals het Turks en een aantal Mongoolse talen. 26 Twee van de volgende economische bezwaren: angst voor vermindering van de financiële steun uit Brussel; concurrentie van producten uit de mediterrane landbouw; concurrentie van industrietakken die in Turkije lage lonen kennen. Maximumscore 4. Per juist bezwaar 2 punten. Na de politieke en culturele dimensie nu het economisch vlak. Ook hier ligt een groot probleem door de economisch achterstand van Turkije. Daardoor zal bij toetreding veel steun nodig zijn, steun die nu vooral naar de Zuid-Europese lidstaten Portugal, Spanje en Griekenland gaat. Door de vergelijkbare ligging (zuidelijk en aan de Middellandse Zee / mediterraan) vertoont de economie van Turkije overeenkomst met genoemde landen. De relatief lage lonen en de mediterrane landbouw maken Turkije binnen de EU tot een grote concurrent. Zie eventueel de kaart landbouw (51 e druk 65A Europa bodemgebruik / 52 e druk De aarde plantengroei, 184 en Turkije 115C Grondgebruik, waterbeheer en toerisme. 12

POLITIEK EN RUIMTE UITWERKING Normenlijst havo aardrijkskunde 2002; maximale score 69 punten. score cijfer score cijfer 0 1 1 1,3 2 1,5 3 1,6 4 1,7 5 1,9 6 2,0 7 2,1 8 2,3 9 2,4 10 2,5 11 2,7 12 2,8 13 2,9 14 3,1 15 3,2 16 3,3 17 3,5 18 3,6 19 3,8 20 3,9 21 4,0 22 4,2 23 4,3 24 4,4 25 4,6 26 4,7 27 4,8 28 5,0 29 5,1 30 5,2 31 5,4 32 5,5 33 5,6 34 5.8 35 5,9 36 6,0 37 6,2 38 6,3 39 6,4 40 6,6 41 6,7 42 6,8 43 7,0 44 7,1 45 7,2 46 7,4 47 7,5 48 7,6 49 7,8 50 7,9 51 8,1 52 8,2 53 8,3 54 8,5 55 8,6 56 8,7 57 8,9 58 9,0 59 9,1 60 9,3 61 9,4 62 9,5 63 9,7 64 9,8 65 9,9 66 9,9 67 10 13