Van Wens naar Indicatie?! Projectverslag over de Wmo-indicering van woonvoorzieningen én de behoefte aan hulpmiddelen en/of woningaanpassingen van cliënten met dementie in de thuissituatie en hun mantelzorger(s) Afstudeerproject HBO-V Differentiatie MGZ Gemaakt door:. O. (Odette) Boegschoten. M.C. (Moniek) van Kuilenburg. S.M. (Sophie) van Lint Hogeschool Utrecht. februari t/m juni 2008. Projectbegeleider:. Jacqueline Dijkstra, docent Hogeschool Utrecht Opdrachtgever en begeleider:. Joost van Hoof, Lectoraat Vraaggestuurde Zorg, Hogeschool Utrecht
Voorwoord Ons afstudeerproject over wonen en dementie, als afronding van de opleiding HBO-V, heeft ons aan het denken gezet over mogelijke woonvoorzieningen voor thuiswonende cliënten met dementie. Tijdens het werken aan dit project hebben we geleerd om breder te kijken naar de (thuis)situatie van een cliënt (met dementie), door middel van het observeren of navragen van mogelijke problemen en hoe deze opgelost of verminderd zouden kunnen worden, met behulp van bijvoorbeeld hulpmiddelen en/of woningaanpassingen. Hierdoor ontstaat een beter zicht op de mogelijkheden en wensen van een cliënt op lichamelijk en sociaal gebied. Verder hebben wij een beter beeld gekregen van de indicatieprocedure voor woonvoorzieningen binnen de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het is ons duidelijk met welke instanties of personen zij kunnen samenwerken. Deze kennis kan van pas komen binnen het werk in de thuiszorg, om cliënten van adviezen te kunnen voorzien. Echter, wij hebben nog (steeds) geen goed beeld van welke woonvoorzieningen precies kunnen worden aangeboden vanuit de Wmo. Dit projectverslag is bestemd voor iedereen die geïnteresseerd is in de indicatieprocedure van woonvoorzieningen, specifiek in relatie tot thuiswonende cliënten met dementie. Er komt zowel kennis vanuit de literatuur aan bod, als de kennis van experts en ervaringsdeskundigen uit de praktijk. Dit zijn respectievelijk de geïnterviewde Wmo-consulenten en de geïnterviewde cliënten met dementie, in het bijzijn van hun mantelzorger(s). Wij willen graag de volgende personen bedanken. Zij hebben allen een (directe of indirecte) bijdrage geleverd aan ons afstudeerproject. Jacqueline Dijkstra, projectbegeleider Hogeschool Utrecht. Zij heeft ons tijdens dit project voornamelijk achter de schermen gevolgd en een positieve begeleidende rol vervuld. Joost van Hoof, opdrachtgever en begeleider vanuit het Lectoraat Vraaggestuurde Zorg. Wij hebben veel geleerd van zijn achtergrond als bouwkundige en van zijn kennis en ervaring met dementerende cliënten. Hij heeft ons regelmatig voorzien van inhoudelijke feedback. Esther van de Venn, Simone Chandler, Meta Bernart en Hans Schut, de geïnterviewde Wmoconsulenten van de gemeenten Geldermalsen, Hilversum, Tiel/Neerijnen en Utrecht. De geïnterviewde cliënten met dementie en hun mantelzorger(s).
Esma Dayib Ibrahim heeft in het beginstadium van dit project een bijdrage geleverd aan de literatuurstudie en de projectopzet. Ze heeft voortijdig de projectgroep verlaten, zonder de projectgroep hiervan op de hoogte te stellen. Tot slot willen wij ook alle overige, niet genoemde, personen bedanken die een bijdrage hebben geleverd in de vorm van steun en aanmoediging tijdens het werken aan dit project. Odette Boegschoten, Moniek van Kuilenburg, Sophie van Lint Utrecht, juni 2008
Samenvatting In 2007 woonden er in Nederland ruim 250.000 mensen met dementie. Hiervan woonde ongeveer tweederde nog zelfstandig thuis. Naar schatting neemt het aantal cliënten met dementie tussen 2005 en 2025 met 46% toe. Het aanbod vanuit de zorginstellingen is echter niet toereikend. Het is daarom belangrijk na te gaan op welke manieren mensen met dementie zo lang mogelijk verantwoord thuis kunnen blijven wonen. In dit projectverslag komt de volgende vraagstelling aan de orde: Welke woonvoorzieningen worden toegepast om de zelfredzaamheid van cliënten met dementie in de thuissituatie te bevorderen en om mantelzorgers te ondersteunen, door wie en hoe worden deze woonvoorzieningen toegewezen/verstrekt, op welke termijn zijn ze gerealiseerd en hoe goed sluiten ze aan bij de wensen/behoeften van cliënten met dementie en mantelzorgers? Om inzicht te verkrijgen in het syndroom dementie en verschillende classificatiemodellen, is gekozen voor een literatuurstudie. Er worden twee vormen van dementie beschreven: vasculaire dementie en de ziekte van Alzheimer, waarbij vooral aandacht wordt besteed aan de verschillende symptomen. De classificatiemodellen die worden toegelicht zijn het verantwoordezorgmodel en de International Classification of Functioning, Disability and Health. Na de literatuurstudie volgt een analyse van het Wmo-beleid van vier verschillende gemeenten, met betrekking tot het indiceren van woonvoorzieningen. De hiervoor afgenomen interviews tonen aan dat er bij de geïnterviewde gemeenten geen indicatieprocedure is voor cliënten met dementie. Ook hebben deze gemeenten geen duidelijk overzicht van woonvoorzieningen die zij kunnen aanbieden. Een tweede analyse richt zich op hulpmiddelen en/of woningaanpassingen voor cliënten met dementie en hun mantelzorger(s) en hun wensen/behoeften hiervoor. Er zijn vijf cliënten met dementie geïnterviewd in het bijzijn van hun mantelzorger(s). De belangrijkste conclusies zijn dat cliënten met dementie weinig hulpmiddelen/woningaanpassingen hebben, dat deze onderling erg verschillen, veelal zijn aangeschaft op advies van de thuiszorg en dat de hulpmiddelen/woningaanpassingen die ze hebben niet specifiek zijn voor een cliënt met dementie. Daarnaast kunnen deze hulpmiddelen/woningaanpassingen ook van toepassing zijn voor een oudere cliënt zonder dementie.
Het projectverslag bevat tevens een uitwerking van het indicatieformat voor woonvoorzieningen van het Centrum Indicatiestelling Zorg in Gouda. De conclusie is dat het CIZ met de ICF werkt en op basis daarvan woonvoorzieningen indiceert. De toename van het aantal personen met dementie vraagt om een betere inventarisatie van belemmeringen en wensen. Tevens dient het aanbod van woonvoorzieningen verduidelijkt te worden. Hierdoor kan de doelgroep beter bereikt worden en zullen mensen met dementie langer zelfstandig thuis kunnen blijven wonen. Summary In 2007, there were over 250.000 older adults with dementia in the Netherlands. Two thirds of these adults lived independently at home. There is an increasing number of people with dementia, and the healthcare institutions face great problems in terms of care capacity. It is important to explore the possibilities for older adults with dementia to live on their own home, in safety, for as long as possible. This project deals with the following research question: What kind of home-adjustments can be applied to support and enhance, independent living of older adults with dementia and support family and informal carers, by whom and how are these homeadjustments allotted and provided, on what term are they realised and how well do they connect with the wishes and needs of the people with dementia and their carers? To provide insight in the clinical picture of dementia and two healthcare classification models the project members carried out a literature study. Two forms of dementia are described: Alzheimer s disease and vascular dementia. There is special attention for the signs and symptoms of dementia. The classification models described are the Classification of Functioning, Disability and Health (ICF) and the model of verantwoorde zorg, a Dutch concept that can be translated as responsible care model. An analysis of the Dutch national and municipal policies pertaining to home-adjustments (Wmo) about home-adjustments was made of four different municipalities in the Netherlands via a questionnaire survey. In the Netherlands, there seems to be no special health assessment procedure regarding home-adjustments for adults with dementia. Also, there is no clear résumé of the home-adjustments available to care clients and their relatives and carers. A second analysis was made of home modifications and aids for older adults with dementia and their informal carers, and the specific wishes and needs of the two groups. Questionnaires were held among five older subjects with dementia in presence of an informal carer. Older people with dementia were found to have little home modifications and aids, and that the adjustments and technology available differs per household. The home modifications and aids are procured on advice of the home
care professional. There is no specific attention for adults with dementia, and solutions seem to be useful to adults without dementia too. Also, the project contains an analysis of the indication format for home modifications of the regional health care assessment centre (CIZ) in Gouda. The conclusion is that the work of CIZ is based on the ICF, also when allotting home modifications. The number of people with dementia in the Netherlands has been increasing rapidly over the last few years and this growth will continue in the future. This asks for a better inventory of problems and wishes of people with dementia. It is also important to provide a clear résumé of the homeadjustments available. This way the target group can be served better, which in turn should lead to people with dementia being able to remain living at home longer, independently, and in a safe way.