4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes. In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau.



Vergelijkbare documenten
4. Onderzoeksresultaten

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29).

Aantal door PST gevolgde patiënten in 2001 en 2002 opgedeeld naar ziektebeeld. Gemiddelde Std. afwijking Minimum Maximum Respons coördinatoren

Een onderzoek naar GHB-gebruik onder 866 middelbare scholieren (12-19 jaar).

In welke mate is de Belgische residentiële ouderenzorg geïnformatiseerd?

Rapportage Ervaringsonderzoek WOT's

Steekproef en resultaten Mei 2017

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging

4.3. Kenmerken van de populatie

Wat is een response van 80% waard?: een onderzoeksnotitie1. P.H.M. Fluttert

VERDELING VAN PERSONEN VOLGENS RIJBEWIJSBEZIT (VANAF 6 JAAR)

AFKORTINGEN IN TABELLEN

Rapportage meldingen everzwijn Limburg Thomas Scheppers & Jim Casaer

Tabel 2.1 Overzicht van de situatie op de arbeidsmarkt van de onderzochte personen op 30/06/97. Deelpopulatie 1996

Figuur 1: Voorbeelden van 95%-betrouwbaarheidsmarges van gemeten percentages.

4 BEPALEN VAN GEWICHTEN

PERSONEEL IN VLAAMSE ZIEKENHUIZEN

Gedrag en ervaringen van huishoudelijke afnemers op de vrijgemaakte Vlaamse energiemarkt VREG - TECHNISCH RAPPORT

Technisch onderwijs West-Vlaanderen Werkt 3, 2009

KUNSTENDAG VOOR KINDEREN 2013 : ENQUÊTE

4.4. Organisatie Bekendmaking van het PST. Bekendmaking werking (Vraag 27) + manier waarop (kader Vraag 28)

3. Inventaris van de respondenten

We berekenen nog de effectgrootte aan de hand van formule 4.2 en rapporteren:

minstens 80% van de respondenten akkoord + helemaal akkoord, minstens 80% van de respondenten niet akkoord + helemaal niet akkoord,

Twee en een half jaar Kwaliteitsmeting in de Fysiotherapie

RESULTATEN KOTENQUÊTE

Evaluatie van het project Mantelluisteren academiejaar

ALPHENPANEL OVER ZONDAGSOPENSTELLING

Internetpeiling ombuigingen

nr. 46 van ROBRECHT BOTHUYNE datum: 14 oktober 2014 aan PHILIPPE MUYTERS Dienstencheques - Gebruikers

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN OEFENTHERAPEUTEN Peiling 1 januari Hingstman, L. Kenens, R.J.

Evaluatie van een 24-uur-niet-roken actie

De Bibliotheek op school Enquête Boeken mee naar huis

18 december van 10. Op vakantie na een niertransplantatie; NP online enquête

Gedrag en ervaringen van professionele afnemers op de vrijgemaakte Vlaamse energiemarkt VREG - TECHNISCH RAPPORT

Onderzoeksverantwoording Panel Fryslân

Rapportage Dagbesteding en Vervoer.

Focus. Loonkoppeling in de werkloosheidsuitkeringen

nr. 187 van INGEBORG DE MEULEMEESTER datum: 13 januari 2015 aan HILDE CREVITS

Rapport Het recht op informationele zelfbeschikking in de zorg

APPENDIX B: Statistische analyses

Deel 1: Voorbeeld van beschrijvende analyses in een onderzoeksrapport. Beschrijving van het rookgedrag in Vlaanderen anno 2013

Openbare bibliotheken en de gereglementeerde boekenprijs

1 Opzet tabellenboek, onderzoeksopzet en respondentkenmerken

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel

KNELPUNTBEROEPEN LOKALE BESTUREN Focus op een aantal knelpuntfuncties

Rapportage Vergelijkend Onderzoek naar Ziekteverzuim SW-sector 2003

Gedrag & ervaringen van huishoudelijke afnemers op de vrijgemaakte Vlaamse energiemarkt VREG 13/09/2012

DE CLIËNTENRAAD BEOORDEELD. Onderzoek naar de tevredenheid met het functioneren van de cliëntenraad

Trendbarometer hotels 2012 Finaal rapport

GLOBAAL RAPPORT ONDERZOEK BIJ RVT/ROB Deel 2: Bevindingen uit de bevraging van de familieleden van bewoners 2001

Omnibusenquête deelrapport. Werk, zorg en inkomen

Werkinstructies voor de CQI Huisartsenzorg Overdag

Tabel 4.1 geeft een overzicht van de verdeling van de deels werkloos, deels werkend (DWDW)-en naar leeftijdsniveau.

G0N11a Statistiek en data-analyse: project Eerste zittijd Modeloplossing

StudentenBureau Stagemonitor

Werkinstructies voor de. CQI Ziekenhuisopname (verkort)

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Vitamine B12 deficiëntie

Uitwisseling tussen teamleden in sociale teams cruciaal voor prestatie

kinesitherapeut in de sector van de gezondheidszorg Executivee summary - Juni 2013

Vlaams Patiënten Peiling

METING KWALITEIT VAN LEVEN IN WOONZORGCENTRA

Hoofdstuk I - Analyse cijfermateriaal regio Gent-Eeklo

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN FYSIOTHERAPEUTEN Peiling 2003

Werkzoekende schoolverlaters in Vlaanderen 26ste studie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Lichamelijke Activiteit Gezondheidsenquête, België, 1997

Het Geheugen van Vlaanderen

Voor zorg naar het buitenland: veel mensen willen het, weinigen doen het.

Goede kankerzorg is meer dan een medische behandeling

SCHOLEN, DE PLAATS BIJ UITSTEK OM JONGEREN TE BEVRAGEN?

Werkinstructie voor de CQI Naasten op de IC

Onderzoek over het spreken van het Frans door de inwoners van Vlaanderen

Digitale examens wiskunde VMBO 2018

Resultaten voor Brussels Gewest Vaccinatie bij Volwassenen Gezondheidsenquête, België, 1997

5 Conclusies uit dit onderzoek

Invoegbedrijven. Maatregel. De begunstigden en bestedingen

Resultaten voor Brussels Gewest Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

Gezinsenquête. 1. Situering

Vlaams Patiëntenpanel

Leeswijzer rapporten

Indien men de loopbaanbegeleiding volgt bij een erkend loopbaancentrum, kan men een beroep doen op loopbaancheques.

Social media around the world Door: David Kok

Resultaten van een bevraging bij de apothekers afgestudeerd aan de K.U.Leuven in de periode

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Stand van zaken huisvesting kinderopvang in Nederland

FOCUS : TOEKENNINGSDUUR

Enkelvoudige ANOVA Onderzoeksvraag Voorwaarden

Onbekend maakt onbemind

Onderzoek mediagebruik Maastricht mei 2017

HBO-VERPLEEGKUNDIGEN HET MEEST POSITIEF OVER HUN COMPETENTIES BIJ VERSLAGLEGGING: TABELLEN. Kim de Groot, Anke de Veer, Wolter Paans en Anneke Francke

Wetenschap in het Paleis. Rapport

Bestuurlijke toekomst gemeente Nuenen c.a.: de opvattingen van de inwoners

Samenvatting (leden)enquête juli/augustus 2019

Enquête Patiëntentevredenheid Consultatie afdelingen

Bios2 Thema in de kijker Personeel in de bibliotheek

Werkinstructies voor de CQI Mammacare

Transcriptie:

4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes 4.2.1. Algemeen In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau. Instellingsniveau (vragenlijst coördinator) provincie, eigenaar, instellingstype, grootte Zoals we eerder schreven, verrichtten we twee verschillende postenquêtes bij de PST's in algemene ziekenhuizen in Vlaanderen. In de enquête bij de coördinatoren vroegen we vooral naar de feitelijke samenstelling en de werking van de PST's, terwijl we in de enquête bij de leden van de PST's vooral peilden naar de organisatie en de visie op palliatieve zorg. Voor beide enquêtes is er een verschillende responsgraad die we hier zullen weergeven op instellingsniveau. In het tweede deel gaan we in meer detail in op de responsgraad op respondentenniveau (naar discipline). Op instellingsniveau bepaalden we de respons naar teruggestuurde enquêtes per PST. Er wordt hier een onderscheid gemaakt naar de PST's die geen, één, twee, drie of alle vier de enquêtes (één coördinator en drie teamleden) ingevuld terugstuurden. Tabel 4.2.1. naar aantal enquêtes per team ingevuld teruggestuurd naar enquêtes per team % Geen enquêtes 2 / 77 2.6 1 postenquête 4 / 77 5.1 2 postenquêtes 16 / 77 20.8 3 postenquêtes 27 / 77 35.1 Alle 4 postenquêtes 28 / 77 36.4 Uit bovenstaande tabel kunnen we afleiden dat er voor 70/72 PST's een respons is van minstens één van de leden van het PST (97.2%). De twee niet deelnemende PST's zijn niet opgenomen in het onderzoek. Om de anonimiteit van de onderzoeksgegevens te bewaren, vermelden we de eigenschappen naar provincie, eigenaar van het ziekenhuis, instellingstype en aantal bedden van het ziekenhuis van de twee instellingen waarbinnen de PST's werkzaam zijn niet. We kunnen echter wel stellen dat ze niet uit dezelfde provincie komen, niet tot eenzelfde eigenaarstype behoren, niet van hetzelfde instellingstype zijn en niet tot dezelfde grootte van ziekenhuis behoren. Respondentenniveau (vragenlijst coördinator/leden) Bij de bespreking van de respons op respondentenniveau maken we een onderscheid tussen de postenquête bestemd voor de coördinatoren en de postenquête voor de leden van de PST's. De postenquête bij de coördinatoren van de PST's - 49 -

We verstuurden de postenquête bij de coördinatoren naar de 72 coördinatoren van de PST's in de 65 algemene ziekenhuizen in Vlaanderen. De respons op deze postenquête bedraagt 57/72 of 79.2% van de coördinatoren van PST's in algemene ziekenhuizen in Vlaanderen. Naar de verdere analyse van dit onderzoek is dit van groot belang aangezien o.m. de volledige samenstelling van het PST gekend zal zijn voor bijna 80% van alle PST's in algemene ziekenhuizen in Vlaanderen. In 'deel 2. Vergelijking van de respons met de non-respons' gaan we dieper in op de karakteristieken van de respons en de non-respons bij de coördinatoren. De postenquête bij de leden van de PST's We verstuurden de postenquête voor leden naar 216 leden van de 77 PST's in 65 algemene ziekenhuizen in Vlaanderen. In principe moet dit aantal gelijk zijn aan 231 of drie keren 77. Wanneer we ons baseren op het aantal PST's (77) en ervan uitgaan dat deze telkens drie disciplines omvatten (arts, verpleegkundige, psycholoog), is de conclusie dat er 16 postenquêtes voor leden te weinig verstuurd zijn. Verschillende PST-leden zijn evenwel werkzaam in twee of drie verschillende teams. We opteerden ervoor om deze ziekenhuisprofessionelen maar één vragenlijst toe te sturen. Op die manier wilden we voorkomen dat deze minderheid van respondenten nodeloos belast werd, gezien de aanzienlijke inspanning die het invullen van de vragenlijst vergt. De postenquête voor leden handelt in belangrijke mate over de visie die PST-leden hebben op palliatieve zorg en het werken in een PST. Concrete gegevens in verband met de organisatie en de werking van het PST komen dus steeds uitgebreid aan bod in de postenquête voor coördinatoren. De respons bij de coördinatoren was bovendien erg goed (79.2%; cfr. supra). Wanneer we deze overlap (15) per discipline bekijken, blijkt dat vijf psychologen actief zijn in twee PST's (-5) en dat één psycholoog een werkveld heeft dat drie PST's (-2) omvat. Verder functioneren vier verpleegkundigen binnen twee PST's (-4). Eén arts is tenslotte werkzaam binnen twee verschillende teams (-1). De drie postenquêtes die dan nog ontbreken zijn wellicht te wijten aan fouten bij de verzending. De respons op deze postenquête bedraagt 146/216 of 67.6% van de aangeschreven leden van PST's in algemene ziekenhuizen in Vlaanderen. Verder in dit rapport bekijken we de respons en de non-respons van de leden naar discipline en geslacht. 4.2.2. Vergelijking van de respons met de non-respons en representativiteit van het onderzoek In totaal verstuurden we 286 postenquêtes naar de leden en de coördinatoren en kregen we 203 ingevulde exemplaren terug of een respons van 71.0%. PST's in algemene ziekenhuizen In onderstaande tabel gaan we in op de respons van de coördinatoren van de PST's. Omdat er per PST slechts één coördinator is, koppelen we deze meteen aan de eigenschappen van de instelling waarbinnen het PST werkzaam is. Tabel 4.2.2. Overzicht eigenschappen instelling waarbinnen PST werkzaam is - 50 -

Provincie Frequentie/n Percentage respons Antwerpen 17/23 73.9 Vlaams-Brabant 4/6 66.6 Limburg 6/7 85.7 Oost-Vlaanderen 13/19 68.4 West-Vlaanderen 17/17 100.0 57/72 79.2 Eigenaar n % Privaat 46/57 80.7 Openbaar 11/15 73.3 57/72 79.2 Instellingstype n % Algemeen Ziekenhuis 53/64 82.8 AZ met Universitair karakter 3/5 60 Universitair Ziekenhuis 1/3 33.3 57/72 79.2 Grootte van het ziekenhuis n % < 500 bedden 45/54 83.3? 500 bedden 12/18 66.6 57/72 79.2 Uit bovenstaande overzichtstabel kunnen we afleiden dat de respons van de coördinatoren goed te noemen is. Na de opdeling naar de vier opgenomen eigenschappen van de instellingen waarbinnen de PST's werkzaam zijn, kunnen we concluderen dat er een goede afspiegeling is ten opzichte van de totale populatie. Enkel wat betreft de universitaire ziekenhuizen is de medewerking minder goed. Daar hebben twee van de drie coördinatoren niet meegewerkt aan het onderzoek. 4.2.3. Representativiteit van het onderzoek bij de coördinatoren van de PST's De respons werd gecheckt op representativiteit voor zeven variabelen. De vijf eerste variabelen hebben betrekking op de eigenschappen van de instellingen waarbinnen de PST's werkzaam zijn en zijn de provincie, de eigenaar, het instellingstype, de grootte van het ziekenhuis en het beddenaantal. De zesde en zevende variabele hebben betrekking op de respondent zelf en zijn de discipline en het geslacht van de coördinatoren. Verder in dit deel gaan we dan ook nog in op de representativiteit van de leden van de PST's voor twee eigenschappen. - 51 -

Representativiteit naar instelling Voor eigenaar (Chi 2 Sign. = 0.752), instellingstype (Chi 2 sign. = 0.385) en grootte van het ziekenhuis (Chi 2 Sign. = 0.491) is de respons representatief. Wat betreft provincie is de respons significant verschillend (Chi 2 Sign. = 0.000) van de totale populatie. Dat is wellicht te wijten aan het feit dat de provincies Antwerpen, Vlaams-Brabant en Oost-Vlaanderen lager vertegenwoordigd zijn. Wanneer we echter omwille van hun lage aantallen een hercodering uitvoeren en Vlaams-Brabant en Limburg samenvoegen, is de respons ook voor provincie representatief (sign. = 0.693). Tenslotte gaan we de representativiteit na voor een vijfde variabele, namelijk het aantal bedden van de instelling waarbinnen de PST's werkzaam zijn. Daartoe vergelijken we opnieuw de totale populatie met de respons. Tabel 4.2.3. Vergelijking van de parameters van centrale tendentie en spreiding voor het aantal bedden tussen totale populatie en respons Op basis van n Op basis van respons Sig. (2-tailed) Gemiddelde 387.44 375.19 0.734 Mediaan 300 294 Modus 415 230 Standaardafwijking 267.568 270.74 Minimum 72 72 Maximum 1716 1716 De verdeling van het aantal bedden is niet normaal verdeeld in beide populaties. We voerden een T-toets uit op het gemiddelde aantal bedden waarvoor een PST kan worden ingeroepen. Als test-waarde is het gemiddelde uit de totale populatie (387.44) ingegeven. Er is geen significant verschil (Sig. = 0.734) tussen de beide gemiddelden van het aantal bedden waarvoor een PST ingeroepen kan worden. Hieruit kunnen we concluderen dat de respons representatief is qua beddenaantal. De eigenschappen van de instellingen waar de coördinator van het PST niet meewerkte, zijn als volgt samen te vatten. Voor de provincie West-Vlaanderen was de medewerking aan het onderzoek qua coördinatoren van PST's 100%. Er is één coördinator uit Limburg die geen ingevulde enquête terugstuurde. De niet-medewerking situeert zich vooral bij PST's uit de provincies Antwerpen, Vlaams-Brabant en Oost-Vlaanderen, maar voor elke provincie is de medewerking goed tot zeer goed te noemen. Qua eigenaar ligt de non-respons iets hoger voor de openbare ziekenhuizen, maar ook hier is de respons zeer goed te noemen. Qua instellingstype is er slechts één (van de drie) universitair ziekenhuis waarvan de coördinator deelnam aan de studie, maar is de deelname van de andere types goed tot zeer goed. Voor verdere analyse voegen we het universitaire ziekenhuis bij de categorie algemene ziekenhuizen met een universitair karakter. - 52 -

Tenslotte, en gedeeltelijk samenhangend met de vorige variabele, is de non-respons het hoogst qua beddenaantal bij de ziekenhuizen met meer dan 500 bedden, maar ook hier is de repons goed tot zeer goed. De medewerking aan het onderzoek door de coördinatoren van de PST's is goed tot zeer goed. Enkel de universitaire ziekenhuizen namen in mindere mate deel aan het onderzoek en nemen we niet als een aparte analysecategorie op. De respons staat ons toe om over ongeveer acht op de tien PST's in algemene ziekenhuizen in Vlaanderen uitspraken te doen. Representativiteit naar coördinator Wat betreft de representativiteit staan we tevens stil bij de discipline en het geslacht van de coördinator van het PST. Voor vier coördinatoren die niet meewerkten aan het onderzoek beschikken we niet over deze gegevens. We laten ze hier buiten beschouwing. Tabel 4.2.4. en non-respons van de coördinatoren van de PST's in algemene ziekenhuizen in Vlaanderen naar discipline en geslacht Man Vrouw medewerking % respons Arts 2/6 1/1 3/7 42.9 Verpleegkundige 11/11 31/34 42/45 93.3 Psycholoog 1/2 4/4 5/6 83.3 Maatschappelijk assistent 0/0 3/3 3/3 100 Andere 1/1 3/6 4/7 57.1 15/20 42/48 57/68 % respons 75.0 87.5 Uit bovenstaande tabel kunnen we afleiden dat de responsgraad bij de artsen het laagst is. De overige disciplines hebben een goede tot zeer goede responsgraad. Bij de mannen ligt de responsgraad iets lager dan bij de vrouwen maar voor beide is de respons goed tot zeer goed te noemen. We checkten de respons op representativiteit voor discipline en geslacht aan de hand van een chi-kwadraat-toets. We konden de representativiteit van de verdeling volgens geslacht aantonen (Sig. = 0.655). Dit is niet het geval voor de discipline van de coördinator (Sig. = 0.000). Wat betreft de verdere analyse van de enquête bij de coördinatoren van de PST's zullen we rekening houden met het feit dat de vertegenwoordiging van artsen minder goed is dan deze van de overige disciplines. De respons is ook voor discipline representatief (sign. = 0.713) wanneer we, omwille van hun lage aantallen, een hercodering uitvoeren en artsen en andere disciplines samenvoegen. - 53 -

PST-leden: discipline In onderstaande tabel gaan we in op de respons bij de leden van de PST's. We vergelijken de respons en de non-respons naar discipline en geslacht. Tabel 4.2.5. en non-respons van de leden van de PST's in algemene ziekenhuizen in Vlaanderen naar discipline en geslacht n (%) Man Vrouw Nonrespons Man Nonrespons Vrouw Nonrespons geslacht onbekend (*) % Arts 38 (26.0) 21/25 17/21 4/25 4/21 30/30 38/76 50.7 Verplgk. 60 (41.1) 11/15 49/60 4/15 11/15-60/75 80.0 Psych. 48 (32.9) 9/14 39/47 5/14 8/47 4/4 48/65 73.8 146 (100) 41/54 105/128 13/54 23/54 34/34 146/216 % (non) - 75.9 82.1 24.1 17.9 100 respons (*) Noot: van de respondenten die de postenquête voor leden niet terugstuurden konden we in de meeste gevallen het geslacht afleiden uit de voornaam die PST-leden tijdens het telefonische contact opgaven. Bij twijfel of indien de voornaam niet werd genoemd (29/37 van de specialisten en 4/15 psychologen die niet antwoordden) codeerden we geslacht als een missing value. Net als bij de postenquête voor coördinatoren, behalen de artsen van de drie beroepscategorieën de laagste responsgraad op de postenquête voor leden. Eén op de twee artsen stuurde de vragenlijst ingevuld terug. De responsgraad van de verpleegkundigen en de psychologen is ook in het geval van de ledenenquête goed tot zeer goed: 4/5 verpleegkundigen en drie op vier psychologen namen deel aan het onderzoek. Ook voor de enquête voor leden is de respons bij de vrouwen iets groter dan bij de mannen. Zowel vrouwelijke als mannelijke PST-leden werkten goed tot zeer goed mee aan de studie. Op basis van bovenstaande tabel met betrekking tot de respons en non-respons naar discipline en geslacht, kunnen we geen uitspraak doen over de aanwezigheid van de verschillende beroepscategorieën in het PST en hun respectievelijke aanstellingspercentage. Verder in dit rapport (III.B.2.) gaan we evenwel uitgebreid in op de samenstelling van de PST's. We bevroegen deze in de postenquête voor coördinatoren (Vraag 16). De antwoorden op deze vraag tonen aan dat de drie disciplines niet altijd vertegenwoordigd zijn in het PST. Indien de drie wettelijk verplichte zorgverleners wel aanwezig zijn binnen het team, zijn ze bovendien niet altijd vrijgesteld voor hun taak. 4.2.4. Representativiteit van het onderzoek bij de leden van de PST's Wat betreft de enquête bij de leden van de PST's gaan we in op de representativiteit voor de variabelen geslacht en discipline. Representativiteit naar discipline en geslacht van de leden van de PST's - 54 -

We gaan de representativiteit van de discipline van de leden van de PST's enkel na voor de wettelijk verplichte disciplines artsen, verpleegkundigen en psychologen. Ook bij het nagaan van de representativiteit van geslacht zijn enkel de drie vernoemde disciplines opgenomen. Aan de hand van een chi-kwadraat-toets zijn we voor de respons op beide variabelen nagegaan in welke mate de verdeling over de verschillende categorieën voor beide variabelen significant verschilt van de totale populatie. Voor beide variabelen geldt dat de verdeling uit de totale populatie ten opzichte van de verdeling in de respons niet significant afwijkt. Dat betekent dat we zowel voor discipline (sign. = 0.061) als voor geslacht (sign. = 0.081) representativiteit kunnen aantonen. 4.2.5. Conclusie bij de representativiteitstoetsen Voor dit onderzoek zijn we de representativiteit van de respons op verschillende manieren nagegaan. Ten eerste zijn we nagegaan in welke mate de respons van de coördinatoren representatief was voor een aantal eigenschappen van de instelling waarbinnen de PST's werkzaam zijn. Het is belangrijk deze representativiteit te controleren, omdat we heel wat eigenschappen van het PST binnen een bepaalde instelling in dit onderzoek zullen analyseren. Daaruit blijkt dat voor eigenaar van de instelling, het instellingstype, grootte van de instelling en het gemiddelde beddenaantal representativiteit kan worden aangetoond. Voor de provincie was het moeilijker om representativiteit aan te tonen omwille van de lage aantallen in twee provincies, maar na samenvoeging van deze twee provincies konden we ook daar aantonen dat de respons van de coördinatoren representatief is. Ten tweede zijn we de representativiteit voor de eigenschappen van de coördinatoren zelf nagegaan. Ook hier kon worden besloten dat de respons representatief is voor geslacht en discipline, zij het dat we voor discipline ook hier twee categorieën met lagere aantallen samen moesten nemen (artsen en andere disciplines). Ten slotte zijn we nagegaan in welke mate er representativiteit voor de leden bestond. Dit gebeurde aan de hand van de variabelen geslacht en discipline (artsen, verpleegkundigen en psychologen) en voor beide bleek representativiteit. Dat betekent dat de respons bekomen aan de hand van de postenquêtes niet significant verschilt van de totale populatie. Hierdoor kunnen we veronderstellen dat de bevindingen uit dit onderzoek geldig zijn voor de gehele groep van PST's in de algemene ziekenhuizen in Vlaanderen. - 55 -