Vakdomeinen C,O, L DV DR EP 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10



Vergelijkbare documenten
Vakdomeinen. DTP Imp & Dv

Vakdomeinen C,O, L DV DR EP

GRAFISCHE COMMUNICATIE

L-o & Ontw Beeldbew Webdesign 2D-a en int Video audio Paginaopm

PRINTMEDIA DERDE GRAAD TSO LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS. september 2008 VVKSO BRUSSEL D/2008/7841/025

DRUKKEN EN AFWERKEN DERDE GRAAD BSO LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS. september 2008 VVKSO BRUSSEL D/2008/7841/026

Werkbladen Grafische Techniek Grafische theorie: Project 1

Imp & Dv Offsetdr Nabew Afwerken

Naam/omschrijving/datum/... v.d. opdracht/les/ Vakdomeinen. O en L DV DR WEB

Werkbladen Grafische Techniek Grafische theorie: Project 2

LESSENTABELLEN INDUSTRIEWEG 230, 9030 MARIAKERKE (GENT) Tel Fax info@viso.be

Technische gids. voor datacommunicatie. met de klant

VANDERPERK GROEP Postadres: Bezoekadres:

Websites maken met HTML, CSS en Dreamweaver en zonder JAVA, of JAVA-script of Flash

Toetsmatrijs Web Markup

Geachte klant. Eén partner voor alle drukwerk!

GESTANDAARDISEERDE EN GEPROGRAMMEERDE DRUKTECHNIEKEN

De Budelse digitaal. digitaal_aanleveren2016_db 3 februari 2016, 15:47

Examenopgaven VMBO-BB 2003

Examenopgaven VMBO 2004

ACV HUISSTIJL HANDLEIDING

DEEL 1. Voorwoord Over dit boek en de auteurs...ix

Aanleveringspecificaties DTP-files

LESSENTABELLEN INDUSTRIEWEG 230, 9030 MARIAKERKE (GENT) Tel Fax info@viso.be

MULTIMEDIA DERDE GRAAD TSO LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS. september 2008 VVKSO BRUSSEL D/2008/7841/024

Aanleverspecificaties

Nederlandse versie MAC OS X (10.5)

LESSENTABELLEN INDUSTRIEWEG 230, 9030 MARIAKERKE (GENT) Tel Fax info@viso.be

Examen VMBO-BB. grafimedia CSPE BB. gedurende 860 minuten. Bij dit examen horen uitwerkbijlagen en digitale bestanden.

STUDIEGEBIED GRAFISCHE TECHNIEKEN: PRESS

Adviesnamiddag Added Value

Grafische Instructie. Drukklaar aanleveren. snijtekens afloop milimeter Photohop InDesign printer drukwerk Pantone raster cmyk

- ILW-opleidingsprogramma assistent-flexodrukker, FETRA, COBRA-fiche drukker, VDAB

Handleiding aanleveren PDF bestanden

STUDIEGEBIED GRAFISCHE TECHNIEKEN: PRESS

Aanleveren losse bestanden

EERSTE LEERJAAR TWEEDE GRAAD DRUKKEN EN VOORBEREIDEN. Vakdomeinen Naam/omschrijving v.d. opdracht

Project nr. 1 Uitnodiging Kerstmarkt Don Bosco Technisch Instituut Gent. Ter info: 4 BDR. Extra info (Marc Goddefroy)

STUDIEGEBIED GRAFISCHE TECHNIEKEN: PRESS

Examen VMBO-BB. grafimedia CSPE BB. gedurende 860 minuten. Bij dit examen horen digitale bestanden.

Een boek opmaken in Word

voor drukwerk In InDesign zijn foto s geplaatst (cmd+d) en niet gecopyeerd en geplakt

Spot reliëflak en folie-afwerking (goud, zilver)

0.1 Modules Catalogus RAW & DNG Interface 11 Naamplaatje Instellen Achtergrondkleur instellen Onderdelen

PDF-WORKFLOW. Hogeschool Gent 2e kan grafische en reclame vormgeving Departement KASK academiejaar

Eindformaat = 210x150mm

CURSUS DIGITAAL ATELIER Photoshop/ Illustrator/ Indesign

STUDIEGEBIED GRAFISCHE TECHNIEKEN: PRE-PRESS

STUDIEGEBIED GRAFISCHE TECHNIEKEN: PRESS

Aanlevering digitale bestanden

STUDIEGEBIED GRAFISCHE TECHNIEKEN: AFWERKING

LESSENTABELLEN HOOFDZETEL INDUSTRIEWEG 230, 9030 MARIAKERKE (GENT) Tel Fax

Frontend ontwikkeling

Digitaal? Maar veilig!

Aanleveren digitaal grafisch materiaal

AANLEVEREN DIGITAAL MATERIAAL

O r a n j e s t r a a t 2 5 A l m e l o w w w. p r i n t g o e d k o p e r. n l w w w. m u l t i k a n t o o r.

GRAFISCH VORMGEVER - AVONDOPLEIDING

Aanleverspecificaties checklist

Bruikbaar illustratiemateriaal: een handleiding voor auteurs

Aanleverspecificaties

Aanleveren losse bestanden

Knelpunten en praktische richtlijnen

Er is nog heel wat voor nodig om van alle losse HTML-code

LESSENTABELLEN HOOFDZETEL INDUSTRIEWEG 230, 9030 MARIAKERKE (GENT) Tel Fax

Pagina 1 van 5. Examenprogramma Profielvak: dienstverlening & producten. De kern

Vakinhoudelijke uitwerking Keuzevak Applicatieontwikkeling van het profiel MVI vmbo beroepsgericht

INHOUD. Ten geleide Inleiding 15

Digitaal printen binnen Grafimedia VMBO. Opdracht

Inhoudsopgave. Module 2 Documenten standaardiseren

Aanleverspecificaties Digitaal Servicebureau

DUURZAAM DRUKWERK. Duurzaamheid in productieprocessen en grondstoffen.

A. Wat zijn digitale afbeeldingen? B. Bitonaal, grijswaarden of kleur en de bitdiepte C. Resolutie, bestandsgrootte, compressie en bestandsformaten

Excel 2010 in 17 stappen

Aanleverspecificaties

Eindtermen. Opleiding Grensbewaking (OGB)

AANLEVERRICHTLIJNEN OPEN BESTANDEN (1-4)

Grafische Instructie. Adobe InDesign. Adobe Apple InDesig Tekstkaders stalen openen stijlen zoom corps plaatsaanduidingstekst document

Examen VMBO-BB. grafimedia CSPE BB. gedurende 860 minuten. Bij dit examen horen een uitwerkbijlage en digitale bestanden.

BESTANDEN AANLEVEREN - 1 -

Rondreis door de PDFgeschiedenis,

INFORMATIE VAN HET INTERNET VERWERKEN

Examenprogramma Profielvak: dienstverlening & producten

INHOUDSTABEL PRESENTATIES OP MAC. geen specifieke voorkennis

Van ontwerp tot eindresultaat van een eigen naamkaartje voor het 3 GRAFISCHE MEDIA

Vakinhoudelijke uitwerking Keuzevak Vormgeven en typografie

Inhoudsopgave. Inleiding 11

3KA Toegepaste informatica

Examenopgaven VMBO-BB 2004

Aanlevering digitale bestanden

Aanleverstandaards in grootformaat

Opmerking: deze les is combineerbaar met de les Sociale wetenschappen - Opruimactie als sociaal gebeuren

PowerPoint 2010 in 12 stappen

STUDIEGEBIED GRAFISCHE TECHNIEKEN: AFWERKING

Inhoud Expertcursus. Word 2010 NL-NL

Aanleverspecificaties-Checklist_v001

Vormgeving voor beeldscherm:

Agenda. Voorstelling Canon. Stappenplan start-to-digitize. Voorbeeld plan van aanpak. Praktijkvoorbeeld. Tervuren management

INHOUD. 1 Een thesis schrijven met Word VOORWOORD 9

Aanlever Specificaties

Transcriptie:

versie 080601 PW/GRAF/DOC/08/23 EERSTE LEERJAAR DERDE GRAAD GRAFISCHE COMMUNICATIE Mogelijke inschaling van de opdrachten Volgens moelijkheidsgraad: 1: eenvoudige opdracht/leerinhouden; 2:complee opdracht/leerinhouden; 3: veel sturing in de opdracht/bij het aanreiken van de leerstof; 4: weinig sturing in de opdracht/bij het aanreiken van de leerstof; 5: veel begeleiding tijdens de realisatie/bij het verwerken van de leerstof; 6: weinig begeleiding tijdens de realisatie/bij het verwerken van de leerstof; 7: zelfstandig realiseren/opzoeken en verwerken van de leerstof voorbeeld: 135 Dit is een eenvoudige opdracht met veel sturing via de opgave en veel begeleiding door de leraar. GRAADPLANNING GRAFISCHE COMMUNICATIE Lj. Nr. Doelstelling/leerinhoud Vakdomeinen C,O, L DV DR EP 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Naam/omschrijving v.d. opdracht Kwaliteits- en veiligheidsbewust denken en handelen, de verworven taalvaardigheden uitbereiden en verbreden 1 De instructies in verband met veiligheid, gezondheid en milieu opvolgen en het belang ervan verwoorden 1.1 Werkplaatsreglement. 1.2 Veiligheidsrichtlijnen aan de apparatuur en bij het werken met producten. 1.3 Persoonlijke beschermingsmiddelen. 1.4 Werkhouding en ergonomie. 1.5 Afvalverwijdering. 2 Op een verzorgde en efficiënte manier omgaan met taal 2.1 Nederlands voor persoonlijke en studiedoeleinden: leesvaardigheid, luistervaardigheid, spreekvaardigheid en schrijfvaardigheid. 2.2 Engels en Frans voor studiedoeleinden: leesvaardigheid. 2.3 Informatie en communicatiemedia gebruiken zoals internet, gedrukte bronnen, 2.4 Een correcte vakterminologie hanteren. 2.5 Bespreken van modellen en duiden van gehanteerde technieken. 3 Individueel en in groep reflecteren en overleggen over de kwaliteit van de werkzaamheden en het product 3.1 Openstaan voor en deelnemen aan leergesprek, groepswerk, briefing en bespreking. 3.2 Resultaten presenteren, commentaar geven en aanwenden om het eigen werk en dat van anderen te verbeteren. 3.3 Openstaan voor en deelnemen aan evaluatiemomenten. 4 4.1 Begeleidingsformulieren opstellen en werkfiche Een product aan een productieproces (druk en website) koppelen: begeleidingsformulier (weergave van het werkdoorloop). 4.2 De vereiste parameters voor een eenvoudige job (druk en website) opstellen: werkfiche.

Individueel en in team communicatievragen analyseren. Op basis van de analyse product en procesgerichte oplossingen aanreiken voor print, druk en elektronische publicaties (internet) De grafische industrie: inzicht hebben in de structuur, de globale processen en het producten gamma van de grafische industrie 5 De structuur van de grafische industrie overzichtelijk voorstellen en toelichten 5.1 Bedrijfstypes en tewerkstelling: 5.1.1 één-/tweemansbedrijven en kleine KMO's; 5.1.2 middelgrote en grote KMO's; 5.1.3 grote grafische bedrijven. 5.2 Beroepsfederaties. 5.3 Belendende sectoren. 6 6.1 De grafische productieprocessen overzichtelijk voorstellen en toelichten Premedia werkdoorloop. 6.2 Gedrukte media: werkdoorloop voor de verschillende druktechnieken (ook digitaal drukken). 6.3 Elektronische media, werkdoorloop. 7 7.1 Het productgamma en het marktaandeel overzichtelijk voorstellen en toelichten Marktoverzicht. 8 Het doel en het belang van marketing toelichten aan de hand van een aantal gevalstudies Concept: individueel en in groep communicatievragen analyseren en een concept bepalen Afbakening van de contet 9 Toelichten van de technisch-technologische contet waarbinnen gewerkt wordt: zie conteten zoals beschreven onder 3.3.1. in het leerplan 10 Herkennen, verzamelen en bespreken van producten: zie conteten zoals beschreven onder 3.3.1. in het leerplan De communicatievraag individueel en in groep analyseren en het concept bepalen 11 Kennis nemen van de communicatievraag, gericht vragen stellen om onduidelijkheden uit te sluiten en oplossingen verkennen 12 Het soort product en productgamma bepalen (concept) in relatie met de vraag 13 Kort noteren wat moet gemaakt worden 14 Analyseren en verfijnen van de vraag op basis van ingewonnen informatie 14.1 De karakteristieken van de doelgroep/gebruiker(s) verwoorden. 14.2 De kenmerken van de productsoort verwoorden. 14.3 Bepalen van de output (print, (vellen)druk en/of internet). 15 Beschrijven van het concept via een syntheseverslag: producteigenschappen in relatie met doelgroep/gebruiker(s), productsoort en proces 16 Presenteren van het concept en dit bijsturen op basis van groepsbespreking 17 Formuleren van de uiteindelijke opdracht Ontwerp en lay-out: een concept vertalen naar een uitvoerbaar ontwerp in de contet van het print, druk en web Ontwerp en lay-out 18 Het ontwerpproces en het doel van de verschillende stadia toelichten 18.1 Ideeschets. 18.1 Conceptproef. 18.1 Presentatieontwerp.

19 Vormgevingsbeginselen kennen en toepassen bij het ontwerpen, lay-outen en evalueren van grafische producten 19.1 Formaat, verhoudingen, structuur en compositie. 19.2 Vormcontrasten. 19.3 Letterkenmerken, -keuze en menging: 19.3.1 letterkenmerken (dik/dun en schreef) weergeven en benoemen; 19.3.2 een aantal classificatiesystemen opsommen en één systeem kennen en kunnen gebruiken; 19.3.3 basisregels voor goede letterkeuze en menging (beeldscherm en drukwerk) kennen en toepassen; 19.3.4 de vormkenmerken van het letterbeeld in een breed historisch perspectief plaatsen; 19.4 Tekstbehandeling: 19.4.1 kopijwaardering toepassen. 19.5 Beeld- en illustratiebehandeling: 19.5.1 functie van beeldgebruik kennen en beelden kiezen: als rustpauze, als verduidelijking, als blikvanger, opwekken van reacties en emoties, ; 19.5.2 beelduitsnit, plaatsing en uitlijning met andere elementen zoals tekst. 19.6 Kleurgebruik: 19.6.1 esthetische en emotionele factoren; 19.6.2 economische factoren; 19.6.3 kleuromgevingen en -notatie: CMYK, steunkleuren, RGB- en geïndeeerde kleuren. 19.7 Toegevoegde waarde: 19.7.1 gedrukte producten: substraatkeuze, nabewerkings- en veredelingsmogelijkheden, personaliseren, ; 19.7.2 elektronische producten: lineaire, interactieve, dynamische en multimediale mogelijkheden; 19.7.3 synergie. 19.8 Toepassingen: 19.8.1 vertrekkend van het concept zowel manueel als digitaal een aantal uitvoerbare ontwerpen en layouts maken: logo s, drukwerktoepassingen en webpagina s; 19.8.2 presenteren van eigen ontwerp, overleggen en bijsturen in relatie met het concept. Voorbereiden van de media: inzicht hebben in en kennis bezitten over het bewerken en maken van vectoriële en bitmapelementen voor print, drukwerk en webtoepassingen De werking van licht en kleur verklaren 20 Licht en kleur 20.1 Additieve kleuren en subtractieve kleuren: 20.1.1 principe voorstellen en verklaren; 20.1.2 kleurenmenging voorstellen; 20.1.3 geijkte symbolen en juiste kleurnotatie gebruiken; 20.1.3 enkele toepassingsgebieden formuleren. 20.2 De begrippen wit licht en normlicht: definitie en toepassingsgebied. 20.3 Reflectie, absorptie en transmissie schematisch voorstellen.

20.4 Begrippen proceskleuren, steunkleuren en beeldschermkleuren toelichten: 20.4.1 kleurenclassificatiesysteem: Cie en Delta E; 20.4.2 kleurenregister/kleurbereik en kleursamenstelling/-scheiding van zichtbare kleuren, RGB-kleuren, CMYK-kleuren; 20.4.3 Pantone-, focoltone-kleuren; 20.4.4 geïndeeerde kleuren. 20.5 Een schematische voorstelling van het elektromagnetisch en lichtspectrum toelichten: 20.5.1 elektromagnetisch spectrum; 20.5.2 lichtspectrum; 20.6 De begrippen tint, verzadiging en helderheid verklaren en duiden op een grafische voorstelling. 20.7 Hoge lichten, middentonen en schaduw duiden. 20.8 Kleuren meten: densitometrisch en spectraal meten en beide systemen vergelijken. Beoordelen, opmeten en scannen van originelen 21 Begrippen toepassen, verklaren en bepalen 21.1 Soort werk (lijnwerk, grijswaarden, kleur). 21.2 Afmetingen. 21.3 Bitdiepte. 21.4 Kleurmodel. 21.5 Toonbereik en kleurbalans. 21.6 Formaten (opslag). 21.7 CCD. 21.8 Ontrasteren/descreening. 22 Ppi, dpi en lpi verklaren, de resolutieregels kennen en deze toepassen 22.1 Meten, rekenen, omrekenen en afronden in metrische maten, piels en inch. 23 Op verkennende wijze scantechniek toepassen voor print, drukwerk en webtoepassing Applicatie voor illustratie 24 Verwoorden van een aantal illustratietechnieken zoals: 24.1 werken met basisvormen tekengereedschappen; 24.2 tekenen en kleuren van tweedimensionale objecten; 24.3 tekenen en kleuren van driedimensionale objecten; (U) 24.4 transformeren van illustraties: 24.4.1 patronen, verlopen, vormkenmerken, stijlen en effecten, overvloeien en transparantie, ; 24.5 gebruik van maskers en lagen; 24.6 converteren van beelden (kleurenmodi); 24.7 toepassingen met tekst. 25 Op verkennende wijze een aantal illustratietechnieken toepassen voor print, drukwerk en webtoepassing Applicatie voor beeldbewerking 26 De begrippen histogram, tooncurve, kleur-/tooncorrectie (lineair en niet-lineair) toelichten 27 Verwoorden een aantal beeldtechnieken zoals: 27.1 bepalen van de resolutie; 27.2 aanpassen van de toonweergave;

27.3 corrigeren van kleuren en tonen: lineair en niet-lineair; 27.4 transformeren van beelden: 27.4.1 kadreren, vrijstellen, retoucheren, verlopen, overvloeien en transparantie, ; 27.5 gebruik van paden; 27.6 gebruik van maskers en lagen; 27.7 gebruik van kanalen; 27.8 converteren van beelden (kleurenmodi); 27.9 patronen maken; (U) 27.10 toepassingen met tekst; 27.11 automatiseren van handelingen; 27.12 beheer van een digitale beeldbank. 28 Op verkennende wijze een aantal beeldtechnieken toepassen voor print, drukwerk en webtoepassing. Output 29 Proeven beoordelen 29.1 Softproof. 29.2 Samengestelde en kleurgescheiden proef. 30 Frequente bestandsformaten voor verdere bewerking in de applicatie en voor import in andere applicaties kennen en eigenschappen vergelijken 30.1 Formaten en eigenschappen. 30.2 Compressie. Document- en paginaopmaak voor print en druk: werken met het werkstation en OS Werken met de menustructuur van het besturingssysteem, aanwezige randapparatuur 31 in het netwerk oproepen en de afspraken in verband met standaardinstellingen en bestandsbeheer naleven 31.1 De basisarchitectuur van het besturingssysteem schetsen en toelichten. 31.2 De poorten, hun eigenschappen en hun functie overzichtelijk voorstellen. 31.3 De netwerkstructuur in de afdeling grafisch voorstellen en toelichten. 31.4 Bestanden beheren: 31.4.1 op het werkstation; 31.4.2 in het netwerk. 31.5 Prepress en webapplicaties activeren en functie toelichten. 31.6 Eterne opslagmedia gebruiken. 31.7 Standaardinstellingen en voorkeuren toelichten en instellen: 31.7.1 de noodzaak van kleurbeheer aantonen en de principes van kleurenmanagement toelichten; 31.7.2 de juiste kleuromgeving en -profielen instellen. 31.8 De meest voorkomende fontformaten en hun toepassingsgebied kennen en fonts beheren. Document- en paginaopmaak voor print en druk: inzicht hebben in en kennis bezitten over het maken van document- en paginastructuren en het opmaken van documenten voor print en drukwerk Werk- en kopijvoorbereiding 32 Controleren van geleverde bestanden op formaat en grootte 33 Een zetinstructieformulier lezen 34 De typografische normen voor fijne teksttypografie kennen en documenten op fouten controleren

Meten, rekenen, omrekenen en afronden in metrische maten, picamaten, het 35 eenhedensysteem (EM) en inch Opmaakmethodiek 36 De methodiek bij het vertalen van de lay-out naar een sjabloondocument chronologisch voorstellen en toelichten 36.1 Maken van de document- en paginastructuren: 36.1.1 documentinstellingen; 36.1.2 stramienpagina's en -elementen 36.1.3 hulplijnen, tekst-, beeld- en illustratiecontainers. 36.2 Maken,bijsturen en testen van alineastijlen per tekstgroep zoals: 36.2.1 lettersoort; 36.2.2 corps, regelafstand en zetbreedte; 36.2.3 regelvallen; 36.2.4 alineabehandeling; 36.2.5 register; 36.2.6 etra wit; 36.2.7 nummering; 36.2.8 insprongen en tabulaties; 36.2.9 lijnen en kaders; 36.2.10 plaatsing en uitlijning met andere elementen zoals beelden en illustraties; 36.2.11 kleurdefinities in relatie met de drukgangen: proceskleuren, steunkleuren en tinten. 36.3 Het document bewaren als sjabloondocument. 37 De methodiek bij het maken van een definitief opmaakbestand vertrekkend van een sjabloondocument chronologisch voorstellen en toelichten 37.1 Opmaakmethodiek voor het tekstgedeelte: 37.1.1 tekstinvoer; 37.1.2 spellingscontrole; 37.1.3 plaatsen en opmaken. 37.2 Tekstgedeelte opmaken volgens de typografische conventies en deze conventies kennen: 37.2.1 tekstconversie; 37.2.2 variabele woordspatie en vast wit; 37.2.3 wit aan de leestekens; 37.2.4 aan- en afspatiëren; 37.2.5 afbreken (taalkundige en typografische splitsingsregels, splitsen in logische zinsdelen); 37.2.6 initialen; 37.2.7 tabellen. 37.3 Importeren en plaatsen van beelden en illustraties. 37.4 Toewijzen van kleur. 37.5 De proefdruk: 37.5.1 lay-outproef, samengestelde en kleurgescheiden proef. 37.6 Preflighten en bewaren voor verdere verwerking: 37.6.1 formaten en compressie; 37.6.2 pakket maken. 37.7 Maken van een pdf-bestand: 37.7.1 via de applicatie;

37.7.2 via Postscript (U). 37.8 Certificeren en corrigeren van een pdf-bestand. Applicatie voor paginaopmaak en pdf 38 Op verkennende wijze enkelvoudig drukwerk en recto verso pagina s voor print en vellendruk opmaken en aanleveren voor verdere verwerking via de impositie Impositie en belichten van de drukvorm: de lay-out van de impositie voor print en recto verso vellendruk bepalen; kennis bezitten over en inzicht hebben in het maken van de impositie voor print en drukwerktoepassingen en in het RIP-proces en de belichting Impositie De lay-out van de impositie voor verschillend recto verso meerkleurenwerk bepalen 39 (manueel tekenen) 40 De lay-out van de impositie softwarematig bepalen aan de hand van elektronische indelingsvellen (U) 41 De functie van de gebruikte hulptekens en normen kennen en de positie controleren 41.1 Gesneden formaat, ongesneden formaat, druklijn, snijlijn, paskruis, vouwteken, rilteken, voor- en zijaanlegteken. 41.2 Controlestrips. 42 De relatie leggen tussen de impositie en het soort werk 42.1 Recto verso, stolpvorm, keervorm, draaivorm. 42.2 Steunkleur, quadri. Het RIP-proces en de belichting 43 Frequentie, amplitude en modulatie schematisch voorstellen en relatie leggen met rastertechnologie. 44 De eport naar het RIP-proces toelichten 44.1 De instellingen voor kleurscheiding, rasterlineatuur, rastersoort, rastervorm en rasterhoeken toelichten. 44.2 Een geript bestand beoordelen in digitale voorvertoning: kleurscheidingen, rasterlineatuur, rastervorm en rasterstand. 45 De verschillende CtP belichtingsarchitecturen vergelijken: 45.1 Vlakbedbelichter. 45.2 Interne belichter. 45.3 Eterne belichter. 45.4 Proces- en procesloze plaatbelichting. 46 De bouw, de soorten, de eigenschappen en het toepassingsgebied van offsetplaten toelichten 46.1 Algemene bouw. 46.2 Soorten,eigenschappen en toepassing. Druktechnologie en print: de principes van de basisdruktechnieken kennen en herkennen en deze in een breed historisch perspectief kunnen plaatsen Druktechnologieën met drukvorm 47 De beeldoverdracht schematisch voorstellen en toelichten: 47.1 Principes van beeldoverdracht, kenmerken van de afdruk en historiek: 47.1.1 diepdruk; 47.1.2 hoogdruk en fleo; 47.1.3 vlakdruk (offset): traditioneel en waterloos 47.1.4 zeefdruk.

47.2 Principes van doorvoersystemen: 47.2.1 vellendruk; 47.2.2 rotatiedruk; 47.2.3 toelichten van schema s van verschillende persarchitecturen en hun toepassing. 47.3 Toepassingsgebieden: 47.3.1 de gehanteerde druktechniek duiden bij verschillende drukwerken; 47.3.2 Druktechnologieën zonder drukvorm een aantal parameters kennen die bepalend zijn bij het kiezen van een druktechniek. 48 De beeldoverdracht schematisch voorstellen en toelichten 48.1 Principes van beeldoverdracht, kenmerken van de afdruk en historiek: 48.1.1 elektrofotografie: vloeibare toner en poeder; 48.1.2 inkjet: continuous en drop on demand inkjet. 48.2 Principes van doorvoersystemen: 48.2.1 vellendruk; 48.2.2 rotatiedruk; 48.2.3 toelichten van schema s van verschillende persarchitecturen en hun toepassing. 48.3 Toepassingsgebieden: 48.3.1 de gehanteerde druktechniek duiden bij verschillende drukwerken; 48.3.2 een aantal parameters kennen die bepalend zijn bij het kiezen van een druktechniek. Druktechnologie en print: kennis bezitten over en inzicht hebben in de samenstelling, kenmerken en toepassingsgebieden voor verschillende drukmaterialen (substraten, inkten en vernissen) Substraten 49 Het ontstaan van papier in een breed historisch perspectief plaatsen Het productieproces van papier aan de hand van een schema toelichten, de 50 papierafwerking en de papierstructuur duiden en herkennen, een aantal papiereigenschappen proefondervindelijk vaststellen en papier kiezen in functie van een drukopdracht 50.1 Papierproductie, -afwerking en -structuur: 50.1.1 de papierproductie toelichten aan de hand van een schema van de papiermachine; 50.1.2 coating (papierafwerking): doel, methodes en soorten; 50.1.3 structuur: houtvrij, houthoudend, gerecycleerd. 50.2 Papiereigenschappen: 50.2.1 papier, board en karton: indeling in gramgewicht voorstellen en gramgewicht kunnen bepalen; 50.2.2 looprichting kunnen bepalen in relatie met gedrukt product; 50.2.3 dikte kunnen bepalen; 50.2.4 formaten afleiden in relatie met te drukken product (reeksen, planoformaat, drukformaat en afgewerkt formaat); 50.2.5 papier kiezen in relatie met een drukopdracht, nodige hoeveelheid berekenen en bestellen. 51 Het gebruik en de kenmerken van andere substraten dan papier toelichten (U) Inkten en vernissen

52 De eigenschappen van inkt in relatie brengen met de druktechniek en de samenstelling toelichten 52.1 Inkteigenschappen: 52.1.1 inktjet; 52.1.2 diepdruk, fleo; 52.1.3 offset; 52.1.4 elektrofotografie (toner); 52.1.5 UV inkten; 52.1.6 speciale inkten. (U) 52.2 Samenstelling: 52.2.1 kleurstoffen: verfstoffen (oplosbaar) en pigmenten (dispersie); 52.2.2 bindmiddelen: natuurlijke en synthetische harsen; 52.2.3 additieven: tegengaan van velvorming, kleefmiddelen, droogstoffen, 52.2.4 transportmiddelen: verdunners, solventen, transportvloeistof voor vloeibare toners, transportdeeltjes voor toners in poedervorm. 53 De soorten vernissen en hun eigenschappen kennen, het droogproces verwoorden en enkele toepassingen formuleren 53.1 Soorten, eigenschappen en droogproces: 53.1.1 op oliebasis; 53.1.2 op waterbasis: dispersievernissen. 53.2 Bespreken van toepassingen. 54 Een aantal inkteigenschappen proefondervindelijk vaststellen en toelichten Inktfijnheid (malingsgraad), lichtechtheid, dekkracht, tack en inktsplitsing, viscositeit, 54.1 thiotropie, vochtopname, kras- en wrijfvastheid, hechting en bestendigheid, inktaanname en volgorde, Druktechnologie en print: kennis bezitten over en inzicht hebben in proces, technologie en kwaliteit van printproductie en recto verso meerkleuren offsetvellendruk en een aantal handelingen uitvoeren aan de machines bij het printen en drukken van recto verso pagina s 55 De offsettechniek 55.1 In- en uitschakelen van de pers: procedure, bedieningspanelen en veiligheidsvoorzieningen. 55.2 Instellen van het papiertransport: 55.2.1 soorten inlegapparaten en toepassing; 55.2.2 mogelijkheden bij aanleggen; 55.2.3 overname-, doorvoer- en uitvoersystemen; 55.2.3 de drukspanning. 55.3 Afstellen van de inktbak en instellen van de inktzones: 55.3.1 voorbereiden van de inkt (mengen in juiste hoeveelheid); 55.3.2 kleurvolgorde. 55.4 Voorbereiden van het vochtwerk: 55.4.1 eigenschappen, samenstelling en functie van het vochtwater; 55.4.2 inkt-waterbalans; 55.4.3 de p H-waarde, alcoholgehalte en hardheid controleren (meten); 55.4.4 soorten vochtwerk: contact- en contactloos. 55.5 Aanbrengen van de offsetplaten: 55.5.1 principes van manuele, halfautomatische en automatische plaatopspanning. 55.6 Controleren en aanbrengen van het rubberdoek:

55.6.1 soorten, samenstelling en gebruik; 55.6.2 doel van de ondervulling; 55.6.3 eigenschappen en relatie met toepassing. 55.7 Een proefdruk maken, deze beoordelen en de pers bijstellen: 55.7.1 visueel beoordelen van stand en register, drukkleur, ontbrekende elementen, papierkwaliteit, 55.8 De kwaliteit van een oplage beoordelen en een aantal drukproblemen herkennen: 55.8.1 kleurmeting, volvlakdensiteit, rasterdensiteit, rasterpunttoename; 55.9 Een aantal drukproblemen herkennen: 55.9.1 slechte droging, afstoten, overzetten, emulgeren; 55.9.2 problemen bij nat in nat druk; 55.9.3 statische elektriciteit; 55.9.4 dichtlopen, plukken, kleven, oidatie; 55.9.5 registermoeilijkheden, machinefactoren, papieroorzaken, rubber-papier-inkt, afwikkeling (slippen, vegen, doubleren). 55.10 Reinigen van de pers: procedure en producten. 55.11 Onderhouden van de pers: 55.11.1 soorten onderhoud en producten; 55.11.2 onderhoudsschema maken. 56 Printtoepassingen 56.1 Een beperkte recto verso meerkleuren printproductie realiseren. 57 Kwaliteitszorg (print en druk) 57.1 Kleur en kwaliteit: kleurbeoordeling en kleurvergelijking. 57.2 Drukvoorwaarden: gradatie en raster. 57.3 Kleurproeven. 57.4 Normalisatie. 58 Lezen van persschema s (offsetdrukken) en doel (inzetbaarheid van de pers) verwoorden 58.1 Verschillende cilinderopstellingen. 58.2 Verschillende inktwerken. 58.3 R/V systemen. 58.4 Bouw cilinder-transferten-doorvoersystemen. 58.5 De verlengde uitleg met drogingsunit IR/UV. 58.6 De laktoren: types. 58.7 Basisconfiguratie rotatiepers: belangrijkste componenten duiden. 58.8 Sturingen en hulpstukken aan de pers. 58.9 Prepress-press link. Nabewerken, veredelen en afwerken: de principes van nummeren en veredelen kennen en herkennen Nummeren en veredelingstechnieken 59 De principes van nummeren en veredelen kennen en de toepassingen duiden bij modellen 59.1 Nummeren. 59.2 Pregen: foliepregen en foliedrukken. 59.3 Rillen: mogelijkheden typo, offset en vouwmachine. 59.4 Insnijden en stansen. 59.5 Indruk-, perforeer- en snijtoepassingen. 59.6 Vernissen en lakken.

59.7 Inline en offline nabewerken en relatie met machineconcepten. Nabewerken, veredelen en afwerken: kennis bezitten over en inzicht hebben in afwerkingstechnieken Snijden 60 De soorten sneden toelichten en een snijschema maken 60.1 Doorsnijden, rondsnijden, tussensnede, repeteersnede. 60.2 Snijschema s. 60.3 Automatisering. (U) Vouwen 61 Het vouwproces toelichten en de vouwsoorten duiden bij drukwerkmodellen 61.1 Soorten vouwen:parallelle, kruisvouwen en combivouwen. 61.2 Principe van tassen, messen en trechtervouw (rotatie). Boekafwerking 62 Volgende eindproducten herkennen en enkele specifieke toepassingen opsommen 62.1 Garenloos gebonden boek. 62.2 Geniete brochure. 62.3 Genaaid gekartonneerd boek. Elektronisch publiceren (websitebouwen): kennis bezitten over en inzicht hebben in het productieproces en de werkomgeving voor het aanmaken van webpagina s Het productieproces 63 Het productieproces en de aandachtpunten chronologisch voorstellen en de begrippen toelichten 63.1 Productfilosofie, usability: 63.1.1 scheiding structuur en opmaak; 63.1.2 bouwen volgens webstandaarden; 63.1.3 permanente, unieke URL s. 63.2 De conceptuele fase: 63.2.1 idee; 63.2.2 doelstellingen; 63.2.3 doelgroep; 63.2.4 mediakeuze; 63.2.5 bepalen van de inhoud; 63.2.6 kostprijs (audiovisueel materiaal, ); 63.2.7 timing; 63.2.8 plan. 63.3 De ontwerpfase: 63.3.1 inhoudstafel (draaiboek, stroomschema, flowchart): waar welke media, schematische voorstelling van de interactiviteit en navigatiehulpmiddelen; 63.3.2 bepalen van soft- en hardware; 63.3.3 structuur van de pagina; 63.3.4 bestandsformaten; 63.3.5 vormgeving van de interface. 63.4 Productiefase: 63.4.1 verzamelen, verwerken en produceren van het materiaal voor de website; 63.4.2 bijsturen van het oorspronkelijk ontwerp; 63.4.3 testen. Het internet en het world wide web

64 Verduidelijkt de werking van het internet en het world wide web 64.1 De structuur van het internet: 64.1.1 schematische voorstelling van het netwerk; 64.1.2 het protocol: TCP/IP; 64.2 Diensten zoals e-mail, FTP, nieuwsgroepen, P2P, 64.3 Eigenschappen van het www: 64.3.1 hypertekst, platformonafhankelijkheid, grafisch, hypermedia, cliënt/server model, dynamisch, interactief, illustratie en beeldmateriaal op correcte wijze plaatsen ; 64.3.2 de browser: zender/ontvanger model en een aantal veel voorkomende browsers kennen; 64.4 Het begrip homepagina. 65 Het doel, de oorsprong en de algemene kenmerken van XHTML toelichten 65.1 Definitie. 65.2 Doel: structuur en platformonafhankelijkheid. 65.3 Oorsprong: XML. 65.4 Kenmerken: 65.4.1 ASCII-tekst en platformonafhankelijkheid; 65.4.2 tags, attributen, lege elementen en tekst; 65.4.3 hoofdlettergevoelig; 65.4.4 relatie met W3C; 65.4.5 commentaren in XHTML documenten. (U) 66 Het doel, de oorsprong en de algemene kenmerken van CSS toelichten 66.1 Definitie. 66.2 Doel: opmaak van webdocumenten. 66.3 Oorsprong: W3C. 66.4 Kenmerken: 66.4.1 selector; 66.4.2 declaratie: eigenschap en waarde; 66.4.3 positie: inline stijlen, ingesloten, gekoppeld (de tag <link>). 66.5 Commentaren in stijlbladen. (U) Structuur en opmaak van webdocumenten 67 Op verkennende wijze een aantal XHTML/CSS elementen toepassen met behulp van en teksteditor en een webeditor 67.1 De basisstructuur van een webpagina: html, head en body. 67.2 Kiezen en aangeven van het documenttype (DTD en soorten). 67.3 Aanbrengen van de tags <html>, <head>, <title> en <body>. 67.4 Gebruik van kopteksten (<h>) en hun attributen. 67.5 Invoegen van teksten en alinea s en deze voorzien van tags en attributen: 67.5.1 alinea s en uitlijning; 67.5.2 regeleinden; 67.5.3 markeringen via logische tags. 67.6 Nesten van tags. 67.7 Gebruik van speciale tekens (entiteitsnamen). 67.8 Invoegen van afbeeldingen: 67.8.1 mapstructuren; 67.8.2 soorten afbeeldingen; 67.8.3 opmaken van tekst en afbeeldingen;

67.8.4 afbeeldingen als opsommingsteken; (U) 67.8.5 afbeeldingen linken. 67.9 Gebruik van class en id selectors: 67.9.1 doel en toepassing. 67.10 Gebruik van tabellen: (U) 67.10.1 structuur en opbouw; 67.10.2 hoofddingen; 67.10.3 cellen combineren; 67.10.4 stijlen voor het opmaken en vormgeven van tabellen; 67.10.5 gebruik van border margin en padding: doel en toepassing, stijlen voor border margin en padding. 67.11 Maken van koppelingen: 67.11.1 tekstkoppelingen binnen een pagina en naar een andere pagina; 67.11.2 afbeeldingen als koppeling; 67.11.3 koppelingen met absoluut en relatief pad; 67.11.4 FTP-site als koppeling 67.11.5 E-mailadrs als koppeling 67.11.6 bestanden aanbieden; 67.11.7 weergave van de koppeling. 67.12 Opmaken van lijsten: 67.12.1 soorten; 67.12.2 lijsten binnen lijsten; 67.12.3 lijsten opmaken met achtergrond en kaders; 67.12.4 stijlen voor lijsten; 67.12.5 afbeeldingen als achtergrond; 67.12.6 descendant selectors. 67.13 Groeperen en positioneren van elementen: 67.13.1 div; 67.13.2 zwevende elementen; 67.13.3 positie; 67.13.4 hoogte en breedte; 67.13.5 laagdiepte. 67.14 Opmaken van formulieren. (U) 67.15 Testen van de website: 67.15.1 valideren van de code via de officiële validator voor beschrijvingstaal en stijlen; 67.16 de website op het internet plaatsen. (U)

versie 080601 PW/GRAF/DOC/08/23 TWEEDE LEERJAAR DERDE GRAAD GRAFISCHE COMMUNICATIE Mogelijke inschaling van de opdrachten Volgens moelijkheidsgraad: 1: eenvoudige opdracht/leerinhouden; 2:complee opdracht/leerinhouden; 3: veel sturing in de opdracht/bij het aanreiken van de leerstof; 4: weinig sturing in de opdracht/bij het aanreiken van de leerstof; 5: veel begeleiding tijdens de realisatie/bij het verwerken van de leerstof; 6: weinig begeleiding tijdens de realisatie/bij het verwerken van de leerstof; 7: zelfstandig realiseren/opzoeken en verwerken van de leerstof voorbeeld: 135 Dit is een eenvoudige opdracht met veel sturing via de opgave en veel begeleiding door de leraar. GRAADPLANNING GRAFISCHE COMMUNICATIE Lj. Nr. Doelstelling/leerinhoud Vakdomeinen C,O, L DV DR EP 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Naam/omschrijving v.d. opdracht Kwaliteits- en veiligheidsbewust denken en handelen, de verworven taalvaardigheden uitbereiden en verbreden 1 De instructies in verband met veiligheid, gezondheid en milieu opvolgen en het belang ervan verwoorden 1.1 Werkplaatsreglement. 1.2 Veiligheidsrichtlijnen aan de apparatuur en bij het werken met producten. 1.3 Persoonlijke beschermingsmiddelen. 1.4 Werkhouding en ergonomie. 1.5 Afvalverwijdering. 2 Op een verzorgde en efficiënte manier omgaan met taal 2.1 Nederlands voor persoonlijke en studiedoeleinden: leesvaardigheid, luistervaardigheid, spreekvaardigheid en schrijfvaardigheid. 2.2 Engels en Frans voor studiedoeleinden: leesvaardigheid. 2.3 Informatie en communicatiemedia gebruiken zoals internet, gedrukte bronnen, 2.4 Een correcte vakterminologie hanteren. 2.5 Bespreken van modellen en duiden van gehanteerde technieken. 3 Individueel en in groep reflecteren en overleggen over de kwaliteit van de werkzaamheden en het product 3.1 Openstaan voor en deelnemen aan leergesprek, groepswerk, briefing en bespreking. 3.2 Resultaten presenteren, commentaar geven en aanwenden om het eigen werk en dat van anderen te verbeteren. 3.3 Openstaan voor en deelnemen aan evaluatiemomenten. 4 Begeleidingsformulieren opstellen en werkfiche 4.1 Een product aan een productieproces (druk en website) koppelen: begeleidingsformulier (weergave van het werkdoorloop). 4.2 De vereiste parameters voor een eenvoudige job (druk en website) opstellen: werkfiche.

Individueel en in team communicatievragen analyseren. Op basis van de analyse product en procesgerichte oplossingen aanreiken voor print, druk en elektronische publicaties (internet) De grafische industrie: inzicht hebben in de structuur, de globale processen en het producten gamma van de grafische industrie 5 De structuur van de grafische industrie overzichtelijk voorstellen en toelichten 5.1 Bedrijfstypes en tewerkstelling: 5.1.1 één-/tweemansbedrijven en kleine KMO's; 5.1.2 middelgrote en grote KMO's; 5.1.3 grote grafische bedrijven. 5.2 Beroepsfederaties. 5.3 Belendende sectoren. 6 6.1 De grafische productieprocessen overzichtelijk voorstellen en toelichten Premedia werkdoorloop. 6.2 Gedrukte media: werkdoorloop voor de verschillende druktechnieken (ook digitaal drukken). 6.3 Elektronische media, werkdoorloop. 7 7.1 Het productgamma en het marktaandeel overzichtelijk voorstellen en toelichten Marktoverzicht. 8 Het doel en het belang van marketing toelichten aan de hand van een aantal gevalstudies Concept: individueel en in groep communicatievragen analyseren en een concept bepalen Afbakening van de contet 9 Toelichten van de technisch-technologische contet waarbinnen gewerkt wordt: zie conteten zoals beschreven onder 3.3.1. in het leerplan 10 Herkennen, verzamelen en bespreken van producten: zie conteten zoals beschreven onder 3.3.1. in het leerplan De communicatievraag individueel en in groep analyseren en het concept bepalen 11 Kennis nemen van de communicatievraag, gericht vragen stellen om onduidelijkheden uit te sluiten en oplossingen verkennen 12 Het soort product en productgamma bepalen (concept) in relatie met de vraag 13 Kort noteren wat moet gemaakt worden 14 Analyseren en verfijnen van de vraag op basis van ingewonnen informatie 14.1 De karakteristieken van de doelgroep/gebruiker(s) verwoorden. 14.2 De kenmerken van de productsoort verwoorden. 14.3 Bepalen van de output (print, (vellen)druk en/of internet). 15 Beschrijven van het concept via een syntheseverslag: producteigenschappen in relatie met doelgroep/gebruiker(s), productsoort en proces 16 Presenteren van het concept en dit bijsturen op basis van groepsbespreking 17 Formuleren van de uiteindelijke opdracht Ontwerp en lay-out: een concept vertalen naar een uitvoerbaar ontwerp in de contet van het print, druk en web Ontwerp en lay-out 18 Het ontwerpproces en het doel van de verschillende stadia toelichten 18.1 Ideeschets. 18.1 Conceptproef. 18.1 Presentatieontwerp.

19 Vormgevingsbeginselen kennen en toepassen bij het ontwerpen, lay-outen en evalueren van grafische producten 19.1 Formaat, verhoudingen, structuur en compositie. 19.2 Vormcontrasten. 19.3 Letterkenmerken, -keuze en menging: 19.3.1 letterkenmerken (dik/dun en schreef) weergeven en benoemen; 19.3.2 een aantal classificatiesystemen opsommen en één systeem kennen en kunnen gebruiken; 19.3.3 basisregels voor goede letterkeuze en menging (beeldscherm en drukwerk) kennen en toepassen; 19.3.4 de vormkenmerken van het letterbeeld in een breed historisch perspectief plaatsen; 19.4 Tekstbehandeling: 19.4.1 kopijwaardering toepassen. 19.5 Beeld- en illustratiebehandeling: 19.5.1 functie van beeldgebruik kennen en beelden kiezen: als rustpauze, als verduidelijking, als blikvanger, opwekken van reacties en emoties, ; 19.5.2 beelduitsnit, plaatsing en uitlijning met andere elementen zoals tekst. 19.6 Kleurgebruik: 19.6.1 esthetische en emotionele factoren; 19.6.2 economische factoren; 19.6.3 kleuromgevingen en -notatie: CMYK, steunkleuren, RGB- en geïndeeerde kleuren. 19.7 Toegevoegde waarde: 19.7.1 gedrukte producten: substraatkeuze, nabewerkings- en veredelingsmogelijkheden, personaliseren, ; 19.7.2 elektronische producten: lineaire, interactieve, dynamische en multimediale mogelijkheden; 19.7.3 synergie. 19.8 Toepassingen: 19.8.1 vertrekkend van het concept zowel manueel als digitaal een aantal uitvoerbare ontwerpen en layouts maken: logo s, drukwerktoepassingen en webpagina s; 19.8.2 presenteren van eigen ontwerp, overleggen en bijsturen in relatie met het concept. Voorbereiden van de media: inzicht hebben in en kennis bezitten over het bewerken en maken van vectoriële en bitmapelementen voor print, drukwerk en webtoepassingen De werking van licht en kleur verklaren 20 Licht en kleur 20.1 Additieve kleuren en subtractieve kleuren: 20.1.1 principe voorstellen en verklaren; 20.1.2 kleurenmenging voorstellen; 20.1.3 geijkte symbolen en juiste kleurnotatie gebruiken; 20.1.3 enkele toepassingsgebieden formuleren. 20.2 De begrippen wit licht en normlicht: definitie en toepassingsgebied. 20.3 Reflectie, absorptie en transmissie schematisch voorstellen.

20.4 Begrippen proceskleuren, steunkleuren en beeldschermkleuren toelichten: 20.4.1 kleurenclassificatiesysteem: Cie en Delta E; 20.4.2 kleurenregister/kleurbereik en kleursamenstelling/-scheiding van zichtbare kleuren, RGB-kleuren, CMYK-kleuren; 20.4.3 Pantone-, focoltone-kleuren; 20.4.4 geïndeeerde kleuren. 20.5 Een schematische voorstelling van het elektromagnetisch en lichtspectrum toelichten: 20.5.1 elektromagnetisch spectrum; 20.5.2 lichtspectrum; 20.6 De begrippen tint, verzadiging en helderheid verklaren en duiden op een grafische voorstelling. 20.7 Hoge lichten, middentonen en schaduw duiden. 20.8 Kleuren meten: densitometrisch en spectraal meten en beide systemen vergelijken. Beoordelen, opmeten en scannen van originelen 21 Begrippen toepassen, verklaren en bepalen 21.1 Soort werk (lijnwerk, grijswaarden, kleur). 21.2 Afmetingen. 21.3 Bitdiepte. 21.4 Kleurmodel. 21.5 Toonbereik en kleurbalans. 21.6 Formaten (opslag). 21.7 CCD. 21.8 Ontrasteren/descreening. 22 Ppi, dpi en lpi verklaren, de resolutieregels kennen en deze toepassen 22.1 Meten, rekenen, omrekenen en afronden in metrische maten, piels en inch. 23 Op verkennende wijze scantechniek toepassen voor print, drukwerk en webtoepassing Applicatie voor illustratie 24 Verwoorden van een aantal illustratietechnieken zoals: 24.1 werken met basisvormen tekengereedschappen; 24.2 tekenen en kleuren van tweedimensionale objecten; 24.3 tekenen en kleuren van driedimensionale objecten; (U) 24.4 transformeren van illustraties: 24.4.1 patronen, verlopen, vormkenmerken, stijlen en effecten, overvloeien en transparantie, ; 24.5 gebruik van maskers en lagen; 24.6 converteren van beelden (kleurenmodi); 24.7 toepassingen met tekst. 25 Op verkennende wijze een aantal illustratietechnieken toepassen voor print, drukwerk en webtoepassing Applicatie voor beeldbewerking 26 De begrippen histogram, tooncurve, kleur-/tooncorrectie (lineair en niet-lineair) toelichten 27 Verwoorden een aantal beeldtechnieken zoals: 27.1 bepalen van de resolutie; 27.2 aanpassen van de toonweergave;

27.3 corrigeren van kleuren en tonen: lineair en niet-lineair; 27.4 transformeren van beelden: 27.4.1 kadreren, vrijstellen, retoucheren, verlopen, overvloeien en transparantie, ; 27.5 gebruik van paden; 27.6 gebruik van maskers en lagen; 27.7 gebruik van kanalen; 27.8 converteren van beelden (kleurenmodi); 27.9 patronen maken; (U) 27.10 toepassingen met tekst; 27.11 automatiseren van handelingen; 27.12 beheer van een digitale beeldbank. 28 Op verkennende wijze een aantal beeldtechnieken toepassen voor print, drukwerk en webtoepassing. Output 29 Proeven beoordelen 29.1 Softproof. 29.2 Samengestelde en kleurgescheiden proef. 30 Frequente bestandsformaten voor verdere bewerking in de applicatie en voor import in andere applicaties kennen en eigenschappen vergelijken 30.1 Formaten en eigenschappen. 30.2 Compressie. Document- en paginaopmaak voor print en druk: werken met het werkstation en OS Werken met de menustructuur van het besturingssysteem, aanwezige randapparatuur 31 in het netwerk oproepen en de afspraken in verband met standaardinstellingen en bestandsbeheer naleven 31.1 De basisarchitectuur van het besturingssysteem schetsen en toelichten. 31.2 De poorten, hun eigenschappen en hun functie overzichtelijk voorstellen. 31.3 De netwerkstructuur in de afdeling grafisch voorstellen en toelichten. 31.4 Bestanden beheren: 31.4.1 op het werkstation; 31.4.2 in het netwerk. 31.5 Prepress en webapplicaties activeren en functie toelichten. 31.6 Eterne opslagmedia gebruiken. 31.7 Standaardinstellingen en voorkeuren toelichten en instellen: 31.7.1 de noodzaak van kleurbeheer aantonen en de principes van kleurenmanagement toelichten; 31.7.2 de juiste kleuromgeving en -profielen instellen. 31.8 De meest voorkomende fontformaten en hun toepassingsgebied kennen en fonts beheren. Document- en paginaopmaak voor print en druk: inzicht hebben in en kennis bezitten over het maken van document- en paginastructuren en het opmaken van documenten voor print en drukwerk Werk- en kopijvoorbereiding 32 Controleren van geleverde bestanden op formaat en grootte 33 Een zetinstructieformulier lezen 34 De typografische normen voor fijne teksttypografie kennen en documenten op fouten controleren

Meten, rekenen, omrekenen en afronden in metrische maten, picamaten, het 35 eenhedensysteem (EM) en inch Opmaakmethodiek 36 De methodiek bij het vertalen van de lay-out naar een sjabloondocument chronologisch voorstellen en toelichten 36.1 Maken van de document- en paginastructuren: 36.1.1 documentinstellingen; 36.1.2 stramienpagina's en -elementen 36.1.3 hulplijnen, tekst-, beeld- en illustratiecontainers. 36.2 Maken,bijsturen en testen van alineastijlen per tekstgroep zoals: 36.2.1 lettersoort; 36.2.2 corps, regelafstand en zetbreedte; 36.2.3 regelvallen; 36.2.4 alineabehandeling; 36.2.5 register; 36.2.6 etra wit; 36.2.7 nummering; 36.2.8 insprongen en tabulaties; 36.2.9 lijnen en kaders; 36.2.10 plaatsing en uitlijning met andere elementen zoals beelden en illustraties; 36.2.11 kleurdefinities in relatie met de drukgangen: proceskleuren, steunkleuren en tinten. 36.3 Het document bewaren als sjabloondocument. 37 De methodiek bij het maken van een definitief opmaakbestand vertrekkend van een sjabloondocument chronologisch voorstellen en toelichten 37.1 Opmaakmethodiek voor het tekstgedeelte: 37.1.1 tekstinvoer; 37.1.2 spellingscontrole; 37.1.3 plaatsen en opmaken. 37.2 Tekstgedeelte opmaken volgens de typografische conventies en deze conventies kennen: 37.2.1 tekstconversie; 37.2.2 variabele woordspatie en vast wit; 37.2.3 wit aan de leestekens; 37.2.4 aan- en afspatiëren; 37.2.5 afbreken (taalkundige en typografische splitsingsregels, splitsen in logische zinsdelen); 37.2.6 initialen; 37.2.7 tabellen. 37.3 Importeren en plaatsen van beelden en illustraties. 37.4 Toewijzen van kleur. 37.5 De proefdruk: 37.5.1 lay-outproef, samengestelde en kleurgescheiden proef. 37.6 Preflighten en bewaren voor verdere verwerking: 37.6.1 formaten en compressie; 37.6.2 pakket maken. 37.7 Maken van een pdf-bestand: 37.7.1 via de applicatie;

37.7.2 via Postscript (U). 37.8 Certificeren en corrigeren van een pdf-bestand. Applicatie voor paginaopmaak en pdf 38 Op verkennende wijze enkelvoudig drukwerk en recto verso pagina s voor print en vellendruk opmaken en aanleveren voor verdere verwerking via de impositie Impositie en belichten van de drukvorm: de lay-out van de impositie voor print en recto verso vellendruk bepalen; kennis bezitten over en inzicht hebben in het maken van de impositie voor print en drukwerktoepassingen en in het RIP-proces en de belichting Impositie De lay-out van de impositie voor verschillend recto verso meerkleurenwerk bepalen 39 (manueel tekenen) 40 De lay-out van de impositie softwarematig bepalen aan de hand van elektronische indelingsvellen (U) 41 De functie van de gebruikte hulptekens en normen kennen en de positie controleren 41.1 Gesneden formaat, ongesneden formaat, druklijn, snijlijn, paskruis, vouwteken, rilteken, voor- en zijaanlegteken. 41.2 Controlestrips. 42 De relatie leggen tussen de impositie en het soort werk 42.1 Recto verso, stolpvorm, keervorm, draaivorm. 42.2 Steunkleur, quadri. Het RIP-proces en de belichting 43 Frequentie, amplitude en modulatie schematisch voorstellen en relatie leggen met rastertechnologie. 44 De eport naar het RIP-proces toelichten 44.1 De instellingen voor kleurscheiding, rasterlineatuur, rastersoort, rastervorm en rasterhoeken toelichten. 44.2 Een geript bestand beoordelen in digitale voorvertoning: kleurscheidingen, rasterlineatuur, rastervorm en rasterstand. 45 De verschillende CtP belichtingsarchitecturen vergelijken: 45.1 Vlakbedbelichter. 45.2 Interne belichter. 45.3 Eterne belichter. 45.4 Proces- en procesloze plaatbelichting. 46 De bouw, de soorten, de eigenschappen en het toepassingsgebied van offsetplaten toelichten 46.1 Algemene bouw. 46.2 Soorten,eigenschappen en toepassing. Druktechnologie en print: de principes van de basisdruktechnieken kennen en herkennen en deze in een breed historisch perspectief kunnen plaatsen Druktechnologieën met drukvorm 47 De beeldoverdracht schematisch voorstellen en toelichten: 47.1 Principes van beeldoverdracht, kenmerken van de afdruk en historiek: 47.1.1 diepdruk; 47.1.2 hoogdruk en fleo; 47.1.3 vlakdruk (offset): traditioneel en waterloos 47.1.4 zeefdruk.

47.2 Principes van doorvoersystemen: 47.2.1 vellendruk; 47.2.2 rotatiedruk; 47.2.3 toelichten van schema s van verschillende persarchitecturen en hun toepassing. 47.3 Toepassingsgebieden: 47.3.1 de gehanteerde druktechniek duiden bij verschillende drukwerken; 47.3.2 Druktechnologieën zonder drukvorm een aantal parameters kennen die bepalend zijn bij het kiezen van een druktechniek. 48 De beeldoverdracht schematisch voorstellen en toelichten 48.1 Principes van beeldoverdracht, kenmerken van de afdruk en historiek: 48.1.1 elektrofotografie: vloeibare toner en poeder; 48.1.2 inkjet: continuous en drop on demand inkjet. 48.2 Principes van doorvoersystemen: 48.2.1 vellendruk; 48.2.2 rotatiedruk; 48.2.3 toelichten van schema s van verschillende persarchitecturen en hun toepassing. 48.3 Toepassingsgebieden: 48.3.1 de gehanteerde druktechniek duiden bij verschillende drukwerken; 48.3.2 een aantal parameters kennen die bepalend zijn bij het kiezen van een druktechniek. Druktechnologie en print: kennis bezitten over en inzicht hebben in de samenstelling, kenmerken en toepassingsgebieden voor verschillende drukmaterialen (substraten, inkten en vernissen) Substraten 49 Het ontstaan van papier in een breed historisch perspectief plaatsen Het productieproces van papier aan de hand van een schema toelichten, de 50 papierafwerking en de papierstructuur duiden en herkennen, een aantal papiereigenschappen proefondervindelijk vaststellen en papier kiezen in functie van een drukopdracht 50.1 Papierproductie, -afwerking en -structuur: 50.1.1 de papierproductie toelichten aan de hand van een schema van de papiermachine; 50.1.2 coating (papierafwerking): doel, methodes en soorten; 50.1.3 structuur: houtvrij, houthoudend, gerecycleerd. 50.2 Papiereigenschappen: 50.2.1 papier, board en karton: indeling in gramgewicht voorstellen en gramgewicht kunnen bepalen; 50.2.2 looprichting kunnen bepalen in relatie met gedrukt product; 50.2.3 dikte kunnen bepalen; 50.2.4 formaten afleiden in relatie met te drukken product (reeksen, planoformaat, drukformaat en afgewerkt formaat); 50.2.5 papier kiezen in relatie met een drukopdracht, nodige hoeveelheid berekenen en bestellen. 51 Het gebruik en de kenmerken van andere substraten dan papier toelichten (U) Inkten en vernissen

52 De eigenschappen van inkt in relatie brengen met de druktechniek en de samenstelling toelichten 52.1 Inkteigenschappen: 52.1.1 inktjet; 52.1.2 diepdruk, fleo; 52.1.3 offset; 52.1.4 elektrofotografie (toner); 52.1.5 UV inkten; 52.1.6 speciale inkten. (U) 52.2 Samenstelling: 52.2.1 kleurstoffen: verfstoffen (oplosbaar) en pigmenten (dispersie); 52.2.2 bindmiddelen: natuurlijke en synthetische harsen; 52.2.3 additieven: tegengaan van velvorming, kleefmiddelen, droogstoffen, 52.2.4 transportmiddelen: verdunners, solventen, transportvloeistof voor vloeibare toners, transportdeeltjes voor toners in poedervorm. 53 De soorten vernissen en hun eigenschappen kennen, het droogproces verwoorden en enkele toepassingen formuleren 53.1 Soorten, eigenschappen en droogproces: 53.1.1 op oliebasis; 53.1.2 op waterbasis: dispersievernissen. 53.2 Bespreken van toepassingen. 54 Een aantal inkteigenschappen proefondervindelijk vaststellen en toelichten Inktfijnheid (malingsgraad), lichtechtheid, dekkracht, tack en inktsplitsing, viscositeit, 54.1 thiotropie, vochtopname, kras- en wrijfvastheid, hechting en bestendigheid, inktaanname en volgorde, Druktechnologie en print: kennis bezitten over en inzicht hebben in proces, technologie en kwaliteit van printproductie en recto verso meerkleuren offsetvellendruk en een aantal handelingen uitvoeren aan de machines bij het printen en drukken van recto verso pagina s 55 De offsettechniek 55.1 In- en uitschakelen van de pers: procedure, bedieningspanelen en veiligheidsvoorzieningen. 55.2 Instellen van het papiertransport: 55.2.1 soorten inlegapparaten en toepassing; 55.2.2 mogelijkheden bij aanleggen; 55.2.3 overname-, doorvoer- en uitvoersystemen; 55.2.3 de drukspanning. 55.3 Afstellen van de inktbak en instellen van de inktzones: 55.3.1 voorbereiden van de inkt (mengen in juiste hoeveelheid); 55.3.2 kleurvolgorde. 55.4 Voorbereiden van het vochtwerk: 55.4.1 eigenschappen, samenstelling en functie van het vochtwater; 55.4.2 inkt-waterbalans; 55.4.3 de p H-waarde, alcoholgehalte en hardheid controleren (meten); 55.4.4 soorten vochtwerk: contact- en contactloos. 55.5 Aanbrengen van de offsetplaten: 55.5.1 principes van manuele, halfautomatische en automatische plaatopspanning. 55.6 Controleren en aanbrengen van het rubberdoek:

55.6.1 soorten, samenstelling en gebruik; 55.6.2 doel van de ondervulling; 55.6.3 eigenschappen en relatie met toepassing. 55.7 Een proefdruk maken, deze beoordelen en de pers bijstellen: 55.7.1 visueel beoordelen van stand en register, drukkleur, ontbrekende elementen, papierkwaliteit, 55.8 De kwaliteit van een oplage beoordelen en een aantal drukproblemen herkennen: 55.8.1 kleurmeting, volvlakdensiteit, rasterdensiteit, rasterpunttoename; 55.9 Een aantal drukproblemen herkennen: 55.9.1 slechte droging, afstoten, overzetten, emulgeren; 55.9.2 problemen bij nat in nat druk; 55.9.3 statische elektriciteit; 55.9.4 dichtlopen, plukken, kleven, oidatie; 55.9.5 registermoeilijkheden, machinefactoren, papieroorzaken, rubber-papier-inkt, afwikkeling (slippen, vegen, doubleren). 55.10 Reinigen van de pers: procedure en producten. 55.11 Onderhouden van de pers: 55.11.1 soorten onderhoud en producten; 55.11.2 onderhoudsschema maken. 56 Printtoepassingen 56.1 Een beperkte recto verso meerkleuren printproductie realiseren. 57 Kwaliteitszorg (print en druk) 57.1 Kleur en kwaliteit: kleurbeoordeling en kleurvergelijking. 57.2 Drukvoorwaarden: gradatie en raster. 57.3 Kleurproeven. 57.4 Normalisatie. 58 Lezen van persschema s (offsetdrukken) en doel (inzetbaarheid van de pers) verwoorden 58.1 Verschillende cilinderopstellingen. 58.2 Verschillende inktwerken. 58.3 R/V systemen. 58.4 Bouw cilinder-transferten-doorvoersystemen. 58.5 De verlengde uitleg met drogingsunit IR/UV. 58.6 De laktoren: types. 58.7 Basisconfiguratie rotatiepers: belangrijkste componenten duiden. 58.8 Sturingen en hulpstukken aan de pers. 58.9 Prepress-press link. Nabewerken, veredelen en afwerken: de principes van nummeren en veredelen kennen en herkennen Nummeren en veredelingstechnieken 59 De principes van nummeren en veredelen kennen en de toepassingen duiden bij modellen 59.1 Nummeren. 59.2 Pregen: foliepregen en foliedrukken. 59.3 Rillen: mogelijkheden typo, offset en vouwmachine. 59.4 Insnijden en stansen. 59.5 Indruk-, perforeer- en snijtoepassingen. 59.6 Vernissen en lakken.

59.7 Inline en offline nabewerken en relatie met machineconcepten. Nabewerken, veredelen en afwerken: kennis bezitten over en inzicht hebben in afwerkingstechnieken Snijden 60 De soorten sneden toelichten en een snijschema maken 60.1 Doorsnijden, rondsnijden, tussensnede, repeteersnede. 60.2 Snijschema s. 60.3 Automatisering. (U) Vouwen 61 61.1 Het vouwproces toelichten en de vouwsoorten duiden bij drukwerkmodellen Soorten vouwen:parallelle, kruisvouwen en combivouwen. 61.2 Principe van tassen, messen en trechtervouw (rotatie). Boekafwerking 62 Volgende eindproducten herkennen en enkele specifieke toepassingen opsommen 62.1 Garenloos gebonden boek. 62.2 Geniete brochure. 62.3 Genaaid gekartonneerd boek. Elektronisch publiceren (websitebouwen): kennis bezitten over en inzicht hebben in het productieproces en de werkomgeving voor het aanmaken van webpagina s Het productieproces 63 Het productieproces en de aandachtpunten chronologisch voorstellen en de begrippen toelichten 63.1 Productfilosofie, usability: 63.1.1 scheiding structuur en opmaak; 63.1.2 bouwen volgens webstandaarden; 63.1.3 permanente, unieke URL s. 63.2 De conceptuele fase: 63.2.1 idee; 63.2.2 doelstellingen; 63.2.3 doelgroep; 63.2.4 mediakeuze; 63.2.5 bepalen van de inhoud; 63.2.6 kostprijs (audiovisueel materiaal, ); 63.2.7 timing; 63.2.8 plan. 63.3 De ontwerpfase: 63.3.1 inhoudstafel (draaiboek, stroomschema, flowchart): waar welke media, schematische voorstelling van de interactiviteit en navigatiehulpmiddelen; 63.3.2 bepalen van soft- en hardware; 63.3.3 structuur van de pagina; 63.3.4 bestandsformaten; 63.3.5 vormgeving van de interface. 63.4 Productiefase: 63.4.1 verzamelen, verwerken en produceren van het materiaal voor de website; 63.4.2 bijsturen van het oorspronkelijk ontwerp; 63.4.3 testen. Het internet en het world wide web