DRUKKEN EN AFWERKEN DERDE GRAAD BSO LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS. september 2008 VVKSO BRUSSEL D/2008/7841/026

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "DRUKKEN EN AFWERKEN DERDE GRAAD BSO LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS. september 2008 VVKSO BRUSSEL D/2008/7841/026"

Transcriptie

1 DRUKKEN EN AFWERKEN DERDE GRAAD BSO LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS september 2008 VVKSO BRUSSEL

2

3 DRUKKEN EN AFWERKEN DERDE GRAAD BSO LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS VVKSO BRUSSEL (vervangt D/2002/0279/011 met ingang van 1 september 2008) Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs Guimardstraat 1, 1040 Brussel

4

5 Inhoud Plaats van dit leerplan in de lessentabel Het studiegebied Grafische communicatie en media De derde graad Beginsituatie Wat leert de jongere in de derde graad Hoe leert de jongere in de derde graad Wat na de derde graad (PV + TV Grafische technieken) Algemene doelstellingen Algemene pedagogisch-didactische wenken en didactische middelen Leerplandoelstellingen, leerinhouden en didactische wenken Minimale materiële vereisten Evaluatie Leerplanwerking Bibliografie de graad bso 3

6

7 Plaats van dit leerplan in de lessentabel Studierichting Graad en onderwijsvorm Pedagogische vakbenaming Administratieve vakbenaming Specifiek gedeelte Derde graad bso PV + TV Grafische technieken Minimum 21 uur 3de graad bso 5

8 1 Het studiegebied Grafische communicatie en media Naast de evolutie op technologisch gebied wordt de grafische industrie geconfronteerd met de noodzaak om meer klantgericht (samen) te werken, om meer toegevoegde waarde en totaaloplossingen te leveren. De grafische industrie moet naast productie van drukwerk, in staat zijn complementaire en hybride diensten en producten te leveren als oplossing voor de communicatievraag van de klant, ze moet zich positioneren als communicatiepartner. De grafische industrie is geëvolueerd van een industrie die drukwerk en elektronische producten vervaardigt naar een productie- en diensten industrie, gespecialiseerd in communicatie. We willen op deze veranderende arbeidsmarkt inspelen en de wijziging in het denken over gedrukte en elektronisch communicatie meenemen in het denken over het studiegebied. De productie van grafische communicatie blijft belangrijk, de context waarin grafische producten geproduceerd worden is echter gewijzigd: het denken vertrekt vanuit de communicatievraag van de klant, bij het bepalen van de oplossingen wordt er gedacht tot en met de distributie. Het vernieuwde studiegebied heeft een breder profiel dan enkel de productvervaardiging, techniek en technologie. Onderstaand schema verduidelijkt dit. Communicatiebehoefte Grafische producten Grafische media waaraan wordt voldaan via worden gemaakt met Op deze basis komen we tot de volgende structuuronderdelen Grafische communicatie: naar aanleiding van een communicatievraag product- en procesgerichte oplossingen aanreiken (concept), ontwerpen, voorbereiden, plannen en begeleiden. Studierichtingen: Grafische communicatie in de tweede en de derde graad. Grafische media: op basis van een welomschreven concept grafische producten ontwerpen, voorbereiden en uitvoeren. Studierichtingen: tweede graad Grafische media als oriëntering en basis voor twee derde graden, namelijk Printmedia (gedrukte communicatie) en Multimedia (elektronisch voorbereiden en webtoepassingen). Drukken en voorbereiden : uitvoeren van drukorders (voorbereiden, drukken en afwerken). Studierichtingen: tweede graad Drukken en voorbereiden als oriëntering en basis voor twee derde graden, namelijk Drukvoorbereiding (het voorbereiden van gedrukte communicatie) en (het drukken, nasnijden en vouwen van gedrukte communicatie). Eerste graad Studiegebied Grafische communicatie en media Basisoptie Grafische communicatie en media Tweede graad Grafische communicatie TSO Derde graad Grafische communicatie TSO Grafische media TSO Printmedia TSO Multimedia TSO Drukken en voorbereiden BSO BSO Drukvoorbereiding BSO 6 3de graad bso

9 2 De derde graad 2.1 Beginsituatie Een groot aantal leerlingen stroom in via de tweede graad Drukken en voorbereiden. In deze tweede graad realiseerde de leerling reeds heel wat integratie van vaardigheden en kennis via het voorbereiden en drukken van eenvoudige drukwerkjes met mengkleuren. De derde graad bouwt, zowel vakinhoudelijk als pedagogisch-didactisch verder op de component drukken en afwerken van deze tweede graad. Een aantal leerlingen stroomt in via de tweede graad Grafische media. Deze leerlingen vragen geen specifieke gedifferentieerde aanpak en/of inhaallessen. Uitzonderlijk stroomt een leerling in via de tweede graad Grafische communicatie. Ook deze leerlingen kunnen zonder gedifferentieerde aanpak en/of inhaallessen instromen in de derde graad. Afhankelijk van het inschrijvingsbeleid van de school stromen een aantal leerlingen in uit andere studierichtingen en leerjaren. Voor deze leerlingen is een gedifferentieerde aanpak nodig bij de start van het eerste leerjaar van de derde graad. 2.2 Wat leert de jongere in de derde graad In de derde graad verwerft de jongere via spirituele, sportieve, maatschappelijke, taalkundige en beroepsgerichte ondersteunende vakken algemene en specifieke attitudes, kennis en vaardigheden. Deze ondersteunen de leerling in zijn groei als persoon en bij het grijpen van kansen op de arbeidsmarkt. In beroepsgerichte context kan de jongere op het einde van de derde graad: op basis van een werkfiche enkelvoudig drukwerk en pagina s voor recto verso werk in vier drukgangen drukken in de offsettechniek. De kleuromgeving is beperkt tot proceskleuren of steunkleuren. Hij kan gecertificeerde pagina s uit de drukvoorbereiding (enkelvoudig drukwerk en 4-up impositie) verwerken tot de juiste drukvormen (verkennen en assisteren). Hij kan een aantal nabewerkingen toepassen op drukwerk (perforeren en rillen) en kan drukwerk snijden en vouwen. 2.3 Hoe leert de jongere in de derde graad Deze studierichting richt zich tot leerlingen voor wie, wat de beroepsgerichte component betreft, het uitdrukken van vaardigheden veel belangrijker is dan het verwoorden van kennis. Er wordt geleerd via een combinatie van leren in de vakdomeinen en geïntegreerd werken in het vak Drukken en afwerken. De geïntegreerde aanpak in dit vak wordt opgebouwd en groeit in deze graad vanuit de vakdomeinen: impositie en drukvormvervaardiging: impositie (enkelvoudig drukwerk en 4-up montagevorm); belichten van de drukvorm; offsetdrukken: proceskleuren; steunkleuren; nabewerken: perforeren; rillen; afwerken: snijden; vouwen. 3de graad bso 7

10 2.4 Wat na de derde graad Wanneer de jongere zijn studieloopbaan na deze derde graad wil verder zetten heeft hij verschillende mogelijkheden in de derde leerjaren van de derde graden in het studiegebied Grafische communicatie en media. Meerkleurendruk - drukwerkveredeling BSO 33 De jongere specialiseert zich in het drukken, veredelen (nummeren, indruk-, perforeer- en snijtoepassingen, vernis-/laktoepassingen) en afwerken (snijden, vouwen, boren, garenloos boekwerk en geniete brochure) van drukwerk op basis van een opdracht. Hij verwerft kennis over en inzicht in verwante druktechnieken en hun toepassing, nieuwe technologieën, materialen en machineconcepten. Hij leert via stage in een concrete arbeidssituatie rekening houden met de factoren tijd, tempo, efficiëntie, productiviteit en kwaliteitszorg. Zeefdruk BSO 33 De jongere leert meerkleuren zeefdrukwerk ontwerpen, voorbereiden, drukken (met half- en volautomatische pers) en afwerken op basis van een opdracht. Hij leert via stage in een concrete arbeidssituatie rekening houden met de factoren tijd, tempo, efficiëntie, productiviteit en kwaliteitszorg. De jongere kan ervoor kiezen zijn studieloopbaan verder te zetten in een aantal specialisatiejaren die geen deel uitmaken van het studiegebied Grafische communicatie en media. Wanneer hij deze keuze wil maken is het van belang dat hij zich goed informeert over het profiel en de beginsituatie van dit specialisatiejaar. Ook het volwassenenonderwijs biedt tal van mogelijkheden tot verdere vervolmaking. 8 3de graad bso

11 3 (PV + TV Grafische technieken) 3.1 Algemene doelstellingen 1 Vertrekkend van een werkfiche de paginaopmaak (enkelvoudig drukwerk en 4-up impositie) verwerken tot de gewenste drukvormen voor proceskleuren of steunkleuren (verkennen en assisteren). 2 Vertrekkend van een werkfiche en model enkelvoudig drukwerk en een 4-up recto verso katern drukken in 4 drukgangen in de offsettechniek. De kleuromgeving is beperkt tot proceskleuren of steunkleuren. 3 Vertrekkend van een werkfiche drukwerk nabewerken (perforeren en rillen). 4 Vertrekkend van een werkfiche drukwerk snijden en vouwen. 3.2 Algemene pedagogisch-didactische wenken en didactische middelen Instroom van leerlingen uit een ander studiegebied Afhankelijk van het inschrijvingsbeleid van de school kunnen een aantal leerlingen instromen uit andere studiegebieden. Deze leerlingen vragen, zeker gedurende het eerste trimester van het eerste leerjaar, een gedifferentieerde aanpak en/of inhaallessen. Signalen die we via de leraren ontvangen wijzen erop dat deze leerlingen best niet in afzonderlijke groepen ingedeeld worden. Samenzetting met leerlingen die reeds een grafisch voortraject doorlopen hebben geeft blijkbaar betere resultaten Ruimtelijke integratie Om het leren in samenhang te realiseren is het noodzakelijk de technologie in directe relatie met de techniek aan te bieden. Het uitrusten van een vaklokaal met moderne hulpmiddelen zoals projectie via PC met de nodige grafische software is onontbeerlijk Werken met het leerplan in de tijd De leraren dienen in team op te treden in hun omgang met de leerlingen. Dit betekent dat: de leraren de opbouw van de moeilijkheidsgraad en complexiteit bespreken en vastleggen in een gezamenlijke planning die, wanneer nodig, bijgestuurd wordt tijdens het leerproces. de leraren samen de pedagogisch-didactische aanpak bespreken. Een geïntegreerd (TV en PV) graadleerplan geeft een zekere vrijheid maar vereist een degelijke vakgroepwerking en vakoverschrijdend overleg binnen de school. De doelstellingen worden overzichtelijk ingeschaald over het eerste en het tweede leerjaar van de graad en voor elk leerjaar wordt een jaarplanning gemaakt. Gestructureerd pedagogisch-didactisch overleg tussen de betrokken leraren en de afdelingsverantwoordelijke is hierbij noodzakelijk. Van leraren wordt voldoende realiteitszin verwacht om een consensus te aanvaarden over het geven van dezelfde leerstof in parallelklassen De opdrachten De doelstellingen worden bereikt via opdrachten die een uitdaging bevatten. Tijdens het uitvoeren van de opdrachten groeit de leerling op persoonlijke wijze (vanuit zijn persoonlijke hoedanigheden) in kennis, vaardigheden en attitudes. Deze groei maakt deel uit van zijn wordingsproces en is als dusdanig onlosmakelijk verbonden met zijn groei als mens. 3de graad bso 9

12 Opdrachten zijn gericht op het realiseren van specifieke doelstellingen uit de vakdomeinen en op het procesmatig realiseren van de samenhang over deze vakdomeinen heen via de impositie, het maken van de drukvorm, het drukken en afwerken vanaf de werkfiche tot en met het eindproduct. Via opdrachten worden de noodzakelijke kennis, vaardigheden en attitudes om de doelstellingen te bereiken in samenhang aangeboden en verworven. De opdrachten worden individueel en in groep gepland, voorbereid en geëvalueerd door een lerarenteam dat bestaat uit vakspecialisten. Diversiteit in benadering van en in de omgang met de jongere zijn noodzakelijk. De leraar kleurt de leerinhouden in overleg en via een persoonlijke didactische benadering en methodiek binnen de pedagogisch-didactische context van de school. Een opdracht: is haalbaar qua moeilijkheidsgraad en sluit aan op wat verworven is. bevat een uitdaging en nieuwe inhoudelijke en vormelijke elementen. zet aan tot onderzoek en studie. sluit regelmatig aan bij de persoonlijke interesses en leefwereld van de jongere. zet er regelmatig toe aan verbanden te leggen met sociale, ethische en spirituele dimensies van het grafisch product en zijn inhoud. Opdrachten kunnen ook kaderen binnen vakoverschrijdende projecten. Projectwerking kan binnen het bestaande lessenrooster of men kan het lessenrooster gedurende een periode onderbreken: bij een project werken de leerlingen rond een bepaald vakoverschrijdend thema (AV en PV/TV). Het verwerven van attitudes en het in teamverband leren werken zijn belangrijke aandachtspunten bij projectwerking. Het concept van het project wordt door het lerarenteam uitgewerkt, de leerlingen kunnen hier op gestuurde wijze bij betrokken worden. Thema s die aansluiten bij de leefwereld van de jongere zijn aangewezen als invalshoek De leerlijnen De opdrachten worden in groeiende complexiteit, afnemende sturing en afnemende begeleiding gepland en gerealiseerd. Hierbij kan het plannen van het leren via onderstaand schema een handige organisatievorm zijn: EERSTE LEERJAAR OFFSETDRUKKEN AFWERKEN TWEEDE LEERJAAR IMPOSITIE OFFSETDRUKKEN, NABEWERKEN EN AFWERKEN EN DRUKVORM- VERVAARDIGING als element van de geïntegreerde proef Wat het plannen in steeds hogere moeilijkheidsgraad en complexiteit betreft kan men onderstaande elementen gebruiken om de opdrachten in te schalen: eenvoudige opdracht (1); complexe opdracht (2); veel sturing in de opdracht(opgave) (3); weinig sturing in de opdracht (opgave) (4); veel begeleiding door de leraar (tijdens de realisatie) (5); weinig begeleiding door de leraar (tijdens de realisatie) (6); zelfstandig te realiseren door de leerling (7). 10 3de graad bso

13 Bij het aanbrengen, begeleiden en evalueren van de opdrachten hanteert men een gevarieerd palet aan werkvormen. Hiermee beoogt men verschillende wijzen van interactie in de groep wat de leersituaties verrijkt en waarbij men extra aandacht schenkt aan sociale en communicatieve vaardigheden en aan attitudes. Sommige scholen hanteren een kruistabel waar de koppeling gemaakt wordt tussen de opdrachten en de doelstellingen/leerinhouden. Hierbinnen kan een opdracht dan bijvoorbeeld als volgt gecodeerd worden: 135: dit is dan een eenvoudige opdracht met veel sturing via de opgave en veel begeleiding door de leraar tijdens de realisatie. of bv. 237: dit is dan een complexe opdracht met veel sturing via de opgave en die de leerling zelfstandig realiseert. Een voorbeeld van dergelijke tabel wordt via de pedagogische werkgroep Grafische communicatie en media ter beschikking gesteld voor scholen die de opdrachten gedeeltelijk of volledig op deze wijze wensen te plannen De werkfiche Om de opleiding goed te laten aansluiten op de realiteit van de latere beroepsuitoefening is het leren hanteren van werkfiches en begeleidingsdocumenten een belangrijk aspect van de vorming in de derde graad Drukken en afwerken. De leerlingen moeten via deze documenten geïnformeerd worden over welk eindproduct het gaat, het proces, over wat de gevraagde parameters zijn voor montage/kopie, drukken en afwerken. Zelf moet de leerling de gegevens die verband houden met effectief materiaalverbruik, productietijd, apparatuur- /machinestoringen en -onderhoud bijhouden. De jongere moet leren overleggen en communiceren aan de hand van deze werkfiche en hij moet de eigen werkzaamheden op basis van de werkfiche leren plannen en organiseren Stages Via stages wordt de jongere geconfronteerd met het toekomstige werkmilieu en met de realiteit van het beroep: toetst hij de verworven vormingscomponenten in een concrete werksituatie; leert hij rekening houden met de factoren tijd, tempo, efficiëntie, productiviteit en kwaliteitszorg in een concrete arbeidssituatie; ontdekt hij eigen kwaliteiten en tekorten; groeit hij verder uit naar volwassenheid en zelfstandigheid; krijgt hij soms de kans op tewerkstelling in het stagebedrijf. Algemeen is de industrie geen vragende partij voor stages in het eerste leerjaar van de derde graad. Wanneer de school via bedrijfscontacten toch stageplaatsen vindt voor leerlingen uit het eerste leerjaar kan men deze inrichten. Als element van de groei naar inzetbaarheid op de arbeidsmarkt zijn stages eerder aangewezen in het tweede leerjaar van de derde graad. Wanneer er voldoende kwalitatieve stageplaatsen zijn in de regio bevelen we deze aan via de lessentabel. In de derde leerjaren van de derde graad zijn stages wel verplicht. Het is aan de school om, in overleg met het stagebedrijf, het moment van de stage vast te leggen en de stagevorm te bepalen. Scholen met een groot stagevolume hebben soms een stagecoördinator. Vanuit pedagogisch-didactisch oogpunt is het aangewezen om de begeleiding van de leerling-stagiair te laten gebeuren door de betrokken vakleraren. Op deze wijze maken ze regelmatig kennis met de realiteit van het beroep en met de technisch/technologische realiteit in de grafische industrie. Daarbij zijn het ook de vakleraren die het best geplaatst zijn om de vorming, op niveau van de leerling bij te sturen waar nodig. 3de graad bso 11

14 3.2.8 De geïntegreerde proef De geïntegreerde proef heeft tot doel de mate waarin de leerling de beoogde vormingscomponenten heeft verworven (alle of een deel ervan) op een synthetische en realiteitsgebonden wijze te toetsen. Deze proef moet tijdens het tweede leerjaar van de derde graad worden gerealiseerd. Aangezien in deze studierichting eerder dan op het verwoorden van kennis, de klemtoon gelegd wordt op het uitdrukken van vaardigheden, is het reproduceren van kennis, het theoretisch verklaren en toelichten, het schrijven van een eindwerk, voor deze studierichting een verkeerde invalshoek bij het bepalen van het karakter van de geïntegreerde proef. De geïntegreerde proef slaat op de componenten van het fundamenteel gedeelte van deze derde graad. Deze componenten zijn: (impositie, drukvormvervaardiging, drukken en afwerken). We bevelen sterk aan om minimaal impositie, drukvormvervaardiging en drukken en afwerken mee te nemen in het concept en de uitwerking van de geïntegreerde proef. Het spreekt voor zich dat ook de taalcomponent Nederlands een belangrijk aandachtpunt is in de derde graad. Wanneer de school ervoor opteert om Engels en/of Frans en/of toegepaste informatica in te richten via het complementair gedeelte bevelen we aan dit mee te nemen bij de organisatie en evaluatie van de geïntegreerde proef Aansluiting met het bedrijfsleven De jongeren worden progressief begeleid in hun groei naar volwassenheid en naar het uitoefenen van een grafisch beroep. Het is de taak van de leraar een optimale aansluiting na te streven tussen de vorming in de school en het bedrijfsleven. Activiteiten zoals bedrijfsbezoek, beursbezoek, studiereis, uitnodiging van gastsprekers uit de industrie, zijn zinvol wanneer ze pedagogisch-didactisch in voldoende mate ondersteund worden (bv. via voorbespreking, opdrachtenpakket en nabespreking). Leraren moeten de mogelijkheid hebben zich regelmatig bij te scholen. Contacten met bedrijven en toeleveranciers zijn in deze context belangrijk. De sector Grafische communicatie en media van het VVKSO organiseert regelmatig bijscholingsdagen in samenwerking met de industrie waar alle scholen kunnen aan deelnemen Mogelijkheden tot specialisatie en vervolmaking De leerling moet geïnformeerd worden over de mogelijkheden tot beroeps- en persoonlijke vervolmaking via het volgen van bv. derde leerjaren van de derde graad en volwassenenonderwijs. 12 3de graad bso

15 3.3 Leerplandoelstellingen, leerinhouden en didactische wenken Veiligheid, gezondheid en milieu werkfiche taal en communicatie Kwaliteitsgericht denken en handelen De jongere LEERPLANDOELSTELLINGEN EN LEERINHOUDEN 1 volgt de instructies in verband met veiligheid, gezondheid en milieu op. 2 maakt de impositie en de drukvorm (verkennen en assisteren), drukt, perforeert, rilt, snijdt en vouwt een drukwerk op basis van een werkfiche. 3 maakt de impositie en de drukvorm (verkennen en assisteren), drukt, perforeert, rilt, snijdt en vouwt een drukwerk op basis van een mondelinge opdracht (U) 4 noteert en berekent materiaalverbruik en productietijd voor de eigen realisaties. 5 overlegt, en bewaakt als individu en in groep de kwaliteit van de werkzaamheden en het product. Opvolgen van werkplaatsreglement. Opvolgen van de veiligheidsrichtlijnen aan de apparatuur en bij het werken met producten. De juiste persoonlijke beschermingsmiddelen volgens afspraak gebruiken. Ergonomische werkhouding. Afval volgens instructie verwijderen. De werkfiche opvolgen en de gevraagde gegevens aanvullen: procedure (productietraject, werkdoorloop); begeleidingsformulier. Materiaalverbruik en productietijd noteren (via de werkfiche) en berekenen van materiaalkostprijs en productietijd. Openstaan voor en deelnemen aan opdrachtbespreking. Net en nauwkeurig werken. Commentaar geven en aanwenden om het eigen werk en dat van anderen te verbeteren. Openstaan voor en deelnemen aan evaluatie van proces en product. DIDACTISCHE WENKEN Kwaliteitsgericht denken en handelen is een aandachtpunt gedurende de volledige vorming. De doelstellingen worden op geïntegreerde wijze bereikt in de context van de algemene doelstellingen: vertrekkend van een werkfiche de paginaopmaak (enkelvoudig drukwerk en 4-up impositie) verwerken tot de gewenste drukvormen voor proceskleuren of steunkleuren (verkennen en assisteren): zie dit leerplan onder Impositie en drukvormvervaardiging; vertrekkend van een werkfiche en model enkelvoudig drukwerk en een 4-up recto verso katern drukken in 4 drukgangen in de offsettechniek. De kleuromgeving is beperkt tot proceskleuren of steunkleuren: zie dit leerplan onder Offsetdrukken; vertrekkend van een werkfiche drukwerk nabewerken (perforeren en rillen): zie dit leerplan onder Nabewerken; vertrekkend van een werkfiche drukwerk snijden en vouwen: zie dit leerplan onder Afwerken. 3de graad bso 13

16 Machine-, apparatuurgebonden en productgebonden risico s, veiligheidsvoorschriften en persoonlijke beschermingsmiddelen zijn een aandachtspunt tijdens alle lessen. Bij de aanvang van het eerste leerjaar van de derde graad is het aangewezen een rondleiding in de afdeling te organiseren waarbij extra aandacht gaat naar algemene veiligheidsaspecten (pictogrammen, etikettering, nooduitgang(en), evacuatie bij brand, alarm, procedure voor de leerling bij ongevallen ); en waarbij men het verband legt met het werkplaatsreglement. De school bepaalt welke persoonlijke beschermingsmiddelen nodig zijn in de verschillende afdelingen volgens de vigerende regelgeving. Afvalverwijdering in het atelier wordt georganiseerd volgens de vigerende regelgeving. Bij het aanleren van specifieke vaardigheden zoals instellen van het papiertransport, onderhoud van de machine, is geen werkfiche vereist. Bij opdrachten waar de leerling effectief monteert en drukvormen vervaardigt, drukt, perforeert, rilt, snijdt, en vouwt hoort wel telkens een beschrijving van de opdracht met eventueel een model. Minimaal is dit een werkfiche. Via deze fiche wordt de jongere geïnformeerd over welk product het gaat, welke de uitvoerparameters zijn, welke verbruiksgoederen er nodig zijn en over het proces dat moet doorlopen worden. De leerling moet zelfstandig de gevraagde gegevens over effectief materiaalverbruik, productietijd, processtoringen en onderhoud aan apparatuur en machines kunnen noteren. Men leert de jongeren overleggen en communiceren aan de hand van de werkfiche en over wat zich tijdens het proces aan bv. drukproblemen voordeed. Op basis van de werkfiche moet hij op het einde van de derde graad het eigen werk kunnen plannen en organiseren. Aan de hand van de door de klasgroep bijgehouden werkfiches leert men de leerling berekeningen maken i.v.m. materiaalkostprijs en productietijd. Niet vanuit het oogpunt van de calculator maar wel vanuit het oogpunt de leerling kostprijsbewust te leren produceren. Doelstelling 5 realiseert men in de context van het leren samenwerken, sociale vaardigheden en hanteren van de juiste vakterminologie (zie doelstelling 6). Attitudes die later op de werkvloer van belang zijn. Net en nauwkeurig kunnen werken, als individu en samen, zijn ook belangrijke attitudes. Dit benadert men vanuit de veiligheidsproblematiek, vanuit het oogpunt van de productiekost en vanuit de zorg voor kwaliteit. Naast de technisch-technologische invalshoek bespreekt men het grafisch product regelmatig vanuit de sociale, ethische en spirituele invalshoek en laat men de leerlingen hierover reflecteren. 14 3de graad bso

17 Het Nederlands aanwenden voor beroeps-, persoonlijke en studiedoeleinden Engels en het Frans aanwenden voor beroeps- en studiedoeleinden (U) De jongere LEERPLANDOELSTELLINGEN EN LEERINHOUDEN 6 gaat op een verzorgde en efficiënte manier om met taal. 7 gebruikt gedrukte en elektronische informatiebronnen in de context van de opdrachten. Nederlands: leesvaardigheid; luistervaardigheid; spreekvaardigheid; schrijfvaardigheid. Engels en/of Frans (leesvaardigheid bij het opzoeken en verwerken van informatie en omgaan met het woordbeeld bij het zetten in vreemde talen): (U) Een correcte vakterminologie hanteren bij het communiceren. Gebruik van media (Internet, gedrukte bronnen,...). DIDACTISCHE WENKEN Laat de leerlingen de vaardigheden en strategieën m.b.t. functionele taalvaardigheid en functionele informatieverwerving en -verwerking die zij aanleren in het vak Nederlands of in Project algemene vakken toepassen in de beroepsgerichte context. Daardoor ontwikkelen zij ook in deze context een verzorgde, efficiënte en professionele omgangstaal. De doelstellingen worden op geïntegreerde wijze bereikt in de context van de algemene doelstellingen: vertrekkend van een werkfiche de paginaopmaak (enkelvoudige drukwerk en 4-up impositie) verwerken tot de gewenste drukvormen voor proceskleuren of steunkleuren (verkennen en assisteren): zie dit leerplan onder Impositie en drukvormvervaardiging. vertrekkend van een werkfiche en model enkelvoudig drukwerk en een 4-up recto verso katern drukken in 4 drukgangen in de offsettechniek. De kleuromgeving is beperkt tot proceskleuren of steunkleuren: zie dit leerplan onder Offsetdrukken. vertrekkend van een werkfiche drukwerk nabewerken (perforeren en rillen): zie dit leerplan onder Nabewerken. vertrekkend van een werkfiche drukwerk snijden en vouwen: zie dit leerplan onder Afwerken. Regelmatig samenwerken en overleggen met de collega s algemene vakken, samen vakoverschrijdende opdrachten, thematisch werk en/of projecten uitwerken. Scholen die Engels en/of Frans aanbieden via het complementair gedeelte realiseren de uitbreiding. Men laat de leerlingen regelmatig informatie opzoeken, interpreteren en bespreken als deel van een opdracht. Bij het werken rond de leerinhouden bij doelstelling 5 is taal een belangrijk aandachtspunt. Dit zowel bij individueel contact, klasgesprek en groepswerk: openstaan voor en deelnemen aan opdrachtbespreking. commentaar geven en aanwenden om het eigen werk en dat van anderen te verbeteren. openstaan voor en deelnemen aan evaluatie van proces en product. 3de graad bso 15

18 3.3.2 Impositie en drukvormvervaardiging Vertrekkend van een werkfiche de paginaopmaak (enkelvoudig drukwerk en 4-up impositie) verwerken tot de gewenste drukvormen voor proceskleuren of steunkleuren (verkennen en assisteren). De jongere LEERPLANDOELSTELLINGEN EN LEERINHOUDEN Het eigen werk voorbereiden op basis van een werkfiche 8 schat de opdracht correct in en bereidt het eigen werk op efficiënte wijze voor. Kennis nemen van, analyseren en bespreken van de opdracht: productkenmerken op basis van aangereikt model; gevraagde uitvoeringstechniek, productieschema en tussentijdse controlemomenten; bepalen van de middelen. Conventioneel monteren 9 monteert op conventionele wijze (U). Filmmontage: ingangscontrole uitvoeren; montagefolie en lichtgevoelige materialen gebruiken; maskeren en retoucheren; standvel kiezen en indelingsvel uittekenen; rekening houden met perforeren en rillen; rekening houden met de afwerking: snijden en vouwen. 10 bedient en onderhoudt de contactkast, kan maskeren, inbelichten en contacten. (U). De contactkast bedienen: algemene bouw en werking toelichten en schematisch weergeven; de contactkast instellen, bedienen en onderhouden: programmabediening; onderhoud. Het werkstation en het OS 11 werkt met de menustructuur van het besturingssysteem, roept aanwezige randapparatuur en opslagmedia in het netwerk op, en leeft de gemaakte afspraken in verband met standaardinstellingen en bestandsbeheer na. Werken met het bureaublad: programma s, documenten, mappen, servers, websites, e.a. in het werkgebied weergeven en openen; toetscombinaties gebruiken; de computer delen; de helpfunctie gebruiken; het beeldscherm instellen (de schermweergave). Bestanden beheren: bestanden en mappen beheren op het werkstation; 16 3de graad bso

19 LAN: volgens afspraak bestanden wegschrijven en ophalen van servers en andere computers, printer activeren en printopdracht geven. Applicaties activeren: functie van de gebruikte applicaties algemeen toelichten en de relatie leggen met het drukvoorbereidingsproces. Externe opslagmedia gebruiken. Standaardinstellingen en -voorkeuren instellen: volgens afspraak kunnen herstellen; de juiste kleuren volgens afspraak instellen (ColorSync en apparaatprofielen); de noodzaak van kleurbeheer aantonen en de algemene principes van kleurenmanagement toelichten. Fonts beheren: Lettertypes activeren en deactiveren, fontsets selecteren en maken. Impositie / belichten en kopie 12 licht conventioneel CtF en CtP werkdoorloop toe aan de hand van een schematische voorstelling. 13 maakt een enkelvoudige en een 4-up montage met impositiesoftware. 14 observeert en helpt bij het belichten en ontwikkelen van film en/of drukvorm en licht de begrippen RIP, kleurscheiding, rasterlineatuur, rastervorm en rasterhoek toe. Conventioneel, CtF en CtP werkdoorloop schematisch voorstellen en toelichten. De standaardinstellingen volgens afspraak instellen, de documentinstellingen bepalen en een document openen. De menustructuur, het werkgebied, de gereedschappen en paletten hanteren. Ingangscontrole uitvoeren: bestanden controleren, problemen rapporteren en oplossen na overleg. Standvel kiezen en indelingsvel uittekenen. Rekening houden met perforeren en rillen. Rekening houden met de afwerking: snijden en vouwen. Een elektronisch indelingsvel selecteren en de lay-out van de impositie bepalen op basis van de werkopdracht: hulptekens en normen: gesneden formaat, ongesneden formaat, druklijn, snijlijn, paskruis, vouwteken, rilteken, aanlegteken, controlestrips; aard van het werk: afloop, gecombineerd; soort werk: recto-verso, stolpvorm, keervorm; steunkleur, quadri; snij- en vouwschema; lay-out van de impositie; impositieproef. De correcte instellingen toewijzen aan de definitieve impositie en export naar het RIP-proces: instellingen: kleurscheidingen; 3de graad bso 17

20 rasterlineatuur; rastervorm; rasterhoeken. Het geript bestand beoordelen in digitale voorvertoning: controle van: kleurscheidingen; rasterlineatuur; rastervorm; rasterstand. Belichten en ontwikkelen. Ontwikkelautomaat en kopieerraam bedienen. (U) De algemene bouw van grafische film toelichten en schematisch weergeven. (U) Een kleurgescheiden film/drukvorm beoordelen op densiteit, lesbaarheid, rastersoort en kleurenstrip. De bouw, de soorten en het gebruik van offsetplaten toelichten: algemene bouw; soorten, toepassing en etikettering; oppervlaktebehandeling. De platen voorbereiden voor druk. DIDACTISCHE WENKEN Lees ook de didactische wenken bij Kwaliteitsgericht denken en handelen ( ) en bij Het Nederlands aanwenden voor beroeps-, persoonlijke en studiedoeleinden ( ). De rubriek Het werkstation en het OS is, vanuit de bekommernis leerplannen te ontwikkelen die niet verouderd zijn op de maat van nieuwe versies van software en nieuwe hardwareontwikkelingen, gekozen voor een algemene benadering en eenvormigheid over alle leerplannen van de derde graad. De leraar moet de actualiteit op dit vlak volgen en vernieuwingen meenemen in de lespraktijk. Opbouwen van eenvoudige montage (1 kleur recto) naar complexer werk zoals recto verso, tweekleurenwerk, quadri, Men laat de leerling een aantal werken ook zelf drukken en afwerken. Op deze wijze: ervaart hij de gevolgen van eventuele impositiefouten en fouten bij de drukvormvervaardiging op het drukken en de afwerking en op de uiteindelijke productiekost; en verwerft hij inzicht in de betekenis en het gebruik van correcte druk- en afwerkingstekens en controlemiddelen over het volledige productieproces. Wanneer de school ook de derde graad Drukvoorbereiding bso aanbiedt is samenwerking over deze afdelingen heen een meerwaarde. Het is niet omdat deze derde graad een offset profiel heeft dat leerlingen niet af en toe naar de drukvoorbereiding kunnen gaan. Op deze wijze kan je een aantal zaken concreter kaderen voor de leerling. Wanneer men opteert om conventionele montage toch nog op te nemen in het lessenpakket doet men dit als introductie bij en ter ondersteuning van de digitale montage. Men verliest geen tijd door de leerlingen dit te laten inoefenen tot op het niveau van vaardig gedrag. Het manueel uittekenen van een indelingsvel is wel nog zinvol ter ondersteuning van het inzicht in de impositie. Dit komt als leerinhoud aan bod bij het leren maken van een enkelvoudige en een 4-up en een montage met impositiesoftware (doelstelling 13). 18 3de graad bso

21 Via drukwerkbespreking verschillende technieken leren herkennen en benoemen. Hanteer verschillende evaluatievormen in relatie met de gestelde doelen. Onder andere het ateliergesprek is een belangrijk evaluatie-instrument. Leerlingen leren van de feedback die de leraar aan de groep geeft op basis van interactief gesprek het eigen werk en dat van anderen beoordelen. Wacht niet met evalueren tot iets afgewerkt is. Geef de leerlingen ook feedback tijdens het proces dat ze doorlopen. Niet alleen het eindproduct beoordelen maar ook proceselementen en attitudes zoals de snelheid van uitvoering, netheid, initiatief en verantwoordelijkheidszin, beoordelen. Met als doel het realiseren van een optimale aansluiting tussen de vorming in de school en het bedrijfsleven. 3de graad bso 19

22 3.3.3 Offsetdrukken Vertrekkend van een werkfiche en model klein handelsdrukwerk, familiaal drukwerk en een 4-Up recto-verso katern drukken in 4 drukgangen in de offsettechniek. De kleuromgeving is beperkt tot proceskleuren of steunkleuren. De jongere LEERPLANDOELSTELLINGEN EN LEERINHOUDEN Het eigen werk voorbereiden op basis van een werkfiche en model 15 schat de opdracht correct in en bereidt het eigen werk op efficiënte wijze voor. Kennis nemen van, analyseren en bespreken van de opdracht: productkenmerken op basis van aangereikt model; gevraagde uitvoeringstechniek, productieschema en tussentijdse controlemomenten; bepalen van de middelen. Instellen van de één- en tweekleurenpers voor het maken van een afdruk 16 controleert de persomgeving. Producten in de drukkerij: volgens procedures aanvullen en samenstellen (etikettering); gebruiken volgens de geldende afspraken. 17 schakelt de pers in en uit en licht de bediening toe. Bediening van de pers: opstartprocedure; in- en uitschakelen; bedieningspanelen; veiligheidsvoorzieningen; lezen en toelichten van het schema van de pers waarop gewerkt wordt. 18 behandelt papier en karton, licht de eigenschappen toe en kan deze vaststellen en bepalen. Papier- en kartonbehandeling: uitpakken; tellen; stapelen; transporteren: aanvullen en afvoeren; draaien keren en stolpen; inpakken. Productieproces van papier en karton (U). Eigenschappen toelichten: indeling papier en karton (soorten): papiersoorten; board, golfkarton, duplex en triplex; looprichting, gewicht en dikte; formaten: de A- en B-reeks; andere veel voorkomende formaten; planoformaat, drukformaat en afgewerkt formaat. Eigenschappen vaststellen (etiket) en bepalen (meten, berekenen en via proeven): etikettering; soort bepalen; 20 3de graad bso

23 looprichting, gewicht en dikte bepalen; formaten en afgeleiden bepalen. 19 stelt het papiertransport in en lost problemen i.v.m. papiertransport op. 20 bereidt de inkt voor (proces en steunkleuren), licht de eigenschappen toe en kan deze vaststellen en bepalen. Instellen van het papiertransport voor diverse soorten papier en gramgewichten: relatie met formaat, looprichting, gramgewicht en dikte; instapelen: voorstapelinrichting; inlegstapel; inlegapparaten: universeel; staffel; aanlegsystemen: vooraanleggen; zijaanleggen; vellencontrole; doorvoersystemen; overnamesystemen; doorvoersystemen; uitvoersystemen; de drukspanning bepalen en instellen. Meten/bepalen van en uitvoeringsgericht omgaan met kleur: situeert op een schematische voorstelling van het zichtbare spectrum de verschillende kleurenzones; stelt de begrippen lichtreflectie en lichtabsorptie schematisch voor en licht deze toe; stelt de principes van additieve en subtractieve kleurenmenging schematisch voor, licht deze toe en hanteert de geijkte symbolen; stelt de Lab, RGB en CMYK kleurenruimtes schematisch voor, licht de conversieproblematiek algemeen toe en bepaalt oordeelkundig kleur binnen deze modellen; bepaalt oordeelkundig kleur met het Pantone-systeem. Inktbehandeling: mengen van inkt in de juiste hoeveelheid: wegen van inkt; kleurrecepten en kleuren mengen: proceskleuren, PMS-systeem, andere mengsystemen (U); additieve en subtractieve menging; inkttrapping; bewaren van inkt; toevoegstoffen. Gebruik en eigenschappen toelichten, vaststellen en bepalen (via proeven): inktsoorten (indeling): zwarte inkten; gekleurde inkten; inkten met specifieke eigenschappen voor een bepaalde drukdrager; speciale inkten (U); 3de graad bso 21

24 inktdroging: oppervlaktedroging; dieptedroging; inkteigenschappen: lichtechtheid; nitro-echtheid; alcali-echtheid; viscositeit; dekkracht; andere (U); etikettering. 21 stelt de inktbak af, brengt de inkt in en lost problemen i.v.m. het inktwerk op. In- en uitschakelen van het inktwerk: inktbak; verwrijfrollen. Afregelen en vullen van de inktbak. kleurenvolgorde: kennis nemen van; zelf bepalen. (U) 22 bereidt het vochtwerk voor. Vochtwater in de juiste samenstelling en hoeveelheid aanmaken: relatie met de drukplaat; relatie met de inkt; de ph-waarde, het alcoholgehalte en de hardheid van het vochtwater controleren (meten). Soorten vochtwerk. 23 brengt de offsetplaten aan op de plaatcilinder. Manueel. Halfautomatisch. Automatisch. (U) 24 controleert de staat van het rubberdoek, kiest rubberdoeken, brengt deze aan en licht de eigenschappen toe. 25 controleert en reinigt de tegendrukcilinder en smetringen. Gebruik en eigenschappen toelichten en vaststellen: soorten: conventionele; samendrukbare (compressibele); ondervulling: harde; middelharde; zachte; eigenschappen: dikte; hardheid; Quick-release; deukherstellend vermogen; elasticiteit en samendrukbaarheid; inktoverdracht; andere (U); etikettering. Eigenschappen bepalen (meten): dikte. De juiste cilinderbekleding bepalen. Procedure voor controle en reinigen van tegendrukcilinder en smetringen. 22 3de graad bso

25 26 stelt de poederapparatuur in. Poederapparaat instellen in relatie met het soort drukwerk: bepalen van de hoeveelheid poeder; kiezen van de geschikte poederdikte; onderhouden van het sproeisysteem. Maken van een afdruk met de één en tweekleurenpers 27 maakt een proefdruk, beoordeelt deze en stelt de pers bij. Procedure voor het maken van een proefdruk. Beoordelingselementen: visueel: stand en register; drukkleur; ontbrekende elementen; papierkwaliteit; krassen; stofstippen; andere; (U) gestandaardiseerd, met meetinstrumenten/controlestroken: densitometrische controle; kleurmeetstrook duiden; drukkwaliteit duiden; punttoename en contrast; andere. (U) 28 brengt de drukpers op productiesnelheid. Relatie oplagesnelheid, machinetype en soort werk. 29 herkent drukproblemen, meldt deze en lost ze onder begeleiding op (de pers bijstellen). 30 vult volgens procedure het nodige materiaal aan tijdens de productie en voert materiaal af. 31 stelt machinestoringen vast, registreert ze, rapporteert ze en herstelt eenvoudige storingen onder begeleiding. Drukfouten analyseren: poederen, slechte droging, afstoten, overzetten, smetten, inktopbouw, bloeden; problemen bij nat in nat drukken, kaallopen van de inktrollen; emulgeren; statische elektriciteit; kaallopen van de plaat, dichtlopen, plukken, kleven, strepen, oxidatie; registermoeilijkheden, machinefactoren, papieroorzaken, rubber-papier-inkt, afwikkeling (slippen, vegen, doubleren, vollopen van het raster); andere. (U) Aanvullen of aanmaken: substraten; inkt; vocht; wasmiddel. Afvoeren: substraten: stapelwijze; plaats; aanleghoek aanduiden; afval. Optreden bij storingen: procedure(s). Soorten storingen: mechanische; 3de graad bso 23

26 elektrische; elektronische; pneumatische. Een handleiding raadplegen. 32 voert een productiestop uit. Procedure: productiestop. 33 voert een noodstop uit. Procedure: noodstop. 34 reinigt de pers bij een opdrachtwissel en op het einde van de dagtaak. Reinigen van de pers: procedure en producten; soorten wassystemen op drukpersen; opduwbaar wasdoek; borstel; milieuvriendelijk wassen. Onderhouden van de pers en herkennen van persconstructies voor vellenoffset 35 onderhoudt de pers. Reinigen van machineonderdelen die met inkt en papier in contact komen. Lezen van onderhoud- en smeerschema. De pers onder toezicht periodiek onderhouden: rubberdoek en rubberrollen; inktwerk demonteren en afregelen; vochtwerk en vochtomloopsystemen; producteigenschappen en gebruik. Smering van de pers: frequentie (dagelijks wekelijks - ); smeermiddelen juist aanwenden; smeerpunten. Onderhoud van nabewerkingsapparatuur. 36 herkent verschillende perssoorten op schema en verwoordt het doel (offsetpersen). Verschillende cilinderopstellingen. R/V keersystemen. Bouw cilinder-transferten-doorvoersystemen. De verlengde uitleg met drogingsunit IR/UV. De laktoren: types. Basisconfiguratie rotatiepers: belangrijkste componenten aanduiden op een schema. (U) Sturingen en hulpsturingen aan de pers: inkt-registersturingen: mogelijkheden; Inktnasturingssystemen kwaliteitsbewaking; (U) Prepress-press link (U). DIDACTISCHE WENKEN Lees ook de didactische wenken bij Kwaliteitsgericht denken en handelen ( ) en bij Het Nederlands aanwenden voor beroeps-, persoonlijke en studiedoeleinden ( ). Men laat de leerling van een aantal werken ook afwerken en nabewerken. Op deze wijze: ervaart hij de gevolgen van eventuele drukfouten op de afwerking en de nabewerking en op de uiteindelijke productiekost; en verwerft hij inzicht in de betekenis en het gebruik van correcte druk- en afwerkingstekens en controlemiddelen over het volledige productieproces. 24 3de graad bso

27 Zowel individueel als in team een drukopdracht tot een goed einde leren brengen. Bouw diversiteit in zowel op het gebied van materialen als van technieken. Bewaak dat elke leerling op verschillende persen drukt en geef voldoende tijd voor het inoefenen van het werken met deze verschillende machines. Dit aan de hand van diverse opdrachten met verschillende moeilijkheidsgraad. Zo leert de leerling de verschillende inkt-, vocht- en transportsystemen bedienen en kennen. Aan papier en aan karton voldoende aandacht schenken. Deze substraten ook benaderen vanuit het leren aanvoelen van gramgewicht en soort. De jongere zelf de juiste inkt leren kiezen (ook in functie van de drukdrager) en mengen, op deze wijze het gebruik van het PMS-boek aanleren. De begrippen wegslaan, oxidatief, UV en IR verduidelijken bij de verschillende droogwijzen. De jongere beoordeelt zelf de eerste afdruk op juistheid van register, kleur, kwaliteit, en vraagt dan een goed voor druk. Drukproblemen leren oplossen: als leraar kan je hier het toeval soms een handje toesteken. De leerling met zorg leren omgaan met de pers en ook bij de evaluatie aandacht schenken aan het belang van een goede persreiniging bij opdracht-/kleurenwissels en op het einde van de dagtaak. Ook de persomgeving moet door de jongere in goede staat gehouden worden voor, tijdens en na het drukproces. De pers onderhouden en oog hebben voor een goed onderhouden machine zijn belangrijk. Wijzen op mogelijke defecten en storingen ten gevolge van slecht onderhoud. Periodiek onderhoud onder begeleiding laten uitvoeren tot de leerling een zekere graad van zelfstandigheid bereikt heeft. Via drukwerkbespreking verschillende technieken leren herkennen en benoemen. Hanteer verschillende evaluatievormen in relatie met de gestelde doelen. Onder andere het ateliergesprek is een belangrijk evaluatie-instrument. Leerlingen leren van de feedback die de leraar aan de groep geeft op basis van interactief gesprek het eigen werk en dat van anderen beoordelen. Wacht niet met evalueren tot iets afgewerkt is. Geef de leerlingen ook feedback tijdens het proces dat ze doorlopen. Niet alleen het eindproduct beoordelen maar ook proceselementen en attitudes zoals de snelheid van uitvoering, netheid, initiatief en verantwoordelijkheidszin, beoordelen. Met als doel het realiseren van een optimale aansluiting tussen de vorming in de school en het bedrijfsleven. 3de graad bso 25

28 3.3.4 Nabewerken Vertrekkend van een werkfiche drukwerk nabewerken (perforeren en rillen). De jongere LEERPLANDOELSTELLINGEN EN LEERINHOUDEN Het eigen werk voorbereiden op basis van een werkfiche en model 37 schat de opdracht correct in en bereidt het eigen werk op efficiënte wijze voor. Kennis nemen van, analyseren en bespreken van de opdracht: productkenmerken op basis van aangereikt model; gevraagde uitvoeringstechniek, productieschema en tussentijdse controlemomenten; bepalen van de middelen. Drukwerk perforeren en rillen 38 perforeert en rilt drukwerk en licht de bouw en de werking van diverse perforeer- en rilapparatuur toe. Soorten perforeer- en rilapparatuur: bouw; werking; bediening. Techniek: perforeren en rillen. DIDACTISCHE WENKEN Lees ook de didactische wenken bij Kwaliteitsgericht denken en handelen ( ) en bij Het Nederlands aanwenden voor beroeps-, persoonlijke en studiedoeleinden ( ). De nabewerking bij een aantal opdrachten meenemen van montage tot afgewerkt product. Zowel de mogelijkheden in offset als in hoogdruk aan bod laten komen wanneer de persen en de uitrusting aanwezig zijn. Kleefstrips op tegendrukcilinder/naakte rubbercilinder om te rillen/perforeren behandelen. Extra inrichtingen/mogelijkheden om op de vouwmachine te rillen, perforeren, snijden behandelen. Via drukwerkbespreking verschillende technieken leren herkennen en benoemen. Hanteer verschillende evaluatievormen in relatie met de gestelde doelen. Onder andere het ateliergesprek is een belangrijk evaluatie-instrument. Leerlingen leren van de feedback die de leraar aan de groep geeft op basis van interactief gesprek het eigen werk en dat van anderen beoordelen. Wacht niet met evalueren tot iets afgewerkt is. Geef de leerlingen ook feedback tijdens het proces dat ze doorlopen. Niet alleen het eindproduct beoordelen maar ook proceselementen en attitudes zoals de snelheid van uitvoering, netheid, initiatief en verantwoordelijkheidszin, beoordelen. Met als doel het realiseren van een optimale aansluiting tussen de vorming in de school en het bedrijfsleven. 26 3de graad bso

29 3.3.5 Afwerken Vertrekkend van een werkfiche drukwerk snijden en vouwen. De jongere LEERPLANDOELSTELLINGEN EN LEERINHOUDEN Het eigen werk voorbereiden op basis van een werkfiche en model 39 schat de opdracht correct in en bereidt het eigen werk op efficiënte wijze voor. Kennis nemen van, analyseren en bespreken van de opdracht: productkenmerken op basis van aangereikt model; gevraagde uitvoeringstechniek, productieschema en tussentijdse controlemomenten; bepalen van de middelen. Drukwerk snijden en vouwen 40 snijdt papier, karton en drukwerk met de snijmachine en licht de bouw en de werking ervan toe. Een snijschema opstellen: het snijschema; relatie met de aanleg; snijtekens. De snijmachine bedienen: bouw, delen toelichten; automatisatie; snijstraat configuratie; hulp- en aanvoerelementen; veiligheidsvoorzieningen; werking en bediening; meswissel (U). Een proefsnede maken. Snijden zonder en met programma-instelling: maat instellen; het snijprogramma opstellen, invoeren en oproepen; het te snijden materiaal invoeren; voorsnijden en nasnijden; het gesneden materiaal stapelen en afvoeren: stapelwijze; verwijderen van het snijafval volgens procedure. 41 vouwt drukwerk met de vouwmachine en licht de bouw en de werking ervan toe. De vouwmachine: bouw (messen en tassen); werking en bediening. Vouwen met de vouwmachine: vouwformaten: plano, folio, kwarto, octavo, sedecimo; gevalstudies: enkele vouw; parallelvouw; 3de graad bso 27

30 wikkelvouw; zigzagvouw; luik- of venstervouw; kruisvouw; gecombineerde vouw (U); rilmogelijkheden; perforeermogelijkheden; snijmogelijkheden; optionele elementen. DIDACTISCHE WENKEN Lees ook de didactische wenken bij Kwaliteitsgericht denken en handelen ( ) en bij Het Nederlands aanwenden voor beroeps-, persoonlijke en studiedoeleinden ( ). De afwerking bij een aantal opdrachten meenemen van montage tot afgewerkt product. Snijden en vouwen: diverse afwerkingsopdrachten laten uitvoeren, verschillende formaten en substraten aan bod laten komen. De snijopdracht leren afhandelen volgens de juiste snijcyclus. Via drukwerkbespreking verschillende technieken leren herkennen en benoemen. Hanteer verschillende evaluatievormen in relatie met de gestelde doelen. Onder andere het ateliergesprek is een belangrijk evaluatie-instrument. Leerlingen leren van de feedback die de leraar aan de groep geeft op basis van interactief gesprek het eigen werk en dat van anderen beoordelen. Wacht niet met evalueren tot iets afgewerkt is. Geef de leerlingen ook feedback tijdens het proces dat ze doorlopen. Niet alleen het eindproduct beoordelen maar ook proceselementen en attitudes zoals de snelheid van uitvoering, netheid, initiatief en verantwoordelijkheidszin, beoordelen. Met als doel het realiseren van een optimale aansluiting tussen de vorming in de school en het bedrijfsleven. 28 3de graad bso