Vincent van den Hoogen Een schrijf 12
Voor ieder kind Alger van Hagen instrument op maat Het gebruik van vulpennen en ander schrijfmateriaal geeft in veel schoolteams hoofdbrekens. De meningen over aanschaf en beheer zijn nogal eens verdeeld. Van voorstanders om een streng voorgeschreven beleid te voeren tot voorstanders van een vrij beleid. Hoe maak je de juiste keuze? M eestal worden in de middenbouwgroepen pennen via de school verstrekt. In de bovenbouw mogen kinderen vaak zelf kiezen met welk schrijfmateriaal zij gaan schrijven. Duidelijk is dat op schoolniveau hierover afspraken gemaakt moeten worden. Dit artikel helpt je de eisen af te bakenen die aan schrijfmateriaal gesteld kunnen worden. VERSNELLEN EN VERTRAGEN Bij het schrijven van een letter moet de leerling niet alleen de vorm van de letter beheersen, maar tegelijkertijd binnen het af te leggen bewegingstraject bij een letter kunnen versnellen/vertragen en druk vermeerderen/verminderen. Door te oefenen bouwen ze een motorisch programma van de letter op. Het schrijven van deze letter verloopt dan automatisch. Dit tegelijkertijd kunnen beheersen van vorm, druk en snelheid wordt ook verondersteld bij het schrijven van letterparen en woorden. In groep 2 is het schrijven van een letter bij een kind nog een experimenteel en beginnend proces. Meestal moet daarbij de meest effectieve pengreep zich nog ontwikkelen. In de middenbouw (groep 3-4) is het schrijven van letters en woorden een nog niet geheel geautomatiseerd proces. In de bovenbouw (groep 6-7-8) kun je verwachten dat kinderen het schrijven van woorden en teksten beheersen. De geschreven tekst moet leesbaar zijn. Druk en snelheidsverschillen op de penpunt worden dan soepel en automatisch ingezet. De gevarieerdheid van beweging en de druk op de penpunt moet door de penvattingspieren van de duim, wijs- en middenvinger worden opgebracht. Analyse van pengrepen bij leerlingen (Case-Smith, Benbow, Selin, Hartingsveldt cs, Van Hagen) laten bij kinderen vier groepen penvattingen zien. 1. De knuistgreep: waarbij je het schrijfinstrument in de knuist vastpakt. Deze greep wordt als onrijpe greep beschouwd omdat er geen fijnmotorische taken mee kunnen worden uitgevoerd. 2. De functionele greep: waarbij de duim, wijsvinger en middenvinger gelijkmatig om het schrijfinstrument zijn geplooid. Met deze pengreep komen de schrijfbewegingen uit de spieren van de onderste kootjes van de drie schrijfvingers. De duim zorgt daarbij voor de naar rechtsgaande beweging, de wijsvinger zorgt voor de druk op de penpunt naar beneden en de middenvinger lijkt voor het remmen van de schrijfbeweging te zorgen (dit bij rechtshandige schrijvers). 3. De duim ligt over de wijsvinger: kennelijk kan de wijsvinger onvoldoende zorgen voor de gewenste druk op de penpunt en de duim helpt hierbij. De schrijfbewegingen komen nu meer uit de hand dan uit de toppen van de vingers. 4. De middenvinger ligt naast of op de wijsvinger: ook hier zorgt de wijsvinger voor onvoldoende druk. De schrijfbewegingen worden meer uit de hand uitgevoerd. Leerlingen hanteren diverse pengrepen. Wat alle grepen gemeenschappelijk hebben, is dat leerlingen op de penpunt zodanige drukverschillen moeten uitoefenen dat ze de te schrijven letters constant en gemakkelijk leesbaar uitvoeren. De schrijfbewegingen moeten met een zekere vloeiendheid tot stand kunnen komen. Voor sommige kinderen makkelijk, voor andere een moeizaam proces waarbij ze veel moeten oefenen. De keuze van een schrijfinstrument zal gebaseerd moeten zijn op de uit te voeren schrijfbewegingen, de vereiste druknuancering op de penpunt en ook op de door de leerling gehanteerde pengreep. 13
14 EISEN AAN SCHRIJFINSTRUMENTEN Eisen waaraan schrijfinstrumenten op school moeten voldoen: 1. Het schrijfinstrument moet de pengreep die het kind hanteert toelaten. Door de pengreep namelijk moeten de benodigde drukverschillen kunnen worden uitgevoerd. Schrijfinstrumenten met voorgevormde penvatting hebben als risico dat de voorvorming niet past bij de gehanteerde penvatting. Vandaar dat het schrijfinstrument diverse vormen van penvattingen moet toelaten. Schrijfmateriaal met design uiterlijk, vaak aanlokkelijk voor leerlingen, moet je kritisch op de mate van effectiviteit bekijken. Meestal voldoen ze niet op basis van penvatting, lengte of mogelijke druk op de penpunt. 2. Pendikte en lengte. De pen moet qua dikte en lengte bij de vingers en de grootte van de hand van de leerling passen. Leerlingen uit groep 3-4-5 kunnen beter een iets kleinere pen hanteren dan leerlingen in groep 6-7-8. 3. Het schrijfinstrument moet reageren op drukverschillen op de penpunt. Vandaar dat een vulpen bij het uitvoeren van taalproductietaken een geschikt schrijfinstrument is. Dit geldt ook voor het gebruik van potloden. Nadeel van een potlood is dat de punt tijdens het schrijven vervormt en dat door frequent slijpen de lengte steeds verschilt, wat het leren greep krijgen op druknuanceringen niet ten goede komt. Soms zie je leerlingen zelfs met een stompje potlood schrijven. Een betere oplossing is een vulpotlood. Wees dan wel bedacht op de dikte en lengte van de punt, in verband met onnodig breken. Penpunten die niet of te weinig reageren op drukverschillen zijn die van gel- en balpennen, rollerpennen en fineliners. Gel- en balpennen hebben de neiging alle kanten op te glijden en zijn gevoelig voor temperatuurwisselingen. Hoe kouder het is des stroperiger de inkt vloeit (en omgekeerd). 4. Invoering van een schrijfinstrument. Bijna alle leerlingen in scholen schrijven vanaf groep 4 met een vulpen. In groep 3 schrijven leerlingen meestal met een potlood. Enkele scholen starten meteen na Pasen in groep 3 met het schrijven met een vulpen, omdat de leerlingen dan alle letters gehad hebben. Besteed als leerkracht vooral veel inhoudelijke en motiverende aandacht aan de overgang van potlood naar vulpen. Inhoudelijk: informeer de kinderen dat een andere druk op de penpunt is vereist en hoe bij vulpengebruik vlekken kunnen ontstaan. Motiverend: leg nadruk op het feit dat kinderen in een nieuwe fase van het schrijven komen; het lijkt nu meer op het schrijven van volwassenen. ( Advertentie ) Het Digitale Krijtje! LEGAMASTER INTERACTIVE SCHOOLBORD EXTRA www.legamaster.nl / www.legamaster.be IN HOOGTE VERSTELBAAR! Doordat de beamer op het bord is gemonteerd, schuift deze mee. U hoeft dus niet steeds te kalibreren. Zeer goed beschrijfbaar met normale whiteboardmarkers Permanentinkt is probleemloos verwijderbaar Bordoppervlakte is van geëmailleerd staal (leerlingproof) 25 jaar ar garantie op het probleemloos kunnen beschrijven en uitwissen van het bordoppervlakte Zeer mat projectiestaal: geen last van hotspot (hinderlijke reflectie van de beamer) Gebruiksvriendelijke software, licentievrij en onbeperkt gratis updates Werkt over elke Windows of Mac software! Legamaster biedt oplossingen voor alle typen en merken beamers. Informeer hiernaar bij uw Legamaster-dealer
5. De prijs. Omdat in de middenbouw de school overwegend het schrijfmateriaal (potloden en vulpennen) aan kinderen verstrekt, speelt de prijs bij de aanschaf in veel scholen een belangrijke rol. EEN SCHRIJFINSTRUMENT KIEZEN De keuze kan zowel op inhoudelijke, financiële als persoonlijke gronden gebaseerd zijn. Inhoudelijke gronden Puntdikte. Onderbouw: omdat de penvatting zich nog moet stabiliseren is het gebruik van diverse puntdiktes aan te bevelen. Dit om druknuancering op de penpunt uit te dagen. Middenbouw: is de leerling in staat de druk op de penpunt te beheersen? Meestal is pendikte M (medium) een goede keuze. Leerlingen die een goed schrijfproduct afleveren kunnen eventueel de dikte F (fijn) gebruiken. Besteed vooral aandacht aan de kinderen die moeite hebben met constantie van lettergrootte en hellingshoek (zij gebruiken ook dikte M). Bovenbouw: hier kan dikte F of EF (extra fijn) gebruikt worden. Kinderen met een wisselende constantie van de grootte bij de rompletters en de hellingshoek, kunnen het beste dikte M gebruiken. Zwakke presteerders kunnen ook 4H-, HB-, of 4B-potloden gebruiken. Reageren op drukverschillen penpunt. Onderbouw: kleur- en tekenpotloden met diverse hardheidsgraad dagen drukverschillen op de penpunt uit. Dit geldt vooral voor kinderen die moeite hebben met het uitvoeren van fijnmotorische taken. Middenbouw: potloden met diverse hardheidsgraad dagen krachtdosering uit. Daarbij moet gedacht worden aan 4H-, HB-, 4B- en crayonpotloden. Bovenbouw: gebruik van een vulpen bij alle taalproducties, omdat de vulpen naar de eigen hand gaat staan en nauwkeurig en direct reageert op druknuanceringen. Greep. Onderbouw: de penvatting bij de kinderen moet zich nog stabiliseren. Ronde en zeshoekige kleur- en schrijfinstrumenten verdienen de voorkeur, omdat zij gemakkelijk diverse pengrepen toelaten. Twijfel bestaat of (afgeplatte) driehoekige schrijfinstrumenten wel zorgen voor stabilisatie van de zich ontwikkelende pengreep. Middenbouw: de keuze kan het beste vallen op ronde pennen waarbij op de plek van de penvatting een zacht stukje is gemaakt, zodat wisselende drukverschillen van de vingers enigszins kunnen worden opgevangen of gedempt. Bovenbouw: ook hier geldt dat de penvatting van de leerling bij de vulpenkeuze tot zijn recht moet komen. Het minste risico loop je met pennen die rond zijn op de plek waarop de vingers rusten. In maar enkele gevallen brengt een bepaalde voorgevormdheid van de vulpen uitkomst. Lengte. Omdat schrijven vooral is het uitvoeren van drukverschillen op de penpunt, moet de pen ook een bepaalde lengte hebben. Deze moet bij de grootte van de hand van de leerling passen. De lengte van het schrijfmateriaal zou tussen groep 3-4-5 en groep 6-7-8 verschillend moeten zijn. De bovenbouw kiest vaak voor design Financiële gronden Wat mag een schrijfinstrument kosten? Over het algemeen hanteren scholen een uitgavepatroon van 5 tot 10 per vulpen. Een vulpotlood kost minimaal 1,50. Vanuit soms financiële motieven wordt toegestaan dat leerlingen in de bovenbouw zelf hun schrijfmateriaal aanschaffen. Leerlingen willen dat ook graag blijkt. Persoonlijke gronden Bij een enkel kind is de penkeuze op inhoudelijke gronden niet zo eenduidig te geven. Vandaar dat het kind zelf een aantal schrijfinstrumenten zal moeten uitproberen en vervolgens beslissen. Effectief beslissen kan alleen maar als er inzicht in de materie is (Wat gebeurt er tijdens de schrijfbeweging en wat is mijn penvatting?). In de bovenbouw valt op dat de keuze van de leerlingen niet op inhoudelijke gronden gebaseerd is doch vaak op design gronden. Ouders moeten van de keuze en gebruik van schrijfinstrumenten op school op de hoogte worden gesteld met daarbij de argumenten die een rol bij de keuze hebben gespeeld. Ouders weten dan aan welke eisen schrijfmateriaal moet voldoen indien zij voor hun zoon/dochter een vulpen willen kopen. DUIDELIJKE AFSPRAKEN Het kiezen en invoeren van schrijfmateriaal in scholen verdient meer en systematische aandacht. Gebruik van schrijfmateriaal door kinderen op school mag niet vrijblijvend zijn en aan individuele leerkrachten en of ouders overgelaten worden. De gevoeligheid voor druk op de penpunt, de toegepaste pengreep en de grootte van de hand van kinderen moet bij de keuze van schrijfmateriaal van beslissende invloed zijn. De keuze wanneer en welke vulpen gebruikt gaat worden is belangrijk. Duidelijk moet op schoolniveau zijn welke schrijfinstrumenten bij schrijfopdrachten door kinderen gehanteerd gaan worden. En ook welke schrijfinstrumenten expliciet niet. De hierover gemaakte afspraken worden in alle groepen gepraktiseerd. 15
Als leerlingen zelf schrijfmateriaal willen aanschaffen, moeten de leerlingen en ouders zich conformeren aan de gemaakte schoolafspraken. Vandaar het belang om ouders van de schoolkeuze van schrijfmateriaal op de hoogte te stellen. Effectief is het om dit in de schoolgids te doen, zodat je alle ouders bereikt. Belangrijk is ook dat daarbij staat welke factoren bij de keuze van schrijfmateriaal een rol hebben gespeeld. Het gebruik van goed schrijfgereedschap stimuleert de inzet, het werkplezier, de nauwkeurigheid van werken en vervolgens het leesbaar schrijven van leerlingen en het verhoogt hun schoolsucces! De auteur is senior medewerker van het Onderwijs Advies Bureau in Bemmel en schreef diverse artikelen over het leren schrijven van kinderen. Voor reacties: info@algervanhagen.nl Literatuur Benbow, M. (2006). Principles and Practices of Teaching Handwriting. Henderson, A. & C. Pehofski, Handfunction in the Child, Foundations for Remediation. Elsevier, Mosby. Case-Smith, J. (2006). Efficacy of Interventions to Enhance Hand Function. Henderson, A. & C. Pehofski, Handfunction in the Child, Foundations for Remediation. Elsevier, Mosby. Hagen, A. van (2008). Schrijven in school. Schrijfbeoordelingsinstrumenten en oefenstof in het basisonderwijs. Bemmel: O.A.B.B. Hagen, A., van (2009). Leesbaarheid verbeteren bij bovenbouwleerlingen. Een rol voor de kinderfysio therapeut? Tijdschrift voor Kinderfysiotherapie 21(1), pp. 35-41. Hagen, A. van (2008). Schrijfproblematiek kinderen. Bovenbouw leert leesbaar schrijven. Nederlands Tijdschrift voor Ergotherapie 36(4), pp. 26-30. Hartingsveldt, M. van, E. Cup & M. Corstens-Mignot (2006). KOEK, Korte Observatie Ergotherapie Kleuters. Nijmegen: Uitgeverij Ergoboek. Kurtz, L. (2008). De motoriek van kinderen met dyspraxie, autisme, ADHD en leerstoornissen. Huizen: Uitgeverij Pica. Selin, A. (2004). Pencil Grip. A Descriptive Model and Four Empirical Studies. Oy Tibo: Abo Akademi University. 17