Rene Descartes René Descartes, een interview door Roshano Dewnarain Cogito ergo sum, ik denk dus ik ben. Een uitspraak van René Descartes. Een belangrijk wiskundige en filosoof in de geschiedenis. Volgens hem kon je beter aan alles twijfelen. Iets was pas waar, wanneer het te bewijzen was. Lees maar
Inleiding René Descartes, een interview door Roshano Dewnarain Interview In dit boek staat een interview met René Descartes. Ik wilde hem graag interviewen, omdat het een groot denker is die mij heel erg heeft geïnspireerd. In feite is hij al dood sinds 1650, maar speciaal voor mij heeft hij een uitzondering gemaakt! Hij kwam terug uit zijn graf en gaf mij prachtige antwoorden op mijn vragen. Vragen In dit boek geeft René Descartes een antwoord op tien vragen. Deze vragen heeft hij exclusief beantwoord, speciaal voor dit interview! Hij geeft antwoord op de volgende vragen: 1. Hoe weet u dat de mensen om u heen geen illusie zijn? 2. Waarom was het volgens u moeilijk om een onderscheid te maken tussen illusie en werkelijkheid? 3. Hoe bent u erachter gekomen wat werkelijkheid is en wat illusie is? 4. Waarom is de res extensa minder betrouwbaar dan de res cogitans? 5. Welke samenwerking speelt er tussen de res cogitans en de res extensa? 6. Is het van invloed geweest uit welke burgerlijke stand u stamt, zo ja, hoe? 7. Op welke manier zoekt u naar bewijzen? 8. Twijfelt u in de wiskundige ook overal aan en zo ja, hoe? 9. Waarom is 2+2=4? 10. Hoe is het van invloed geweest dat u veel wiskundige kennis meedraagt? 1
Rene Descartes René Descartes is de grondlegger van het zeventiende-eeuwse rationalisme. Descartes wordt daarom beschouwd als de vader van de moderne filosofie. In het boek Over de methode beschrijft de Franse filosoof de beginselen van een wiskundige methode voor zekere kennis. Descartes krijgt als jongen een jezuïtenopleiding, gebaseerd op het werk van Aristoteles. Maar rond zijn twintigste besluit hij met zijn studies te stoppen en iets van de wereld te zien. Hij belandt als militair ingenieur in het leger van Maurits en na een inspirerende ontmoeting met de Nederlandse wetenschapper Isaac Beeckman krijgt hij een visioen dat zijn roeping openbaart: de waarheid te zoeken. Om die te vinden besluit Descartes eerst aan alles te twijfelen. Descartes sterft op 53-jarige leeftijd aan een longontsteking in Stockholm. 2
Cogito ergo sum, vanuit deze twijfel ging u op zoek naar bewijzen. U was er zeker van dat u geen illusie was: ik denk dus ik ben. Hoe weet u dat de wereld om u heen geen illusie was? Zoals je weet, ga ik er vanuit dat ik zélf wel echt besta. Ik heb een denkend en werkend ratio. Maar ik ben niet perfect! Mensen zijn niet perfect. Tóch heb ik een helder en onderscheiden beeld van een perfecte god. Maar een mens is niet perfect. En iets dat niet perfect is, kan ook niets perfects bedenken. Dat betekent dus dat God een beeld in mijn hoofd heeft gestopt van een perfecte god. Dít is het bewijs dat God bestaat! En omdat God bestaat, kan de wereld om mij heen geen illusie zijn. Een perfecte god is ook een goede god. En omdat God een goede god is, laat hij de wereld om ons heen geen illusie zijn! Volgens u was het moeilijk om een onderscheid te maken tussen werkelijkheid en illusie. Waarom vindt u dat eigenlijk? Ik kwam erachter dat iedereen anders over dingen denkt. Maar hoe in hemelsnaam weet je dan wat werkelijkheid is en wat een illusie is? Wanneer je honderd verschillende mensen een feit verteld, zullen er 100 verschillende interpretaties ontstaan. Al deze honderd mensen denken nu anders over hetzelfde feitje. Ik reisde veel over de wereld. En overal zag ik dat mensen anders over dingen 3
denken. Mensen denken anders over God, mensen denken anders over hun lichaam. Wat is dan de werkelijkheid en wat is dan illusie. Zoals de oude Grieken in vele goden geloofden, is dat voor hen werkelijkheid. Voor Christenen is dat dan een illusie, want zij geloven in maar één enkele perfecte God. Dat is voor de Christenen de werkelijkheid. Dat is de rede dat ik het moeilijk vind om een onderscheid te maken tussen werkelijkheid en illusie. In de vorige vraag legt u uit dat het moeilijk is om een onderscheid te maken tussen werkelijkheid en illusie. Dat iets moeilijk is betekent echter níet dat het niet te onderzoeken is. Bent u er uiteindelijk achter gekomen wat werkelijkheid is en wat een illusie is? Zo ja, hoe dan? Ik ben enkel en alleen met mijn geest tot de onbetwistbare waarheid gekomen. Hier uit kon ik beargumenteren dat de geest en het lichaam twee verschillende domeinen zijn. Ze kunnen gescheiden van elkaar functioneren. Hieruit maakte ik een dualistisch onderscheid tussen het geestelijke, res cogitans, en de materiële zaken, res extensa. De res cogitans is overheersend, deze is namelijk betrouwbaarder dan de rex extensa. Vous comprendez? Niet helemaal, kunt u uitleggen waarom de res cogitans overheersend is en waarom de res extensa minder betrouwbaar is? 4 Het intellect blijft namelijk altijd intact, terwijl het menselijk lichaam ouder wordt. Het zuivere verstand moest dus altijd het vertrekpunt vormen bij de poging twijfels om te zetten in zekerheden. Ook neemt het lichaam van alles waar via de zintuigen. Je voelt en neemt vele dingen waar, zonder er een betekenis aan te geven. Hier
zorgt de res cogitans weer voor! Toch hoeft dit niet persé! Er bestaat ook een genus malignum, een kwade geest. Deze kan je net zo goed voor de gek houden! Is er volgens u ook een bepaalde samenwerking tussen de res cogitans en de res extensa? Ja, natuurlijk! Want ondanks het strikte onderscheid tussen lichaam en bewustzijn kan ik absoluut niet ontkennen dat er sprake is van een bepaalde wisselwerking tussen res cogitans en de res extensa. Er móest iets zijn dat de verbinding tussen beide tot stand bracht, uiteindelijk kwam ik erachter dat dit gebeurde in de epifyse, een klein orgaantje in de hersenen. Via de epifyse zet de geest het lichaam in beweging en konden zintuiglijke waarnemingen door het verstand worden verwerkt. Op welke manier is het van belang geweest uit welke burgerlijke stand u kwam? Mijn ouders kwamen uit de bourgeoisie. Dat houdt in dat ze heel rijk zijn, maar niet tot de Adel horen. Omdat mijn ouders heel rijk waren, heb ik veel meer kansen gehad op een goede scholing. Zoals ik vertelde reisde ik veel. Dit was natuurlijk niet mogelijk zonder genoeg geld! Het is dus zeer van belang geweest dat mijn ouders uit de bourgeoisie afkomstig waren. Want zonder mijn reizen, was ik niet geworden wie ik nu ben! Zonder mijn reizen had ik niet kunnen zien dat iedereen anders denkt! 5
U gelooft dingen pas, wanneer ze te bewijzen zijn. Op welke manier zoekt u naar bewijzen? Dat doe ik uiteraard door overal aan te twijfelen. Dat is de basis van mijn filosofieën. Ik streefde natuurlijk naar de absolute kennis, ik wilde de inzichten van de mens en het universum begrijpen. Maar als alles net zo goed een illusie of een slechte opvatting kan zijn, moet je naar bewijzen zoeken. Zo gaf ik het bewijs de bloedsomloop en de werking van het hart, dit beschreef ik trouwens in mijn boek: over de methode. Ik bewees dat het menselijke lichaam vergelijkbaar is met een machine, die door de hersenen motorisch worden aangestuurd. Maar om werkelijk mens te zijn, moet de machine worden bezield door de geest. De geest zelf kan onafhankelijk van het lichaam bestaan en is dus onsterfelijk, dit is weer het bewijs van mijn bewering over de res extensa en de res cogitans! Zo zie je maar weer, bewijs komt na bewijs! Zoals u al vertelde twijfelt u overal aan. Van huis uit bent u wiskundige, maar twijfelde u in de wiskunde ook overal aan? 6 Uiteraard doe ik dat! Hoe zou ik wiskundige zijn geworden als ik dat niet deed? Zo zoek je in de wiskunde bijvoorbeeld ook naar bewijzen. Waarom is 2+2=4? Dit is niet afhankelijk van zinnige ervaringen, maar het is compleet opgeslagen in onze geest! Maar wie zegt dat, dat wel waar is? Daarom moet je overal aan twijfelen om tot het juiste antwoord te komen!
U gaat er nu dus vanuit dat 2+2=4 klopt. Maar hoe bent u daar zo zeker van? Dat is nu juist het probleem! Ik kan niet eens een onderscheid maken tussen een wakkere toestand en een droomtoestand. 2+2 kan net zo goed 5 zijn. Maar hoe weten we dat het niet zo is? Precies ja, niet dus! In een van mijn boeken beschrijf ik de genus malignum: de kwade geest. Onze geest kan ons net zo goed voor de gek houden! Dit is dus het antwoord op jouw vraag: ik ben er totaal NIET zeker van! Is het zeer van invloed geweest dat u veel wiskundige kennis met u meedroeg? Ja, dat is wel een van de dingen die in mijn voordeel werkten. Zo heb ik, net zoals ik bij de vorige vraag vertelde, veel gefilosofeerd over de wiskunde. Ik heb veel wiskundige methodes bedacht. Zo ging ik er ook vanuit dat alleen de wiskundige methode tot zekerheid zou leiden in de wetenschap. Hieruit baseerde ik drie stellingen: 1. Ieder vraagstuk over grootheden kon teruggebracht worden tot een meetkundig probleem. 2. Ieder meetkundig probleem kon worden teruggebracht tot een algebraïsch probleem. 3. Ieder algebraïsch probleem kon worden teruggebracht tot het oplossen van één of meer vergelijkingen. 7
Bedankt voor uw tijd en moeite dat ik u mocht interviewen. Met als resultaat een prachtige weergave van uw werken en denken. Ik waardeer uw werk en manier van denken zeer. Het twijfelen en het streven naar absolute kennis. Fijn dat u speciaal voor mij een uitzondering hebt gemaakt en uit de dood bent opgestaan. Uw geweldige geest is immers teruggekeerd in uw lichaam! Natuurlijk mijn jongen. Ik vind het juist leuk om een jonger persoon over mijn ideeën te inspireren. Ook geweldig hoe je mij de vragen stelde, heb je alle vragen trouwens zelf bedacht? Dat zou wel heel goed zijn! Mes compliments! Ik vind dat je zeker een goed cijfer verdiend! Au revoir! 8 DESCARTES IN DE 21 STE EEUW