la bicicleta De jongste mag beginnen en een passend kaartje aan het openingskaartje leggen. Als je niet kan moet je een kaartje van de pot pakken.

Vergelijkbare documenten
lombricita De jongste mag beginnen en een passend kaartje aan het openingskaartje leggen. Als je niet kan moet je een kaartje uit de pot pakken.

Keuzevak Spaans voor beginners 1 - Extra oefeningen

SPAANS HERHALINGLES 1 Español

SPAANS HERHALINGLES 3 Español

Uitwerking Tareas Spaans 3. Qué has hecho hoy?

Sí, claro! 1.1. Instaptoets. Opgaven. 4. En un hotel. 1. En un viaje. Perdón, ustedes francés? No, sólo inglés. Hola, cómo? Ernesto, y tú?

SPAANS LES 6 Español

diez Iedereen kan Spaans leren Desea algo más? ZIEN EN BEGRIJPEN Taalcursus Spaans Voor beginners

Het belang en het gemak van het Spaanse werkwoord

SPAANS LES 8 Español

SPAANS LES 4 Español

SPAANS HERHALINGLES 2 Español

Sí, claro! 1.2. Instaptoets. Opgaven. 1. Dos amigos miran el plano de Sevilla. 4. En la oficina de turismo.

Woordenlijstenspel eigen

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

Inhoudsopgave. Ondersteunend materiaal página 4. Inhoud + checklist páginas 2-3. Opdracht página 1. Información personal páginas 6-13

Qué Guay! Manual, parte 2

SPAANS LES 2 Español

Qué Guay! Vocabulario temático. Vocabulario temático

Nederlands Español. Handige zinnen en woorden om u snel op weg te helpen in Spanje

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

SPAANS LES 7 Español

Dos cervezas por favor. Donde está el supermercado? Ga je op vakantie naar Spanje maar weet je niet wat deze zinnen betekenen?

agosto al lado de Alemania

SPAANS LES 5 Español

1OEFENINGEN bij WERKWOORDEN (boek CAMINOS 1, PAG.133 e.v.)

Reizen Gezondheid. Gezondheid - Noodgeval. Gezondheid - Bij de dokter. Necesito ir al hospital. Zeggen dat je naar het ziekenhuis moet. Me siento mal.

Reizen Gezondheid. Gezondheid - Noodgeval. Gezondheid - Bij de dokter. Zeggen dat je naar het ziekenhuis moet. Om ogenblikkelijke medische hulp vragen

Instaptoets. Opgaven. 1. En un viaje. 4. En un hotel. Hola, cómo? Ernesto, y tú? Perdón, ustedes francés? No, sólo inglés.

Spaans voor zelfstudie

Serie de publicaciones - Serie-overzicht

januari el/un coche el/un gato la/una casa la/una chica la/una mesa

Wonen. In deze les leert u

Spaans leren als verbreding voor de jonge leerling.

cuál? cuál es su número de reserva? a ver... acento, el alfabeto, el apellido, el apellidos, los aquí tiene arroba, la ascensor, el baño, el

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

k ga naar school Voy al colegio

Madrid maart 2 april Spoedcursus Spaans Marc Deldime TechnOV 1

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

Serie Crímenes al sol. Pasión mortal

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Vous pouvez m'aider, s'il vous plaît?

SPAANS LES 13 Español

LESSTOF. Woorden Spaans

Reizen De weg vinden De weg vinden - Locatie Spaans Nederlands Ik ben de weg kwijt. Kunt me op de kaart aanwijzen waar het is? Waar kan ik vinden?

Reizen De weg vinden De weg vinden - Locatie Nederlands Spaans Estoy perdido. Me puede mostrar su ubicación en el mapa? En dónde puedo encontrar?

LESSTOF. Woorden Spaans

Reizen Gezondheid. Gezondheid - Noodgeval. Gezondheid - Bij de dokter. Zeggen dat je naar het ziekenhuis moet. Om ogenblikkelijke medische hulp vragen

Reizen Uit Eten. Uit Eten - Bij de ingang. Uit Eten - Eten bestellen

Reizen Uit Eten. Uit Eten - Bij de ingang. Uit Eten - Eten bestellen

España español Chile

Reizen Wonen Koken & genieten Cultuur & vermaak

Cursus Spaans. = taalavontuur

Caminos nieuw 1. Instaptoets

E-book Gratis Spaanse lessen

Reizen Accommodatie. Accommodatie - Vinden. Accommodatie - Boeking. Om de weg naar je accommodatie vragen

HANDLEIDING DEEL 2 hoofdstuk 4 t/m 6

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

SPAANS LES 3 Español

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

Reizen Gezondheid. Gezondheid - Noodgeval. Gezondheid - Bij de dokter. Zeggen dat je naar het ziekenhuis moet. Om ogenblikkelijke medische hulp vragen

oferta De appels zijn in de a. Ze zijn vandaag extra goedkoop. de arm brazo Ik kan vandaag niet zo goed schrijven, want ik heb pijn in mijn a.

Reizen Accommodatie. Accommodatie - Vinden. Accommodatie - Boeking. Om de weg naar je accommodatie vragen

Reizen Accommodatie. Accommodatie - Vinden. Accommodatie - Boeking. Om de weg naar je accommodatie vragen

Rutinas de clase Lenguaje para la clase de español

Magie en musica kleur en zweet. Zingen, lachen en huilen: ze vermengen meng hun dromen meng pijn en vreugde houd van het leven!

antes antes de así cada cambiar camino, el cruzar cuarta calle, la cumpleaños, el a la derecha a la izquierda a qué hora abre?

Mi cole. aan deze pagina een persoonlijk tintje! Hier kun je schrijven, tekenen, plakken, SETENTA Y SIETE

Op weg. Voorbereiding op de taalonderdelen van het inburgeringsexamen. Vertaling Spaans / Español

Groene- Blokken- Boekje. Groene blokken om te leren uit: Juan y Rosa están de vacaciones

Mis amigos y yo. Cuál es tu número de móvil? Û p. 20 del LA UNIDAD 1 LECCIÓN 1. Vul de bloem in met jouw persoonlijke gegevens.

Immigratie Studeren. Studeren - Universiteit. Me gustaría matricularme en la universidad. Aangeven dat u zich wilt inschrijven

Immigratie Documenten

Spelregels: Als de kaartjes wel bij elkaar horen, neemt de speler deze uit het spel en mag hij nog een keer proberen.

Dit taalgidsje is van: Naam: Datum reis: Reisbegeleid(st)er: Veel plezier! Introductie:

Taalreis Salamanca DNS

Spaans voor zelfstudie

Qué Guay! Manual, parte 1, introducción y capítulo 1

Capítulo uno y dos + capítulo

Wiekendje. Vanuit het MT. Basisschool Het Molenven. In dit nummer: 25 februari

adosada a a la derecha amable amplio / -a amueblado andar apartamento aquí árbol arbusto armario baja bajar banco aislado / -a al lado de algo

Spaans leren als verbreding voor de jonge leerling.

El horario de los chicos

Me llamo. Clase: Instituto:

Woorden Spaans is gemaakt voor beginnende taalleerders Spaans van alle leeftijden.

de aanbieding offerta De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop. alleen solo Hij is niet getrouwd. Hij woont helemaal a, zonder familie.

Tú y yo. In deze Unidad ga je vertellen over jezelf, je familie en vrienden

Możesz mi pomóc? [form.:] Może Pan(i) mi pomóc? Czy mówisz po angielsku? [form.:] Czy mówi Pan(i) po angielsku?

Immigratie Studeren. Studeren - Universiteit. Aangeven dat u zich wilt inschrijven. Verklaren dat u graag wilt inschrijven voor een cursus.

1 Informatie over personen

lila manga corta manga larga marrón el modelo naranjo a rayas rojo rosa verde aspirina biquini bragas carné de identidad cepillo

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Bana yardımcı olurmusunuz, lütfen? Om hulp vragen

6.5-De werkwoorden ser en estar

Cómo se escribe tu nombre en español? Tienes hermanos? Cómo se llaman?

SPAANS LES 10 Español

Breng uw lessen nog meer tot leven 2.0. Nationaal Congres Frans 22 maart 2019

Transcriptie:

Dominospel / memory Knip alle kaartjes van de betreffende hoofdstukken uit. Doe het zo dat je een kaartje hebt met aan de linkerkant het plaatje en aan de rechterkant een woord. Dus alleen de dikke zwarte randen losknippen. Doe de kaartjes vervolgens in een doosje. De eerste bladzijde gaat over hoofdstuk 1 en 2. Daarna kunt u telkens per hoofdstuk, één bladzijde toevoegen. (Daarvoor is het laatste kaartje van het vorige blad opnieuw gebruikt en kunt u dit laatste kaartje van de oude bladzijde, telkens weglaten.) la bicicleta Alle dominokaartjes worden op de kop op tafel gelegd en geschud. Elke speler trekt vijf kaartjes en stelt deze zo op dat ze niet zichtbaar zijn voor de andere spelers. Eén kaartje uit de pot wordt open op tafel gelegd. De jongste mag beginnen en een passend kaartje aan het openingskaartje leggen. Als je niet kan moet je een kaartje van de pot pakken. De volgende speler moet aan één van de uiteinden een passend kaartje leggen en zo verder. Per beurt mogen de spelers slechts één kaartje plaatsen. Kan een speler aanleggen, dan is hij verplicht aan te leggen. De speler die al zijn kaartjes heeft weggespeeld heeft gewonnen. U kunt er ook voor kiezen om alle kaartjes los te knippen, dus ook de woordjes van de plaatjes. Zo kunt u memory spelen. Dit betekent dat u alle kaartjes met de kop naar beneden over de tafel verspreid. Om de beurt draaien de spelers twee kaartjes om en proberen de paren (woord en plaatje) te vinden. Wie de meeste paren verzameld heeft gewonnen. 1-

Hoofdstuk 1 en 2: el camping el este la bicicleta E el chico los amigos las montañas el mar el oeste el norte O el día la noche el país el rio el sur 2-

s la chica las amigas 3-

Hoofdstuk 3: las compras la casa la madre el coche la tienda el avión el piso 4-

la caravana el padre el barco la moto las amigas 5-

Hoofdstuk 4: rojo la nariz la abuela azul el ojo ama de casa verde la oreja las gafas negro el pelo el camarero amarillo la boca el maestro las amigas 6-

Hoofdstuk 5: el perro la vaca el balón la guitarra el caballo el despertador la campana el velero marrón el toro el gato la mariposa el reloj la araña el futbolista las amigas 7-

Hoofdstuk 6: la puerta la cama el tejado el armario el ordenador el sofá la ventana la mesa el árbol la alfombra el baño las matas el pez el cuadro las amigas la silla 8-

Hoofdstuk 7: el museo la verdura la piscina el periódico el palacio el queso el supermercado el puente la plaza el farol el parque la carretera la acera el estadio el pan las amigas 9-

Hoofdstuk 8: el bocadillo el chicle el refresco la barra de chocolate el regaliz el jamón la taza la mantequilla el carnicero el vaso el puesto el cruasán el cerdo la magdalena las amigas el helado 10-

Hoofdstuk 9: la playa la toalla el bañador la plancha de surf el sol la primavera la nube el verano el viento el otoño la nieve el invierno el cubo la lluvia la sombrilla las amigas 11-

Hoofdstuk 10: la blusa el castillo de arena el bolso la maleta la tarta la camiseta la mochila los vaqueros el pañuelo el jersey la muñeca la fiesta el farolillo la falda las amigas el abrigo 12-

Spaans lottospel Voor twee of meer kinderen te spelen. Knip de woordkaartjes van de onderstaande woordenkaarten los. Schudt deze kaartjes en maak er een stapeltje van. Geef de kinderen ieder een legvel met plaatjes. De leraar/begeleider pakt elke keer een kaartje en leest het Spaanse woord voor. Het kind dat het genoemde woord herkend op zijn/haar legvel moet dit aangeven. Bijvoorbeeld door snel para mí te zeggen. Als het goed is krijgt het kind het woordkaartje en dekt het betreffende plaatje af op het legvel met plaatjes. Nu leest de leraar/begeleider het volgende kaartje voor. Heeft een kind niet door dat het plaatje voor hem of haar is, dan gaat die gewoon onder op de stapel. Wie het eerst alle plaatjes bedekt heeft, heeft gewonnen. In plaats van met de leraar/begeleider kunnen de kinderen ook met elkaar in een groepje van minimaal drie het spel spelen. 13-

Kaart 1 14-

Kaart 2 15-

Kaart 3 16-

Kaart 4 17-

Kaart 5 18-

Knip de kaartjes van de volgende 5 bladzijden los. Kaart 1 el cubo el helado la taza el sol el puente las gafas el puesto la cama la mochila el jamón el baño la playa el pez el sofá la muñeca la ventana la vaca las compras rojo la bicicleta 19-

Kaart 2 el camping el bañador la magdalena los amigos la caravana el despertador negro la sombrilla la piscina el farol los vaqueros la plancha de surf la mesa la barra de chocolate el balón las matas el bocadillo el bolso el supermercado la oreja 20-

Kaart 3 el río la guitarra el camarero el armario la chica el perro las montañas el árbol la araña el velero el palacio la carretera la nube azul el padre el coche el ojo el reloj el ordenador la mantequilla 21-

Kaart 4 la falda la toalla el cerdo el vaso la nieve el queso la nariz el barco el chico el país el piso el tejado el pelo la mariposa la casa la campana el pan verde el futbolista el caballo 22-

Kaart 5 la tienda la verdura la silla el estadio la puerta amarillo el periódico el avión el refresco el farolillo la abuela el cruasán el gato la boca la camiseta la tarta el maestro la maleta la moto el toro 23-

Sobremí Benodigdheden: Kaartjes waar de bij elkaar horende voorbeeld zinnen op staan. Of kaartjes met symbolen voor afgesproken kenmerken of trefwoorden. In dit geval moet uw kind de zinnen zelf vormen. Het spel: Houd een kaartje omhoog. De eerste ronde begint waardoor bijvoorbeeld het volgende gesprek ontstaat: Me llamo Linda, cómo te llamas?. Het volgende kind antwoordt en stelt dan een vraag aan de volgende, u doet zelf natuurlijk ook mee. Het onderwerp verandert door een ander kaartje omhoog te houden. Knip onderstaande kaartjes los en doe deze in een doosje. De nummers onderaan het kaartje geven het hoofdstuk aan waaruit de vraag is gemaakt. Gebruik je fantasie zodat de antwoorden variëren! 24-

Soy (naam). Me llamo... (naam) Estoy bien. Estoy aquí / en Londres. Y tú? Quién eres tú? 1 Y tú? Cómo te llamas? 1 Y tú? Cómo estás? 1 Y tú? Dónde estás? 1... es mi amigo/amiga. Y tú? Quién es tu amigo/amiga? 1 Soy de holanda. Y tú? De dónde eres? 2 Vivo en... (la ciudad = de stad) Y tú? Dónde vives? 2 Amsterdam está en el norte de Holanda. Y..., dónde está? 2 Soy holandesa. Voy a pie a la escuela. Voy a casa. Voy a ir de compras. Y tú? Quién eres tú? 2 Y tú? Cómo vas? 3 Y tú? Adónde vas? 3 Y tú? Qué vas a hacer? 3 Tengo diez años. Mi pelo es rubio. Mis ojos son azules. Tengo tres hermanos. Y tú? Cuántos años tienes? 4 Y tú? De qué color es tu pelo? 4 Y tú? De qué color son tus ojos? 4 Y tú? Cuántos hermanos tienes? 4 Juego al fútbol. Me gustan los perros. Me levanto* a las siete. Mi hobby es leer libros. Y tú? Qué deporte practicas? 5 Y a ti qué animales te gustan? 5 Y tú? A qué hora te levantas? 5 Y tú? Cuál es tu hobby favorito? 5 * me levanto = ik sta op uit bed te levantas = jij staat op uit bed se levanta = hij/zij staat op uit bed 25-

Mi dormitorio está encima de la sala. Y tu dormitorio, dónde está? 6 Mi dirección es: Rietkamp cuatro. (straatnaam en nummer) Y cuál es tu dirección? 6 Mi email es:... Y cuál es tu correo electronico (c.e.)? 6 Nuestro televisor está en el rincón. Y en tu casa, dónde está el televisor? 6 Mi abuela vive en el centro enfrente de la iglesia. Dónde vive tu abuela? 7 Mi casa está en el barrio... Y tu casa, en qué barrio está 7 Cuando voy a la escuela tomo la primera calle a la derecha. Y tu, qué calle tienes que tomar? 7 En mi barrio hay muchos edificios. Y en tu barrio, qué hay de especial? 7 Me gusta un bocadillo de jamón. Quiero un refresco de limon. La escuela abre a las ocho. Un refresco cuesta un euro. Y a ti qué te gusta comer? 8 Y tú qué quieres beber? 8 Y el supermercado? 8 Y un helado, cuánto cuesta? 8 Mi cumpleaños es el cinco de mayo. Y tú, cuándo es tu cumpleaños? 9 Me gusta el buen tiempo porque me gusta nadar. Y a ti qué tiempo te gusta y por qué? 9 Mi mes favorito es mayo porque entonces es mi cumpleaños. Y a ti qué es tu mes favorito y por qué? 9 Mi día favorito es domingo porque puedo dormir mucho. Y a ti qué es tu día favorito y por qué? 9 Me gusta escribir a Don Toro. Hoy me he puesto una falda. Me gusta bailar en una fiesta. Conozco la Feria de abril. Y a ti te gusta escribir a Don Toro? 10 Y tú? Qué te has puesto hoy? 10 Y a ti qué te gusta hacer en una fiesta? 10 Qué pasa en esta fiesta? Tú la conoces? 10 26-