Evaluatie en Actualisatie Welstandsnota Bunnik. Gemeente Bunnik



Vergelijkbare documenten
4 Algemene welstandscriteria

Hoofdstuk 6. Algemene en object gerichte criteria

ALGEMENE WELSTANDSCRITERIA

VOORWOORD EN INLEIDING

VOORWOORD EN INLEIDING

Welstandsnota. Gemeente Goedereede Definitief

Gemeente Oost Gelre. nummer 211x Welstandsnota

Inhoud presentatie. Inleiding. Opbouw van de welstandsnota. Beoordelingskader. 2 voorbeelduitwerkingen. Procedure

Notitie Algemene richtlijnen ruimtelijke kwaliteit Westzoom Lunteren: 1. Inleiding

Nieuw Veenlanden I. Beeldkwaliteitplan

WELSTANDSNOTA GEMEENTE BERNHEZE ALGEMEEN DEEL BEBOUWINGSTYPEN

De r d e w i j z i g i n g

3. INKADERING VAN HET WELSTANDSBELEID

Beeldkwaliteitsplan. Denekamp 't Pierik fase 2

1. Stuwwallandschap tussen Oldemarkt en De Eese

Inhoudsopgave DEEL C - PROCEDURE 1

3. Stuwwallandschap van het land van Vollenhove

CVDR. Nr. CVDR316871_1. Welstandsnota Deel A - Beleid

GEMEENTEBESTUUR UITGEEST

Jaarverslag Welstandstoezicht : het college van burgemeester en wethouders van Velsen : artikel 12 c van de Woningwet

GEMEENTE ZUNDERT WELSTANDSNOTA Deel III: Ambtelijke toetsingscriteria

4. Zeekleilandschap Zeekleilandschap. Gebiedsbeschrijving

INKADERING VAN HET WELSTANDSBELEID

WELSTANDSNOTA RIJSSEN-HOLTEN - 1 RIJSSEN WONEN 31

Welstandsparagraaf Locatie Voorweg

Gemeente Dinkelland. nummer 148x Welstandsnota

In deze welstandsnota wordt regelmatig Het Oversticht genoemd. Het Oversticht is door de gemeente Haaksbergen aangewezen als het deskundig orgaan

WELSTANDSCRITERIA GEBIEDEN. Hoofdstuk 4

Overzicht aanpassingen bestemmingsplan Twekkelerveld 2005, Olieslagweg 1.

SPIJKVOORDERHOUT WONEN AAN DE OERDIJK Overzicht kavels

Beeldkwaliteitplan Emmen, Noorderplein en omstreken. behorende bij de Welstandsnota Koers op kwaliteit (2 e wijziging)

Gemeente Lingewaard. nummer 148x Welstandsnota

Gebied 12 Elst Centrum

2. Stuwwallandschap tussen Steenwijk en Johannes Postkazerne

WELSTANDSNOTA LISSE 2012 VERSIE 1 MEI 2012

Jaarverslag Welstandstoezicht 2010

De Tuinen II. Beeldkwaliteitsplan juni 2010

LORENTZ III HARDERWIJK

Gemeente Haaren. nummer 148x00114_ Welstandsnota

reclamebeleid Hellendoorn

Welstandsnota Katwijk 2012

VOORWOORD. Namens het college van burgemeester en wethouders, Jacob Ouderkerken (wethouder)

Landschappelijk Wonen Mussel

17002 NIEUWBOUW JAN VAN AVENNESSTRAAT 54

Beeldkwaliteitplan Westerhei in Nieuwendijk. Gemeente Werkendam

Verslag ambtelijke welstandstoets van d.d. 20 mei 2015

Bijlage 1. Voorgestelde wijzingen

47003-bkp-v BESTEMMINGSPLAN "WONINGBOUW OSSENDRECHTSEWEG 38, HOOGERHEIDE" 1 INLEIDING Aanleiding en doel...

DAKKAPELLEN. Beschrijving en uitgangspunten welstandsbeleid

Beeldkwaliteitsplan Drachten, hoek Zuiderdwarsvaart-Raai juli 2013

Versie behorend bij B&W besluit van Welstand-gebiedscriteria Kloosterblokje IV Willemstad

Deelgebied 4, Vorchten. 1. Beschrijving bestaande situatie

Beeldkwaliteitsplan Baflo Oosterhuisen, 2e fase juni 2009

SPIJKVOORDERHOUT WONEN AAN DE ALLEE Overzicht kavels

Beleidsregels buitenplanse afwijkingen opbouwen Oud-Beijerland

Onderwerp: Welstandsnota gemeente Voerendaal Het vaststellen van de Welstandsnota gemeente Voerendaal 2013.

Afwijkingenbeleid Kruimelgevallen

en relicten van agrarisch gebied. Ook het open water van het oostelijke IJ, het Buiten-IJ en het IJmeer valt in dit systeem.

Welstandsnota gemeente Zwartewaterland, versie Deelgebied Naoorlogse woonwijken

1. Stuwwallandschap tussen Oldemarkt en De Eese

Welstand op maat gemeente Schijndel COLOFON

Oplegnotitie nieuw Welstandsbeleid voor de Gemeente Oss

Collegebesluit Aanpassing beleidsregels kleine buitenplanse afwijkingen o.g.v. de Wabo (planologische kruimelgevallen)

Omgevingsvergunningsvrije gebouwen: beïnvloedingsmogelijkheden

Gebied 6 Woonwijken vooroorlogs tot jaren veertig

Nota uitgangspunten welstand

Toelichting bij de beleidsnotitie voor bijbehorende bouwwerken Gemeente Pekela

Beeldkwaliteitsplan. Beers, Elstweg 5

Beleidsregels binnenplans afwijken van het bestemmingsplan (artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1 Wabo)

INHOUDSOPGAVE. 1. Inleiding. 1.1 Doel 1.2 Reikwijdte 1.3 Wettelijk kader. 2. Planopzet. 2.1 Plangebied en analyse omgeving 2.2 Stedenbouwkundig plan

BEELDKWALITEITPLAN T HOEFJE LUNTEREN

Gebied 14 Hemmen. het gebied is roodgekleurd op de kaart. Welstandsnota Overbetuwe 2010, gebied 14 Hemmen 141

Beeldkwaliteitplan Koppelenburg Zuid te Brummen

Welstandscriteria woningen Oirschotseweg 94

Zwembad De Vijf Heuvels Potdijk 5 te Markelo BEELDKWALITEITPLAN

1e wijziging van de reclamerichtlijnen uit de "Welstandsnota Helmond 2013"

Scenario's welstandsbeleid Hollands Kroon 25 april Portefeuillehouder L. Franken 17

BLATENPLAN EWIJK BEELDKWALITEIT 10 oktober 2011 projectnummer

2. Stuwwallandschap tussen Steenwijk en Johannes Postkazerne

4. Zeekleilandschap Kuinre. Gebiedsbeschrijving

Welstandsparagraaf. Locatie Hoofdweg

Gemeente Dirksland. nummer 148x00133_ Welstandsnota

Wanneer een bouwplan niet aan de loketcriteria voldoet of wanneer er sprake is van een bijzondere situatie, waarbij twijfel bestaat aan de

DE SNELTOETS- CRITERIA

Welstandsnota Gemeente Alphen-Chaam

Inhoudsopgave. Regels 3

Voor de feitelijke informatie wil ik u verwijzen naar de bijgaande discussienotitie.

LINTBEBOUWING (sterke samenhang)

Welstandscriteria woningen Oirschotseweg 94

1 Inleiding. 1.1 Aanleiding en achtergronden

Memo dakkapellen - welstand

Welstand. of welstandsvrij in de gemeente Gorinchem?

WELSTAND SLIEDRECHT 2011

Gemeente Reusel - de Mierden. Beeldkwaliteitsplan Lensheuvel

RAADSVOORSTEL. Welstandsbeleid 1 11 maart WIII

Beschrijving en uitgangspunten voor het welstandsbeleid

Hoofdstuk 7. Reclame. 7.1 Uitgangspunten. 7.2 Algemene criteria voor reclame

Welstandsnota e Aanvulling. Gemeente Dronten

Beeldkwaliteitplan Roode Camer in Hank. Gemeente Werkendam

Adviezen Welstandscommissie Wijdemeren. Waarvan herhalingen: 1 Gemandateerd: 1 Grote commissie: 6

Transcriptie:

Evaluatie en Actualisatie Welstandsnota Bunnik Gemeente Bunnik

Evaluatie en Actualisatie Welstandsnota Bunnik Gemeente Bunnik Rapportnummer: 211x03547.056613_1 Datum: 13 maart 2012 Contactpersoon opdrachtgever: De heer G. Zaaijer Projectteam BRO: Pascal Hendriks Trefwoorden: Evaluatie, actualisatie, welstandsnota Bunnik Bron foto kaft: BRO Abstract (3) Beknopte inhoud: -- BRO Hoofdvestiging Postbus 4 5280 AA Boxtel Bosscheweg 107 5282 WV Boxtel T +31 (0)411 850 400 F +31 (0)411 850 401

Inhoudsopgave pagina 1. INLEIDING 13 1.1 Aanleiding 13 1.2 Het doel en de reikwijdte van deze welstandsnota 13 1.3 Leeswijzer 14 DEEL A BELEID 15 2. WELSTANDSBELEID 17 2.1 Inleiding 17 2.2 Gebiedsgericht welstandsbeleid 19 2.2.1 Inleiding 19 2.2.2 Gebiedsanalyse 20 2.2.3 Drie niveaus van welstand 21 DEEL B CRITERIA 27 3. ALGEMENE CRITERIA 29 4. (REPRESSIEVE) CRITERIA VOOR OMGEVINGSVERGUNNINGSVRIJE EN BESTAANDE BOUWWERKEN 33 4.1 Inleiding 33 4.2 Repressieve welstandstoets van vergunningsvrije bouwplannen 33 4.3 Vrijwillige toetsing van vergunningsvrije bouwplannen 47 5. GEBIEDSGERICHTE CRITERIA 49 Karakteristiek van de gemeente Bunnik 51 6. BUNNIK 53 6.1 Het centrumgebied 54 Het Dorps stroomruglint (Gebiedstype H5.1) 55

Gebiedsgerichte welstandscriteria voor de dorpskern van Bunnik: stroomruglint; dorps H5.1 56 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen H5.1 Stroomruglint; dorps 60 Het Bunningchem (Gebiedstype B2) 62 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Het Bunningchem (Gebiedstype B2) 64 De begraafplaats (Gebiedstype G1) 66 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied De begraafplaats (Gebiedstype G1) 68 6.2 Stationsweg / Provinciale weg 69 Stationsweg/Provincialeweg (Gebiedstype H5.2) 70 Gebiedsgerichte welstandscriteria voor stroomruglint; uitloper/buurtschap H5.2 70 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Stationsweg/ Provincialeweg (Gebiedstype H5.2) 74 6.3 Woongebied Van Hardenbroeklaan e.o. 76 Van Hardenbroeklaan e.o.(gebiedstype W1.2) 77 Gebiedsgerichte welstandscriteria voor woongebieden in stroken- en blokverkaveling W1.2 77 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied van Van Hardenbroeklaan e.o.(gebiedstype W1.2) 79 Anne Frank Terrein/Churchill (Gebiedstype W1.5) 81 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied van Anne Frank Terrein (Gebiedstype W1.5) 84 6.4 Maatschapsbuurt 86 Woongebied de Maatschapsbuurt (Gebiedstype W1.2) 87 Gebiedsgerichte welstandscriteria voor woongebieden in stroken- en blokverkaveling W1.2 87 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Woongebied de Maatschapsbuurt (Gebiedstype W1.2) 89 De Kerkstraat (Gebiedstype W1.3) 91 Gebiedsgerichte welstandscriteria voor woongebieden in het woonerfconcept W1.3 91 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied De Kerkstraat (Gebiedstype W1.3) 93 De Kersenboomgaard (Gebiedstype W1.4) 95 Gebiedsgerichte welstandscriteria voor woongebieden eind 20 e eeuw W1.4 95 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied De Kersenboomgaard (Gebiedstype W1.4) 97 De Maatschapslaan, de Groene weg en de Molenweg (Gebiedstype A3) 99 Gebiedsgerichte welstandscriteria voor de Maatschapslaan, de Groene weg en de Molenweg - A3 100

Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied De Maatschapslaan, de Groene weg en de Molenweg (Gebiedstype A3) 104 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Kleinschalige bedrijven Molenweg en school H. van de Vechtlaan (Gebiedstype B2) 107 Begraafplaats (Gebiedstype G1) 109 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Begraafplaats (Gebiedstype G1) 110 (Gebiedstype W1.5) 112 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied van terrein Avezaad (Gebiedstype W1.5) 114 6.5 Oranjebuurt 117 De Oranjebuurt (Gebiedstype A5) 118 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied De Oranjebuurt A5 122 De vrijstaande woningen aan de Prinses Beatrixstraat / de Koning Willem III straat 124 (Gebiedstype W2) 124 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied De vrijstaande woningen aan de Prinses Beatrixstraat / de Koning Willem III straat (Gebiedstype W2) 126 School en sportlocatie (Gebiedstype B2) 128 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied School en sportlocatie (Gebiedstype B2) 130 6.6 Kromme Rijnwijk 132 De Kromme Rijnwijk (Gebiedstype W1.3) 133 Gebiedsgerichte welstandscriteria voor woongebieden in het woonerfconcept W1.3 133 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied De Kromme Rijnwijk (Gebiedstype W1.3) 135 De flats/gestapelde woningen (Gebiedstype W1.3.1) 137 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied De flats/gestapelde woningen (Gebiedstype W1.3.1) 138 De patiowoningen (Gebiedstype W1.3.2) 140 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied De patiowoningen (Gebiedstype W1.3.2) 142 De vrijstaande woningen Ambachtsring/Vleeshouwershof (Gebiedstype W2) 143 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied De vrijstaande woningen Ambachtsring/Vleeshouwershof (Gebiedstype W2) 145 Scholeneiland (Gebiedstype B2) 147 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Scholen en bibliotheek (Gebiedstype B2) 148 Kantoorgebouw Rhijnhaeghe (Gebiedstype B3.A) 151

Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Kantoorgebouw Rhijnhaeghe (Gebiedstype B3.A) 152 6.7 De Kamp 154 De Kamp (Gebiedstype W1.4) 155 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied De Kamp (Gebiedstype W1.4) 157 6.8 Werkgebieden 159 Bedrijventerrein De Twaalf Apostelen (Gebiedstype B3.A) 161 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Bedrijventerrein De Twaalf Apostelen (Gebiedstype B3.A) 163 Bedrijventerrein Vrumona (Gebiedstype B3.B) 165 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Bedrijventerrein Vrumona (Gebiedstype B3.B) 167 Bedrijventerrein Kosterijland (Gebiedstype B3.A) 169 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Bedrijventerrein 171 Kosterijland (Gebiedstype B3.A) 171 Bedrijventerrein Stationsweg/Schoudermantel (Gebiedstype B3.B) 173 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Bedrijventerrein Stationsweg/Schoudermantel (Gebiedstype B3.B) 175 Bedrijventerrein De Fruitveiling (Gebiedstype B3.A) 177 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Bedrijventerrein De Fruitveiling (Gebiedstype B3.A) 179 Bedrijventerrein De Rumpst (Gebiedstype B3.B) 181 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Bedrijventerrein De Rumpst (Gebiedstype B3.B) 183 7. ODIJK 185 Karakteristiek van de kern Odijk 185 7.1 Centrum 186 Het dorps stroomruglint (Gebiedstype H5.1) 187 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Het dorps stroomruglint (Gebiedstype H5.1) 191 7.2 Lint Zeisterweg 193 Zeisterweg (Gebiedstype H5.2) 194 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Zeisterweg (Gebiedstype H5.2) 198 7.3 Boomgaardweg e.o. 200 Boomgaardweg e.o. (Gebiedstype W1.2) 201 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Boomgaardweg e.o. (Gebiedstype W1.2) 203 Bedrijventerrein t Zand (Gebiedstype B3.B) 205

Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Bedrijventerrein t Zand (Gebiedstype B3.B) 206 Begraafplaats Odijk (Gebiedstype G1) 209 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Begraafplaats Odijk (Gebiedstype G1) 210 Locatie Dorpshuis - Zeisterweg (Gebiedstype W1.5) 211 Gebiedsgerichte welstandscriteria voor woongebieden begin 21 e eeuw W1.5 211 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Locatie Dorpshuis - Zeisterweg (Gebiedstype W1.5) 213 7.4 Zweedse Buurt 215 Zweedse buurt (Gebiedstype W1.2) 216 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Zweedse buurt (Gebiedstype W1.2) 218 7.5 De Waarden 220 De Waarden-west (Gebiedstype W1.2) 221 Gebiedsgerichte welstandscriteria voor woongebieden in stroken- en blokverkaveling W1.2 221 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied De Waardenwest (Gebiedstype W1.2) 223 Patiowoningen Waarden-west (Gebiedstype W1.3.2) 225 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Patiowoningen Waarden-west (Gebiedstype W1.3.2) 226 De Waarden-oost (Gebiedstype W2) 228 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied De Waardenoost (Gebiedstype W2) 229 7.6 Dalenoord 232 Dalenoord (Gebiedstype W1.3) 233 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Dalenoord (Gebiedstype W1.3) 235 Flats Dalenoord (Gebiedstype W1.3.1) 237 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Flats Dalenoord (Gebiedstype W1.3.1) 239 Veldwachter Willemslaan e.o. (Gebiedstype W1.4) 241 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Veldwachter Willemslaan e.o. (Gebiedstype W1.4) 243 Werdorperwaard (Gebiedstype W1.4) 246 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Werdorperwaard (Gebiedstype W1.4) 248 Vrijstaande woningen Werdorperwaard (Gebiedstype W2) 250 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Vrijstaande woningen Werdorperwaard (Gebiedstype W2) 251 Scholeneiland (Gebiedstype W1.5) 253

Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Woningen Dalenoord (Gebiedstype W1.5) 255 7.7 De Singel 258 De Vork / De Elskamp (Gebiedstype W1.2) 259 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied De Vork / De Elskamp (Gebiedstype W1.2) 261 Kantorengebied Zeisterweg / De Singel (Gebiedstype B3.A) 263 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Kantorengebied Zeisterweg / De Singel (Gebiedstype B3.A) 264 Grondgebonden woningen en appartementen Rietkamp (Gebiedstype W1.4) 266 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied grondgebonden woningen en appartementen Rietkamp (Gebiedstype W1.4) 268 Appartementen W. Peekhof (Gebiedstype W1.3.1) 274 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Appartementen W. Peekhof (Gebiedstype W1.3.1) 275 Singelpark gemeentehuis e.o. (Gebiedstype B3.A) 277 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Singelpark gemeentehuis e.o. (Gebiedstype B3.A) 278 7.8 Rijneiland 280 Woongebied Rijneiland (Gebiedstype W1.4) 281 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Woongebied Rijneiland (Gebiedstype W1.4) 283 Maatschappelijke voorzieningen Rijneiland (Gebiedstype B2) 286 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Maatschappelijke voorzieningen Rijneiland (Gebiedstype B2) 287 Tennispark (Gebiedstype G3) 289 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Tennispark (Gebiedstype G3) 290 8. WERKHOVEN 293 8.1 Centrum (Gebiedstype H3) 295 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Gebiedsgerichte welstandscriteria voor donknederzettingen (Gebiedstype H3) 299 8.2 Lint Herenstraat e.o. 301 Lint Herenstraat noordzijde centrum (Gebiedstype H5.2) 302 Gebiedsgerichte welstandscriteria voor stroomruglint; uitloper/buurtschap H5.2 302 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Lint Herenstraat noordzijde centrum (Gebiedstype H5.2) 306

Vrijstaande woningen Herenstraat (Gebiedstype W2) 308 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Vrijstaande woningen Herenstraat (Gebiedstype W2) 310 Begraafplaats (Gebiedstype G1) 312 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Begraafplaats (Gebiedstype G1) 313 8.3 Lint Herenstraat/ Ambachtstraat / Beverweerdseweg 314 Lint Herenstraat/ Ambachtstraat / Beverweerdseweg (Gebiedstype H5.2) 315 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Lint Herenstraat/ Ambachtstraat / Beverweerdseweg (Gebiedstype H5.2) 319 8.4 Otselaan e.o. 321 Woongebied Otselaan e.o. (Gebiedstype W1.2) 322 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Woongebied Otselaan e.o. (Gebiedstype W1.2) 324 Zorgcentrum De Kromme Rijnhof (Gebiedstype B2) 326 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Zorgcentrum De Kromme Rijnhof (Gebiedstype B2) 327 Locatie Delteijk (Gebiedstype W1.5) 329 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Locatie Delteijk (Gebiedstype W1.5) 332 8.5 De Pelikaan 334 Woongebied de Pelikaan (Gebiedstype W1.3) 335 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Woongebied de Pelikaan (Gebiedstype W1.3) 337 Vrijstaande woningen Achterdijk (Gebiedstype W2) 339 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Vrijstaande woningen Achterdijk (Gebiedstype W2) 340 Bedrijventerrein Zwaanweg (Gebiedstype B2) 343 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Bedrijventerrein Zwaanweg (Gebiedstype B2) 344 8.6 Klein Sonsbeek 346 Klein Sonsbeek (Gebiedstype W1.4) 347 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Klein Sonsbeek (Gebiedstype W1.4) 350 8.7 Werkhof 352 Werkhof (Gebiedstype W1.5) 353 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied van Werkhof (Gebiedstype W1.5) 355 8.8 MFA Werkhoven (B2) 357 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied MFA Werkhoven (Gebiedstype B2) 359

9. BUITENGEBIED 361 9.1 Buurtschap Vechten (Gebiedstype H5.2) 363 Gebiedsgerichte welstandscriteria voor stroomruglint; uitloper/buurtschap H5.2 364 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Stroomruglint; uitloper/buurtschap H5.2 368 9.2 Landelijk stroomruglint (Gebiedstype H5.3) 370 Gebiedsgerichte welstandscriteria voor stroomruglint; landelijk H5.3 372 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Gebiedsgerichte welstandscriteria voor stroomruglint; landelijk H5.3 374 Gebiedsgerichte welstandscriteria voor agrarische bedrijfsgebouwen aan Stroomruglint; landelijk H5.3 376 9.3 Landelijk polderlint (Gebiedstype H6.3) 378 Gebiedsgerichte welstandscriteria voor landelijke polderlinten H6.3 380 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Landelijke polderlinten H6.3 384 Gebiedsgerichte welstandscriteria voor agrarische bedrijfsgebouwen aan Polderlint; Landelijk H6.3 386 9.4 Ruilverkavelingslint (Gebiedstype H7.3) 388 Gebiedsgerichte welstandscriteria voor ruilverkavelingslinten; landelijk - H7.3 390 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Ruilverkavelingslinten; landelijk - H7.3 391 Gebiedsgerichte welstandscriteria voor agrarische bedrijfsgebouwen aan ruilverkavelingslinten; landelijk - H7.3 394 9.5 Forten, landgoederen, buitenplaatsen, volkstuincomplexen en begraafplaatsen (Gebiedstype G1) 396 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Forten, landgoederen, buitenplaatsen en begraafplaatsen (Gebiedstype G1) 398 9.6 Sportterreinen, volkstuinencomplexen en recreatiegebieden (Gebiedstype G3) 400 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Sportterreinen, volkstuinencomplexen en recreatiegebieden (Gebiedstype G3) 402 9.7 MOB-complex (Gebiedstype G4) 404 Gebiedsgerichte welstandscriteria voor grootschalige bebouwingscomplexen in een groene omgeving G4 404 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied MOBcomplex (Gebiedstype G4) 405 Buitengebied (gebiedstype G6.1, G6.2 en G6.3) 407 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Buitengebied (gebiedstype G6.1, G6.2 en G6.3) 412

10. SNELWEG A12 (REGENBOOGROUTE) 417 Gebiedsgerichte welstandscriteria voor de Regenboogroute (A12) 418 Bebouwing langs snelweg 418 Geluidsschermen 418 Viaducten/Ecoducten 419 Onderdoorgangen 420 11. RECLAMERICHTLIJNEN 421 11.1 Algemene richtlijnen 421 11.2 Gebiedsgerichte richtlijnen 422 11.3 Bedrijventerreinen en kantoorgebieden 423 11.3.1 Richtlijnen gevel reclame-uitingen voor grootschalige bedrijven. 424 11.3.2 Richtlijnen gevel reclame-uitingen voor kantoren. 425 11.3.3 Richtlijnen gevel reclame-uitingen bedrijfsverzamelgebouwen. 426 11.3.4 Richtlijnen losstaande reclame-uitingen bedrijven. 428 11.3.5 Richtlijnen losstaande reclame-uitingen kantoren en bedrijfsverzamelgebouwen. 429 11.4 Historische dorpskernen (werk- en winkelgebieden) 429 11.5 Sport- en recreatieterreinen 431 11.5.1 Richtlijnen gevelreclame-uitingen voor sportverenigingen 431 11.6 Woongebieden 433 11.6.1 Bedrijven, winkels en kantoren in woongebieden 433 11.7 Groen buitengebied. 435 11.8 Openbare ruimte 435 11.8.1 Reclame-uitingen op of direct langs de openbare weg. 435 BIJLAGEN Bijlage 1: Bebouwingskenmerken Bijlage 2: Begrippenlijst

INLEIDING

1. INLEIDING 1.1 Aanleiding Veranderingen in de bebouwde omgeving gaan vaak heel geleidelijk. Ze zijn het resultaat van een optelling van bouwinitiatieven, variërend van kleinere bouwwerken, zoals een schutting, aanbouw of dakkapel, tot een compleet nieuwe woning. Deze optelling valt niet altijd positief uit. Het is immers lastig de invloed van iedere bouwaanvraag op de omgeving goed te beoordelen en naar de klant inzichtelijk te maken waarom deze beoordeling zo uitvalt. Het welstandsbeleid moet de handvatten bieden om deze beoordeling te kunnen maken. Bovendien geeft het de klanten vooraf inzicht in de criteria waaraan hun bouwaanvraag getoetst zal worden. Zij kunnen deze gebruiken als handvat bij het opstellen van hun bouwplan waardoor dit eerder aan de eisen van welstand kan voldoen zodat de vergunningprocedure soepeler kan worden doorlopen. Per 1 juli 2004 is in de gemeente Bunnik het nieuwe welstandsbeleid in werking getreden. De vastgestelde welstandsnota geeft op lokaal niveau inhoud aan de nieuwe wijze van welstands toezicht zoals vastgelegd in de Woningwet 2002. Vanaf 2004 is er door de welstandscommissie een jaarverslag aan de gemeente aangeboden. In de jaarverslagen komt aan de orde hoe de commissie in Bunnik toepassing heeft gegeven aan de criteria zoals die zijn opgenomen in de Welstandsnota. In het voorjaar van 2009 is de gemeente Bunnik gestart met het evaluatietraject om de welstandsnota aan te passen aan het gemeentelijke beleid en de toepasbaarheid en bruikbaarheid van de nota voor klanten te vergroten. 1.2 Het doel en de reikwijdte van deze welstandsnota Voordat iemand mag gaan bouwen, zal hij in beginsel een omgevingsvergunning moeten aanvragen bij de gemeente. De omgevingsvergunningaanvraag wordt, naast welstand, o.a. getoetst aan het Bouwbesluit en aan het bestemmingsplan. De welstandsnota bevat de basisvoorwaarden, waaraan omgevingsvergunningaanvragen op welstandsaspecten getoetst zullen worden. Het legt voor een bepaald gebied, bijvoorbeeld een dorpskern, een beoordelingskader vast. Dit is opgesteld vanuit een visie op de toekomst van het gebied en vanuit een beeld van aanwezige waarden. Er worden criteria benoemd die ertoe moeten bijdragen dat de toekomstige bebouwing past in de omgeving. Afhankelijk van de waarde van het gebied kan het kader meer of minder streng zijn. In bijvoorbeeld een historisch dorpscen- Hoofdstuk 1 13

trum zal de prioriteit van welstand anders liggen dan op een regulier bedrijventerrein. Welstandstoezicht is dus niet simpelweg een vraag van mooi of niet mooi, maar een beoordeling van de kwaliteit van het bouwwerk aan de hand van duidelijk benoemde criteria. Welstand is niet zozeer een waardeoordeel over een bouwwerk op zich, maar vooral een beoordeling van de bijdrage van dat bouwwerk aan de ruimtelijke kwaliteit op die specifieke locatie. De welstandsnota is gebaseerd op de lokale karakteristieken in bestaande stedelijke gebieden en het buitengebied. De welstandsnota van de gemeente Bunnik is opgesteld voor de relatief kleine bouwopgaven van één of enkele gebouwen, uitbreidingen van bestaande bebouwing en veel voorkomende kleinere bouwopgaven in bestaand stedelijk- en buitengebied (beheergebieden). Voor grootschalige ontwikkelingen of voor herontwikkelingen in bijvoorbeeld dorpscentra, vormen andere documenten, zoals beeldkwaliteitsplannen, de welstandsnota. 1.3 Leeswijzer De 'Welstandsnota Bunnik bestaat naast de inleiding en de bijlagen uit twee delen: een toelichting op het welstandsbeleid in de gemeente Bunnik (deel A) en criteria (deel B). Het benoemen, inventariseren en analyseren van de lokale ruimtelijke karakteristieken en vervolgens het vertalen van deze karakteristieken naar deelgebieden en thema's, vormt de basis voor een gebiedsgericht welstandsbeleid. In deel A - het welstandsbeleid - wordt toegelicht hoe de gemeente Bunnik vorm geeft aan haar gebiedsgerichte welstandsbeleid. Op basis van een waardering van de verschillende kwaliteiten per gebied wordt een welstandsniveau toegekend. Dit welstandsniveau betekent een bepaalde manier van toetsen. Deel B - criteria - gaat in op de bij een omgevingsvergunningaanvraag te hanteren criteria. In dit deel zijn de geldende 'algemene' en 'gebiedsgerichte' criteria aangegeven. De algemene criteria van welstand bestaan uit een 'algemene richtlijn voor goede architectuur'. De gebiedsgerichte criteria zijn op basis van een gebiedsinventarisatie en een gebiedsanalyse opgesteld en gelden voor een specifiek deelgebied van de gemeente. 14 Inleiding

DEEL A BELEID

2. WELSTANDSBELEID 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk is het nieuwe welstandsbeleid van de gemeente Bunnik uitgewerkt. In Nederland staat de vormgeving van het collectieve beeld boven dat van het individuele object. Stedenbouw en architectuur zijn in Nederland van oudsher meer aan de orde van de dag dan bijvoorbeeld in België. Al sinds de 15 de eeuw bestaan er in Nederland lokale verplichtingen ten aanzien van vormgevingsaspecten. In 1962 werd de verplichting voor gemeenten om een welstandscommissie te benoemen opgenomen in de Woningwet. In de nieuwe Woningwet van 2003, veranderingen doorgevoerd om het welstandsbeleid toegankelijker en toetsbaarder te maken. Naar aanleiding van deze wijziging hebben de gemeenten de mogelijkheid gekregen om zelf invulling te geven van het welstandsbeleid. In de welstandsnota 2004 heeft de gemeente Bunnik het welstandsbeleid voor de eerste keer uitgewerkt. Per 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van kracht. Deze wet is van invloed op de omgevingsvergunningen en derhalve op onderhavige welstandsnota. De Wabo met bijbehorende AMvB (het Besluit omgevingsrecht) regelt onder andere of bij bepaalde activiteiten, zoals bouwen, een omgevingsvergunning vereist is of juist niet. De Wabo kent daarbij drie categorieën, namelijk: Activiteiten, zoals bouwen en planologische activiteiten (past het bouwwerk binnen het bestemmingsplan?), die een omgevingsvergunning behoeven (bijvoorbeeld de bouw van een nieuwe woning). Activiteiten die zowel voor het bouwen als voor de planologische activiteiten omgevingsvergunningvrij zijn. Deze categorie is derhalve een uitzondering op de eerste categorie. De desbetreffende activiteiten worden specifiek benoemd in het Bor (bijvoorbeeld de bouw van een dakkapel aan de achterzijde). Activiteiten die voor het bouwen omgevingsvergunningvrij zijn, maar waarvoor de planologische activiteiten een vergunningvereiste blijft bestaan. De activiteiten moeten derhalve binnen het bestemmingsplan passen, wanneer dat het geval is zijn ze omgevingsvergunningvrij (bijvoorbeeld de bouw van een aanbouw aan de zijgevel grenzend aan openbaar gebied). Voor een aantal activiteiten geldt dat er in de welstandsnota criteria kunnen worden opgenomen om te voorkomen dat deze activiteiten omgevingsvergunningsvrij zijn, zoals bij dakkapellen aan de voorzijde. De gemeente Bunnik heeft ervoor gekozen om voor deze activiteiten aanvullend welstandscriteria op te nemen. De aanvullende welstandscriteria zijn in de gebiedsgerichte criteria hoofdstuk 5 opgenomen. Hoofdstuk 2 17

De activiteiten waarbij een omgevingsvergunning is vereist, dienen te voldoen aan de welstandscriteria. De omgevingsvergunningvrije activiteiten hoeven geen welstandstoets te ondergaan, met uitzondering van de activiteiten waarbij specifiek wordt verwezen naar welstandscriteria. Er worden verschillende typen criteria onderscheiden. Aan welke criteria een bouwplan getoetst wordt, hangt af van het soort gebied en het type bouwwerk. In onderstaand schema staat de onderlinge relaties tussen de verschillende typen criteria weergegeven. Afhankelijk van de te doorlopen omgevingsvergunningsvergunningsprocedure zijn de typen criteria uit het schema wel of niet van toepassing. In het kader van een welstandstoets is er altijd sprake van één toets. Deze toets kan overigens bestaan uit meerdere toetselementen, de verschillende typen criteria. Omdat de welstandstoets onderdeel uitmaakt van de omgevingsvergunningprocedure gelden voor vergunningsvrije bouwwerken geen welstandscriteria. Wel mag de gemeente aan de bouwer vragen om de uitvoering van een bouwwerk aan te passen indien deze uitvoering in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand. Dit wordt de repressieve toetsing genoemd. 18 Deel A - Beleid

2.2 Gebiedsgericht welstandsbeleid 2.2.1 Inleiding Eén van de doelen van de wetswijziging van de Woningwet is het gebiedsgericht maken van het welstandsbeleid. Met een gebiedsgericht welstandsbeleid wil de gemeente Bunnik ervoor zorgen dat nieuwe gebouwen en bouwwerken passen bij de karakteristiek en kwaliteit van een gebied. Binnen het grondgebied van de gemeente Bunnik komen verschillende soorten gebieden voor, elk met hun eigen kwaliteit en karakteristiek. Het centrum van Bunnik is anders dan een landelijk dijklint als de Achterdijk. Hoe mensen de verschillende karakteristieken en kenmerken waarderen, verschilt van persoon tot persoon. Ruimtelijke identiteit De identiteit van een gebied, waarmee dat gebied zich onderscheidt van andere, is een door de jaren heen gegroeid gegeven. Aandacht voor dit gegeven, gestoeld op cultuurhistorisch besef en een beleving van en waardering voor de eigen historische, stedenbouwkundige en architectonische kwaliteiten, eigen karakteristieken en eigenaardigheden, is belangrijk. Ingrepen in de gebouwde omgeving (bouw- en sloopplannen) hebben invloed op die omgeving. Het is bij bouwopgaven van belang deze ruimtelijke identiteit van een gebied te behouden en waar mogelijk zelfs te versterken. Het is de bedoeling om geïnspireerd te worden door de bestaande omgeving en elementen en daar gebruik van te maken in het creatieve ontwerpproces. Ensembles De ruimtelijke kwaliteit van de bebouwde omgeving wordt door verschillende factoren beïnvloed. Ze kan een puur esthetische waarde bezitten, een verwijzing geven naar de geschiedkundige of oudheidkundige betekenis van een gebied, kenmerkend zijn voor een bepaalde architectonische stijl of juist een sterk geheel, een goed ensemble vormen. Bij een ensemble vormen de verschillende onderdelen zoals huizen, woongebieden, straten, pleinen, plantsoenen en parkeerterreinen een harmonisch geheel. De ruimtelijke kwaliteit is waardevol indien de mens deze factoren ook als zodanig herkent en daar waarde aan hecht. Dit waardeoordeel is sterk cultuurhistorisch en educatief bepaald. Iets is niet waardevol, maar men vindt iets waardevol. Zo werden bijvoorbeeld gotische kerken in de moderne renaissance geassocieerd met het barbaarse, platvloerse middeleeuwse leven. In de romantische 19 e eeuw is men de gotiek opnieuw gaan waarderen en zijn de oude vervallen gotische kerken opgeknapt en vaak verder afgebouwd. Hoofdstuk 2 19

Samenhang Als er sprake is van veel samenhang tussen de cultuurhistorie, stedenbouw en architectuur zal een, van de karakteristiek afwijkend, nieuwbouwplan eerder als minder passend ervaren worden dan in gebieden met weinig samenhang tussen deze kenmerken. Wordt de samenhang tussen de kenmerken ook hoog gewaardeerd, zoals in een oude dorpskern, dan zal men een afwijkend gebouw eerder als een verstoring van deze kwaliteit beleven. Andere gebieden waar de samenhang in kenmerken ontbreekt zijn minder gevoelig. Daar hoeven minder eisen te worden gesteld aan nieuwe bouwplannen. De gevoeligheid van een gebied voor nieuwe bouwplannen is dus afhankelijk van de samenhang tussen de cultuurhistorie, de stedenbouw en de architectuur. Deze samenhang wordt bepaald door een aantal kenmerken van het gebied. Deze kenmerken zijn: Hoe de verschillende gebouwen in een gebied zijn gesitueerd ten opzichte van de straat, de verkaveling en elkaar; welke bouwvormen voorkomen in dat gebied (grote of kleine massa's, één of meerdere verdiepingen, met of zonder kap); of de gevels een karakteristieke opbouw hebben (staande of liggende kozijnen en ramen, een afzonderlijke onderpui e.d.); of er sprake is van kenmerkend kleur- en materiaalgebruik en van specifieke details. 2.2.2 Gebiedsanalyse Kenmerkende gebieden Gebiedsgericht betekent maatwerk voor die specifieke situatie. De gemeente Bunnik maakt deel uit van het Westelijk Weide- en Kromme Rijngebied. Dit gebied heeft vanuit zijn ontstaansgeschiedenis een eenduidige ruimtelijke opbouw met een duidelijke begrenzing, duidelijke samenhangende karakteristiek en kwaliteit. Daarom zijn de 9 gemeenten in het gebied eerst samen op zoek gegaan naar deze samenhangende kwaliteiten en karakteristieken. De resultaten van deze zoektocht zijn weergegeven in het werkdocument 'Regionale welstandsnota Westelijk Weide- en Kromme Rijngebied' 1. Aan de hand van de gezamenlijk bepaalde regionale karakteristieken is per gemeente de invloed van deze karakteristieken op de lokale situatie bekeken. Voor de herkenbaarheid zijn per kern buurten onderscheiden. Binnen een buurt kunnen verschillende gebieden voor komen die elk hun eigen karakteristiek hebben. Deze karakteristiek wordt bepaald door de wijze van ontwikkelen, de aard van de bebouwing en/of specifieke architectuurkenmerken. Gebieden zijn onderscheiden als dit van belang is voor het goed benoemen van de gebiedsgerichte criteria. 1 De uitkomsten van dit regionale welstandskader zijn uiteengezet in paragraaf 2.5. 20 Deel A - Beleid

De beschrijving van de gebiedscriteria in hoofdstuk 5 (deel B) is op deze wijze opgebouwd. 2.2.3 Drie niveaus van welstand Waardering De typologie ordent en beschrijft de kenmerken en karakteristieken van de verschillende gebieden. De waarde die hier aan wordt gehecht bepaalt het niveau van welstandstoezicht. Deze wordt gebaseerd op: de ruimtelijke karakteristiek en samenhang; de cultuurhistorische kwaliteiten; de architectonische kwaliteiten; de dynamiek van de bouwopgave; en de wijze waarop bovenstaande zaken binnen de gemeente worden beleefd en gewaardeerd. De keuze voor een bepaald niveau van welstand is een gemeentelijke. Deze is gestoeld op een afweging van bovenstaande kwaliteiten en de prioriteit die het gemeentebestuur hier aan heeft gegeven. Hoofdstuk 2 21

Aspecten van welstand Situering van het bouwwerk Hoofdvormen van het bouwwerk Gevelaanzichten van het bouwwerk Materialisatie en detaillering van het bouwwerk 1.1.1. Rooilijn Situering van de voorgevel ten opzichte van de bestaande of geplande bouwwerken in de omgeving. Uitbouw van de gevelrooilijn door erkers, balkons e.d. ten opzichte van de bestaande of geplande bouwwerken in de omgeving. 1.2. Zijdelingse afstand Afstand van het bouwwerk ten opzichte van aangrenzende bouwwerken en of perceelsgrens in relatie tot de bestaande of geplande omgeving. 1.3. Oriëntatie De oriëntatie van het bouwwerk ten opzichte van de straat of kenmerkende landschapsstructuren. 2.1. Bouwmassa De onderlinge verhouding tussen lengte, breedte en hoogte, de samenstelling / samenvoeging van de verschillende bouwvormen en het onderscheid tussen hoofdgebouw en bijgebouwen in relatie tot de bestaande of geplande omgeving. 2.2. Bouwhoogte De goot en nokhoogte van het hoofdgebouw en de bijgebouwen in relatie tot de bestaande of geplande omgeving. 2.3. Kapvorm De vorm van de kap van het hoofdgebouw en de bijgebouwen in relatie tot de bestaande of geplande omgeving. 2.4. Kaprichting De richting van de kap van het hoofdgebouw en de bijgebouwen in relatie tot de bestaande of geplande omgeving. 3.1.1. Gevelopbouw Een evenwichtige compositie van de gevelopbouw. Een compositie van de gevelopbouw (plint, middenstuk, gevelbeëindiging, dak) in relatie tot de bestaande of geplande omgeving. 3.2. Gevelgeleding De geleding van de gevel en zijn samenstellende delen van het hoofdgebouw en de bijgebouwen (horizontaal, verticaal, neutraal of afwisselend) in relatie tot de bestaande of geplande omgeving. 3.3. Plasticiteit De plastiek van de gevel gekenmerkt door de plaatsingsmaat en neggemaat van kozijnen in de gevel, de dakbeëindiging, en plaats en vorm van schoorstenen, balkons, erkers en uitbouwen in relatie tot de bestaande of geplande omgeving. 4.1. Materiaalverwerking De consistente wijze van verwerking van het materiaal, zoals metselverbanden, principe van betimmering in relatie tot de bestaande of geplande omgeving. 4.2. Specifieke materiaalkleur De consistente toepassing van de specifieke materiaalkleur van het bouwwerk in relatie tot de bestaande of geplande omgeving, waaronder ook het landschap. 4.3. Detaillering De consistente toepassing van de specifieke detaillering van het bouwwerk in relatie tot de bestaande of geplande omgeving in de vorm van gevelafwerking, ornamenten, voegvormen en kleur, aanduiding bewegende delen in kozijnen en muurankers en muurschotels. 22 Deel A - Beleid

Niveaus van welstand De welstandscommissie handelt bij haar toets conform de inhoud van de welstandcriteria, zoals in deze nota opgenomen. Zij houdt bij haar toets rekening met de verschillen in de niveaus van welstand. Bieden de criteria voor de welstandstoets aanknopingspunten voor het ontwerp, de niveaus van welstand geven een indicatie voor de mate waarin er door de gemeente waarde wordt gehecht aan de specifieke ontwerpkwaliteit. De niveaus van welstand bepalen in hoofdlijnen de mate van gedetailleerdheid van de gebiedsgerichte criteria. De welstandscommissie kan in haar welstandsadvies geen zwaardere criteria hanteren dan vastgelegd in deze nota. Bunnik onderscheidt drie niveaus van welstandstoezicht: REGULIER niveau van welstand; PLUS niveau van welstand; BIJZONDER niveau van welstand. Regulier Bij het REGULIER niveau van welstand is de toets door welstandtoezicht gericht op die aspecten die te maken hebben met de situering van het bouwwerk (rooilijn, zijdelingse afstand, oriëntatie), de hoofdvormen van het bouwwerk (bouwmassa, bouwhoogte, kapvorm en kaprichting), de schaal en geleding van het gebouw, de gevelindeling, het materiaalgebruik en de gebruikte kleurtoon. Het welstandstoezicht is in deze gebieden gericht op het handhaven van de bestaande kwaliteiten. Plus Het PLUS-niveau van welstand geldt voor die gebieden of structuren die vanwege hun specifieke ruimtelijke of stedenbouwkundige opbouw extra aandacht behoeven. De onder REGULIER-niveau genoemde aspecten zullen aan de hand van de in de gebiedsbeschrijvingen benoemde kwaliteiten bij de beoordeling zwaarder wegen. Nieuwe ontwikkelingen vragen om een zorgvuldige inpassing. De kwaliteit moet bijdragen aan de bestaande karakteristiek en samenhang en deze zo mogelijk versterken. Dit regime zal worden toegepast in gebieden waar de ruimtelijke kwaliteiten en samenhang voor het totaal van de gemeente van belang zijn, maar die ook enige dynamiek kunnen verdragen. Bijzonder Naar aanleiding van de ruimtelijke analyse zijn er gebieden aan te wijzen die gezien hun hoge ruimtelijke kwaliteit bijzondere bescherming behoeven waarvoor vervolgens een BIJZONDER-niveau van welstand wordt toegepast. Naast de eerder genoemde criteria wordt extra gelet op bijvoorbeeld de materiaalverwerking, de specifieke materiaalkleuren en de verdere detaillering van de architectuur in de vorm van gevelafwerking, ornamenten, voegvormen en -kleur, aanduiding van bewegende delen in kozijnen, muurankers en muurschotels. Dit niveau van welstandstoezicht beperkt zich tot gebieden waar de combinatie van ruimtelijke kwaliteiten en samenhang en de aanwezige of verwachte dynamiek van de bouwopgaven vragen om extra aandacht voor de ruimtelijke kwaliteit. In deze gebieden zullen naast het welstandsbeleid aanvullende ruimtelijke beleidsinstrumenten moeten bijdragen aan de te bereiken ruimtelijke kwaliteiten. Hoofdstuk 2 23

De wet biedt ook de mogelijkheid welstandsvrije gebieden te onderscheiden. In de gemeente Bunnik zijn geen welstandsvrije gebieden opgenomen, omdat dit welstandskader is gebaseerd op de bestaande ruimtelijke kwaliteiten. De gemeente Bunnik vindt het uit oogpunt van rechtsbescherming van burgers niet verantwoord voor bestaande gebieden geen enkele welstandstoets toe te passen. De indeling in REGULIER, PLUS en BIJZONDER niveau van welstand is vastgelegd op de welstandsbeleidskaart. Met de driedeling verwacht de gemeente Bunnik gebiedsgericht de juiste accenten te kunnen leggen voor welstand. Motivering keuze welstandsniveaus gemeente Bunnik In deel B zijn bij de gebiedscriteria per type gebied de specifieke kenmerken beschreven die voor dat gebied bij de beoordeling relevant zijn. In zijn algemeenheid geldt dat naar mate de waardering voor een bepaald gebied, samengaand met een bepaalde samenhang tussen cultuurhistorie, stedenbouw en architectuur, hoger is, een hoger niveau van welstand gehanteerd wordt. Voor het buitengebied is in principe gekozen voor één niveau van welstand; het PLUS niveau. De buitenplaatsen en landgoederen in Bunnik zijn van een bijzondere kwaliteit en grote cultuurhistorische waarde. Voor deze gebieden geldt het BIJZON- DER niveau van welstand. Voor de kernen (H, en W gebieden) in de gemeente Bunnik geldt dat: Voor de historische kern van Bunnik, Odijk en Werkhoven een BIJZONDER niveau van welstand wordt gehanteerd. De historische dorpskernen kennen ieder hun eigen karakteristiek, bijzondere bebouwing en hebben een eigen identiteit. Om deze bijzondere kwaliteiten te behouden, herstellen en waar mogelijk of noodzakelijk te versterken, zullen nieuw- en verbouwinitiatieven in deze gebieden zorgvuldig ingepast moeten worden. Het gebiedsgericht welstandsbeleid is één van de instrumenten om dit te bereiken. De woongebieden achter de linten zijn minder zichtbaar en vaak minder dynamisch. Voor deze gebieden geldt in principe een REGULIER niveau van welstand. Uitzondering hierop vormen de gebieden met een bijzondere architectuur en grote stedenbouwkundige samenhang in Bunnik. Voor deze gebieden geldt een PLUS niveau van welstand vanwege de ensemblewaarde en gaafheid in bebouwing. Voor de bedrijventerreinen in de gemeente Bunnik geldt dat: In principe een REGULIER niveau van welstand wordt gehanteerd. De bedrijventerreinen kennen een relatief hoge dynamiek in de bouwopgave, maar kennen doorgaans een geringe mate van samenhang in vorm, kleur en detaillering. De Kantoorgebieden in Bunnik zijn daarentegen hoogwaardig vormgegeven. Voor deze gebieden geldt dan ook een PLUS niveau van welstand. 24 Deel A - Beleid

Strijdigheid met de algemene criteria Als een plan zowel in strijd is met de gebiedsgerichte als de algemene criteria, maar als B&W het plan toch aanvaardbaar achten, dan geldt de inherente afwijkingsbevoegdheid. Criteria zijn immers beleidsregels (art. 12a lid Woningwet 2003). Hiervan kan naar zijn aard in bijzondere gevallen en mits gemotiveerd afgeweken worden (zie art. 4:84 Algemene wet bestuursrecht). Nieuw beleid is maatgevend (uitsterf-regeling) De gemeente Bunnik heeft gekozen om het nieuwe welstandsbeleid als richtinggevend vast te stellen. Eerder toegestane bouwwerken kunnen niet verwijderd worden maar zullen in de loop der tijd verdwijnen (uitsterven) doordat het nieuwe welstandsbeleid bepalend is. Het door bouwaanvragers verwijzen naar deze eerder toegestane vergunningen gaat niet meer op, de gemeente heeft namelijk een duidelijk standpunt ingenomen. Het nieuwe beleid ten aanzien van bouwplannen is duidelijk vertaald in criteria waaraan consequent getoetst zal worden. Als er alsnog wordt afgeweken van de opgenomen criteria dient dat goed beargumenteerd te worden. Deze afwijkingen zullen bovendien beschouwd worden als nieuwe uitzonderingen of mogelijkheden. Hoofdstuk 2 25

26 Deel A - Beleid

DEEL B CRITERIA

3. ALGEMENE CRITERIA Naast de specifieke gebiedsgerichte criteria zijn bij de beoordeling van een bouwwerk ook algemene criteria van kracht. Deze richten zich op de zeggingskracht en het vakmanschap van het architectonisch ontwerp en zijn terug te voeren op universele kwaliteitsprincipes. De algemene criteria liggen ten grondslag aan elke planbeoordeling en bestaan uit een uiteenzetting van algemene architectonische begrippen en aspecten. De algemene architectonische begrippen komen voort uit de notitie die de toenmalige rijksbouwmeester, de heer Tj. Dijkstra, in 1985 heeft uitgebracht onder de titel 'Architectonische kwaliteit, een notitie over architectuurbeleid'. Ze vormen het begrippenkader en zijn als het ware het gereedschap van de welstandscommissie bij de argumentatie van het welstandsadvies. Toepassing algemene criteria In bijzondere situaties, wanneer de gebiedsgerichte en de criteria voor specifieke bouwwerken ontoereikend zijn, kan het nodig zijn expliciet terug te grijpen op de algemene criteria. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een bouwplan afwijkt van de bestaande of toekomstige omgeving maar door bijzondere schoonheid wél aan redelijke eisen van welstand voldoet. De welstandscommissie kan burgemeester en wethouders in zo'n geval gemotiveerd en schriftelijk adviseren af te wijken van de gebiedsgerichte criteria. In praktijk betekent dit dat het betreffende plan alleen op grond van de algemene criteria wordt beoordeeld en dat de bijzondere schoonheid van het plan met deze criteria overtuigend kan worden aangetoond. Het niveau van 'redelijke eisen van welstand' ligt dan uiteraard hoog, het is immers redelijk dat er hogere eisen worden gesteld aan de zeggingskracht en het architectonisch vakmanschap naarmate een bouwwerk zich sterker van zijn omgeving onderscheidt. Relatie tussen vorm, gebruik en constructie Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat de verschijningsvorm een relatie heeft met het gebruik ervan en de wijze waarop het gemaakt is, terwijl de vormgeving daarnaast ook zijn eigen samenhang en logica heeft. Een bouwwerk wordt primair gemaakt om te worden gebruikt. Hoewel het welstandstoezicht slechts is gericht op de uiterlijke verschijningsvorm, kan de vorm van het bouwwerk niet los worden gedacht van de eisen vanuit het gebruik en de mogelijkheden die materialen en technieken bieden om een doelmatige constructie te maken. Gebruik en constructie staan aan de wieg van iedere vorm. Daarmee is nog niet gezegd dat de vorm altijd ondergeschikt is aan het gebruik of de constructie. Ook wanneer andere aspecten dan gebruik en constructie de vorm tijdens het ont- Hoofdstuk 3 29

werpproces gaan domineren, mag worden verwacht dat de uiteindelijke verschijningsvorm een begrijpelijke relatie houdt met zijn oorsprong. Daarmee is tegelijk gezegd dat de verschijningsvorm méér is dan een rechtstreekse optelsom van gebruik en constructie. Er zijn daarnaast andere factoren die hun invloed kunnen hebben, zoals de omgeving en de associatieve betekenis van de vorm in de sociaalculturele context. Maar als de vorm in tegenspraak is met het gebruik en de constructie dan verliest zij daarmee aan begrijpelijkheid en integriteit. Relatie tussen bouwwerk en omgeving Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de openbare (stedelijke of landschappelijke) ruimte. Daarbij worden hogere eisen gesteld naarmate de openbare betekenis van het bouwwerk of van de omgeving groter is. Bij het oprichten van een gebouw is sprake van het afzonderen en in bezit nemen van een deel van de algemene ruimte voor particulier gebruik. Gevels en volumes vormen zowel de externe begrenzing van de gebouwen als ook de wanden van de openbare ruimte die zij gezamenlijk bepalen. Het gebouw is een particulier object in een openbare context, het bestaansrecht van het gebouw ligt niet in het eigen functioneren alleen, maar ook in de betekenis die het gebouw heeft in zijn stedelijke of landschappelijke omgeving. Ook van een gebouw dat contrasteert met zijn omgeving mag worden verwacht dat het zorgvuldig is ontworpen en de omgeving niet ontkent. Waar het om gaat is dat het gebouw een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de omgeving en de te verwachten ontwikkeling daarvan. Over de wijze waarop dat bij voorkeur zou moeten gebeuren, kunnen de gebiedsgerichte criteria duidelijkheid verschaffen. Betekenissen van vormen in de sociaal-culturele context Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat verwijzingen en associaties zorgvuldig worden gebruikt en uitgewerkt, zodat er concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit. Voor vormgeving gelden in iedere cultuur bepaalde regels, net zoals een taal zijn eigen grammaticale regels heeft om zinnen en teksten te maken. Die regels zijn geen wetten en moeten ter discussie kunnen staan. Maar als ze worden verhaspeld of ongeïnspireerd worden gebruikt, wordt een tekst verwarrend of saai. Precies zo wordt een bouwwerk verwarrend of saai als de regels van de architectonische vormgeving niet bewust worden gehanteerd. Als vormen regelmatig in een bepaald verband zijn waargenomen krijgen zij een zelfstandige betekenis en roepen zij, los van gebruik en constructie, bepaalde associaties op. Pilasters in classicistische gevels verwijzen bijvoorbeeld naar zuilenstruc- 30 Deel B - Criteria

turen, zuilen en/of pilasters van tempels. Transparante gevels van glas en metaal roepen associaties op met techniek en vooruitgang. In iedere bouwstijl wordt gebruik gemaakt van verwijzingen en associaties naar wat eerder of elders reeds aanwezig was of naar wat in de toekomst wordt verwacht. De kracht of de kwaliteit van een bouwwerk ligt echter vooral in de wijze waarop die verwijzingen en associaties worden verwerkt en geïnterpreteerd binnen het kader van de actuele culturele ontwikkelingen. Er kunnen dan concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit. Zorgvuldig gebruik van verwijzingen en associaties betekent onder meer dat er een bouwwerk ontstaat dat integer is naar zijn tijd doordat het op grond van zijn uiterlijk in de tijd kan worden geplaatst waarin het werd gebouwd of verbouwd. Bij restauraties is sprake van herstel van elementen uit het verleden, maar bij nieuw- of verbouw in bestaande (monumentale) omgevingen betekent dit dat duidelijk moet zijn wat authentiek is en wat nieuw is toegevoegd. Een ontwerp kan worden geïnspireerd door een bepaalde tijdsperiode, maar dat is iets anders dan het imiteren van stijlen, vormen en detailleringen uit het verleden. Associatieve betekenissen zijn van groot belang om een omgeving te 'begrijpen' als beeld van de tijd waarin zij is ontstaan, als verhaal van de geschiedenis, als representant van een stijl. Daarom is het zo belangrijk om ook bij nieuwe bouwplannen zorgvuldig met stijlvormen om te gaan, zij vormen immers de geschiedenis van de toekomst. Evenwicht tussen helderheid en complexiteit Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat er structuur is aangebracht in het beeld, zonder dat de aantrekkingskracht door eenvoud verloren gaat. Een belangrijke eis die aan een ontwerp voor een gebouw mag worden gesteld is dat er structuur wordt aangebracht in het beeld. Een heldere structuur biedt houvast voor de waarneming en is bepalend voor het beeld dat men vasthoudt van een gebouw. Symmetrie, ritme, herkenbare maatreeksen en materialen maken het voor de gemiddelde waarnemer mogelijk de grote hoeveelheid visuele informatie die de gebouwde omgeving geeft, te reduceren tot een bevattelijk beeld. Het streven naar helderheid mag echter niet ontaarden in simpelheid. Een bouwwerk moet de waarnemer blijven prikkelen en intrigeren en zijn geheimen niet direct prijsgeven. Er mag best een beheerst beroep op de creativiteit van de voorbijganger worden gedaan. Van oudsher worden helderheid en complexiteit daarom als complementaire begrippen ingebracht bij het ontwerpen van bouwwerken. Complexiteit in de architectonische compositie ontstaat vanuit de stedenbouwkundige eisen en het programma van eisen voor het bouwwerk. Bij een gebouwde omgeving met een hoge belevingswaarde zijn helderheid en complexiteit tegelijk aanwezig in een evenwichtige en spanningsvolle relatie. Hoofdstuk 3 31

Schaal en maatverhoudingen Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een samenhangend stelsel van maatverhoudingen heeft dat beheerst wordt toegepast in ruimtes, volumes en vlakverdelingen. leder bouwwerk heeft een schaal die voortkomt uit de grootte of de betekenis van de betreffende bouwopgave. Grote bouwwerken kunnen uiteraard binnen hun eigen grenzen geleed zijn maar worden onherkenbaar en ongeloofwaardig als ze er uitzien alsof ze bestaan uit een verzameling losstaande kleine bouwwerken. De maatverhoudingen van een bouwwerk zijn van groot belang voor de belevingswaarde ervan, maar vormen tegelijk één van de meest ongrijpbare aspecten bij het beoordelen van ontwerpen. De waarnemer ervaart bewust of onbewust de maatverhoudingen van een bouwwerk, maar wáárom de maatverhoudingen van een bepaalde ruimte aangenamer, evenwichtiger of spannender zijn dan die van een andere, valt nauwelijks vast te stellen. Duidelijk is dat de kracht van een compositie groter is naarmate de maatverhoudingen een sterkere samenhang en hiërarchie vertonen. Mits bewust toegepast kunnen ook spanning en contrast daarin hun werking hebben. De afmetingen en verhoudingen van gevelelementen vormen tezamen de compositie van het gevelvlak. Hellende daken vormen een belangrijk element in de totale compositie. Als toegevoegde elementen (zoals een dakkapel, een aanbouw of een zonnecollector) te dominant zijn ten opzichte van de hoofdmassa en/of de vlakverdeling, verstoren zij het beeld niet alleen van het object zelf maar ook van de omgeving waarin dat is geplaatst. Materiaal, textuur, kleur en licht Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat materiaal, textuur, kleur en licht het karakter van het bouwwerk zelf ondersteunen en de ruimtelijke samenhang met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan duidelijk maken. Door middel van materialen, kleuren en lichttoetreding krijgt een bouwwerk uiteindelijk zijn visuele en tactiele kracht: het wordt zichtbaar en voelbaar. De keuze van materialen en kleuren is tegenwoordig niet meer beperkt tot wat lokaal aan materiaal en ambachtelijke kennis voorhanden is. Die keuzevrijheid maakt de keuze moeilijker en het risico van een onsamenhangend beeld groot. Als materialen en kleuren teveel los staan van het ontwerp en daarin geen ondersteunende functie hebben, maar slechts worden gekozen op grond van decoratieve werking, wordt de betekenis ervan toevallig en kan de materiaal- en kleurkeuze afbreuk doen aan de zeggingskracht van het bouwwerk. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer het gebruik van materialen en kleuren geen ondersteuning geeft aan de architectonische vormgeving of wanneer het gebruik van materialen en kleuren een juiste interpretatie van de aard en de ontstaansperiode van het bouwwerk in de weg staat. 32 Deel B - Criteria