Nieuwsflits 2013. Levert de BTW regeling op zonnepanelen u voordeel op?



Vergelijkbare documenten
FISCAL EINDEJAARTIPS VOOR HET FAMIILEBEDRIJF(2014)

De regeling is al goedgekeurd voor Voor 2014 maakt deze deel uit van het Belastingplan, wat nog moet worden goedgekeurd.

EINDEJAARSTIPS /5

Nieuwsbrief december 2012

Slim Schenken en nalaten

Fiscale eindejaarstips

! Het kan voordelig zijn om de ingebruikname van een nieuw pand dat gaat worden gebruikt

Wat staat ons op fiscaal gebied te wachten in 2014?

Fiscale eindejaarstips. Sjoerd van den Heuvel

Gouden Handdruk, drie verschillende manieren om een ontslagvergoeding te laten uitkeren

RB EINDEJAARSTIPS & AANDACHTSPUNTEN 2014 / 2015

Nieuwsbrief van 9 februari 2017

Wat verandert er in 2014?

Het kabinet was verder voornemens om de tariefopstap van te verhogen naar Dit voornemen is echter niet doorgevoerd.

Besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/6832M, Staatscourant 2010, 20507

Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen. Besluit van 26 maart 2013, nr. BLKB/2013/400M,

Als u overweegt om op korte termijn te investeren in een (nieuw) bedrijfsmiddel, dan zijn wij op uw verzoek graag bereid om u te adviseren.

Brandsma & Klijn Postbus AD Leek T: F: info@brandsma-klijn.nl

BTW-nieuwtjes


Informatieblad Uw positie als dga

Fiscale eindejaarstips

Nieuwsbrief van 9 februari 2016

ACTIEPUNTEN. EIND 2018 voor de DGA TARIEVEN WONING BTWVERHOGING EIGEN KLAAR VOOR

18 slimme belastingtips. om dit jaar nog je voordeel mee te doen

De fiscale aspecten van een onroerende recreatiewoning

Fiscale eindejaarstips

Eindejaarstips voor erf- en schenkbelasting

Productvoorwaarden BLG Aanvullend Inkomen Uitkeringsrekening Geldig vanaf 1 januari 2016

Als u 65 jaar of ouder bent

Doe nog vóór 1 januari 2019 een schenking

Gooilanden. Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning

Uit er aar d zijn wij

Geld geleend van de eigen vennootschap? Mogelijk dubbele heffing door nieuwe wetgeving! CROP.NL

Prinsjesdag fiscale actualiteiten

Goed om te weten voor uw personeelsadministratie 2014

Nederland belastingparadijs voor uw 2 e en 1 e woning

Laat uw geld groeien!

Special Eindejaarstips 2013

Eindejaarsberichten 2018

ALLE ONDERNEMINGSVORMEN

Onderwerpen: Wet op de inkomstenbelasting 2001

Schenkbelasting. Tijdelijke verruiming van de vrijstelling voor de schenking voor de eigen woning

RB EINDEJAARSTIPS EN AANDACHTSPUNTEN Erven en schenken

Nieuwsbrief van d.d Woon-werkverkeer is altijd zakelijk

Als u premies betaalt voor kapitaalverzekeringen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Administratiekantoor Van den Dungen B.V. Nieuwsbrief 2018, 7 e jaargang, 13 e editie

KIA, MIA en VAMIL-Regeling

Informatiebijeenkomst van

OKTOBER 2016 TAK NIEUWSBRIEF

Onbezorgd ouder worden. Ouder worden en zorg. Deel I Ouder worden en zorg. Wat is het probleem? Eigen bijdrage zorgkosten. Wanneer?

Particulieren met zonnepanelen kunnen ondernemer voor de btw zijn

U krijgt te maken met: inkomstenbelasting onroerendezaakbelasting. En mogelijk ook met: overdrachtsbelasting omzetbelasting forensenbelasting

De familiebank - vanaf 2013

INSTRUCTIE De Belastingdienst maakt het voor zonnepanelen bezitters leuker: Particulieren met zonnepanelen kunnen btw terugvragen

INSTRUCTIE. Wat houdt het btw voordeel in? Besluit overheid

In deze instructie leest u wat de handelingen zijn om van het BTW voordeel gebruik te maken.

VAN AWBZ NAAR WMO EN WLZ. Gebr. V. Doornelaan 86, Horst Tel:

Algemeen nut beogende instellingen: algemeen nuttige en commerciële activiteiten

Tarief Box 2 tijdelijk 3% lager in 2014

Fiscale eindejaarstips 2009 en wijzigingen 2010

Schenken, lenen. en nog 5 andere manieren om uw kind te helpen

Eindejaarstips Let op! De eenmalige verhoging van ten behoeve van de eigen woning geldt ook voor andere personen dan de eigen kinderen.

Hoe zit het met op al bestaande hypotheken vanaf ?

! De belastingrente gaat vanaf 1 april 2014 omhoog. Voor de inkomstenbelasting bedraagt de

Veel gestelde vragen en antwoorden over btw-heffing bij particulieren met zonnepanelen.

Fiscaal Actueel

partners en kinderen kleinkinderen overig 0, ,00 10% 18% 30% ,00 en meer 20% 36% 40%

Concept uitvoeringsbesluiten informatieverplichting. Artikel I (artikel 12bis van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001)

Tip! Het onderbrengen van het bedrijfspand in een aparte bv maakt een toekomstige bedrijfsoverdracht gemakkelijker te structureren en te financieren.

Auto: Zakelijk of privé. Whitepaper

BELASTINGPLAN 2010 SCHENK- EN ERFBELASTING LOONHEFFING/ SOCIALE VERZEKERINGSWETTEN

Onder bepaalde voorwaarden kunnen pensioendotaties en inleg in de levensloopregeling in mindering komen op het gebruikelijk loon.

Belastingplan 2014 / tips Schenken voor eigen woning. Eigen woning

Soort auto MIA % Maximaal in aanmerking te nemen investeringsbedrag

Btw-nieuwsbrief mei 2019

accountants adviseurs december 2013 Eindejaarsbericht 2013 Joek_nieuwsbrief.indd :53

Productvoorwaarden BLG Aanvullend Inkomen Uitkeringsrekening

Welke regels van toepassing zijn, is afhankelijk van uw individuele situatie. In deze advieswijzer komen verschillende situaties aan bod.

Landal Volendam. Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning

ESJ Accountants & Belastingadviseurs

Zeijerstroeten TD Ubbena BTW en Zonnepanelen

- 1 - Eigen bijdrage AWBZ

Als u premies betaalt voor kapitaalverzekeringen

4. Wat moet ik als lid doen om een lijfrenteschenking te verstrekken?

Veel gestelde vragen en antwoorden over btw-heffing bij particulieren met zonnepanelen.

Vanaf 1 juni 2019 aanmelden voor toepassing nieuwe kleine ondernemersregeling BTW per 1 januari 2020 De eenmanszaak, maatschap en VOF die in Nederland

Veel gestelde vragen en antwoorden over btw-heffing bij particulieren met zonnepanelen.

Overige actualiteiten

Je eigen woning en de Belastingdienst in 2012

Hoe in 2017 optimaal geld uit uw BV halen? DEEL 9 DEEL 9. Lenen van de BV

1 Belastingplannen 2016

FISCALE CIJFERS 2014 SCFB adviseert het Fintool.nl abonnement

7.7. Samenvatting door een scholier 2041 woorden 26 juni keer beoordeeld

RB EINDEJAARSTIPS & AANDACHTSPUNTEN 2014 / 2015

Auto: zakelijk of privé?

MIA/Vamillijst 2014 gepubliceerd. Inhoudsopgave Nieuwsbrief Februari 2014.

Eigen woning in Strop of paradijs? advieswijzer

Transcriptie:

Nieuwsflits 2013 Levert de BTW regeling op zonnepanelen u voordeel op? Belasting Adviesgroep Asten Postbus 122, 5720 AC Asten Julianastraat 2, Asten T. 0493 69 52 98 F. 0493 69 64 25 I. www.baa.nl E. info@baa.nl Op 20 juni 2013 heeft het Europese Hof van Justitie (hierna: HvJ) een opvallende uitspraak gedaan. In deze zaak werd geoordeeld dat een eigenaar van zonnepanelen voor de BTW ondernemer is en dat derhalve BTW moet worden afgedragen en kan worden teruggevraagd. Begin november heeft de Staatssecretaris een besluit gepubliceerd met daarin diverse antwoorden op de vele vragen die de uitspraak heeft opgeleverd. Hieronder vindt u de belangrijkste antwoorden hierop. Allereerst dient te worden opgemerkt dat de Belastingdienst onderscheid maakt tussen geïntegreerde en niet-geïntegreerde zonnepanelen. Het eerste type betreft bijvoorbeeld dakpannen welke een dubbelfunctie hebben (dakpan en zonnepaneel). Aangezien er tot op heden nog slechts weinig geïntegreerde zonnepanelen zijn aangeschaft, wordt in het vervolg van dit artikel uitgegaan van de normale niet-geïntegreerde zonnepanelen. Particulier: De Belastingdienst bevestigt de uitspraak van het HvJ dat een eigenaar van zonnepanelen ondernemer is voor de BTW, indien er regelmatig en tegen vergoeding stroom wordt terug geleverd aan het energieleverancier. Er kan niet voor worden gekozen om wel of niet als ondernemer te worden aangemerkt. Immers, wordt aan de voorwaarden voldaan dan is men ondernemer. Als gevolg hiervan bestaat ook de mogelijkheid om de BTW op de aanschaf van de zonnepanelen terug te vragen. De eigenaar van de zonnepanelen dient zich verplicht aan te melden als ondernemer voor de BTW als men verwacht een bedrag aan BTW terug te krijgen. Voor particulieren die voor 20 juni 2013 de zonnepanelen hebben aangeschaft dan wel waarvan het geldelijk belang zeer gering is, heeft de Belastingdienst het volgende standpunt ingenomen: Particulieren die niets van zich laten horen, hebben stilzwijgend verzocht om ontheffing van de administratieve verplichtingen en hoeven geen aangifte omzetbelasting in te dienen en kunnen ook geen omzetbelasting terugontvangen. Ook indien men zich wel heeft gemeld, bestaat de mogelijkheid dat toch geen omzetbelasting hoeft te worden betaald. Dit is het gevolg van de zogenaamde Kleine Ondernemersregeling. Indien het saldo van de BTW (af te dragen BTW minus aftrek voorbelasting) 1345,- of minder is, dan hoeft de eigenaar van de zonnepanelen op grond van de Kleine Ondernemersregeling per saldo geen BTW te betalen. Particuliere eigenaren van zonnepanelen zullen in de praktijk dit grensbedrag meestal niet bereiken. De vergoeding waarover BTW dient te worden afgedragen bestaat uit twee onderdelen, namelijk de vergoeding welke wordt ontvangen van het energiebedrijf en de vergoeding voor het privé gebruik. Mede in afwachting van Europese wetgeving kunnen deze vergoedingen worden bepaald middels forfaitaire bedragen die afhankelijk zijn van het opwekvermogen per jaar van de zonnepanelen. Overweegt men dus in jaar 1 de aanschaf van zonnepanelen, dan is het mogelijk, onder aftrek van het forfait, de betaalde omzetbelasting op de aanschaf terug te vragen. In jaar 2 kan dan een verzoek worden ingediend voor ontheffing van de administratieve verplichtingen en is men dan vrijgesteld van de BTW aangiften. Deze ontheffing heeft geen gevolgen voor de teruggave van jaar 1. Ondernemer: Ondernemers die zonnepanelen aanschaffen, konden en kunnen de betaalde BTW in aftrek brengen. Als extra administratieve last komt daar nu echter bij de afdracht van de omzetbelasting over B e l a s t i n g A d v i e s g r o e p A s t e n 2 0 1 3 1

de levering van energie aan de energieleverancier. De ondernemer dient de extra omzet en af te dragen BTW in kaart te brengen. Op basis van de reguliere exploitatie van de onderneming kan de ondernemer meestal dan geen gebruik maken van de KOR op de zonnepanelen. Deponering jaarstukken in 2014 op andere manier!? Ondernemers die hun bedrijf voeren in de vorm van een BV, die in de categorie Klein valt, zijn al diverse jaren bekend met het fenomeen dat ze ieder jaar een beperkte balans met toelichting moeten (laten) deponeren bij de Kamer van Koophandel. Indien de BV in de categorie Middelgroot of Groot valt, moet tevens de winst- en verliesrekening met toelichting, het jaarverslag en de zogenaamde overige gegevens, waaronder de accountantsverklaring, openbaar worden gemaakt via deponering bij de Kamer van Koophandel. In het verleden geschiedde deze publicatie meestal via het opsturen van de publicatiestukken per post naar de Kamer van Koophandel, dan wel via het verzenden van een pdf bestand via de mail. Vanaf 1 januari 2008 was het voor de Kleine BV ook al mogelijk om de jaarstukken aan te leveren via SBR (Standard Business Reporting). SBR is een standaardrapportagevorm om meerdere financiële overzichten te maken en te verzenden aan diverse instanties, zoals belastingdienst, CBS, Banken en de Kamer van Koophandel. Met ingang van 1 januari 2014 is het voor de BV in de categorie klein niet meer mogelijk om de jaarrekening bij de Kamer van Koophandel aan te leveren via de mail. Vanaf dat moment kunt u de jaarrekening alleen nog maar digitaal deponeren via SBR software of via een nog te ontwikkelen online service zelf deponeren van de Kamer van Koophandel. De nog te ontwikkelen self service van de Kamer van Koophandel zal op dezelfde manier gaan functioneren als het persoonlijk domein bij de Belastingdienst. De ondernemer zal de cijfers handmatig moeten overtypen wat de kans op (tik)fouten vergroot. De aanschaf van de SBR software is voor de kleine BV meestal een te grote kostenpost. Voor de SBR aanlevering is deze dan aangewezen op de programmatuur die beschikbaar is bij zijn accountant. Naar verwachting zal de SBR aanlevering via de accountant niet tot extra kosten leiden, maar verkleint wel het risico op fouten in de gepubliceerde cijfers, dan bij aanlevering via de online service. Naast deze vorm van digitale aanlevering blijft het, naar verwachting tot 1 januari 2016, nog mogelijk om de te publiceren jaarstukken bij de Kamer van Koophandel aan te leveren via de post. Indien de BV in de categorie Middelgroot of Groot valt, is het op dit moment nog niet mogelijk om de te deponeren jaarrekening aan te leveren via SBR dan wel de online service. Deponeren dient dan te geschieden op papier en verzending per post. Naar verwachting zal hier in de komende jaren ook een SBR variant voor worden ontwikkeld. Een BV valt in de categorie Klein indien de waarde van de activa minder dan 4,4 Miljoen is, de netto omzet lager dan 8,8 Miljoen en er minder dan 50 werknemers zijn. Een BV valt in de categorie Groot indien de waarde van de activa meer is dan 17,5 Miljoen, de omzet meer is dan 35 Miljoen en er meer dan 250 werknemers zijn. Indien de waarden van de diverse onderdelen zich hiertussen bevinden, is sprake van de categorie Middelgroot. De hoofdregel bij deponering van de (beperkte) jaarrekening is dat vaststelling van de jaarrekening door de Algemene Vergadering van Aandeelhouders en aanlevering bij de Kamer van Koophandel dient te geschieden binnen 2 maanden nadat de jaarrekening is opgemaakt door het bestuur. De bestuurders van de BV dienen de jaarrekening op te maken binnen een periode van 5 maanden na afloop van een boekjaar. Deze termijn kan wegens bijzondere omstandigheden worden verlengd met 6 maanden. Rekening houdend met deze verlengde termijn dient de (beperkte) jaarrekening uiterlijk 13 maanden na afloop van het boekjaar ter inzage te liggen bij de Kamer van Koophandel. Bij een zogenaamde eenpersoonsvennootschap is met invoering van de Flex BV wetgeving per 1 oktober 2012 bepaald dat ondertekening van de opgestelde jaarrekening door de bestuurder/enig aandeelhouder gelijkgesteld wordt aan de vaststelling van de jaarrekening. Deponering dient dan te geschieden binnen 8 dagen na ondertekening, dus uiterlijk per 8 december van het jaar volgend op het boekjaar. Een statutenwijziging kan dit voorkomen. B e l a s t i n g A d v i e s g r o e p A s t e n 2 0 1 3 2

Zorg ervoor dat de hypotheekrente voor nieuwe eigen woning leningen aftrekbaar blijft! Met ingang van 1 januari 2013 gelden nieuwe regels voor de renteaftrek van de eigenwoningschuld. Voor nieuwe leningen geldt dat je alleen rente af mag trekken als de lening tijdig wordt afgelost. Voor leningen afgesloten voor 1 januari 2013 geldt deze eis niet. Ook voor omzettingen (herfinancieringen) van leningen van voor 1 januari 2013 in een andere nieuwe lening, zonder dat de hoogte van het bedrag van de lening wordt verhoogd, geldt de nieuwe regeling niet. Indien het bedrag van de lening bij de herfinanciering wordt verhoogd, geldt alleen voor deze verhoging de nieuwe regeling. Als een lening bij een bank of een andere financiële instelling wordt afgesloten dan zijn zij verplicht om de gegevens over deze lening voor de eigen woning aan de Belastingdienst door te geven. Wanneer geld wordt geleend voor de eigen woning bij iemand die niet verplicht is om deze gegevens aan de Belastingdienst door te geven (denk bijvoorbeeld aan een familielid, een eigen B.V. of een buitenlandse bank) dan moet u zelf enkele gegevens aan de Belastingdienst doorgeven. Wordt dit niet tijdig gedaan dan gaat de lening naar Box III en bestaat er voor dat jaar geen recht op hypotheekrente aftrek voor de eigen woning. Op het moment dat wel wordt voldaan aan de informatieplicht, gaat de woning terug naar Box I en herleeft de aftrek van de hypotheekrente weer. Welke gegevens moeten aan de Belastingdienst worden doorgegeven? de startdatum van het aangaan van de schuld; het startbedrag van de schuld; - contractueel vastgelegde looptijd in maanden; maandelijkse rentevoet; - contractueel vastgelegde wijze van aflossen (annuïteit of lineair). Indien uitlener is een natuurlijk persoon (mens van vlees en bloed): - Naam adres en woonplaatsgegevens; - Burgerservicenummer (BSN); Indien uitlener is een rechtspersoon (BV) - Naam, adres en woonplaatsgegevens; - Uniek nummer volgens de Kamer van Koophandel; RSIN nummer Hoe moeten deze gegevens aan de Belastingdienst worden doorgegeven? Om de gegevens aan de Belastingdienst door te geven moet gebruik worden gemaakt van het formulier van de Belastingdienst: Opgaaf lening eigen woning. Hiervoor is wel een DigiD code (of DigiD machtiging als iemand anders voor u het formulier invult) nodig. Zonder DigiD is het formulier niet bruikbaar. Heeft u geen DigiD dan willen wij u graag behulpzaam zijn bij de aanvraag hiervan. Wanneer moet ik de gegevens doorgeven? De gegevens dienen uiterlijk te worden doorgegeven: 1. Op het moment dat de aangifte over het afgelopen jaar wordt ingediend; 2. Indien de aangifte over het afgelopen jaar niet voor 31 december van het daaropvolgende kalenderjaar wordt ingediend, voor 31 december van het daaropvolgende jaar Daarnaast bent u verplicht binnen 1 maand na afloop van het kalenderjaar waarin een wijziging van bovenstaande gegevens heeft plaatsgevonden (bijvoorbeeld wijziging rentetarief) dit door te geven aan de belastingdienst. Kortom Sluit u na 1 januari 2013 een nieuwe leningsoverkomst, of verhoogd u een bestaande eigenwoningschuld, laat u dan niet verrassen en zorg ervoor dat u tijdig de juiste gegevens aan de Belastingdienst doorgeeft om de hypotheekrente aftrek te behouden. Daarnaast geldt ook de eis dat op het einde van de kalenderjaar, voor het eerst op 31 december 2013 ook daadwerkelijk voldoende aflossing moet hebben plaatsgevonden op de lening. Belasting Adviesgroep Asten kan u hieromtrent uiteraard meer informatie verstrekken en noodzakelijke berekeningen voor u maken. B e l a s t i n g A d v i e s g r o e p A s t e n 2 0 1 3 3

Vrijstelling erfbelasting voor mantelzorgers in 2015 weg!? Staatssecretaris van Rijn laat in een brief van 20 juli 2013 aan de Tweede Kamer blijken dat het mantelzorgcompliment en de partnervrijstelling voor mantelzorgers per 1 januari 2015 wordt afgeschaft. Deze beslissing zal grote gevolgen hebben voor alle mantelzorgers. Momenteel krijgen mantelzorgers een mantelzorgcompliment van maximaal 200,-per jaar. Dit bedrag dient zowel als kostenvergoeding evenals blijk van waardering naar de mantelzorgers toe. Het ontvangen van het mantelzorgcompliment heeft geen gevolgen voor de te betalen belasting of voor een uitkering, zorgtoeslag of huurtoeslag van de mantelzorger. Per 1 januari 2015 gaat het budget van het mantelzorgcompliment naar de gemeente, als onderdeel van de WMO. De gemeente is zodoende verantwoordelijk voor de waarderingen en erkenning van mantelzorgers. Volgens de staatssecretaris is dit nodig omdat gemeenten dichter bij de mantelzorgers staan. Zij kunnen nu per situatie bepalen wat de mantelzorgers doen en wat daarvoor nodig is. Een kostenvergoeding ontbreekt hier echter bij. Deze wijziging is een tegenvaller voor alle mantelzorgverleners. Doordat het mantelzorgcompliment per 1 januari 2015 wordt afgeschaft, vervalt ook de verruimde vrijstelling van erfbelasting. In de situatie dat een kind mantelzorg verleent aan een van zijn/haar ouders kan bij een overlijden van de ouder tot 2015 een beroep worden gedaan op de partnervrijstelling van meer dan 600.000 in plaats van de reguliere kind vrijstelling van circa 19.000,-. Dit betekent dat tot dit bedrag de erfenis is vrijgesteld van Erfbelasting. Daarvoor is wel van belang dat ouder en kind minimaal 6 maanden op hetzelfde adres staan ingeschreven en een samenlevingsovereenkomst hebben met een wederzijdse zorgverplichting. Ook mogen de ouder en het kind geen andere fiscale partner hebben gedurende dat jaar. Niet geheel duidelijk is echter of de vrijstelling nu in 2015 of in 2016 vervalt. De vrijstelling is nu namelijk gekoppeld aan het ontvangen van een zorgcompliment in het voorafgaande jaar (2014). Derhalve zou bij een overlijden van een ouder in het jaar 2015 voor de erfbelasting toch nog een beroep kunnen worden gedaan op de hoge vrijstelling. Aan de hand van twee voorbeelden zullen we duidelijk maken wat het effect is van het vervallen van de vrijstelling. Voorbeeld I (huidige situatie) Een zoon zorgt voor zijn moeder en woont bij haar in, hij is haar mantelzorger. Hiervoor heeft de zoon het afgelopen jaar een mantelzorgcompliment gekregen. Nu overlijdt moeder en erft de zoon een bedrag van 300.000,-. Doordat de zoon aan de gestelde voorwaarden voldoet bedraagt de vrijstelling 616.880,-. Daarom is de zoon geen erfbelasting verschuldigd. Voorbeeld II (nieuwe situatie) Stel dat voorgaande omschrijving zich voordoet na 1 januari 2015. Dan bedraagt de vrijstelling 19.535,-. Het bedrag waarover de belasting wordt geheven is dan 280.465,-( 300.000 -/- 19.535). Het tarief over de eerste 118.254 is 10%, voor het meerdere is het tarief 20%. De belasting bedraagt in dit geval: 118.254 * 10% +162.211 * 20% = 44.267,-. Voorgaande voorbeelden laten een verschil zien van bijna 45.000,- bij een erfenis van 300.000,- Naarmate de erfenis stijgt zal ook het verschil proportioneel stijgen in het nadeel van de mantelzorger. Mocht u meer informatie hierover willen weten dan wel zit u zelf in zo een soort situatie, kunt u te allen tijde contact met ons opnemen. B e l a s t i n g A d v i e s g r o e p A s t e n 2 0 1 3 4

Het nemen en geven van belastingrente door de Belastingdienst! Vele jaren geleden was de situatie dat geld gestald bij de belastingdienst meer rente opleverde dan geld dat op een spaarrekening bij een bank stond. Het was daarom dan ook niet vreemd dat de toenmalige Minister van Financiën sprak over een belastingmeevaller omdat veel meer geld was ontvangen dan verwacht door de belastingdienst. Het jaar erna was er echter sprake van een belastingtegenvaller omdat veel belastingplichtigen hoge voorlopige aanslagen hadden gevraagd en betaald. Bij het indienen van de daadwerkelijke aangifte bleek dat deze aanslagen veel te hoog waren en het teveel betaalde werd met een aantrekkelijke heffingsrente door de belastingdienst aan de belastingplichtigen terugbetaald. Deze tijd is allang voorbij. Vanaf 1 januari 2013 is ook de benaming heffingsrente vervangen door de benaming belastingrente en zijn de voorwaarden waaronder rente moet worden betaald c.q. wordt vergoed, aanzienlijk gewijzigd. Per 1 januari 2014 treedt weer een wijziging op. Er wordt dan onderscheid gemaakt in rente met betrekking tot vennootschapsbelastingaanslagen en rente met betrekking tot andere belastingaanslagen. Voor de vennootschapsbelasting gaat een rente % gelden dat gelijk is aan de wettelijke rente voor handelstransacties met een minimum van 8%. Voor de andere belastingen zal worden gerekend met een rente % dat gelijk is aan de wettelijke rente voor niet-handelstransacties met een minimum van 4%. Met deze percentages zou het weer aantrekkelijk zijn gelden bij de belastingdienst te stallen. Op het moment dat het teveel betaalde dan wordt teruggegeven, wordt hierover een fikse rente vergoed. Dit klinkt echter te mooi om waar te zijn en is het dan ook niet. De belastingdienst maakt namelijk onderscheid in situaties waarin rente moet worden betaald en wanneer rente wordt vergoed aan de belastingplichtige. Het nemen van rente door de Belastingdienst: INKOMSTEN- EN VENNOOTSCHAPSBELASTING Belastingrente dient door de belastingplichtige te worden betaald indien de belastingdienst na 1 juli van een belastingjaar een voorlopige -, definitieve - of navorderingsaanslag oplegt. Rente dient dan te worden betaald over het bedrag dat te weinig is betaald of wordt nageheven. LOONBELASTING, OMZETBELASTING, OVERDRACHTSBELASTING ETC Belastingrente dient, vanaf de eerste dag na afloop van een belastingjaar, te worden betaald over het bedrag van de te laat betaalde belasting. ERFBELASTING De belastingrente over de Erfbelasting wordt berekend vanaf het tijdstip van 8 maanden na het overlijden en wordt berekend over het belastingbedrag dat moet worden betaald over de erfenis. Het geven van rente door de Belastingdienst: INKOMSTEN EN VENNOOTSCHAPSBELASTING Indien de belastingdienst een aanslag oplegt met een terug te geven bedrag binnen 6 maanden na afloop van een belastingjaar, wordt geen belastingrente vergoed Belastingrente wordt door de belastingdienst wel vergoed indien het langer dan drie maanden duurt, na het indienen van de aangifte, vooraleer de belastingdienst een aanslag heeft opgelegd met een terug te geven bedrag en de gegevens op de aangifte zijn gevolgd. Rente wordt vergoed over het bedrag dat teveel is betaald. Conclusie: Gezien deze rentepercentages is het dus belangrijk om de termijn waarover belastingrente kan worden berekend door de belastingdienst, zo kort mogelijk te houden. Tevens is het van belang om het B e l a s t i n g A d v i e s g r o e p A s t e n 2 0 1 3 5

bedrag waarover de belastingrente wordt berekend zo laag mogelijk te houden. Dit kan geschieden door het tijdig (laten) indienen van een verzoek om een voorlopige aanslag waarbij het van belang is dat deze voorlopige aanslag zo goed als mogelijk de realiteit benadert. Prinsjesdag 2013: Einde van de stamrechtvrijstelling Al meerdere malen is de stamrecht B.V., als mogelijkheid om belasting op een ontslagvergoeding uit te stellen, op onze website aan bod gekomen. In de plannen die op Prinsjesdag bekend zijn gemaakt, heeft het kabinet aangekondigd de stamrechtvrijstelling in de loonbelasting te willen afschaffen. Nieuwe stamrechten Per 1 januari 2014 zou het al niet meer mogelijk zijn om bij het ontvangen van ontslagvergoedingen gebruik te maken van de stamrechtvrijstelling. De zogenaamde gouden handdruk die wordt toegekend bij ontslag zal in de toekomst bij uitbetaling direct en volledig in de heffing van box 1 vallen en progressief worden belast tegen maximaal 52%. Het kabinet is van mening dat werknemers door gebruik te maken van de middelingsfaciliteit de financiële gevolgen van de progressieve heffing over de gouden handdruk (iets) kunnen verminderen. Bestaande stamrechten Voor bestaande stamrechten vervalt de eis dat deze in periodieke termijnen moeten worden uitgekeerd. Bestaande stamrechten kunnen hierdoor, zonder heffing van revisierente, ineens ook in één bedrag worden uitgekeerd. Daarbij maakt het niet uit of het stamrecht is ondergebracht bij een stamrecht B.V., een bank, een beleggingsinstelling of verzekeraar. Overgangsregeling 2014 Om de afwikkeling van bestaande stamrechten te stimuleren heeft het kabinet aangekondigd om een fiscale stimulans te geven. Wanneer een stamrecht in 2014 volledig wordt opgenomen zal de daaruit voortvloeiende uitkering maar voor 80% in de heffing van de loonbelasting worden betrokken. Een uitkering van de gehele stamrechtvoorziening voor 1 januari 2014 zal, zoals de plannen nu zijn, gelijk worden behandeld. Keuze Men is overigens niet verplicht om het stamrecht in 2014 uit te laten keren. Zolang het bestaande stamrecht niet wordt uitgekeerd, vindt geen belastingheffing plaats. Het hoeft immers niet altijd voordelig te zijn om gebruik te maken van de eenmalige vrijstelling van 20% en af te rekenen over het restant van 80% tegen een toptarief van 52%. Mogelijk dat in de toekomst bij gespreide uitkeringen een lager belastingbedrag wordt betaald. Extra belastinginkomsten Met het afschaffen van de stamrechtvrijstelling verwacht het kabinet jaarlijks 750 miljoen euro op te halen. Naast deze jaarlijkse extra belastinginkomsten verwacht het kabinet een eenmalige opbrengst van meer dan 1 miljard euro aan belastinginkomsten in verband met de overgangsregeling in 2014. Tevens hoopt het kabinet dat het geld dat beschikbaar komt, onder andere wordt gebruikt voor consumptie of afbouwen van schulden. Mocht u meer informatie willen hebben omtrent het vervallen van de stamrechtvrijstelling dan wel voor uw eigen specifieke situatie willen weten of het verstandig is om tot uitkering over te gaan, kunt u contact met ons opnemen. B e l a s t i n g A d v i e s g r o e p A s t e n 2 0 1 3 6

Zwangerschapsuitkering uit AOV definitief onbelast! Medio dit jaar is door de Nederlandse Orde van Administratie en Belastingadviesdeskundigen (NOAB), waar ook BAA bij is aangesloten, een interessante kwestie aan het licht gebracht. De voorzitter van de NOAB stelde vast dat een verzekeringsmaatschappij de zwangerschapsuitkering uit de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV), bij een cliënt, als onbelast kwalificeerde. Navraag bij de belastingdienst en uiteindelijk bij het Ministerie van Financiën bevestigden dit. Op 15 augustus 2013 heeft ook de staatssecretaris van Financiën verklaard dat een zwangerschapsuitkering, die wordt verstrekt door een verzekeraar, onbelast is voor de inkomstenbelasting. In het verleden werd een uitkering tijdens zwangerschapsverlof gezien als belastbaar inkomen en werd daarover inkomstenbelasting geheven. Naar nu blijkt, onterecht. De betreffende zwangerschapsuitkering gaat over het deel dat men ontvangt tijdens het zwangerschapsverlof. Dit betreft in de meeste gevallen een periode van 16 weken. Deze onbelastbaarheid geldt alleen voor de zwangerschapsuitkering uit de particuliere AOV-polissen en niet voor de Zelfstandig en Zwanger-uitkeringen van het UWV. Voor de Inkomstenbelasting zijn enkel belast periodieke uitkeringen ter zake van invaliditeit, ziekte of ongeval. Zwangerschap wordt (terecht) niet gezien als een ziekte, waardoor er dus in die zin geen sprake is van een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Op basis van dit uitgangspunt is er geen grondslag voor heffing van Inkomstenbelasting over dergelijke zwangerschapsuitkeringen. Voorbeeld: Indien in de afgelopen vijf jaren, in een bepaald jaar, een zwangerschapsuitkering uit AOV werd ontvangen van bijvoorbeeld 10.000, dan werd daar, bij een tarief van 42%, een bedrag van 4.200,- aan belasting over betaald. Dit bedrag kan nu worden teruggevraagd. De belastingplichtige die in de afgelopen vijf jaar ten onrechte belasting heeft betaald over een zwangerschapsuitkering uit AOV, kan actie ondernemen! Geadviseerd wordt om schriftelijk bezwaar in te dienen tegen de aanslagen Inkomstenbelasting die nog niet definitief vaststaan. Daarnaast is het mogelijk om, indien de aanslagen wel definitief vastgesteld zijn, een ambtshalve schriftelijk verzoek tot vermindering van de opgelegde aanslagen in te dienen. Deze bezwaarschriften en/ of verzoekschriften kunt u zelf insturen maar ook laten indienen door uw belastingadviseur. Ten onrechte betaalde belasting over de jaren 2008 tot en met heden, kan op deze manier worden teruggevorderd. De medewerkers van Belasting Adviesgroep Asten kunnen u vertellen of u in aanmerking komt voor een belastingteruggaaf of -vermindering. U kunt daarom altijd contact met ons opnemen. Een mogelijk discussiepunt kan gaan ontstaan omtrent de in het verleden afgetrokken premie voor de arbeidsongeschiktheidsverzekering. Het gedeelte van de premie dat betrekking zou hebben op de zwangerschapsuitkering, zou dan namelijk ten onrechte in aftrek zijn gebracht. De premie is in het verleden echter nooit gesplitst. Mogelijk dat de belastingdienst binnenkort middels een praktische werkafspraak hierin een standpunt zal innemen. We houden u op de hoogte. Onzekerheid omtrent sociale verzekeringsplicht van de DGA van de Familie BV Een directeur groot aandeelhouder neemt binnen de sociale verzekeringswetgeving een speciale positie in. Een veel gehanteerde vuistregel is dat er geen sprake is van een sociale verzekeringsplicht indien de DGA niet tegen zijn wil kan worden ontslagen. Dit criterium geldt eveneens voor een managementovereenkomst tussen een holding en een werk BV. B e l a s t i n g A d v i e s g r o e p A s t e n 2 0 1 3 7

Het meest eenvoudige om hieraan te voldoen is een aandelenbezit van meer dan 50%. Maar ook bij een aandelenbezit van minder dan 50% maar meer dan 1/3 kan sprake zijn van geen sociale verzekeringsplicht. In de statuten dient dan wel te zijn opgenomen dat een gekwalificeerde (versterkte) meerderheid van stemmen nodig is voor het ontslag van de bestuurders. Tevens is geen sprake van verzekeringsplicht voor de werknemersverzekeringen voor de bestuurder van een vennootschap indien 2/3 van de aandelen in handen zijn van familieleden tot de derde lijn (neven en nichten) van de statutaire bestuurder. Tot maart 2013 werd ervan uitgegaan dat bij de bepaling van het 2/3 criterium ook de aandelen van de statutaire bestuurder zelf zouden meetellen. In een arrest van de Hoge Raad van 22 maart 2013 heeft ons hoogste rechtsorgaan bevestigd dat een DGA niet verzekerd is voor de werknemersverzekeringen als tenminste 2/3 van de aandelen in bezit is van bloed- of aanverwanten maar dat het eigen aandelenpakket van de DGA hierbij niet meetelt. De casus betrof een eigenaar (bestuurder) van een familiebedrijf die zelf 48% van de aandelen bezat, zijn dochter had ook 26% en de andere 26% waren in handen van derden. Nadat de BV de activiteiten staakt, vraagt de eigenaar een WW uitkering aan. Het UWV weigert, verwijzend naar het 2/3 criterium. De Rechtbank, De Centrale Raad van Beroep en in laatste instantie de Hoge Raad stellen echter de eigenaar in het gelijk. De bestuurder zelf had niet meer dan 50% en omdat bij bepaling van het aandelenbezit van de familie de aandelen van de bestuurder zelf niet meetellen, had de familie ook geen 2/3 bezit. De eigenaar was dus verplicht verzekerd voor de sociale verzekeringswetten en had dus ook recht op een WW uitkering. De uitspraak van de Hoge Raad kan leiden tot een nieuw standpunt betreffende de sociale verzekeringsplicht voor de DGA van het familiebedrijf. Door te schuiven met de aandelenverhouding binnen de familie kan wel/niet gekozen worden voor sociale verzekeringsplicht. Door deze uitleg zouden zelfs minderheidsaandeelhouders dan wel bestuurders die zelf geen aandelen hebben maar waarvan de familieleden meer dan 2/3 van de aandelen in bezit hebben, worden aangemerkt als DGA voor de sociale verzekeringswetgeving en dus niet verplicht verzekerd zijn voor de werknemersverzekeringen. Voor eigenaren van familiebedrijven kan dit arrest betekenen dat ze ten onrechte als niet verzekeringsplichtig voor de werknemersverzekeringen worden aangemerkt dan wel ten onrechte als wel verzekeringsplichtige voor de werknemersverzekeringen. In zoverre bekend is, heeft de belastingdienst nog geen standpunt ingenomen in deze kwestie. Wijzigingen voor de ANBI per 1 januari 2014 Staatssecretaris Weekers van Financiën heeft in een brief aan de tweede kamer zijn plannen duidelijk gemaakt om de fiscale regelgeving voor ANBI s (Algemeen Nut Beogende Instellingen) en de wetgeving inzake periodieke schenkingen aan ANBI s aan te passen. Op 16 juli 2013 is de definitieve regeling officieel in de Staatscourant gepubliceerd. Vanaf 1 januari 2014 zullen er onder andere aanvullende voorwaarden gelden om de ANBI status te behouden. Tevens zijn er maatregelen opgenomen ter vereenvoudiging van de aftrekbaarheid van periodieke giften aan ANBI s. Hieronder worden beide kort toegelicht. Behouden van ANBI status De huidige voorwaarden om een ANBI status te verkrijgen of te behouden zijn opgenomen in de Algemene wet inzake de Rijksbelastingen. Deze voorwaarden zullen worden uitgebreid. Vanaf 1 januari 2014 zullen ANBI s verplicht zijn om informatie via internet openbaar te maken. Het gaat om de volgende informatie: Naam van de instelling; Nummer van de Kamer van Koophandel; Contactgegevens; Beschrijving van de doelstelling; Een (beknopt) beleidsplan, B e l a s t i n g A d v i e s g r o e p A s t e n 2 0 1 3 8

De bestuurssamenstelling en het beloningsbeleid van al de werknemers (inclusief bestuurders), Een (beknopt) verslag van de uitgeoefende activiteiten; Verkorte balans en winst- en verliesrekening binnen 6 maanden na afloop van het boekjaar; De vereiste informatie mag op de eigen website geplaatst worden Indien niet tijdig aan de voorwaarden wordt voldaan zal de bestaande ANBI status worden ingetrokken of een nieuwe ANBI status aanvraag worden geweigerd. Vereenvoudiging aftrekbaarheid periodieke giften Op basis van de huidige wet- en regelgeving zijn periodieke giften met een looptijd van minimaal 5 jaar, die worden gedaan aan een ANBI met minimaal 25 leden en die zijn vastgelegd in een notariële akte aftrekbaar van het inkomen. Het is de bedoeling dat deze notariële akte vanaf 1 januari 2014 niet meer verplicht is. In plaats van een notariële akte komt een schriftelijke schenkingsovereenkomst. Via de website van de Belastingdienst zal een eenvoudige modelovereenkomst te downloaden zijn die samen met de ANBI ingevuld moet worden. Beperkte vrijstelling Motorrijtuigenbelasting voor Oldtimers In het huidige regeerakkoord tussen VVD en PvdA is het plan opgenomen om de vrijstelling voor de Motorrijtuigenbelasting (hierna MRB) voor oldtimers af te schaffen. Dit houdt in dat voor oldtimers net zoals voor ieder ander motorvoertuig belasting betaald dient te worden. Na intensief overleg door Staatssecretaris Weekers met diverse vertegenwoordigers van de oldtimerbranche, is op dit voornemen enigszins teruggekomen. Het gevolg is dat in het Belastingplan 2014 een alternatief voor het geheel afschaffen van de vrijstelling van MRB voor oldtimers wordt opgenomen. De nieuwe regeling moet 1 januari 2014 ingaan. De vraag die rijst, is natuurlijk wat er onder de term oldtimer wordt verstaan. Het beeld dat men heeft is een oude klassieke auto, maar voor de fiscaliteit is niet iedere oude auto een oldtimer. Als u een aparte verzekering voor een oldtimer wilt afsluiten, dan laat de verzekeringsmaatschappij uw auto toe als die minimaal 15 jaar en in de meeste gevallen minimaal 25 jaar. De Belastingdienst heeft echter haar eigen definitie van een oldtimer en hanteert dan ook de fiscale oldtimerregeling voor motorrijtuigen van minimaal 30 jaar. 2012 en 2013 In 2012 en 2013 is de oldtimerregeling al eerder aangescherpt. De Belastingdienst was van mening dat verschillende mensen een oldtimer aanschaften voor het dagelijks gebruik, om zo te profiteren van de vrijstelling MRB. De leeftijd voor de vrijstelling voor de MRB is als gevolg van deze gedachte geleidelijk opgeschroefd tot 30 jaar op basis van de volgende staffel: In gebruik name voertuig tot en met 1986 blijft na 25 jaar volledig belastingvrij In gebruik name voertuig in 1987 wordt na 26 jaar belastingvrij In gebruik name voertuig in 1988 wordt na 27 jaar belastingvrij In gebruik name voertuig in 1989 wordt na 28 jaar belastingvrij In gebruik name voertuig in 1990 wordt na 29 jaar belastingvrij In gebruik name voertuig na 1990 wordt na 30 jaar belastingvrij 2014 Zoals vermeld is de vernieuwde oldtimerregeling opgenomen in het Belastingplan 2014. In deze oldtimerregeling wordt voor het motorrijtuig een onderscheid gemaakt wat betreft brandstof en leeftijd. Onder motorrijtuig voor de oldtimerregeling wordt verstaan benzine-, diesel-, en LPGoldtimers, motorfietsen, bussen, vrachtwagens en kampeerauto s. B e l a s t i n g A d v i e s g r o e p A s t e n 2 0 1 3 9

Voertuig 40 jaar of ouder Voor alle voertuigen geldt de vrijstelling voor de MRB Voertuig tussen 26 en 40 jaar oud Het gaat hier om voertuigen met een datum eerste toelating vanaf 1963 tot en met 1987. Er wordt onderscheid gemaakt tussen voertuigen die rijden op benzine en voertuigen rijdend op diesel of LPG. A) Voertuigen rijdend op diesel of LPG met een leeftijd tussen 26 en 40 jaar vallen niet onder de vrijstelling MRB en dienen zodoende belasting te betalen voor de oldtimer per 1 januari 2014. B) Voor personen- en bestelauto s rijdend op benzine, motorfietsen, bussen en vrachtauto s met een leeftijd tussen 26 en 40 jaar oud geldt een overgangsregeling. Deze voertuigen komen in aanmerking voor een kwarttarief van de MRB (met een maximum van 120 per jaar). De mogelijkheid geldt echter alleen indien de oldtimer in de wintermaanden december, januari en februari niet van de openbare weg gebruik maakt. Bezit u een oldtimer met een leeftijd van 40 jaar of ouder, dan verandert er niets voor u. Indien het een oldtimer betreft in de leeftijd tussen 26 en 40 jaar oud, dan is het raadzaam om goed op de voorwaarden te letten en te voorkomen dat u een hoog bedrag aan MRB dient te betalen. Tijdelijke willekeurige afschrijvingen per 1 juli 2013 tot 31 december 2013 De regeling voor tijdelijke willekeurige afschrijving wordt opnieuw ingevoerd voor de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting. Dit heeft de ministerraad op 28 juni 2013 besloten naar aanleiding van het voorstel van staatssecretaris Weekers van Financiën en minister Kamp van Economische zaken. De regeling gaat per 1 juli 2013 in en loopt door tot 31 december 2013. Een soortgelijke regeling was al van kracht voor de kalenderjaren 2009 tot en met 2011. De definitieve tekst van de per 1 juli 2013 in te voeren regeling is echter nog niet gepubliceerd, zodat de exacte reikwijdte nog niet bekend is. In ieder geval kan worden bevestigd dat de regeling is bedoeld om de economie te stimuleren. Door de willekeurige afschrijvingen kunnen de winsten worden verlaagd en kunnen bedrijven hun belastingafdracht in 2013 met enkele jaren uitstellen. Op deze manier krijgen zij de beschikking over extra liquiditeiten en kan er meer worden geïnvesteerd. Investeringen in nieuwe bedrijfsmiddelen kunnen eenmalig voor maximaal 50% van de aanschafprijs willekeurig worden afgeschreven. Hierbij kan worden gedacht aan machines, milieuvriendelijke vervoersmiddelen en overige investeringen. Op onroerende zaken, immateriële activa en overige vervoersmiddelen is de regeling daarentegen niet van toepassing. Een voorwaarde voor de toepassing van de tijdelijke willekeurige afschrijving is dat het bedrijfsmiddel vóór 1 januari 2016 in gebruik is genomen. Gebeurt dit niet, dan wordt de willekeurige afschrijving teruggenomen. Daarnaast kan er slechts willekeurig worden afgeschreven voor zover er is betaald op de investering in het bedrijfsmiddel. Als er bijvoorbeeld 1000,- is aanbetaald op een bedrijfsmiddel in het tweede halfjaar 2013, kan in het betreffende jaar slechts voor ten hoogste dit bedrag willekeurig worden afgeschreven (maar maximaal 50% van de aanschafprijs). Het is dus tot 31 december 2013 extra interessant om eventuele investeringen te doen. De belastingafdracht kan worden uitgesteld en extra liquiditeiten kunnen worden vrijgemaakt. De definitieve reikwijdte van de regeling moet nog bekend gemaakt worden, maar vaststaat dat het loont om het tweede halfjaar van 2013 eventuele investeringen naar voren te halen. Belasting Adviesgroep Asten kan u precies uitleggen wat de mogelijkheden en gevolgen voor uw bedrijfsvoering zijn. B e l a s t i n g A d v i e s g r o e p A s t e n 2 0 1 3 10

Hoe kan ik de hoge bijdrage voor de AWBZ verminderen??? Het vermogen telt met ingang van 1 januari 2013 extra zwaar mee bij de bepaling van de eigen bijdrage op het moment dat iemand terecht komt in een zorginstelling. Tot en met 31 december 2012 werd rekening gehouden met het fictieve rendement van Box III, zijnde 4%, bij de bepaling van de eigen bijdrage. Met ingang van 1 januari 2013 is dit percentage verhoogd naar 12%. Men zal dus met een AOW uitkering en een vermogen van meer dan 200.000 al geconfronteerd worden met de hoge eigen bijdrage van maximaal 2.014,- per maand (cijfers 2013). Het is vanzelfsprekend dat deze eigen bijdrage de toekomstige erfenis van de kinderen aantast op het moment dat de ouders of de langstlevende in een zorginstelling worden opgenomen. Daarom ook dat mensen naar oplossingen zoeken om deze vermogensinkomensbijtelling voor de AWBZ te beperken. Hierbij dient echter te worden bedacht dat indien het inkomen in Box I (AOW en pensioen) aanzienlijk is, een beperking van de bijtelling van het vermogen weinig effect heeft. Op basis van uitsluitend het inkomen dient dan al de maximale bijdrage te worden betaald. De hoogte van het vermogen speelt dan geen rol meer. Indien echter sprake is van AOW en een klein pensioen kan de eigen bijdrage door het treffen van maatregelen om het vermogen in Box III te verkleinen, worden verminderd. Hoe doet men dat dan? De meest eenvoudige oplossing is geld wegschenken, gebruik maken van de jaarlijkse vrijstellingen voor de kinderen ( 5.141 (cijfers 2013)) en derden ( 2.057(cijfers2013)). Indien de ouder niet zeker is of men het geld mogelijk in de toekomst zelf nodig heeft, kan worden gekozen voor herroepelijk schenken. Hierin zit voor de kinderen wel een onzeker iets, ze weten niet of en wanneer de ouder de schenking terugvraagt. Wil men het geld niet daadwerkelijk afgeven, is het mogelijk om te schenken onder schuldigerkenning. Hierbij schenkt de ouder het geld eerst maar leent het vervolgens weer terug van de kinderen. Over deze lening moet wel een jaarlijkse rente van 6% worden betaald. Indien sprake is van een langstlevende die naar een zorginstelling gaat, kan men er ook voor kiezen om de schulden aan de kinderen, ontstaan bij het eerste overlijden (vader of moeder) af te lossen. In het testament kan worden opgenomen dat de vorderingen van de kinderen, ontstaan bij het eerste overlijden, bij een opname in een zorginstelling van de langstlevende, door de langstlevende dienen te worden afgelost. Door deze verplichting is het ook mogelijk om te kiezen voor een ander peiljaar dan het standaardjaar waarover het CAK die de eigen bijdrage berekent. Standaard wordt namelijk uitgegaan van het inkomen en vermogen van twee jaar eerder, dus voor 2013 is de aanslag inkomstenbelasting over het jaar 2011 bepalend. Indien het inkomen in 2013 echter aanzienlijk lager is, mag onder voorwaarden, ook worden uitgegaan van het inkomen en vermogen in het jaar 2013. Daarnaast zijn er nog maatwerkoplossingen in de vorm van het oprichten van een BV met een groot aandelenkapitaal. Het oprichten van een BV met 1,- aandelenkapitaal en het vermogen lenen aan deze BV. In het laatste geval dient over de ontvangen rente over de lening wel belasting te worden betaald in privé. Ook moeten voor een BV jaarlijks een jaarrekening, publicatie-stukken voor de Kamer van Koophandel en jaarlijks een aangifte vennootschapsbelasting worden ingediend. Ook kan men het vermogen in Box III proberen om te zetten in vrijgestelde vermogensbestanddelen. Deze laatstgenoemde mogelijkheden zijn niet voor iedereen interessant zijn. Daarvoor is overleg met uw financieel/fiscaal adviseur gewenst. MIA vanaf 1 januari 2013 ook voor NIEUWE auto s met 14% bijtelling! Met deze cryptische kop tekst willen we u attenderen op nieuwe fiscale voordelen bij de aanschaf van een nieuwe auto die in aanmerking komt voor een bijtelling% van 14. B e l a s t i n g A d v i e s g r o e p A s t e n 2 0 1 3 11

Tot en met 2012 had u bij de investering in een zeer zuinige auto recht op KIA (tot maximaal 28%) en had u de mogelijkheid om willekeurig af te schrijven (VAMIL). De VAMIL hield in dat je tot 75% van de aanschafwaarde willekeurig kon afschrijven. De mogelijkheid om willekeurig af te schrijven op zeer zuinige auto s is met ingang van 2013 komen te vervallen. Koopt u deze auto in 2013 als ondernemingsvermogen, met andere woorden deze komt op de balans van de zaak, dan kunt u profiteren van een andere aftrek. Naast de Kleinschaligheids- InvesteringsAftrek (verder te noemen KIA) van 28% van de aanschafprijs (tot een investering van circa 55.000, daarboven gelden andere aftrekbedragen) komt deze auto ook in aanmerking voor de zogenaamde MilieuInvesteringsAftrek (verder te noemen MIA) ter grootte van 13,5% van de koopprijs van de auto. Op deze manier kan over de investering een maximale aftrek worden geclaimd van 28% KIA en 13,5% MIA, zijnde in totaal 41,5%. In onderstaand cijfervoorbeeld zullen we een en ander aan de hand van getallen toelichten. Cijfervoorbeeld Stel: u schaft een zeer zuinige auto aan voor 25.000,-(excl. omzetbelasting) Behalve 28% KIA ( 7.000) kunt u ook 13,5% MIA ( 3.375) claimen. Met andere woorden een aftrek van 10.375,- (!). Bij een belastingtarief van 42% levert dit een belastingbesparing op van meer dan 4.000,-. Elektrische auto s (hybride plug-in) Voor elektrische auto s is de VAMIL regeling in 2013 blijven bestaan. Dit houdt in dat 75% van de aanschafwaarde willekeurig kan worden afgeschreven. Tevens geldt voor elektrische auto s dat naast de KIA aftrek ook MIA aftrek kan worden geclaimd. Het percentage MIA kan oplopen tot 36%. Hoe vraagt u KIA en MIA aan? Om gebruik te maken van de KIA kunt u hiervoor kiezen in de aangifte Inkomstenbelasting / Vennootschapsbelasting. Om de MIA toe te passen geldt een ander traject. Indien u in aanmerking wilt komen voor de toepassing van de MIA dan vraagt u deze aan bij AgenschapNL Hiervoor dient u te beschikken over een E-herkenningsmiddel (zogenaamde elektronische handtekening in de vorm van een gebruikersnaam en wachtwoord). E-herkenning kan digitaal eenvoudig in een paar stappen worden aangevraagd. Met de E-herkenning doet u vervolgens de aanvraag bij www.agentschap.nl. Deze aanvraag moet binnen drie maanden na het aangaan van de verplichting digitaal zijn ingediend bij AgentschapNL. Na verzending van de melding ontvangt u van AgentschapNL een referentienummer. Dit dient te worden vermeld in de aangifte inkomsten-/ vennootschapsbelasting LET op! Zowel de KIA als de MIA zijn pas definitieve aftrekposten indien u de auto vijf jaar in bezit houdt. Verkoopt u de auto binnen deze periode zult u (een deel van) de ontvangen KIA en MIA moeten bijtellen bij uw inkomen/winst. Tot slot Gezien het financiële belang dat met de aanvraag gemoeid is, adviseren we u dit traject uit te besteden aan uw fiscaal/financieel adviseur. Zoals u van ons gewend bent, zijn we gaarne bereid u deze zorg uit handen te nemen en de MIA aanvragen voor u te verzorgen! Teruggave BTW oninbare vorderingen alléén via apart verzoek! Ondernemers verzenden aan hun afnemers in Nederland facturen met btw. Via de aangifte omzetbelasting wordt dit btw-bedrag vervolgens afgedragen aan de Belastingdienst. Het is dus niet noodzakelijk dat de afnemer de factuur dan al daadwerkelijk betaald heeft. De situatie kan zich voordoen dat de afnemer, om welke reden dan ook, uiteindelijk niet in staat blijkt om de oorspronkelijke factuur (geheel of gedeeltelijk) te betalen. Er resteert dan een oninbare vordering op B e l a s t i n g A d v i e s g r o e p A s t e n 2 0 1 3 12

de afnemer. Dan heeft de ondernemer BTW afgedragen die hij niet heeft ontvangen. Het terugvragen van deze btw dient te geschieden via een apart verzoek en niet via correctie in de reguliere aangifte. Dit verzoek dient bij de belastingdienst te worden ingediend binnen een maand na het tijdvak waarin duidelijk is dat de afnemer niet heeft betaald en niet zal betalen. Zo bleek onlangs weer in een procedure voor het Hof Amsterdam. Hierin werd een Vennootschap onder Firma (hierna: VOF) geconfronteerd met enkele oninbare vorderingen. De omzetfacturen waren eerder al opgegeven in de aangifte omzetbelasting en hierover was dan ook btw afgedragen. Toen bleek dat de afnemer de facturen niet zou betalen heeft de VOF deze afgedragen omzetbelasting teruggevraagd middels correctie (verhoging) van de voorbelasting in de reguliere aangifte omzetbelasting, zodat er een grotere teruggaaf zou resteren. De inspecteur was het hier niet mee eens en legde daarom een naheffingsaanslag én een verzuimboete op. Hof Amsterdam ging mee in het standpunt van de inspecteur. Een wettelijk bepaling verplicht de ondernemer tot het indienen van een afzonderlijk verzoek om teruggaaf van de btw ter zake van leveringen of diensten die niet zijn of zullen worden betaald. De teruggaaf van omzetbelasting ter zake van oninbare vorderingen wordt mogelijk gemaakt via een (vormvrij) verzoek op grond van art. 29 lid 1a Wet Omzetbelasting. Hierdoor is het niet mogelijk de btw terug te vragen op een andere wijze dus als ware het voorbelasting. Met het verzoek dienen gegevens mee te worden gestuurd waaruit blijkt dat de afnemer niet heeft betaald en niet zal betalen. Geconcludeerd kan worden dat de btw op oninbare vorderingen op grond van wettelijke bepalingen via een apart verzoek dient te worden teruggevraagd. Het in mindering brengen van de btw op de reguliere aangifte omzetbelasting kan leiden tot een naheffingsaanslag en in sommige gevallen zelfs tot een boete! Belasting Adviesgroep Asten kan u helpen in voorkomende gevallen op de voorgeschreven manier de btw op oninbare vorderingen terug te vragen! In 2013 speciale aandacht van Belastingdienst voor balansposten omzetbelasting! Iedere ondernemer zal het herkennen. Bij het indienen van een BTW aangifte wordt een bedrag vergeten. Dit kan dan bijvoorbeeld tot gevolg hebben dat een te laag bedrag aan af te dragen omzetbelasting wordt aangegeven of een te hoog bedrag aan BTW voorbelasting wordt teruggevraagd. Bij het opmaken van de jaarrekening worden deze verschillen dan meestal geconstateerd. Dit leidt dan tot het opmaken en indienen van een aanvullende aangifte, de zogenaamd BTW suppletie. Tot en met het jaar 2011 had de belastingdienst geen wettelijke basis om de ondernemer te dwingen een BTW suppletie in te dienen. Het gebeurde dan ook regelmatig dat op de balans van de jaarrekening nog een balanspost stond van in te dienen suppletie verzoeken over oudere jaren. Per 1 april 2012, maar terugwerkend naar 1 januari 2012, heeft een wijziging van de wetgeving plaatsgevonden hetgeen de ondernemer verplicht, op straffe van boete, een BTW suppletie in te dienen op het moment dat een BTW aangifte onjuist is. Daartoe is door de belastingdienst een digitaal formulier geïntroduceerd dat kan worden gedownload op de site van de belastingdienst. Dit formulier dient ook te worden gebruikt voor BTW suppleties vanaf het jaar 2010. Voor de jaren tot 2010 is een ander formulier op de site van de belastingdienst beschikbaar. BTW correcties tot een saldo van 1.000,- mogen in de eerstvolgende aangifte worden verwerkt. Deze indieningsplicht geldt niet alleen voor BTW suppleties voor de jaren vanaf 2012 maar betreft ook onjuistheden in de aangiften omzetbelasting over de jaren 2007 tot en met 2011. Deze bedragen staan meestal als balanspost vermeld in de jaarrekening. De belastingdienst heeft geconstateerd dat in de jaarrekeningen regelmatig balansposten omzetbelasting voorkomen die op meer jaren betrekking hebben. Daarom zal de belastingdienst dit jaar dan ook extra aandacht hieraan gaan besteden. Binnenkort zal een landelijke actiecampagne B e l a s t i n g A d v i e s g r o e p A s t e n 2 0 1 3 13

worden gestart via vakbladen, dagbladen en websites. In deze communicatieronde zal aan belastingplichtigen een eenmalige mogelijkheid worden geboden om via een vrijwillige verbetering alsnog de betreffende omzetbelasting te betalen. Voor de ondernemers die hiervan gebruik maken zal het boetebeleid van de zogenaamde vrijwillige verbetering worden toegepast. Dit betekent dat geen verzuimboete zal worden opgelegd indien het totaal te betalen bedrag lager is dan 20.000 of indien het bedrag kleiner is dan 10% van het eerder betaalde bedrag. Indien het te betalen bedrag groter is, bedraagt de verzuimboete 5% van het alsnog te betalen bedrag met een maximum van 4.920,-. Tevens zal belastingrente moeten worden betaald indien de suppletie niet binnen drie maanden na afloop van het desbetreffende jaar is ingediend. Op het moment dat de ondernemer de melding niet doet, niet tijdig doet of niet op de voorgeschreven wijze doet, kan de inspecteur een vergrijpboete opleggen. Deze boete bedraagt minimaal 25% van het te betalen BTW bedrag en kan oplopen tot 100% van het te betalen BTW bedrag. U bent gewaarschuwd en zoals het spreekwoord zegt: een gewaarschuwd mens telt voor 2! De Belastingdienst komt naar u toe deze zomer Heeft u in het verleden een ontslagvergoeding ingebracht in een stamrecht B.V. let dan op: de Belastingdienst komt naar u toe deze zomer. Indien men een ontslagvergoeding ontvangt, was het in het verleden zeer gebruikelijk om deze in te brengen in een eigen (nieuw opgerichte) stamrecht BV. Indien gekozen werd voor een niet direct ingaand stamrecht, kon op deze manier de belastingheffing over de ontslaguitkering worden uitgesteld naar de toekomst. In de regio Oost-Brabant heeft de Belastingdienst een pilot gehouden onder stamrecht B.V. s die over niet al te lange tijd moeten gaan uitkeren aan de rechthebbende van het stamrecht. Uit deze pilot bleek dat in veel gevallen te weinig geld in de BV aanwezig was om de uitkeringen te kunnen doen. Ook bleek het niet mogelijk om dit geld nog terug te halen naar de BV. Deze zomer gaat de Belastingdienst twee groepen benaderen. Op de eerste plaats betreffen het stamrecht B.V. s die recent zijn opgericht en op de tweede plaats zuivere stamrecht B.V. s waarvan de stamrecht-gerechtigde tussen de zestig en 65 jaar is. Zuivere stamrecht B.V. s zijn B.V. s die geen andere activiteiten hebben dan het beheren van de ontslagvergoeding). B.V. s die daarnaast nog andere activiteiten verrichten, hetzij in de stamrecht B.V., hetzij via een deelneming, vallen buiten de doelgroep. Hoe kan men over het geld beschikken? De stamrechtgerechtigde kan op twee manieren over het geld beschikken. De eerste manier is het uitkeren van de stamrechttermijnen. Dat moet vooraf worden overeengekomen en vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst. De berekende uitkeringen zijn bruto en de stamrecht B.V. moet hierover loonbelasting en premies zorgverzekeringswet betalen. De stamrechtgerechtigde krijgt uiteindelijk een netto bedrag. De tweede manier om over het geld te beschikken is het geld van de B.V. te lenen. Hiervoor gelden echter strikte voorwaarden. De lening moet bijvoorbeeld berusten op zakelijke gronden. U dient zichzelf de vraag te stellen: kan ik onder dezelfde overeengekomen voorwaarden geld lenen bij een willekeurige derde. Dit houdt in dat van tevoren een leningsovereenkomst opgesteld moet worden waarin ook een zakelijk rentepercentage is overeengekomen en dat er zekerheden gesteld zullen moeten worden. Ook zullen er afspraken gemaakt moeten worden over de looptijd en aflossing die uiteraard ook dienen te worden nagekomen. B e l a s t i n g A d v i e s g r o e p A s t e n 2 0 1 3 14

Sancties De sancties op het ten onrechte of op een verkeerde manier over geld van de stamrecht B.V. beschikken zijn zwaar. Als dit door de Belastingdienst wordt geconstateerd, stelt de belastingdienst dat sprake is van afkoop van het stamrechtkapitaal. De stamrechtgerechtigde wordt dan geacht over de gehele voorziening te hebben beschikt, zodat het gehele bedrag ineens wordt belast in box 1 tegen maximaal 52%. De sanctie die aan de stamrecht B.V. wordt opgelegd is in de vorm van revisierente van 20% van de aanspraak van de gerechtigde. N.B. Indien het geld door de stamrecht BV wordt geleend aan een eenmanszaak of een samenwerkingsverband is sprake van het uitlenen van geld op zakelijke gronden. Dit zal dan ook niet leiden tot de constatering van afkoop van het stamrecht in de BV. Mocht de Belastingdienst bij de controle constateren dat bij het verstrekken van de lening door de stamrecht BV sprake is van een onzakelijke lening kan de heffing derhalve oplopen tot 72%. De papieren schenking = schenken zonder direct geld te betalen! Niemand betaalt graag belasting. Maar bij iemands overlijden wordt de erfenis wel belast met erfbelasting en dit verlaagt de uiteindelijke erfenis. Om dit te voorkomen zijn er diverse mogelijkheden. Zo is het mogelijk om tijdens leven al vermogen over te hevelen naar bijvoorbeeld de kinderen of kleinkinderen. Door gebruik te maken van de bestaande vrijstellingen in de wetgeving kan de betaling van schenk- en erfbelasting worden verlaagd dan wel voorkomen. Maar wat als er geen vermogen aanwezig is om tijdens leven te schenken? Het vermogen kan namelijk bestaan uit een onroerende zaak of de schenker wil nog geen afstand doen van zijn vermogen. Men kleedt zich niet uit voordat men naar bed gaat. In deze situaties kan de papieren schenking interessant zijn. De papieren schenking wordt ook wel de schuldigerkenning uit vrijgevigheid genoemd. De schenker schenkt een bedrag aan een begunstigde, maar de schenker leent dit vervolgens direct terug waardoor deze transactie met gesloten beurzen plaatsvindt. De papieren schenking leidt wel tot een schuld van de schenker aan de begunstigde. Deze schuld kan bij het overlijden van de schenker op zijn vermogen in mindering worden gebracht, waardoor minder erfbelasting verschuldigd is. Om de bovenstaande papieren schenking als schuld in mindering te kunnen brengen op het vermogen, stelt de Belastingdienst enkele eisen: 1. De schenking dient te worden vastgelegd in een notariële akte; 2. De schenker betaalt jaarlijks 6% rente over de papieren schenking Het is in deze situatie niet toegestaan de rente in rekening courant te verrekenen of bij de schuld bij te laten schrijven (rente-op-rente). De Belastingdienst controleert bij het overlijden van de schenker of deze rente daadwerkelijk is betaald. De staatssecretaris van Financiën heeft bepaald dat als de rente niet jaarlijks feitelijk is betaald, de papieren schenking dan niet mag worden afgetrokken van het vermogen. Het gehele bedrag van de papieren schenking behoort dan ook gewoon tot de erfenis. Indien de schenker onverhoopt toch verzuimd om in enig jaar de rente aan de begunstigde te vergoeden, dan is dit bij leven nog te herstellen. De rentebetaling dient ingehaald te worden door alsnog de rente te betalen volgens een bepaalde formule. Deze inhaalslag dient te geschieden ruim voor het tijdstip van overlijden. Kortom: indien in enig jaar de betaling van rente zonder inhaal achterwege blijft, dan heeft de papieren schenking direct geen belastingbesparend effect meer! B e l a s t i n g A d v i e s g r o e p A s t e n 2 0 1 3 15

Voor de inkomstenbelasting heeft bovenstaande situatie ook gevolgen. Bij de schenker komt de schuld ontstaan door de papieren schenking in mindering op het vermogen in box 3. De rentebetaling is niet aftrekbaar bij de schenker. Bij de begunstigde komt de papieren schenking in het vermogen in box 3 terecht. De ontvangen rente is voor de begunstigde echter niet belast met inkomstenbelasting en ook niet belast met schenkbelasting! Een steuntje in de rug deel?? BTW verlaging voor renovatie en herstel van woningen, aanleg en onderhoud van tuinen en deel van de werkzaamheden van architecten Op 12 februari heeft het kabinet samen met de D66, de ChristenUnie en de SGP een akkoord bereikt om de woningmarkt en de bouwsector een stimulans te geven. Eén van de maatregelen uit het akkoord is om het btw-tarief op de arbeidskosten bij renovatie en herstel van bestaande woningen te verlagen. Het btw-tarief op verbouwingen en renovatiewerken in de bestaande bouw wordt per 1 maart 2013 tijdelijk, (voor 1 jaar), tot en met 1 maart 2014 verlaagd van 21% naar 6%. Grotendeels wordt aangesloten bij de regelgeving zoals deze gold tijdens de tijdelijke tariefsverlaging in de bouw van 1 oktober 2010 tot en met 1 oktober 2011. Welke werkzaamheden vallen onder deze regeling? Onder renovatie- en herstelwerkzaamheden wordt verstaan: het vernieuwen, vergroten, herstellen of vervangen en onderhouden, van (delen van) de woning. Het verlaagde tarief is enkel van toepassing op de arbeidskosten en ziet niet op de gebruikte materialen voor deze werkzaamheden. Ook geldt het verlaagde tarief van 6% voor arbeidskosten die samenhangen met goederen die speciaal voor de verbouwing worden gemaakt (deuren, kozijnen, dakkapellen etc) Om welke woningen gaat het? De tariefsverlaging geldt niet voor nieuwbouw woningen. Het moet specifiek gaan om bestaande woningen van 2 jaar of ouder. Wanneer moet welk btw-tarief worden toegepast? Bepalend voor het te hanteren btw-tarief is het moment waarop de werkzaamheden worden afgerond. Het verlaagde btw-tarief kan alleen worden toegepast als de werkzaamheden zijn afgerond op of na 1 maart 2013 en voor 1 maart 2014. Specifieke goedkeuringen In tegenstelling tot de vorige BTW verlaging profiteren deze keer ook architecten en hoveniers van de regeling. Het verlaagde btw-tarief mag namelijk ook worden toegepast op het ontwerpen en vervaardigen van verbouwingstekeningen door architecten. Het ontwerpen van nieuwe huizen valt niet onder de tariefsverlaging. Ook hoveniers mogen het verlaagde tarief in rekening brengen voor hun arbeidskosten samenhangend met aanleg en onderhoud van tuinen voor huizen van 2 jaar of ouder. B e l a s t i n g A d v i e s g r o e p A s t e n 2 0 1 3 16

Hoe kan een directeur grootaandeelhouder een bijtelling privégebruik auto voor de omzetbelasting voorkomen? Het privé rijden in een auto van de zaak kan leiden tot een bijtelling voor de loon-/ inkomstenbelasting alsmede voor de omzetbelasting. In de loon-/inkomstenbelasting en de omzetbelasting wordt het woon-werkverkeer echter anders geïnterpreteerd. In de loon-/ inkomstenbelasting wordt woon-werk verkeer als zakelijke kilometers aangemerkt. In de omzetbelasting gelden woon-werkverkeer afstanden echter als privé kilometers. Deze regelgeving geldt zowel voor ondernemers alsmede werknemers. Een directeur grootaandeelhouder (DGA) is in dienst van zijn eigen BV en is derhalve eveneens aan te merken als een werknemer. Voor wat betreft de inkomstenbelasting is een sluitende kilometeradministratie, waarbij op jaarbasis minder dan 500 kilometers privé worden gereden, al jaren een mogelijkheid om de bijtelling voor de loon-/ inkomstenbelasting te voorkomen. Hierbij is het dus niet van belang hoe groot de afstand tussen woon- en werkplaats is. Deze kilometers gelden namelijk voor de loon-/inkomstenbelasting als zijnde zakelijk. Voor de BTW gelden er echter andere regels. Woon-werkverkeerkilometers worden voor de BTW wetgeving geacht privékilometers te zijn. Indien sprake is van een werkadres dat niet gelijk is aan het woonadres is al snel sprake van een overschrijding van het maximum van 500 privékilometers op jaarbasis. Het gevolg is een bijtelling voor de BTW voor het privégebruik van de auto van de zaak. Het is dus mogelijk dat, op basis van de afstand woon-werkverkeer geen bijtelling plaatsvindt voor de loon-/ inkomstenbelasting, maar wel een correctie voor de BTW! Voor de DGA, die in dienst is bij zijn Holding, kan een oplossing worden gevonden in het begrip woon-werkverkeer. De feitelijke onderneming, in dit geval de dochtermaatschappij, is vaak op een ander adres gevestigd dan de Holding. De DGA is volgens de arbeidsovereenkomst meestal werkzaam voor de Holding en verricht via een managementovereenkomst werkzaamheden voor de dochtermaatschappij. De DGA rijdt dagelijks naar de feitelijke onderneming. Op het moment dat de Holding is gevestigd op het woonadres en de DGA aldus zijn huis als vaste werkplek heeft, wordt die dagelijkse rit niet als woon-werkverkeer gezien. Dit volgt uit het begrip woon-werkverkeer van de staatssecretaris. Volgens de staatssecretaris wordt namelijk onder woon-werkverkeer verstaan het heen en/of terugreizen van de woon-verblijfplaats naar de vaste werkplaats die staat vermeld in de arbeidsovereenkomst waarbij men op die plek één of meerdere dagen zijn werkzaamheden verricht. Om voor de DGA de bovenstaande situatie te creëren dient allereerst de vestigingsplaats van de Holding te worden gesteld op het huidige woonadres van de DGA. Dit kan eenvoudig geschieden door de wijziging aan de Kamer van Koophandel door te geven. Ten tweede dient de vaste werkplek, in dit geval het woonadres van de DGA, in de arbeidsovereenkomst te worden benoemd. Ten derde dient de directeur grootaandeelhouder minimaal één dag per week zijn werkzaamheden vanuit het woonadres te verrichten. Op deze manier is het mogelijk om te voorkomen dat de DGA een correctie op de BTW krijgt voor het privégebruik van auto van de zaak voortvloeiend uit het woon-werkverkeer. De andere voorwaarde van een sluitende kilometeradministratie met op jaarbasis minder dan 500 kilometer privé blijft wel gehandhaafd. De sluitende kilometeradministratie met minder dan 500 privé kilometers geldt in laatstgenoemde situatie dan zowel om een bijtelling in de loon-/ inkomstenbelasting alsmede een bijtelling voor de omzetbelasting te voorkomen. Het einde van de levensloopregeling???!!! In 2006 is de levensloopregeling in het leven geroepen met als doel werknemers een deel van het brutosalaris belastingvrij te laten sparen ter financiering van onbetaald verlof of om eerder te kunnen stoppen met werken. Echt populair is de regeling echter nooit geworden zodat per 1 januari 2012 de levensloopregeling alweer werd afgeschaft. In de plaats van de levensloopregeling zou een B e l a s t i n g A d v i e s g r o e p A s t e n 2 0 1 3 17

vitaliteitsspaarregeling komen welke regeling nimmer het levenslicht heeft gezien en alweer werd afgeschaft voordat deze werd ingevoerd. Inmiddels is bekend dat de levensloopregeling per 1 januari 2022 volledig zal verdwijnen. Van werknemers die per 31 december 2011 een saldo levensloop hadden van minder dan 3.000,- en dit in 2012 niet hebben opgenomen voor onbetaald verlof, zal dit tegoed in 2013 verplicht vrijvallen. Loonheffing zal worden ingehouden over 80% van het tegoed per eind 2011 en 100% over de eventuele aangroei in 2012. Voor werknemers die gebruik maakten van de levensloopregeling en waarvan het saldo per 31 december 2011 wel meer bedroeg dan 3.000,- kunnen blijven deelnemen aan de levensloopregeling. De levensloopregeling wordt per 1 januari 2022 volledig afgeschaft zodat tot en met 2021 of bij het eerder bereiken van de AOW gerechtigde leeftijd kan worden gespaard en worden opgenomen volgens de gewijzigde wetgeving die er als volgt uitziet: Vanaf januari 2013 maakt het niet meer uit waarvoor het levenslooptegoed wordt aangewend. De opname is bestedingsvrij. Vanaf januari 2012 bestaat geen recht meer op levensloopverlofkorting; met de opgebouwde levensloopverlofkorting tot 2012 wordt bij opname van het levenslooptegoed wel rekening gehouden; Wanneer in het jaar 2013 het levenslooptegoed volledig wordt opgenomen geldt dezelfde vrijstelling. Dat wil zeggen dat 80% van het levenslooptegoed per 31 december 2011 in de belastingheffing wordt betrokken. De toevoegingen in het jaar 2012 worden voor 100% belast, Uiterlijk per 1 januari 2022 wordt de levensloopregeling volledig afgeschaft. Een op 31 december 2021 aanwezig tegoed zal op dat moment volledig in de heffing worden betrokken; Wat in een individueel geval het meest aantrekkelijk is, is afhankelijk van meerdere factoren: tegen welk belastingtarief moet er nu worden afgerekend; wanneer is het geld nodig; wat is de verwachting omtrent de hoogte van het belastbaar inkomen in de komende jaren; welk rendement wordt op dit moment ontvangen op de levensloopregeling; tegen welk rendement kan het opgenomen geld worden weggezet; Of het verstandig is gebruik te maken van de mogelijkheid om 20% van het tegoed in 2013 belastingvrij te ontvangen, is mede afhankelijk van het progressieve tarief waarmee het inkomen in 2013 wordt belast. Naast een hoger belastingtarief kan het hogere inkomen, ten gevolge van het opnemen van het levenslooptegoed, invloed hebben op de diverse toeslagen (zorgtoeslag, huurtoeslag, kinderopvangtoeslag en kindgebonden budget). De auto van de BV zonder BTW heffing naar privé? De aanschaf van een personenauto door de BV is over het algemeen vaak gunstiger dan de aanschaf van de personenauto door een directeur-grootaandeelhouder (verder te noemen DGA) in privé. De aankoop van een auto in de BV wordt door de DGA immers niet in de eigen portemonnee gevoeld. Voor de BV zijn er grote voordelen ten opzichte van deze uitgavenpost. Te denken valt aan de (willekeurige) afschrijvingsmogelijkheid, aftrek van brandstofkosten, onderhoudskosten, belasting en verzekering. Daarbij soms ook nog de mogelijke (milieu)investeringsaftrek en de herinvesteringsreserve. Een bijkomend nadeel is echter dat de DGA bij privégebruik van de auto (>500 kilometers per kalenderjaar) ook een bijtelling op het inkomen tegemoet kan zien. Na enkele jaren, indien het afschrijvingspotentieel ten einde is, is het wellicht financieel voordeliger om de auto van de BV door de DGA in privé over te laten nemen. Hoe dit mogelijk is zonder dat de DGA hierover omzetbelasting betaalt, wordt hieronder beschreven. B e l a s t i n g A d v i e s g r o e p A s t e n 2 0 1 3 18

Omzetbelasting De BV dient feitelijk de auto tegen de werkelijke waarde over te dragen aan de DGA. Bij verkoop van de auto aan de DGA in privé dient de BV in de meeste gevallen ook BTW in rekening te brengen. Deze BTW is door de DGA niet te verrekenen en zodoende voor hem een extra kostenpost. De BTW wordt berekend over de koopsom minus de nog op de auto drukkende Belasting van Personenauto s en Motorrijwielen (BPM). Door nu de auto naar privé over te laten gaan voor een waarde die gelijk is aan de BPM, wordt voorkomen dat de BV BTW in rekening moet brengen. Immers, als de overeengekomen koopsom gelijk is aan het bedrag van de resterende BPM, bedraagt de BTW per saldo nihil. Onzakelijk handelen Deze handelswijze wordt echter betiteld als onzakelijk handelen door de DGA. Het verschil tussen de werkelijke waarde van de auto en de overeengekomen koopsom (in dit geval het BPM-bedrag) wordt gezien als een verkapte dividenduitkering door de BV aan de DGA. Over deze waarde moet de BV dividendbelasting inhouden en dient de DGA het dividend in de aangifte Inkomstenbelasting op te nemen (onder aftrek van de eerder afgedragen dividendbelasting). De DGA kan desondanks dan toch (veel) voordeliger uit zijn! Rekenvoorbeeld Werkelijk waarde auto in BV 25.000 (incl 5.000 BPM) A) Verkoop aan DGA in privé 25.000 BTW 4.200 ( 25.000-5.000) x 21% Totale kosten DGA 29.200 B) Verkoop aan DGA in privé 5.000 (BPM-bedrag) BTW 0 ( 5.000-5.000) x 21% Verkoopprijs 5.000 Verkapte dividenduitkering 20.000 ( 25.000-5.000) Dividendbelasting BV 3.529 ( 20.000/85% x 15%) Dividendbelasting DGA (IB) 2.353 ( 20.000/85% x 25%) - 3.529 Totale kosten DGA 5.000 + 3.529 + 2.353= 10.882,- Besparing 29.200-10.882= 18.318 VAR verklaring verdwijnt in 2014; In 2013 zelf de VAR verklaring aanvragen!! Een opdrachtgever die geen risico wilde lopen op naheffingen van de belastingdienst ter zake loonbelasting en sociale premies vroeg aan de opdrachtnemer om een zogenaamde VAR verklaring. Vele zelfstandigen hebben in het verleden deze Verklaring Arbeids Relatie bij de belastingdienst aangevraagd. Daarbij was het beleid dat indien men deze drie jaren achtereen had ontvangen, de volgende jaren deze automatisch werd verstrekt. Aan dit automatisme is met ingang van het jaar 2013 een einde gekomen. In september 2012 heeft de staatssecretaris van Financiën aangekondigd dat de VAR verklaring dient te worden vervangen. Hiervoor werden de volgende redenen aangevoerd: B e l a s t i n g A d v i e s g r o e p A s t e n 2 0 1 3 19

Ondernemerschap laat zich moeilijk vastleggen in wetten en regels; Huidige methode heeft geleid tot een niet voorziene extreme groei van het aantal VAR verklaringen waardoor controle op misbruik door de belastingdienst moeilijker is; Er zou op grote schaal misbruik worden gemaakt van de VAR; Om deze redenen is in het belastingplan 2013 opgenomen dat de VAR verklaring in de huidige vorm per 1 januari 2014 zal verdwijnen. Vooruitlopend hierop is de automatische toezending per 1 januari 2013 stop gezet. Indien een ondernemer/zelfstandige dus voor het jaar 2013 een VAR verklaring nodig heeft, dient hij daarvoor zelf een aanvraag in te dienen. Als alternatief voor de VAR verklaring laat de staatssecretaris een web module ontwikkelen waarbij ZZP ers en bedrijven zelf de beoordeling van de arbeidsrelatie kunnen toetsen. De module houdt in dat zowel de zelfstandig ondernemer als de opdrachtgever voorafgaand aan elke opdracht zelf de arbeidsrelatie moet testen. Behalve het scheppen van duidelijkheid moet de module misbruik en schijnzelfstandigheid tegengaan. Tevens wordt de verantwoordelijkheid bij het bepalen van de arbeidsrelatie weer bij de opdrachtgever neergelegd. De verwachting is dat de module eind 2013 zal worden ingevoerd en worden onderhouden door de Kamer van Koophandel, als onderdeel van het toekomstig Ondernemersplein. Op deze manier kan de invulling van de module direct plaatsvinden bij de inschrijving van de onderneming in het Handelsregister. De staatssecretaris heeft toegezegd dat de administratieve lasten hierdoor niet zullen toenemen. Ook kan de opdrachtgever de zzp er inhuren zonder risico op naheffing mits de werkzaamheden plaatsvinden conform gemeld in de web module. Volgens diverse betrokken ZZP organisaties is de web module echter niet de oplossing. Volgens hen blijft het probleem dat indicaties voor het ondernemerschap nog steeds onduidelijk blijven en niet te handhaven zijn. De ZZP organisaties hebben een alternatief ontwikkeld op de web module. De kenmerken hiervan zijn: Een eenduidige definitie van het ondernemerschap; Persoonlijke selectie aan de poort; Jaarlijkse monitoring; Handhaafbare registratie van het ondernemerschap; De organisaties willen dit alternatief in de komende maanden voorleggen aan de staatssecretaris van Financiën en verwachten eind 2013 met een voor alle partijen aanvaardbaar en hanteerbaar alternatief te komen voor de afschaffing van de VAR verklaring per 1 januari 2014. B e l a s t i n g A d v i e s g r o e p A s t e n 2 0 1 3 20