Tweede Kamer der Staten-Generaal



Vergelijkbare documenten
Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Voorstel voor een VERORDENING (EG) VAN DE RAAD over de invoering van de euro /* COM/96/0499 DEF - CNS 96/0250 */

WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN VERORDENING VAN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 974/98 over de invoering van de euro

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aanpassingsregeling euro OCenW

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar Nr. 152 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN. Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN. Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE EUROPESE CENTRALE BANK

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

A 2013 N 29 PUBLICATIEBLAD

Tweede Kamer der Staten-Generaal

NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 25 november 2011 HOOFDSTUK 8 BIJZONDERE BEPALINGEN OVER DE WIJZE VAN PROCEDEREN BIJ DE BESTUURSRECHTER

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:

2017 no. 5 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. (Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing)

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Raadsbijlage Voorstel inzake Aanpassingsverordening euro Eindhoven

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie:

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 473 (R 1668) Aanpassing van rijkswetten in verband met de vervanging van de euro (Rijkswet aanpassing rijkswetten euro) Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN 1. Inleiding Het advies van de Raad van State van het Koninkrijk wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State). Dit wetsvoorstel strekt tot aanpassing van de rijkswetgeving in verband met de vervanging van de euro. Het is eerder aangekondigd in de brief van ondergetekenden van 7 april 1999 inzake de euro en de wetgeving («de wetgevingsbrief»; kamerstukken II 1998/99, 25 107, nr. 32), alsook in de brief van 7 februari 2000 (kamerstukken II 1999/2000, 27 042, nr. 1), de zogenaamde «beleidsbrief», waarover wij op 29 juni 2000 met de Vaste Commissies voor Financiën en Justitie uit de Tweede Kamer van gedachten mochten wisselen. In eerstgenoemde brief werd de aanpak van het wetgevingsproces in verband met de invoering van de euro geschetst. In laatstgenoemde brief gaven wij inhoudelijk aan hoe sen in de wetgeving zullen worden omgezet in euroen. Dit voorstel van rijkswet geeft uitvoering aan de in de beleidsbrief neergelegde voornemens, voorzover deze betrekking hebben op de rijkswetgeving. Tegelijk met dit voorstel van rijkswet wordt een afzonderlijk wetsvoorstel ingediend dat strekt tot aanpassing van de «gewone» Nederlandse wetten in formele zin. Inhoudelijk bevat dit wetsvoorstel ten opzichte van de beleidsbrief geen nieuwe voorstellen. 2. Noodzaak van het wetsvoorstel Het Europeesrechtelijk kader voor de invoering van de euro wordt, naast het Verdrag van Maastricht, in hoofdzaak gevormd door twee Verordeningen. De Verordening (EG) 974/98 van 3 mei 1998, Pb. EG L139/1, gebaseerd op artikel 109L, vierde lid-oud, (thans artikel 123) van het Verdrag, regelt dat de euro, onderverdeeld in 100 centen, de munteenheid van de deelnemende lidstaten is, en treft enkele voorzieningen voor de overgangsperiode gedurende welke ook de nationale munteenheden nog bestaan. In dit verband is belangrijker de op artikel 235-oud (thans artikel 308) van het Verdrag gebaseerde Verordening (EG) 1103/97 van 17 juni 1997, Pb. EG L162/1, (verder: de 235-verordening). Artikel 3 van deze Verordening KST48783 ISSN 0921-7371 Sdu Uitgevers s-gravenhage 2000 Tweede Kamer, vergaderjaar 2000 2001, 27 473 (R 1668), nr. 3 1

bevat het zogenaamde continuïteitsbeginsel. Dit beginsel houdt in dat de invoering van de euro niet ten gevolge heeft dat wijziging wordt gebracht in een rechtsinstrument. Onder rechtsinstrument wordt in dit verband verstaan: wettelijke en reglementaire bepalingen, bestuursakten, rechterlijke uitspraken, contracten, eenzijdige rechtsakten, betaalmiddelen anders dan bankbiljetten en muntstukken, alsmede andere instrumenten die rechtsgevolgen hebben. De verordening regelt voorts, dat verwijzingen naar de nationale munteenheden in rechtsinstrumenten die aan het einde van de overgangsperiode bestaan, worden gelezen als verwijzingen naar de euro-eenheid, overeenkomstig de respectieve omrekenkoersen. De verordening geeft nauwkeurig aan, op welke wijze de omrekening moet geschieden. Ook wetten, met inbegrip van rijkswetten, zijn rechtsinstrumenten in de zin van deze verordeningen. In beginsel vindt dus ook zonder uitdrukkelijke wetswijziging een omzetting van en in euroen plaats: sen in rijkswetten moeten na 1 januari 2002 worden gelezen als de equivalente euroen. Zoals in de wetgevingsbrief uiteengezet, zijn er echter twee redenen om toch tot uitdrukkelijke wetswijziging over te gaan: a. Zonder uitdrukkelijke wetswijzigingen zouden in wetteksten nog tot in lengte van jaren en blijven voorkomen. De gebruikers van de wet zouden deze en telkens zelf moeten omrekenen. Dat is doelmatig noch gebruiksvriendelijk. b. Door de koers van 1 = f 2,20371 veranderen en in hele s bij omzetting van rechtswege in «gebroken» euroen (en met cijfers achter de komma). In de meeste gevallen blijkt dat geen probleem te zijn, maar in een minderheid van de gevallen wel. 3. De voorbereiding van het wetsvoorstel De bij de voorbereiding van dit wetsvoorstel gevolgde procedure is uiteengezet in de wetgevingsbrief. Daarbij is aangegeven, dat zich bij de voorbereiding van een wetsvoorstel als het onderhavige een dilemma voordoet. Vanuit het gezichtspunt van de uitvoering is het wenselijk dat de vanaf 1 januari 2002 geldende euroen ruim voor die datum vaststaan, opdat voldoende tijd beschikbaar is voor de aanpassing van software, formulieren, voorlichtingsmateriaal en dergelijke. Vanuit het gezichtspunt van de wetgeving daarentegen is het juist wenselijk de betrokken wetswijzigingen zo laat mogelijk formeel vast te stellen. Dit laatste houdt verband met het gegeven, dat de te wijzigen regelgeving ook uit andere hoofde veelvuldig wordt gewijzigd. Zou het onderhavige wetsvoorstel bijvoorbeeld al begin 2000 in het Staatsblad hebben gestaan, dan zou daarin onvoldoende rekening kunnen zijn gehouden met de vele wetswijzigingen die in de loop van de jaren 2000 en 2001 nog tot stand zullen komen. Daarvoor zou dan nog een tweede aanpassingswet noodzakelijk zijn, die de eerste op een groot aantal punten zou wijzigen en aanvullen. Gelet hierop is er voor gekozen de aanpassingwetgeving relatief laat in te dienen, maar de materiële inhoud daarvan zoveel mogelijk neer te leggen in een beleidsbrief, die nog voor de aanvang van het formele wetgevingsproces aan de beide kamers der Staten-Generaal wordt gezonden. Aldus kan de politieke besluitvorming over de omzettingsvoorstellen worden losgekoppeld van het formele wetgevingstraject en in de tijd naar voren worden gehaald. De beleidsbrief is op 7 februari 2000 aan de Staten-Generaal gezonden. Zij is gebaseerd op een inventarisatie van alle en en andere verwijzingen naar de in de wet- en regelgeving op rijksniveau naar de stand van de regelgeving op 1 januari 1999. Ten behoeve van de voorbe- Tweede Kamer, vergaderjaar 2000 2001, 27 473 (R 1668), nr. 3 2

reiding van het onderhavige wetsvoorstel is deze inventarisatie geactualiseerd naar de stand van de regelgeving op 1 januari 2000. Begin 2001 zal een nieuwe actualisatieronde plaatsvinden naar de stand van 1 januari 2001; de resultaten daarvan zullen zo nodig bij nota van wijziging in dit wetsvoorstel worden verwerkt. In de loop van 2001 zullen dan nog enkele actualisatieronden volgen. De inventarisatie leverde in totaal een kleine 10 000 «treffers» op. Slechts een klein deel daarvan betreft de rijkswetgeving. Er is één rijkswet in formele zin de Wet op de kanselarijrechten 1948 die enkele honderden sen bevat. Daarnaast is zijn er enkele rijkswetten die een kleiner aantal en bevatten. Het gaat daarbij in de meeste gevallen om en die het maximum van een op te leggen aangeven. 4. Algemene aanpak bij de omzetting Ten behoeve van een consistente omzetting van sen in euroen zijn rijksbrede richtlijnen vastgesteld, de zogenaamde «vuistregels». Deze vuistregels zijn als bijlage bij de beleidsbrief aan de Staten-Generaal overgelegd. Hoofdregel is dat bij de omzetting een omrekening plaatsvindt volgens de op Europees niveau vastgestelde regels (1 euro = f 2,20371), waarbij het resultaat wordt afgerond op hele eurocenten. Deze hoofdregel sluit aan bij de doelstelling om de financiële consequenties van de omzetting voor overheid en burgers te minimaliseren. Deze hoofdregel is reeds aangegeven in eerder genoemde wetgevingsbrief en wordt hier bevestigd. Op grond van deze hoofdregel zijn bijvoorbeeld de honderden en in de Wet op de kanselarijrechten 1948 alle technisch omgerekend; dat levert dus geen materiële wijzigingen op. In een aantal gevallen is echter een zekere afronding wenselijk. Zo zijn enkele en in de Wet tot herziening van de Wet op de Militaire Willems-Orde om redenen van praktische hanteerbaarheid afgerond op hele euro. Ook zijn enkele grens- en drempelen afgerond, omdat zij gemakkelijk te onthouden moeten zijn. Deze gevallen zijn in de artikelsgewijze toelichting telkens afzonderlijk toegelicht. Tenslotte bevat de rijkswetgeving als gezegd een aantal maxima. Het gaat dan om n die zowel Nederlands- Antilliaanse of Arubaanse als door strafrechter kunnen worden opgelegd. Thans zijn deze en veelal uitgedrukt in Nederlandse s, en is vervolgens in algemene zin bepaald dat zij, voorzover zij worden toegepast Nederlands-Antilliaanse of Arubaanse strafrechter, geacht worden te luiden in Nederlands-Antilliaanse of Arubaanse valuta (zie bijvoorbeeld artikel 59 Schepenwet). Technische omzetting van deze en in euro zou tot in dit geval moeilijk hanteerbare gebroken en leiden; tienduizend, bijvoorbeeld, zou 4537,80 worden. Daarom is voor Nederland als algemene lijn gekozen, dat boetemaxima worden omgezet in euro door het huidige s door twee te delen. Dat levert een reële verhoging van het maximum op, die overigens niet onmiddellijk gevolgen heeft, omdat de daadwerkelijk opgelegde boeten veelal (aanzienlijk) onder het maximum liggen. Niettemin ligt het niet in de rede deze uit de invoering van de euro voortvloeiende verhoging door te trekken naar Antillen en Aruba. Daarom wordt voorgesteld de n die Nederlands- Antilliaanse of Arubaanse strafrechter kunnen worden opgelegd, ongewijzigd te laten. Dit is geschied door in de desbetreffende bepalingen telkens expliciet drie maxima op te nemen: één in euro, één in Nederlands- Antilliaanse s, en één in Arubaanse florin, waarbij de laatste twee gelijk zijn aan de thans geldende maxima. Tweede Kamer, vergaderjaar 2000 2001, 27 473 (R 1668), nr. 3 3

5. Budgettaire gevolgen en gevolgen voor de burger Bij het formuleren van voorstellen voor de omzetting van en in euroen is gelet op het waar mogelijk voorkómen van nadelige financiële gevolgen daarvan voor burger en bedrijfsleven. Daarnaast geldt het uitgangspunt om de hele omzettingsoperatie zo veel mogelijk budgettair neutraal te voltrekken; eventuele budgettaire effecten dienen overigens departementen zelf te worden opgevangen. Beide uitgangspunten zijn het best te verenigen bij een zo exact mogelijke (technische) omzetting. In dit voorstel van rijkswet wordt, afgezien van de verhoging van de boetemaxima voor Nederland, slechts in een zeer beperkt aantal gevallen, en dan nog in beperkte mate, van deze hoofdregel van technische omzetting afgeweken. De gevolgen van de verhoging van de boetemaxima zijn eveneens zeer beperkt, omdat het om een beperkt aantal delicten gaat, die bovendien niet zeer vaak voorkomen, en waarvoor in de praktijk veelal onder het maximum liggende boeten worden opgelegd. Per saldo zijn de financiële gevolgen van dit wetsvoorstel derhalve verwaarloosbaar. 6. Aanduiding van en In de bestaande wetgeving worden en op allerlei verschillende manieren aangeduid: soms in cijfers (f 1000), soms in woorden (duizend ), soms in een combinatie van beide (10 miljoen ), soms met en soms zonder valuta-aanduiding, en in het laatste geval soms met het teken (ƒ) en soms met de letter f of de letters fl. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de aanduiding van en in de wetgeving te uniformeren. Bedragen worden voortaan consequent aangeduid in cijfers, met de valuta-aanduiding EUR, dan wel ANG of AWG (de NEN-aanduiding voor respectievelijk de euro, de Nederlands-Antilliaanse en de Arubaanse florin). Deze regel zal te zijner tijd worden neergelegd in de Aanwijzingen voor de regelgeving. 7. Opzet van het wetsvoorstel en van de memorie van toelichting De opzet van dit wetsvoorstel en van de memorie van toelichting wijkt enigszins af van het gebruikelijke patroon. Het wetsvoorstel is verdeeld in hoofdstukken per ministerie; ieder hoofdstuk bevat de wijzigingen van de wetten waarvan de betreffende minister de eerste ondertekenaar is. Het eerste of enige artikel van elk hoofdstuk bevat een tabel waarin alle wijzigingen zijn opgenomen die slechts de vervanging van een of het woord «(s)» behelzen. Dat geeft een overzichtelijker beeld dan het honderden malen herhalen van de traditionele formulering «in artikel... van... wordt x vervangen door y». Andere wijzigingen zijn waar nodig in traditionele wetsartikelen opgenomen. In de artikelsgewijze toelichting zijn de gevallen waarin alleen een technische omzetting van een plaatsvindt, niet afzonderlijk toegelicht. Wel is per hoofdstuk een overzicht opgenomen van de belangrijkste afrondingen op het terrein van het desbetreffende ministerie, voor zover betrekking hebbend op de formele wetgeving die in dit wetsvoorstel wordt gewijzigd. Dit overzicht is ontleend aan deel C van de beleidsbrief. Vervolgens zijn alle gevallen van afronding nog eens afzonderlijk toegelicht in de vorm van een tabel. Deze tabel komt overeen met de tabel uit de wettekst, met twee verschillen: alleen de afrondingen zijn opgenomen; de nummering van de wijzigingen in de toelichting correspondeert met de nummering in de wettekst. toegevoegd zijn twee extra kolommen. Eén daarvan geeft een korte aanduiding van de reden voor afronding, de andere geeft aan wat het Tweede Kamer, vergaderjaar 2000 2001, 27 473 (R 1668), nr. 3 4

euro zou zijn geweest indien niet zou zijn afgerond. aldus is de omvang van de afronding onmiddellijk inzichtelijk. 2. ARTIKELSGEWIJS HOOFDSTUK I MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSTRELATIES Hanteerbaarheid van kleine en Wet herziening Militaire Willems-Orde Voorgesteld wordt de en van de aan de onderscheiding verbonden toelage naar boven af te ronden op hele euro. Gelet op de kleine kring van betrokkenen blijven de financiële gevolgen voor het Rijk beperkt tot enkele tientallen s. Enig Artikel BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES A B C D E F G H I J 2 Wet herziening Wet instelling Militaire Willems- Orde 3 Wet herziening Wet instelling Militaire Willems- Orde 4 Wet herziening Wet instelling Militaire Willems- Orde 9 1 eerste f 650 EUR 295 EUR 294,96 hanteerbaarheid 9 1 tweede f 540 EUR 246 EUR 245,04 hanteerbaarheid 9 1 derde f 400 EUR 182 EUR 181,51 hanteerbaarheid HOOFDSTUK II MINISTERIE VAN BUITENLANDSE ZAKEN Enig Artikel De en in de Wet op de kanselarijrechten 1948 zijn alle technisch omgerekend; er hebben geen afrondingen plaatsgevonden. HOOFDSTUK III MINISTERIE VAN DEFENSIE Grens- en drempelen De Wet militair tuchtrecht kent een limiet voor het aan n dat per maand ten laste van de militair kan worden gebracht. Voorgesteld wordt deze limiet af te ronden op hele euro. Aangezien de opgelegde n in de praktijk ook in hele euro zullen luiden, is het niet zinvol de limiet op eurocenten nauwkeurig vast te stellen. Tweede Kamer, vergaderjaar 2000 2001, 27 473 (R 1668), nr. 3 5

Specifieke beleidsbeslissing: boeteen De boetemaxima in de Wet militair tuchtrecht en de Rijkswet ongevallenraad Defensie zijn overeenkomstig de algemene beleidslijn voor Nederland gesteld op de helft van het huidge s. Voor Antillen en Aruba zijn de huidige en gehandhaafd. Artikel 1 DEFENSIE A B C D E F G H I J 1 Rijkswet ongevallenraad Defensie 2 Rijkswet ongevallenraad Defensie 3 Rijkswet ongevallenraad Defensie 45 vijfduizend 46 vijfentwintigduizend 47 tienduizend EUR 2 500, dan ANG 5 000 AWG 5 000 EUR 12 500, de ANG 25 000 AWG 25 000 EUR 5 000, dan ANG 10 000 AWG 10 000 EUR 2268,90 EUR 11 344,51 EUR 4537,80 Tweede Kamer, vergaderjaar 2000 2001, 27 473 (R 1668), nr. 3 6

A B C D E F G H I J 4 Rijkswet ongevallenraad Defensie 5 Rijkswet ongevallenraad Defensie 6 Wet militair tuchtrecht 7 Wet militair tuchtrecht 8 Wet militair tuchtrecht 9 Wet militair tuchtrecht 10 Wet militair tuchtrecht 12 Wet militair tuchtrecht 48 vijfentwintigduizend 50 1 vijfduizend 43 1 eerste 43 1 tweede twee en vijftig cents honderd 43 2 tweehonderd 43 3 eerste tweehonderd 43 3 tweede zeshonderd EUR 12 500, de ANG 25 000 AWG 25 000 EUR 11 344,51 boetmaximum EUR 2 500, dan EUR 2268,90 ANG 5 000 AWG 5 000 EUR 5 EUR 1,13 minimumboete EUR 50. In de Nederlandse Antillen in Aruba zijn deze en ANG 10 en ANG 100, AWG 10 en AWG 100 EUR 90, dan wel ANG 200 AWG 200, EUR 100, dan wel ANG 200 AWG 200, EUR 270, dan wel ANG 600 AWG 600, 50 1 75 EUR 35, dan wel ANG 75 AWG 75 EUR 45,38 EUR 90,76 EUR 90,76 EUR 272,27 EUR 34,03 grens grens grens Artikel 2 Artikel 51 van de Rijkswet Ongevallenraad Defensie geeft een regeling voor het opleggen van boeten in Nederlands-Antilliaanse, Arubaanse valuta. Nu er voor is gekozen in rijkswetgeving steeds afzonderlijke boetemaxima in deze beide valuta op te nemen, is deze regeling niet meer nodig. Tweede Kamer, vergaderjaar 2000 2001, 27 473 (R 1668), nr. 3 7

HOOFDSTUK IV MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN Specifieke beleidbeslissing: boeteen De boetemaxima in de Rijksoctrooiwet zijn overeenkomstig de algemene beleidslijn voor Nederland gesteld op de helft van het huidge s. Voor Antillen en Aruba zijn de huidige en gehandhaafd. Enig Artikel ECONOMISCHE ZAKEN A B C D E F G H I J 1 Rijksoctrooiwet 45 1 vijftienhonderd 2 Rijksoctrooiwet 46 1 vijftienhonderd EUR 750, dan ANG 1500, AWG 1500 EUR 750, dan ANG 1500, AWG 1500 EUR 680,67 EUR 680,67 HOOFDSTUK V MINISTERIE VAN VERKEER EN WATERSTAAT Specifieke beleidsbeslissing: boeteen De boetemaxima in de Schepenwet, de Rijkswet noodvoorzieningen scheepvaart en de Wet behoud scheepsruimte 1939 zijn overeenkomstig de algemene beleidslijn bij n voor Nederland omgezet in euro huidige en door twee te delen; voor Antillen en Aruba zijn de huidige en gehandhaafd. Tweede Kamer, vergaderjaar 2000 2001, 27 473 (R 1668), nr. 3 8

Artikel 1 VERKEER EN WATERSTAAT A B C D E F G H I J 1 Rijkswet Noodvoorzieningen Scheepvaart 2 Rijkswet Noodvoorzieningen Scheepvaart 3 Rijkswet Noodvoorzieningen Scheepvaart 4 Rijkswet Noodvoorzieningen Scheepvaart 26 1 honderdduizend 26 2 vijftigduizend 27 1 honderdduizend 27 2 vijftigduizend EUR 50 000, de ANG 100 000 AWG 100 000 EUR 25 000, de ANG 50 000 AWG 50 000 EUR 50 000, de ANG 100 000 AWG 100 000 EUR 25 000, de ANG 50 000 AWG 50 000 EUR 45 378,02 EUR 11 344,51 EUR 45 378,02 EUR 22 689,01 Tweede Kamer, vergaderjaar 2000 2001, 27 473 (R 1668), nr. 3 9

A B C D E F G H I J 5 Rijkswet Noodvoorzieningen Scheepvaart 28 tienduizend 6 Schepenwet 57 1 eerste vijfentwintigduizend 7 Schepenwet 57 1 tweede vijfentwintigduizend 8 Schepenwet 57 2 eerste tienduizend EUR 5000, dan ANG 10 000 AWG 10 000 EUR 12 500, de ANG 25 000 AWG 25 000 EUR 12 500, de ANG 25 000 AWG 25 000 EUR 5000, dan ANG 10 000 AWG 10 000 EUR 4537,80 EUR 11 344,51 EUR 11 344,51 EUR 4537,80 Tweede Kamer, vergaderjaar 2000 2001, 27 473 (R 1668), nr. 3 10

A B C D E F G H I J 9 Schepenwet 57 2 tweede vijfduizend 10 Schepenwet 58 tienduizend 11 Wet behoud scheepsruimte 1939 12 Wet behoud scheepsruimte 1939 5 1 tienduizend 5 2 vijfduizend EUR 2500, dan ANG 5000 AWG 5000 EUR 5000, dan ANG 10 000 AWG 10 000 EUR 5000, dan ANG 10 000 AWG 10 000 EUR 2500, dan ANG 5000 AWG 5000 EUR 2268,90 EUR 4537,80 EUR 2268,90 EUR 2268,90 Tweede Kamer, vergaderjaar 2000 2001, 27 473 (R 1668), nr. 3 11

A B C D E F G H I J 13 Wet behoud scheepsruimte 1939 14 Wet behoud scheepsruimte 1939 6 1 tienduizend 6 2 vijfduizend EUR 5000, dan ANG 10 000 AWG 10 000 EUR 2500, dan ANG 5000 AWG 5000 EUR 4537,80 EUR 2268,90 Artikelen 2 en 3 De artikelen 31 Rijkswet Noodvoorzieningen Scheepvaart en 59 Schepenwet geven een regeling voor het opleggen van boeten in Nederlands- Antilliaanse, Arubaanse valuta. Nu er voor is gekozen in rijkswetgeving steeds afzonderlijke boetemaxima in deze beide valuta op te nemen, zijn deze regelingen niet meer nodig. HOOFDSTUK V OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN Artikel 1 Ingevolge deze wet worden een aantal en gewijzigd. Ingevolge artikel 1, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht geldt bij wijzigingen van strafrechtelijke en de algemene overgangsregel, dat de voor de verdachte meest gunstige bepalingen worden toegepast. Voor wijzigingen van bestuurlijke of tuchtrechtelijke en bestaat niet zo n algemene overgangsregel. Daarom wordt voorgesteld de strafrechtelijke overgangsregel daarop van overeenkomstige toepassing te verklaren. De Minister van Financiën, G. Zalm De Minister van Justitie, A. H. Korthals Tweede Kamer, vergaderjaar 2000 2001, 27 473 (R 1668), nr. 3 12