DE RELATIE TUSSEN DE FAMILIE VAN CRALINGEN EN DE FAMILIE VAN DER LOET IN DE 15DE EEUW IN ROTTERDAM



Vergelijkbare documenten
EEN VIJFTIENDE-EEUWS ROTTERDAMS FAMILIENET- WERK VERDER ONTRAFELD

De aansluiting van De Tak Rotterdam-Giessendam

Oma Spillner en een dubbelhuwelijk in Schoonhoven

OVER EEN GLAS, EERTIJDS IN DE GROOTE KERK TE ROTTERDAM, DOOR DR. HENRI OBREEN.

PIETER CORNELIS ENGEBRECHTSZ., GENAAMD KUNST

GENEALOGIE Vroeger de status van de elite, nu de hobby van het volk

Notariële Akten na Overlijden Klaas Breedijk (172 )

Emma van Waldeck-Pyrmont: Arolsen, 2 augustus 1858 Den Haag, 20 maart 1934

Drie schilderijen in de consistorie te Oudelande

Wie was Schafrat(h)? En wat was de relatie met Van Gogh?

Warder in Gevelstenen. De oude huizen van Warder met hun gevelstenen

Veel gestelde vragen over erven

die sinds 1476 in de lijsten van renten voorkomt en op 10 maart 1477

Informatieblad Doop-, Trouw- en Begraafboeken (DTB's)

Nummer Toegang: 857 Plaatsingslijst van stukken afkomstig van de eigenaren van de Hofwoning te 't Woudt,

J.J. Allanstraat 63 van Simon Jacobszn Schoen en zijn zoon Gerrit Simonszn Schoen

DE OUDSTE GENERATIES VAN HET KAMPER REGENTENGESLACHT VAN INGEN

Written by Yvonne Roeling Wednesday, 31 December :00 - Last Updated Tuesday, 06 January :24

Mevrouw E.M. Stolwijk-Okhuyzen

De wapenschilden van Cuijk en Grave

Een Eemnesser familie Ruijter die in Blaricum terechtkwam

De oudste generaties Stoel in Dordrecht

Handleiding Stamboomonderzoek

Hoofdstuk 7. Overig landbezit

Veel van onderstaaande gegevens zijn uit het genealogiebestand Genlias. Gezocht is op: Andries, Antonius, Dirk en Hendrik de Vos

Naam: VAN WILLIBRORD tot Statenbijbel

In den naam Gods amen.

Verzoek tot ondercuratelestelling

Gerardus BESSELING Anna, Mactiae CRAMER (KRAEMETS) Joannis CRAMER (CREMER) Mariae HOEVEN Hendrick BESSELING Annitje BESSELING

De erfenis. Notaris. Snif, ik mis opa zo! Daniël, Mijn vader was jouw opa helemaal niet! Gerrie

OVER WAPENBORDEN EN WAPENS OP HET VROEGERE ORGEL IN DE CUNERAKERK

II-d. GOYART GHRAERT SCHAMPERS was eigenaar van een huis in de Regtestraat te Stratum, dat stond naast het huis 'de Schampert', groot ^lopenzaad

Inventaris van de kopieën der Doop-, Trouw- en Begraafboeken (DTB) van Molenaarsgraaf

Interessante genealogische website. met betrekking tot Wormerveerse families: Jaap Zwart genealogie.

Akte van geboorte. [w.g.] Govert van Andel Izak van der Beek. Jan Colijn C. Boll maire

De volgorde van de hieronder vermelde stappen hoef je niet per definitie te volgen.het zijn de belangrijkste bronnen voor familieonderzoek.

Wat wist Naomi aan haar schoondochter te vertellen en welk advies gaf zij aan Ruth?

Inventaris van de kopieën der Doop-, Trouw- en Begraafboeken (DTB) van Brandwijk

zondagmorgen 14 november 2010 Welkomkerk ds. W.H. Hendriks-Vogelaar

Verzoek tot ondercuratelestelling

De Bijbel open (29-06)

1. De wetgever heeft reeds in uw plaats gedacht

Jan van der Heyden te Leiden.

Waterlands Archief - Lesbrief genealogie

Over het toneelstuk Gijsbrecht van Amstel

3. Het begin. De Dam in 1648

Erfenis. revisie: Yassien Abo Abdillah

2.2. Het Nieuwe Testament, of het verhaal van Jezus en de eerste kerk 1

CATHARINA VAN FOREEST

Boven in het pand bevinden zich twee platte gevelstenen. In een van de gevelstenen (boven de voordeur) is de tekst 'HUIZE LOUISE' gebeiteld.

BAGGEREN IN DE MIDDELEEUWEN

HC zd. 22 nr. 32. dia 1

Speech tijdens opening tentoonstelling Oorlog! Van Indië tot Indonesië , Bronbeek.

Inventaris van de kopieën der Doop-, Trouw- en Begraafboeken (DTB) van Capelle a/d IJssel

vier generaties BEUKMAN Amsterdam

Informatieblad Doop-, Trouw- en Begraafboeken

Schoorldam anno 1900 Atze Nicolaï en Margaretha Bosch

De Bijbel open (09-11)

Het Huis. en de Heerlijkheid

Inventaris van de kopieën der Doop-, Trouw- en Begraafboeken (DTB) van Stompwijk

De tijd die ik nooit meer

Het leven van Petronella Kortenhof (l ), een Haarlemse vondelinge en inwoonster van Heemstede.

De Burg te Wassenaar.

Kind Cornelis van der Stoel Vader onbekend Moeder Jannetje van der Stoel Plaats Katendrecht Geboortedatum Bron Katendrecht

XT104_SexDec. IWER: Noteer geslacht van overledene (vraag indien onzeker) 1. Man 2. Vrouw

Schoolmeesters in Friesland,

Het territorium Urk; van Almere naar Zuiderzee. Een reconstructie van het gebied tussen 800 en (Anne Post versie )

Voorouders van: Pagina 1 van 5 Arent Groen

Nieuwsbrief 1 maart 2012

Inventaris van de kopieën der Doop-, Trouw- en Begraafboeken (DTB) van `s Gravenzande

Ridder Hendrik van Norch en familie.

Inventaris van de kopieën der Doop-, Trouw- en Begraafboeken (DTB) van Leimuiden

Inventaris van het archief van de Hoge Vierschaar van het Land van Zuid-Voorne,

Genealogie Van Eyndhoven 's-hertogenbosch 1606 tot 1787

Jezus zoekt ruzie. en tussen een schoondochter en haar schoonmoeder

Verzoek tot ondercuratelestelling

Tijdwijzer. Het begin. Voor en na Christus

Rembrandt van Rijn. Hoofdstuk 1 : Rembrandt zijn eerste jaren.

Huiselijk geweld. Casus 1:

Ruth 1 en Mat. 1, december e Adventszondag Wehl (ds. Arja Oude Kotte-de Boon. Gemeente, Als ik zeg: 'Ubuntu' weet u dan wat ik bedoel?

Mijn doel is zover als mogelijk is de voorouders vanuit onze kinderen terug te zoeken.

Inventaris van de kopieën der Doop-, Trouw- en Begraafboeken (DTB) van Naaldwijk

Aanvulling begraafgegevens Alphen (Gld) 1784 t/m 1813.

VIIc - 2. o.tr./tr. Berkel (Gerecht) 1/ (impost man f 15), scheiding van tafel en bed Berkel (Gerecht)

Nummer Toegang: G006. Collectie Hieronymus van Beverningh ( ) en Bruno van der Dussen ( ).

6 Stefanus gevangengenomen

Genealogie van Arend Cornelisse van der Swan

Muschart, Grafzerken en Grafmonumenten in de Groote of St. Stevenskerk te Nymegen (Bijdragen en Mededeelingen Gelre 39, 1936)

OPA EN OMA DE OMA VAN OMA

VIb - 1. TRIJNTJE JASPERSDR VAN VELDEN, weduwe van Pieter Philipsz Pijnaker, begr. Vlaardingen juli 1678


Spreekbeurten.info Spreekbeurten en Werkstukken

Uw testament en het duolegaat

1. Onterven. 2. Generatiesprong

24 Januari 1948, beide uit Paramaribo, hoofdstad van Suriname. Hij verzocht me jou te schrijven

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen,

Verzoek tot ondercuratelestelling in plaats van bewind en/of mentorschap

Transcriptie:

DE RELATIE TUSSEN DE FAMILIE VAN CRALINGEN EN DE FAMILIE VAN DER LOET IN DE 15DE EEUW IN ROTTERDAM DOOR W. KRAAL Menigmaal is al geschreven dat, ondanks de vele artikelen die over de familie Van Cralingen zijn gepubliceerd, er helaas nog nooit een complete samenhangende genealogie is verschenen. Vooral als het geslacht in zijn nadagen verkeert, zijn nog vele hiaten te constateren. Daarbij hebben we het over de nazaten van Willem van Cralingen. Hij bezat vier zonen: Gilles, Daniel, Dirk en Jan. Over hun nageslacht zou nog wel het een en ander kunnen worden uitgezocht. De beide andere takken, uit Willems broer Ogier en de Haarlemse tak, zijn dan al in mannelijke lijn uitgestorven. Dit artikel gaat speciaal over de relatie tussen de leden van dit geslacht en de familie Van der Loet. Zover ik weet is hierover nog niet eerder iets verschenen. Aanleiding is het merkwaardige feit dat in het 15de- eeuwse Rotterdam Van der Loets voorkomen die zich Van Cralingen gaan noemen en dat er Van Cralingens zijn die zich Van der Loet noemen! Overigens komen beide namen in nogal wat spellingsvarianten voor, wat voor die tijd niet ongewoon is. Het volgende is een poging tot reconstructie van die relatie. Allereerst de herkomst van de familie Van der Loet. Deze was afkomstig uit de omgeving van Alphen waar ten zuiden van deze plaats een riviertje de Loete stroomt. De eerste daar gevonden vermelding is uit 1381 en betreft een Jacob van der Loet, die samen wordt vermeld met de kinderen van Willem van der Loet. Hun bezit vormt de noordelijke belending van een stuk grond uit de leenregisters van Heemskerk. Het gaat om 2 morgen land, strekkende van de Loet tot aan SpoelwijkJ) Willem van der Loet is dan kennelijk al overleden. Vermoedelijk waren deze Jacob en Willem broers die elk een deel van het voorvaderlijk erfgoed bezaten. In 1395 wordt een Jacob van der Loet vermeld, zij het in niet zo positieve zin. Hij wordt 's-hertogen kemp' genoemd en deze kampvechter had in vrede een man gedood. Uiteindelijk heeft hij zich met een stel kornuiten op het kerkhof van Alphen verschanst. 151

Gilles van Cralingen, de baljuw van Noord-Holland krijgt van de hertog de opdracht hem in te rekenen. Kennelijk ressorteerde Alphen toen onder dit baljuwschap. Gilles is gedwongen met negentien gewapenden het kerkhof vijf dagen lang te belegeren alvorens Jacob zich overgeeft.^) Mogelijk is hij identiek met de eerder genoemde Jacob, maar het komt mij waarschijnlijker voor dat hij een van de genoemde kinderen is van de al overleden broer Willem van der Loet. Waarschijnlijk is hij een jongere zoon zonder bezit. In 1407 en 1408 wordt in Alphen een Claes van der Loet als weigeborene vermeldt) Mogelijk is deze de oudste zoon van Willem van der Loet en in het bezit van het vaderlijk erfdeel gekomen. Het gedrag van Jacob is ook eerder dat van een jongeman van rond de twintig dan van een ouder iemand. Hij had geluk want in deze periode werden door Albrecht van Beieren de veldtochten naar Friesland georganiseerd en men kon zo'n vechtersbaas daarbij natuurlijk goed gebruiken. Mogelijk ontkwam hij aan zijn straf als hij meedeed aan deze strijd. Het kostte Albrecht moeite genoeg de Hollandse adel te bewegen mee te doen aan deze niet zo kansrijke onderneming. Deze veldtochten vonden plaats van 1396 tot 1404. Ook Willem van Cralingen en zijn vier zonen namen daaraan deel en dienden met een vastgesteld aantal gewapenden. Willem zelf die niet meer zo jong was met tegenzin, en ook Gilles moest worden aangemaand, zo is ons overgeleverd.*) Het is waarschijnlijk dat de familie Van der Loet en de familie Van Cralingen al verwant waren. Willem van Cralingens oudste broer, Ogier, was getrouwd met een jonkvrouw Sellaerne, vermeld in 1358. Uit een artikel van Obreen weten we dat deze zelden vermelde familie Sellaerne drie klokken voerde als wapenteken.*) De Van der Loets hadden in hun wapen een vrij kwartier met een klok, naast hun eigen wapenteken, twee kookpotten of kogels.^) De Sellaernes waren gegoed in Kamerik, niet ver van Alphen gelegen, zodat dit zeker niet onmogelijk is. Overigens denk ik dat Sellaerne een familienaam was en geen eigennaam, zoals vaak gesteld, ook al is die naam niet direct topografisch te herleiden. Hoe het ook zij, het is vrij aannemelijk dat Jacob van der Loet onder de Van Cralingens naar Friesland ten strijde trok en zo in relatie met deze familie kwam. Het is waarschijnlijk dat mede hierdoor en als beloning voor zijn inzet in Friesland de kinderen van Jacob met leden van deze familie zouden trouwen. Dat kwam in de riddertijd wel meer voor. Naast krijgszaken kwamen ook andere zaken aan de orde. De Friese veldtochten stonden aanvankelijk onder leiding 152

van Arnout (of Arend, de naamgeving is niet eenduidig) van Egmond. De tweede zoon van Willem, Daniel van Cralingen, verwerft behalve een bruid uit deze familie - Arnout van Egmond noemt hem in 1400 zijn 'swager' - ook nog het goed Uiterbuert, een Egmonds leen 'om gunst en dienste die hij ons gedaan heeft'. Niet toevallig is dat we bij de eerste verheffing van dit leen een heer van Slarn (Sellaerne) als getuige tegenkomend) We verkeren kennelijk steeds in dezelfde kring! Hoe het Jacob verder is vergaan, is niet met zekerheid te zeggen. Er komt tussen 1413 en 1429 een Jacob van Loet voor als leenman in het oudste leenboek van Doorwerth. ) Waarschijnlijk is dit dezelfde persoon. Een geoefend krijgsman als Jacob kan heel goed ingehuurd zijn om een rol te spelen bij een of ander plaatselijk konflikt en als beloning daarvoor een bezitting hebben verworven. En Jacob zal zich ook wel na het gebeurde in 1395 in Alphen wijselijk buiten Holland hebben gehouden. Ook later leiden diverse sporen van de Van der Loets naar Arnhem, in welks omgeving zij daar dan ook nog regelmatig worden vermeld. Nu naar Rotterdam. Unger vermeldt een Jacob Gijsbrechtsz. die tussen 1475 en 1497 vele functies in het stadsbestuur bekleedde, o.a. schepen, gasthuismeester, burgemeester en boonheer.^) Het blijkt dat hij soms als Jacob Gijsbrechtsz. van der Luet (Verluet) wordt vermeld.^) Ook zijn zegel is bewaard gebleven. Dit vertoont het volle wapen van Willem van Cralingen, dus de achtpuntige ster met de barensteel met drie hangers. Hij moet dus in rechte mannelijke lijn van Willem van Cralingen afstammen. Als de weduwe van Gerijt Wigger in 1485 sterft, blijkt deze Jacob, samen met Emme van der Luet Jansd., gehuwd met Geerlof Jansz., erfgenaam te zijn van het onroerend goed in de Rijstuin en op de Hoogstraat dat aan deze Gerijt had toebehoord.'*) Waarschijnlijk hadden Jacob Gijsbrechtsz. van der Luet en zijn broer, de vader van Emme Jansd., een zuster die met Gerijt Wigger was getrouwd en in 1485 kinderloos overleed. De vader van deze kinderen moet een Gijsbrecht van Cralingen geweest zijn, een kleinzoon van Willem van Cralingen. Nu vonden we in een handschrift dat zich in het Centraal Bureau voor Genealogie bevindt eenmaal een Gijsbert van Cralingen vermeld. Verwezen wordt daarin naar S. van Leeuwen, die stelt dat hij dezelfde is als Gilles Willemsz. van Cralingen. De schrijver van het handschrift weet echter zeker dat het een ander is en dat 153

hij ook niet een zoon van Gilles kan zijn. Deze auteur noemt Simona van Teylingen, de dochter van Dirk van Teylingen en Geerburg van Arkel, als vrouw van Gijsbert.^) Het lijkt nu waarschijnlijk dat deze Gijsbert al weer snel voor de tweede maal huwde met een NN van der Loetsd. En wel de dochter van de eerder genoemde Jacob van der Loet, die in relatie stond met de familie Van Cralingen. Jacob Gijsbrechtsz. noemde zich dan Van der Loet, naar zijn moeders familie, evenals zijn nichtje Emme. De Van Cralingens hadden een strenge traditie van vernoeming. De naam Gijsbert of Gijsbrecht kwam voordien in deze familie niet voor en zal dus om die reden afkomstig zijn van de moederskant. Zoals eerder vermeld had Willem van Cralingen vier zonen. De oudste zoon Gilles trouwde eerst met Meyne van Swieten, die in 1417 overleed, en vervolgens met Gijsberta van Raephorst. Zou nu Gijsbert, in tegenstelling tot het gestelde in het handschrift, toch een zoon van Gilles kunnen zijn, maar dan uit dit tweede huwelijk? Jacob Gijsbrechtsz. wordt voor het eerst in 1475 als schepen vermeld en zal dus zeker niet later dan 1450 geboren zijn, hoewel ook dan een vijfentwintigjarige schepen mij erg jong voorkomt. Zijn vader zou in ieder geval pas na 1417 geboren kunnen zijn. Tussen beide jaartallen zit desalniettemin voldoende tijd en zo kan Gijsbrecht inderdaad een zoon van Gilles uit diens tweede huwelijk zijn. Later krijgt deze Gijsbrecht zelf uit zijn eigen tweede huwelijk, behalve een dochter die trouwde met Gerijt Wigger, de zonen Jacob en Jan. Helaas heb ik van deze Gijsbrecht geen verdere vermeldingen kunnen vinden, die het bovenstaande kunnen staven. Mogelijk is hij toch nog vrij jong gestorven. Tot zover deze verre tak Van Cralingen, zich noemende Van der Luet. Er bestond ook een tak Van der Luet in Rotterdam die zich Van Cralingen ging noemen, vermoedelijk ook nazaten van Jacob van der Loet, zoals we zullen zien. Weer bij Unger vonden we een Claes Willem Lutesz. vermeld, die tussen 1495 en 1504 lid was van de Rotterdamse vroedschap. Hij blijkt een bierbrouwer te zijn, die in 1491 zijn brouwerij had in het Oost vierendeel.^) Helaas is van hem geen zegel bewaard gebleven. Daarnaast vonden we een Jacob Willem Lutesz. die in 1477 in 154

de Lombardstraat woonde. Hij wordt in 1480 daar nogmaals, maar dan als overleden vermeld. Op datzelfde adres wordt in 1482 een vrouwe Van der Hellen (Halle?) aangetroffen, mogelijk zijn weduwe. Hij kan in dat huis niet lang hebben gewoond want in 1472 wordt nog een Dirc Eelantsz. als eigenaar daarvan vermeld.^) Het lijkt er op dat Jacob Willemsz. aan het eind van zijn leven zijn familie in Rotterdam opzoekt. Waarschijnlijk kwam hij uit de buurt van Arnhem; in die buurt komt ook een familie Van der Halle voor.'^) In het eerste Schuldboek van Rotterdam vonden we op 13 oktober 1490 een kwestie vermeld, de Van der Luets betreffende. Een paar getuigen verklaren dat toen Jacob Lutesz. 'za. ged. in zijn uiterste, op zijn olybedde lag', dus stervende was, hij met Jan Vrankensz. uit Monnickendam nog een schuld regelde door enige goederen over te dragen. Dit was tegen de zin van Jan Lutesz., de broer van Jacob, en deze liet de goederen daarom weer weghalen.^) Deze Jacob kan niet Jacob Gijsbrechtsz. zijn, want die leefde nog in 1497. Het gaat hier om Jacob Willemsz. van der Luet. Deze blijkt dus ook een broer Jan te hebben gehad. Waarschijnlijk is nu ook deze Jan Lutesz. overleden en moeten de schulden en baten worden uitgezocht. De beschreven gebeurtenis dateert van veel vroeger, tussen 1477 en 1480, zoals uit de vermelding in de Lombardstraat blijkt. De daarbij aanwezige getuigen zijn Symon Henricsz. de metselaar, Jacob Jansz. (doorgehaald) en Gerijt Jacobsz. Dit blijken familieleden te zijn, wat ook wel voor de hand ligt. Het is wel erg verleidelijk om in Jan Vrankensz. uit Monnickendam een schipper te zien met wie de verhuizing over de Rijn van Arnhem naar Rotterdam werd geregeld. Dat hij uit Monnickendam afkomstig is, betekent in ieder geval dat hij een ambulant beroep zal hebben gehad. En Jacob Lutesz. zal op zijn leeftijd en in een vreemde stad hoogstwaarschijnlijk wel geen andere zaken meer hebben gedaan. Als hij niet lang daarna op zijn sterfbed ligt, heeft hij vermoedelijk schoon schip willen maken en een slepend geschil over de vervoersprijs alsnog willen vereffenen. Zijn broer Jan vond echter dat het vervoer voldoende betaald was en nam daarom - na Jacobs dood - maatregelen, waarschijnlijk als gemachtigde van de weduwe om wiens erfenis het ging. Zij overleefde haar man tenminste een paar jaar zoals we eerder zagen. Jan Vrankensz. op zijn beurt kon daarmee kennelijk toch geen vrede 155

hebben en heeft in 1490, na de dood van Jacobs weduwe en broer, het alsnog voor de schepenen van Rotterdam gebracht. Zijn kansen op genoegdoening lagen in 1490 ook heel wat gunstiger! Jacob Gijsbrechtsz. van der Loet, de volle neef van Jacob Willemsz. van der Loet, was in 1475, 1479, 1486, van 1491 t/m 1493 en in 1495 en 1496 schepen. Dus niet in 1490 volgens de lijsten van Unger. Alle reden voor hem om het dan nog eens te proberen! Althans zo lijkt deze kwestie zich te hebben toegedragen, maar het is wel balanceren op slechts enkele gegevens. Jacob Willemsz. van der Luet laat twee zonen na, een Jan Jacobsz. van Cralinc en een Gerijt Jacobsz., een van de bovengenoemde getuigen. Jan Jacobsz. van Cralinc, vermeld van 1489 tot 1492, is brouwer en hoofdman van het Sint Anthonisgilde. Zijn brouwerij is gelegen in het Oostvierendeel, aan de oostzijde van het Gasthuis.^) Hij is getrouwd met Arien Pieter Gijsbrechtsd. Hun zoon is Cornelis Jansz., eveneens brouwer van beroep. Uit de ligging van diens brouwerij ten opzichte van het Gasthuis blijkt dat hij de brouwerij van zijn vader in het Oostvierendeel heeft overgenomen. Deze Cornelis noemt zich in 1541, nadat hij de brouwerij weer verkocht heeft, Cornelis Jansz. van Cralinck.* ) Het onderscheid via het beroep had toen bij de poorters kennelijk de voorkeur boven die van de familienaam! Als broer van deze Cornelis Jansz. de brouwer wordt in 1522 Jacob Jansz. vermeld.^) Ook een van de bovengenoemde getuigen, maar tussen 1477 en 1480 vermoedelijk nog te jong en daarom doorgestreept. In 1522 vinden we ook nog Katrijn en Arien als zusters van Cornelis Jansz. de brouwer vermeld.^) Katrijn was getrouwd met Symon de metselaar, waarmee we de laatste getuige hebben geïdentificeerd.^) Een van de eerder genoemde getuigen, Gerijt Jacobsz., de broer van Jan Jacobsz. van Cralinc, had zeer waarschijnlijk een zoon Claes Gerijtsz. die zich ook Van Cralinc noemt en in Rotterdam voorkomt tussen 1503 en 1525.^) Over de familie Van Cralinc, waarvan nazaten zich later ook Crael gaan noemen, valt nog wel het een en ander te vertellen, maar dat valt buiten het kader van dit artikel. De vraag is nu waarom deze Van der Luets nu juist bierbrouwer zijn geworden en waarom zij zich Van Cralingen zijn gaan noemen of een daarvan afgeleide naam zijn gaan gebruiken. 156

Een bekend bierbrouwersgeslacht in Rotterdam was de familie Biscop. Willem Pietersz. Biscop wordt in 1476 vermeld op het Oosteinde. Als eigenaresse van datzelfde huis wordt in 1481 Bely van Cralingen vermeld,^) vermoedelijk zijn weduwe. Een aanwijzing daarvoor is het in 1521 voorkomen van een Belia Pieter Biscopsd., de moeder van het Sint Agnietenconvent^) en hoogstwaarschijnlijk een kleindochter. Zou het nu niet zo kunnen zijn dat Bely van Cralingen de eerste vrouw was van Willem van der Luet en dat zij hertrouwd is met Willem Pietersz. Biscop? Haar zoon Claes uit het eerste huwelijk kan dan heel goed het vak van zijn stiefvader hebben gekozen, evenals haar kleinzoon Jan, die zich naar haar Van Cralinc gaat noemen. Dat haar beide echtgenoten dezelfde voornaam hadden, is dan toeval. Een andere, wat minder waarschijnlijke mogelijkheid is dat Bely toch maar eenmaal getrouwd is geweest en wel met Willem Pietersz. Biscop. De vader van deze Willem, Pieter, zou dan als vrouw een NN Jacobsd. van der Loet gehad kunnen hebben. Het generatieverschil kan dan goeddeels worden opgevangen doordat vrouwen toen vaak al rond hun vijftiende jaar trouwden en de mannen meestal pas rond hun dertigste. In dat geval zou een aantal kinderen van Bely de naam van hun grootmoeder van vaderskant, de NN Jacobsd. van der Loet, hebben kunnen aannemen. Alleen door het wapen van Claes Willemsz. van der Loet te kennen, zou hierover zekerheid te krijgen zijn. Helaas is zijn zegel ons niet overgeleverd. Een echt bewijs is dus niet te vinden, maar alleen op deze wijze is er een relatie te leggen tussen de Van der Luets, die zich Van Cralingen zijn gaan noemen en het beroep van bierbrouwer. Overigens waren ze niet alleen brouwer. Zowel Claes Willemsz. van der Loet als zijn achterneef Cornelis Jansz. van Cralinc staken, evenals de Biscops, regelmatig geld in schepen ten behoeve van de haringvisserij.^) Niet ongebruikelijk in een kleinschalige economie, zoals toen in Rotterdam. Over de afkomst van Bely van Cralingen kunnen we kort zijn. Jan van Cralingen, de vierde zoon van Willem van Cralingen, was getrouwd met Agniese van Assendelft, de dochter van Dirk van Assendelft en Mabely van Haarlem, vermeld in 1419.^) Gezien de vernoemingsgewoonte zou zij de oudste dochter uit dit huwelijk kunnen zijn, genoemd naar de grootmoeder van moederszijde. In 1481 moet zij dan al tamelijk bejaard zijn geweest. 157

Tot zover een poging tot aanvulling van het tot nu toe gepubliceerde over de familie Van Cralingen. Het blijkt dat wat verder van de hoofdtak afgeraakte leden van dit geslacht functies in het Rotterdamse stadsbestuur gingen bekleden en later met poorters huwden. Mogelijk is met het bovenstaande weer een tipje van de sluier die over de latere generaties Van Cralingen hangt, opgelicht en draagt dit weer bij aan een toekomstige Van Cralingen-genealogie. NOTEN 1) J.C. Kort, Repertorium op de lenen van de hofstede Heemskerk 1319-1650, in: Ctos Koorges/ac/?/ 1985, 729. 2) J. Craandijk, Iets over het geslacht van Cralingen, in: /?o//e/ïfom5r/2 ytftfrz?oe*y<? 1890, 82. 3) O. van den Arend, Zeve/7 /o ö/e /?tf//ww5<:/?tf/?/?e/7 m //o//a/7gf (Hilversum 1993) 473. 4) Antheun Janse, Greflze/7 cra/7 de mac/jr. De Fnese oo/vog WZA? tfe graven vow //o//tfa7öf omsfreears 7400 (Den Haag 1993) 254. /?o/te/-gfomsc/7./aar&oeaye 1890, 82. 5) Henri Obreen, Over een glas, eertijds in de Groote Kerk te Rotterdam, in: /?o//m/amsc/7 yatfröoe/rye 1914, 5-9. 6) Centraal Bureau voor Genealogie, 's-gravenhage (CBG), Het Album van der Hagen (GHS 01c03). 7) J. Belonje, Van Cralingen, in: De /vegfer/tfrtgfoc/ie Leeww 1943, 17-23. 8) C.P.J. van Vlierden, Het oudste Leenboek van de Doorwerth, in: De ivecfer/tfrtcfcc/ie Leewvv 1910, 334 en 335. 9) J.H.W. Unger, De regeer/rtg VÖ/Ï /Êof/erfifarm 7525-/SP2 (Bronnen voor de geschiedenis van Rotterdam dl. I) (Rotterdam 1892) 14-19. 10) Gemeentelijke Archiefdienst Rotterdam (GAR), Oud Rechterlijk Archief (ORA) 758/11, 18, 157 en 177. 11) GAR, Archief Weeskamer 578/33v, 58v, 138v en 151. 12) CBG, Handschrift Van Cralingen (Collectie De Groot 050749). 13) GAR, ORA 759/120. 14) GAR, Huizenprotocol nr. 2069. 15) CBG, Heraldische collectie Muschart. 16) GAR, ORA 759/70. 17) GAR, ORA 759/23, 28, 46, 86, 136, 167, 194, 236 en 262. Huizenprotocol nr. 2809. 18) GAR, ORA 767/13, 33v en 36v. Huizenprotocol nr. 160 A. 19) GAR, ORA 767/42 en 46v. 20) GAR, ORA 767/4W. 158

21) GAR, ORA 759/76. 22) GAR, Archief Weeskamer 578/128, 580/59v. 23) GAR, Huizenprotocol nr. 217. 24) GAR, ORA 767/17. 25) GAR, ORA 759/54 en 87, 767/33v en 83v. 26) J. Craandijk, Nog een en ander betreffende de Assendelfts en aanverwante geslachten, in: Z?//tfrtfge/7 voor ^tfcfer/tfrtcfoc/je Gesc/i/ecfems e«4de reeks, 10de deel ('s-gravenhage 1912) 285. SINT-NICOLAASAVOND IN 1546 Op 15 maart 1613 geeft Geertruyt Cornelisd. van Tetroede, weduwe van Joris Adriaensz. Smout, oud 70 jaar, een overzicht van de familieverhoudingen. Na verklaard te hebben dat haar broer Huych op Sint-Nicolaasavond 1546 is geboren, deelt zij mee 'dat zij oversulcx een telle quelle geheuchnisse heeft dat Huych Cornelisz. is gebooren ende notanter daardoor, dat zij deposante alsdoen een kindt zijnde, door den arbeit van haere voorseyde moeder belet worde, haer schoen te zetten, gelijck men op den voorseyde Sinct Nicolaesavont gewoon is te doen'. ; OM4 54/329;. 159