De Broglie liet op basis van de speciale relativiteitstheorie zien dat de impuls van een foton gegeven wordt door

Vergelijkbare documenten
Werkblad 2.3: Elektrondiffractie aan Grafiet

Geleid herontdekken van de golffunctie

Hertentamen Optica. 20 maart Zet je naam, studentennummer en studierichting bovenaan elk vel dat je gebruikt. Lees de 6 opgaven eerst eens door.

Exact Periode 5. Dictaat Licht

NATUURKUNDE PROEFWERK

EXAMEN HOGER ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1975

2.1 Wat is licht? 2.2 Fotonen

XXX INTERNATIONALE NATUURKUNDE OLYMPIADE LEICESTER, GROOT BRITANNIË PRACTICUM-TOETS

Fysica 2 Practicum. X-stralen

Tentamen Optica. 20 februari Zet je naam, studentennummer en studierichting bovenaan elk vel dat je gebruikt. Lees de 6 opgaven eerst eens door.

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN. Tentamen OGO Fysisch Experimenteren voor minor AP (3MN10) en Tentamen Inleiding Experimentele Fysica (3NA10)

Het tweespletenexperiment EN DE RELATIE TUSSEN HET INTERFERENTIEPATROON EN DE BREEDTE VAN DE SPLEET

Opgave 1 Golven op de bouwplaats ( 20 punten, ) Een staalkabel met lengte L hangt verticaal aan een torenkraan.

Lichtsnelheid. 1 Inleiding. VWO Bovenbouwpracticum Natuurkunde Practicumhandleiding

Eindronde Natuurkunde Olympiade 2015 theorietoets deel 1

VLAKKE PLAATCONDENSATOR

Examen VWO. natuurkunde. tijdvak 2 dinsdag 18 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

EXAMEN VOORBEREIDEND WETENSCHAPPELUK ONDERWIJS IN 1979 , I. Dit examen bestaat uit 4 opgaven. " '"of) r.. I r. ',' t, J I i I.

Exact Periode 5 Niveau 3. Dictaat Licht

De 37 e Internationale Natuurkunde Olympiade Singapore Practicum-toets Woensdag 12 juli 2006

Uitwerkingen Hertentamen Optica

Werkblad 2.2: Doppelspalt Simulatie voor Fysische Optica en voor Quantum Verschijnselen 1

Als de trapper in de stand van figuur 1 staat, oefent de voet de in figuur 2 aangegeven verticale kracht uit op het rechter pedaal.

Begripsvragen: Elektrisch veld

Waterweerstand. 1 Inleiding. VWO Bovenbouwpracticum Natuurkunde Practicumhandleiding

In de figuur hieronder zie je een Elektromagnetische golf: een golf die bestaat uit elektrische en magnetische trillingen.(zie figuur).

Langere vraag over de theorie

Examen VWO. natuurkunde 1,2 Compex. Vragen 1 tot en met 12. In dit deel van het examen staan vragen waarbij de computer niet wordt gebruikt.

QUANTUMFYSICA FOTOSYNTHESE. Naam: Klas: Datum:

3 Het Foto Elektrisch Effect. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Theory DutchBE (Belgium) De grote hadronen botsingsmachine (LHC) (10 punten)

Statistiek voor Natuurkunde Opgavenserie 4: Lineaire regressie

Inhoud. Inleiding 2. Materiaal & Methode 3. Resultaten 5. Theoretisch Kader 6. Discussie 7. Bronnen 9. Appendix Onderzoeksvraag 2

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN. Tentamen OGO Fysisch Experimenteren voor minor AP (3MN10) Tentamen Inleiding Experimentele Fysica (3AA10)

nieuw deeltje deeltje 1 deeltje 2 deeltje 2 tijd

Geluidsnelheid. 1 Inleiding. VWO Bovenbouwpracticum Natuurkunde Practicumhandleiding

Tentamen Optica. 19 februari 2008, 14:00 uur tot 17:00 uur

De Broglie. N.G. Schultheiss

Woensdag 21 mei, uur

Exact Periode 5.2. Licht

Eindronde Natuurkunde Olympiade theorietoets deel 1

NATUURKUNDE 8 29/04/2011 KLAS 5 INHAALPROEFWERK HOOFDSTUK

natuurkunde vwo 2017-II

Opgave 3 - Uitwerking

Uitwerkingen Tentamen Optica

Higgs-deeltje. Peter Renaud Heideheeren. Inhoud

Hoofdstuk 23 Electrische Potentiaal. Copyright 2009 Pearson Education, Inc.

1. Langere vraag over de theorie

Eindronde Natuurkunde Olympiade 2018 theorietoets deel 1

Schoolexamen Moderne Natuurkunde

QUANTUMFYSICA DE EPR-PARADOX. Naam: Klas: Datum:

Eindronde Natuurkunde Olympiade 2013 theorietoets deel 1

Naam: Klas: Toets Holografie VWO (versie A) Opgave 1 Geef van de volgende beweringen aan of ze waar (W) of niet waar (NW) zijn. Omcirkel je keuze.

****** Deel theorie. Opgave 1

2. Factoren onderzoeken die invloed hebben op het vermogen van de zonnecellen

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2012 TOETS APRIL uur

a tegen 1/(1+0,2*(R/r)^2)

Tentamen Mechanica ( )

Schriftelijk examen 2e Ba Biologie Fysica: elektromagnetisme

Voor de gewenste gegevens raadplege men het tabellenboekje. Gebruik van tabel I de kolom 'afgeronde waarde'.

OOFDSTUK 8 9/1/2009. Deze toets bestaat uit 3 opgaven (31 punten). Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Veel succes!

Constante van Planck bepalen met LED s. Doel: Constante van Planck bepalen

Compton-effect. Peter van Zwol Sietze van Buuren Assistent: Heinrich Wörtche 16 oktober Samenvatting

TENTAMEN NATUURKUNDE

TENTAMEN. x 2 x 3. x x2. cos( x y) cos ( x) cos( y) + sin( x) sin( y) d dx arcsin( x)

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2014 TOETS APRIL uur

Eindexamen vwo natuurkunde pilot I

XXX INTERNATIONALE NATUURKUNDE OLYMPIADE PADUA, ITALIË THEORIE-TOETS

Het Standaardmodel. HOVO college Teylers 20 maart 2012 K.J.F.Gaemers

Opgaven bij de cursus Speciale relativiteitstheorie Docent: Dr. H. (Harm) van der Lek

Tomografie. 1 Inleiding. VWO Bovenbouwpracticum Natuurkunde Practicumhandleiding

13 Zonnestelsel en heelal

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2018 TOETS 1

TENTAMEN DYNAMICA (140302) 29 januari 2010, 9:00-12:30

IJkingstoets Wiskunde-Informatica-Fysica 29 juni Nummer vragenreeks: 1

o a. onveranderd blijven o b. verdubbelen tot -360 kv. o c. stijgen tot een waarde van OV. o d. positief worden tot een waarde van 720 kv.

Havo 4 - Practicumwedstrijd Versnelling van een karretje

5 Weerstand. 5.1 Introductie

NATIONALE NATUURKUNDE OLYMPIADE. Eindronde practicumtoets A. 5 juni beschikbare tijd: 2 uur (per toets A of B)

Het oplossen van goniometrische vergelijkingen een alternatieve handleiding voor HAVO wiskunde B

, met ω de hoekfrequentie en

Examen VWO. natuurkunde 1. tijdvak 2 woensdag 24 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Aan de gang. Wiskunde B-dag 2015, vrijdag 13 november, 9:00u-16:00u

Bloedsomloop. 1 Inleiding. 2 Meetopstelling. VWO Bovenbouwpracticum Natuurkunde Practicumhandleiding

Bepaling van de diameter van een haar

Tentamen Klassieke Mechanica, 29 Augustus 2007

NATUURKUNDE OLYMPIADE EINDRONDE 2013 PRAKTIKUMTOETS

Large Hadron Collider. Werkbladen. HiSPARC. 1 Inleiding. 2 Voorkennis. 3 Opgaven atoombouw. C.G.N. van Veen

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2015 TOETS APRIL :00 12:45 uur

Hoofdstuk 3: Licht. Natuurkunde VWO 2011/

The Color of X-rays. Spectral Computed Tomography Using Energy Sensitive Pixel Detectors E.J. Schioppa

Uitwerkingen tentamen Optica

JANNEKE SCHENK. Over de REGENBOOG. Regenbogen en andere lichtverschijnselen aan de hemel, natuurkundig verklaard voor iedereen

Statistiek en Data Analyse Opgavenserie 3: Lineaire regressie

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Vrijdag 27 mei totale examentijd 3 uur

Opgave 1 Waterstofkernen

Profielwerkstuk Natuurkunde Weerstand en temperatuur

Om een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de vragen onderverdeeld in 4 categorieën.

Faculteit Biomedische Technologie Tentamen OPTICA (8N040) 16 augustus 2012, 9:00-12:00 uur

Uitwerkingen tentamen optica

Transcriptie:

VWO Bovenbouwpracticum Natuurkunde Practicumhandleiding Elektronendiffractie In de klassieke natuurkunde bestaat een hard onderscheid tussen materie (deeltjes) als atomen en elektronen, en golven als licht. De quantummechanica dwingt ons dit onderscheid los te laten en te accepteren dat van een object onder bepaalde omstandigheden het golfkarakter en onder andere omstandigheden juist het deeltjeskarakter op de voorgrond treden. Het doel van dit experiment is om uit het buigingspatroon (een golffenomeen!) van elektronen die bij hoge snelheid invallen op een kristalrooster de materiegolflengte van de elektronen af te leiden. In deze handleiding wordt eerst het meetprincipe besproken en gevraagd om een concept werkplan. Dit deel kan ter voorbereiding voor het practicum worden doorgewerkt. Tijdens het practicum verken je de opstelling, vul je het werkplan aan met specifieke taken en voer je dit werkplan uit. Tijdens of na het practicum kunnen de resultaten worden verwerkt tot een antwoord op de onderzoeksvraag. Het is gebruikelijk om een experimenteel onderzoek af te sluiten met een verslag of presentatie waarin het experiment en de resultaten worden besproken. Overleg met je docent of en zo ja welke rapportage er van je wordt verwacht. Zorg in ieder geval voor een logboek waarin je je voorbereiding, waarnemingen en resultaten bijhoudt. 1 Inleiding De ontwikkelingen in de scheikunde (o.a. het ontwerp van het periodiek systeem), de ontdekking van het elektron en de ontrafeling van de atoomstructuur eind 19 e eeuw leidden natuurkundigen tot het idee dat materie op atomaire schaal moest worden opgevat als microscopische deeltjes met bijbehorend mechanisch gedrag (b.v. botsingen, krachtenwerking). Iets heel anders was licht, dat volgens de elektromagnetische theorie van Maxwell moest worden gezien als een golfverschijnsel. In de vroege 20 e eeuw werd echter duidelijk dat licht uit pakketjes energie (fotonen) bestaat. Het foto-elektrisch effect (vrijmaken van elektronen door licht) en het Compton-effect (nietelastische botsing van licht met elektronen) konden hiermee verklaard worden. Op basis van elementen uit de (speciale) relativiteitstheorie (zie de Appendix) stelde Louis de Broglie dat deeltjes niets anders zijn dan zeer gelokaliseerde (energie)pakketjes, die daarom - mits in de juiste omstandigheden gebracht- ook een golfkarakter kunnen vertonen. Het bewijs voor het golfkarakter van elektronen en de geldigheid van de hypothese van De Broglie werd geleverd door elektronen sterk te versnellen en daarna op een kristalrooster te schieten. Het blijkt dat achter het kristal dan buigingspatronen worden waargenomen, zoals je die misschien kent van röntgenstraling die op een kristalrooster invalt (Bragg-verstrooiing) of zichtbaar licht dat op een tralie of een CD invalt. 1 Tegenwoordig wordt dit effect gebruikt in transmissie-elektronmicroscopie (TEM) als techniek om de atomaire structuur van materialen te onderzoeken. In dit experiment bekijk je zelf het buigingspatroon van elektronen, en bepaal je hieruit de golflengte van de elektronen. Impuls en de materie-golflengte Mogelijk is de fysische grootheid impuls op de middelbare school reeds behandeld. Impuls is belangrijk in de natuurkunde omdat het de grootheid is die verandert als er op een object een kracht wordt uitgeoefend. Voor een object met massa mm en snelheid vv wordt de impuls pp gegeven door pp = mm vv. De Broglie liet op basis van de speciale relativiteitstheorie zien dat de impuls van een foton gegeven wordt door pp = h/λλ. (1) 1 Onder andere G.P Thomson ontving voor het experimenteel aantonen van elektronendiffractie in 1937 de Nobelprijs voor de Natuurkunde. Een aardig detail is dat zijn vader J.J. Thomson in 1897 het elektron ontdekte en postuleerde als deeltje.

Hier is h de constante van Planck, en λλ de golflengte van het foton (licht). In de Appendix kun je nalezen hoe een massaloos object als het foton toch een impuls kan hebben. De Broglie liet vervolgens zien dat voor objecten met massa de klassieke uitdrukking voor de impuls gebruikt kan worden om een zogenaamde materie-golflengte te berekenen (mits de snelheid van het object niet te dicht bij de lichtsnelheid ligt). Elektronen versnellen Zoals je in verkennende berekeningen in opgave 1 en 2 zult zien, moet een licht object als het elektron een hoge snelheid krijgen om golfgedrag te vertonen. Omdat een elektron een geladen deeltje is, ligt het voor de hand om het te versnellen door middel van een spanningsverschil. De potentiële energie die vrijkomt als een elektron met lading ee een spanningsverschil VV ondergaat is ee VV. 1 Impuls en materiegolflengte a. Geef allereerst een voorbeeld van een fysische situatie waarin een elektron zich manifesteert als deeltje. b. Geef een uitdrukking voor de materiegolflengte van een deeltje met massa mm op basis van de klassieke uitdrukking voor de impuls. c. Geef een uitdrukking voor de (niet direct meetbare) snelheid vv van een elektron dat versneld wordt door een spanningsverschil VV. Substitueer dit resultaat in de uitdrukking bij b. om de uitdrukking λλ = h te verkrijgen.2 2mmmmmm d. Bereken ter illustratie de snelheid vv van een elektron dat versneld wordt met een spanning VV = 3 kv, en de impuls pp en de golflengte λλ van het elektron in dat geval. 2 Meetprincipe Diffractie De materiegolflengte-hypothese van De Broglie is experimenteel te controleren door na te gaan of bij materiedeeltjes zoals elektronen golfverschijnselen optreden. Diffractie is zo n typisch golfverschijnsel. Wanneer zichtbaar licht oftewel elektromagnetische straling op een object invalt, zal aan de randen van het object afbuiging of diffractie plaatsvinden. Dit is een demonstratie van het golfkarakter van licht. Bij inval op een tralie zal onder zekere hoeken een hoge lichtintensiteit worden waargenomen, die ontstaat doordat de bijdragen uit opeenvolgende tralieopeningen voor die hoeken constructief interfereren. Deze hoeken hangen samen met de golflengte van het licht. Bragg-verstrooiing Voor röntgenstraling kan men ook diffractie waarnemen. De golflengte van röntgenstraling is echter typisch 0.1 nanometer, een factor 1000 kleiner dan die van zichtbaar licht. Een kristalrooster kan in dat geval goed dienst doen als tralie. Men spreekt dan vaak van Braggverstrooiing. De regelmatige structuur van de atomen in het kristal zorgt dan voor de constructieve interferentie. De eenvoudige (maar niet helemaal complete) interpretatie is geschetst in Figuur 1. Bij een gegeven golflengte zal een kristal onder bepaalde invalshoeken dus werken als een spiegel. 2 Diffractie en de wet van Bragg a. Zoek in je natuurkundeboek of elders informatie over de werking van een tralie en over Bragg-verstrooiing. b. Laat met behulp van de schets in Figuur 1 zien dat de bijdragen die reflecteren op opeenvolgende kristalvlakken constructief interfereren als de wet van Bragg 2 dd sin θθ = nn λλ (2) geldt. Hier is dd de afstand tussen de kristalvlakken en θθ de hoek waaronder de golven invallen. Hint: bereken eerst de weglengte ll, en geef vervolgens aan hoe 2ll relateert aan de golflengte λλ. Het gehele getal nn wordt wel de orde van het diffractiemaximum genoemd. Leg uit wat het verschil is tussen een diffractiemaximum bij nn = 1 en nn = 2. 2 Je kunt de uitdrukking door invullen van natuurconstanten ook schrijven als λλ = 12,3/ VV Å. Zo is snel een golflengte te berekenen.

c. Laat zien dat er alleen Bragg-verstrooiing optreedt wanneer nnnn 2dd. Daarom lukt het dus niet om met zichtbaar licht dit experiment te doen. De materiegolf-hypothese is kwalitatief te toetsen door materiedeeltjes zoals elektronen te laten invallen op een kristalrooster. Het optreden van diffractie is dan een bewijs voor het golfkarakter van de elektronen. De verstrooiingshoeken bevatten via de wet van Bragg informatie over de golflengte van de elektronen. Hiermee kan de hypothese ook kwantitatief getoetst worden. Bragg-verstrooiing aan grafiet Figuur 1 Schets van Bragg-verstrooiing in een tweedimensionaal, vierkant kristalrooster met roosterafstand dd. In het kristal zijn kristalvlakken te herkennen: vlakken waarin op regelmatige afstanden atomen (zwarte bolletjes) liggen. Deze kristalvlakken kun je opvatten als deels reflecterende vlakken ( spiegels ). In blauw zijn golfpaden weergegeven die invallen onder hoek θθ. Reflecties afkomstig van opvolgende kristalvlakken zullen constructief interfereren als het weglengteverschil 2ll een geheel aantal golflengtes (nn keer λλ) is. Let op! Hoewel het verleidelijk is om alleen de hoofdassen (horizontaal en verticaal) als kristalvlakken te zien, zijn er oneindig veel vlakken te definiëren, elk met eigen onderlinge afstand. Met de lange stippellijnen is een voorbeeld geschetst. In dit experiment wordt grafiet gebruikt om aan te verstrooien, dit is een hexagonale structuur van koolstofatomen. Figuur 2 a) toont een deel van het kristal. Het wondermateriaal grafeen dat recent veel in het nieuws is, is één laagje van dit grafiet. De afstand tussen twee vlakken is dd 3 = 3,354 10 10 m. De kristalvlakken in het hexagonale vlak waarvan in dit experiment een zichtbare diffractie afkomstig is, zijn met stippellijnen aangegeven in Figuur 2 b). Het is een aardige oefening in meetkunde om te laten zien dat de afstanden tussen de vlakken gelijk zijn aan dd 1 = 1,231 10 10 m en dd 2 = 2,132 10 10 m. Figuur 2 a) Kristalrooster van grafiet. Elk zwart bolletje is een koolstofatoom. In de (horizontale) vlakken liggen de atomen op een relatief kleine afstand van 1,421 10 10 m; de afstand tussen de vlakken is met dd 3 = 3,354 10 10 m relatief groot. b) Hexagonaal rooster van één laagje grafiet. Met rode en zwarte stippellijnen zijn de kristalvlakken waaraan meetbare Bragg-verstrooiing plaatsvindt weergegeven. De afstanden tussen die vlakken zijn dd 1 = 1,231 10 10 m en dd 2 = 2,132 10 10 m.

Het dunne grafietfolie waaraan verstrooiing plaatsvindt, is niet één (perfect) kristalrooster. Het is een verzameling hele kleine kristalletjes, die ten opzichte van elkaar willekeurig georiënteerd liggen. Het grote voordeel hiervan is dat het eenvoudiger wordt om een diffractiepatroon waar te nemen 3. Figuur 3 Geometrie van het experiment. Links: in het elektronenkanon worden elektronen vrijgemaakt door verhitting van een kathode. Met enkele tussenliggende elektroden wordt de elektronenbundel min of meer evenwijdig gemaakt. Het plaatje grafiet ligt op de anode. In het grafiet zijn sommige kristallen (onder een voorbeeld uitvergroot) zo georiënteerd dat aan de wet van Bragg Vgl. (2) wordt voldaan. Ten opzichte van de inkomende bundel maakt de vertrekkende elektronenbundel een hoek 2θθ. Rechts: de elektronen komen aan op de wand van de vacuümbuis en zorgen op een afstand rr van de rechtdoorgaande bundel voor fluorescentie. Deze fluorescentie kan met het oog worden waargenomen. In Figuur 3 is de geometrie van het experiment weergegeven. De elektronen naderen het grafietfolie als een evenwijdige bundel. Veel van de kleine kristallen in het grafietfolie zullen zo liggen dat niet voldaan wordt aan de wet van Bragg; maar omdat er altijd wat kristalletjes te vinden zijn die wel goed liggen, zal er altijd diffractie optreden. De relevante kristalvlakken liggen onder een hoek θθ ten opzichte van de invallende bundel; de verstrooide elektronen (die voor de duidelijkheid dus door de zeer dunne folie heen gaan) maken dus een hoek 2θθ met de invallende bundel. We weten dat tan 2θθ = rr/ll, (3) zoals weergegeven in figuur 3. We maken nu gebruik van het gegeven dat 2 sin θθ tan 2θθ (zie de Appendix voor een korte bespreking van de effecten van deze benadering) en Vgl. (2) om af te leiden dat dd rr ll = nn λλ. (4) 3 Bragg-verstrooiing aan grafiet a. Verklaar waarom in het waarnemingsvlak (een fluorescerend scherm) de diffractiemaxima te zien zijn als concentrische cirkels (Hint: kristallen kunnen ook gedraaid liggen ten opzichte van de doorsnede getekend in Figuur 3), en waarom het op deze manier mogelijk wordt om meerdere diffractiemaxima tegelijk waar te nemen. b. Een rekenvoorbeeld voor 3 kv, waarvoor je bij opgave 1 al de golflengte hebt bepaald. De afstand tussen het kristal en het waarneemvlak (fluorescerend scherm) is gelijk aan ll = 13,5 3 Ga maar na: wanneer het grafiet één groot, perfect kristal is wordt het erg moeilijk om precies te bepalen bij welke invalshoeken bij een gegeven golflengte er precies aan de wet van Bragg wordt voldaan, zeker als men niet weet welk vlak het voorvlak van het kristal is. In dat geval zit er niets anders op dan het kristal onder alle mogelijke hoeken te draaien en goed op te letten of er een diffractiemaximum optreedt.

cm. Gegeven de afstanden dd 1, dd 2 en dd 3 tussen de verschillende vlakken, bij welke stralen rr 1, rr 2 en rr 3 verwacht je een orde nn = 1 diffractiemaximum te zien? 3 Werkplan Het onderzoeksdoel is het experimenteel bepalen van de materiegolflengte λλ van elektronen bij verschillende versnelspanningen (snelheden) en te vergelijken met de verwachte materiegolflengte op basis van versnelspanning en energiebehoud, zoals in opgave 1 is afgeleid. Op dit moment maak je een start met je werkplan, waarin je aangeeft welke metingen aan welke grootheden noodzakelijk zijn om het onderzoeksdoel te halen. 4 Werkplan Maak een werkplan voor het experimenteel onderzoek met de elektronendiffractiebuis. In dit werkplan beschrijf je op dit moment: een uitdrukking voor de materiegolflengte λλ voor elektronen (afgeleid in opgave 1) in termen van o.a. de spanning waarmee de elektronen versneld worden. met welk meetprincipe de hypothese voor de materiegolflengte van elektronen experimenteel kan worden getoetst welke rol diffractie aan grafiet in dit meetprincipe speelt welke grootheden er gemeten worden Eventueel kun je in je werkplan al ingaan op hoe de te meten grootheden gemeten worden, hoeveel metingen er nodig zijn, of er instelgrootheden zijn die actief gevarieerd worden, etc. Op locatie zul je na uitleg over de meetopstelling en verkennende metingen dit deel van het werkplan aanvullen met een meetmethode.

4 Opstelling Figuur 4 Meetopstelling. Links zie je de elektronendiffractiebuis met een liniaal voor metingen. De elektronendiffractiebuis is een bolvormige vacuümbuis met een elektronenkanon, een kristalrooster en een fluorescerend scherm. Rechts staat de hoogspanningsvoeding. De blauwe draden zijn aangesloten op de gloeikathode, waaruit elektronen worden vrijgemaakt. Met de E.H.T. OUTPUT CONTROL wordt de versnelspanning VV ingesteld. Er zijn twee knoppen, één voor grove instelling en één voor fijninstelling. Rechtsboven zie je een foto van het diffractiepatroon bij 3 kv. De zichtbare diffractieringen zijn aangeduid met A, B en C. Figuur 4 is een foto van de elektronendiffractiebuis (links) en de hoogspanningsvoeding (rechtsonder). De voeding (E.H.T. SUPPLY UNIT) voedt twee onderdelen. Er wordt een 6 V spanning op de gloeikathode gezet (zie ook Figuur 3), en er wordt een variabele hoogspanning gezet over de kathode en anode. Deze onderdelen bevinden zich aan de achterzijde van de elektronendiffractiebuis. De bundel elektronen valt op een klein metalen draadrooster waarop een dunne laag grafietfolie zit. Het mat-witte vlak dat op de voorzijde van de elektronendiffractiebuis is een fluorescerend materiaal. Wanneer het geraakt wordt door elektronen, dan zal het groen oplichten. Zie ook de foto rechtsboven in Figuur 4, die is gemaakt bij een versnelspanning van 3 kv. Met een liniaal op standaard kunnen de stralen van de diffractieringen worden bepaald. In het experiment zijn alleen de nn = 1 diffractiemaxima te zien; de intensiteiten van de hogere orde maxima zijn veel lager 4. Verder is de binnenste diffractiering over het algemeen het lastigst te De diffractieringen zijn redelijk breed vanwege de eindige afmetingen van de elektronenbundel en (waarschijnlijk) de niet helemaal perfecte collimatie. Omdat de lichtsterktes over het algemeen laag zijn, moeten de metingen in het donker worden uitgevoerd. Bij de opstelling staat een bureaulampje dat kan helpen bij het aflezen van de liniaal. De elektronendiffractiebuis is een vrij kwetsbaar en relatief duur onderdeel van de meetopstelling. Probeer deze niet nodeloos aan te stoten! 5 Verkennende vragen opstelling a. Is de anode of de kathode de positieve elektrode? Waarom? b. Met A, B en C zijn in de foto in Figuur 4 drie diffractieringen aangeduid. Deze ringen zijn afkomstig van de kristalvlakken met afstanden dd 1 t/m dd 3 die in Figuur 2 zijn aangegeven en in 4 Er is één uitzondering, bij lage versnelspanningen (rond 1 kv) kun je de nn = 1 én nn = 2 zien van de binnenste van de drie ringen. Beide zijn erg zwak, dus het vergt goed kijken en weinig strooilicht.

opgave 3 zijn besproken. Welke ring correspondeert met welk vlak? c. Wat is de lichte stip in het centrum van de diffractieringen? Hoogspanning en veiligheid De mogelijk grote stromen die met een hoogspanning gepaard gaan, zijn potentieel gevaarlijk. Omdat in het lichaam de aansturing van spieren met behulp van elektrische stroompjes gebeurt, kunnen de effecten van minimale stromen al gevaarlijk zijn. Het is dus belangrijk om veilig met de hoogspanning om te gaan. Maak de versnelspanning VV over het elektronenkanon niet groter dan 5 kv. Aanzetten van de hoogspanningsvoeding gaat als volgt: eerst de schakelaar MAINS ON omzetten, enige seconden wachten, vervolgens de schakelaar E.H.T. ON omzetten. Dit geeft het apparaat enige tijd om op te warmen. Draai de hoogspanning altijd rustig omhoog en omlaag, en wacht tot eventuele insteleffecten voorbij zijn. Draai de hoogspanning altijd terug naar 0 voordat je de opstelling uitzet en/of verlaat. En het belangrijkste: gebruik van vloeistoffen (drinken) bij de opstelling is ten strengste verboden! 6 Verkennende metingen a. Zet de hoogspanningsvoeding aan, en stel de versnelspanning in op 3 kv waarvoor je al enkele verkennende metingen hebt gedaan. Kijk of je de kathode kunt zien gloeien. Vergelijk het diffractiepatroon met dat wat je ziet in Figuur 4. b. Hoe kun je het best de straal van de ring meten? Moet hiervoor de binnenrand van de ring gemeten worden, de buitenrand of ertussenin? Verklaar je keuze. c. Meet de stralen van de drie ringen bij deze spanning en vergelijk met de bij opgave 3 berekende waarden. d. Ga na hoe de straal van de diffractiemaxima verandert afhankelijk van de waarde van de versnelspanning VV. Verklaar het kwalitatieve verband tussen VV en rr. 5 Experiment 7 Werkplan Het werkplan kan nu worden aangevuld met een meetmethode. Controleer of het voorbereidende werk nog steeds correct is en vul aan. In het experiment kun je ervoor kiezen voor één ring een en meerdere spanningen te meten, voor alle ringen en wat minder spanningen, of meerdere herhalingsmetingen bij één enkele spanning. Bedenk zelf wat (voor jou) het beste werkt en leg uit waarom je voor die opzet kiest. Houd rekening met de beschikbare tijd. Hoe meet je nauwkeurig de stralen, en welke onzekerheid moet je aan de meetwaarden toekennen? Welke stappen zijn noodzakelijk om de gemeten stralen om te werken tot een golflengte? in welke vorm rapporteer je je resultaten op een zo overtuigend mogelijke wijze (getal, berekening, tabel, grafiek)? Leg indien nodig het werkplan voor aan de assistent of docent. 8 Uitvoer Voer het werkplan uit als gepland en rapporteer en verwerk de resultaten. Produceer een antwoord op de onderzoeksvragen. 6 Discussie Het is gebruikelijk om wanneer een onderzoek is uitgevoerd in een discussie de relevantie of waarde van het behaalde resultaat te bespreken, en eventuele verbeteringen in de onderzoeksmethodiek. 9 Discussie Bespreek nadat je de materiegolflengte van het elektron experimenteel bepaald uit de diffractieringen in een korte discussie tenminste de volgende punten: hoe nauwkeurig zijn de bepaalde golflengtes? hoe vergelijken de bepaalde waarden met de hypothesen? Zijn er systematische verschillen?

Zijn er verbetermogelijkheden in de gevolgde methodiek. Welke grootheden moeten bijvoorbeeld nauwkeuriger worden gemeten? Vergelijk de theoretisch en de experimenteel bepaalde waarden van de materiegolflengte van het elektron. Hoe groot is de afwijking (in %) tussen de theoretisch en de experimenteel bepaalde waarden van λ? Appendix Speciale relativiteitstheorie, energie en impuls Einstein leidde uit de speciale relativiteitstheorie af dat de relativistische energie van een object gegeven wordt door EE = mm 0 2 cc 4 + pp 2 cc 2. Hier is pp de impuls van het object, cc de lichtsnelheid en mm 0 de zogenaamde rustmassa (de massa die het object heeft als het in rust is). Controleer zelf dat de energie van een object in rust gelijk is aan de rustenergie EE = mm 0 cc 2, een uitdrukking die je ongetwijfeld zult kennen. Een object in beweging heeft ook nog een kinetische bijdrage aan de energie. Je kunt laten zien dat bij lage snelheden die kinetische energie gelijk is aan de klassieke kinetische energie 1 2 mm 0vv 2. Een foton heeft geen massa, maar blijkens bovenstaande uitdrukking wel kinetische energie, en daarom ook een impuls. Verifieer zelf dat EE = h cc/λλ = pp cc, waarmee de uitdrukking voor de impuls uit Sectie 1 wordt gevonden. Benadering van ssssss θθ en tttttt 2222 voor kleine hoeken θθ In de afleiding van Vgl. (4) hebben we gebruik gemaakt van de z.g. kleine-hoekbenadering voor sin θθ in Vgl. (2) en tan 2θθ in Vgl. (3). In deze paragraaf rekenen we kort uit wat de systematische afwijking is die op deze manier gemaakt wordt. Herinner je eerst dat tan 2θθ = sin 2θθ / cos 2θθ en verder dat sin 2θθ = 2 sin θθ cos θθ. De exacte versie van Vgl. (4) is dus λλ = dd rr cos 2θθ, oftewel ll cos θθ cos 2θθ 1. cos θθ Bij θθ = 0 graden is deze relatie exact, en hoe groter de hoek, hoe sterker de waarde van de breuk van 1 gaat afwijken. De afstand van het grafietfolie tot het fluorescerend scherm is (maximaal) 13,5 cm. Bij de straal van het fluorescerend scherm van 4,35 cm is de hoek 2θθ 17,9 graden en de waarde van de breuk ongeveer 0,963. In de praktijk zul je geen stralen meten groter dan 2,5 cm vanwege te lage intensiteit. De hoek 2θθ is dan ongeveer 10 graden en de waarde van de breuk 0,985. Hierbij komt nog dat een tweede effect dat we niet meenemen, dat de straal wordt afgelezen op het gekromde oppervlak van de bol en niet op een vlak scherm, een systematische afwijking geeft tegenovergesteld aan de afwijking van de kleine-hoekbenadering compenseert. Ter indicatie: bij een straal van 2,5 cm wordt de correctiefactor 1,024.