Sport & Gezondheid Arnhem, Juli 2012
Positieve gezondheidseffecten van sporten en bewegen Er zijn een aantal aandoeningen waarvan bewezen is dat het risico hierop wordt verkleind, of de aandoening kan worden verminderd, door sporten en bewegen: - Hart- en vaatziekten - Overgewicht/obesitas - Osteoporose - Beroertes -Hypertensie - Lage rugklachten - Diabetes type II - Vroegtijdig overlijden - Algemene gezondheid/fitheid Daarnaast kan sport en bewegen ook de kwaliteit van leven of de algemene fitheid en gezondheidstoestand verbeteren bij een aantal (chronische) aandoeningen: - COPD - Kanker - Reumatische aandoeningen Bronnen: - Baarveld, F., Backx, F.J.G. & Voorn, B. (red). (2009) - Physical Activity Guidelines Advisory Committee (2008)
Negatieve gezondheidseffecten van sporten en bewegen: sportblessures Het aantal blessures per jaar ligt rond de 3.700.000. Onderstaande tabel geeft het aantal sportblessures weer van door het Ministerie van VWS benoemde risicosporten: Sport Aantal beoefenaren Aantal blessures* Blessures/1000uur sport Veldvoetbal 1.400.000 620.000 3,8 Zaalvoetbal 330.000 100.000 10,3 Paardrijden 360.000 57.000 0,99 Hockey 260.000 120.000 4,1 Volleybal 540.000 170.000 4,5 Tennis 1.000.000 220.000 3,1 Schaatsen 550.000 Skiën 610.000 63.000 2,3 Hardlopen 1.400.000 390.000 5,2 Wielrennen/tourfietsen 1.500.000 Mountainbiken 470.000 Sport totaal 11.000.000 3.700.000 1,9 * gemiddeld aantal blessures tussen 2008 en 2011 geen cijfers bekend Bron: - Consument en Veiligheid (2011)
Negatieve gezondheidseffecten van sporten en bewegen: doping Het gebruik van doping kan op twee manieren tot negatieve gezondheidsgevolgen leiden: - gevolgen gekoppeld aan het gebruik van (te veel of een verkeerde combinatie van) middelen - gevolgen door het gebruik van vervuilde middelen Het IVO verricht eens per vier jaar onderzoek naar het middelengebruik onder de algemene Nederlandse bevolking. In het onderzoek wordt gevraagd naar het gebruik van tabak, alcohol, verschillende soorten harddrugs (o.a. cannabis, heroïne) en prestatieverbeterende middelen. Volgens de cijfers uit dit onderzoek gebruikt 2,8% van de mannen en 0,4% van de vrouwen prestatieverhogende middelen. Bronnen: - Baarveld, F., Backx, F.J.G. & Voorn, B. (red). (2009) - Rooij, A. J. van, Schoenmakers, T. M., Mheen, D. van de, (2011)
(In)activiteit van de Nederlander: Activiteits- en inactiviteitsnormen Er zijn in Nederland verschillende normen om de lichamelijke activiteit of inactiviteit van een persoon te kwalificeren: Norm NNGB Fitnorm Combinorm Inactiviteitsnorm Sedentaire gedragsnorm Leeftijdsgroep Jongeren ( jaar) Volwassenen (18-55 jaar) Senioren (55 jaar en ouder) Voor alle leeftijdsgroepen gelijk Voor alle leeftijdsgroepen gelijk Jongeren ( jaar) Volwassenen (18-55j.) Senioren (55+) Jongeren ( jaar) Volwassenen, senioren Frequentie 7 dagen p. w. 5 dagen p. w. 5 dagen p. w. 3 dagen p.w. Voldoen aan één van beide normen <2 dagen p. w. 0 dagen p. w. 0 dagen p. w. Per dag tijdsduur 60 min. 20 min. 60 min. 2 uur Geen norm beschikbaar Intensiteit Matig intensief ( 5 MET) Matig intensief ( 4 MET) Matig intensief ( 3 MET) Zwaar intensief Matig intensief ( 5 MET) Matig intensief ( 4 MET) Matig intensief ( 3 MET) Computeren, TV/DVD kijken Bron: - Hildebrandt, V.H., Chorus, A.M.J. en Stubbe, J.H. (2010)
Meten in MET s Op de vorige pagina is de mate van intensiteit weergegeven in MET s. MET staat voor metabolic equivalent. Dit is een gestandaardiseerde waarde die kan worden gebruikt om verschillende activiteiten met elkaar te vergelijken. 1 MET is het standaard energieverbruik (per kg. lichaamsgewicht per uur) tijdens rustig zitten. Bij een activiteit van 5 MET gebruik je ongeveer 5x zoveel energie dan tijdens rustig zitten. Bron: - Ainsworth, B.E., Haskell, W.L., Whitt, M.C., Irwin, M.L., Swartz, A.M., Strath, S.J., Leon, A.S. (2000)
Lichamelijke (in)activiteit onder de Nederlandse bevolking In onderstaande tabel zijn de percentages weergegeven waarin de Nederlandse bevolking tussen 2006 en 2009 voldeed aan de diverse (in)activiteitsnormen: Jaar % NNGB % fitnorm % combinorm % inactiviteitsnorm % sedentaire gedragsnorm Leeftijd 4-11* 2006 26,9 59,5 27,4 20,2 46,9 67,7 13,5 5,3 57,9 2007 19,2 58,7 29,4 16,3 43,3 64,0 13,1 5,2 57,9 2008 25,8 60,3 35,5 20,8 47,3 67,9 16,6 6,1 57,3 2009 21,9 60,9 31,9 23,5 45,7 68,2 13,6 * Alleen voor deze leeftijdsgroep is een sedentaire gedragsnorm omschreven 5,5 57,3 Bron: Hildebrandt, V.H., Chorus, A.M.J. en Stubbe, J.H. (2010)