EUROPEES PARLEMENT 004 Commissie verzoekschriften 009 9.0.007 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift 077/007, ingediend door Dominique Voillemot (Franse nationaliteit), hoofd van de Franse delegatie van de balies, gesteund door de voorzitter van de Raad van de Balies van de Europese Gemeenschap, tegen Richtlijn 005/60/EG van 6 oktober 005 tot voorkoming van het witwassen van geld en terrorisme. Samenvatting van het verzoekschrift Onder verwijzing naar de eerdere Richtlijn 00/97/EG van 4 december 00, die het onderwerp vormt van verzoekschrift 693/003 dat als protest door de voorzitter van de balie van Parijs werd ingediend en thans nog in behandeling is, vecht indienster de nieuwe Richtlijn 005/60/EG van 6 oktober 005 aan omdat daarin de twee voorafgaande richtlijnen (9/308/EEG en 00/97/EG) met elkaar worden gecombineerd, wat naar haar oordeel slechts wordt gedaan om de daarin besloten liggende eis te benadrukken dat juristen naast de andere aspecten van hun functie ook, en vooral, beschikbaar dienen te zijn als bron van vertrouwelijke financiële informatie. Ten eerste wijzen de ondertekenaars erop dat de nieuwe wetgevende tekst een uitzondering vormt doordat hij aan het Parlement en de Raad werd voorgelegd terwijl de Commissie nog geen evaluatie van de toepassing ervan had ingediend met betrekking tot juristen als onafhankelijke beroepsbeoefenaars, zoals in artikel 7 van de eerdere richtlijnen werd verlangd. Ten tweede protesteren de vertegenwoordigers van de juristen ertegen dat er in de nieuwe wetgeving, waarmee wordt geprobeerd de wetten van de lidstaten te harmoniseren, verwezen wordt naar begrippen uit het strafrecht, zoals straffen voor gepleegde misdrijven (zoals nader omschreven in artikel 3, lid 5f), die in de afzonderlijke lidstaten onvermijdelijk van elkaar verschillen. Zo houdt de nieuwe richtlijn onder andere een verscherping in van de verplichting om verdachten te observeren die mogelijk worden benaderd om zwart geld wit te wassen, en van de meldingsplicht die aan zelfregulerende lichamen wordt opgelegd. Kortom, de raden van de balies menen dat de CM\69399.doc PE 396.63v0-00 Externe Vertaling
nieuwe richtlijn voorbijgaat aan de onafhankelijkheid waarmee juristen hun beroep moeten uitoefenen en die de grondslag vormt voor de vertrouwensrelatie welke zij met hun cliënten opbouwen. Onder de nieuwe wet- en regelgeving wordt het beroepsgeheim beschouwd als een uitzondering op de plicht om informatie te verschaffen aan de instanties die verantwoordelijk zijn voor de bestrijding van witwaspraktijken en terrorisme, en wel in die mate dat het eerder gepast zou zijn om te spreken van een optie om verkregen informatie vertrouwelijk te behandelen. In het verzoekschrift wordt in het bijzonder verwezen naar artikel 3 van de richtlijn. Derhalve verzoeken indieners het Parlement om, handelend krachtens artikel 9, tweede lid, van het verdrag, van de Commissie te verlangen dat er bij de richtlijn van 6 oktober 006 een amendement wordt ingediend om juristen van de werking daarvan uit te sluiten.. Ontvankelijkheid Ontvankelijk verklaard op 3 juni 007. De Commissie is om inlichtingen verzocht (artikel 9, lid 4 van het Reglement). 3. Antwoord van de Commissie, ontvangen op 9 oktober 007 Achtergrond Het Europees wettelijk kader voor de preventie van witwaspraktijken is op 6 oktober 005 bij Richtlijn 005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, gemoderniseerd. Reden hiervoor was de aanneming in 003 van de Veertig Aanbevelingen voor het bestrijden van het witwassen van geld door de Financiëleactiegroep (FATF, de organisatie die op internationaal niveau de normen op dit terrein vaststelt). In juni 003 bereikte de FATF overeenstemming over een ingrijpende herziening van de Veertig Aanbevelingen. De herziening was mede gebaseerd op de opgedane ervaringen en bedoeld voor het versterken van de maatregelen die nodig zijn om het verschijnsel van het witwassen van geld doeltreffender te bestrijden. Op een aantal terreinen werden de aanbevelingen gedetailleerder uitgewerkt, met name op het gebied van cliëntidentificatie en - verificatie, de situaties waarin een hoger witwasrisico uitgebreidere maatregelen kan rechtvaardigen, en de situaties waarin een verlaagd risico juist minder strenge controles kan rechtvaardigen. Gezien de internationale verplichtingen was aanneming van Richtlijn 005/60/EG een politieke prioriteit voor de Raad, het Parlement en de Commissie. Niet alleen werd de richtlijn al in eerste lezing aangenomen, maar het was ook een snelle aanneming: elf maanden nadat de Commissie haar voorstel had ingediend, werd het al in stemming gebracht in het Parlement. PB L 309 van 5..005, blz. 5. Voorstel van de Commissie van 30.6.004, COM(004)448. PE 396.63v0-00 /5 CM\69399.doc
Voor de duidelijkheid: de bestaande Richtlijn 99/308/EEG werd ingetrokken om van de nieuwe Richtlijn 005/60/EG een autonome tekst te maken. De nieuwe richtlijn uit 005 bouwt echter voort op het bestaande acquis en de bestaande bepalingen. Deze continuïteit geldt met name de behandeling van bepaalde beroepsbeoefenaren, een punt waarbij tijdens het opstellen van de nieuwe richtlijn geen vraagtekens werden geplaatst. Onder Richtlijn 005/60/EG vallen beoefenaren van een juridisch beroep (naast andere beroepsbeoefenaren die werkzaam zijn buiten de financiële sector) nog steeds onder het werkingsgebied van de regeling voor het bestrijden van witwaspraktijken, zeker als het gaat om de verplichting tot cliëntidentificatie, het melden van verdachte transacties van cliënten die mogelijk wijzen op witwasactiviteiten, alsook andere, bijkomstige verplichtingen. De juridische stand is aan deze verplichtingen onderworpen als gevolg van daartoe strekkende wijzigingen die in 00 in de richtlijn van 99 werden aangebracht. De definitieve tekst van 00 betreffende het werkingsgebied van de in de richtlijn neergelegde verplichtingen voor juristen, is het resultaat van een bemiddelingsprocedure tussen het Parlement en de Raad en is in de tekst van 005 gehandhaafd.. De klacht Indieners wijzen erop dat de Commissie Richtlijn 005/60/EG aan het Parlement en de Raad voorlegde zonder dat ze het effect van de toepassing van Richtlijn 99/308/EEG op de juridische stand had onderzocht, zoals in artikel van Richtlijn 00/97/EG was voorgeschreven. Voorts menen indieners dat de richtlijn ten aanzien van de nieuwe definitie van ernstige strafbare feiten voor onvoldoende harmonisatie zorgt. Tot slot zijn indieners van mening dat Richtlijn 005/60/EG onvoldoende rekening houdt met de onafhankelijkheid waarmee juristen hun beroep moeten kunnen uitoefenen en met de voorschriften inzake het beroepsgeheim. Indieners verzoeken de Commissie een voorstel tot wijziging van de richtlijn in te dienen dat ertoe strekt dat juristen buiten het werkingsgebied van de richtlijn vallen. Dit verzoekschrift is een vervolg op verzoekschrift 693/003, dat eveneens door de vertegenwoordigers van de Franse balie is ingediend en eveneens betrekking had op Richtlijn 9/308 als gewijzigd bij Richtlijn 00/97. De Commissie gaf in 004 commentaar op dit verzoekschrift (doc. PE 343.98 van 30 juni 004). Verzoekschrift 693/003 is door het nieuwe verzoekschrift overbodig geworden. Commentaar van de Commissie Wat betreft de rol van juristen voorziet Richtlijn 005/60/EG in een aantal waarborgen voor juristen bij de uitoefening van wat als hun traditionele rol wordt gezien, namelijk het verlenen van rechtsbijstand. Ten eerste vallen beoefenaren van een juridisch beroep (in tegenstelling tot andere beroepsbeoefenaren die werkzaam zijn buiten de financiële sector) alleen in specifieke gevallen binnen het werkingsgebied van de richtlijn, namelijk wanneer ze hun cliënt bijstand verlenen bij het plannen of uitvoeren van transacties die betrekking hebben op bepaalde, op een lijst vermelde, typen eigendom, bij het plannen of uitvoeren van financiële of Richtlijn 9/308/EEG van 4 december 00 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld, PB L 66 van 8.6.99, blz. 77. Richtlijn 00/97/EG van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 99/308/EG van de Raad, PB L 344 van 8..00, blz.76. CM\69399.doc 3/5 PE 396.63v0-00
ondernemingstransacties, of wanneer ze optreden in naam en voor rekening van hun cliënt bij financiële of onroerendgoedtransacties. Ten tweede bepaalt de richtlijn in artikel 3, lid, uitdrukkelijk dat de lidstaten niet gehouden zijn leden van de juridische stand te verplichten vermoedens van witwaspraktijken te melden wanneer die vermoedens voortkomen uit de inlichtingen die zij van een van hun cliënten ontvangen of over een van hun cliënten verkrijgen wanneer zij de rechtspositie van hun cliënt bepalen dan wel in of in verband met een rechtsgeding verdedigen of vertegenwoordigen, met inbegrip van advies over het instellen of vermijden van een rechtsgeding, ongeacht of dergelijke informatie vóór, gedurende of na een dergelijk geding wordt ontvangen of verkregen. In dit verband moet worden opgemerkt dat het Hof van Justitie in een recent arrest uitdrukkelijk bevestigt dat de informatieplicht zoals die in de richtlijn van 99 is vervat (de tekst van de richtlijn van 005 is identiek) geen inbreuk maakt op het recht op een eerlijk proces zoals dat bij artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is gewaarborgd. Meer in het bijzonder verklaarde het Hof dat (d)e verplichtingen om de voor de bestrijding van het witwassen van geld verantwoordelijke autoriteiten te informeren en met hen samen te werken, die zijn bepaald in artikel 6, lid, van Richtlijn 9/308/EEG van de Raad van 0 juni 99 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld, zoals gewijzigd bij Richtlijn 00/97/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 december 00, en van toepassing verklaard op advocaten in artikel bis, punt 5, van deze richtlijn, maken geen inbreuk op het recht op een eerlijk proces zoals dit wordt gewaarborgd door artikel 6 EVRM en artikel 6, lid, EU. Uit het oogpunt van de Commissie spelen beoefenaren van een juridisch beroep net als banken en andere financiële instellingen en tal van andere beroepsgroepen en activiteiten een belangrijke rol bij de preventie van en de strijd tegen witwaspraktijken en de financiering van terrorisme. De Commissie is van mening dat in de richtlijn sprake is van een redelijk evenwicht tussen de verschillende belangen die in het geding zijn. Wat betreft de definitie van ernstige strafbare feiten in Richtlijn 005/60/EG, meent de Commissie dat deze in overeenstemming is gebracht met de definitie van ernstige strafbare feiten in het Kaderbesluit van de Raad van 6 juni 00 inzake het witwassen van geld, de identificatie, opsporing, bevriezing, inbeslagneming en confiscatie van hulpmiddelen en van opbrengsten van misdrijven (00/500/JBZ). Tot slot, wat betreft het onderzoek naar het effect van Richtlijn 99/308/EEG, als gewijzigd in 00, op de juridische stand, merkt de Commissie op dat dit onderzoek in 005 en 006 is uitgevoerd, nadat een voldoende groot aantal lidstaten de nieuwe verplichtingen die door de alii. Europees Hof van Justitie, arrest van 6 juni 007, zaak C-305/05, Ordre des barreaux francophones et PB L 8 van 5.7.00, blz.. PE 396.63v0-00 4/5 CM\69399.doc
wijzigingen van 00 waren ingevoerd, had omgezet in nationaal recht. Conclusie In het licht van bovenstaande toelichting is de Commissie momenteel niet van plan een wijziging op Richtlijn 005/60/EG voor te stellen die ertoe strekt dat juristen buiten het werkingsgebied van de richtlijn vallen. Werkdocument van de Commissie van 9..006, The application to the legal profession of Directive 9/308/EEC on the prevention of the use of the financial system for the purpose of money laundering, SEC(006)793. CM\69399.doc 5/5 PE 396.63v0-00