Antwerpen (burg.) (6e k.) nr. 2013/AR/1990, 17 januari 2017 (rolnr : 2013/AR/1990)

Vergelijkbare documenten
Antwerpen (burg.) (6e k.) nr. 2014/AR/2520, 19 april 2016 (rolnr : 2014/AR/2520)

DE BURGERLIJKE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG, ZITTING HOUDENDE TE HASSELT, ELFDE KAMER, HEEFT HET VOLGENDE VONNIS UITGESPROKEN:

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister van. Financiën, wiens kabinet gevestigd is te Brussel, Wetstraat 12,

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Arbeidshof te Brussel

Hof van Cassatie van België

Rolnummer Arrest nr. 190/2011 van 15 december 2011 A R R E S T

Fke: 2009/AR/296I EINDAR~~ST. Rep. rif.: Zitting van: Nummer:

Hof van Cassatie van België

Hof van beroep Antwerpen

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

A.R. nr. 2011/AB/663. rep.nr. 2012/1332 ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST. OPENBARE TERECHTZITTING VAN 10 MEl 2012

6tt161. 4fi HET HOF VAN BEROEP TE BRUSSEL. zetelend in burgerlijke zaken, na beraad, wijst volgend arrest

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Arbeidshof te Brussel

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Arbeidshof te Brussel

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST OPENBARE TERECHTZITTING VAN 2 JUNI DE KAMER Arbeidsongeval Tegensprekelijk Definitief.

Hof van beroep Antwerpen

Hof van beroep Antwerpen. Arrest

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Hof van Cassatie van België

ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN Afdeling Antwerpen ARREST A.R. 2009/AA/408. Rep. Nr. Vierde kamer OPENBARE TERECHTZITTING VAN ZEVEN JUNI TWEEDUIZEND EN TIEN

Hof van Beroep van Gent - Arrest dd. 5 oktober Rol nr 2001-ar Aanslagjaren 1994 tot 1996

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van beroep Antwerpen

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Arbeidshof te Brussel

Arbeidshof te Brussel

chgf /[ ~30 ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

OPENBARE TERECHTZITTING VAN 18 MAART DE KAMER Arbeidsongeval Op tegenspraak Definitief + verzending naar de Arbeidsrechtbank te Tongeren

Vonnis van de Rechtbank van eerste aanleg van Antwerpen dd. 16 december 2005

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Turnhout

Hof van Cassatie van België

TWEEDUIZEND EN TWAALF. bediendecontract. tegenspraak. definitief. In de zaak : BVBA B.,

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

, weduwe van de heer. wonende te Zele, te Zele, wettelijke erfgenaam van de. heer, wonende te ZeleJ

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van beroep Antwerpen

OPENBARE TERECHTZITTING VAN 13 FEBRUARI In de zaak: Mevrouw D.M. Ann, wonende te [xxx],

Hof van beroep Antwerpen

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Vonnis van de Rechtbank van eerste aanleg van Leuven dd. 4 maart Rol nr A - Aanslagjaar 1994

Hof van beroep Antwerpen

Vonnis van de Rechtbank van eerste aanleg van Gent dd. 19 mei 2005

Transcriptie:

Rechtspraak - PB / Ven.B PB/Ven.B Antwerpen (burg.) (6e k.) nr. 2013/AR/1990, 17 januari 2017 (rolnr : 2013/AR/1990) PB/Ven.B Samenvatting niet beschikbaar. 1. V.T., 2. B.J., beiden wonende te (...) eisers in hoger beroep, vertegenwoordigd door Mr. LAUWERS Patrick, advocaat te 3510 KERMT, Heerstraat 1 tegen het vonnis van de Rechtbank van eerste aanleg te Hasselt van 24 april 2013 tegen DE BELGISCHE STAAT, Federale Overheidsdienst Financiën, 1000 BRUSSEL, Wetstraat 12, in de persoon van de Minister van Financiën, vertegenwoordigd door de Adviseur Maes Benny A.F., met kantoor te 3700 TONGEREN, Verbindingsstraat 26 verweerder in hoger beroep, vertegenwoordigd door Mr. Gevers loco Mr. VAN HUFFELEN Marc, advocaat te 2100 DEURNE (ANTWERPEN), Bisschoppenhoflaan 645/3 Gelet op de door de wet vereiste processtukken in behoorlijke vorm overgelegd waaronder een eensluidend afschrift van het bestreden vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Hasselt van 24 april 2013, waarvan geen akte van betekening wordt voorgelegd, alsmede het verzoekschrift tot hoger beroep, neergelegd ter griffie van het hof van beroep te Antwerpen op 3 juli 2013, waarbij een naar vorm en termijn regelmatig en ontvankelijk hoger beroep wordt ingesteld. Gelet op het tussenarrest van 9 december 2014 waarbij het hof het hoger beroep toelaatbaar en gegrond verklaart en de heropening der debatten beveelt. Gelet op de herneming van de zaak voor de anders samengestelde zetel van de zesde kamer van het hof. 1. De feiten en de voorafgaande procedure 1.1. Het hof verwijst voor wat de onderliggende feiten en de voorafgaande procedure betreft naar de uiteenzetting in het tussenarrest van 9 december 2014, die voor zoveel als nodig wordt hernomen en als herhaald dient te worden beschouwd. De oorspronkelijke betwisting had betrekking op in hoofde van eisers in hoger beroep gevestigde aanslagen in de personenbelasting voor de aanslagjaren 2003 en 2004 en meer bepaald de aftrekbaarheid van een aantal door eiser 1/5

in hoger beroep vermelde beroepskosten. Het bezwaar van eisers in hoger beroep tegen deze aanslagen werd afgewezen bij beslissingen van de gewestelijk directeur van het controlecentrum Tongeren Genk van 29 januari 2007 (aanslagjaar 2003) en 24 juli 2007 (aanslagjaar 2004). Eisers in hoger beroep hebben vervolgens vorderingen in rechte ingesteld bij de rechtbank van eerste aanleg te Hasselt. Bij vonnis van 24 april 2013 heeft de rechtbank deze vorderingen ontvankelijk doch ongegrond verklaard. Tegen dit vonnis hebben eisers in hoger beroep bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het hof op 3 juli 2013, hoger beroep ingesteld. 1.2. Bij tussenarrest van 9 december 2014 verklaart het hof het hoger beroep van V.T. en B.J. toelaatbaar en gegrond; hervormt het bestreden vonnis en verklaart de vordering van V.T. en B.J. gegrond. Het hof vernietigt de in hoofde van V.T. en B.J. gevestigde aanslagen in de personenbelasting voor aanslagjaar 2003, artikel 545618 en aanslagjaar 2004, artikel 645477 en beveelt de terugbetaling van alle bedragen die uit hoofde van de aldus vernietigde aanslagen ten onrechte werden betaald en / of ingehouden, vermeerderd met de moratoriumintresten overeenkomstig artikel 418 WIB 92. Het hof beveelt de heropening der debatten teneinde de procedure te regelen indien de Belgische Staat binnen de wettelijke termijn een subsidiaire aanslag ter beoordeling aan het hof voorlegt en / of standpunt in te nemen over de begroting van de kosten. Het hof oordeelt dat de betwiste aanslagen die zijn gesteund op het feit dat eisers in hoger beroep niet zijn ingegaan op de onterechte vraag van de administratie tot voorlegging van stukken, nietig zijn. 1.3. Bij conclusie, neergelegd ter griffie van het hof op 3 juni 2015, vordert de Belgische Staat om de bijgevoegde subsidiaire aanslagen voor aanslagjaar 2003, artikel 545001 (voor een te betalen bedrag van 4.134,14 euro) en voor aanslagjaar 2004, artikel 545002 (voor een te betalen bedrag van 1.920,31 euro), geldig en invorderbaar te verklaren en eisers in hoger beroep te veroordelen tot de kosten van het geding, begroot op 1.210,00 euro. 2. De vorderingen en standpunten van partijen 2.1. De Belgische Staat vordert om de voorgelegde subsidiaire aanslagen in de personenbelasting aanslagjaar 2003, artikel 545001 en aanslagjaar 2004, artikel 545002 geldig en invorderbaar te verklaren en eisers in hoger beroep te veroordelen tot de kosten van het geding, begroot op 1.210,00 euro. De Belgische Staat stelt dat de in hoofde van eisers in hoger beroep aangegeven werkelijke kosten die in aftrek van de activiteit als bedrijfsleider worden gebracht worden bepaald op: aanslagjaar 2003, inkomsten 2002, vooropgestelde kost in aangifte: 14.690,79 8.470,00 = 6.220,79 euro, aanslagjaar 2004, inkomsten 2003, vooropgestelde kost in aangifte: 8.788,76 3.850,00 = 4.938,76 euro. Volgens de Belgische Staat kan een bedrijfsleider zijn mandaat en de daaraan verbonden activiteit niet uitgeven aan buitenstaanders derden. De administratie doet gelden dat het gaat om ofwel kosten van de NV VANHAN dan wel om kosten die door eiser in hoger beroep werden gemaakt in het kader van zijn activiteit als zelfstandig boekhouder, waarvoor hij in de ingediende aangiften onder de rubriek baten van vrije beroepen, ambten, posten of andere winstgevende bezigheden forfaitaire beroepskosten in aftrek brengt. Hij kan deze kosten niet tweemaal in aftrek brengen. 2.2. Eisers in hoger beroep vorderen de vordering tot geldig en invorderbaar verklaring ontvankelijk doch ongegrond te verklaren; terugbetaling te bevelen van alle sommen die op de aldus vernietigde of ontheven aanslagen werden geïnd, vermeerderd met de moratoriumintresten zoals voorzien bij artikel 418 WIB 92; de kosten van het geding, waaronder de rechtsplegingsvergoeding, zowel in eerste aanleg als in beroep als voor de procedure van de 2/5

vestiging van de subsidiaire aanslagen, begroot op in totaal 3.410,00 euro ten laste te leggen van de Belgische Staat. Eisers in hoger beroep zijn van oordeel dat de kosten van de diensten voor een bedrag van 8.470,00 euro voor aanslagjaar 2003 en van 3.811,50 euro voor aanslagjaar 2004 ten onrechte verworpen werden als zijnde beroepskosten die in mindering komen van de bedrijfsleidersbezoldiging. Deze kosten waren er wel degelijk op gericht om zijn bedrijfsleidersbezoldiging te verkrijgen of te behouden, zodat deze kosten wel degelijk aftrekbaar zijn als beroepskosten van zijn bedrijfsleidersbezoldiging. De subsidiaire aanslagen zijn dan ook onjuist. 3. Beoordeling 3.1. De betwisting heeft (nog steeds) betrekking op de aftrekbaarheid van een aantal door eiser in hoger beroep V.T. vermelde beroepskosten. 3.1.1. - In de aangifte voor aanslagjaar 2003 doen eisers in hoger beroep aangifte van een bezoldiging als bedrijfsleider van eiser in hoger beroep van 24.113,40 euro (code 400) en van beroepskosten in zijn hoofde van 14.690,79 euro (code 406). Bij de aangifte is een overzicht gevoegd van de beroepskosten, o.m. kosten van internet, diensten, verzekeringen, erelonen advocaat, restaurantkosten, intresten en kosten zichtrekening, intresten leningen,. De administratie verwerpt thans de kosten opgenomen onder diensten voor een totaal bedrag van 8.470,00 euro (3.630,00 euro + 3.630,00 euro + 1.210,00 euro). In antwoord op de vraag om het beroepskarakter van deze kosten te omschrijven, antwoordt eiser in hoger beroep op 16 november 2005 als volgt: werken als bedrijfsleider die ik heb moeten uitgeven aan collegae omdat ik te weinig tijd had of omdat hun bekwaamheid in deze sterker was. Hiervoor hebben ze mij gefactureerd en ik heb hun betaald. 3.1.2. In de aangifte voor aanslagjaar 2004 doen eisers in hoger beroep aangifte van een bezoldiging als bedrijfsleider van eiser in hoger beroep van 24.490,00 euro (code 400) en van beroepskosten in zijn hoofde van 8.788,76 euro (code 406). Bij de aangifte is een overzicht gevoegd van de beroepskosten, o.m. kosten van internet, diensten, verzekeringen, restaurantkosten, intresten leningen, kosten en intresten zichtrekening,. De administratie verwerpt thans de kosten voor diensten ten bedrage van 3.850,00 euro. Het hof merkt op dat eiser in hoger beroep slechts een bedrag van 3.811,50 euro uit hoofde van diensten in aftrek heeft gebracht. Op de vraag om het beroepskarakter van deze kosten te omschrijven, antwoordt eiser in hoger beroep op 3 november 2006 het volgende: ik word betaald om studies en audit uit te voeren in mijn ambt. Omdat ik alle onderzoeken niet zelf kan uitvoeren wegens tijdsgebrek, huur ik collegae in om voor mij voorbereidend werk te verrichten. Als collegae ingehuurd worden voor opzoek en studiewerk, dan sturen zij een factuur voor dat werk en dan wordt die factuur betaald. Deze kost past dus volledig in artikel 49 WIB 92, want zij zijn gemaakt om in het belastbaar tijdperk belastbare inkomsten te verwerven of te behouden. 3.1.3. Volgens de administratie is een activiteit als bedrijfsleider een persoonsgebonden mandaat, verleend door de algemene vergadering der aandeelhouders en kan men dat mandaat en de daaraan verbonden activiteit niet uitgeven aan buitenstaanders derden. Wanneer eiser in hoger beroep doelt op zijn ambt bedoelt hij, volgens de administratie, duidelijk niet het mandaat als bedrijfsleider (want dat is geen ambt), maar wel zijn ambt als zelfstandig boekhouder, waarvoor hij in de ingediende aangiften in vak XIV onder de rubriek baten van vrije beroepen, ambten, posten of andere winstgevende bezigheden forfaitaire beroepskosten in aftrek brengt. Eiser in hoger beroep kan dezelfde kosten niet tweemaal in aftrek brengen, zijnde ten eerste als forfaitaire beroepskosten van zijn zelfstandige activiteit (ambt als boekhouder fiscalist) en ten tweede een deel van diezelfde kosten nogmaals in mindering brengen van zijn inkomsten als bedrijfsleider. De 3/5

administratie stelt dat eisers in hoger beroep niet voldoen aan de op hen rustende bewijslast. Verder stelt de administratie dat voor zover de NV VANHAN opdrachten voor studie en vorming zou uitbesteden aan derden, dit wel degelijk kosten zijn van de vennootschap en niet van haar bedrijfsleider. Eisers in hoger beroep voeren aan dat de betrokken kosten diensten betrekking hebben op werken, die eiser in hoger beroep in zijn functie als bedrijfsleider aan derden heeft moeten uitgeven omdat hij te weinig tijd had om deze zelf nog te verrichten. Eiser in hoger beroep was bestuurder van de NV VANHAN en daarvoor ontving hij een bedrijfsleidersbezoldiging. Hij was tijdens de betrokken jaren eveneens bestuurder van LVAB VZW (Limburgse Vereniging voor Accountants, Bedrijfsrevisoren, Belastingconsulenten, Boekhouders, Fiscalisten en aanverwante economische / juridische beroepen VZW) en werkend lid van de uitvoerende kamer van het BIBF (Beroepsinstituut van Erkende Boekhouders en Fiscalisten). Omwille van het feit dat de mandaten binnen het LVAB en het BIBF steeds meer tijd in beslag namen, heeft hij een aantal taken, die hij voor NV VANHAN vervulde en die omvat zaten in de bedrijfsleidersbezoldiging, uitbesteed aan derden. De betrokken kosten waren er derhalve wel degelijk op gericht om zijn bedrijfsleidersbezoldiging te verkrijgen of te behouden, zodat deze kosten wel degelijk aftrekbaar zijn als beroepskosten van zijn bedrijfsleidersbezoldiging. 3.2. Overeenkomstig artikel 49 WIB 92 zijn als beroepskosten aftrekbaar, de kosten die de belastingplichtige in het belastbare tijdperk heeft gedaan of gedragen om de belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden en waarvan hij de echtheid en het bedrag verantwoordt door middel van bewijsstukken of, ingeval zulks niet mogelijk is, door alle andere door het gemeen recht toegelaten bewijsmiddelen, met uitzondering van de eed. Als in het belastbare tijdperk gedaan of gedragen worden beschouwd de kosten die in dat tijdperk werkelijk zijn betaald of gedragen of het karakter van zekere en vaststaande schulden of verliezen hebben verkregen en als zodanig zijn geboekt. De bewijslast van het bedrag, de werkelijkheid en het beroepskarakter van de kosten die de belastingplichtige wil aftrekken van zijn bruto-inkomsten, rust altijd op de belastingplichtige. De administratie moet alleen het bewijs leveren van het gebrek aan verantwoording door de belastingplichtige. In deze betwist de administratie niet dat de betrokken kosten door eiser in hoger beroep werden gedaan of gedragen tijdens de in betwisting zijnde belastbare perioden en betwist zij evenmin het bedrag en de echtheid van deze kosten. De betwisting heeft uitsluitend betrekking op de vraag of de betrokken kosten zijn gedaan of gedragen met het oog op het verkrijgen of behouden van de bedrijfsleidersbezoldigingen. Volgens de administratie hebben de kosten ofwel betrekking op de NV VANHAN ofwel op de activiteit uit hoofde waarvan eiser in hoger beroep baten genoot en waarvoor hij forfaitaire kosten in aftrek bracht. Het hof oordeelt dat het feit dat een belastingplichtige zijn beroepsactiviteit uitoefent binnen een vennootschap en de opbrengsten van zijn activiteit aan deze vennootschap worden toegerekend niet belet dat hij nog eigen beroepskosten kan hebben die bij toepassing van artikel 49 WIB 92 voor aftrek in aanmerking komen. De omstandigheid dat de beroepswerkzaamheid binnen de vennootschap wordt georganiseerd en deze, naast het genieten van de opbrengsten ook de voornaamste beroepskosten draagt, doet daaraan geen afbreuk. Het hof oordeelt dat een bedrijfsleider niet enkel taken uitoefent die onder het eigenlijke leiding geven in de vennootschap vallen, maar tevens opdrachten kan uitoefenen die tot de eigenlijke activiteit van de vennootschap behoren en die zich van de leidinggevende taken onderscheiden. De bedrijfsleider mag op grond van artikel 49 WIB 92 de kosten aftrekken, die hij in de uitoefening van zijn beroepsactiviteit maakt, voor zover hij die kosten maakt om zijn belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden. Daarbij moet de concrete totale werkzaamheid van de bedrijfsleider in aanmerking genomen worden. Ook de kosten die worden gemaakt binnen het kader van de werkzaamheid die niet uit leidinggevende taken bestaat, kunnen door de bedrijfsleider afgetrokken worden. Onder die kosten vallen ook de bedragen door de bedrijfsleider betaald aan derden voor de uitvoering van taken voor de vennootschap en die omvat zijn in zijn bedrijfsleidersbezoldiging. De betrokken kosten (8.470,00 euro voor aanslagjaar 2003 en 3.811,50 euro voor aanslagjaar 2004) zijn dus wel 4/5

degelijk aftrekbaar als beroepskosten van de bedrijfsleidersbezoldiging van eiser in hoger beroep. 3.3. De vordering van de Belgische Staat tot geldig en invorderbaar verklaring van de voorgelegde subsidiaire aanslagen is dan ook ongegrond. De Belgische Staat dient veroordeeld te worden tot de kosten van het geding in beide aanleggen, zoals hierna begroot, met dien verstande dat er geen reden is om aan eisers in hoger een afzonderlijke rechtsplegingsvergoeding toe te kennen voor de vordering in verband met subsidiaire aanslagen, nu er geen sprake is van een afzonderlijk geding. 4. Beslissing Het hof beslist bij arrest op tegenspraak. De rechtspleging verliep in overeenstemming met de wet van 15 juni 1935 op het gebruik van de taal in gerechtszaken. Het hof herneemt de zaak voor de gewijzigde samenstelling van de zetel van de zesde kamer en werkt het tussenarrest van 9 december 2014 verder uit. Het hof verklaart de vordering van de Belgische Staat tot het geldig en invorderbaar verklaren van de voorgelegde subsidiaire aanslagen toelaatbaar maar ongegrond en wijst ze af. Het hof veroordeelt de Belgische Staat tot de kosten van het geding in beide aanleggen, in hoofde van eisers in hoger beroep vereffend op 1.210,00 euro rechtsplegingsvergoeding eerste aanleg en 1.320,00 euro rechtsplegingsvergoeding hoger beroep. Dit arrest werd uitgesproken in de openbare zitting van 17 januari 2017 door D. WOUTERS, Voorzitter M. GHYSELEN, Raadsheer I. TRAEST, Raadsheer L. KAM, Griffier ARREST 300100086 mnrs12761376 5/5