UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR

Vergelijkbare documenten
UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

Boekhouding verenigingen 28 februari Sylvia Thienpont

Barometer van de verenigingen en stichtingen 28/01/19

VZW en financiële rapportering

Materieel belang in de jaarrekening. Nationale Verslaggevingsdag 26 juni 2012 Ton Meershoek Hoofd toezicht financiële verslaggeving

Public Value Een introductie

Alternatieve financiële prestatie-indicatoren. Toezicht Kwaliteit Accountantscontrole & Verslaggeving

FINANCIËLE ANALYSE EN RATIO S

TITLE Feitelijke vereniging of VZW?

JAARREKENING IN EURO

Omzendbrief Welzijn en Gezondheid 2005/001

Structurele ondernemingsstatistieken

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

Resultaten Bedrijven Census 2014: hoe is de administratie van bedrijven op Curacao geregeld?

JAARREKENING IN EURO

Richtlijnen financieel verslag 2013 voor vrijwilligersorganisaties

Nieuwe boekhoudwetgeving op komst

Modelverslagen met betrekking tot de statistieken

Het wel en wee van de vzw Deel 3 De boekhoudkundige en controleverplichtingen

EUR JAARREKENING IN EURO

JAARREKENING IN EURO

JAARREKENING IN EURO

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. Technische nota 2017/XX - Definiëring van EBIT / EBITDA na omzetting van de accounting richtlijn

Structurele ondernemingsstatistieken

JAARREKENING IN EURO (2 decimalen)

JAARREKENING IN EURO (2 decimalen)

Deze 3 verslagen dienen in onderlinge samenhang te worden gelezen en kunnen niet afzonderlijk van elkaar worden gezien of gebruikt.

Sandra Verbruggen, Johan Christiaens, Jan Dierick, Anne-Mie Reheul, Tom Van Caneghem en Christophe Vanhee

Vlaamse Adviescommissie voor Boekhoudkundige Normen. Advies 2017/5 betreffende het boeken van subsidies in natura van 08/03/2017

Studiedag De modernisering van het begroten in België. Brussel, 11 mei 2004

Expertisecentra kraamzorg

COMMISIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 7

Interne jaarrekening - Beknopt verslag (Vennootschap)

Programma. Inleiding Beleidsplan Prijsaanpassing Inleiding Terrein Financieel Vergelijking omliggende clubs. BKO Horeca Nieuwe clubmanager

Richtlijnen financieel verslag 2012 voor vrijwilligersorganisaties

AUTEURSLIJST 9 WOORD VOORAF 11 AFDELING 1 DE JAARREKENING OPSTELLEN 13

Voorwaarde voor het berekenen van de ratio De noemer moet positief zijn 70/74 > 0 70/74 > 0

de balans en de resultatenrekening

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief

Nr LIJST VAN DE BESTUURDERS, ZAAKVOERDERS EN COMMISSARISSEN (vervolg van de vorige bladzijde)

RAAD advies van 7 januari De rol van de commissaris-revisor inzake halfjaarlijkse en jaarlijkse communiqués van beursgenoteerde vennootschappen

Lokale overheid en lokaal middenveld

JAARREKENING IN EURO

Technische nota 4 - Benadering van de financiële controles van de ANGS

GELIJKWAARDIGHEID SECTORALE BOEKHOUDREGELING (ZEER) GROTE (I)VZW s EN STICHTINGEN

JAARREKENING IN EURO

Norm van 10 november 2009 inzake de toepassing van de ISA s in België

ISA 710, TER VERGELIJKING OPGENOMEN INFORMATIE - OVEREENKOMSTIGE CIJFERS EN VERGELIJKENDE FINANCIELE OVERZICHTEN

LAMPIRIS COOP Coöperatieve Vennootschap met Beperkte Aansprakelijkheid Rue Saint-Laurent, LUIK BTW BE

JAARREKENING IN EURO

JAARLIJKS FINANCIEEL VERSLAG 2013 FLUXYS BELGIUM

COMMISIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. Het gebruik van de verbindingsrekening tussen een buitenlandse vennootschap en haar Belgisch bijkantoor

Samenvatting onderzoek: Diversificatiestrategieën van accountantskantoren

LAMPIRIS COOP Coöperatieve Vennootschap met Beperkte Aansprakelijkheid Rue Saint-Laurent, LUIK BTW BE

Jaarrapport. Onderneming. Rapporteringsperiode. Bridgeboetiek VZW

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

VOL-vzw 2.1 BALANS NA WINSTVERDELING ACTIVA VASTE ACTIVA... 20/ , ,40. Nr. BE Oprichtingskosten

Klynveld Peat Marwick Goerdeler

Verslaggeving Duurzaam Ondernemen. I.B.R. I.R.E. Belgium

Deel 2: Financiële jaarrekening

DOSSIER N BUDGET/FEDCOM/2015/02 - Annexe 2.4. Balanscentrale. Ondernemingsdossier

Maha-analyse Algemene ziekenhuizen. Brussel, 10 oktober

ONDERZOEK NAAR DE CONFORMITEIT TUSSEN IAS 32 (HERZIENE VERSIE VAN 1998) EN DE EUROPESE JAARREKENINGENRICHTLIJNEN

:Rendabiliteit van de categorieën van verzekeringsprodukten LEVEN.

Kick-off Presidia 2015 Juridisch, administratief en boekhoudkundig kader van een vereniging. Sylvia Thienpont SBB Accountants & Adviseurs

JAARREKENING IN EURO

JAARREKENING IN EURO

NBB: Nationale Bank van België - Jaarrekeningen van de ondernemingen

Studie met betrekking tot de controle van jaarrekeningen door commissarissen-revisoren.

Inhoudstafel. Financiering van de thuiszorg: het perspectief van de voorzieningen

Bijzondere jeugdbijstand

Externe financiële verslaggeving

TA3290 Life-Cycle Modeling and Economic Evaluation

Inhoud. Lijst van tabellen... Lijst van figuren... Inleiding... HOOFDSTUK 1 FINANCIËLE ANALYSE: INLEIDING... 1

JAARREKENING IN EURO

Hoofdstuk 2: Kritisch reflecteren 2.1. Kritisch reflecteren: definitie Definitie: Kritisch reflecteren verwijst naar een geheel van activiteiten die

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden?

EEN EIGEN ONDERNEMING STARTEN ALS WEDDING PLANNER. Deel 2

Advies van 10 november 2010

Interim-management en advies Financiële specialisten voor de overheid en not for profit

JAARREKENING IN EURO

Inhoud WOORD VOORAF INLEIDING... 3

A. Business en Management Onderzoek

JAARREKENING IN EURO

Norm inzake de toepassing van de ISA's in Belgie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. Advies 2012/XX Boekhoudkundige verwerking van een ruilverrichting

Bedrijfseconomische Aspecten Examennummer: Datum: 14 april 2012 Tijd: 13:00 uur - 14:30 uur

JAARREKENING IN EURO

In België geldt er voortaan een nieuwe beroepsnorm Wat en waarom? Frequently Asked Questions

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

BOEKHOUDKUNDIGE SECTORALE REGELGEVING SPORT. Door Stefaan Tuytten Senior consultant social profit SBB Accountants & Adviseurs 14/06/07 DE SECTOR

BOEKHOUDKUNDIGE SECTORALE REGELGEVING SPORT

Global Opportunities (GO) Capital Asset Management BV gevestigd te AMSTERDAM. Rapport inzake de jaarrekening 2013

Met deze beknopte samenvatting proberen wij enkele van de grootste verschillen en essentieelste kenmerken van beide landen weer te geven.

over de controle van de rekeningen van Gimvindus nv

1. Verslag zonder voorbehoud met toelichtende paragraaf

JAARREKENING EN ANDERE OVEREENKOMSTIG HET WETBOEK VAN VENNOOTSCHAPPEN NEER TE LEGGEN DOCUMENTEN

FINANCIEEL VERSLAG Stichting Lokale Omroep De Bilt

Transcriptie:

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2007 2008 De invloed van vrijwilligers op de kwaliteit van de financiële rapportering van VZW s Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master in de Toegepaste Economische Wetenschappen Xavier Piqueur onder leiding van Prof. Dr. J. Christiaens

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2007 2008 De invloed van vrijwilligers op de kwaliteit van de financiële rapportering van VZW s Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master in de Toegepaste Economische Wetenschappen Xavier Piqueur onder leiding van Prof. Dr. J. Christiaens I

PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. Xavier Piqueur II

Woord vooraf Een woord van dank aan de promotor van deze masterproef Prof. Dr. J. Christiaens voor de inspirerende ideeën en kritische bedenkingen. Eveneens dank ik de praktijkassistent Lieven Van De Sype voor inhoudelijke suggesties. Ook een welgemeende dank u wel aan Mevr Sandra Verbruggen (HUB) voor de vlotte samenwerking en uitwisseling van data en bij wie ik steeds terecht kon voor enkele praktische vragen. III

Inhoudsopgave Permission...II Woord vooraf... III Inhoudsopgave... IV Gebruikte afkortingen... V Lijst tabellen en figuren... VI ABSTRACT... 1 INTRODUCTIE... 1 ONDERZOEKSVRAGEN... 6 a) Algmene onderzoeksvraag en vorig onderzoek... 6 b) Populatie en steekproef... 8 c) Dual compliance index... 10 1) Index I : adequaatheid... 10 2) Index II : accuraatheid... 14 c) Onafhankelijke variabele en hypothesen... 16 METHODOLOGIE... 20 a) Onderzoeksmethode... 20 b) Datacollectie... 20 RESULTATEN... 21 a) Beschrijvende statistiek... 21 1) Beschrijvende statistiek over de steekproef... 21 2) Beschrijvende statistiek over de adequaatheidsindex... 22 3) Beschrijvende statistiek over de accuraatheidsindex... 24 b) Regressieanalyse... 25 1) Regressieanalyse adequaatheidsindex... 25 2) Regressieanalyse accuraaheidsindex... 28 CONCLUSIE, BEPERKINGEN EN VERDER ONDERZOEK... 29 a) Conclusie... 29 b) Beperkingen... 31 c) Verder onderzoek... 32 REFERENTIES... 33 BIJLAGE 1:...I IV

Gebruikte afkortingen NPM: New Public Management NPISH: non-profit institutions serving house-holds sector FTE: full-time equivalenten GAAP: Generally Accepted Accounting Principles VZW: Vereniging zonder winstoogmerk V

Lijst tabellen en figuren FIGUUR 1: UIT ARCHAMBAULT (1998)... 9 TABEL 1: CODERING VAN VERSLAG VAN COMMISSARIS (VERBRUGGEN, 2008)... 12 TABEL 2: CODERING VAN SOCIALE BALANS (VERBRUGGEN, 2008)... 12 TABEL 3: SAMENSTELLING VAN DE ADEQUAATHEID-INDEX (VERBRUGGEN, 2008)... 13 TABEL 4: SAMENSTELLING VAN DE ACCURAATHEID-INDEX (VERBRUGGEN, 2008)... 15 TABEL 5: BALANSTOTAAL, AANTAL WERKNEMERS, AANTAL VRIJWILLIGER (IN FTE)... 21 TABEL 6: PERCENTAGES VAN DE 0 OF 1 SCORES VAN DE ADEQUAATHEIDSINDEX... 22 TABEL 7: PERCENTAGES VAN DE 0 OF 1 SCORES VAN DE ACCURAATHEIDSINDEX... 24 TABEL 8: OVERZICHT VAN DE ONAFHANKELIJKE VARIABELEN GEBRUIKT IN DE REGRESSIEANALYSE... 25 TABEL 11:CORRELATIES VAN DE ONAFHANKELIJKE VARIABELEN BIJ ADEQUAATHEIDSINDEX.. 26 TABEL 10: MODEL ADEQUAATHEIDSINDEX... 27 TABEL 11: CORRELATIES VAN ONAFHANKELIJKE VARIABELEN BIJ ACCURAATHEIDSINDEX... 28 VI

Abstract In dit onderzoek trachten we de invloed van vrijwilligers op de kwaliteit van financiële rapportering van VZW s te doorgronden. Deze empirische studie maakt gebruik van een dual compliance index om de kwaliteit van financiële rapportering te meten. We vormen enerzijds een adequaatheidsindex en anderzijds een accuraatheidsindex. Deze worden bekomen uit een analyse van de jaarrekeningen van de VZW s. De invloed van vrijwilligers werd gemeten aan de hand van een vragenlijst opgestuurd naar 150 VZW s. Aan de hand van een regressieanalyse van de twee indexen komen we tot de conclusie dat de invloed van vrijwilligers op de kwaliteit van financiële rapportering eerder gering is. Andere factoren zijn meer bepalend. Key words: vrijwilligers, VZW s, compliance, financiële rapportering. Introductie We zullen deze masterproef laten beginnen met enkele sprekende cijfers wat betreft VZW s en de non-profit sector. We geven eveneens een definitie. Het onderwerp voor deze masterproef is ontstaan na de hervormingen in VZW wetgeving. We bespreken die dan ook kort en leggen de link met het New Public Management (NPM). Nadien geven we enkele mogelijke oorzaken voor deze hervormingen. Afsluitend kijken we binnen de motivatietheorie wat vrijwilligers drijft en plaatsen we de onderzochte VZW s binnen de organisatietheorie. Het zal opvallen dat er wel literatuur is rond vrijwilligers en rond de kwaliteit van financiële rapportering (Infra, p 10 ). Maar bestaande literatuur die deze twee topics relateert, de eigenlijke onderzoeksvraag, is niet voorhanden. Enkele sprekende cijfers: België kent circa 100 000 VZW s (95 000 kleine, 4 200 grote en 800 zeer grote 1 ) (Christiaens, 7-05-2008, Gent). VZW s maken een reëel bestanddeel uit van de Belgische economie. Zij stellen meer dan 10% van de gesalarieerden te werk, leveren een bijdrage van 5 % aan het BBP en doen beroep op vrijwilligerswerk ten belope van een hoeveelheid arbeidsuren gelijk aan bijna 100 000 voltijdse jobs (Pacolet et al, 2001). Uit Salamon en Anheier (1999) stellen we vast dat 32% van de Belgische bevolking als vrijwilliger actief is. Wel dient opgemerkt te worden dat vrijwilligers actief in de profit en in de publieke sector hier ook zijn opgenomen. In dit onderzoek stellen we de non-profit sector 1 Zeer grote VZW s dienen over het jaar gemiddeld minstens 100 voltijdse equivalente werknemers te hebben of twee van de volgende criteria te overschrijden: (1) gemiddeld 50 fte, (2) 6 250 000 EUR andere dan uitzonderlijke ontvangsten excl BTW of (3) 3 125 000 EUR balanstotaal. Grote VZW s dienen minstens 2 van de volgende criteria te overschrijden: (1) gemiddeld 5 fte werknemers, (2) 250 000 EUR andere dan uizonderlijke ontvangsten excl. BTW of (3) 1 000 000 EUR balanstotaal. 1

gelijk aan de juridische rechtsvorm de vereniging met rechtspersoonlijkheid, namelijk de VZW. De non-profit sector in België is meer dan VZW s 2, maar daar maken we hier een abstractie van. Volgens Salamon en Anheier (1998) worden organisaties in de non-profit sector gekarakteriseerd door vijf kenmerken; a) formele organisatie structuur, een institutionele vorm, b) zelf-besturend en autonoom, c) niet overheidsgestuurd ondanks gesubsidieerd, d) geen winstverdeling aan de leden en/of beheerders en e) er is een graad van vrijwilligerswerk. De grote en zeer grote VZW s, die we in deze studie behandelen, passen binnen deze definitie. De non-profit sector in België kende de laatste jaren grote hervormingen. De tendens van traditionele cash accounting naar accrual accounting (Christiaens, 1999) kwam vooral tot uiting door de herziening van de wet van 27 juni 1921. Opvallend is de overgang van een cameralistische boekhouding naar accrual accounting. Accrual accounting wordt gekenmerkt door twee principes. Ten eerste wordt er niet meer gewerkt met ontvangsten en uitgaven maar met kosten en opbrengsten. De kost van een investering kan nu worden toegewezen aan de juiste periode volgens het matching principe. Ten tweede geeft accrual accounting zicht op de samenstelling en financiering van het vermogen (Christiaens, 2005, p 9). Deze hervormingen waren broodnodig omdat er een wildgroei was van bijzondere boekhoudkundige regelgevingen in de meest diverse non-profit sectoren. Dit lag niet zozeer aan de eigenheid van die sectoren maar eerder aan het feit dat de wet van 27 juni 1921 gedurende meer dan 80 jaar haast geen boekhoudkundige verplichtingen bepaalde ten aanzien van VZW s (CBN, 2006). Daar is verandering in gekomen sinds de introductie van de nieuwe wet van 2 mei 2002 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen. Door deze wet dienen grote en zeer grote VZW s grotendeels dezelfde regels toe te passen als ondernemingen volgens de wet van 17 juli 1975. Dit houdt in dat zeer grote en grote VZW s een volledige boekhouding dienen te houden met als doel een gestandaardiseerde jaarrekening op te stellen. Dit bevat een balans, een resultatenrekening, een toelichting en een sociale balans. Daarenboven dienen zeer grote VZW s één of meer commissaris(sen) aan te stellen ter controle van de financiële toestand en de jaarrekening. Voor grote VZW s is de aanstelling van een commissaris facultatief. Het is verplicht de jaarrekening in te dienen bij de Nationale Bank van België (balanscentrale) 30 dagen na de goedkeuring ervan door de algemene vergadering, samen met het verslag van de commissaris in voorkomend geval. Men kan dus 2 Naast VZW s behoren ziekenfondsen, onderlinge verzekeringsverenigingen, VSO s, OCMW-ziekenhuizen, kinderopvangcentra, ook tot de non-profit sector. 2

stellen dat er door de hervorming een overgang is van een budgettaire boekhouding naar enerzijds een kasboekhouding voor kleine VZW s en anderzijds een vermogensboekhouding voor grote en zeer grote VZW s. Vaak worden deze hervormingen geplaatst onder de noemer van new public management (NPM) (Christiaens, Windels, Vanslembrouck, 2004). In NPM worden de klemtonen verlegd van policy making naar management skills, van een process benadering naar een output benadering, van een hiërarchische structuur naar een meer competitieve basis en van een vaste naar variabele lonen (Hood, 1995). Er ontstaat dus meer competitie, gebruik van management practices, de efficiëntie wordt verhoogd, meer hands-on-management (actieve controle door zichtbare topmanagers) en meer expliciete en meetbare performantie standaarden. In dit laatste kan men de hervorming van de VZW wetgeving plaatsen. Een jaarrekening wil een waar beeld geven van de activiteiten (performance) en financiële toestand van de VZW (Barman 2007). In de literatuur vinden we verschillende mogelijke oorzaken voor deze hervormingen, de nood voor meer disclosure en financiële rapportering. Ten eerste is er een drang naar een versterking van de accountability. Ten tweede verhoogt het de vergelijkbaarheid. Ten derde is er de vraag voor deze hervormingen vanuit de overheid en ten vierde is er de vraag vanuit de non-profit sector zelf. Dit laatste linken we met het stijgend professionalisme. Een eerste oorzaak voor de hervormingen kan gezocht worden in de drang naar een versterking van de accountability (Mook, Handy en Quarter, 2007), (Mordecai Lee, 2004). Martine Letts, secretaris-generaal van het Australisch Rode Kruis zei: when you receive donations from the public, you have to not only be open, transparent and accountable. But you have to be able to demonstrate it. Volgens Gibelman en Gelman (2004) lagen fraudezaken in de non-profit sector aan de basis voor die verstrekte drang naar meer accountability (Gibelman, Gelman, 2004). Deze identificeerde patronen en trends in beleiden managementproblemen in fraudezaken gepubliceerd in de media in de periode 1990 2000. De auteurs reikten ook enkele mogelijke oplossingen aan om de accountability te versterken. Zoals watchdog agentschappen die als doel hebben het vertrouwen door het publiek in de non-profit organisaties te waarborgen door controle van die organisaties. Daarnaast adviseren ze ook het opstellen van ethische codes met principes en standaarden betreffende management gedrag. Als laatste adviseren ze government oversight. De overheid kan bepaalde wettelijke verplichtingen opleggen zoals verplichte externe audits, openbaarmakingverplichtingen, striktere controle wat betreft subsidieverdeling. De hervorming van mei 2002 door de overheid in België kunnen we bij deze laatste voorgestelde oplossing in het rijtje plaatsen. Ook Miller (1997) benadrukt dat frauduleuze 3

activiteiten in de non-profit sector aan de basis liggen van de nood naar meer financiële rapportering. Een tweede oorzaak kan worden gevonden bij Miller (1997). Hij toont aan dat de invoering van een verplichte en meer gestandaardiseerde vorm van financiële rapportering de vergelijkbaarheid verhoogt. De auteur onderzocht dit in Hongkong en kwam tot de conclusie dat een grote verscheidenheid in financiële rapportering de vergelijkbaarheid van de financiële toestand van organisaties bemoeilijkt en het ook de financiële geloofwaardigheid of kredietwaardigheid benadeelt. Hij raadt dan ook een overstap aan naar accrual accounting en deelt deze denkwijze met het CBN (2006). Een derde oorzaak voor de hervormingen kunnen we plaatsen onder de drang van de overheid naar toenemend controle en overzicht (government oversight) (Gibelman en Gelman 2004). Volgens Irvin (2005) zijn er verschillende motieven voor de overheid tot meer regelgeving. Er is dus een vraag vanuit de overheid. De motieven die hier van toepassing zijn a) fraudepreventie: zoals eerder gesteld in Gibelman en Gelman (2004) en ook in Miller (1997). Het beschermt de non-profit organisatie mogelijk tegen zichzelf. b) Maintain public trust: een faire weergave van de financiële toestand bevordert het vertrouwen van de leden in de organisatie. Dit is onlosmakelijk verbonden met het voordeel voor de organisatie zelf. Betrouwbare organisaties hebben het eenvoudiger in het verzamelen van fondswerving (revenue generation), c) De vergelijkbaarheid verhogen zoals eerder gesteld in Miller (1997) maar hier om de competitie tussen non-profit organisaties te verhogen. De overheid tracht de transparantie te verhogen met het oog op het verstrekken van een grotere rechtszekerheid aan derden en voorkomen van misbruiken (IBR, periodieke berichten 2002 ). Irvin wijst ook op de nadelen van een overregulatie door de overheid. Zo zal er meer energie gaan naar administratie in plaats van naar de core business van de organisatie, de operationele activiteiten. Ook zullen er vaak fees moeten betaald worden aan specialisten (accountant, auditor,...) om aan de specifieke wetgeving te voldoen. Een vierde oorzaak van de hervormingen van de VZW wetgeving kan worden gevonden in het domein van de performance measurement. Volgens Barman (2007) en Mordecai Lee (2004) kennen non-profit organisaties de druk om hun activiteiten en hun performance te meten. Dit om hun competenties te tonen, om fondsen te verzamelen en om legitimiteit te verwerven. Dus naast de intentie vanuit de overheid (derde oorzaak), is er evenwel ook een vraag naar meer financiële rapportering vanuit de VZW s zelf. Deze vraag naar meer financiële regelgeving komt hoogstwaarschijnlijk uit het toenemende professionalisme van de non-profit sector. De non-profit sector wordt rationeler, meer bureaucratisch en onderhevig 4

aan de krachten van de markt: concurrentie (Barman, 2007), (Amos-Wilson, 1996). Die trend naar meer professionalisme komt in de herziening van de VZW wetgeving tot uiting in de overname van de financiële rapportering en verplichtingen omtrent de aanstelling van een commissaris, uit de wetgeving van 1975 voor ondernemingen. Deze stroom van professionalisme is verweven met het NPM. De kloof tussen de profit en de non-profit sector wordt steeds kleiner. In die gedachtegang past volgende bemerking: as philanthropy has moved from something individuals did during their retirement to something carried out by professionals in perpetuity, both effectiveness and accountability have become central concerns. (Frumkin, 2004, uit Barman, 2007). De invloed van vrijwilligers, die we hier in dit onderzoek belichten, kunnen we plaatsen onder de noemer van philanthropy in de betekenis van: het deel van hun tijd, energie en / of rijkdom dat individuen vrijmaken voor een liefdadig werk. Misschien kunnen we in vorig citaat philanthtropy wel vervangen door voluntary work. Want in analogie met Seipel (2002) is voluntary work / vrijwilligers werk a) onbetaald, b) vrijwillig, c) dient anderen dan eigen zichzelf of familie, d) voorziet een dienst / opbrengst voor anderen (Het heeft een zekere marktwaarde) en e) heeft een formeel karakter, in een organisatiestructuur. Misschien moeten we hier in ons onderzoek de definitie van vrijwilligerwerk minder scherp stellen op het vlak van onbetaald. Brown (1999) stelt dat vrijwilligerswerk moet worden gezien als de activiteiten die een grotere marktwaarde geven dan de vergoeding die de vrijwilliger er voor krijgt. In de definitie van Seipel is die financiële vergoeding niets. De definitie van Brown laat toe dat men activiteiten doet voor de VZW aan een voordelig tarief, dus onder de marktprijs. Vaak wordt de associatie gemaakt tussen vrijwilligers en amateurs. Carson (1999) wijst er ons op dat veel vrijwilligers het best en het meest ervaren zijn in hetgeen ze doen. Vrijwilligers kunnen dus vaak worden gezien als professionals. Netting, O Connor, Thomas and Yancey (2005) stellen vast dat professionele functies (dokters, accountants, advocaten, ) in grote non-profit organisaties vaak worden ingevuld door vrijwilligers. De trend naar meer professionalisme van de non-profit sector is hier dus ook merkbaar. Deze trend wordt versterkt doordat het heden ten dage mogelijk is uw carrière flexibeler in te vullen. Mensen stellen de status van vrijwilligerswerk meer en meer gelijk aan betaald werk (Hustinx, 2007). Binnen de motivatietheorie vinden we een antwoord op wat vrijwilligers drijft. Mayer en McNary (2000) geven hier uitsluitsel over. Deze auteurs identificeerden zes persoonlijke en sociale motieven: a) persoonlijke waarden, 5

b) de mogelijkheid om vaardigheden te leren of te gebruiken waar men anders te kans niet toe krijgt, c) enhancement: het individu groeit en ontwikkelt waardoor hij zich beter zal voelen, d) vanuit carrière-perspectief: vanuit het doel om carrière gerelateerde ervaring op te doen, e) vanuit sociaal oogpunt: het creëren van sociale relaties, f) protectief: het individu doet aan vrijwilligerswerk ter compensatie van zijn of haar eigen negatieve gevoelens of problemen. Voor dit onderzoek zijn vooral de motieven b) en d) relevant ter verklaring van de trend van toenemende professionalisme. Professionals zullen misschien vaker vrijwilligerswerk doen omdat het bevorderd kan zijn voor hun eigen carrière of omdat het de uitgelezen kans is om vaardigheden te leren. Wel dient opgemerkt te worden dat hoe belangrijk het individu zijn vrijwilligerswerk ook is, zijn reguliere job steeds op de eerste plaats zal komen (Hustinx, 2007). Als we dan eens kijken binnen de organisatietheorie, dan kan men 2 types van organisaties onderscheiden die werken met vrijwilligers. Ten eerst zijn er voluntary groups. Hierin werken vrijwilligers als een zelfstandige unit om hun eigen behoeften te bevredigen. Ten tweede kan men voluntary agencies onderscheiden. Deze worden gekenmerkt door de samenwerking tussen enerzijds vrijwilligers en anderzijds betaald personeel om te voorzien in de behoeftes van externen, de omgeving (Wilderom en Miner, 1991). De VZW s die in dit onderzoek voorkomen zijn duidelijk van het tweede type: voluntary agencies. Onderzoeksvragen In dit hoofdstuk zullen we a) eerst de algemene onderzoeksvraag belichten. In b) bespreken we de te onderzoeken populatie en de genomen steekproef. In c) doen we de gebruikte dual compliance index uit de doeken. En in d) bespreken we de onafhankelijke variabelen en gieten we deze in hypothesen. a) Algmene onderzoeksvraag en vorig onderzoek In deze studie zullen we de relatie onderzoeken tussen enerzijds de invloed van vrijwilligers in VZW s en anderzijds de kwaliteit van de financiële rapportering van VZW s. We komen dan ook tot volgende algemene onderzoeksvraag: 6

Wat is de invloed van vrijwilligers op de kwaliteit van de financiële rapportering van VZW s. Bestaande literatuur rond deze specifieke onderzoeksvraag is niet gevonden. Wel is er literatuur over hoe we de kwaliteit van financiële rapportering kunnen meten (infra p 10). Wel dient opgemerkt te worden dat we de VZW s hier in België niet allemaal zullen bekijken. We zullen ons toespitsen op een niche. We kunnen in Belgische non-profit sector vier grote niches onderscheiden: a) education, b) healthcare, c) sport en d) cultuur, religie, jeugdbeweging, In dit onderzoek zullen we ons toespitsen op c) de sport niche en d) de niche met cultuur, recreatie, jeugdbeweging, : samen de socio-culturele sector. De verantwoording voor deze keuze wordt later behandeld (infra p 11) Nu bekijken we enkele interessante onderzoeken in de socio-culturele sector rond vrijwilligers. In de literatuur vinden we onderzoek uit de sportniche. Zo onderzochten Nichols, Taylor, James, Holmes, King, and Garrett (2005) de voluntary sport sector in het Verenigd Koninkrijk. Wat van dit onderzoek relevant is voor deze studie is dat op club-niveau het management en het dagelijks bestuur wordt gedaan door vrijwilligers. Op nationaal niveau beschikken enerzijds grote en rijke clubs over betaald personeel. Anderzijds zullen op nationaal niveau kleinere clubs hoofdzakelijk beroep doen op vrijwilligers die soms een fulltime bijdrage leveren. Ook wordt vaak gebruikt gemaakt van parttimers. Deze vrijwilligers worden dan minder betaald dan hun bijdrage die ze leveren. Dit past binnen de bredere definiëring van een vrijwilliger gesteld door Brown (1999). Nichol et al (2005) wijzen ook het toenemende professionalisme. Er wordt van vrijwilligers verwacht dat ze over bepaalde vaardigheden beschikken om als VZW een meer professionele service aan te bieden op een steeds competitiever wordende markt (Barman, 2007), (Amos-Wilson, 1996). Seipel (2002) onderzocht de voluntary sport sector in Noorwegen. Hij merkt eveneens een trend op naar meer professionalisme en commercialisatie. De auteur wijst wel op de gevaren van die trend, zoals daar zijn: a) het gevaar dat leden (met rechten en plichten) consumenten worden (met rechten maar zonder plichten), b) de organisaties afhankelijker worden van de markt en de politiek. Er dreigt een afname van de autonomie en c) de focus van het management dreigt niet op de leden te vallen, maar op de preferenties van de markt. Seipel maakte ook een analyse van de belangrijkste taken die door vrijwilligers worden uitgevoerd. De hoofdactiviteit blijft de core business van de organisatie waar de vrijwilliger meer dan de helft van de tijd actief is. Maar opmerkelijk en interessant voor deze studie is de vaststelling dat één vierde van de tijd wordt besteed aan administratie in de brede zin van het woord (administratie en accountancy). 7

b) Populatie en steekproef In deze scriptie wilden we ons eerst beperken tot de VZW s uit de sport sector omdat dit toch een homogene sector is. Deze situeren zich binnen de socio-culturele niche die 41,4 % van alle VZW s omvat en 33,2 % van het werk binnen die niche wordt gedaan door vrijwilligers (Mertens et al, 1999). Maar na een controle van de beschikbare data, bleek dat er onvoldoende data voorhanden zijn om significante conclusies te maken uit de analyse van enkel sportvzw s. Dit is te wijten aan het feit dat het merendeel van de sportvzw s hoofdzakelijk kleine VZW s zijn die enkel een kasboekhouding dienen te voeren en geen jaarrekening hoeven in te dienen bij de balanscentrale van de Nationale Bank van België. Daarom is de populatie uitgebreid. Zoals hierboven reeds vermeld staat, zullen we ons toespitsen op VZW s uit de sport, recreatie, cultuur, religie, : de socio-culturele sector. Donoghue (2001) bestudeerde de voluntary sector in Ierland. Ze stelde vast dat één kwart van de vrijwilligers actief is in de sport, recreatie en het culturele deelgebied van de nonprofit sector. Dit is de niche die we hier in deze studie onderzoeken. De auteur stelt ook dat de input geleverd door vrijwilligers noodzakelijk is voor de overleving van vele VZW s. Deze te onderzoeken populatie is analoog aan deze volgens Archambault (1998): non-profit institutions serving house-holds sector (NPISH). Deze auteur maakt in haar onderzoek het onderscheid tussen vier categorieën: a) de corporate sector: deze non-profit organisaties halen meer dan 50% van hun resources uit verkoop, fees of andere commerciële doeleinden, b) de government sector: deze non-profit organisaties halen 50% of meer van hun fondsen uit subsidies van de federale of lokale overheid (healthcare en education), c) de household sector: deze non-profit organisaties worden niet gezien als producenten van diensten of goederen maar eerder als de gebruikers zelf (lokale sportclubs, lokale jeugdbewegingen,..). Deze organisaties doen dan ook dienst op niet meer dan 2 werknemers, en d) de non-profit institutions serving households sector (NPISH): deze overblijvende categorie wordt gevormd uit de non-profit organisaties die niet bij één van de vorige drie categorieën thuis horen. Zie figuur 1 8

Figuur 1: uit Archambault (1998) We zullen in dit onderzoek dus de NPISH sector onderzoeken. Het onderscheid omtrent welke VZW s nu tot de te onderzoeken populatie behoren doe ik aan de hand van de activiteitencodes (NACE-BEL nomenclatuur). Ik zal mij beperken tot Sectie O: gemeenschapsvoorzieningen, sociaal-culturele en persoonlijke diensten, Code 90001 tot code 93053. Hoewel er in de gezondheidszorg en de educatieve sector meer dan voldoende en interessante data beschikbaar zijn, zal ik deze buiten beschouwing laten. We hebben niet voor de gezondheidszorg en educatieve sector gekozen om dat volgens Mertens et al (1999) slechts 0,4 %, respectievelijk 0,6 % van het werk wordt gedaan door vrijwilligers. Dit is bijna verwaarloosbaar en dus niet interessant voor een onderzoek naar de invloed van vrijwilligers. Ook Loose, Gijselinckx, Dujardin en Marée (2007) geven aan dat er minder vrijwilligers te vinden zijn in de sector van de gezondheidszorg, het onderwijs en onderzoek. Deze sectoren worden ook sterk gesubsidieerd door de overheid(= goverment financing more than 50% in fig 1). De kleine VZW s zullen we hier dus ook buiten beschouwing laten. Deze worden niet verplicht om een jaarrekening in te dienen bij de Nationale Bank en stellen vaak ook minder dan 2 werknemers te werk. Zo komen we tot een populatie van 676 grote en zeer grote VZW s die in het boekjaar 2006 een jaarrekening hebben ingediend bij de Nationale Bank van België. Hieruit zullen we een steekproef nemen van 150 VZW s. 9

c) Dual compliance index Het gebruiken van een index voor het meten van de kwaliteit van de financiële rapportering is niet nieuw. Krishnan en Schauer (2000) onderzochten de relatie tussen enerzijds de kwaliteit van de auditor en anderzijds de kwaliteit van de rapportering in de non-profit sector. Een index wordt zowel in de for-profit, de non-profit en de publieke sector gebruikt. Door de sterke gelijkenissen tussen de publieke en de non-profit sector (Verbruggen, 2008), kunnen we hier ook gebruik maken van literatuur uit de publieke sector. Ten eerste wordt de nonprofit net als de publieke sector gekenmerkt door het ontbreken van aandeelhouders en kent het geen winstoogmerk. Ten tweede zijn de Belgische hervormingen in de publieke sector (gemeenten) op het vlak van accountancy sterk gelijkend op deze in de non-profit sector (VZW s). En ten derde worden beide sectoren gekenmerkt door de drang naar meer accountability (Mook, Handy en Quarter, 2007), (Mordecai Lee, 2004) (Gibelman et al, 2004). Dit resulteert in een stijgende vraag naar publieke financiële rapportering (Verbruggen, 2008). De hier gebruikte index is gebaseerd op Ingram s disclosure index (1984), die ook gebruikt is door Allen en Sanders (1994), Christiaens (1999), Christiaens (2004), Da Costa Carvalho (2007) en Verbruggen (2008). Meestal gaat men bij compliance -onderzoek enkel op zoek naar de graad van disclosure (Allen en Sanders, 2004),(Krishnan en Schauer, 2000). Hier zullen we dit aanvullen met logische en rekenkundige testen. Naar analogie met Verbruggen (2008) zullen we gebruik maken van 2 indices. Verbruggen onderzocht de impact van resource dependence op de kwaliteit van de financiële rapportering in grote en zeer grote VZW s. Ze maakt gebruik van dezelfde dataset als waarover wij hier beschikken. We construeren hier dus een dual compliance index. De eerste zal de adequaatheid meten, de tweede de accuraatheid. We bespreken beide indices in de volgende twee paragrafen maar we merken nog even op dat alle items in beide indices een zelfde gewicht krijgen in analogie met Christiaens (1999) en Da Costa Carvalho (2007). 1) Index I : adequaatheid De eerste index meet de adequaatheid van de financiële rapportering in analogie met Verbruggen (2008). Het is een meetinstrument dat de overeenstemming/compliance met GAAP en de vrijwillige disclosure nagaat. Deze index is gebaseerd op de compliance index gebruikt door Christiaens (1999) die de graad van compliance evalueerde na de hervormingen bij gemeenten. 10

Alle items worden dichotoom gemeten behalve één dat kwantitatief wordt gemeten. We zullen de adequaatheid evalueren gebruik makend van volgende acht principes: timeliness, reliability, comparability, relevance, completeness, matching, entity en classification Timeliness / tijdigheid: gemeten door drie variabelen. De eerste twee metingen controleren of de VZW de nieuwe wetgeving strikt navolgt. De wet zegt dat de jaarrekening dient goedgekeurd te worden door de algemene vergadering binnen de zes maanden na afloop van het boekjaar. 30 dagen na de goedkeuring dient ze ingediend te zijn bij de balanscentrale van de Nationale Bank. Wanneer men de wet niet strikt navolgt, dient de jaarrekening zeven maanden na afloop van het boekjaar ingediend te zijn. Dit wordt gecontroleerd door de derde meting. Reliability / betrouwbaarheid: de betrouwbaarheid wordt verhoogd door het aanstellen van een externe professionele accountant en/of een externe auditor die de jaarrekening beoordeelt. Wanneer de auditor een goedkeurende verklaring geeft, wordt de betrouwbaarheid verhoogd: dummy = 1. Wanneer er geen beroep wordt gedaan op een externe auditor of de auditor geeft een afkeurende of onthoudende verklaring of één onder voorbehoud: dummy = 0. Comparability / vergelijkbaarheid: is het mogelijk om de jaarrekening te vergelijken over de tijd of met andere VZW s. Staat van de activa is hiervoor een handig hulpmiddel. Relevance / relevantie: om de financiële toestand van de VZW goed te kunnen interpreteren is de hoeveelheid vrijgegeven financiële informatie van belang. Sommige VZW s vullen een jaarrekening volgens volledig schema in, terwijl de wet hen voorschrijft dat een jaarrekening volgens verkort schema voldoende is. Deze VZW s geven meer dan wat van hen wordt gevraagd. Het aantal bladzijden geeft ook een indicatie over de hoeveelheid openbaar gemaakt financiële informatie. Dit wordt kwantitatief gemeten. Het laatste kwartiel krijgt dummy = 1. Dit doen we zowel voor jaarrekening volgens volledig als volgens verkort model. Dit onderscheid is noodzakelijk omdat het evident is dat het aantal bladzijden korter is bij jaarrekeningen opgesteld volgens verkort model. Jaarrekeningen opgesteld volgens volledig schema dienen gemaakt te zijn in duizenden euro. Daarentegen jaarrekeningen volgens verkort schema mogen in euro. Maar dit kan variëren afhankelijk van de sector. Daarom dient op de eerste pagina duidelijk gemaakt te worden of de jaarrekening is opgesteld in euro of duizenden euro. 11

Completeness / volledigheid: jaarrekeningen dienen volledig te zijn. Daarom gaan we na of er in de balans sprake is van debiteuren en crediteuren. Deze mogen niet gelijk zijn aan nul. Dit zou een indicatie geven dat de VZW geen dubbele boekhouding heeft. Onder debiteuren verstaan we vorderingen op ten hoogste en op meer dan één jaar. Onder crediteuren verstaan we niet-financiële schulden. Wanneer het personeel, uitgedrukt in FTE, meer is dan 20, dienen VZW s een sociale balans te publiceren. Wanneer de jaarrekening wordt geaudit door een externe auditor(commissaris), moet er ook een verklaring worden toegevoegd bij de jaarrekening. In navolging van Verbruggen (2008) en Krishnan en Schauer (2000) gebruiken we volgende codering voor de verklaring van de auditor en de sociale balans. Audit Audit verklaring toegevoegd No audit report published Auditor vernoemd geen auditor vernoemd Verplicht Dummy = 1 Dummy = 0 Dummy = 0 Niet verplicht Dummy =1 Dummy = 0 Dummy =1 Tabel 1: codering van verslag van commissaris (Verbruggen, 2008) Totaal Sociale Balans Geen sociale balans FTE < 20 (niet verplicht) Dummy = 1 Dummy = 1 FTE >= 20 (verplicht) Dummy = 1 Dummy = 0 Tabel 2: Codering van Sociale balans (Verbruggen, 2008) Naast kwantitatieve informatie in de jaarrekening moet deze ook kwalitatieve informatie bevatten voor sommige rubrieken van de balans. Één rubriek is voorzieningen. Als deze groter zijn dan 0, dan wordt er verwacht dat hierover informatie wordt gegeven in de toelichting: dummy = 1, indien geen informatie in de toelichting: dummy = 0. Jaarrekeningen die geen voorzieningen weergeven in de balans, dienen hierover ook geen toelichting te geven: dummy = 1. Matching / toerekeningsbeginsel en Entity / entiteitsprincipe: Indicatoren van deze principes zijn de aanwezigheid van overlopende rekeningen en van kapitaal in de balans. Classification / classificatie wordt getest door het controleren van de positieve tekens van de debiteuren, crediteuren en financiële vlottende activa. Overgedragen winst moet ook steeds positief zijn. Overgedragen verlies daarentegen heeft steeds een negatief teken. Overgedragen winst en verlies kunnen niet gelijktijdig voorkomen. 12

Principle Measure Variable name and type Timeliness Tijdig goedgekeurd door Algemene Time1 : dummy vergadering (1= OK, 0= te laat) Tijdig ingediend bij de Nationale Bank van België Time2: dummy (1=OK, 0 = te laat) Binnen 7 maanden gepubliceerd na afloop van het vorig boekjaar. Time3: dummy (1=OK, 0= te laat) Reliability Goedkeuring door externe auditor Reliab1:alle behalve goedkeurende verklaring = 0, goedkeurende verklaring = 1 Naam van externe accountant vermeldt Reliab2:dummy (1= ja, 0= nee) Comparability Balans vorig boekjaar gepubliceerd Compa1:dummy (1=ja, 0=nee) Disclosure van staat van de activa Compa2: dummy (1=ja, 0=nee) Relevance Volledig schema is verplicht of Relev1: dummy vrijwillig gebruikt afhankelijk van de (1= vrijwillig, 0= verplicht) wetgeving Completeness Aantal pagina s Relev2: kwantitatief: 0-0,25-0,5-0,75-1 Afhankelijk van de kwartielen (onderscheid verkort / volledig) Euro of duizenden euro s: correct vermeldt op de eerste pagina? Typisch in accrual accounting (versus cash accounting) is de aanwezigheid debiteuren en crediteuren Disclosure van sociale balans Disclosure van commissaris verslag Is er kwalitatieve informatie over de voorzieningen in de toelichting Matching Aanwezigheid van overlopende rekeningen in de balans Entity Aanwezigheid van Fondsen van de vereniging in de balans (vergelijkbaar met kapitaal ) Classification Teken van debiteuren, crediteuren, kas en kas equivalenten moet positief zijn. Aanwezigheid van overgedragen winst OF overgedragen verlies (niet beiden) Tabel 3: samenstelling van de adequaatheid-index (Verbruggen, 2008) Relev3: dummy (1=ja, 0=nee) Compl1: dummy (1=ja, 0=nee) Compl2: dummy (1=ja, 0=nee) Compl3: dummy (1=ja, 0=nee) Compl4: dummy (1=ja, 0=nee) Matching: dummy (1=ja, 0=nee) Entity: dummy (1=ja, 0=nee) Class1:dummy (1=ja, 0=nee) Class2: dummy (1=ja, 0=nee) 13

2) Index II : accuraatheid We gebruiken hier ook een tweede index die de accuraatheid nagaat. Jegers en Houtman (1993) maakten in hun studie gebruik van logische en rekenkundige testen om de kwaliteit van de financiële rapportering bij ziekenhuizen te evalueren. Men veronderstelt dat data in jaarrekening volledig en correct zijn. Waarom dan nog deze index invoeren? Ten eerste ondervonden Jegers en Buijink (1987) dat slechts 32% van 18 000 jaarrekeningen ingediend in 1983 bij de balanscentrale van de Nationale Bank vrij was van logische of rekenkundige fouten. Dit is dan wel een steekproef bij ondernemingen maar het jaarrekeningmodel is nagenoeg identiek als dit van VZW s. Ten tweede worden tegenwoordig jaarrekeningen van ondernemingen, ingediend bij de balanscentrale, onderworpen aan een serie digitale logische testen zodat rekenkundige en logische fouten worden opgespoord. Voor grote en zeer grote VZW s zijn deze testen nog niet geïmplementeerd (Verbruggen, 2008). Daarom zullen we via deze tweede index enkele logische controles testen. Dit zullen we doen zowel op de balans, de resultatenrekening als op de toelichting. Als voorbeeld: de som van alle materiele vaste activa zou gelijk moeten zijn aan de sommatie van alle individueel gerapporteerde materieel vaste activa. Indien dit het geval is, wordt de dummy-variabele gelijk aan 1, indien niet dan gelijk aan 0. Er wordt wel een verschil van 2000 euro toegelaten. Dit geldt dan als een afrondingsfout. In onderstaande tabel zijn de berekeningen van de verschillende testen uitgedrukt in de codes gebruikt voor het gestandaardiseerd model van de jaarrekening volgens volledig schema. Bij de berekening van de testen bij jaarrekeningen volgens verkort schema zijn niet alle codes van bepaalde rekeningen aanwezig. Die werden dan vervangen door de code van de rekeninggroep. Als voorbeeld: bij berekening van DBS4 komen rekening 1750 en 1751 niet voor in jaarrekeningen volgens verkort schema. Dit is dan vervangen door rekeninggroep 175 die wel voorkomt. DIS3 en DIS4 zijn niet van toepassing bij jaarrekeningen opgesteld volgens verkort schema. Daar wordt de uitsplitsing niet gemaakt van financiële en uitzonderlijke kosten en opbrengsten. Bij DIS2 is de berekening voor jaarrekeningen volgens volledig en verkort schema verschillend. 14

Accuraatheid item Balans (BS) Resultatenrekening (IS) Toelichting: activa Toelichting : schulden Toelichting: resultatenrekening Meting Berekening (Uitgedrukt in de codes gebruikt voor het gestandaardiseerd model van de jaarrekening) Balans in BS1=20/58-10/49 evenwicht Som materieel BS2= 22/27- vaste activa (2291+2292+231+232+241+242+25+261+262+27) (MVA) Som Eigen BS3= 10/15-(100+101+12+13+140-141+15) Vermogen Som LT schulden BS4= 17-(170+171+172+173+174+1750 +1751+176+1790+1791+1792) Som KT BS5= 42/48-(42+430/8+439+440/4+ schulden 441+46+450/3+454/9+480/8+4890+4891) Som IS1= 70/74-(70+71+72+73+74) bedrijfsopbrengst Som Volledig: IS2=60/64- bedrijfskosten (600/8+609+61+62+630+631/4+635/8+640/8-649) Verkort: IS2=brutomarge-70/64+64/70- (62+630+631/4+635/8+640/8-649) Financieel IS3= 75-65-(750+751+752/9-650-651-652/9) resultaat Uitzonderlijk IS4= 76-66-(760+761+762+763+764/9-660-661-662- Resultaat 663-664/8+669) Dumm y DBS1 DBS2 DBS3 DBS4 DBS5 DIS1 DIS2 DIS3 DIS4 Winst/verlies IS5= 70/66-66/70=70/74-60/64+75-65+76-66 DIS5 MVA: aanschaffingswaarde N1.1= 819-815-816+817-818 DN1.1 MVA: afschr en waardevermind MVA: boekwaarde = BS MVA: in volle eigendom KT Schulden: toelichting = BS LT schulden: toelichting = BS Social Schulden: toelichting = BS Tax debts: toelichting = BS Personeelkosten: Toelichting = resultaatrekening Lidgeld, schenkingen, legaten en subsidies Toelichting = IS N1.2= 832-826-827+828-829+830-831 N1.3= 22/27-833 N1.4= (2291+231+241+261)-834 N2.1=42-891/1 N2.2=17-891/2-891/3 N2.3= 454/9-9076-9077 N2.4= 450/3-9072-9073-450 N3.1= 62-620-621-622-623-624 N3.2= 730/1+732/3+734/5+736 Tabel 4: samenstelling van de accuraatheid-index (Verbruggen, 2008) DN1.2 DN1.3 DN1.4 DN2.1 DN2.2 DN2.3 DN2.4 DN3.1 DN3.2 15

c) Onafhankelijke variabele en hypothesen We trachten door middel van een regressieanalyse vier effecten te evalueren die de kwaliteit van de financiële rapportering mogelijk beïnvloeden. Ten eerste gaan we het percentage vrijwilligers op het totaal werknemersbestand na. Ten tweede gaan we het effect na van het aandeel administratieve en operationele vrijwilligers op het totaal aantal vrijwilligers. Ten derde gaan we de invloed na van externe hulp bij het opstellen en de controle van de jaarrekening. En ten laatste gaan we de invloed na van de verantwoordelijke voor het financieel beleid. Afsluitend zullen we voor de regressieanalyse deze hypothesen aanvullen met enkele controlevariabelen. Ten eerste trachten we in dit onderzoek de invloed van vrijwilligers op de kwaliteit van de financiële rapportering, gemeten aan de hand van de dual compliance index, na te gaan in grote en zeer grote VZW s. Dit leidt tot onze eerste hypothese. H 1 : Het percentage vrijwilligers zal de kwaliteit van rapportering gemeten adhv de dual compliance index negatief beïnvloeden. Hier zullen we de invloed van vrijwilligers procentueel definiëren als het aantal vrijwilligers op het totaal personeel (vrijwilligers + betaalde werknemers). In navolging van Wilderom en Miner (1991) zien we hier de invloed van vrijwilligers als een continuüm van aan de ene kant een VZW met enkel vrijwilligers en aan de andere kant een VZW met enkel betaald personeel. Daarnaast zullen we dit trachten om te zetten in full-time equivalenten (FTE) om zo te een nauwkeurigere variabele te komen. In de literatuur maken Donoghue (2001) en Mook, Handy en Quarter (2007) ook gebruik van de omzetting in FTE. We verwachten hier een negatieve relatie, hoewel de bestaande literatuur (supra: p 4) nog onduidelijk is over welke invloed en in welke richting een toenemend professionalisme van de vrijwilligers een effect zal hebben op de kwaliteit van de financiële rapportering. Om het effect van vrijwilligers op de kwaliteit van financiële rapportering iets preciezer na te gaan zullen we het percentage vrijwilligers uit H 1 uitsplitsen. Vrijwilligers kunnen ofwel een operationele taak ofwel een administratieve taak invullen binnen de VZW. Operationele vrijwilligers houden zich bezig met de hoofdactiviteit, de reden van bestaan, de core business van de VZW. Administratieve vrijwilligers houden zich bezig met de administratie, accountancy, of anders gesteld, zij houden zich bezig met de taken in de VZW zodat het mogelijk is voor operationele vrijwilligers om enkel met de core business bezig te zijn. Ook in 16

de literatuur werd dit onderscheid reeds gemaakt. Amos-Wilson (1996) splitse vrijwilligers uit in practitioners en managers. Vertaald naar onze benaming respectievelijk operationele en administratieve vrijwilligers. Ook Seipel (2002) maakte een verdere uitsplitsing in de taken uitgevoerd door vrijwilligers. We gaan de invloed na van het aandeel operationele, respectievelijk administratieve vrijwilligers op het totaal aantal vrijwilligers. Zo komen we tot volgende hypotheses. H 2.1 : Het percentage operationele vrijwilligers zal de kwaliteit van rapportering gemeten adhv de dual compliance index niet beïnvloeden. H 2.2 : Het percentage administratieve vrijwilligers zal de kwaliteit van rapportering gemeten adhv de dual compliance index positief beïnvloeden. Aangezien administratieve vrijwilligers zich bezig houden met de taken die een directe invloed kunnen hebben op de kwaliteit van financiële rapportering (opstellen en eventueel controle) verwachten we hier een positieve relatie door een toenemend professionalisme in de non-profit sector. We onderzoeken hier dus of de trend van het stijgend professionalisme ook is doorgedrongen tot in de administratieve taken van de VZW. Ook Wilderom en Miner (1991) vonden dat vrijwilligers in voluntary agencies professioneler werken. Dit komt door de samenwerking en interactie met het betaald personeel. Zoals eerder gesteld kunnen we de grote en zeer grote VZW s onder de noemer van voluntary agencies plaatsen. We verwachten dat het percentage operationele vrijwilligers de kwaliteit van de financiële rapportering niet significant zal beïnvloeden. Aangezien operationele vrijwilligers geen directe invloed hebben bij het opstellen en controleren van de jaarrekening. Toch mogen we deze indirecte invloed niet onderschatten, vandaar deze hypothese. Ten derde zullen we de invloed nagaan van externe professionele hulp. Onder professionele hulp verstaan we een externe accountant, een auditor of een commissaris. Zeer grote VZW s zijn verplicht om beroep te doen op één of meerdere commissaris(sen). Grote VZW s niet, maar mogen dit wel. Externe professionele hulp wordt gemeten aan de hand van een dummy-variable. We maken dus een abstractie van de frequentie waarmee VZW s op deze professionele hulp beroep doen. Christaens (1999) vond dat de hulp van professionele consultants de kwaliteit van financiële rapportering in de publieke sector het meest positief beïnvloedde. Zo komen we tot volgende hypothese. H 3 : Externe professionele betaalde hulp zal de kwaliteit van rapportering gemeten adhv de dual compliance index positief beïnvloeden. 17

Ten vierde zullen we de invloed nagaan van de verantwoordelijke voor het financieel beleid op de kwaliteit van financiële rapportering. Het gaat hier dus om de persoon die we verantwoordelijk kunnen stellen voor de kwaliteit van de financiële rapportering. We zullen ons concentreren op 3 aspecten betreffende de verantwoordelijke voor het financieel beleid: a) de opleiding, b) de professionele ervaring en c) betaald of op vrijwillige basis. H 4.1 : De graad van opleiding van de financiële verantwoordelijke beïnvloedt de dual compliance positief. We veronderstellen dat kwaliteit van de financiële rapportering wordt beïnvloed door de graad van opleiding van de financiële verantwoordelijke. We gebruiken hiervoor een puntenschaal: 3 voor universitair onderwijs, 2 voor hogeschool, 1 voor secundair onderwijs. Ook Christiaens et al (2004) onderzochten of de graad van opleiding een invloed had op de kwaliteit van de financiële rapportering. H 4.2 : De mate waarin de financiële verantwoordelijke professionele accountancy ervaring heeft, beïnvloed de dual compliance index positief. We verstaan onder professionele accountancy ervaring als de financiële verantwoordelijke ook actief is in een financiële afdeling van een ander bedrijf, actief is als accountant of als bedrijfsrevisor. We meten dit aan de hand van een dummy-variabele. Allen en Sanders (1994) vonden dat er een positieve relatie bestaat tussen de kwaliteit van financiële rapportering in de publieke sector en de mate waarin de verantwoordelijke voor het financieel beleid betrokken is in andere organisaties. H 4.3 : Indien de financiële verantwoordelijke een vrijwilliger is, zal dit de dual compliance index negatief beïnvloeden. We vermoeden dat indien de financiële verantwoordelijke een vrijwilliger is, dit de kwaliteit van de financiële rapportering negatief zal beïnvloeden. Dit wordt gemeten aan de hand van een dummy-variabele. We onderzoeken hier dus of het toenemend professionalisme van de vrijwilligers binnen dit studiegebied ook van toepassing is. Uiteraard zullen we enkele controle variabelen aan ons model toevoegen namelijk de grootte van de VZW, gemeten aan de hand van het balanstotaal en het aantal verbonden VZW s, en de financiële toestand, gemeten aan de hand van de schuldgraad. 18

Als eerste controle variabele nemen we de grootte van de VZW. Dit wordt gedaan in veel studies: Christiaens (1999) en (2004), Jegers en Houtman (1993), Allen en Sanders (1994), Krishnan en Schauer (2000), Street en Gray (2002) en Da Costa Carvalho (2007). Volgens Jegers en Houtman (1993) kunnen we verwachten dat grotere VZW s meer zichtbaar en transparanter zijn voor de overheid en het publiek. Ze hebben een grotere verantwoordelijkheid te verdedigen over de verzamelde fondsen. Hieruit kunnen we veronderstellen dat grotere VZW s een hogere kwaliteit van financiële rapportering zullen nastreven. We zullen dit meten aan de hand van twee variabelen: Als eerste proxy voor de grootte van de VZW zullen we het balanstotaal (Street en Gray, 2002) nemen. Omzet nemen we niet omdat dit hier niet mogelijk is voor de volledig steekproef aangezien de vermelding van de omzet (post 70) facultatief is voor jaarrekeningen volgens verkort schema. Ook wordt het onderscheid tussen grote en zeer grote VZW s volgens de hervorming van de wet van 2 mei 2002 onder andere gemaakt op basis van het balanstotaal. Wel zullen we hiervan de natuurlijke logaritme nemen, dit om de uiterste af te zwakken in navolging van Krishnan en Schauer (2000). Als tweede proxy zullen we kijken of VZW s verbonden zijn met andere VZW s. We kijken niet zo zeer naar de individuele VZW maar of er eventueel groepen van VZW s bestaan. Uit Verbruggen (2008) is gebleken dat het aantal verbonden ondernemingen een significante factor is die de kwaliteit van de financiële rapportering positief beïnvloed. Als tweede controle variabele zullen we kijken naar de financiële toestand van de VZW. Dit is ook een vaak gebruikte controle variabele in gelijkaardig onderzoek: Christiaens (1999), (2004), (2006) Jegers en Houtman (1993), Da Costa Carvalho (2007), Verbruggen (2008). Hier in dit onderzoek zullen we gebruik maken van de schuldgraad van de VZW. Hier uitgedrukt als de verhouding van het vreemd vermogen op het totaal vermogen. We doen dit in navolging van Jegers en Houtman die ook gebruik maken van de schuldgraad. Zij verwachten dat VZW s (In hun onderzoek enkel ziekenhuizen) met een hoger schuldgraad, een hogere kwaliteit van financiële rapportering nastreven. De redenering hierachter is als volgt: bij onderhandelingen met financiële instellingen betreffende de voorwaarden en de risico s van de lening wordt de VZW aan de hand van de jaarrekening geëvalueerd. Zo zal een jaarrekening van hogere kwaliteit als minder risicovol worden aanzien en zullen de voorwaarden voor de lening bij de bank gunstiger zijn voor de VZW (Jegers en Houtman, 1993). Vaak wordt ook de graad van financiële onafhankelijkheid gebruikt (Christiaens, 2006) in plaats van de hier gebruikt schuldgraad. De eerstgenoemde is natuurlijk de inverse van de laatstgenoemde want wordt uitgedrukt als het eigen vermogen op het totaal vermogen (Ooghe en Van Wymeersch, 2003). 19

Methodologie a) Onderzoeksmethode Uit de onderzochte populatie zal door systematische willekeurige selectie een steekproef worden genomen van 150 VZW s uit een populatie van 676. Deze steekproef beslaat bijna één vierde van de populatie. Christiaens (1999) gebruikte een steekproef van 100. Er is wel rekening gehouden of de jaarrekening in het Nederlands is opgesteld om te vermijden dat de vragenlijst, opgesteld voor dit onderzoek, ook in het Frans zou moeten vertaald worden. Elke VZW heeft evenveel kans om geselecteerd te worden indien de jaarrekening in het Nederlands is opgesteld. b) Datacollectie Hiervoor baseren we ons op Christiaens en Windels (2006). In dit onderzoek maken we gebruik van twee soorten data. Ten eerste zal ik gebruik maken van data gevonden via diverse bronnen zoals jaarrekeningen, balans en resultatenrekening. Deze data zijn beschikbaar via de website van de Nationale Bank van België maar in PDF-formaat. Vooraleer deze data bruikbaar zouden zijn voor statische verwerking dienen deze te worden omgezet in een spss-bestand. Door de vlotte samenwerking met Mevr Sandra Verbruggen (EHSAL) ben ik in het bezit van alle data van grote en zeer grote VZW s in een spss-bestand. Zij heeft mij alle data ter beschikking gesteld nadat ik zelf een groot deel in een spss-bestand had ingegeven. Daarnaast hebben we via de gratis verzekering voor vrijwilligers proberen te weten te komen op hoeveel vrijwilligers iedere VZW beroep doet. Naar schatting zouden meer dan 100 000 vrijwilligers uit circa 4 000 verenigingen gebruik maken van deze gratis verzekering. Dit bleek een dood spoor aangezien het hoofdzakelijk om vrijwilligers uit kleine VZW s ging, terwijl vrijwilligers bij grote en zeer grote VZW s hiervan minder gebruik maken. Volgens Loose et al (2007) bestaan er geen officiële gecentraliseerde registers van vrijwilligers in België. Zij deden evenals onderzoek door middel van een representatieve steekproef en bevraging. Om toch deze gegevens te bemachtigen heb ik een korte vragenlijst (zie bijlage 1) opgestuurd naar de te onderzoeken VZW s uit de steekproef. Voor het opstellen van de vragenlijst heb ik mij gebaseerd op (Marktonderzoek, Van Kenhove, p 143-170, 2006). Met deze vragenlijst heb ik een piloottest gedaan bij vijf kleine VZW s in de omgeving rond Gent. De enige aanpassing die ik nog moest aanbrengen is de keuzemogelijkheid dat een VZW eventueel zonder vrijwilligers werkt. Na deze aanpassing is deze vragenlijst via de post verzonden naar de 150 VZW s uit de steekproef. Na 3 weken was er reeds een 20