11-60 RAAD VAN DISCIPLINE. Beslissing in de zaak onder nummer van: 11-60

Vergelijkbare documenten
RAAD VAN DISCIPLINE. De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 10 januari 2011 binnengekomen klacht van:

Raad van Discipline. adres. tegen:

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE. Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 7 juni 2011 binnengekomen

ECLI:NL:TADRARL:2016:295 RAAD VAN DISCIPLINE. Beslissing in de zaak onder nummer van:

ECLI:NL:RBDOR:2010:BO7430

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 15/352 Wtra AK van 20 juli 2015 van

KAMER VOOR HET NOTARIAAT KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

14-229A ECLI:NL:TADRAMS:2015:30 RAAD VAN DISCIPLINE. Beslissing in de zaak onder nummer van: A

Ontvankelijkheid. Klacht over (nog) niet verrichte handeling. Tuchtrechtelijke laakbaarheid van handelwijze in gerechtelijke procedure.

Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-notarissen te Rotterdam

heeft de volgende beslissing gegeven naar aanleiding van het hoger beroep van verweerder.

RAAD VAN DISCIPLINE in het ressort Amsterdam BESLISSING d.d. 19 april 2010 in de zaak H

RAAD VAN DISCIPLINE. Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort s-hertogenbosch van 25 april 2018

Beheerovereenkomst. Extra betaalde werkzaamheden vanouds verricht. De Centrale Raad van Toezicht geeft de volgende uitspraak in de zaak van:

16.137Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

DE RAAD VAN TUCHT VOOR REGISTERACCOUNTANTS EN ACCOUNTANTS-ADMINISTRATIECONSULENTEN TE 'S-GRAVENHAGE

ECLI:NL:GHAMS:2006:AU9684 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie

RAAD VAN DISCIPLINE in het ressort 's-gravenhage

RAAD VAN DISCIPLINE. en mr. [ ] in zijn hoedanigheid van deken van de orde van advocaten (123b/13) klager

1.2 [beklaagde] heeft zich bij van 25 oktober 2018 tegen de klacht verweerd.

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 18/337 Wtra AK van 24 augustus 2018 van

Bestuurdersaansprakelijkheid wegens het onverantwoord verstrekken van een risicovolle lening

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

ECLI:NL:RBSGR:2011:BT6286

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

Raad van Discipline. Beslissing. Beslissing van 12 november 2013 in de zaak A naar aanleiding van de klacht van: klaagsters.

Raad van Toezicht Amsterdam van de Nederlandse Vereniging van Makelaars en Taxateurs in onroerende goederen NVM DE LOOP VAN DE PROCEDURE

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186

Klacht over verlengde kleuterperiode. School heeft verkeerde informatie doorgegeven aan andere school. Klachten ongegrond.

RAAD VAN DISCIPLINE. 2.8 Bij beslissing van 7 oktober 2010 heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof

COLLEGE VAN BEROEP VOOR DE EXAMENS. Uitspraak van het College van Beroep voor de Examens van Tilburg University

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Rapport. Datum: 26 september 2005 Rapportnummer: 2005/293

JT RAAD VAN TUCHT DEN HAAG EN COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

ECLI:NL:CRVB:2014:3478

18.125T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 25 februari 2019

RAAD VAN DISCIPLINE. Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort s-hertogenbosch van 16 juli 2018

ECLI:NL:CRVB:2016:3181

Daarmee was de schriftelijke behandeling van de klacht gereed.

Beweerdelijk te lage taxatie. Verschil van 10 % tussen verschillende taxatie niet onaanvaardbaar.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

16.058Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

ECLI:NL:RBDHA:2017:7903

ECLI:NL:CRVB:2009:BJ1071

- dat de advocaat zich in woord en geschrift niet onnodig grievend dient uit te laten,

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 18/350 Wtra AK van 3 december 2018 van

ECLI:NL:CRVB:2016:1344

ECLI:NL:TADRARL:2016:162 RAAD VAN DISCIPLINE. Beslissing in de zaak onder nummer van:

LJN: BH1764, Centrale Raad van Beroep, 07/2959 WWB + 07/2960 WWB + 08/6263 WWB + 08/6264 WWB + 08/6265 WWB

17.105Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 7 maart 2018

K MAKELAARSKANTOOR O.G. B.V.,kantoorhoudende te G, beklaagde,

16.046T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 29 december 2016

ECLI:NL:RBSGR:2007:BB2855

ECLI:NL:CRVB:2016:3509

Taxatie. Onjuiste taxatiewaarde. Taxatie buiten aanwezigheid van de belanghebbende partij.

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER

ADVIES. mevrouw A te B, moeder van C en D, voormalige leerlingen van de E te F, klaagster

Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341

Ontvankelijkheid. Belangenbehartiging niet-opdrachtgever. Ongepast optreden. Misleiding.

14-400/DB/OB ECLI:NL:TADRSHE:2016:37 RAAD VAN DISCIPLINE. Beslissing in de zaak onder nummer van: /DB/OB

ECLI:NL:RBOBR:2017:1221

KAMER VOOR HET NOTARIAAT KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

ECLI:NL:RVS:2016:2861

CBE-1142 (030)

ECLI:NL:CRVB:2013:2879

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 16/1226 Wtra AK van 9 december 2016 van

Uitspraak van het College van Toezicht van het Nederlands Instituut van Psychologen.

Echtscheiding, perikelen bij. Onvoldoende overleg opdrachtgever. Ongepast optreden.

16.058T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

De Centrale Raad van Toezicht geeft de volgende uitspraak in de zaak van: de heer F. H. aangesloten NVM-Makelaar, kantoorhoudende te H, beklaagde.

- het op 4 juni 2014 ingekomen klaagschrift van [klager] ( klager ), inclusief 5 producties;

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

MEINDERT OOSTERHOF, in zijn hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder, kantoorhoudende te Drachten,

Beweerdelijke onvoldoende onderbouwing van taxatie, onjuiste uitgangspunten en beïnvloeding van betrokkene.

ECLI:NL:RVS:2009:BI2655

16.031T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

DE RAAD VAN TOEZICHT GRONINGEN VAN DE NEDERLANDSE VERENI- GING VAN MAKELAARS IN ONROERENDE GOEDEREN NVM

ECLI:NL:RBNHO:2017:3051

ECLI:NL:RVS:2016:3387

ECLI:NL:GHAMS:2016:1333 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

ECLI:NL:RBGRO:2010:BO8890

ECLI:NL:CRVB:2010:BO7264

ECLI:NL:CRVB:2012:BV0179

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. F.M.M.L. Fleskens, secretaris)

Belangenbehartiging opdrachtgever. Onvoldoende overleg met opdrachtgever. Onjuiste informatie in verkoopbrochure.

ECLI:NL:RBZWB:2015:2161

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Raad voor Rechtsbijstand

ECLI:NL:RBNNE:2017:214

Nieuwsbrief NOvA Tuchtrecht Updates

TUCHTRAAD FINANCIËLE DIENSTVERLENING (ASSURANTIËN) U I T S P R A A K in de zaak nr. [nummer] ambtshalve onderzoek door de Tuchtraad,

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ4413

mevrouw A, makelaar in onroerende zaken te W., klaagster, gemachtigde: mr. S., advocaat,

ECLI:NL:CRVB:2016:2097

Taxatie. Onzorgvuldige werkwijze. Opvragen schone grondverklaring en asbestinventarisatie.

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 19/471 Wtra AK van 12 augustus 2019 van

ECLI:NL:RBNHO:2016:1706

Transcriptie:

11-60 RAAD VAN DISCIPLINE Beslissing in de zaak onder nummer van: 11-60 11-60 BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM Bij brief van 7 juni 2011 heeft mr. R.J.A. Dil, Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Arnhem ter kennis van de raad gebracht de klacht van: [ ] wonende te [ ] hierna: klaagster tegen: mr. X advocaat te [ ] hierna: verweerster. 1. De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 17 oktober 2011. Klaagster en verweerster zijn ter zitting verschenen. Klaagster werd ter zitting bijgestaan door een tolk in de Engelse taal. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. De raad heeft bij de behandeling van de klacht zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, en mrs. J. Brouwer, A. Gerritsen-Bosselaar, I.P.A. van Heijst en P.P. Verdoorn, leden van de raad, en is bijgestaan door mr. G.H.J. Spee als griffier. De beslissing in deze zaak is vertraagd doordat klaagster zich na het sluiten van de mondelinge behandeling heeft beklaagd over de wijze waarop de raad deze zaak op de zitting van 17 oktober 2011 heeft behandeld. Dat beklag werd eerst, maar naar klaagster vervolgens liet weten ten onrechte, gezien als een wrakingsverzoek. 2. De feiten Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan. 2.1 Klaagster heeft in 2006 een verblijfsvergunning verkregen van de IND voor het doorlopen van een promotietraject aan de Stichting Maastricht School of Management (hierna: MSM). Voor dit promotietraject ontving klaagster een studiebeurs van het Nuffic. Nadat de MSM de beslissing had genomen om de inschrijving van klaagster als PhD-student met onmiddellijke ingang te beëindigen, raakte klaagster haar studiebeurs kwijt waarvan gevolgen te duchten waren voor haar verblijfsstatus. 2.2 Klaagster heeft zich tot verweerster gewend met het verzoek haar rechtsbijstand te verlenen in een tweetal zaken. De eerste zaak had betrekking op een procedure die werd gevoerd tegen het Nuffic wegens de intrekking van de studiebeurs. Deze procedure nam verweerster over van een eerdere advocaat van klaagster, mr. K., die de gronden voor beroep op 30 december 2008 had ingediend bij de rechtbank. De tweede zaak betrof een procedure tegen de IND over de verblijfsvergunning. 1/5

2.3 Op 2 december 2009 heeft de IND een beslissing genomen op het bezwaarschrift (in de tweede zo-even genoemde zaak). Bij brief van 3 december 2009 heeft verweerster klaagster geïnformeerd over de juridische mogelijkheden en gevraagd om een instructie. Vervolgens heeft klaagster verweerster opdracht verstrekt. 2.4 Verweerster heeft op verzoek van klaagster hoger beroep ingesteld bij de Raad van State nadat de rechtbank het beroep in de zaak tegen de Nuffic ongegrond had verklaard. Verweerster heeft daarbij aangegeven klaagster niet te zullen vergezellen naar een eventuele zitting. Het beroep is ongegrond verklaard. 2.5 Op 7 april 2010 heeft verweerster de juridische positie van klaagster besproken en haar verteld dat er tegen laatstbedoelde ongegrondverklaring geen rechtsmiddelen meer konden worden aangewend. Klaagster heeft laten weten daar niet in te willen berusten. Verweerster heeft daarop de opdracht neergelegd wegens het ontbreken van het vereiste vertrouwen. 3. De klacht De klacht luidt kort weergegeven als volgt: Klaagster verwijt verweerster zich niet te hebben gedragen zoals een goed advocaat betaamt door: a. Steeds in het Nederlands te communiceren en geen gebruik te willen maken van de tolk die door klaagster was meegenomen; b. te weigeren in beroep te gaan tegen de uitspraak van de Raad van State; c. de rechtbank onvoldoende te informeren en niet alle relevante stukken over te leggen in de procedure met betrekking tot de studiebeurs; d. niet aanwezig te zijn bij de mondelinge behandeling door de Raad van State op 29 januari 2010; e. klaagster onheus te bejegenen en niet in gepaste termen te woorden te staan; f. klaagster onvoldoende deskundig bij te staan in de procedure tegen de IND en klaagster onvoldoende voor te lichten over de voorlopige voorziening en de te volgen strategie. 4. Het verweer Het standpunt van verweerster houdt het volgende in: a. Als Nederlands advocaat communiceert zij in het Nederlands. Besprekingen en zittingen hebben in beginsel altijd plaatsgevonden met een tolk. b. Tegen de uitspraak van de Raad van State kon geen beroep meer worden aangetekend. c. De rechtbank is door haar correct en tijdig geïnformeerd binnen de daarvoor gestelde termijn. De beurs was gekoppeld aan de onderwijsinstelling die de financiële bijdrage beheerde en uitkeerde. Ook de verblijfsvergunning van de IND was gekoppeld aan de studie in Maastricht. De MSM heeft op enig moment de relatie met klaagster verbroken. De onmiddellijke uitschrijving door MSM is door de rechtbank goedgekeurd waarmee deze definitief werd en het recht op een beurs verviel. Volgens verweerster ging het in de procedure die zij te behandelen kreeg om de vraag of Nuffic de beurs kon stopzetten en niet om de vraag of de beslissing van MSM om de relatie met klaagster te verbreken, juist was. Volgens verweerster blijkt uit de beslissing van de rechtbank van 4 augustus 2009 dat de stellingen, documenten en bewijzen die klaagster aandroeg, niet relevant werden bevonden gezien het kader waarbinnen de rechtbank toetste. d. Na het verbreken van de relatie met klaagster is verweerster op 29 januari 2010 niet aanwezig geweest bij het hoger beroep dat diende bij de Raad van State. Daartoe stelt verweerster niet gehouden te zijn geweest. Klaagster heeft daar geen nadeel van on- 2/5

dervonden. Verweerster heeft wel hoger beroep ingesteld, maar daarbij (tegenover klaagster) aangegeven dat zij niet bereid zou zijn klaagster ter zitting bij te staan. e. Verweerster ontkent dat zij klaagster onheus zou hebben bejegend of zich in onheuse bewoordingen jegens klaagster zou hebben uitgelaten. f. Klaagster is door verweerster deskundig bijgestaan in de procedure met betrekking tot haar verblijfsvergunning en is door haar correct geïnformeerd over de aard en inhoud van de rechtsbijstand en de voorlopige voorzieningen. 5. Beoordeling van de klacht. 5.1 De klacht heeft betrekking op het handelen van de eigen advocaat. De raad stelt in dit kader voorop dat de advocaat bij de behandeling van de zaak de leiding heeft en vanuit zijn of haar eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van de cliënt het best zijn gediend. Aan de advocaat komt daarbij een grote mate van vrijheid toe met betrekking tot de wijze waarop hij een hem opgedragen zaak behandelt. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerster zal aan deze maatstaf worden getoetst. De raad zal de klachten toetsen aan deze maatstaf en de onderdelen van de klacht hierna behandelen. 5.2 Klachtonderdeel a Uit het verhandelde ter zitting en uit het dossier is gebleken dat verweerster haar brieven in het Nederlands heeft opgesteld, terwijl zij zich in de gesprekken met klaagster steeds heeft bediend van de tolk die daartoe op voorhand door verweerster bij het tolkencentrum was gereserveerd. Verweerster heeft hierdoor voldoende zorgvuldig gehandeld. Het is voor klaagster van het begin af aan duidelijk geweest dat verweerster niet in het Engels wilde communiceren. Wanneer het de voorkeur van klaagster had de communicatie in het Engels te laten verlopen, had het op de weg van klaagster gelegen een advocaat in te schakelen die daartoe wel bereid was. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond. 5.3 Klachtonderdeel b Na het hoger beroep bij de Raad van State resteerden er geen (reële) beroepsmogelijkheden welke door klaagster konden worden benut. Van verweerster kon dan ook niet worden verwacht dat zij (hoger) beroep aantekende tegen de beslissing van de Raad van State. Daarbij tekent de raad aan dat het niet meer tot de verantwoordelijkheid van verweerster behoorde om klaagster verder nog rechtsbijstand te verlenen naar aanleiding van de gevolgen van de ongunstige beslissing van de Raad van State, nu zij haar opdracht had beperkt tot een formeel hoger beroep bij de Raad van State om de verblijfsstatus van klaagster in elk geval voorlopig veilig te stellen. Klachtonderdeel b is derhalve ongegrond. 5.4 Klachtonderdeel c Met dit klachtonderdeel wordt verweerster verweten dat zij in de procedure tegen het Nuffic niet de bezwaren heeft betrokken die klaagster had tegen de beslissing van MSM om haar van die onderwijsinstelling te verwijderen. Verweerster heeft in dit verband aangevoerd dat het toetsingskader in die beroepsprocedure zich beperkte tot de vraag of het Nuffic de studiebeurs mocht beëindigen. In die procedure zou het conflict tussen klaagster en MSM en de vraag of MSM tekort was geschoten, volgens verweerster niet aan de orde kunnen komen. 3/5

De raad stelt vast dat de rechtbank in haar beslissing van 4 augustus 2009 een overweging heeft gewijd aan de rol van MSM en leidt daaruit af dat er in de procedure tegen het Nuffic wel (enige) ruimte zou zijn geweest om de documenten die klaagster inbracht ter onderbouwing van haar stelling dat MSM tekort was geschoten, in te brengen. De raad acht het evenwel niet aannemelijk dat overlegging van deze documenten, zou hebben bijgedragen aan een versterking van de procespositie van klaagster. Het gerechtshof in Den Bosch heeft in hoger beroep in de procedure tegen MSM het vonnis van de voorzieningenrechter in stand gelaten, waardoor de beslissing om de inschrijving van klaagster bij MSM in rechte onaangetast is gebleven. Dit klachtonderdeel is daarmee ongegrond. 5.5 Klachtonderdeel d Door verweerster is aangevoerd dat zij het hoger beroep tegen het verlies van de studiebeurs, weinig kansrijk achtte. Verweerster heeft zich desalniettemin - op uitdrukkelijk verzoek van klaagster- bereid verklaard het hoger beroep bij de Raad van State in te stellen. Uit hetgeen verweerster ter zitting naar voren heeft gebracht, heeft de raad begrepen dat zij zich bij haar beslissing om dat hoger beroep in te stellen met name heeft laten leiden door het feit dat er nog geprocedeerd werd over de verblijfsstatus van klaagster. Verweerster heeft willen voorkomen dat in de verblijfsrechtelijke procedure aan klaagster zou kunnen worden tegengeworpen dat zij niet alle rechtsmiddelen had benut. Nog voordat dit hoger beroep werd ingesteld heeft verweerster, zowel mondeling als schriftelijk, herhaalde malen aan klaagster kenbaar gemaakt haar niet bij een eventuele zitting bij te zullen staan. In het licht van het gegeven dat het hoger beroep een ander doel diende dan het behoud van de studiebeurs zelf en het gegeven dat verweerster klaagster tijdig heeft geïnformeerd over haar beslissing om haar niet bij een zitting te vergezellen, acht de raad de beslissing van verweerster om haar opdracht te beperken tot het instellen van het hoger beroep, niet onzorgvuldig. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond. 5.6 Klachtonderdeel e De raad stelt vast dat tegenover de stellingen van klaagster dat verweerster haar onheus zou hebben bejegend of zich onheus zou hebben uitgelaten, de gemotiveerde betwisting staat van verweerster. Verder stelt de raad vast dat uit het dossier niet is gebleken dat verweerster klaagster onheus zou hebben bejegend. Dit klachtonderdeel mist hierdoor feitelijke grondslag en daardoor ongegrond. 5.7 Klachtonderdeel f De raad stelt voorop dat, zoals gezegd, een advocaat vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste worden gediend en dat aan een advocaat daarbij een grote mate van vrijheid toekomt. Niet gebleken is dat verweerster niet alles in het werk heeft gesteld om klaagster zo volledig en deugdelijk mogelijk te adviseren, noch dat haar anderszins een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Het enkele feit dat verweerster een ander idee heeft over de juridische positie van klaagster en de op grond daarvan te volgen strategie, is evenmin tuchtrechtelijk verwijtbaar. Het is niet gesteld of gebleken dat verweerster daaromtrent tegenover klaagster onvoldoende duidelijk is geweest. Anders dan klaagster kennelijk meent was verweerster niet verplicht de zaak op de door klaagster voorgestane wijze te behandelen en tot een einde te brengen. Klachtonderdeel f is derhalve ongegrond. De beslissing van de raad luidt als volgt: - verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond 4/5

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 9 januari 2012 in tegenwoordigheid van de griffier. Griffier Voorzitter 5/5