verrassing voor mij, deze plant eind mei 1976 in vrij groot aantal aan te treffen langs

Vergelijkbare documenten
Notitie. Inventarisatie Rapunzelklokje op locatie Platveld 4 te Meijel (gemeente Peel en Maas)

1. Status. 2. Kenschets. 3. Definitie. H91F0 versie 1 sept 2008.doc. Habitatrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1994).

Boerenwormkruid (Tanacetum vulgare)

telmateia Ehrh. in Nederland?

1. Status. Groenknolorchis (Liparis loeselii) H Kenschets. 3. Ecologische vereisten. 4. Huidig voorkomen

Beboste duinen van het atlantische, continentale en boreale gebied (H2180) Verkorte naam: Duinbossen

Bermbesluit. Aard : Besluit van de Vlaamse regering Over : maatregelen inzake natuurbehoud op de bermen beheerd door publiekrechtelijke rechtspersonen

publicaties tevens kaarten, waarop de huidige verspreiding Gagea lutea (L.) Ker-Gawl. en Gagea spathacea (Hayne) Salisb. in Drente

Leucojum aestivum L. indigeen

Respect voor schoonheid. Oog voor detail

LPW-Florasleutel samengesteld door Bert Berten. Klokje (Campanula)

Flora van naaldbossen,

Lang bloeiende inheemse vaste planten voor bijen en vlinders

Ecologisch bermbeheer

tijdens een excursie in september {fig. 1) gaf de tweede auteur namelijk de z.i. gerechtvaardigde indruk, dat het Sonchus palustris door

Veldbezoeken Het gebied is op 16 juli 2014 bezocht door Menno Reemer (EIS) samen met Hendrik Baas (gemeente Zoetermeer).

DE VEGETATIES van NEDERLAND - Schaminée e.a. Overzicht van de Klassen van Plantengemeenschappen

(on)kruiden kennen. Datum: woensdag 8 februari Leerjaar 1 en 2 Tuin, Park en Landschap

D[ L[V[ND[ NATUUR. Slangelook. msm : --' JANUARI 1968 JAARGANG 71, AFL. 1. Ér' "

MEMO maaibeleid. Beheergroep Streefbeeld en maairegime Waar kan dit voorkomen Gazon

Onkruidwijzer. Een lijstje als hulpmiddel

te beschouwen? door H.P.M. Hillegers lutea in stinsemilieus van Friesland, Zuid- soorten die binnen hun natuurlijke areaalgrenzen

Bijlage VMBO-GL en TL-COMPEX 2006

memo gemeente Lingewaard, Dion Steenbergen , hoofdlijnen mitigatieplan kleine wolfsmelk Houtakker II, Bemmel

Wespenorchis (Epipactis)

Ecologisch werkprotocol voor het verplaatsen van een Tongvaren (Asplenium scolopendrium) in een kassencomplex te Strijen (Zuid-Holland)

Soortenlijst Flora faunawet. Bestendig beheer gemeentelijke groenvoorziening

Gagea minima (L.) Ker-Gawl. nieuw in Nederland een erfenis van Linnaeus?

Brachypodium cugnacii A.Camus nieuw voor Nederland

Van G7 was het met name het subtype: - G7b Matig voedselrijke tot voedselrijke, vochtige bodem; voedselrijk tot zeer voedselrijk

Voorbeelden van indeling van levensstadia of levensfasen bij verschillende planten en plantengroepen.

BOETELERVELD. ROUTE 4,3 km

Vegetatie van loof- en gemengde bossen,

Deze handleiding hoort bij de Binnenveld excursie. Het Groene Wiel is een onderdeel van Stichting Veldwerk Nederland.

Oevers 2x maaien Oever 2

Ontwikkeling en beheer van natuurgraslanden in Utrecht: Nat schraalland

Prachtanjer (Dianthus superbus L.) terug. in Nederland, maar... via natuurlijke weg? Inleiding

Inhoudstafel van deze serie

De vegetatie van populierenbos in het nvierensebied

Vijko P.A. Lukkien & Pipasi Jeurissen (Universiteit Utrecht, Faculteit Biologie, Postbus 80084, 3508 TB Utrecht;

Langhe D'hose, welke in. (Hugo de Vries-laboratorium, Amsterdam) Enkele vondsten van de scherpe pinksterbloem in West-Nederland. door. J.

Uitbreiding van Corydalis solida (L.) Clairv. (Vinger helmbloem) in een wegberm in de Gelderse Vallei

Paardenstaart (Equisetum)

5 Relatie tussen het voorkomen van de bosmuis en de rosse woelmuis en de structuur en breedte van de verbinding

Achtergrondinformatie

Anacamptis pyramidalis bij Wijk aan Zee. door. de Vries-laboratorium, Amsterdam) worden de tellingen grafisch weergegeven.

Inleiding. meestal, vaak en soms veel voorkomende termen. Om meer inzicht te

Inpassingsplan Kavel B (zuidelijke kavel) Leiweg VM aanleg 3000 m 2 natuur

(Rijksherbarium, Leiden)

NIEUWSBRIEF FLORON-FWT, NR.2, APRIL 1990

9. SCHADUWTUIN. Op het einde van de dag kunt u dan het aantal uren zon berekenen. Minder dan 3 uur zon:

Vergeet-mij-nietje (Myosotis)

De Paardehoefklaver in Nederland. Hoe lang nog?

Aanvulling. Dictaat Inleiding Bodem. Voor versie Bodem en Water 1 (LAD-10806) Bodem en Water II (AEW-21306) Oktober 2010.

Wat zijn springzaden? Springzaden in Nederland en Noord-Brabant Gevolgen uitheemse springzaden Bestrijding en monitoring Wat kan jij doen?

KNOLLATHYRUS. heischrale zoomplant in vrije val. Eddy Weeda

ditches in calcareous, humid soil bijzondere is echter de aanwezigheid van Polystichum Midden-en Zuid-Europa)

Ontwikkeling en beheer van natuurgraslanden in Utrecht: Kruiden- en faunarijk grasland

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, september 2008

Nieuwsbrief Plantenwerkgroep KNNV Alkmaar - Den Helder

Vraag 1. Geologie en Sedimentatie

Datum excursie: 7/06/2010 Hokcode: E Plaats: Hoeselt Gids: Bert Berten. Jean Vangrinsven LPW

De spontane ondergroei van bosgemeenschappen onder verschillende hoofdboomsoorten

ACHTERGRONDDOCUMENT. Ontwikkelingsvisie en Beheerplan voor de landgoederen Nieuw- en Oud Amelisweerd en Rhijnauwen. Juni 2008

Tussen Rijn en Lek Dl.27 3 Acht«rdi k ^/ riartd^k A = brug a = schip f " paalwerk B = grafstenen b = goot g - grindweg C = bedding c =

Bos in de Rijntakken. Jaap Ex. Projectleider beheerplannen Natura 2000 Rijntakken en Loevestein Provincie Gelderland

(Angelica archangelica L.) langs

hoofdjes, dat langer is dan deze (Rijksherbarium, Leiden) Bij het gereedmaken van het verspreidingskaartje van Filago pyramidata L.

fijne zanden met kleilenzen en dikkere kleilagen, plaatselijk ook grover zand met zijn het gevolg hiervan, zodat het bodemtype

Monitoring bij Natuurboeren. 31 maart 2015

HOOGWAARDIGE VEGETATIE NA BEBOSSING VAN LANDBOUWGRONDEN. Luc De Keersmaeker Eindhoven, 16 maart 2014

Notitie tbv. werkgroep praktisch natuur beheer Beheer Staatsbosbeheer. Onderhoud van deze twee poelen door wg pn ivn nijmegen

Buurtcontract. Planten om uw buurt op te fleuren. Klimhortentia

bijeengebracht J. Bijlsma (Wageningen),

Vaccinium corymbosum L. in Nederland ingeburgerd. zijn naar aanleiding van gunstige berichten over deze cultuur proeven genomen met de

Leijduin 1837, Vogelenzang 1837 en 1839, Haarlem 1832, Zilk z. j. (Rijksinstituut voor Veldbiologisch Onderzoek ten behoeve van het Natuurbehoud)

Trosbosbes Effecten op het ecosysteem en mogelijkheden voor bestrijding

Het soort weer dat een land tijdens een lange periode heeft. Gebied in de wereld waar het klimaat overal hetzelfde is.

Polder Stein, Reeuwijk; PKN-excursie; perceel oostelijk van kade Polder Kort Roggebroek

Nadere informatie. Weersverwachting

LUTTENBERG BELEVINGSROUTE

Wat is een bos? Aandeel van verschillende taxongroepen voor de soortenrijkdom in gematigde loofbossen

Struinen door De Stille Kern

Vegetatie-ontwikkeling in bossen op rijke bodem. Patrick Hommel en Rein de Waal Alterra; Wageningen-UR

SLOBKOUSNIEUWS 29 jrg7

91E0_eutr: Ruigt elzenbos (Filipendulo-Alnetum, Macrophorbio-Alnetum, Cirsio-Alnetum)

Basterdwederik (Epilobium)

Meer wilde bijen in en om stedelijk gebied

Verslag Excursie Kombos Ravon Utrecht

EENDENKOOI SCHIPLUIDEN

SLOBKOUSNIEUWS 21 jrg8

1' \2-c>~ ~ IO'('U. ~'s CS~~O_ V. fzdq,-v-o. ().e-.~~~.;a

Kavelpaspoort. Cluster 5: Son en Breugel - De Peel- Hooijdonk. Pilot Natuurlijk Ondernemen. 2,952 ha

De grote modderkruiper uitgepeild. Jan Kranenbarg & Arthur de Bruin

foto inzet: Staf de Roover

Veldverslag zeegrasmitigatielocaties: begin augustus Wouter Suykerbuyk en Laura Govers

Carex colchica J.Gay: kilometervreter

Middels deze brief ontvangt u de resultaten van het nader ecologisch onderzoek op de projectlocatie Scheveningen Bad.

Transcriptie:

Een merkwaardige groeiplaats van Allium scorodoprasum L. door E.J. Weeda (Rijksherbarium, Leiden) Allium scorodoprasum is in ons land vrijwel uitsluitend bekend van het Rijngedeelte van het Fluviatiele distrikt en van de binnenduinrand (fig. I ). Het was dan ook een verrassing voor mij, deze plant eind mei 1976 in vrij groot aantal aan te treffen langs het Overijsels kanaal bij Heeten, gem. Raalte, temeer omdat de standplaats nogal van het in ons land gebruikelijke biotoop van deze soort afweek. De oecologie van A. scorodoprasum is beschreven door WESTHOFF (1968), die de milieu-eisen van deze soort karakteriseert als een combinatie van een stabiele gradiënt tussen loofbos en grasland met een zekere ritmische instabiliteit van lichten watervoorziening, een en ander in zandig tot kleiig kalkrijk milieu". De soort komt dan ook vooral voor langs de zoom van en in loofbossen (vaak hakhout) op vochthoudende, kalkrijke, losse bodem, behorend tot het Alno-Padion, onderverbond Ulmion carpinifoliae. Binnen dit onderverbond komt A. scorodoprasum vooral in het Fraxino-Ulmetum voor en wel op stroomruggen langs de Gelderse IJsel. WESTHOFF (1968) beschouwt evenals OBERDORFER (1957) de soort als een kensoort van deze associatie. Fraai ontwikkeld is dit bostype o.a. in het Zalkerbos en bij de Gelderse Toren tussen Dieren en Brummen; A. scorodoprasum groeit hier tezamen met Brachypodium sylvaticum, Roegneria canina en Viola odorata, bij de Gelderse Toren bovendien met Listera ovata en Arum maculatum. Deze laatste soort vergezelt A. scorodoprasum ook op andere plaatsen in het zuidelijke IJselgebied. Waarschijnlijk min of meer vergelijkbaar met de groeiplaats in het Zalkerbos was die in het Kraaienbos tussen Kekerdom en Millingen; de laatste jaren is de soort daar echter niet teruggevonden. Terwijl KUIPER (1954) voor het Zalkerbos vermeldt dat A. scorodoprasum in diepe schaduw optimaal voorkomt, nam ik bij de Gelderse Toren waar dat de soort op donkerder plekken minder tot bloei kwam. Langs de Rijn komt Allium scorodoprasum voor in bosjes op de grens van het rivierdal met de Utrechtse heuvelrug en de Wageningse berg. Op deze laatste vindplaats, waar de soort recent nog is gevonden door R.-J. Bijlsma (Ede), groeit hij vermoedelijk 69

Fig. 1. van Verspreidingskaart Allium scorodoprasum L. = vondst van vóór 1950; = vondst sinds 1950. in het Violo odoratae-ulmetum. Op Walcheren, bij 's-gravenhage en in de omgeving van Haarlem is de soort gevonden in binnenduinrandbossen. Op enige plaatsen komt Allium scorodoprasum voor in de kruidenrijke begroeiing van dijken, die ten dele met struweel zijn begroeid. WESTHOFF (1968) noemt het voorkomen op dijken op Schouwen. De Floristenclub Gelderse Vallei vond de soort op een met struikgewas begroeide dijk bij Geldermalsen. Tot 1970 kwam A. scorodoprasum voor op een dijkje in de Rammelwaard bij Voorst, tezamen met o.m. Torilis japonica, Campanula rapunculus, Lathyrus tuberosus, Bromus inermis en Chaerophyllum 70

p4 1. p2 temulum; merkwaardigerwijze wordt de soort niet genoemd door NEIJENHUIJS (1969). Het dijkje bij Voorst is helaas op deltahoogte" gebracht, waardoor de gehele, veelzijdige, door Neijenhuijs beschreven etatie is vernietigd. Tenslotte komt Alliumscorodoprasum ook een enkele maal in strooiselruigten voor. WESTHOFF (1968) beschrijft een groeiplaats van de soort op een voormalig vloeiveld bij St.-Huibrechts in België. Uit Nederland was hij echter tot toe nog niet van een dergelijke standplaats bekend. De groeiplaats bij Heeten betreft een strooiselruigte de op berm van het Overijsels kanaal, langs de bovenzijde van de rietkraag. We vinden in de zone met A. scorodoprasum zowel planten uit de rietkraag als uit het hoger gelegen, gemaaide bermgedeelte. Optimaal komen in dezelfde zone Calystegia sepium en Urtica dioica voor. In mei 1976 vond ik veel bijna bloeiende en ook veel juveniele (op gras gelijkende) exemplaren van het Slangelook. In juli bleek Calystegia de overige begroeiing grotendeels te hebben overwoekerd"; enige bloeiwijzen van Allium kwamen hier nog juist bovenuit. Het beeld herinnerde (mutatis mutandis) aan dat wat Westhoff & Van Leeuwen geven in VAN OOSTSTROOM & REICHGELT (1964): gaarne tussen lage opslag, waar de bloeiwijzen bovenuit steken". Tevens werd mij hier de zin van de naam Slangelook duidelijk: de nog door de (vergroeide) schutbladen omgeven bloeiwijze herinnert aan een slangekop, terwijl de stengel vaak wat gedraaid is. Allium scorodoprasum kwam op twee dicht bijeen gelegen plaatsen aan de oostzijde van het kanaal voor, resp. over een lengte van 6 en 8 meter. Op andere plaatsen langs het kanaal kon ik de soort tot dusver niet ontdekken. De volgende twee opnamen werden op 22 mei 1976 bij Heeten gemaakt volgens de schaal van LONDO (1975): Nummer opname 76057 76056 Oppervlakte (m 2 ) 6x1 8x1 1 Hoge kruidlaag (tot ca. 70 cm hoog) Bedekking (%) 95 95 soorten: Voornamelijk in de zone met Allium scorodoprasum voorkomende Allium scorodoprasum fl+juv 5+.3 3.2 Calystegia sepium 3.13 3.1 Urtica Unica dioica 3.1 3.23 Galeopsis tetrahit.1 pl pi 11.1 Voornamelijk lager in de voorkomende soorten: zonering Carex acuta fl. p4.2 australis pl Phragmites auslralis.1 a2.1 pi Filipendula ulmaria.1.1 pl pi pl pi. Stachys palustris 1.1 Epilobium hirsutum p 1.1 pi Voornamelijk hoger in de zonering voorkomende soorten: Poa trivialis Irivialis fl.1 pl pi.2 pl pi Dactylis glomerata fl p2.2 Equisetum Equisctum arvense.1 pl pi pl.1 pi Arrhenatherumelatiuselatius fl tl.1 pl pi a2.2 Lage kruidlaag (tot ca. 15 15 cm hoog) Bedekking (%) 3 2 Cardamine flexuosa fl a2.1 al.1 71

Moehringia trinervia al.1 al.1 Corydalis claviculata..1 pl Opmerkelijk is in deze strooiselruigte de ondergroei van bosplanten, o.a. Cardamine flexuosa. Ook elders zijn in strooiselruigten soms bosplanten aan te treffen, b.v. Impatiens noli-tangere en zelfs Polygonatum multiflorum in Noordwest-Overijsel (WESTHOFF c.s., 1971, p. 80; vergelijk ook p. 97). Al deze soorten bloeien in het voorjaar ofin de voorzomer en sterven later in het jaar, wanneer de beschaduwing maximaal is, bovengronds of geheel af. Ook van Allium scorodoprasum valt het in hoogtepunt de ontwikkeling voordathet loofvan houtgewassen resp. ruigtkruiden en lianen zijn maximale dichtheid ( kroonsluiting") heeft bereikt. Een overeenkomst tussen de groeiplaats bij Heeten, de door Westhoff beschreven vloeivelden bij St.-Huibrechts en de bosjes in uiterwaarden met A. scorodoprasum is de periodiek wisselende waterstand: 's zomers relatief droog, hoge grondwaterstand. In het algemeen zijn periodieke 's winters met min of meer fluctuaties in de licht- en watervoorziening kenmerkend voor het milieu van veel bolgeofyten (o.a. Leucojum aestivum en Gagea spathacea). De strooiselruigten bij Heeten en St.-Huibrechts komen ook daarin overeen dat zij beide een hooiland-element" bevatten (Arrhenatherum elatius e.a. grassen). Ook de standplaats van A. scorodoprasum langs de rivieren is vaak een grote gradiënt met als ene component gemaaid grasland. Voorts is in strooiselruigten de bodem relatief stikstofrijk door de afbraak van veel organisch materiaal (bladstrooisel). In bossen op kalkrijke grond, b.v. op stroomruggen, is de bodem eveneens stikstofrijk door versnelde afbraak van organisch materiaal (gekatalyseerd doorkalk, zie WESTHOFF C.S., 1971, p. 259, 262). Vermoedelijk is dus de veronderstelde voorkeur voor kalkhoudende bodem te herleiden tot een voorkeur voor min of meer stikstofrijke grond. Men kan samenvattend de standplaats van Allium scorodoprasum omschrijven als een gradiënt (in ruimte en/of tijd) tussen enerzijds een schaduwrijk milieu waar bladstrooisel relatief snel wordt afgebroken, anderzijds gemaaid grasland; vroeg in het jaar is deze standplaats licht en vochtig, 's zomers beschaduwd en tamelijk droog. Literatuur KUIPER, P., 1954. Het Rijn IJsel-kamp. D. De etatie der rivierduinen endijken. Kruipnieuws 16 (3 4), p. 14 19. LONDO, G., 1975. De decimale schaal voor het opnemen van permanente kwadraten. Gorteria 7 (7), p. 101 106. NEIJENHUIJS, F., 1969. Stroomdaletaties in de Rammelwaard. De Levende Natuur 72 (5 6)' p. 124 127. OBERDORFER, E., 1957. Süddeutsche Pflanzengesellschaften. Jena. OOSTSTROOM, S. J. VAN & TH. J. REICHGELT, 1964. Liliaceae. Flora Neerlandica 1 (6), p. 97 146. WESTHOFF, V., 1968. Slangelook. De Levende Natuur 71 (1), p. 1 12., P. A. BAKKER, C. G. VAN LEEUWEN & E. E. VAN DER VOO, 1971. Wilde Planten 2. Amsterdam. Summary A description of a locality in which Allium scorodoprasum is found along a canal near Heeten (province of Overijsel). The habitat is rather different from the usual habitat of this species, viz. a 72

gradient between woodland and on grassland soils rich in lime. However, WESTHOFF(1968) described a locality in Belgium which is somewhat similar to the locality near Heeten; in both cases Allium scorodoprasum occurs in a hygrophilous more or less ruderal etation on a soil rich in nitrogen, and in both this cases etation contains some meadow Arrhenatherum a.o. elatius. On the grasses, fringe of woods and hedges where A. scorodoprasum occurs, the soil is rich in nitrogen too, and the species is often found in transitions of these shadowed etations to meadows. 73