De verhalen in deze bundel zijn geschreven voor de schrijfwedstrijd Zin en waanzin, georganiseerd door Zin en Literairwerk.nl.



Vergelijkbare documenten
Inhoud. Een nacht 7. Voetstappen 27. Strijder in de schaduw 51

1. Joris. Voor haar huis remt Roos. Ik ben er. De gordijnen beneden zijn weer dicht.

Help, mijn papa en mama gaan scheiden!

O, antwoordde ik. Verder zei ik niets. Ik ging vlug de keuken weer uit en zonder eten naar school.

Spekkoek. Op de terugweg praat zijn oma de hele tijd. Ze is blij omdat Igor maandag mag komen werken.

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

HANDIG ALS EEN HOND DREIGT

R O S A D E D I E F. Arco Struik. Rosa de dief Arco Struik 1

Ze neemt nog een slok van haar rum-cola. Even lijkt het alsof de slok weer omhoogkomt.

Oud wit Prins de Vos. Ik wil je.

3 Bijna ruzie. Maar die Marokkanen en Turken horen hier niet. Ze moeten het land uit, vindt Jacco.

Ria Massy. De taart van Tamid

Geelzucht. Toen pakte een vrouw mijn arm. Ze nam me mee naar de binnenplaats van het huis. Naast de deur van de binnenplaats was een kraan.

In de ene hand draagt hij een koffer, in de andere een kistje. Bok is de nieuwe buurman van Kip. Hij is een professor, zegt Kat. Iemand die heel veel

MARIAN HOEFNAGEL. De nieuwe buurt. Uitgeverij Eenvoudig Communiceren

Verhaal: Jozef en Maria

De ontelbaren is geschreven door Jos Verlooy en Nicole van Bael. Samen noemen ze zich Elvis Peeters.

Charles den Tex VERDWIJNING

Door het raam ziet ze Bea, de benedenbuurvrouw. Ze veegt de sneeuw weg van het pad voor de flat. Uitslover, denkt Alice.

Burny Bos. Knofje. Alle verhalen. Met illustraties van Harmen van Straaten. Leopold / Amsterdam

de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop.

Soms ben ik eens boos, en soms wel eens verdrietig, af en toe eens bang, en heel vaak ook wel blij.

Keetje zucht. Wat duurt het lang! Maar wacht... Daar komt een auto de straat in rijden. Hij stopt achter de verhuiswagen en er stappen twee mensen

Tuin van Heden.nu 1 Mag ik zijn wie ik ben? Van In 5

Vlucht AVI AVI. Ineke Kraijo Veerle Hildebrandt. Kraijo - Hildebrandt Vlucht De Vier Windstreken. De Vier Windstreken AVI

Prent 1 : Klaslokaal. De kinderen zingen rond de kerstboom.

Die nacht draait Cees zich naar me toe. In het donker voel ik heel zachtjes zijn lippen op mijn wang.

sarie, mijn vriend kaspar en ik

Stil blijft Lisa bij de deur staan. Ook de man staat stil. Ze kijken elkaar aan.

Spreekbeurt Dag. Oglaya Doua

Tik-tak Tik-tak tik-tak. Ik tik de tijd op mijn gemak. Ik haast me niet zoals je ziet. Tik-tak tik-tak, ik denk dat ik een slaapje pak.

Pasen met peuters en kleuters. Jojo is weg

Drink maar, schat. Ze gaat tegenover me zitten, een frons in haar voorhoofd. Liefje, zeg eens iets. Waar is Sander? Die slaapt nog, ik ben daarnet


Marleen loopt met de tijd Mee. Tekeningen en tekst: Dick de Jong

Dingetjes I. Kleuter-kabouters

60 DAGEN Eva de Wit 1. INT. KLOKKENWINKEL. DAG

Lekker ding. Maar Anita kijkt boos. Hersendoden zijn het!, zegt ze. Die Jeroen is de ergste. Ik kijk weer om en zie hem meteen zitten.

0 De zwarte vlek is het 6 de deel van de GRATIS Regenboogschattenjacht 2.0 van InnerTreasure

Niet eerlijk. Kyara Blaak

1 Kussen over mijn hoofd

De ADHD van André Als het te druk is in je hoofd

Voor Indigo en Nhimo Papahoorjeme_bw.indd :02

Max van Olden DE JUISTE MAN. in makkelijke taal

veeg de tranen van me weg. Ik kijk nog eens rond en er valt een hoop spanning van me af. Er komt zelfs een kleine glimlach op me gezicht terug.

Exodus 17,1-7 - Water uit de rots voor mensen met een kort lontje

GAVE Kerk: werkblad Bijbelklassen en Spoorzoekers

rijm By fightgirl91 Submitted: October 17, 2005 Updated: October 17, 2005

Spookhuis. Philip Preece

Mamma vliegt steeds hoger.

Het is druk op het schoolplein. Overal zie je kinderen die aan het knikkeren zijn. Joost heeft een grote zware knikkerzak. Hij roept: 'Ik heb de

Marloes. een handdoek. 2.1 Met Ron naar school. naam: Kijk en vul in: groep: 1 De rat van Ron is nog wild. tam. Wie - wat waar

Op weg met Jezus. eerste communieproject. Hoofdstuk 7 Delen maakt blij. H. Theobaldusparochie, Overloon

Brandweerman. 1 Brandweerman, brandweerman. Red die kat, als je kan. Zet je ladder neer en draag snel die kat omlaag.

Kinderen zullen zich graag herkennen in de grappige kleine Bever. En wie wil er niet zo n lieve, grote Beer als vriend?

En? zegt mijn moeder, die haar nieuwe zomerjurkje laat zien: Wat vind je ervan? Mooi. Ik zeg niets meer dan dat, want ik weet dat ik er geen verstand

Hey Russel! EEN BIJZONDERE VRIENDSCHAP. marian hoefnagel

Tornado. Maartje gaat voor het eerst logeren. s Nachts belandt ze met haar vriendinnetje Eva in een tornado en beleven ze een heel spannend avontuur.

vandaan. Hij loopt ermee naar de grote tafel voor het raam. Ziet u wel? zegt hij tegen opa die net de kamer inloopt. U hebt echt wel spelletjes.

Rivka voelt tranen in haar ogen. Vader aait over haar wang. Hij zegt: Veel plezier, prinsesje. Vergeet je nooit wie je bent? Dan draait vader zich

Weer naar school. De directeur stapt het toneel op. Goedemorgen allemaal, zegt hij. * In België heet een mentor klastitularis.

Marlies Verhelst. Geraakt

Rianne haalt haar hand door Jochems haar terwijl ze naar de kamer loopt. Kijk eens wie we daar hebben? roept ze als ze uit het raam kijkt.

Johanna Kruit. Gedichten, geïnspireerd door bomen. Geheimen

Het is de familieblues. Je kent dat gevoel vast wel. Je zit aan je familie vast. Voor altijd ben je verbonden met je ouders, je broers, je zussen.

Lieveling. Kim van Kooten. in makkelijke taal. naar het verhaal van Pauline Barendregt

De boekenbeer Module dans groep 1-2

Papa en mama hebben ruzie. Ton en Toya vinden dat niet leuk. Papa wil graag dat Ton en Toya bij hem op bezoek komen, maar van mama mag dat niet.


Inleiding. Veel plezier!

Het kasteel van Dracula

Gelukkig is er een iemand voor wie hij nooit bang is. Dat is zijn oma. Ze is de liefste oma van de hele wereld. Op vrijdagmiddag komt ze hem altijd

ze terug in de la. Dan haalt ze de pannen van het fornuis en zet ze op de onderzetters. Thomas vouwt zijn handen en doet zijn ogen dicht.

Soms is er thuis ruzie Dan is mama boos en roept soms omdat ik mijn speelgoed niet opruim Maar ik heb daar helemaal niet mee gespeeld Dat was Bram,

Koningspaard Polle en de magische kamers van paleis Kasagrande

De Man van de Toekomst Module Theater Groep 7-8

Vertel de kinderen, of praat met hen over het verschil tussen film, tv kijken of naar het theater gaan.

Rana, het regenboogkind. Esther Bohte-de Wilde

Ik heb een nieuw horloge, zegt papa. Kijk.

En er komt nog een derde vinger bij: Ik heb nog niets aan mijn boekverslag gedaan.

Een gelukkige huisvrouw

Lotte is er erg blij mee. Ik wilde altijd al een huisdier voor mezelf, zegt ze tegen opa. En nu heb ik er opeens een heleboel.


l Wouter mag Floor niet slaan. l Wouter mag geen alcohol drinken (geen druppel!).

Op reis naar Bethlehem

Deel 1. De eerste oorlogsdagen

Het. Boekenliefje. Helen Docherty & Thomas Docherty. Clavis

Wat is hij nou onhandig! Eindelijk krijgt hij een lucifer aan.

Micha kijkt Ruben aan. Hij trekt een gek gezicht. Micha houdt niet van puzzelen, want de puzzels die oma maakt, zijn altijd heel erg moeilijk.

Veertien leesteksten. Leesvaardigheid A1. Te gebruiken bij : Basisexamen Inburgering Studieboek. Ad Appel

inhoud 1. Groeien 2. In de buik 3. De baby 4. De peuter 5, De kleuter 6. Het schoolkind 7. De puber 8. Volwassen 9. Bejaard 10. Filmpje Pluskaarten

Een meneer heeft veel ballonnen. Hij roept: Kinderen, kom erbij! Mijn ballonnen die zijn gratis. Wie wil een ballon van mij?

Water Egypte. In elk land hebben mensen hun eigen gewoontes. Dat merk je als je veel reist. Ik zal een voorbeeld geven.

Dit boek heeft het keurmerk Makkelijk Lezen gekregen. Wilt u meer weten over dit keurmerk kijk dan op de website:

Lieke. redt de dieren

We spelen in het huis van mijn mama deze keer,

Deel 1. Ze is jong, groot en sterk door het sporten. Ze trapt naar achteren. Raak. Maar haar dunne zomerschoenen doen hem geen pijn.

"Afraid of the Dead ( The Escape ) Hoofdstuk 5"


Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen, jongens en meisjes,

Transcriptie:

Zin en waanzin

De verhalen in deze bundel zijn geschreven voor de schrijfwedstrijd Zin en waanzin, georganiseerd door Zin en Literairwerk.nl.

Zin en waanzin 2015 Stichting [werk], Amsterdam

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Copyright op de afzonderlijke verhalen en gedichten berust bij de afzonderlijke auteurs. samenstelling: Stichting [werk], Amsterdam Omslagontwerp: Stefan Bijnen Vormgeving: Pascal Maramis Druk: Pro-book ISBN: 978-90-820380-4-0 NUR: 303

Inhoud Rob Verschuren Vrolijk knallen de bomvesten 9 Marjon Zomer Zeven 16 Gert-Jan van den Bemd Kamerruil 21 Michelle van der Kind Runner s high 25 Jan P. Meijers Schaaf 31 Anke van der Kind De sterveling 37 Ramon Martensen De doos van Pandora 43 Michelle van Dijk Sensory overload 51 Bianca Nederlof Onder het grijs 56 Tink Sterrenstof 60

Henk-Jan Klein Ikkink Wie wind zaait 67 Desmond De stenen trap 71 Karien Gommers Restafval 73 Eric Steiner & Co In goede handen 77 Herman Loos En dat het me spijt 83 Jeroen van Goor Hinderlicht 85 Nawoord: Losse schroefjes in soorten en maten 89 Over de auteurs 92

Rob Verschuren Vrolijk knallen de bomvesten De stad is een rotte ui en misschien zijn alle steden zo, denkt Asher. Pel de schillen een voor een weg en dit is wat je overhoudt: de klinkerstraatjes in de kille motregen, de laatste touwslagerij, de laatste kleine sigarenboer, de junks en de alcoholisten die dicht langs de gevels blijven, een handvol oorspronkelijke inwoners, oud en beverig achter de gordijnen. Het zijn de nieuwkomers die de boel nu runnen. Scherpe mannen in deuropeningen, koe-ogige vrouwen in bollende lappen. Het zwarte hart van de stad, waar hij nu zijn weg zoekt terwijl hij probeert iedereen in het oog te houden en alle blikken te vermijden. Als hij in drie verschillende seksshops een opblaaspop heeft gekocht, een blonde, een brunette en een negerin, loopt hij op een drafje langs een braakliggend terrein naar het station. Hier neemt hij een taxi terug naar zijn hotel, dat in een noordelijke buitenwijk aan de afrit van de snelweg ligt. In zijn hotelkamer haalt hij de drie tot zakdoekformaat gevouwen poppen uit hun anonieme plastic draagtasjes en stopt ze in zijn koffer onder een zomeroverhemd. Dan pakt hij uit dezelfde koffer zijn gereedschapstas en gaat de badkamer binnen. Zin en waanzin 9

Vrolijk knallen de bomvesten In een vroeger leven was Asher eigenaar van een reclamebureau. De naam van het bureau was KeurMerk. Het hield zich uitsluitend bezig met thema s als duurzame productie en verantwoord ondernemen. Dat zijn onderwerpen waar CEO s zich persoonlijk mee bemoeien, want dat er geld mee verdiend kan worden begrijpen ze donders goed, al hebben ze zelf niet echt een mentaal concept van deze manier van zakendoen. Daar hebben ze mensen als Asher voor. Asher was en is een idealist. Ooit geloofde hij in de goedheid van de mensen, maar dat doet hij niet meer. Op de burelen van KeurMerk werd niet gedronken, gerookt of gevloekt en elke vrijdagmiddag kwam de voltallige staf bijeen voor een sharing in de grote spreekkamer. Op een dag kreeg Asher een ongeluk. Tijdens een kundalini-meditatie trilde er iets los in zijn hoofd. De gevolgen werden in de weken daarop zichtbaar. Had hij zich in het verleden op loodgrijze winterochtenden weleens afgevraagd of de mensen werkelijk goed waren en of zijn idealisme en creativiteit niet werden misbruikt door smirkende grootkapitalisten, nu begon hij overal kwade opzet en cynisch bedrog te zien. Hij was niet langer de juiste persoon om zijn bedrijf te leiden, zoals hij de godganse dag achter zijn fsc-houten bureau zat te broeden en te mompelen over Moloch en Jaggernaut. Een voor een gingen de klanten, geschoffeerd en uitgemaakt voor graaikraai, pakhuisrat, koopman en middelmatige hbs er, op zoek naar een nieuw reclamebureau. Ashers nog immer groeiende woede was ongericht en allerminst discriminerend. Na een half jaar was zijn voltallige personeel vertrokken en ook zijn vrouw verliet hem. Het laatste wat ze voor haar volledig van de realiteit los getrilde echtgenoot deed, was een opname regelen in psychiatrische inrichting Dennenvreugd. Hier schuifelt Asher door de eindeloze gangen, suf als een Zin en waanzin 10

Vrolijk knallen de bomvesten schorseneer en met een uitgeprocedeerde lichaamshouding, onverstaanbaar mompelend terwijl hij zint op strategieën tegen de onoverwinnelijke gekkenzorg. Na een half jaar van cognitieve therapie en farmaceutische hulpverlening komt hij tot het inzicht dat de hele wereld een gekkenhuis is en dat iemand de mensheid wakker moet schudden uit haar collectieve psychose. Als hij zich laat ontslaan, is het midden november. De bladeren zijn van de bomen en liggen te rotten in de goten van de stad. Hij heeft geen huis meer. Hij neemt zijn intrek in een Van der Valk-hotel. Het is een eenvoudig hotel voor vertegenwoordigers en bejaarden met een railjaarkaart. Niet wat hij in zijn dagen als bureaudirecteur gewend was, maar status en luxe zeggen hem niets meer. De Van der Valk-hotels hebben een groot voordeel. Je vindt ze door het hele land, stuk voor stuk beheerd door een lid van de uitgebreide Van der Valk-familie en allemaal hetzelfde. Dezelfde ruime kamers, dezelfde oubollige menukaart en dezelfde muf ruikende gangen met hetzelfde roodgrijze projecttapijt. Zo kan hij overal heen reizen en is het alsof hij zijn huis meeneemt. Hij vindt een simpel 1-2-3 stappenplan bomvesten maken op het internet en zet zich aan het werk in de badkamer, zittend op de wc-pot, de onderdelen voor hem op de imitatie-marmeren vloer. De Van der Valk-hotels staan bekend om hun ruime badkamers. Hij heeft nog geen concrete doelen gekozen, maar het kan natuurlijk geen kwaad om alvast de middelen bij de hand te hebben. Het moeten bomvesten zijn, want dat is het enige explosieve apparaat waarvan hij een montagehandleiding tegenkomt. De ingrediënten zijn gewoon in de winkel te koop. Voor het vest zelf gebruikt hij een bodywarmer met een lachwekkende hoeveelheid zakken en lusjes uit de hengelsportspeciaalzaak. Afvoerpijp, kogellagers, elektriciteitssnoer, geen Zin en waanzin 11

Vrolijk knallen de bomvesten probleem. De springstof is lastiger. Die moet hij maken van waterstofperoxide en aceton, een langzaam proces, niet in het laatst door de geringe capaciteit van het koelkastje in de minibar. De website waar hij het recept heeft gevonden omschrijft het explosieve mengsel als Moeder van Satan, omdat het zo instabiel is als de pest. De vraag wie de vesten gaat dragen houdt hem lang bezig. Zelf heeft hij geen neigingen in die richting. Dan komt hij op het idee om opblaaspoppen te gebruiken. Die kan hij in luchtloze toestand overal ongezien mee naartoe nemen en op de plaats van bestemming met een onopvallend fietspompje het gewenste figuur geven. Het is februari en erg koud. Vanuit zijn dertiende Van der Valk-hotel kijkt Asher over de parkeerplaats, waar trage gele monsters de sneeuw in richels hebben geschoven. De sneeuw begint al bruin te worden, want in onze wereld blijft niets wit en schoon. Ashers dagen hebben een vast ritme. Drie keer per dag verlaat hij zijn kamer. Als hij wakker wordt, haalt hij een mok koffie aan het ontbijtbuffet. Wanneer hij de kamermeisjes bezig hoort op de gang, gaat hij naar het restaurant voor het middageten. Hij gaat aan zijn vaste tafeltje zitten met zijn rug naar een raam dat uitziet over de snelweg. Hij slaat het menu open en bestelt het eerste gerecht waar zijn oog op valt. Om zes uur s avonds doet hij hetzelfde. De rest van de dag werkt hij aan zijn bomvesten of kijkt televisie. Op de televisie praten mensen tegen hem in verschillende talen en wat ze zeggen maakt hem kwaad. Hij beseft dat hij een grote voorraad vesten nodig heeft om alles wat krom is in de wereld recht te zetten. Hij weet nog steeds niet waar hij zal beginnen en daarom schiet het maken van de bomvesten niet op. Zo lang hij nog niet heeft besloten, blijft hij de vesten perfectioneren. Als er een bijna klaar is, ontmantelt hij Zin en waanzin 12

Vrolijk knallen de bomvesten het en begint opnieuw. Hij haalt het plakband van de stukjes afvoerpijp en vervangt de kogellagertjes door kopspijkertjes. Hij maakt berekeningen en voert de hoeveelheid springstof op. Dan besluit hij om het vest te laden met een mengsel van verzinkte zeskantmoeren en halfduims houtschroeven. Als hij vijf of zes dagen in een hotel verblijft, komt er een moment dat de mensen naar hem beginnen te kijken. Het is de blik van een kamermeisje op de gang. De glimlach op het gezicht van een kelner die de roestvrijstalen schaaltjes met groenten voor hem neerzet. Hij betaalt de rekening en neemt een taxi naar een ander Van der Valk-hotel. Er zijn er drieënzestig in het land. Elke plaats van enige betekenis heeft zijn eigen Van der Valk-hotel in een buitenwijk aan een van de invalswegen. Asher zit op de wc. Met zijn leesbril op het puntje van zijn neus verbindt hij stukjes koperdraad die uit gekleurde elektriciteitssnoeren steken. Hij fluit zachtjes. Als hij aan zijn vesten werkt, is zijn woede bijna weg. Elke keer als hij een geluid hoort op de gang wil hij gaan kijken of hij het kaartje met Niet storen Don t disturb Ne pas déranger wel aan de deurknop heeft gehangen. Soms praat hij tegen zijn gezicht in de spiegel. Bezigheidstherapie is wat de dokter voorschrijft, zegt hij bijvoorbeeld. Of Vrolijk knallen de bomvesten. Als hij de kamer inloopt, valt het matte winterlicht door de vitrage zonder iets prijs te geven over de tijd van de dag. Hij vouwt het vest waaraan hij heeft zitten werken op en legt het in de koffer. Hij gaat op de rand van het bed zitten met zijn handen in zijn schoot. Hij kijkt een tijdje naar zijn handen. Dan staat hij op en voelt onder het vest in de koffer. Hij trekt een van de drie opblaaspoppen tevoorschijn. De blonde. Waar is het pompje? Hij vindt het pompje en, na enig zoeken, het ventiel van de pop. Test, test, test, zingt hij op het ritme van het Zin en waanzin 13

Vrolijk knallen de bomvesten pompen. Hij pompt tot ze op barsten staat. Ze lijkt op Corrie van Corrie en de Rekels in haar hoogtijdagen. Huilen is voor jou te laat, ik kom niet meer, neuriet hij als hij de pop leeg laat lopen. Op kousenvoeten stampt hij de laatste lucht eruit. Corrie is zijn type niet. Hij legt het opgevouwen poppenvel terug in de koffer en doet de koffer op slot. Door de spleet in de vitrage kijkt hij over de lussen van opritten en afritten naar de wijk aan de overkant van de snelweg. Hij ziet de daken glimmen en meeuwen wegvliegen naar het noorden, waar de stad uitdooft in de grove, witbesneeuwde winterkluiten van een oeverloos braakland. Dan gaat hij op bed liggen en zet de televisie aan. Op de televisie feliciteert de koning de eerste Elfstedentochtwinnaar van Papoea-Nieuw-Guinese afkomst. De wind, geboren in de Siberische toendra, die stijf van permafrost en jachtsneeuw over de bevroren Balkan en de onbegaanbare Autobahnen veegt en om de spits van de Walburgakerk van Drogeham huilt, laat het tentdoek waaronder een blaaskapel het Friese of Papoea-Nieuw-Guinese volkslied staat te spelen klapperen. De gezamenlijke inspanningen van de wind en de muzikanten maken het niet eenvoudig het commentaar van de verslaggever te volgen. Wat Asher en de elf miljoen Nederlanders die aan het tv-scherm gekluisterd zitten meekrijgen is: wachte winnaar outsider ooit van op[?] zelf vragen. De elf miljoen kijkers zien hoe de koning de winnaar een gehandschoende hand toesteekt en vervolgens, omringd door bodyguards en dignitarissen, afnokt naar het paviljoen waar hij in gezelschap van het Elfstedencomité, de commissaris van de koning en de hoofdsponsors een lichte koek-en-zopiemaaltijd zal gebruiken. De verslaggever stapt op de winnaar af, die rillend van de kou naar zijn nieuwe sokken in de kleuren van de Friese vlag staat te kijken. Een blond melkmeis- Zin en waanzin 14

Vrolijk knallen de bomvesten je heeft ze hem zojuist in de hand gedrukt. De verslaggever draait de verstijvende schaatscrack een kwartslag zodat hij in de camera kijkt en zegt dan in de microfoon: Wat het hele land zich op dit moment zit af te vragen, eh (hij kijkt op het vel papier dat hij in zijn hand houdt, maar daar vindt hij geen naam, alleen een rugnummer, want zijn naam is een geheim dat een Papoea ongaarne prijsgeeft) wat wij allemaal van jou willen horen: Hoe voelt het? Hij duwt de winnaar de microfoon voor de klapperende tanden. Op dat moment zet de blaaskapel de Koekoekswals in en het antwoord komt fragmentarisch door. Wat de kijkers opvangen is: afkomst nationa[?] kunnen fier glorieuze groeten doen in Popon[?] en aan tante Buitenlanders, denkt Asher. Hij is weer kwaad. Buitenlanders en andere Papoea s, dat is een goed doelwit. Het Koninklijk Huis ook. Misschien nog beter zelfs. Dat zijn voor driekwart Duitsers. Hij is er nog niet uit. Zin en waanzin 15

Marjon Zomer Zeven Zeven En de zevende dag rustte hij. Zondag duurt lang. De klok tikt. Als ik tel gaat de tijd voorbij. Tiktaktiktak. Bij honderdtwintig ga ik anders tellen. Eén, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht, negen, honderddertig. Eén, twee, drie... Als je telt gaat de tijd vlugger voorbij. Ik kijk naar de wijzers. Wijzers wijzen de tijd aan. We hebben tijd zelf bedacht, denk ik. En tellen ook. Ik zucht. Haal diep adem door mijn neus en houd hem met mijn buik vast. Als ik geen ademhaal gaat de tijd eerst langzaam en dan steeds sneller. Het bonkt in mijn oren. Mijn ogen voelen strak. Ik laat de lucht gaan. Er is bijna geen tijd voorbij. Jezus stond op uit de dood, hij liep over water en door de tijd heen. Ik las in een boek over een tijdmachine en dat je daarmee kunt reizen naar de toekomst of het verleden. Nooit naar het nu. Niet in een flits naar de andere kant van de wereld. Als ik een wens mocht doen zou ik twee keer met een tijdmachine gaan. Een keer heen en een keer terug. Zin en waanzin 16

Zeven Als ik bij Jezus kon komen zou ik hem vragen: Meneer Jezus, bestaat tijd? Ik kijk op de klok. Er zijn zeven minuten voorbij. Treefje Een rond ijzertje met vier pootjes, er mist een zwart rubberen dopje. Steeds als je de pan erop zet maakt hij een hoekige schommelbeweging naar links. Uit de pan stijgt damp omhoog. Het is stil. Ze bidden. Ik houd mijn ogen open. Papa schraapt zijn keel. Het is het teken dat we kunnen beginnen. Ik schep aardappels op. Prak ze. Ik zie hoe de geligwittige brij tussen de tanden van mijn vork doorgeperst wordt. Ik haat aardappelen. De bruine jus loopt door de naadjes mijn bord op. Snel roer ik alles met mijn vork door elkaar. Als je te lang prakt wordt het plakkerig. Ik wacht tot de rode bieten worden doorgegeven. In een emaillen schaal raspte ik de gekookte bieten. Mama sneed een uitje fijn. Snipperen heet dat, zei ze. Een klodder mayonaise en toen alles door elkaar. Ik eet zo veel bietjes als ik mag. s Avonds kijk ik naar mijn plas. Mooi rood in de wc. Als ik afveeg zie ik vaag roze. Ik vraag me af of je jezelf van binnen kunt verven. Breken Door de steegjes sleepten we de stokken achter ons aan. Raampje tikken. Spannender dan deurtje bellen. We slopen de hoek om en tikten hard tegen het zijraam van Linda Pinda. We gierden van het lachen en renden door de brandgangen weg. Bij buurman Oostink ging het mis. Het raam sprong de Zin en waanzin 17

Zeven sponning uit. Rinkelend vielen de scherven op de grond. Ik plaste in mijn broek van schrik. Mijn spijkerbroek legde ik over de badrand te drogen. Een ongelukje met verstoppertje, zei ik tegen mama. Het was zo spannend. Hebben jullie dat raam kapot geslagen? vroeg mama nadat buurvrouw Oostink gebeld had. Ik schudde van nee. En als ik het nou aan God vraag? Ze vouwde haar handen en begon al met bidden. Ik bekende. God ziet alles. Teken Mijn buurjongen speelt niet meer, hij is punk geworden. En hij heeft een kauwtje. De vogel kan praten. Piss off, roept het vogeltje. Hij hipt van de arm van de jongen naar zijn schouder. De buurjongen gooit twee emmers knikkers leeg. Ze rollen van de stoep, over de straat, onder auto s, in de goot. We zijn met veel kinderen en proberen allemaal vooral de dikkedikkes of de bonken te pakken te krijgen. Mijn washandje is snel vol. Ik stop alles in mijn vestzakken. Het vest rekt uit: een hangbuik vol knikkers. De buurjongen staat te kijken naar de grijpende handen van de kinderen. Hij lacht. Ik ben blij met zo veel knikkers voor zomaar. Thuis sorteer ik ze op een dienblad op tafel. Mijn broer heeft er meer. We ruilen. s Nachts droom ik over een vogel met groene ogen die op het voeteneinde van mijn bed zit en verhaaltjes vertelt waar ik naar moet luisteren. Over glimmende dingen en zwarte gaten. Ik word zwetend wakker. Zin en waanzin 18

Zeven Het is zondag. Ik heb geen zin om naar de kerk te gaan om naar die zwarte raaf te luisteren. Regels Naaktgeboren is een achternaam, zeg ik tegen mijn moeder. Ze wordt boos. Ik zie het aan de rimpel boven haar linkerwenkbrauw. Dat hebben hele domme mensen gedaan. Toen Napoleon besloot dat iedereen een achternaam moest kiezen dachten veel mensen dat het een geintje was. Maar iedereen wordt toch naakt geboren? Dan is bloot toch niet vies? En als hij altijd alles ziet, waarom moet de badkamerdeur dan op slot als je gaat douchen? Ik wil hier niet met jou over praten. Ik hoef aan jou geen verantwoording af te leggen! Ze draait zich om en loopt weg. Iedere ochtend en avond kleed ik me om op het kleedje naast mijn bed. Even sta ik dan bloot. Ik voel de kou op mijn huid. Kippenvelprikkels. Gisteravond ben ik zonder pyjama gaan slapen. Het badstoffen onderlaken schuurde zacht als ik me omdraaide. Ze stond vanochtend naast mijn bed. Aan een arm sleurde ze me eruit. Waar is je nachtpon? Je weet toch wel dat stoute meisjes naar de hel gaan? Reden Het is niet de bedoeling, weten hoe de grote mensen denken. Je sleutel kwijt én de fiets is weg? Papa schreeuwt. Ik zet mijn hart op slot. Mijn fiets zette ik tegen de muur. De standaard is lam, ik Zin en waanzin 19

Zeven had hem met een elastiekje aan de stang van het achterwiel vastgemaakt. Ik deed de boodschappen. Toen ik buitenkwam was mijn fiets weg. Ik zocht. Keek overal. Geen sleutel in mijn jaszak. Ik speurde in mijn geheugen. Met de tassen liep ik naar huis. Een hele week moest ik iedere middag na school gaan zoeken in de stad. Iedereen is op de wereld met een reden, zei de dominee tijdens de preek. Engel Uit de speelgoedwinkel neem ik een gummetje mee. Lichtroze, in een houdertje met een borsteltje eraan. Er staat een engel op. Blonde haren en een grote glimlach. Ik fiets naar huis. Eerst snel, dan steeds trager. Ik stop. Haal de gum uit mijn zak. Ik kijk naar het engeltje op het plaatje. Ze zweeft in de wolken met haar witte jurkje. Er is een stralende zon. De zonnestralen zijn heel breed. Ik ruik aan de gum. Aardbei is mijn lievelingsfruit. Er draait iets rond in mijn buik. Bij mijn navel. Het voelt donker. Het maakt een gat. Ik snik. De engel lacht naar me als ik haar in de put gooi. De hele middag heb ik buikpijn. Ik wil geen avondeten. Op bed huil ik. Niet omdat ik nu nooit meer naar de hemel mag. Ik ben bang voor vuur. Het is heet en het stinkt. En omdat de duivel lacht tot je oren pijn gaan doen. Zin en waanzin 20

Gert-Jan van den Bemd Kamerruil Uw vriendin komt later? Meestal vragen ze niets. Hij knikt. De vrouw kijkt uitdrukkingsloos naar hem, daarna naar het schema op haar tafel: zestien genummerde vakjes in twee rijen van acht. Sommige vakjes zijn leeg, in andere liggen plastic schijfjes, rood of groen. Kamer twaalf, zegt ze, eerste verdieping, en ze plaatst een rood schijfje in vakje twaalf. Ik heb liever kamer acht, zegt hij, kan dat? Ze kijkt secondelang naar vakje acht, waar geen schijfje in ligt. Kamer acht is nog niet klaar, zegt ze. Ze kijkt weer naar hem op, trekt heel licht met haar rechterwenkbrauw. Hij knikt, betaalt en neemt de trap naar de eerste verdieping. De eerste deur aan zijn linkerhand is gesloten, maar de tweede, de deur van kamer acht, staat open. Er vlakbij is een kar geparkeerd, met schoonmaakmiddelen, verse lakens en rollen oudroze toiletpapier. Hij kijkt de kamer in. In de gele gloed Zin en waanzin 21

Kamerruil van het zonlicht dat door de gordijnen naar binnen valt, staat een meisje met geblondeerd haar hij ziet de uitgroei op haar kruin en ogen die zijn verankerd in dikke strepen mascara. Een Poolse, denkt hij, of een Tsjechische. U heeft kamer acht? Ze spreekt met een plaatselijk accent. Ik... Hij aarzelt, doet een stap de kamer in. De lucht is nog warm, vol van geuren. Het meisje heeft het raam wel opengezet, maar de gordijnen houden de frisse lucht onbewogen buiten de kamer. U heeft kamer acht? herhaalt ze. Ik wilde kamer acht. Als het niet nodig is, liegt hij niet. Ik ben zo klaar, zegt ze. Ze glimlacht ongemakkelijk en sleurt de beslapen lakens van het matras. Beslapen, denkt hij. Nee, belegen, dat was een betere woord. Bedden zijn hier belegen, niet beslapen. Ze maakt een compacte bal van de lakens en de twee kussenslopen en komt er onverwachts zijn kant mee opgelopen. Hij doet te laat een stap opzij en voelt de stof langs zijn hand strijken. Hij rilt. In de gang, tegenover kamer negen, zit een luik in de muur. Ze gooit de lakenbal in de schacht. Hij staat ernaar te kijken, ziet het luik dichtslaan, maar schrikt desondanks van de harde klap. Het meisje ziet het en grinnikt. Ze trekt verse lakens van de kar en bekleedt er de grauwe matras mee. Als ze zich wil bukken om de sprei, die als een gouden berg op de grond ligt, op te rapen, gebaart hij dat ze die kan laten liggen. Ze kijkt vluchtig naar het tapijt, of er nog gestofzuigd moet worden. Hij zegt: Het is goed zo. Zonder nog naar hem te kijken, zonder nog iets te zeggen, verlaat ze de kamer. Zin en waanzin 22

Kamerruil Hij sluit de deur en draait de sleutel een halve slag naar rechts. Daarna kleedt hij zich langzaam uit. Zijn kleren drapeert hij behoedzaam over de stoel. Alleen zijn sokken houdt hij aan, vanwege de vloerbedekking. Het laken voelt stug aan zijn huid, als perkament. Het ruikt niet fris, maar naar sigarettenrook en een beetje zurig, naar kaas. Kaasdoek, denkt hij. Hij spreidt zijn armen en sluit zijn ogen. Hij voelt dat hij op het punt staat om weg te doezelen als er aan de deur wordt gemorreld, eerst voorzichtig, daarna met meer kracht. Behendig zwaait hij zijn benen uit bed. In drie stappen is hij bij de deur. Een man, groter dan hij, jonger ook, staat er pal achter. Misschien stond hij op het punt om zijn schouder ertegenaan te zetten. De man deinst een halve meter achteruit, in de richting van een kleine vrouw in een kort model trenchcoat en met haar benen in een glanspanty. Geen van beiden kijkt naar zijn penis, ziet hij, maar ergens naar zijn buik, tussen navel en tepels; een neutraal stukje huid. Ik dacht dat wij kamer acht hadden, mompelt de man verbaasd en hij wil al rechtsomkeert maken, terug naar beneden, naar de vrouw in de hal. Dat is ook zo, zegt hij snel. Ik heb me vergist. Dit is jullie kamer. Mijn kamer is daar, kamer twaalf. Ze kijken zwijgend naar het einde van de gang. De man opent zijn mond om iets te zeggen, maar bedenkt zich en loopt verder. De vrouw volgt. Hij ziet het stel in kamer twaalf verdwijnen, sluit zijn kamerdeur en gaat weer op het bed liggen. Na een minuut of vijf begint het gepiep van hun spiraal, in een mechanische cadans, als een slome goederentrein die door een oneindig landschap rijdt. Hij hoeft niet lang te wachten. Het gebeurt vrijwel nooit dat Zin en waanzin 23

Kamerruil de volle twee uur worden benut. Na een kwartier volgt meestal een sigaret, daarna nog een manmoedige poging om een tweede keer te volbrengen, maar dat is maar voor weinigen weggelegd. Dit stel is na tien minuten al klaar. Hij hoort ze voorbij schuifelen, het lispelen van haar glanspanty. Nog voor ze de trap volledig zijn afgedaald, heeft hij zijn kleren bijeengeraapt en holt hij met meisjesachtig zwiepende kuiten over de gang. De warmte van hun bed doet hem rillen. Zin en waanzin 24

Michelle van der Kind Runner s high Hij rent graag en veel. Honderd kilometer per week is voor hem geen uitzondering. Een gewone renner is hij niet: al na vijf minuten asfalt begint hij te klagen. Alleen op rotsen, zand, blubber of gras loopt hij gelukkig. Het liefst rent hij in de bergen, maar bij gebrek aan beter zijn de duinen ook goed. Hij is een trailrunner in hart en nieren, een serieuze. Alleen op zaterdag rent hij niet. Het is zijn rustdag. Het is meteen ook de saaiste dag van de week. Zonder rennen, geen leven, is zijn motto. Vandaag heeft hij een wedstrijd: vierenzeventig kilometer door de Ardennen, drieduizend hoogtemeters. De sneeuw is net gesmolten, het waait en het is koud, guur weer. Het deert hem niet. Zijn vrouw zal er meer last van hebben dan hij: zij zal onderweg met de kinderen langs het traject staan om hem aan te moedigen met bananen, energiekoekjes en droge kleding. Ook voor deze wedstrijd brengt ze hem samen met de kinderen naar de start. Een kus, een energiedrankje en hij is vertrokken. In zijn hoofd dan, want het duurt nog even voordat het startschot zal klinken. Hij weet dat zij nu met de kinderen in de auto springt en dat ze over anderhalf uur op de afge- Zin en waanzin 25

Runner s high sproken plek langs het traject zal staan. Het startschot klinkt, het kriebelt in zijn buik, hij vertrekt. Hij rent vooraan. Achter hem hoort hij de honderden voeten die hem volgen. Omkijken hoeft niet, hij weet hoe de stoet eruitziet. Hij is tenslotte een ervaren renner. Het begin is altijd even zwaar, omdat zijn lichaam net een dieselmotor is. Het komt langzaam op gang. Langs de kant beginnen de eerste toeschouwers te juichen als hij langskomt. Hij glimlacht en steekt zijn hand op om te laten zien hoe goed het met hem gaat. Het gras is nat, zompig. Zijn trailschoenen zakken er diep in weg. Zijn t-shirt zit nu al onder de modderspatten, zijn witte sokken kleuren grijs. Dat wordt extra poetsen voor haar vanavond. Omdat hij altijd rust nodig heeft na een wedstrijd maakt zij zijn materiaal schoon terwijl hij zijn rekoefeningen doet. Als de helling inzet, vordert hij langzamer, met kleine passen. Het lijkt een soort dribbelen, maar dan omhoog. Hij is er goed in. Hij moet oppassen dat hij niet struikelt over de boomwortels. Het pad zigzagt door het bos over de helling omhoog. Na iedere bocht volgt een nieuwe. Hij begint te zweten en hijgt, nu pas, zijn t-shirt wordt nat. De aderen op zijn voorhoofd zwellen op en vormen een heuvelachtig landschap. Zijn hart gaat onder zijn ribben tekeer, lijkt uit te willen breken. Zijn benen verzuren, het steekt in zijn kuiten. Toch gaat hij door, toch geniet hij. Op zijn sporthorloge ziet hij dat hij op schema ligt. Wanneer ver boven hem een vogel begint te fluiten, ziet hij de laatste bocht. Als het goed is, staat zijn vrouw boven op de berg te wachten met droge kleding en een verse bidon water: dat hebben ze zo afgesproken. Maar als hij de top bereikt, ziet hij haar niet staan tussen de andere supporters, die met Zin en waanzin 26

Runner s high opgestoken kragen dof in hun handschoenen klappen als hij voorbij komt. Zoekend tussen de supporters waar is ze? let hij niet goed op en struikelt hij. Gelukkig weet hij zich op tijd te herstellen. Nu niet vallen, zeventig procent van de wedstrijd ligt nog voor hem. Als de supporters opnieuw klappen, weet hij dat hij op de voet gevolgd wordt door een andere trailrunner. Gauw begint hij aan de afdaling, zonder nog verder te zoeken naar zijn vrouw en kinderen. De berg af gaat sneller. Het gehijg van zijn achtervolger verdwijnt in de verte. Het lukt hem om wat op adem te komen tijdens de afdaling. Zijn bovenbenen verzuren, maar zijn hartslag herstelt zich goed. Onder aan de berg staat de eerste stand waar vrijwilligers water uitdelen. Meestal stopt hij er niet, maar nu zijn vrouw haar afspraken niet nakomt, moet hij wel. Zijn bidon is leeg en hij heeft dorst. Op het moment dat hij een drinkbekertje laat vullen door een van de vrijwilligers een vrouw knapper dan die van hem hoort hij zijn naam. Hij herkent de stem van zijn vrouw, maar ziet haar niet meteen. Bart, joehoe! Hier staan we! Ze komt van achter de stand tevoorschijn. Haar lippen zijn blauw, ze heeft haar sjaal over haar hoofd geslagen, de duizenden fijne blonde donshaartjes op haar gezicht staan overeind. Ondanks de kou lacht ze. Ze ziet er ouder uit dan ze in werkelijkheid is. Waarom was je niet boven? We hadden toch afgesproken dat je daar zou staan? vraagt hij hijgend. Vanavond zullen ze het wedstrijdverloop evalueren. Hij zal dit plichtsverzuim zeker aan de orde stellen. Ze zal zich moeten verantwoorden. Het ging boven niet. Er was te veel wind, je snapt met de kinderen, dat kan gewoon niet. De kinderen zitten uit de wind achter de stand te spelen. Ze maken ruzie. Zin en waanzin 27

Runner s high Hij rukt het schone t-shirt uit haar handen, de zelfgemaakte energiekoekjes al in zijn mond. Als hij wegrent, laat hij het bezwete t-shirt voor haar achter in het natte gras. Tijdens de volgende kilometers keert hij in zichzelf. De dieselmotor is op gang. Er zijn geen gedachten, of ja, die zijn er wel, maar hij vergeet ze direct weer: ze blijven achter in het bos, in de modder, onder de bomen. Af en toe controleert hij op zijn sporthorloge hoe het met hem gaat, of hij op schema ligt. Winnen is zijn enige doel. Een haalbaar doel, want hij ligt nog steeds op kop. Als hij haar uren later op de tweede afgesproken plek ziet staan, weet hij niet of hij blij of opgelucht is. In ieder geval is hij tevreden: ze heeft van het eerdere voorval geleerd en houdt zich nu wel aan de afspraak. Ze geeft hem een bidon met vers water en stopt hem twee energy-gels toe. Vast voedsel verdraagt hij in dit stadium van de wedstrijd niet meer. Je ligt mooi op schema, zegt ze blij. Dat heb ik dan alleen aan mezelf te danken. Hij realiseert zich dat hij liever een bekertje water van de vrouw bij de stand had gekregen. De kinderen springen op en leggen liefdevol hun koude handjes in zijn nek. Een rilling trekt door zijn lichaam: hij koelt razendsnel af. Geërgerd pelt hij de zes armpjes van zich af en maakt zich klaar om verder te rennen. Vroeger gaf je me nu een kus, zegt ze terwijl ze zijn arm vastpakt. Maar hij is al weg, alleen zijn hand steekt hij nog op bij wijze van groet. Omkijken doet hij niet. Het laatste deel van de wedstrijd is zwaar. In zijn rechterkuit voelt hij kramp opkomen, maar die is nog niet zo erg dat hij moet stoppen. Ook voelt hij steken in zijn linkerenkel. Hij denkt dat het te maken heeft met die struikelpartij boven op de berg, toen hij niet kon opletten waar hij zijn voeten plaats- Zin en waanzin 28