FOCUS De evolutie van gemiddelde maandelijkse kinderbijslag in het stelsel voor werknemers van 1997 tot 2010

Vergelijkbare documenten
FOCUS De maandelijkse kinderbijslag per kind in het kinderbijslagstelsel voor werknemers. Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG

FOCUS Typegezinnen in de kinderbijslag: kenmerken, evoluties en bedragen. Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG 2017/1

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG 2017/1

KINDERBIJSLAG VOOR ZELFSTANDIGEN STATISTISCHE REEKSEN UITGAVE 2007

FOCUS De sociale toeslagen in het stelsel voor kinderbijslag voor werknemers. Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG

Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

FAMIFED. Federaal agentschap voor de kinderbijslag GEOGRAFISCHE SPREIDING VAN DE KINDERBIJSLAG

DEMOGRAFISCH VERSLAG

Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

FOCUS De toeslag voor gehandicapten in het kinderbijslagstelsel voor werknemers - kenmerken en evoluties

Een overzicht per entiteit van de kinderbijslag voor kinderen met een aandoening.

FOCUS De kinderbijslag voor invalide rechthebbenden. Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

DEMOGRAFISCH VERSLAG

Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers DEMOGRAFISCHE STATISTIEKEN PER KINDERBIJSLAGFONDS JAAR 2002

Gezinsbijslag (schaal van kracht vanaf 1 september maandelijkse bedragen in EUR)

DE STATISTISCHE REEKSEN HET STELSEL VAN DE KINDERBIJSLAG BIJ DE ZELFSTANDIGEN

STATISTISCH OVERZICHT VAN DE KINDERBIJSLAG 30 JUNI 2017

Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

DEMOGRAFISCHE STATISTIEKEN 1ste SEMESTER 2015

Statistiek per kinderbijslagfonds

Betreft: Toepassing van artikel 44bis KBW ingeval van plaatsing van het kind met een beschermd recht

DEMOGRAFISCHE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2013

INHOUDSTAFEL 1. KERNCIJFERS GEOGRAFISCHE TELLING OP 31 DECEMBER

Evolutie van het arbeidsongevallenrisico in de privésector in België tussen 1985 en 2013

Gezinsbijslag in 15 vragen

Bijlage bij bericht 6 H-HR/ e bijvoegsel bij ARPS-Bundel 522. Uitreiking: typelijst 25/003

Bijlage bij bericht 6 H-HR/ e bijvoegsel bij ARPS-Bundel 522. Uitreiking: typelijst 25/003

Gezinsbijslag (schaal van kracht vanaf 1 januari maandelijkse bedragen in EUR)

STATISTISCH OVERZICHT 30 JUNI 2016

STATISTIEK VAN DE OVERHEID

FOCUS De evolutie van de uitgaven voor het kinderbijslagstelsel voor werknemers Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

De statistiek per kinderbijslagfonds

Profiel van de UVW-WZ: vergelijking 2004/ 2013

Barema. Kinderbijslag voor werknemers KINDERBIJSLAG

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2009

Bedragen kinderbijslag

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN EERSTE HALFJAAR 2012

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2011

Departement Controle. Betreft: Eenoudergezinnen - Verhoging van de maandelijkse toeslag - Verhoging van de inkomensgrens

Barema. Kinderbijslag voor werknemers KINDERBIJSLAG

Statistiek per kinderbijslagfonds

Gezinsbijslag (schaal van kracht vanaf 1 mei (maandelijkse bedragen in EUR)

STATISTISCH OVERZICHT VAN DE KINDERBIJSLAG 30 JUNI 2018

BIJZONDERE STATISTIEK VAN DE WERKNEMERS VAN VREEMDE NATIONALITEIT DIE IN BELGIË VERBLIJVEN MET HUN GEZIN. Telling 2004

Evolutie van het aantal alleenwonenden in de volledige werkloosheid

DE BUITEN HET RIJK OPGEVOEDE KINDEREN. Tellingen Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Trierstraat BRUSSEL

Nr. Situatie Recht op toeslag voor eenoudergezinnen

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2010

Impact van de activeringsmaatregelen op de tewerkstelling van werknemers met een buitenlandse nationaliteit

DE BUITEN HET RIJK OPGEVOEDE KINDEREN. Tellingen Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Trierstraat BRUSSEL

Juridisch bulletin. Wetgeving

Werkloosheidscijfers Tijdelijke werkloosheid Faillissementen

Verschillenanalyse effect nieuwe BKR. Samenvatting. Inleiding. datum Directie Kinderopvang, Ministerie SZW. aan

Tabel 69: Verdeling van het gavpppd volgens geslacht en hoofdvervoerswijze. meerdere verplaatsingen heeft gemaakt.

Juridisch bulletin.

NOTARISBAROMETER VASTGOED AAN DE KUST OVERZICHT

FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR KINDERBIJSLAG DEMOGRAFISCHE STATISTIEKEN 2 DE SEMESTER 2014

Evolutie van de schadefrequentie in de BA motorrijtuigenverzekering

Analyse van de vooraanmeldingen voor de lerarenopleidingen

Meer weten over kinderbijslagen

FOCUS : TOEKENNINGSDUUR

Barometer kinesitherapie 2013

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN EERSTE HALFJAAR 2013

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2012

Juridisch bulletin. Wetgeving

DOCUMENTATIENOTA CRB

MAANDELIJKSE FINANCIËLE AANGIFTE - Februari 2015

DEMOGRAFISCH VERSLAG

Kinderarmoede, de erosie van de kinderbijslagen en de staatshervorming

Sterke toename alleenstaande moeders onder allochtonen

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers

5.6 Het Nederlands hoger onderwijs in internationaal perspectief

CIRCULAIRE. Sociale uitkeringen Bedragen per 1 januari 2014

De vastgoedactiviteit volgt de evolutie van het aantal vastgoed-gerelateerde dossiers op die maandelijks binnekomen in de notariskantoren.

«Bestaat er een verband tussen de leeftijd van de werkloze en de werkloosheidsduur?» (2 de deel)

Samenvatting van de IMA-studie. Sociaaleconomisch profiel en zorgconsumptie van personen in primaire arbeidsongeschiktheid

FOCUS De kinderbijslag voor kinderen met een aandoening: tien jaar na de hervorming. Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Nieuwe uitkeringen vanaf 1 mei 2011

Hypothecaire kredietverlening blijft op peil, ondanks afwachtende houding van de Vlaamse koper

De statistiek per kinderbijslagfonds

De evolutie en tendensen op regionaal en provinciaal niveau worden verderop in deze barometer besproken.

PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013

Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tabellen uit de positionpaper, opgesteld in opdracht min OCW, januari 2014

CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt

EVOLUTIE VAN DE MARKT

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 januari 2004.

CIRCULAIRE. Sociale uitkeringen Bedragen per 1 januari 2013 S.2013/004 AB/LP/S.5000 CI13-004N.AB. 11 januari Samenvatting

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

DEMOGRAFISCHE STATISTIEKEN EERSTE HALFJAAR 2014

Koopkracht van 65-plussers met aanvullend pensioen in 2009

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 juli 2003.

Transcriptie:

FOCUS 2011-2 De evolutie van gemiddelde maandelijkse kinderbijslag in het stelsel voor werknemers van 1997 tot 2010 Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Trierstraat 70 1000 Brussel Tel.: 02-237 26 48 Fax: 02-237 24 35 E-mail: research@rkw-onafts.fgov.be Website: www.rkw.be

Inhoudstafel Inleiding...2 1. Methodologische toelichting...3 2. Evolutie van de kinderbijslag volgens leeftijd en schaal, 1997-2010...6 2.1. Evolutie van de maandelijkse kinderbijslag voor de 0-5 jarigen, 1997-2010...8 2.2. Evolutie van de maandelijkse kinderbijslag voor de 6-11 jarigen, 1977-2010...13 2.3. Evolutie van de maandelijkse kinderbijslag voor de 12-17 jarigen, 1997-2010...18 2.4. Evolutie van de maandelijkse kinderbijslag voor de 18-24 jarigen, 1997-2010...22 2.5. Algemeen overzicht per leeftijd en schaal...27 2.6. Conclusie van de analyse per leeftijdsgroep...28 3. Algemene evolutie van de kinderbijslag, 1997-2010...32 3.1. Algemene evolutie van de gemiddelde uitgave per kind 1997-2010, alle schalen...32 Algemene conclusie...36

Inleiding In 2010 werd ruim 4,15 miljard EUR kinderbijslag uitgekeerd in de kinderbijslagregeling voor werknemers aan in totaal 1.975.504 rechtgevende kinderen. De vraag die in deze studie centraal staat luidt als volgt: ontvangt een kind gemiddeld meer of minder kinderbijslag in 2010 in vergelijking met 1997? Daarnaast wordt ook nagegaan in welke mate de investering in de kinderen via de kinderbijslag gewijzigd is sinds de invoering van de halvering van de leeftijdsbijslag in 1997. Hierbij is er ondermeer aandacht voor de impact van de belangrijkste nieuwe maatregelen en de besparingsmaatregelen. Dit lijken op het eerste zicht eenvoudige vragen, maar de kinderbijslag is een variabel resultaat dat van veel factoren afhangt. Eenvoudig uitgedrukt hangt de waarde van de kinderbijslag af van de leeftijd van het kind, de rang van het kind, de socio-economische situatie van het gezin en het feit of het kind getroffen is door een aandoening. Belangrijk is dat ook de onderlinge combinaties tussen de beschreven factoren van belang zijn. De gedetailleerde analyse van al de mogelijke combinaties werd in de focusstudie Focus 2009-2. De maandelijkse kinderbijslag per kind in het kinderbijslagstelsel voor werknemers, uitvoerig toegelicht. Deze studie vormt eigenlijk een verderzetting van de vorige focusstudie, in die zin dat ze beide de maandelijkse kinderbijslag als uitgangspunt hebben en dat de resultaten gebaseerd zijn op hetzelfde berekeningsmodel. Maar om de analyse overzichtelijk te houden, zal in deze studie vooral gewerkt worden met de gemiddelde maandelijkse kinderbijslag volgens leeftijd en schaal en zal er minder aandacht zijn voor de verschillende typecombinaties. Tot slot wordt opgemerkt dat de analyse van de evolutie van de kinderbijslag zal gebeuren aan de hand van de gemiddelde maandelijkse kinderbijslag die berekend werd op theoretische basis, dus zonder mogelijke achterstallen (zie infra, methodologie). Aan de hand van deze theoretische analyse kan nagegaan worden hoe de maandelijkse kinderbijslag is geëvolueerd en hoe dit verschilt naargelang van de kenmerken van het kind (rang, leeftijd) en het gezinstype waarin het kind opgroeit (vb. werkloze of invalide ouder). 2

1. Methodologische toelichting Kort samengevat kan gesteld worden dat de berekening erop berust dat de bestaande volumefactoren (aantal kinderen per rang, leeftijd en schaal) gekoppeld worden aan de barema s zoals die van toepassing waren van 1997 tot en met 2010. Er dient wel aan toegevoegd te worden dat de studie zich beperkt tot de kinderen van 0 tot en met 24 jaar 1. De studie vertrekt vanuit een volledig theoretische benadering van de uitgaven, waarin geen rekening gehouden wordt met de achterstallen. Concreet gebruikt het berekeningsmodel de rechten van de maand november, die uitbetaald werden in de maand december. Dit betekent dat als voor een kind in december naast de rechten van de maand november eveneens een achterstallige betaling werd uitgevoerd voor de maanden oktober en september, dit niet in de uitgaven is opgenomen. De jaarlijkse bijslag die in augustus wordt uitbetaald vormt een uitzondering, deze werd voor 1/12 meegeteld in de maandelijkse bijslag 2. Om de vergelijking over de tijd mogelijk te maken werden voor het barema telkens de bedragen gebruikt die van toepassing waren op 31 december 2010 (spilindex 112,72). Dit heeft als voordeel dat de gemiddelden en de uitgaven vergelijkbaar zijn over de tijd, vermits ze gecorrigeerd zijn voor inflatie. De uitgaven voor 1997 worden immers uitgedrukt in hetzelfde prijsniveau als in 2010. Voor de aantallen werden telkens de statistieken gebruikt van 31 december van elk jaar. Voor elk jaar werden ook telkens de nieuwe maatregelen en het effect van de halvering van de leeftijdsbijslag in rekening gebracht. Voor de jaarlijkse bijslag bijvoorbeeld werd de graduele invoering van de jaarlijkse bijslag berekend zoals deze voorzien was in de wet (art. 44 ter KBW). Hetzelfde geldt voor de éénouderpremie en de halvering van de jaarlijkse bijslag. Het schema op pagina 4 biedt een overzicht (situatie 2010) van de manier waarop de verschillende bedragen tot stand zijn gekomen. Voor de berekeningen zelf zal in eerste instantie om methodologische redenen geen rekening gehouden worden met de gehandicaptentoeslag. Later in de studie komt dit wel aan bod. Bij de bespreking van het algemene gemiddelde over alle schalen en leeftijdsgroepen. 1 De gehandicapte kinderen geboren vóór 1 juli 1966 werden niet in de analyse opgenomen omdat het hier om een uitdovende regeling gaat. Bovendien is de meerderheid van de kinderen in deze categorie meer dan 45 jaar, waardoor we dit niet meer kunnen beschouwen als een investering in kinderen. 2 Telkens aan dezelfde spilindex 112,72 als de maandelijkse kinderbijslag. 3

Ter volledigheid wordt er aan toegevoegd dat in de berekeningen van de maandelijkse kinderbijslag, het kraamgeld en de adoptiepremie niet in aanmerking werden genomen. Ook de forfaitaire bijslag art. 70ter KBW voor ouders van geplaatste kinderen is niet in de analyse opgenomen. Het is immers de bedoeling om een beeld te geven van de maandelijkse kinderbijslag (voor het kind), zodat het opnemen van de bovenstaande cijfers een verkeerd beeld zou geven. Bovendien ontbreekt de statistische informatie om een betrouwbare koppeling te maken tussen het kind en deze bedragen. Tot slot wordt er op gewezen dat gemiddelden slechts benaderingen zijn van de realiteit en een manier om de resultaten op een beknopte manier voor te stellen. Waar mogelijk zal daarom ook verwezen worden naar een aantal belangrijke typecombinaties (cfr. focus 2009-2) van veel voorkomende bedragen. Het schema op de volgende pagina geeft een volledig overzicht van het barema van de kinderbijslag zoals dit gold op 31 december 2010. Door de vragen in de boomstructuur te doorlopen kan elk mogelijk bedrag in de kinderbijslagregeling voor werknemers worden berekend. 4

Schema 1: Overzicht berekening van de kinderbijslag in het kinderbijslagstelsel voor werknemers - Barema 2010 aan index 112,72 Een kind dat geen recht heeft op één van de hieronder vermelde toeslagen (zie recht toeslag?) wordt beschouwd als een kind in de categorie gewone schaal. (1) Een kind dat eerste rang wordt ter vervanging van een ouder kind en geboren is tussen 1 januari 1991 en 31 december 1996 ontvangt 29,56 EUR op maandbasis. (2) Een kind dat eerste rang wordt ter vervanging van een ouder kind en geboren is tussen 1 januari 1991 en 31 december 1996 ontvangt 31,74 EUR op maandbasis. Ook de kinderen geboren tussen 1 januari 1985 en 31 december 1990 ontvangen dit bedrag. (3) Dit is de jaarlijkse bijslag berekend aan index 110,51 zoals deze in juli 2010 van toepassing was. Voor deze studie werd de jaarlijkse bijslag berekend tegen index 112,72 net als de andere bedragen. 5

2. Evolutie van de kinderbijslag volgens leeftijd en schaal, 1997-2010 De evolutie van de gemiddelde kinderbijslag wordt geanalyseerd aan de hand van de verschillende leeftijdsgroepen. Concreet zal telkens de maandelijkse kinderbijslag besproken worden voor één specifieke leeftijdsgroep en dit binnen de verschillende afzonderlijke kinderbijslagschalen. De volgende kinderbijslagschalen vormen het uitgangspunt: Niet-inkomensgerelateerde schalen Art. 40 KBW: Dit zijn de kinderen die enkel de gewone kinderbijslag ontvangen. Art. 50bis KBW: Kinderen die de wezenbijslag ontvangen. Inkomensgerelateerde schalen Art. 42bis KBW: Langdurig werklozen en gepensioneerden (en werkhervatters). Verhoogde schaal voor langdurig werklozen en gepensioneerden. Kinderen van rang 3 die tot een éénoudergezin behoren ontvangen eveneens een éénouderpremie. Art. 41 KBW: Kinderen met recht op de éénouderpremie (vanaf 1 april 2007). Het gaat hier om kinderen die wonen in een éénoudergezin waarin er recht is op een éénouderpremie. Art. 50ter KBW: Invaliden en langdurig zieken (en werkhervatters). Verhoogde schaal voor invaliden en langdurig zieken. Kinderen van rang 3 die tot een éénoudergezin behoren ontvangen eveneens een éénouderpremie. 6

Binnen elk van de verschillende leeftijdsgroepen en schalen zal volgens een vast stramien een analyse gemaakt worden van de evolutie van de gemiddelde bijslag tussen 1997 en 2010. De analyse ziet er als volgt uit: A. Analyse van de evolutie van de maandelijkse bijslag in absolute waarden Aan de hand van een grafiek wordt per leeftijd en schaal weergegeven hoe de kinderbijslag in absolute waarde uitgedrukt in constante prijzen van 2010 (prijsniveau van 31 december 2010, spilindex 112,72) is geëvolueerd tussen 1997 en 2010. B. De spreidingsbreedte tussen het hoogste en het laagste gemiddelde bedrag Per leeftijdsgroep zal aan de hand van een grafiek weergegeven worden, wat het absolute verschil is tussen het hoogste gemiddelde uitgekeerde bedrag per leeftijdsgroep en het laagste gemiddelde uitgekeerde bedrag. C. Relatieve evolutie van de maandelijkse bijslag De maandelijkse bijslag van elk jaar wordt aan de hand van een indexcijfer uitgedrukt in verhouding tot de gemiddelde maandelijkse kinderbijslag die in 1997 werd uitbetaald (index 1997=100). Op die manier kan snel worden weergegeven hoeveel procent de kinderbijslag voor bepaalde categorieën gedaald of toegenomen is ten opzichte van 1997. Aan de hand van het bovenstaande stramien zal voor elke leeftijdsgroep en kinderbijslagschaal de evolutie van de maandelijkse kinderbijslag tussen 1997 en 2010 in kaart gebracht worden. 7

2.1. Evolutie van de maandelijkse kinderbijslag voor de 0-5 jarigen, 1997-2010 A. Evolutie van de maandelijkse bijslag in absolute waarden voor 0-5 jarigen Grafiek 1 schetst de evolutie van de maandelijkse kinderbijslag voor de 0-5 jarigen binnen de verschillende kinderbijslagschalen. De cijfers in verband met de éénouderpremie zijn slechts opgenomen vanaf 2007, omdat deze maatregel pas van kracht is sinds 1 april 2007. Dit principe geldt trouwens voor alle grafieken in de studie. Grafiek 1: Evolutie van de gemiddelde maandelijkse kinderbijslag uitgedrukt in constante prijzen 2010 voor de 0-5 jarigen binnen de verschillende kinderbijslagschalen - 1997-2010 absolute waarden 350 300 250 200 150 100 gewone schaal art.40 art. 42bis art. 41 art. 50ter art. 50bis 8

Uit grafiek 1 blijkt dat de kinderbijslag in deze leeftijdscategorie over de beschouwde periode relatief stabiel is gebleven in alle categorieën. Bij de wezen (art. 50bis KBW) is er 2,17 EUR bijgekomen per maand; een stijging die toe te schrijven is aan de invoering van de jaarlijkse bijslag 3 (invoering in 2009 voor de 0-5 jarigen). De gemiddelde basisbijslag is in de beschouwde periode trouwens onveranderd gebleven, wat logisch is vermits de wezenbijslag niet wijzigt naargelang de rang. Bij de kinderen tussen 0 en 5 jaar met enkel recht op de gewone schaal art. 40 KBW ligt de kinderbijslag in 2010 even hoog als in 1997. Desondanks blijkt dat tussen 1997 en 2008 (vóór de invoering van de jaarlijkse bijslag) de gemiddelde maandelijkse kinderbijslag gedaald is van 137,53 EUR naar 135,05 EUR. Vanaf 2009 is de kinderbijslag als gevolg van de invoering van de jaarlijkse bijslag toegenomen. Daarnaast was er ook een bijkomend effect doordat er in deze categorie meer kinderen zijn van rang 1. In 1997 waren in deze schaal en leeftijdscategorie 46,84 procent kinderen van rang 1. Tegen 2006 was dit percentage gestegen naar 49,23 procent, met een daling van de gemiddelde kinderbijslag als gevolg. Nadien is het percentage kinderen in rang 1 terug afgenomen, waardoor de gemiddelde maandelijkse kinderbijslag in 2008 terug steeg. De kinderbijslag voor de kinderen van 0-5 jaar in de categorie van de verhoogde bijslag voor langdurig werklozen en gepensioneerden (art. 42bis KBW) is in de beschouwde periode min of meer stabiel gebleven en net als bij de andere categorieën (zie infra) vooral toegenomen als gevolg van de invoering van de jaarlijkse bijslag in 2009. Bovendien was er in 2007 ook het effect van de invoering van de éénouderpremie (april 2007). Concreet betekende dit dat vanaf dan kinderen van rang 3 of hoger uit een éénoudergezin in deze schaal (uitgedrukt in prijzen van 2010) 21,65 EUR sociale toeslag ontvingen in plaats van slechts 4,71 EUR voorheen. De kinderbijslag voor de kinderen uit éénoudergezinnen met een beperkt inkomen (art. 41 KBW) is ingevoerd in april 2007, wat een vergelijking op lange termijn onmogelijk maakt. In de grafiek is wel duidelijk te zien dat de sociale toeslag in deze categorie van 21,65 EUR per kind opgetrokken werd naar het niveau van de kinderbijslag in de schaal art. 42bis KBW (vanaf 2008) voor kinderen van eerste en tweede rang. 3 Op 31 december 2010 zou de jaarlijkse bijslag berekend aan spilindex 112,72 voor de 0-5 jarigen 26,01 EUR bedragen. Omgerekend naar maandbasis is dit 2,17 EUR. 9

De gemiddelde maandelijkse kinderbijslag voor de kinderen van invaliden (art. 50ter KBW) is in de beschouwde periode gedaald van 206,86 EUR naar 205,99 EUR en dit ondanks de invoering van de jaarlijkse bijslag. De onderliggende oorzaak is de gevoelige toename van het aandeel kinderen van rang 1. In 1997 was slechts 29,26 procent van de kinderen in deze leeftijdscategorie een kind van rang 1, terwijl dit in 2010 34,72 procent is. Als gevolg hiervan is de gemiddelde basisbijslag die een kind van 0-5 jaar in deze schaal ontvangt sterk gedaald, in die mate zelfs dat ondanks de nieuwe maatregelen de gemiddelde bijslag in deze categorie lager is in 2010 dan in 1997. Algemeen gesteld is de maandelijkse kinderbijslag, onder impuls van de jaarlijkse bijslag, licht toegenomen voor de 0-5 jarigen in de verschillende kinderbijslagschalen. De kinderen in de schaal voor invaliden art. 50ter KBW vormen hier echter een uitzondering. B. Spreidingsbreedte: verschil tussen het hoogste en het laagste gemiddelde bedrag bij de 0-5 jarigen Alvorens dieper in te gaan op de relatieve evolutie van de gemiddelde kinderbijslag voor de 0-5 jarigen zal in de onderstaande grafiek de spreidingsbreedte of anders uitgedrukt het verschil tussen het hoogste en laagste gemiddelde bedrag geanalyseerd worden. Grafiek 2: Verschil in de gemiddelde maandelijkse kinderbijslag voor de 0-5 jarigen per schaal 1997 en 2010 art. 50bis 326,82 328,99 art. 50ter 206,86 205,99 art. 41 art. 42bis 167,76 178,32 181,57 1997 2010 gewone schaal art. 40 137,53 137,34 0 50 100 150 200 250 300 350 10

De globale spreidingsbreedte van de gemiddelden voor de 0-5 jarigen, bedraagt 191,65 EUR. Als we de kinderbijslag in de gewone schaal als referentiepunt nemen dan is de wezenbijslag 2,40 keer hoger dan de kinderbijslag in de gewone schaal. De maandelijkse kinderbijslag in de verhoogde schaal voor invaliden (art. 50ter KBW) is 1,5 keer hoger. Voor de kinderbijslag voor kinderen van langdurig werklozen en gepensioneerden (art. 42bis KBW) en kinderen met recht op de éénouderpremie (art. 41 KBW) bedragen de factoren respectievelijk 1,32 en 1,22. Het reële verschil tussen de hoogste en laagste bedragen is in de praktijk echter nog frappanter. Zo zijn er op het totaal van de 473.192 kinderen uit de gewone schaal die tussen 0-5 jaar zijn in 2010, 227.979 kinderen die per maand slechts 87,24 EUR 4 kinderbijslag gemiddeld ontvangen. Zoals verder zal blijken is dit slechts 5 EUR meer dan de helft van het algemeen gemiddelde dat 164,58 EUR bedraagt (zie infra, grafiek 14.) Berekend op het totaal aantal kinderen jonger dan 24 jaar blijkt dat 11,63 procent van de kinderen slechts 87,24 EUR kinderbijslag per maand ontvangt. Het hoogste bedrag (328,99 EUR) wordt in deze categorie ontvangen door 1.522 weeskinderen. Het verschil tussen het hoogst mogelijk voorkomende maandbedrag en het laagste maandbedrag bedraagt hier 241,75 EUR per maand of anders uitgedrukt het absoluut hoogste bedrag is 3,77 keer hoger dan het laagste bedrag (zonder rekening te houden met de gehandicaptentoeslag). De spreidingsbreedte tussen de verschillende bedragen is dan ook vrij groot. Het verschil tussen de hoogste en de laagste bedragen is vrij groot voor de 0-5 jarigen. Het absoluut hoogste mogelijke bedrag is 3,77 keer hoger dan het laagste bedrag (zonder rekening te houden met de toeslag voor gehandicapte kinderen). Bovendien ontvangt 11,63 procent van alle kinderen dit laagste bedrag (87,24 EUR). Binnen de subgroep 0-5 jaar is dit zelfs meer dan 48 procent. 4 Dit is de basisbijslag rang 1, vermeerderd met 2,17 EUR jaarlijkse bijslag omgerekend naar maandelijkse bijslag. 11

C. De relatieve evolutie van de maandelijkse bijslag bij de 0-5 jarigen In de onderstaande grafiek 3 wordt de maandelijkse kinderbijslag die in 2010 per schaal aan de 0-5 jarigen werd uitgekeerd, vergeleken met wat in 1997 werd uitbetaald per maand. Dit gebeurt aan de hand van indexcijfers waarbij 1997 de basis is (1997=100). Een indexcijfer van 102 procent betekent bijvoorbeeld dat de kinderbijslag sinds 1997 met 2 procent is toegenomen. Op die manier kan in een oogopslag bepaald worden voor welke categorie 0-5 jarigen de kinderbijslag relatief gezien het sterkst is toegenomen of gedaald. Grafiek 3: Evolutie van de gemiddelde maandelijkse kinderbijslag tussen 1997-2010 (indexcijfer 1997=100), de 0-5 jarigen binnen de verschillende kinderbijslagschalen 1997-2010 103,00% 102,00% 101,00% 100,00% 99,00% 98,00% gewone schaal art.40 art.50ter art.42bis art.50bis 97,00% 96,00% 95,00% 94,00% 93,00% Zoals reeds eerder gesteld is er op absolute basis (grafiek 1) geen groot verschil tussen 1997 en 2010. Relatief gezien blijkt dat de kinderbijslag voor de kinderen in de schaal art. 42bis KBW het sterkst is toegenomen tussen 1997 en 2010 (+ 1,82 procent) gevolgd door een beperkte toename van de wezenbijslag (+ 0,66 procent). Voor de wezen is deze toename volledig te wijten aan de jaarlijkse bijslag. In de schaal art. 50ter KBW en de gewone schaal art. 40 KBW is de kinderbijslag heel licht afgenomen. 12

Wat trouwens ook opvalt, is dat in 2007 de gemiddelde kinderbijslag zowel steeg bij de kinderen in de schaal art. 42bis KBW als in de schaal art. 50ter KBW. Dit is het gevolg van het feit dat de kinderen van rang 3 of meer in de verhoogde schalen uit een éénoudergezin ook een éénoudertoeslag kregen vanaf 2007. Vermits kinderen van 0-5 jaar relatief gezien veel kans hebben om een kind van derde rang of meer te zijn (jongste kind) heeft dit in deze leeftijdscategorie een zichtbare impact. De toename in 2009 vloeit zoals eerder gesteld voort uit de invoering van de jaarlijkse bijslag die vanaf dan op deze categorie van toepassing was. Relatief gezien steeg de kinderbijslag voor de 0-5 jarigen gemiddeld het sterkst voor de kinderen in de gewone schaal art. 42bis KBW. Maar al bij al zijn de procentuele verschillen eerder beperkt. 2.2. Evolutie van de maandelijkse kinderbijslag voor de 6-11 jarigen, 1997-2010 A. Evolutie van de maandelijkse bijslag in absolute waarden voor de 6-11 jarigen Ondanks het feit dat voor de kinderen van 6-11 jaar de impact van de jaarlijkse bijslag in deze leeftijdscategorie groter is 5, is de kinderbijslag voor de 6-11 jarigen in de meeste categorieën minder snel toegenomen dan voor de 0-5 jarigen. De wezen vormen opnieuw een uitzondering. Vermits de wezenbijslag sowieso in de beschouwde periode ongewijzigd bleef en de rang geen impact heeft op het bedrag, is het logisch dat de absolute toename van de maandelijkse kinderbijslag gelijk is aan de jaarlijkse bijslag omgerekend naar maandelijkse basis. Voor de kinderen van 6-11 jaar in de schaal art. 50ter KBW was er een toename van 4,60 EUR als gevolg van de invoering van de jaarlijkse bijslag sinds 2006 en de éénouderpremie voor kinderen van rang 3 (sinds 2007). Ondanks beide verhogingen is de kinderbijslag per maand in 2010 even hoog als in 1997. De achterliggende reden is zoals in de groep 0-5 jarigen de toename van het aandeel kinderen van rang 1, wat leidde tot een daling van de basisbijslag. 5 Omgerekend naar maandelijkse basis aan index 112,72 bedraagt de jaarlijkse bijslag voor de 0-5 jarigen 2,17 EUR op maandbasis. Voor de 6-11 jarigen is dit 4,60 EUR. 13

In de categorie kinderen van langdurig werklozen en gepensioneerden art. 42bis KBW werd dan weer een toename van ruim 3 EUR waargenomen van de gemiddelde kinderbijslag tussen 1997 en 2010. Dit betekent wel dat zonder de nieuwe maatregelen ook voor deze groep de kinderbijslag in reële termen zou gedaald zijn in de beschouwde periode. De toename (3 EUR) is immers kleiner dan het effect van de jaarlijkse bijslag (4,60 EUR). De kinderen in de gewone schaal ten slotte kenden de sterkste daling van het gemiddelde. De gemiddelde kinderbijslag is in deze categorie gedaald met iets meer dan 3 EUR en dit ondanks de invoering van de jaarlijkse bijslag. Maar al bij al is deze daling nog beperkt gezien het feit dat de kinderen van rang 1 in deze categorie (gewone bijslag en niet-gehandicapt) onderworpen zijn aan de maatregel betreffende de halvering van de leeftijdsbijslag (voor de bedragen zie schema 1). Grafiek 4: Evolutie van de gemiddelde maandelijkse kinderbijslag uitgedrukt in constante prijzen 2010 voor de 6-11 jarigen binnen de verschillende kinderbijslagschalen 1997-2010 absolute waarden 400 350 300 250 187,93 198,81 200 150 100 gewone schaal art.40 art. 42bis art. 41 art. 50ter art. 50bis 14

Ondanks een netto toename op maandbasis van 4,60 EUR via de invoering van de jaarlijkse bijslag is de gemiddelde kinderbijslag in de categorie art. 50ter KBW stabiel gebleven. De kinderen in de gewone schaal kenden de sterkste daling, wat logisch is vermits in deze groep alle kinderen die niet gehandicapt zijn onderworpen zijn aan de halvering van de leeftijdsbijslag. B. Spreidingsbreedte: verschil tussen het hoogste en het laagste gemiddelde bedrag bij de 6-11 jarigen Uit grafiek 5 blijkt dat het verschil tussen de hoogste (wezenbijslag) en de laagste gemiddelde kinderbijslag (gewone schaal) 200,63 EUR bedraagt per maand, wat iets hoger is dan bij de 0-5 jarigen, waar dit verschil 186,48 EUR bedroeg. Dit verschil of de spreidingsbreedte is trouwens sterk toegenomen. In 1997 bedroeg de spreidingsbreedte 192,74 EUR, een toename dus van bijna 8 EUR tussen 1997 en 2010. Gemiddeld genomen is de wezenbijslag 2,25 keer groter dan de gewone schaal. Voor de invalidenschaal art. 50ter KBW bedraagt deze factor 1,45. Voor de schaal art. 42bis KBW en de schaal art. 41 KBW is de kinderbijslag per maand respectievelijk 1,29 en 1,24 keer hoger dan in de gewone schaal. Het laagst mogelijke bedrag binnen de categorie 6-11 jarigen is de kinderbijslag voor 6-11 jarigen van rang 1 met recht op de gehalveerde leeftijdsbijslag. Op de 530.468 kinderen (alle schalen) tussen 6-11 jaar die in 2010 geteld werden, krijgt 38,31 procent (203.210 kinderen) van de kinderen dit laagste bedrag, dit is 104,49 EUR per maand. De groep 6-11 jarigen die deze 104,49 EUR ontvangt omvat 10,37 procent van het totaal aantal kinderen. De spanning tussen het hoogst mogelijke bedrag en het laagst mogelijke bedrag bedraagt in deze leeftijdscategorie 256,49 EUR. 15

Grafiek 5: Verschil in de gemiddelde maandelijkse kinderbijslag voor de 6-11 jarigen per schaal Cijfers 2010 en 1997 art. 50bis 356,38 360,98 art. 50ter art. 41 art. 42bis 231,98 231,97 198,81 203,39 206,52 1997 2010 gewone schaal art. 40 163,64 160,35 0 50 100 150 200 250 300 350 400 Het verschil tussen de hoogste en de laagste bedragen is vrij groot voor de 6-11 jarigen. Het absoluut hoogst mogelijke bedrag is 3,45 keer hoger dan het laagste bedrag. Bovendien ontvangt 10,37 procent van alle kinderen het laagste bedrag (104,49 EUR). Binnen de subgroep 6-11 jarigen is dit zelfs meer dan 38 procent. Bovendien blijkt dat op gemiddelde basis de spreidingsbreedte is toegenomen met bijna 8 EUR tussen 1997 en 2010. C. De relatieve evolutie van de maandelijkse bijslag voor de 6-11 jarigen Uit grafiek 6 blijkt dat net als bij de 0-5 jarigen, bij de 6-11 jarigen de gemiddelde maandelijkse kinderbijslag voor de weeskinderen (art. 50bis KBW) en voor de kinderen in de schaal art. 42bis KBW het sterkst is toegenomen. Relatief gezien echter zijn de toenames eerder beperkt en bedragen ze 1,54 procent in de schaal art. 42bis KBW en 1,29 procent voor de weeskinderen. In de invalidenschaal is de gemiddelde maandelijkse kinderbijslag stabiel gebleven. Voor de kinderen in de schaal art. 40 KBW was er een daling van de gemiddelde maandelijkse bijslag met ongeveer 2 procent. 16

Net zoals bij de 0-5 jarigen blijkt dat, behoudens bij de wezen, de onderliggende trend van de evolutie van de maandelijkse kinderbijslag in principe dalend was. Maar dankzij de invoering van de jaarlijkse bijslag ontvangt een kind van 6-11 jaar gemiddeld meer in 2010 dan in 1997. De kinderen in de gewone schaal vormen hierop de uitzondering omdat de invoering van de jaarlijkse bijslag niet volstond om het verlies als gevolg van de halvering van de leeftijdsbijslag, voor de nietgehandicapte kinderen van rang 1, te compenseren. Het feit dat ook in de andere schalen de trend dalend was, heeft te maken met het toenemend aandeel kinderen van rang 1. Hierdoor daalde de gemiddelde basisbijslag, maar vanaf 2006 werd dit verlies gecompenseerd door de invoering van de jaarlijkse bijslag. Grafiek 6: Evolutie van de gemiddelde maandelijkse kinderbijslag tussen 1997-2010 (indexcijfer 1997=100), de 6-11 jarigen binnen de verschillende kinderbijslagschalen 1997-2010 103,00% 102,00% 101,00% 100,00% 99,00% 98,00% gewone schaal art.40 art.42bis art.50bis art.50ter 97,00% 96,00% 95,00% 94,00% 93,00% Zonder de invoering van de jaarlijkse bijslag zou er gemiddeld in 2010 minder kinderbijslag uitbetaald worden dan in 1997 in de verhoogde schalen (excl. wezenbijslag). Dit is het gevolg van het toenemend aandeel kinderen van rang 1 in deze schalen. Voor de gewone schaal is de jaarlijkse bijslag niet hoog genoeg om het effect van de halvering van de leeftijdsbijslag te compenseren. 17

2.3. Evolutie van de maandelijkse kinderbijslag voor de 12-17 jarigen, 1997-2010 A. Evolutie van de maandelijkse bijslag in absolute waarden voor de 12-17 jarigen Net zoals bij de andere leeftijdsgroepen is de gemiddelde wezenbijslag stabiel gebleven. Desondanks blijkt uit de cijfers dat in 1997 de wezenbijslag hoger was dan in 2000. Dit komt door een overgangsmaatregel inzake de leeftijdsbijslag. De kinderen die op 1 januari 1996 reeds 16 jaar waren ontvingen de leeftijdsbijslag voor de 18-24 jarigen. In 2000 waren de 16 en 17 jarigen doorgestroomd naar de 18 jarigen en is dit effect verdwenen. Vanaf dan is de wezenbijslag stabiel en stemt de toename overeen met de toename van de jaarlijkse bijslag. Voor deze leeftijdscategorie werd de jaarlijkse bijslag ingevoerd in 2006. Uitgedrukt in prijzen van 2010, omgerekend naar maandelijkse basis, bedroeg de jaarlijkse bijslag in deze categorie 6,44 EUR. Binnen de verhoogde kinderbijslagschalen (art. 50ter KBW en art. 42bis KBW) is de maandelijkse uitbetaalde kinderbijslag relatief stabiel gebleven. Net als bij de 6-11 jarigen verbergt deze schijnbare stabilisatie een onderliggende dalende trend. Uit grafiek 7 blijkt immers duidelijk dat tussen 1997 en 2005 de kinderbijslag daalde. Dit is hier opnieuw het gevolg van de toename van het aandeel van de kinderen van rang 1. In 1998 en 1999 speelde trouwens ook het effect mee dat er verworven rechten waren voor de groep die in 1997 reeds 16 jaar was (zie supra). Ondanks de invoering van de jaarlijkse bijslag en de éénouderpremie voor kinderen van rang 3 en hoger, is de kinderbijslag in deze schalen slechts even hoog in 2010 als 1997. Voor de kinderen in de gewone schaal is de kinderbijslag in tegenstelling tot de andere categorieën fors gedaald. Gemiddeld ontvangt een kind van 12-17 jaar in de gewone schaal bijna 6 EUR minder kinderbijslag dan in 1997 het geval was en dit ondanks een jaarlijkse bijslag van 6,44 EUR omgerekend naar maandelijkse basis, die het verlies voor deze categorie halveerde. 18

Grafiek 7: Evolutie van de gemiddelde kinderbijslag uitgedrukt in constante prijzen 2010 voor de 12-17 jarigen binnen de verschillende kinderbijslagschalen - 1997-2010 absolute waarden 400 350 300 250 192,39 205,49 200 150 100 gewone schaal art.40 art. 42bis art. 41 art. 50ter art. 50bis Een kind van 12-17 jaar in de gewone schaal ontvangt in 2010 bijna 6 EUR per maand minder kinderbijslag dan in 1997 en dit ondanks de invoering van de jaarlijkse bijslag die voor deze categorie 6,44 EUR op maandbasis bedraagt. Dit is vooral een gevolg van de halvering van de leeftijdsbijslag. 19

B. Spreidingsbreedte: verschil tussen het hoogste en het laagste gemiddelde bedrag voor de 12-17 jarigen Binnen de categorie 12-17 jarigen bedraagt het verschil tussen het hoogste gemiddelde (378,42 EUR aan wezenbijslag) en het laagste gemiddelde (162,31 EUR gewone schaal), 216,11 EUR per maand. Op de 18-24 jarigen na is dit de grootste spreidingsbreedte. Bovendien is de spreidingsbreedte toegenomen van 206,28 EUR in 1997 naar 216,11 EUR in 2010. Als de gewone schaal als uitgangspunt wordt genomen dan is de kinderbijslag in de schaal art. 50ter KBW 1,46 keer hoger dan in de gewone schaal in deze leeftijdscategorie. Voor de schaal art. 42bis KBW en art. 41 KBW bedragen de verhoudingen respectievelijk 1,39 en 1,27. De wezenbijslag is 2,33 keer hoger dan de gewone schaal. Het laagst mogelijke bedrag dat aan een 12-17 jarige uitbetaald kan worden bedraagt 114,08 EUR en betreft de categorie kinderen in de gewone schaal met recht op de gehalveerde leeftijdsbijslag. In 2010 ging het om in totaal 217.264 kinderen of 11,09 procent van het totaal aantal kinderen. Binnen de leeftijdsgroep 12-17 jarigen ten slotte gaat het om 41,28 procent van de kinderen. Grafiek 8: Verschil in de gemiddelde maandelijkse kinderbijslag voor de 12-17 jarigen per schaal Cijfers 2010 en 1997 art. 50bis 374,57 378,42 art. 50ter art. 41 art. 42bis 237,58 236,96 205,49 208,8 209,5 1997 2010 gewone schaal art. 40 168,29 162,31 0 50 100 150 200 250 300 350 400 20

In de categorie 12-17 jarigen bedraagt de spreidingsbreedte van de gemiddelde kinderbijslag 216,11 EUR. De gemiddelde maandelijkse kinderbijslag voor de kinderen in de gewone schaal is in reële termen met bijna 6 EUR gedaald. Het laagst mogelijke bedrag is 114,08 EUR en 41,28 procent van de kinderen tussen 12-17 jaar ontvangt dit bedrag. C. De relatieve evolutie van de maandelijkse bijslag voor de 12-17 jarigen Voor de 12-17 jarigen is de kinderbijslag in de schaal art. 42bis KBW en de schaal art. 50bis KBW toegenomen. In de schaal art. 50ter KBW echter was er een beperkte daling. Bovendien blijkt bij de categorie art. 50ter KBW dat er zich opnieuw een dalende trend heeft ingezet sinds 2007. Dit is het gevolg van de verdere toename van het aandeel kinderen van rang 1. Net als bij de 6-11 jarigen was de onderliggende trend tussen 1997 en 2005 dalend, maar deze negatieve trend werd doorbroken sinds de invoering van de jaarlijkse bijslag in 2006. De dalende trend was het gevolg van de toename van het aandeel kinderen van rang 1, met een dalende basisbijslag als gevolg. In relatieve termen heeft de gemiddelde kinderbijslag voor de 12-17 jarigen in de gewone schaal een verlies opgetekend van 3,55 procent sinds 1997. Grafiek 9: Evolutie van de gemiddelde maandelijkse kinderbijslag tussen 1997-2010 (indexcijfer 1997=100), voor de 12-17 jarigen binnen de verschillende kinderbijslagschalen - 1997-2010 102,00% 101,00% 100,00% 99,00% 98,00% 97,00% gewone schaal art.40 art.42bis art.50bis art.50ter 96,00% 95,00% 94,00% 93,00% 92,00% 21

Voor de 12-17 jarigen is de kinderbijslag in de gewone schaal in reële termen gedaald met 3,55 procent. In de verhoogde schalen is de kinderbijslag gestabiliseerd of licht toegenomen. 2.4. Evolutie van de maandelijkse kinderbijslag voor de 18-24 jarigen, 1997-2010 A. Evolutie van de maandelijkse bijslag in absolute waarden voor de 18-24 jarigen De onderstaande grafiek 10 toont aan dat de kinderbijslag voor alle categorieën behoudens de gewone schaal is toegenomen sinds 1997 6. Voor de kinderen in de schaal art. 42bis KBW was de toename het zwakst. De impact van de jaarlijkse bijslag bedroeg voor deze leeftijdscategorie 4,34 EUR in 2010. De jaarlijkse bijslag voor de 18-24 jarigen is trouwens van kracht sinds 2008. Voor de wezen is het verschil tussen 2000 en 2010 te verklaren door de invoering van de jaarlijkse bijslag in 2008. Maar tussen 1997 en 1999 was de kinderbijslag lager dan in 2000 omdat in 1999 de kinderbijslag voor de oudste leeftijdscategorie werd opgetrokken. Voor de kinderen in de schaal art. 50ter KBW is de kinderbijslag per maand in 2010 ongeveer even hoog als in 1997. Voor de gewone schaal is er een heel ander verhaal. Vermits de meeste kinderen (81,47 %) in de gewone schaal in deze leeftijdscategorie onderworpen zijn aan de halvering van de leeftijdsbijslag, betekent dit logischerwijs dat de maandelijkse leeftijdsbijslag voor deze categorie fors gedaald is. Gemiddeld bedraagt de daling per kind 13,02 EUR per maand. 6 In de verhoogde schalen was er in 1999 een verhoging van de leeftijdsbijslag voor de 18-24 jarigen. Hierdoor is de maandelijkse kinderbijslag in deze categorieën toegenomen. Dit gold ook in de gewone schaal voor de kinderen van rang 2 en volgende. 22

Grafiek 10: Evolutie van de gemiddelde maandelijkse kinderbijslag uitgedrukt in constante prijzen van 2010 voor de 18-24 jarigen binnen de verschillende kinderbijslagschalen 1997-2010 absolute waarden. 450,00 400,00 350,00 300,00 250,00 200,00 150,00 100,00 gewone schaal art.40 art. 42bis art. 41 art. 50ter art. 50bis Voor de 18-24 jarigen is de kinderbijslag in de gewone schaal gedaald met 13,02 EUR op maandbasis, terwijl de kinderbijslag in de andere schalen is toegenomen met 3,26 EUR tot 6,53 EUR per maand. 23

B. Spreidingsbreedte: verschil tussen het hoogste en het laagste gemiddelde bedrag voor de 18-24 jarigen In de groep van de 18-24 jarigen bedraagt de spreidingsbreedte 249,38 EUR per maand op gemiddelde basis, wat meteen het grootste verschil is van alle leeftijdsgroepen. Hier speelt duidelijk het effect van de halvering van de leeftijdsbijslag die op de groep van de 18-24 jarigen in de gewone schaal de grootste impact heeft gehad. Als de kinderen in de gewone schaal als uitgangspunt genomen worden dan is de kinderbijslag voor de wezen 2,79 hoger dan het gemiddelde in de gewone schaal. Voor kinderen in de invalidenschaal (art. 50ter KBW) bedraagt deze factor 1,74. Voor de kinderen in de schaal art. 41 KBW en art. 42bis KBW blijkt op basis van de cijfers dat de kinderbijslag in deze schalen 1,44 keer hoger is dan in de gewone schaal. Het absoluut laagste bedrag dat kan voorkomen bij de kinderen van 18-24 jaar in de gewone schaal is 115,42 EUR. Tegen 2015 zal ruim 4 op 5 kinderen binnen de gewone schaal in deze leeftijdscategorie dit bedrag ontvangen. Op het totaal aantal kinderen vertegenwoordigt dit 10,46 procent alle kinderen en 60 procent van de kinderen tussen 18-24 jaar (alle schalen) tegen 2015. Dit komt omdat tegen dan bijna alle 18-24 jarigen onderworpen zullen zijn aan de halvering. De 6 jarigen uit 1997 zijn in 2015 immers allemaal 18 geworden. Er blijft nog een kleine restgroep over (tot 2021) die een beschermde leeftijdsbijslag ontvangt. Het gaat om kinderen die van rang 1 zijn en die een ouder kind vervangen en geboren zijn tussen 1 januari 1991 en 31 december 1996. Door het effect van de verhoging van de jaarlijkse bijslag zal het laagste bedrag nog verhogen naar 119,75 EUR. Het verschil ten slotte tussen de absoluut laagst mogelijke kinderbijslag en de hoogste mogelijke kinderbijslag bedraagt 273,42 EUR per maand. 24

Grafiek 11: Verschil in de gemiddelde maandelijkse kinderbijslag voor de 18-24 jarigen per schaal -Cijfers 2010-1997 art. 50bis 382,05 388,58 art. 50ter 237 241,79 art. 41 199,86 1997 2010 art. 42bis 196,27 199,53 gewone schaal art. 40 152,22 139,2 0 100 200 300 400 500 Op termijn (2015) zal ruim 60 procent van alle kinderen tussen 18-24 jaar een maandelijkse kinderbijslag ontvangen van 119,75 EUR. C. De relatieve evolutie van de maandelijkse bijslag voor de 18-24 jarigen In relatieve termen is in de schaal van de wezenbijslag de gemiddelde kinderbijslag voor de 18-24 jarigen met 1,71 procent gestegen. Voor de kinderen in de schaal art. 42bis KBW werd ongeveer dezelfde toename genoteerd. Bij de invaliden in de schaal art. 50ter KBW was de toename met 2,02 procent iets hoger. In de gewone schaal echter is de gemiddelde maandelijkse kinderbijslag met bijna 8,55 procent gezakt. Van alle leeftijdscategorieën is de daling van de kinderbijslag per maand het grootst in de leeftijdsgroep 18-24 jarigen. Dit komt omdat in deze categorie veel kinderen zijn van rang 1 (8 op 10) die onderworpen zijn aan de halvering van de leeftijdsbijslag. 25

Grafiek 12: Evolutie van de gemiddelde maandelijkse kinderbijslag uitgedrukt in constante prijzen 2010 voor de 18-24 jarigen binnen de verschillende kinderbijslagschalen 1997-2010 absolute waarden 103,00% 101,00% 99,00% gewone schaal art. 40 art. 42bis 97,00% 95,00% art. 50bis art. 50ter 93,00% 91,00% 89,00% 87,00% 85,00% Voor de kinderen in de categorie van de gewone bijslag die tussen 18-24 jaar oud zijn, is de maandelijkse kinderbijslag met 8,55 procent gedaald. 26

2.5. Algemeen overzicht per leeftijd en schaal Tot nu toe werd de analyse telkens gevoerd vanuit het perspectief van de verschillende leeftijdsgroepen. Hierbij werd per leeftijdsgroep de maandelijkse kinderbijslag berekend en dit binnen de verschillende schalen. In dit luik zal ook de vergelijking gemaakt worden binnen de schalen onderling inzake de maandelijkse kinderbijslag per leeftijdsgroep. Het resultaat van deze vergelijking bevindt zich in de onderstaande tabellen 1 en 2. In tabel 1 wordt per schaal weergegeven wat de gemiddelde kinderbijslag is per leeftijdsgroep (incl. jaarlijkse bijslag omgerekend naar maandelijkse basis). De cijfers zijn berekend voor de situatie op 31 december 2010 aan index 112,72. In tabel 2 (zie infra) wordt per subgroep weergegeven op welk totaal aantal kinderen de gemiddelden in tabel 1 werden berekend. Tabel 1: Overzicht van de gemiddelde maandelijkse kinderbijslag per schaal en leeftijd, cijfers 31 december 2010 (index 112,72) leeftijdscategorie art. 40 art. 41 art. 42bis art. 50ter art. 50bis 0-5 jaar 137,34 167,76 181,57 205,99 328,99 6-11 jaar 160,35 198,81 206,52 231,97 360,98 12-17 jaar 162,31 205,49 209,50 236,96 378,42 18-24 jaar 139,20 199,86 199,53 241,79 388,58 oudste - jongste 1,86 32,10 17,96 35,80 59,59 18-24 jr./ 0-5 jr 1,01 1,19 1,15 1,17 1,18 Tabel 1 toont duidelijk aan dat er, wat betreft de gemiddelde maandelijkse kinderbijslag, in de gewone schaal nauwelijks een verschil is (1,86 EUR) tussen de jongste en de oudste leeftijdscategorie. De oorzaak hiervan is zoals eerder aangetoond, het feit dat kinderen tussen 18-24 jaar in 8 op de 10 gevallen behoren tot rang 1 en bijgevolg de laagste basisbijslag ontvangen. Dus gemiddeld genomen stijgt de kinderbijslag niet volgens de leeftijd van het kind. De stelling dat de kinderbijslag stijgt met de leeftijd van het kind geldt in principe enkel voor kinderen die bijvoorbeeld altijd rang 1 blijven. 27

Een tweede vaststelling die op basis van tabel 1 kan gemaakt worden is dat in de schalen art. 42bis KBW en art. 41 KBW de kinderbijslag voor de 18-24 jarigen niet zoveel verschilt dan deze voor de 6-17 jarigen. Dit komt door het compenserende effect van het sociaal supplement dat het hoogst is voor de kinderen van rang 1. Dit is duidelijk te merken in de schaal art. 50ter KBW, waar het supplement voor de kinderen van rang 1 hoger is dan de basisbijslag zelf. Dit uit zich in het feit dat naast de wezen dit de enige schaal is waarin de 18-24 jarigen de hoogste kinderbijslag ontvangen. Bij de wezen ten slotte stijgt de kinderbijslag progressief met de leeftijd, wat logisch is vermits de basisbijslag voor elk kind gelijk is. De enige factor die bij de wezen kan wijzigen is de leeftijdsbijslag 7 en deze stijgt progressief met de leeftijd van het kind. De onderstaande tabel 2 ten slotte geeft voor elke schaal het aantal rechtgevende kinderen per leeftijdscategorie. Dit geeft per categorie een beeld van het aantal kinderen waarop de gemiddelden in tabel 1 betrekking hebben. Tabel 2: Overzicht van aantal kinderen per schaal en leeftijdscategorie, cijfers 31 december 2010 leeftijdscategorie art. 40 art. 41 art. 42bis art. 50ter art. 50bis 0-5 jaar 473.192 23.053 58.991 16.971 1.522 6-11 jaar 419.418 27.110 55.638 22.837 5.465 12-17 jaar 401.092 28.172 55.189 29.615 12.267 18-24 jaar 254.932 13.665 31.301 16.515 12.869 Gemiddeld gezien ontvangt een kind van 18-24 jaar in de gewone schaal slechts 4,03 EUR meer dan een kind van 0-5 jaar. De stelling dat de kinderbijslag stijgt met de leeftijd van het kind geldt in principe enkel voor kinderen die rang 1 blijven. 7 Naast de leeftijdsbijslag kan ook de gehandicaptentoeslag wijzigen, maar dit is niet opgenomen in het berekeningsmodel. 28

2.6. Conclusie van de analyse per leeftijdsgroep In elk van de aparte analyses kwamen een aantal interessante conclusies naar voor. Ter afsluiting van dit deel worden de belangrijkste conclusies nogmaals op een rijtje gezet. Binnen de verschillende kinderbijslagschalen (behoudens de wezen) was er tussen 1997 en 2005 een daling van de gemiddelde kinderbijslag per schaal. Deze daling kan aan twee factoren worden toegeschreven. Ten eerste is er een toenemend aantal kinderen van rang 1 in alle schalen waardoor de basisbijslag daalt en ten tweede is er voor de kinderen in de gewone schaal ook het effect van de halvering van de leeftijdsbijslag voor de niet-gehandicapte kinderen van rang 1. Vanaf 2006 is de kinderbijslag in de verschillende schalen beginnen stijgen. Dit is een gevolg van de graduele invoering van de jaarlijkse bijslag die al in 2006 voor 6-11 jarigen en de 12-17 jarigen werd ingevoerd. In 2008 volgde de categorie 18-24 jarigen en in 2009 werd ook voor de 0-5 jarigen de jaarlijkse bijslag ingevoerd. Daarnaast was er in de verhoogde schalen ook het feit dat de kinderen van rang 3 recht hebben op een hoger sociaal supplement indien ze tot een eenoudergezin behoren. Deze beide maatregelen hebben er toe geleid dat in de verhoogde schalen, ondanks een onderliggende negatieve trend (zie supra), de gemiddelde maandelijkse uitgekeerde kinderbijslag in 2010 uiteindelijk hoger ligt dan in 1997. In de gewone schaal echter volstonden de nieuwe maatregelen niet om het verlies aan leeftijdsbijslag en basisbijslag te compenseren met als gevolg dat de kinderbijslag in 2010 lager is dan in 1997. De daling in reële termen bedraagt 2 tot bijna 9 procent afhankelijk van de leeftijdsgroep. Een andere vaststelling is dat het verschil tussen de kinderbijslagschalen ook steeds groter geworden is. In de studie werd dit uitgedrukt als de spreidingsbreedte of per leeftijdsgroep het verschil tussen het hoogste en het laagste gemiddelde bedrag per schaal. In vergelijking met 1997 is deze spreidingsbreedte verder toegenomen. Ook tussen de leeftijdscategorieën zijn de verschillen groter geworden. Een kind van 18-24 jaar in de gewone schaal krijgt bijvoorbeeld gemiddeld 42,37 EUR per maand minder dan een kind van 0-5 jaar in de schaal art. 42bis KBW. In 1997 bedroeg dit verschil slechts 26,10 EUR per maand. Het universele karakter van de kinderbijslag is dus voor een stuk verder aan het verminderen. De kinderbijslagen zijn wel universeel, maar de toegekende bedragen verschillen onderling heel sterk voor kinderen van dezelfde leeftijd. 29

In de vorige focusstudie 2009-2 werd reeds uitvoerig ingegaan op de verdeling van de verschillende typebedragen. Hieruit bleek dat ondanks een relatief hoge gemiddelde kinderbijslag de overgrote meerderheid van de kinderen nog altijd een vrij laag bedrag ontvangt. Uit de gegevens van 2010 blijkt dat er 873.855 kinderen zijn die een maandelijkse kinderbijslag (excl. jaarlijkse bijslag) ontvangen van minder dan 116,81 EUR of minder; dit is 44,59 procent van de kinderen. Binnen deze groep is er nog de subgroep van kinderen voor wie de kinderbijslag slechts 85,60 EUR bedraagt; deze groep telt 229.560 kinderen. Dit toont aan dat er een vrij grote groep kinderen is waarvan kan gesteld worden dat de kinderbijslag vrij ver verwijderd is van het algemene gemiddelde. Naast een grote groep kinderen met een vrij lage maandelijkse bijslag is er een grote groep van 573.600 kinderen waarvan de gemiddelde maandelijkse kinderbijslag meer dan 202,57 EUR per maand bedraagt. De tussengroep waarvan de maandelijkse kinderbijslag zich rond het gemiddelde of net erboven bevindt, telt in totaal 512.359 kinderen. Binnen de kinderbijslag zijn er dus heel veel kinderen die een heel laag bedrag ontvangen en veel kinderen die een vrij hoog bedrag ontvangen (in vergelijking tot het gemiddelde). Dit wordt duidelijk aangetoond in grafiek 13. 30

Grafiek 13: Spreiding van de kinderbijslag volgens een aantal grote categorieën (zonder jaarlijkse bijslag) - X-as (kinderbijslagen) Y-as (percentage kinderen dat in bepaalde categorie valt) - Cijfers 2010 berekend aan spilindex 112,72 25,00% 22,08% 22,51% 20,00% 15,00% 10,00% 10,49% 10,83% 11,47% 7,25% 5,00% 0,00% 1,87% 2,95% 3,80% 2,66% 1,26% 0,54% 0,37% 0,25% 0,02% 1,64% Een ander element dat in de studie naar voren kwam is het aspect leeftijd van het kind. Uit verschillende studies blijkt dat de kosten van het kind stijgen met de leeftijd van het kind. Dit is trouwens één van de basisuitgangspunten voor de berekening van het alimentatiegeld voor gescheidenen op basis van de formule Renard. De formule Renard is een wiskundige formule ter berekening van de kostprijs van een kind aan de hand van de leeftijd van het kind enerzijds en de inkomsten van het gezin anderzijds. Deze formule wordt door veel rechters toegepast in het kader van echtscheidingen maar heeft geen wettelijke basis. In de kinderbijslag echter is de gemiddelde kinderbijslag voor 18-24 jarigen vrij laag in verhouding tot de andere leeftijdscategorieën. Dit komt omdat de meeste kinderen in deze leeftijdscategorie de basisbijslag voor rang 1 ontvangen. Als het om niet-gehandicapte kinderen in de gewone schaal gaat, is deze groep daarenboven ook nog onderworpen aan de halvering van de leeftijdsbijslag. Dit verklaart waarom de maandelijkse kinderbijslag voor de 18-24 jarigen in de gewone schaal zo laag is. 31

In de verhoogde schalen echter wordt de lage gemiddelde basisbijslag voor de 18-24 jarigen van rang 1, gecompenseerd door de sociale toeslag die het hoogst is voor de kinderen van rang 1. Bovendien zijn de verhoogde schalen ook niet onderworpen aan de halvering van de leeftijdsbijslag. 3. Algemene evolutie van de kinderbijslag, 1997-2010 Tot nu toe was de analyse steeds toegespitst op de verschillende leeftijdsgroepen. In dit laatste afsluitende luik wordt gewerkt vanuit een algemene invalshoek. Dit betekent dat er zal worden nagegaan hoe de investering in kinderen via de kinderbijslag is geëvolueerd in zijn geheel zonder onderscheid naar leeftijd en schaal. Bovendien kan hier ook rekening gehouden worden met de gehandicaptentoeslag. In deel 2 werd dit niet opgenomen omdat het cijfermateriaal ontbreekt om dit op een correcte manier te berekenen. Via dit algemene luik kan ook nagegaan worden of er in 2010 per kind nu meer of minder kinderbijslag uitbetaald werd in reële termen. 3.1. Algemene evolutie van de gemiddelde uitgave per kind 1997-2010 (alle schalen) In grafiek 14 op de volgende pagina wordt een algemeen beeld geschetst van de evolutie van de kinderbijslag. De groene lijn geeft de evolutie weer van de gemiddelde maandelijkse (theoretische) kinderbijslag zonder de gehandicaptentoeslag en de jaarlijkse bijslag. De blauwe lijn geeft de evolutie van de gemiddelde maandelijkse kinderbijslag inclusief de jaarlijkse bijslag (jaarlijkse bijslag /12). De rode lijn ten slotte geeft de evolutie weer inclusief de gehandicaptentoeslag en jaarlijkse bijslag. De grafiek 14 toont aan dat, zonder rekening te houden met de jaarlijkse bijslag en de gehandicaptentoeslag (groene lijn), de kinderbijslag per maand gemiddeld met 6,4 EUR per maand zou gedaald zijn sinds 1997. Indien ook rekening gehouden wordt met de jaarlijkse bijslag (blauwe lijn 2005-2010 en groene lijn tot 2005) dan wordt de daling beperkt tot 1,66 EUR per maand. Als tenslotte ook de gehandicaptentoeslag in rekening wordt gebracht (rode lijn), dan is de kinderbijslag per kind per maand 0,81 eurocent lager in 2010 dan in 1997. Concreet betekent dit dat als men in 2010 gemiddeld per kind evenveel zou willen uitgeven als in 1997 dit slechts een investering van 19 miljoen EUR op jaarbasis zou vergen in 2010. Deze 19 miljoen EUR stelt weinig voor op een totaal budget van 4,15 miljard EUR. Vanuit statistisch standpunt en rekening houdend met een zekere foutenmarge kan geargumenteerd worden dat er in 32

1997 en 2010 gemiddeld per maand eigenlijk evenveel kinderbijslag per kind per maand wordt uitbetaald. Bovendien is de jaarlijkse bijslag in 2011 en 2012 voor 18-24 jarigen nog hoger, met als gevolg dat voor die jaren (als de andere parameters gelijk blijven) de gemiddelde maandelijkse kinderbijslag voor de 18-24 jarigen nog verder zal toenemen. Krachtens art. 44ter van de kinderbijslagwet zal de jaarlijkse bijslag berekend tegen spilindex 112,72 in 2011 nog verhogen tot 78,04 EUR en in 2012 tot 104,05 EUR. De gemiddelde kinderbijslag in 2010 en 1997 zullen op die manier verder naar elkaar toe convergeren. Grafiek 14: Evolutie van de gemiddelde maandelijkse kinderbijslag uitgedrukt in constante prijzen van 2010 (index 112,72), 1997-2010 alle kinderen 0-24 jaar 175,00 171,43 170,62 166,64 169,33 164,62 167,56 162,23 166,75 161,29 169,04 165,98 163,73 162,63 170,00 165,00 164,58 160,34 160,33 160,00 160,24 155,00 150,00 totaal inclusief jaarlijkse bijslag en exclusief gehandicaptentoeslag totaal inclusief gehandicaptentoeslag en jaarlijkse bijslag totaal exclusief jaarlijkse bijslag en gehandicaptentoeslag De kinderbijslag die een kind in gewone schaal art. 40 KBW per maand gemiddeld ontvangt, is stabiel gebleven voor de 0-5 jarigen, maar met 2 tot 8 procent gedaald voor andere leeftijdsgroepen in deze schaal. Algemeen echter is de gemiddelde kinderbijslag per maand over alle kinderbijslagschalen in 2010 nauwelijks lager dan in 1997. Dit is eigenlijk een eigenaardige 33