Brussel, 15 oktober 2008 Advies VSGB. Advies

Vergelijkbare documenten
AFBAKENING VLAAMS STEDELIJK GEBIED ROND BRUSSEL

een plek op de luchthaven economie en ruimte om te ondernemen

Brussel, 15 december _Aanbeveling Brussels Airport. Aanbeveling. ontwerp actieplan omgevingslawaai voor de luchthaven Brussels Airport

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

Advies. Voorontwerp van decreet houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid

werkloosheidsevolutie jul/07 jul/08 nov/08 nov/03 jul/06 mrt/07

betreffende de aanstelling van een intendant in het dossier van de nationale luchthaven Brussels Airport

Een blik op de ruimtelijke planning in Vlaanderen

Besluit van de Vlaamse Regering tot goedkeuring en instelling van het landinrichtingsproject Moervaartvallei

Stadsregionale ontwikkeling

Advies Startnota winkelen in Vlaanderen SERV_ADV_ _Startnota_Winkelen.doc

Bemerkingen bij het ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk UitvoeringsPlan

Evaluatie National Contact Point-werking van het Vlaams Contactpunt Kaderprogramma

Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan AFBAKENING VAN HET STRUCTUURONDERSTEUNEND KLEINSTEDELIJK GEBIED KNOKKE-HEIST

Brussel, 10 september _AdviesBBB_Toerisme_Vlaanderen. Advies. Oprichtingsdecreet Toerisme Vlaanderen

Bewonersvergadering : Parking C. versie 1.0

Besluit van de Deputatie

VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE REGERING,

ADVIES VOORKEURSBESLUIT KLEIN RUSLAND

Beleidsplan Ruimte Vlaanderen Werktekst witboek

HOGE RAAD VOOR DE ZELFSTANDIGEN EN DE KMO

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

Brussel, 8 juli _SERV-advies projecten VSDO. Advies. Projecten Vlaamse strategie duurzame ontwikkeling

ALTERNATIEVENONDERZOEKSNOTA KLUISBOS

Motivatienota Onteigeningsplan. Recreatiezone Melsbroek

Voorontwerp van decreet houdende wijziging van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd

ADVIES VAN 28 JANUARI 2015 OVER HET VOORONTWERP RUP INSTEEKHAVEN LUMMEN

SLIM RUIMTEGEBRUIK DOOR HERGEBRUIK EN OMKEERBAAR RUIMTEGEBRUIK

VLC_ADV_ _Tewerkstelling_toegevoegde waarde_vpl _def.docx. Tewerkstelling en toegevoegde waarde

Richtinggevend gedeelte

Visiekrachtlijnen voor een gezonde detailhandelsontwikkeling in Vlaams-Brabant

Provincieraadsbesluit

ADVIES VLAAMSE COMMISSIE VOOR RUIMTELIJKE ORDENING

VERWERKING ADVIEZEN VERZOEK TOT RAADPLEGING. 1 Provincie Antwerpen Dienst Ruimtelijke Planning

Provincieraadsbesluit

ADVIES OVER HET FONDS TER STIMULERING VAN STEDELIJKE EN PLATTELANDSINVESTERINGEN

AANVULLENDE NOTA VERZOEK TOT ONTHEFFING VAN DE PLAN-MER PLICHT

Beleidsplan Ruimte Vlaanderen Werktekst witboek

Brussel, 4 juli Advies interregionale mobiliteit. Advies. fysieke interregionale mobiliteit

NOORDRAND BRUSSEL 176 ONTWERPEND ONDERZOEK ONTWERPEND ONDERZOEK

Omzendbrief RO/2012/01

INHOUD. 10 maart 2009

Hoe versnipperde ruimte duurzamer inrichten? Het Vlaams beleid

VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE REGERING,

Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan De Pinte Bindende Bepalingen

Advies. Proefproject LZV s. Brussel, 24 juni Mobiliteitsraad

Infovergadering woensdag 15 september 2010

HOOFDSTUK 3 Beleid. 3.2 Rijksbeleid. 3.3 Provinciaal beleid

inleiding ruimtelijk structuurplan tienen stad TIENEN Juli 2006 Erwin Lammens ruimtelijk planner - planoloog

PROVINCIAAL RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN

Bijlage IIIa: toelichtingsnota Tekst. gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan

Actualisatie en gedeeltelijke herziening. Informatie- en inspraakvergadering

Wonen in multifunctionele woonkernen

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

VLAAMS MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

13/ / Informatief deel

Aanbeveling. Rechtszeker en stabiel kader. Brussel, 10 januari VLC_ADV_ _Rechtszeker_ stabiel kader_versietf

Brussel, 13 juli _Standpunt. Standpunt over de Strategische visienota m.b.t. Vlaamse Regionale Luchthavens

PROVINCIE ANTWERPEN STAD HERENTALS GEMEENTE GROBBENDONK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN HAZENPAD VERZOEK TOT RAADPLEGING BIJLAGE BUNDELING ADVIEZEN

RUP Zonevreemde recreatie. Toelichting Bevolking

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het tijdelijk project Leerlingenvervoer buitengewoon onderwijs

Wonen in multifunctionele woonkernen

Besluit van de Deputatie

afbakening van het VSGB en aansluitende open ruimtegebieden Cluster Zaventem

VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE REGERING,

Objectnummer: 4.01/44021/ dossiernummer: 4.001/44021/ Omschrijving:

De beleidsnota Omgeving

Inzetten op kernversterking basis voor een doordacht ruimtelijk beleid

Briefadvies. Complex Project Tussennota Complex Project Havengebied Antwerpen. Brussel, 24 juli 2018

Provincieraadsbesluit

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed;

Ruimtelijk-economische agenda

ADVIES. Ontwerp van gewestelijk natuurplan voor Brussel. 11 april 2014

BELEIDSPLAN RUIMTE VLAANDEREN

Uitdagingen voor bedrijfshuisvesting buiten bedrijventerreinen

Analyse ontwikkeling van vraag en aanbod logistiek terreinen in de regio Schiphol

WORKSHOP Beleveren van winkels: laden en lossen met minder hinder

Voorontwerp van decreet houdende oprichting van de strategische adviesraad ruimtelijke ordening - onroerend erfgoed (SARO)

Dirk Van Heuven 15 maart Wat na de regionalisering van de Ikea-Wet? Juridische inzichten.

Vlaamse Regering.^SLT

RUIMTELIJKE VISIE REGIO LEIE & SCHELDE. Griet Lannoo Brussel, BRV partnerforum 16 maart 2017

Nota Samenvatting en beantwoording zienswijzen. Bestemmingsplan Ambachtsschool

Fietssnelwegen Van tracéonderzoek tot realisatie

Hoge Raad voor Vrijwilligers over het EYAA 2012 (European Year of Active Ageing 2012)

Beleidsplan Ruimte Vlaanderen Werkgroep Logistiek Netwerk. Partnerforum Gent 18 oktober 2016

GEMEENTELIJK RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN ASSENEDE. ONTWERP GRS Bindend deel

ADVIES OVER HET ONTWERP VAN DECREET HOUDENDE MAATREGELEN TOT BEHOUD VAN DE ERFGOEDLANDSCHAPPEN

Ruimte voor windturbineparken in West-Vlaanderen

ruimtelijk structuurplan provincie Limburg richtinggevend gedeelte richtinggevend gedeelte

VLAAMS VRIJWILLIGERSBELEID

BETREFFENDE HET STREEFBEELD ALS BELEIDSINSTRUMENT STUDIE MC/03/1201 JULI 2004

DEMOGRAFISCHE EVOLUTIE BRUSSEL EN DE RAND STADS- EN REGIONALE ONTWIKKELING 13 MEI 2015

Studie Transport Bis. Arne Allosserie stafmedewerker Ruimte en Infrastructuur Transport en Logistiek, POM West-Vlaanderen

A D V I E S Nr Zitting van maandag 5 oktober

Transitie circulaire economie en stad in een ruimtelijke/stedenbouwkundige context

Verwaarloosde of onderbenutte gronden, wat doen we ermee?

overlegproces Vlaams stedelijk gebied rond Brussel eindrapport samenvatting

Contactpersoon ons kenmerk Brussel Peter Van Humbeeck SERV_BR_ _evaluatie_brownfields_pvhit 13 oktober

3. Hoeveel van het WUG op het gewestplan valt onder de volgende categorieën:

Ontwerp startbeslissing signaalgebied SINT-TRUDOSTRAAT WEST BRUGGE (ASSEBROEK)

Transcriptie:

Brussel, 15 oktober 2008 Advies VSGB Advies Ontwerp eindrapport voor het overlegproces Vlaams stedelijk gebied rond Brussel Voorstel van de task force Vlaamse Rand voor het flankerend beleid in het Vlaams stedelijk gebied rond Brussel

Inhoud 1. Inleiding... 3 2. Ontwerp eindrapport voor het overlegproces Vlaams stedelijk gebied rond Brussel... 3 2.1. Context... 3 2.2. Nood aan scherp document met uitgangspunten, visie en opties... 4 2.3. Te behoudend document... 4 2.4. Economie... 5 2.4.1 Uitgangspunten visie en opties... 5 2.4.2 Advies... 6 2.5. Wonen... 8 2.5.1 Uitgangspunten, visie en opties... 8 2.5.2 Advies... 9 2.6. Mobiliteit... 9 2.6.1 Uitgangspunten, visie en opties... 9 2.6.2 Advies... 10 2.7. Relatie met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest... 10 2.7.1 Uitgangspunten, visie en opties... 10 2.7.2 Advies... 11 2.8. Luchthaven van Zaventem... 11 2.8.1 Uitgangspunten, visie en opties... 11 2.8.2 Advies... 12 2.9. Plan vraagt heel wat middelen en instrumenten... 13 2.10. Coördinatieplatform en cellen voor het flankerend beleid... 13 2.11. Erkenning als centrumstad... 14 3. Voorstel van de task force Vlaamse Rand voor het flankerend beleid in het Vlaams stedelijk gebied rond Brussel... 15 3.1. Context... 15 3.2. Onvoldoende prioretisering in het voorstel... 15 2

1. Inleiding De raad werd op 2 juli 2008 advies gevraagd over ontwerp eindrapport voor het overlegproces Vlaams stedelijk gebied rond Brussel (VSGB). Vervolgens werd de raad op 20 augustus advies gevraagd over het voorstel van de task force Vlaamse Rand voor het flankerend beleid in het Vlaams stedelijk gebied rond Brussel. Beide adviezen worden gevraagd tegen 15 oktober 2008, waarbij wordt aangedrongen dat het antwoord op beide vragen duidelijk herkenbaar is. 2. Ontwerp eindrapport voor het overlegproces Vlaams stedelijk gebied rond Brussel 2.1. Context In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen dat in 1997 werd goedgekeurd, is de uitgangshouding Vlaanderen, Open en Stedelijk belangrijk. Om dit te realiseren wordt voor de stedelijke gebieden een afbakening voorzien, waarbinnen de taakstellingen inzake wonen en werken moeten gerealiseerd worden. Ondertussen werden door de verschillende bestuurlijke niveaus heel wat inspanningen geleverd om te komen tot concrete ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP) met afbakeningen voor verschillende stedelijke gebieden. De raad werd tot op heden niet gevat door een adviesvraag omtrent een afbakeningsdossier. Wel had de raad reeds vroeger 1 opgemerkt dat via de RUP niet alleen uitvoering wordt gegeven aan een structuurplan, maar dat zeker voor de meer gecompliceerde RUP, zoals een afbakeningsplan van een stedelijk gebied, ook beleidsbepaling en strategische keuzes aan de orde zijn of moeten zijn. Het is vanuit deze vaststelling dat de raad aan dit dossier de nodige aandacht wil besteden omdat het belangrijk is dat voor het (economisch) kerngebied van Vlaanderen strategische ontwikkelingskeuzes worden gemaakt. Het kader dat hiervoor vanuit de ruimtelijke ordening wordt gegeven is hiervoor in belangrijke mate bepalend. Voorliggend ontwerp van eindrapport heeft al een lange voorgeschiedenis van studie en overleg achter de rug. De regio is dan ook complex en het vraagt tijd om de ruimtevragen van de maatschappelijke segmenten op gelijkwaardig basis tegenover elkaar af te wegen. Daarenboven is het belangrijk om de lokale vragen te overstijgen en een Vlaamse dimensie toe te voe- 1 Agenda 2007, 2003, Aanbeveling over de betrokkenheid van de ruimtevragende beleidssectoren bij het tot stand komen van ruimtelijke visies, doelstellingen en plannen en de realisatie daarvan, 10 december 2003 3

gen. Immers de grootstedelijke en de regionaal stedelijke gebieden worden geselecteerd en afgebakend op Vlaams niveau. Dit impliceert dat voor deze stedelijke regio s een plaatsbepaling gebeurt van hun functie en rol binnen Vlaanderen. Bij deze plaatsbepaling hoort uiteraard ook een toekomstig ontwikkelingstraject gezien men er kan van uitgaan dat de afbakening- Rups het ruimtelijk kader aanreiken voor de komende 10 tot 15 jaar. Dit ontwikkelingstraject wint bovendien aan kracht als hierin expliciet wordt rekening gehouden met de evoluties en de plannen in het aangrenzende Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BHG). De raad benadert zijn advies vanuit de Vlaamse strategische keuzes die expliciet worden gemaakt of die een gevolg zijn van een aantal voorstellen in dit rapport. 2.2. Nood aan scherp document met uitgangspunten, visie en opties Het ontwerp eindrapport is zoals gezegd het resultaat van een jarenlang studietraject en van overleg met lokale stakeholders. Het bevat veel informatie, waarbij een groot detailniveau wordt nagestreefd. Dit is in zekere zin ook logisch omdat op basis van deze contextuele, feitelijke en geïnterpreteerde informatie uiteindelijke een RUP zal worden opgemaakt door de Vlaamse regering. De grote hoeveelheid aan informatie en het detailniveau dat wordt gehanteerd, zorgt er echter voor dat de strategische keuzes die achter de interpretatie van de gepresenteerde informatie zit en die de basis vormt van de finale voorstellen, wat worden weggedrukt. Een eerste aanbeveling is dan ook dat dit afbakeningsdossier zou vergezeld zijn van een nota, waarin de uitgangspunten, strategische visie en gewenste ruimtelijke structuur met de er bijhorende opties scherp worden gepresenteerd zodat het duidelijk is waarvoor de Vlaamse regering gaat voor dit belangrijk gebied in Vlaanderen. 2.3. Te behoudend document De analyse van het deel gewenste ruimtelijke structuur geeft aan dat er uiteindelijk twee globale strategische keuzes gemaakt worden. Deze keuzes gaan terug op de beslissing van de Vlaamse regering van 11 mei 2007, waarin zij stelt dat nieuwe ruimtelijke aanspraken mogelijk zijn op voorwaarde dat zij het open ruimte netwerk niet aantasten en goed ontsloten zijn met het openbaar vervoer. Bij het uitwerken van de gewenste ruimtelijke structuur vormen deze twee invalshoeken dan ook de basis voor de afweging. Zij vormen twee 'onderliggende lagen' die de genomen opties motiveren. 4

Dit betekent dat hardere ruimteclaims zoals nieuwe bedrijventerreinen, bijkomend te ontwikkelen locaties voor woningen, uitbreiding van grootschalige detailhandelconcentraties of recreatieve voorzieningen steeds worden getoetst op vlak van het respect voor de waardevolle open ruimte en de goede bereikbaarheid van de voorgestelde locaties, zeker met het openbaar vervoer. Specifiek wordt nog toegevoegd dat ook een toets nodig is m.b.t. de waterproblematiek en de geluidsoverlast veroorzaakt door het functioneren van de luchthaven van Zaventem. Hieruit volgt ook dat het behalen van de taakstellingen op vlak van wonen en werken geen uitgangspunt zijn. Alhoewel de raad het respect van de waardevolle open ruimte en de goede bereikbaarheid ook belangrijk vindt, moet vastgesteld worden dat dit een zeer behoudend uitgangspunt is. Het betrokken gebied is samen met Brussel en de as naar Antwerpen het economisch kerngebied van Vlaanderen en van België. Een belangrijke vraag is hoe men met de grote uitdagingen van dit gebied in deze context, maar ook meer algemeen, wenst om te gaan. Volgens de raad worden deze uitdagingen onvoldoende benoemd. De raad meent dat een actieve en expliciete strategie moet ontwikkeld worden die een antwoord geeft op die uitdagingen. Dit gebeurt niet, waardoor het document reeds op het vlak van de uitgangspunten onevenwichtig is. Een evenwichtige benadering impliceert dat men naast behoudende uitgangspunten inzake open ruimte eveneens ambitieuze doelstellingen formuleert wat de stedelijke functies betreft in het VSGB. 2.4. Economie 2.4.1 Uitgangspunten visie en opties De uitgangspunten en de visie inzake economie gaan uit van de beperkte kwantitatieve groeimogelijkheden in dit gebied. Daarom moet gemikt worden op hoogwaardige functies, met een hoge toegevoegde waarde, duurzame werkgelegenheid en een hoge oppervlakte intensiteit (veel werknemers per m²). Deze troeven worden op een beperkt aantal strategische locaties uitgebouwd, waarbij men rekening houdt met de bestaande diversiteit. Daarom onderscheidt men drie deelruimtes: Het ruime Zaventemse, Zellik-groot-Bijgaarden en de Zuidelijke kanaalzone. Inzake ruimteaanbod gaat men voor herstructurering en intensivering van bestaande werklocaties, eerder dan nieuwe locaties te ontwikkelen. De reconversie van reeds aangesneden ruimte (bestaande bebouwing, verlaten of verwaarloosde bedrijfsgebouwen en terreinen enz.) is dus prioritair. Bijkomende bedrijvigheid wordt voornamelijk gerealiseerd door sanering van bestaande gebouwen of terreinen en door verdichting van een beperkt aantal bedrijventerreinen op het gewestplan. 5

Verder worden grootschalige detailhandel niet aangemoedigd. Gebiedsspecifiek worden volgende globale programmatorische opties geformuleerd: In het ruime Zaventemse wordt prioritair ingezet op de verdichtingsmogelijkheden en op de reconversiegebieden, naast de voorbereiding van de ontwikkeling van bijkomende bedrijventerreinen voor luchthavengerelateerde transport, distributie en logistiek (TDL). Omwille van het beperkt aanbod moet in Zellik - Groot-Bijgaarden worden overwogen op korte termijn de ontwikkeling van bijkomend aanbod voor te bereiden. In de zuidelijke kanaalzone wordt prioritair ingezet op de verdichtingmogelijkheden en op de herstructurerings- en reconversiegebieden 2.4.2 Advies Dat het gebied geschikt is voor hoogwaardige functies, zeker in de regio Zaventem, is een understatement, gelet op de combinatie van Brussel, met zijn talrijke internationale instellingen en de luchthaven van Zaventem. Dat hiervoor ruimte moet worden voorzien en zo mogelijk ook worden voorbehouden voor deze functies is duidelijk. Aan de andere kant dient ook ruimte te worden voorzien voor lokaal economische ontwikkeling en voor ontwikkelingen die er voor zorgen dat dit kerngebied inzake wonen en economie kan blijven functioneren. Dit geldt bijvoorbeeld voor de grootschalige groothandel die vandaag spontaan terecht komt op gereconverteerde sites. Het voorzien van ruimte voor een grotere mix van activiteiten is overigens ook noodzakelijk vanuit een arbeidsmarktperspectief. Er dient namelijk ook ruimte te worden ingezet voor economische activiteiten die een perspectief bieden voor de in het VSGB en in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bestaande (lager geschoolde) arbeidsreserve. Omgekeerd is het zeker ook zo dat ook buiten het plangebied hoogwaardige ontwikkelingen bestaan die ongetwijfeld op een of andere wijze te maken hebben met deze grootstedelijke zone (bv. de Farmaceutische cluster in Puurs, recente ontwikkelingen in Mechelen, enz.). Een belangrijke vraag die zich vanuit een ruimtelijk-economische invalshoek stelt is of de keuze van het plangebied en het uiteindelijk voorstel van afbakeningslijn voor het VSGB wel voldoende relevantie en meerwaarde heeft. Vooreerst is, zoals hiervoor gesteld, een strategische keuze nodig inzake ruimtelijkeconomische ontwikkeling van dit gebied, dat ongetwijfeld moet bekeken worden in een Vlaams-Brusselse context. Ten tweede is de basisfilosofie achter de afbakeningslijn een onderscheiden beleid met in de stedelijke gebieden een concentratie van wonen, economie en een beleid gericht op het maximaal bewaren van open ruimte in de buitengebieden. In die zin 6

is het belangrijk dat ook binnen het Vlaams stedelijk gebied rond Brussel een beleid gevoerd wordt gericht op de realisatie van de voorziene taakstellingen inzake wonen en werken in de structuurplannen weliswaar met respect voor de waardevolle open ruimte en de goede bereikbaarheid van de voorgestelde locaties. De raad beklemtoont dat dit geen pleidooi is voor een verdere uitdeining van de verstedelijking. Wel moeten men de opties voor het economisch kerngebied van Vlaanderen op een coherente wijze en in een ruimer geografisch verband ontwikkelen. Noch het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen noch dit ontwerp bieden hiervoor de aanknopingspunten. Niettegenstaande het protocol met de provincie inzake bedrijventerreinen gunstig is voor de ontwikkeling van de overige delen van de provincie, beantwoordt dit zeker niet aan wat de raad hieromtrent voor ogen heeft. De raad ondersteunt de opties die voorgesteld worden inzake herstructurering en intensivering van bestaande werklocaties. Wel dienen hierbij volgende bemerkingen te worden geformuleerd. Het gebied, zeker het ruime Zaventemse en de Zuidelijke kanaalzone kenden reeds een vroege industrialisering. Als gevolg hiervan zijn er in beide zones heel wat bestaande werklocaties die te herstructureren zijn. Dit zijn dikwijls kostelijke operaties omdat veelal ook een vervuilingsproblematiek aanwezig is. Een eerste aandachtspunt hierbij is dat de nodige middelen moeten ter beschikking zijn om deze zones ook daadwerkelijk te realiseren. Een tweede aandachtspunt hierbij is dat door hun ligging het hergebruik, veelal gemengd is waardoor ruimte verloren gaat voor economie. Een derde aandachtspunt is dat dossiers soms klem zitten in juridische procedures, waardoor het jarenlang kan duren vooraleer die terreinen ter beschikking kunnen komen en het potentieel gecreëerde aanbod absoluut onzeker is. Dit betekent dat naast heractivering van bestaande sites ook werk moet gemaakt worden van bijkomende economische ruimte. Een vierde aandachtpunt tenslotte is dat indien men echt inzet op verweving de bedrijven zich ook werkelijk moeten kunnen vestigen op de gesaneerde stedelijke brownfields en stadskankers. De raad vraagt dat wordt nagegaan in welke mate met de huidige reglementeringen de verwevingsdoelstellingen kunnen bereikt worden en waar ze moeten bijgesteld worden, zodat bedrijven zich kunnen vestigen op deze gesaneerde economische ruimtes in de stad, waardoor ook minder greenfields zullen moeten aangesneden worden. In deze context vraagt de raad ook dat de Vlaamse overheid zelf meer middelen mobiliseert voor de sanering van de brownfields zodat de invulling ervan met nieuwe (economische) activiteiten nadien ook evenwichtig kan gebeuren. 7

Intensivering van het ruimtegebruik is een beleidsoptie die ondersteund wordt, maar dit vraagt zeker ook aandacht voor bedrijfsprocessen, een aanpassing van de reglementeringen en de ontwikkeling van een instrumentarium waarmee die intensivering kan bereikt worden. Tenslotte doet de raad geen uitspraak over de hoeveelheid bedrijventerreinen die worden voorzien. Wel meent de raad dat er een zwakke ruimtelijk-economische invulling is, met enerzijds een optimistisch beeld van het (potentiële) aanbod en de geplande economische ruimte, terwijl er anderzijds een conservatieve benadering is van de vraagzijde. Verder verwijst de raad naar een advies van de Vlaamse Luchthavencommissie 2 in verband met de ruimtebehoefte in de luchthavenregio. In de Strategische Visie Zaventem 2025, kwam men tot het besluit dat er een toename van luchthavengerelateerde bedrijventerreinen noodzakelijk was met 80 ha/5 jaar. De VLC stelde toen vast dat de voorgestelde deelacties de berekende ruimtebehoefte slechts deels invullen. Voor de verdere invulling van de ruimtebehoefte zou de Regering, in uitvoering van strategisch project 13 3 starten met een zoektocht naar bijkomende locaties voor luchthavengerelateerde activiteiten binnen een perimeter van 20 km. De vraag stelt zich in welke mate in het ontwerprapport met de START-opties is rekening gehouden en in welke mate de resultaten van de zoektocht binnen de perimeter van 20 km zijn opgenomen. 2.5. Wonen 2.5.1 Uitgangspunten, visie en opties De woonbehoeftes worden ingevuld vanuit een kwalitatief uitgangspunt. Het behoud van de eigenheid van de kernen in het VSGB is hierbij een uitgangspunt, waarbij nieuwe ontwikkelingen aansluiten bij het openbaar vervoer en waarbij verdichting wordt nagestreefd ondermeer door het aantal bouwlagen te verhogen. In de gewenste ruimtelijke structuur wordt een hiërarchie van kernen ontwikkeld met eigen gebiedsspecifieke ontwikkelingsmogelijkheden (volgende elementen worden bv. aangereikt: te versterken stad in Vlaams-Brabant: Vilvoorde, volwaardig uit te bouwen stadsdeel: tussen Vilvoorde en Zaventem met klemtoon op het reconversiegebied Vilvoorde Machelen, kern met centrumfuncties: Zaventem, enz.). 2 Vlaamse Luchthavencommissie, 2006, Advies Strategische visie Zaventem 2025, 17 oktober 2006. 3 Ontwikkelingsperspectief 2002/2025, blz 52, Deelactie van project 13, Realiseren van bijkomend aanbod aan werklocaties voor luchthavengerelateerde activiteiten in de luchthavenregio. 8

2.5.2 Advies De bewarende maatregelen, met nadruk op een kernversterkend beleid, zorgen ervoor dat het wonen in het VSGB wordt beperkt. Een eerste vraag is of dit kernversterkend beleid in de praktijk kan gerealiseerd worden, gelet op de mogelijkheden die er vandaag in het buitengebied aanwezig zijn. De raad beklemtoont hierbij dat het kernversterkend beleid ook noodzakelijk is om de mobiliteit in het VSGB te beheersen. Door een kernversterkend beleid kunnen enerzijds de openbaar vervoer investeringen beter renderen en anderzijds worden hierdoor individuele verplaatsingen beperkt. Ook beklemtoont de raad dan in een kernversterkend beleid de kwaliteit van het stedelijk weefsel een belangrijk aandachtspunt is. Het vrijwaren van de open ruimte impliceert eveneens meer investeringen in de kwaliteit van de bebouwde omgeving. Een tweede vraag is of het niet zinvol is om, net zoals voor de economische ruimte, een protocol te maken met de provincie, zodat een deel van de taakstelling elders in de provincie kan gerealiseerd worden. Ook een protocol met Brussel lijkt zinvol, omdat de druk die er vandaag op de woningmarkt bestaat, in grote mate door de Brusselse huisvestingsmarkt wordt veroorzaakt. 2.6. Mobiliteit 2.6.1 Uitgangspunten, visie en opties Het behouden en het versterken van de verkeersleefbaarheid in het Vlaams stedelijk gebied rond Brussel zijn primordiaal en er wordt daarom sterkt ingezet op een locatiebeleid, waar mogelijk in relatie tot een verbeterd en performant netwerk van openbaar vervoer. Locaties voor bijkomende woningen of bedrijven moeten optimaal aansluiten op het openbaar vervoer. De bereikbaarheid met het openbaar vervoer en / of de verbetering van de ontsluiting zijn inherente randvoorwaarden bij verdere ontwikkelingen. Bijkomende wegeninfrastructuren die automobiliteit genereren, worden niet voorzien. Enkel voor de ontsluiting van een beperkt aantal toplocaties kan de aansluiting op het hoofdwegennet worden verbeterd. De drie deelzones zijn tevens gebieden met een hoge bereikbaarheid. In deze zones worden ontwikkelingen rond een aantal openbaar vervoer knooppunten gestimuleerd. Hiervoor is er een hiërarchie van multimodale knooppunten uitgewerkt met bereikbaarheidszones die bepalend zijn voor het afwegen van mogelijke activiteiten. Deze knopen worden multifunctioneel ontwikkeld (wonen en werken). 9

2.6.2 Advies De raad ondersteunt een scherper locatiebeleid dan vandaag het geval is. De koppeling met het openbaar vervoer is zeker voor personeelsintensieve economische activiteiten noodzakelijk. Wel vraagt de raad zich af of er voldoende wordt rekening gehouden met ontwikkelingsperspectieven die in andere beleidsinitiatieven en in het BHG worden ontwikkeld. Wat de luchthavenregio betreft, wordt verwezen naar de opties inzake infrastructuur en mobiliteit die ontwikkeld werden in de strategische visie. Ondermeer wordt hierbij verwezen naar de uitbreiding van de Brusselse ring, die niet alleen een lokale impact heeft maar eveneens de ontwikkeling van een veel ruimere regio zal beïnvloeden. Inzake de logistiek verwijst de raad naar de studie die op provinciaal niveau werd gemaakt inzake het ontwikkelen van het Extended Gateways - concept. Inzake de plannen van het BHG wordt verwezen naar het Gewestelijk Vervoersplan, ook wel bekend als het "IRIS plan", met de periode 2015-2020 als tijdshorizon en de verplichting van bedrijfsvervoersplannen voor sites met meer dan 200 werknemers. Verder impliceert een multifunctionele ontwikkeling en verdere verdichting rond die polen dat verstandig wordt omgegaan met verweving. De vaststelling is immers dat bedrijven die vandaag in verweven situaties functioneren, professionele locaties op bedrijventerreinen of kantoorlocaties wensen. Omgekeerd komt de woonfunctie dikwijls onder druk te staan wanneer die locaties ook een sterk economische invulling kennen. Verder staat of valt de strategie met het realiseren van een verbeterd en performant netwerk van openbaar vervoer, wat nog veel bijkomende investeringen vergt, zowel van het federale niveau als van Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De raad vraagt dat de Vlaamse overheid in overleg treedt met het BHG, meer specifiek voor de afstemming met de opties die vervat zijn in het IRIS-plan, om tot een optimale afstemming te komen inzake openbaar vervoer in het BHG enerzijds en het VSGB anderzijds. Tenslotte is het zeker dat ook in de wegbereikbaarheid verder zal moeten geïnvesteerd worden om het gebied bereikbaar te houden. 2.7. Relatie met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 2.7.1 Uitgangspunten, visie en opties Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen hanteerde het niet-afwentelingsprincipe ten aanzien van de functionele relaties van wonen, werken, mobiliteit, enz. met het VSGB. Ook in dit rapport is dit het hoofdprincipe en stelt men hierover dat het VSGB mag niet worden ontwikkeld als 10

een overloopgebied voor laagwaardige en sterk mobiliteitsgenererende activiteiten voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Toch beseft men dat er sterke relaties bestaan tussen wat in Brussel en in het VSGB gebeurt. Bovendien wordt aangegeven dat de ontwikkelingsperspectieven voor het Vlaams stedelijk gebied rond Brussel niet op zich kunnen uitgewerkt worden. Afstemming met de ontwikkelingsperspectieven voor de ruimten die grenzen aan de grenslijn, is noodzakelijk. 2.7.2 Advies Vooreerst vindt de raad dit principe onvoldoende als uitgangspunt om de relatie tussen het VSGB en Brussel beleidsmatig te kaderen. Voor de raad is een wederzijdse versterking (winwin) het uitgangspunt van een goede relatie tussen Vlaanderen en het BHG in dit verband. De eigen potenties van het VSGB, waarop de visie wenst voort te bouwen, kunnen niet anders dan mee ingevuld worden vanuit de functionele relaties met Brussel. Bovendien bestaat er zeker in een grootstedelijk milieu een intense interactie tussen de centrale stad en de omliggende gebieden. Bovendien is men voor de uitvoering van een aantal strategische opties, zoals een verbeterd en performant netwerk van openbaar vervoer en opties inzake het voorzien van economische ruimte afhankelijk van de beleidsopties in het BHG. In verband met dit laatste wordt verwezen naar het reeds genoemde advies van de Vlaamse Luchthavencommissie waarin wordt gesteld dat overleg moet gepleegd worden met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest om te komen tot het aanwenden van ruimte gelegen op de grens tussen beide gewesten. Het uitwerken van een consensus hierover zal ook positieve effecten hebben op de aantrekkelijkheid van de tewerkstelling in de luchthavenregio voor werkkrachten uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De intensifiëring van de interregionale arbeidsmobiliteit is overigens ook de hoofddoelstelling van de Interregionale banenconferentie. Het bestaan van de feitelijke functionele relaties, de noodzaak om samen te werken als men de opties in het VSGB wenst te halen, alsook de vele dwarsverbanden met andere beleidsvelden waarin de relatie met Brussel belangrijk is, geeft volgens de raad aan dat de visie en de concrete opties aan kracht zouden winnen indien er een structureel overleg met het BHG plaatsvindt. 2.8. Luchthaven van Zaventem 2.8.1 Uitgangspunten, visie en opties Naast Brussel, is een belangrijke onderdeel van de motor in het gebied de luchthaven van Zaventem. Doorheen het rapport wordt gewezen op het belang van de luchthaven in de eco- 11

nomische ontwikkeling. Bovendien worden opties vooral inzake hoogwaardige logistiek gekoppeld aan de aanwezigheid van de luchthaven. Toch behoort, merkwaardig genoeg, het luchthavengebied niet tot het plangebied en wordt wat de te nemen opties betreft verwezen naar het START-proces. Er wordt verder een luchthaventoets voorgesteld voor bijkomende (woon)ontwikkelingen in de deelruimte het ruime Zaventemse. Om tot definitieve uitspraken te komen over het al dan niet ontwikkelen van nieuwe woongebieden in deze deelruimte is de toets aan de geluidshinder, veroorzaakt door de internationale luchthaven van Zaventem, essentieel. Gebieden met een te hoge geluidsdruk zouden dan beperkingen inzake hun ontwikkeling opgelegd krijgen. 2.8.2 Advies Voor de raad moeten de perspectieven voor het luchthavengebied en de luchthavenregio integraal onderdeel uitmaken van het VSGB. Hierbij verwijst de raad ook naar een advies van de Vlaamse Luchthavencommissie 4 waarin werd gesteld dat een afstemming met het afbakeningsproces van het Vlaams Stedelijk Gebied rond Brussel essentieel is. Het luchthavengebied en de luchthavenregio moeten een duidelijke plaats krijgen waardoor een ruimtelijke ontwikkelingsstrategie voor de luchthavenregio kan worden opgesteld en geïmplementeerd. De raad stelt vast dat in dit ontwerp rapport voor concrete opties rond het luchthavengebied wordt verwezen naar het START-proces. In de Strategische Visie Zaventem 2025 gebeurt het omgekeerde. Het resultaat is een gebrek aan integratie omdat men naar mekaar verwijst. Over precieze betekenis van de luchthaventoets blijft er volgens de raad onduidelijkheid bestaan omdat in dit ontwerprapport bij gebrek aan een duidelijk beleidskader die tot op heden niet kon worden uitgevoerd. Bovendien wordt ook hier verwezen naar START voor een concretisering. Ook hier verwijst de raad naar een advies van de Vlaamse Luchthavencommissie 5 waarbij de nadruk werd gelegd op de werkelijke realisatie van een evenwichtige aanpak. Een evenwichtige aanpak (balanced approach) wordt door de EU gedefinieerd als een aanpak waarbij de lidstaten de beschikbare maatregelen bestuderen om de geluidsproblematiek van een luchthaven op hun grondgebied aan te pakken, namelijk het te verwachten effect van een beperking van het vliegtuiglawaai bij de bron, maatregelen in de sfeer van ruimtelijke ordening, operationele procedures voor lawaaibestrijding en exploitatiebeperking. 4 Vlaamse Luchthavencommissie, 2006, Advies Strategische visie Zaventem 2025, 17 oktober 2006. 5 Vlaamse Luchthavencommissie, 2007, Evaluatie richtlijn 2002/30/EU, 15 mei 2007 12

In het kader van de balanced approach is het belangrijk dat er eindelijk ook werk wordt gemaakt van maatregelen in de sfeer van ruimtelijke ordening, zodat vanuit milieu- en gezondheidsoogpunt ongewenste ontwikkelingen onmogelijk worden gemaakt. Bij de verdere concretisering van de luchthaventoets en de samenstelling van de ambtelijke commissie die individuele dossiers zal moeten beoordelen is het noodzakelijk dat de verschillende invalshoeken (milieu, economie / luchthaven, wonen, ruimtelijke ordening) evenwichtig worden afgewogen, wat zich ook moet weerspiegelen in de samenstelling van deze ambtelijke commissie. 2.9. Plan vraagt heel wat middelen en instrumenten Een algemene opmerking is dat heel wat acties, maatregelen en heroriënteringen worden voorgesteld, zonder dat hierbij wordt aangegeven met welke middelen deze kunnen gerealiseerd worden. Dit komt ook tot uiting in de sectie die handelt over het flankerend beleid. Dit was vermoedelijk geen onderdeel van de studie, maar het is wel belangrijk dat de Vlaamse regering bij de uitwerking van de definitieve ruimtelijke opties voor dit gebied, ook de noodzakelijke middelen voorziet om ze te kunnen realiseren. Naast de noodzakelijke middelen zullen eveneens heel wat (nieuwe) stimulerende als sturende maatregelen nodig zijn die niet noodzakelijk specifiek zijn voor dit gebied. Deze opmerking over middelen handelt over alle facetten waarover in dit ontwerp rapport uitspraken worden gedaan en geldt zeker expliciet voor het economische luik (reconversie, herstructurering, sanering en intensivering van de bedrijventerreinen) en voor de voorstellen inzake mobiliteit en bereikbaarheid. Het spreekt vanzelf dat zonder het voorzien van de middelen en instrumenten heel wat opties onrealistisch en onuitvoerbaar zullen zijn. 2.10. Coördinatieplatform en cellen voor het flankerend beleid De raad ondersteunt het idee van een bestuurlijk coördinatieplatform, waarin de betrokken departementen de trekkers zijn. Ook het provinciebestuur en de lokale besturen lijken partners te zijn in dit platform. De verdere opdeling in thematische cellen lijkt minder zinvol. Als vergeleken wordt met de Taskforce START, was het net de sterkte van deze taskforce dat een integrale benadering mogelijk was. Dit belet niet dat binnen het coördinatieplatform de verschillende deskundighe- 13

den die nodig zijn om een geïntegreerd beleid te kunnen voorbereiden voor het VSGB moeten aanwezig zijn. De toets met de maatschappelijke actoren kan gebeuren in de daartoe opgerichte structuren. Wat de sociaal-economische thema s betreft is dit de SERR/RESOC structuur en specifiek wat de luchthaven betreft de Vlaamse Luchthavencommissie. Inzake mobiliteit is de MORA de aangewezen instantie voor de maatschappelijke toets. Ook de betrokkenheid van het BHG lijkt noodzakelijk om de gewestgrensoverschrijdende dynamieken te kunnen sturen. 2.11. Erkenning als centrumstad Het ontwerprapport stelt voor om het VSGB te erkennen als centrumstad, naast de reeds bestaande 13 centrumsteden. De raad meent dat het VSGB in zijn geheel niet als centrumstad kan erkend worden omdat het in zijn geheel ook niet als centrumstad functioneert. Wel wijst de raad erop dat de regio Vilvoorde-Machelen-Zaventem, als belangrijkste gebied hierin, zowel wat inwoners als wat het economisch gewicht betreft, de omvang van een regionale stad heeft. Dit verstedelijkt gebied telt 80000 inwoners en niet minder dan 84000 loontrekkende jobs. De huidige regionale steden (13 centrumsteden minus Antwerpen en Gent) schommelen in bevolking tussen 40000 en 120000 inwoners en tussen 27000 en 60000 werknemers. De twee overige gebieden hebben deze kenmerken niet, wat niet belet dat ze eveneens te maken hebben met problematieken die typisch zijn voor stedelijke gebieden. De raad wijst op de mogelijke gevolgen van een erkenning als centrumstad op de verdeling van het gemeentefonds - waarin de centrumsteden een afzonderlijke regeling hebben - en van het stedenfonds. 14

3. Voorstel van de task force Vlaamse Rand voor het flankerend beleid in het Vlaams stedelijk gebied rond Brussel 3.1. Context De Task Force Vlaamse Rand (TFVR) is een ambtelijke werkgroep opgericht met als doel om de beleidsinitiatieven in en voor de Vlaamse Rand, op een gestructureerde wijze op te volgen en waar nodig aan te sturen. Het is tevens een forum om mogelijke knelpunten tussen verschillende actoren die betrokken zijn bij deze verwezenlijkingen aan te kaarten en weg te werken. Vanuit deze generieke opdracht kreeg de TFVR de opdracht om in 2008 het flankerend beleid voor het Vlaams Stedelijk gebied rond Brussel voor te bereiden. Dit flankerend beleid in andere beleidsdomeinen is nodig in functie van het bewaken van de andere (niet-ruimtelijke) doelstellingen van de Vlaamse Regering, zoals weergegeven in de beleidsverklaring over Brussel- Halle-Vilvoorde en de beleidsnota voor de Vlaamse Rand. Vanuit zijn basisopdracht ondersteunt de TFVR de bestuurlijke opties die de versterking van het Vlaamse karakter van de Vlaamse rand beogen. De raad beschouwt dit als een aspect van bestuurlijke organisatie. Hoewel de raad een goede regeling van de bestuurlijke organisatie ondersteunt, spreekt de raad zich enkel uit over die aspecten met een sociaal-economische impact. 3.2. Onvoldoende prioretisering in het voorstel De raad meent dat het voorstel zoals het nu is opgemaakt onvoldoende scherp is geformuleerd. Het is in wezen een herhaling van de flankerende opties die reeds geformuleerd werden in het ontwerprapport. De raad verwijst dan ook naar zijn commentaar in de vorige sectie. Zoals al vastgesteld impliceren de in het ontwerprapport genomen opties een veelheid van acties, instrumenten en middelen om ze kunnen realiseren. Het ware nuttig geweest dat de taskforce een oplijsting maakte van de noodzakelijke maatregelen, de middelen en de besturen die gevat worden. Hieruit kan dan mogelijk een concretisering en een prioretisering uit afgeleid worden. 15

Deze concretisering en prioretisering is noodzakelijk als men een RUP wil maken dat de voorgenomen opties ook effectief kan realiseren. Daarom vraagt de raad dat het bestuurlijke coördinatieplatform snel wordt geïnstalleerd, waarbij de eerste opdracht erin bestaat alsnog deze budgettering en prioretisering op te maken. 16