Hof van Cassatie van België

Vergelijkbare documenten
Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

12 februari 2001 S F/1

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

15 januari 2001 S F/1

Hof van Cassatie van België

Nr. S F.- FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN Mr. René Bützler, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen 1. S.A., 2. D.K., 3. AXA BELGIUM.

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Transcriptie:

28 april 2003 S.01.0184.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. S.01.0184.F.- CORA, Mr. Cécile Draps, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen M.C. I. Bestreden beslissing Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest, op 13 november 2000 gewezen door het Arbeidshof te Luik. II. Rechtspleging voor het Hof Raadsheer Christian Storck heeft verslag uitgebracht. Eerste advocaat-generaal Jean-François Leclercq heeft geconcludeerd. III. Cassatiemiddel Eiseres voert een middel aan :

28 april 2003 S.01.0184.F/2 Geschonden wettelijke bepalingen - de artikelen 1134, 1315, 1710, 1779 en 1780 van het Burgerlijk Wetboek ; - de artikelen 6 en 870 van het Gerechtelijk Wetboek ; - de artikelen 1, 2 en 3 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten ; - artikel 1 van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders ; - artikel 149 van de Grondwet. Aangevochten beslissingen en redenen Het arrest verklaart het hoger beroep van verweerder, in zoverre het betrekking heeft op het bestaan zelf van een gezagsverhouding, gegrond, daar eiseres moest worden geacht zijn werkgever te zijn geweest. Het beslist aldus op alle gronden die geacht worden hier volledig weergegeven te zijn. Grieven. 3. Derde onderdeel Krachtens artikel 1134 van het Burgerlijk Wetboek strekt de overeenkomst die wettig is aangegaan de partijen tot wet ; de rechter moet weliswaar nagaan of een van de partijen, in weerwil van de door hen gekozen benaming contract van aanneming, niet het voor de arbeidsovereenkomst kenmerkende gezag heeft kunnen uitoefenen over de andere partij, maar, wanneer, zoals te dezen, de wet het bestaan van een arbeidsovereenkomst niet vermoedt, volgt het niet-bestaan van een dergelijk contract niet noodzakelijk uit feiten die met het bestaan van dat contract onverenigbaar zijn ; daaruit volgt dat de rechter de tussen de partijen gesloten overeenkomst geen andere benaming mag geven door zich te baseren op gegevens die verenigbaar zijn met de benaming die zij verklaarden aan die overeenkomst te willen geven, dat is te dezen het contract van aanneming in de zin van de artikelen 1710, 1779 en 1780 van het Burgerlijk Wetboek. Te dezen is geen van de door het arrest in aanmerking genomen feiten onverenigbaar met de benaming contract van aanneming en geen ervan vereist

28 april 2003 S.01.0184.F/3 dat aan het contract de benaming arbeidsovereenkomst wordt gegeven ; een aannemer kan werken in de lokalen van de medecontractant, zich ertoe verbinden om uitsluitend de producten van de medecontractant te verkopen tijdens de openingsuren van laatstgenoemde en tegen de prijzen en onder de voorwaarden die door hem zijn vastgesteld, en toch het economische en financiële risico van de aanneming niet dragen ; overigens sluit de huur van werk de mogelijkheid niet uit dat algemene richtlijnen in acht moeten worden genomen en dat controle geschiedt op de uitvoering van de vervulde taken ; bijgevolg is het ontbreken van een zelfstandig beheer voor de rechter geen reden om de door de partijen gekozen benaming af te wijzen, tenzij hij vaststelt dat het bewijs is geleverd dat één van hen aan de andere bevelen of richtlijnen kon geven zoals bij een arbeidsovereenkomst, quod non te dezen, daar het arrest uitdrukkelijk stelt dat, ook al werd verweerder tot de orde geroepen, die houding ongetwijfeld was ingegeven door een gewettigde bezorgdheid om de rentabiliteit van [eiseres en de naamloze vennootschap Wellmann Belgium]. Daar het arrest de door de partijen gekozen benaming contract van aanneming afwijst en die vervangt door de benaming arbeidsovereenkomst, schendt het derhalve het begrip arbeidsovereenkomst in de zin van de artikelen 1, 2 en 3 van de wet van 3 juli 1978 en 1 van de wet van 27 juni 1969, alsook het begrip contract van aanneming in de zin van de artikelen 1710, 1779 en 1780 van het Burgerlijk Wetboek. Door de overeenkomst, die de partijen tot wet strekt, niet toe te passen, schendt het arrest bijgevolg artikel 1134 van hetzelfde wetboek. IV. Beslissing van het Hof Wat het derde onderdeel betreft : Overwegende dat, wanneer de partijen aan hun overeenkomst een bepaalde benaming hebben gegeven, de bodemrechter die niet door een andere kan vervangen wanneer de door de partijen gegeven benaming niet kan worden uitgesloten op grond van de aan zijn oordeel onderworpen gegevens ; Overwegende dat het arrest de beslissing waarbij de benaming contract van aanneming die de partijen, blijkens de vaststellingen van het arrest, niet

28 april 2003 S.01.0184.F/4 betwistten aan hun overeenkomst te hebben gegeven bij het sluiten ervan, hierop grondt dat de door [verweerder] geëxploiteerde handelszaak uitsluitend eigendom was van [eiseres], dat [verweerder] geen enkel recht had op de exploitatie van de stand waarin [de] keukens die hij diende te verkopen, waren tentoongesteld, dat [verweerder] in geen enkel opzicht heeft deelgenomen aan de onderhandelingen die hebben geleid tot het [tussen eiseres en de fabrikant van die keukens] gesloten samenwerkingsakkoord en trouwens nooit betrokken werd bij de onderhandeling over de beëindiging van die samenwerking en dat in de beschrijving van de activiteit [van verweerder] - die gedwongen was onder de voorwaarden die door [eiseres] dwingend waren opgelegd en op aanwijzing [van de fabrikant] alleen de keukenmeubels die bij [laatstgenoemde] waren gekocht te verkopen - onmogelijk aanwijzingen kunnen worden gevonden van enige autonomie die kenmerkend is voor een zelfstandig beheer ; Dat die gegevens, noch apart noch tezamen, onverenigbaar zijn met het bestaan van een contract van aanneming ; Dat het arrest derhalve niet wettig beslist dat de partijen gebonden waren door een arbeidsovereenkomst ; Dat het onderdeel gegrond is ; En overwegende dat er geen grond bestaat tot onderzoek van de overige onderdelen die niet tot ruimere cassatie kunnen leiden ; OM DIE REDENEN, HET HOF Vernietigt het bestreden arrest, behalve in zoverre dat arrest het hoger beroep ontvankelijk verklaart ; Beveelt dat van het arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigde arrest ; Houdt de kosten aan en laat de uitspraak daaromtrent aan de bodemrechter over. Verwijst de aldus beperkte zaak naar het Arbeidshof te Brussel. Aldus geoordeeld door het Hof van Cassatie, derde kamer, te Brussel, door eerste voorzitter Pierre Marchal, afdelingsvoorzitter Claude Parmentier, de

28 april 2003 S.01.0184.F/5 raadsheren Christian Storck, Daniel Plas en Sylviane Velu, en in openbare terechtzitting van achtentwintig april tweeduizend en drie uitgesproken door eerste voorzitter Pierre Marchal, in aanwezigheid van eerste advocaat-generaal Jean-François Leclercq, met bijstand van adjunct-griffier Christine Danhiez. Vertaling opgemaakt onder toezicht van afdelingsvoorzitter Robert Boes en overgeschreven met assistentie van griffier-hoofd van dienst Karin Merckx. De griffier-hoofd van dienst, De afdelingsvoorzitter,