Aan het bestuur van de Sociale Dienst NW Fryslân. Franeker, 22 november 2016 Betreft: Advies lokale regelgeving WMO 2015 Geacht bestuur, Op 20 oktober jl. ontvingen wij uw verzoek om advies over de volgende onderwerpen: de Beleidsregels maatschappelijke dienstverlening, de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2017 Dienst SoZaWe NW Fryslân en het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning 2017. Bij de stukken was een oplegnotitie gevoegd waarin een toelichting op deze stukken staat vermeld. Ons is gevraagd om uiterlijk 23 november een advies uit te brengen. Ons advies is als volgt opgebouwd: we geven eerst een aantal algemene opmerkingen ten aanzien van de voorliggende stukken, vervolgens gaan we per onderwerp in op een aantal specifieke zaken. Wij eindigen met een resumé van ons advies ten aanzien van de punten,, die naar onze mening om wijziging vragen. A. Algemeen. Wij hebben waardering voor het feit dat uw bestuur in een relatief korte tijdspanne maatregelen neemt om de gevolgen van de uitspraken van de Centrale Raad voor beroep in adequaat beleid om te zetten. Deze inspanning heeft voor onze adviesraad ook een negatieve keerzijde: de korte tijd die ons geboden wordt voor het uitbrengen van een advies maakt het voor ons onmogelijk om de inspraak bij de burgers rond deze voorstellen te organiseren. Wij zijn daardoor niet in staat om één van onze taken naar behoren uit te voeren. Wij hebben de oplegnotitie ervaren als een nuttige toelichting bij de stukken. Het heeft bijgedragen aan een helder inzicht in de aanpassingen die in de verschillende onderwerpen van de lokale regelgeving WMO zijn opgenomen. Verder achten wij het een goede zaak dat overbodige regelgeving uit de verordening is gehaald en dat ook het Financieel besluit is opgeschoond. B. Specifiek. In het onderstaande stuk zullen wij nader ingaan op de ons voorgelegde stukken. We houden hierbij de volgorde aan die in de oplegnotitie is gekozen, dus eerst de verordening dan de beleidsregels en tenslotte het financieel besluit. We zullen onze opmerkingen maken aan de hand van de verschillende artikelen die in deze stukken zijn opgenomen.
C. De Verordening maatschappelijke ondersteuning 2017 Dienst SoZaWe NW Fryslân. 1. In artikel 3, lid 1 is sprake van het verslag dat als uitgangspunt geldt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening. Niet duidelijk is wat hiermee wordt bedoeld. In de desbetreffende artikelen van de WMO wordt dit verslag niet genoemd. Wij adviseren daarom dit in art. 1, lid 2 nader te omschrijven. Dit klemt des te meer daar in de Beleidsregels sprake is van een verslag dat door de cliënt voor akkoord of voor gezien kan worden ondertekend. In het laatste geval is de cliënt het niet eens met de weergave van de rapporteur. Als op basis van dit niet geaccordeerde verslag een besluit wordt genomen, wordt er geen rekening gehouden met de opvattingen van de cliënt zelf. Wij vinden dit geen goede zaak en adviseren dat hierover duidelijkheid wordt verschaft. 2. Artikel 3, lid 5 bevat de bepaling dat de goedkoopst mogelijk compenserende voorziening wordt verstrekt. In de toelichting bij dit artikel wordt gemeld dat deze formulering het dagelijks bestuur de mogelijkheid biedt tot sturen binnen het beleid. Wij vinden dit een onjuiste benadering. Bij een maatwerkvoorziening dient o.i. het belang van de cliënt voorop te staan. Goedkoop kan soms duurkoop zijn. De compenserende voorziening moet naar onze mening dan ook het meest effectief zijn voor het toekomstig functioneren van de cliënt. Wij adviseren daarom de tekst van dit lid als volgt te veranderen: Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, wordt de meest effectieve compenserende voorziening verstrekt. 3. In de oplegnotitie is ons advies gevraagd over artikel 4, lid 3, sub f, waarin het primaat van verhuizen aan de orde komt. Het gaat hierbij om de vraag of het primaat van verhuizen altijd overwogen mag worden of dat er een beoordelingsgrens is. Onze opvatting hierover sluit aan bij ons advies zoals hierboven bij artikel 3, lid 5, is vermeld. Ook bij deze maatwerkvoorziening dient het leidende principe te zijn dat dit de meest effectieve compenserende voorziening voor de cliënt moet zijn. Een financiële bovengrens is o.i. niet wenselijk. 4. Artikel 6 bevat een tweetal leden, die gaan over het toepassen van controle bij het gebruik of besteding van de verstrekte voorziening. Als raad delen wij de opvatting dat het gebruik of besteding conform het doel waarvoor het verstrekt is moet plaatsvinden. In verband met privacygevoelige gegevens in dit verband adviseren wij aan artikel 6 een derde lid toe te voegen dat als volgt luidt: Bij toepassing van de onder lid 1 en lid 2 van dit artikel genoemde inzet wordt erop toegezien dat de landelijke wet- en regelgeving inzake privacy wordt gevolgd.. 5. Lid 1 van artikel 14 vermeldt dat het dagelijks bestuur een regeling vaststelt voor afhandeling van klachten. Blijkens de toelichting bij dit lid is deze bepaling niet verplicht en voldoende. Wij vinden het gestelde in artikel 14, lid 1, niet helder. In de toelichting bij dit artikel wordt aangegeven dat hoofdstuk 9 van de Algemene Wet Bestuursrecht van toepassing is. Wij adviseren daarom dit lid als volgt aan te passen: De regeling van klachtbehandeling zoals neergelegd in hoofdstuk 9 van de Algemene Wet Bestuursrecht is van toepassing bij de behandeling van klachten van cliënten inzake de toepassing van deze verordening..
D. Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2017 Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noordwest Fryslân. 1. In de oplegnotitie wordt de status van de Beleidsregels toegelicht: een meer concrete invulling van de bevoegdheden die in de verordening worden genoemd. Onduidelijk blijft in hoeverre deze beleidsregels ook openbaar zijn, zodat alle betrokkenen weten welke spelregels worden gevolgd. In het geval dat openbaarheid van deze regels niet is voorzien, adviseren wij dit alsnog te doen. 2. Op pagina 4 van het ons toegezonden stuk staat vermeld dat de beleidsregels een aantal onderwerpen regelen, maar niet de precieze uitkomsten voorschrijven. Wij begrijpen dat bij maatwerk individuele omstandigheden tot andere uitkomsten kunnen leiden. En ook de deskundigheid van medewerkers is zeker een punt. Maar het zou niet zo moge zijn dat een cliënt een minder goede voorziening krijgt omdat hij toevallig een minder deskundige medewerker heeft getroffen. Wij adviseren daarom in dit verband een geanonimiseerde database aan te leggen waarin de toepassing van de beleidsregels en de uitkomsten worden vastgelegd. Jaarlijks dient er evaluatie aan de hand van deze gegevens plaats te vinden op basis waarvan de beleidsregels kunnen worden aangepast. 3. Onderaan pagina 4 is aangegeven dat operationele afspraken tussen de gebiedsteams en het backoffice niet opgenomen zijn in deze beleidsregels. Omdat voor ons openheid van zaken een belangrijk item is en in dit stuk geen nadere motivering voor het ontbreken van deze afspraken in de beleidsregels wordt gegeven, vragen wij u dit te heroverwegen of in ieder geval nader te motiveren. 4. Op pagina 6 onderaan komt het verslag aan de orde. Zoals wij al opgemerkt hebben bij het desbetreffende artikel in de verordening, kan de cliënt het verslag voor akkoord of voor gezien tekenen. In dit laatste geval trekt hij een andere conclusie dan de rapporteur. Niet duidelijk wordt wat in zo n geval er met de opvatting van de cliënt gebeurt. Komt er een aanvullend gesprek of wordt slechts de opvatting van de rapporteur ter besluitvorming aan het dagelijks bestuur voorgelegd? Wij vinden het noodzakelijk dat hierover geen onduidelijk bestaat en adviseren dit in de beleidsregels neer te leggen. Daarbij zijn wij van mening dat het persoonlijk plan van de cliënt, waarover eerder op pagina 6 sprake van is, ook serieus wordt genomen en een eventuele afwijzing hiervan nader gemotiveerd wordt. Wij adviseren hierover duidelijkheid te scheppen in de beleidsregels. 5. De in paragraaf 2.3 op pagina 7 gegeven motivering inzake privacy vinden wij erg matig. Wij adviseren om expliciet op te nemen dat op de beleidsregels in voorkomende gevallen de landelijke wet- en regelgeving inzake privacy van toepassing is. 6. Op pagina 17 wordt bij punt M1 Zich kunnen verplaatsen, in de laatste alinea de algemene richtlijn van 1500-2000 km per jaar als toereikend genoemd. Wij vragen ons af waarop dit aantal kilometers gebaseerd is. Een duidelijke onderbouwing ontbreekt. 7. In de eerste alinea van paragraaf 5.1 is er sprake van doelen die worden geformuleerd. Niet duidelijk wordt wie deze doelen opstelt. Is dit de dienst en gebeurt dit op eigen houtje of in samenspraak met de cliënt? Dit laatste vinden wij zeer belangrijk en we adviseren dit ook met zoveel woorden in de beleidsregels vast te leggen.
8. In Bijlage I bij de beleidsregels wordt in de tweede alinea, waar het gaat over de afbakening met de Wet langdurige zorg (Wlz), kan de cliënt aangespoord worden om gebruik te maken van een Wlz-voorziening. in de laatste zin wordt bovendien gesteld dat de consequenties voor eigen risico van de cliënt zijn als hij nalaat gebruik te maken van een Wlz-voorziening. Wij hebben grote moeite met het gestelde. In een tijd waarin het langer thuiswonen gepropageerd wordt van overheidswege en waarbij de intramurale zorg keer op keer negatief in de schijnwerpers komt, is het op zijn minst twijfelachtig of een dergelijke stellingname vanuit de gemeentelijke overheid terecht is. Hier lijkt het belang van de hulpvrager niet voorop te staan. Wij zijn van oordeel dat de wensen van hulpvragers om zo lang mogelijk in de thuissituatie te kunnen blijven, voorop moet staan bij de verstrekking van voorzieningen. E. Financieel Besluit maatschappelijke ondersteuning 2017. 1. In artikel 1, lid 2 is een aantal begripsomschrijvingen opgenomen. De omschrijvingen van met name kwetsbaar gekwalificeerde ondersteuners en sociaal betrokken ondersteuners corresponderen niet met datgene wat in de verordening en de toelichting wordt gezegd over zorgaanbieders en ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligers. Ons is niet duidelijk waarom deze begrippen hier worden geïntroduceerd daar zij in de verordening niet voorkomen. 2. In artikel 2, lid 3 van dit besluit wordt ten aanzien van de inzet van sociaal betrokken ondersteuners verwezen naar artikel 12, lid 6, van de Verordening. De verordening, die ons ter advisering is voorgelegd, bevat bij artikel 12 geen lid 6. Hetzij de verordening hetzij het besluit dient dan ook terzake te worden aangepast. Resumerend adviseren wij het volgende: I. ten aanzien van de verordening: a. In artikel 1, lid 2 het begrip verslag nader te omschrijven. b. Artikel 3, lid 5 te vervangen door de volgende zin: Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, wordt de meest effectieve compenserende voorziening verstrekt.. c. Het in artikel 4, lid 5, sub f, genoemde primaat van verhuizen dient gehanteerd te worden vanuit het principe dat dit de meest effectieve compenserende voorziening voor de cliënt is. d. Bij controle van het verantwoord gebruik van voorzieningen moet de privacy van betrokkenen gewaarborgd zijn. In verband hiermee dient aan artikel 6 een derde lid toegevoegd te worden luidende: Bij toepassing van de onder lid 1 en lid 2 van dit artikel genoemde inzet wordt erop toegezien dat de landelijke wet- en regelgeving inzake privacy wordt gevolg.. e. Teneinde helderheid te bieden over de klachtregeling dient artikel 14, lid 1, als volgt te worden gewijzigd: De regeling van klachtbehandeling zoals neergelegd in hoofdstuk 9 van de Algemene Wet Bestuursrecht is van toepassing bij de behandeling van klachten van cliënten inzake de toepassing van deze verordening..
II. ten aanzien van de beleidsregels: a. Om transparantie te bevorderen dienen de beleidsregels openbaar te zijn. b. Teneinde inzicht te krijgen in de uitkomsten van de toepassing van de beleidsregels dient er een jaarlijkse evaluatie te komen aan de hand van een database waarin de beschikkingen geanonimiseerd verwerkt zijn. c. Operationele afspraken tussen de gebiedsteams en het backoffice dienen opgenomen te worden of in de beleidsregels moet nader gemotiveerd worden waarom dit niet is gebeurd. d. In de beleidsregels moet duidelijk worden vastgelegd wat er gebeurd als de cliënt het verslag voor gezien verklaart. De tekst op pagina 6 onderaan moet hiervoor aangepast worden. e. In de paragraaf 2.3 op pagina 7 moet expliciet vermeld worden dat op de beleidsregels in voorkomende gevallen de landelijke wet- en regelgeving inzake privacy van toepassing is. f. Op pagina 17 bij de laatste alinea van punt M1 moet een onderbouwing opgenomen worden van de richtlijn van 1500-2000 km per jaar. g. In paragraaf 5.1 moet nader verduidelijkt worden dat de doelen in samenspraak met de cliënt worden opgesteld. h. Aanpassing van het laatste deel van de tekst in de tweede alinea in Bijlage I bij de Beleidsregels (pagina 22) zodanig dat niet het recht op een Wlz-voorziening uitgangspunt moet zijn maar de wens van de hulpvrager bij de aanvraag voor een voorziening. III. ten aanzien van het Financieel besluit: a. Bij hantering van de begrippen kwetsbaar gekwalificeerde ondersteuners en sociaal betrokken ondersteuners in artikel 1, lid 2 deze begrippen ook in de Verordening opnemen. b. De verwijzing in artikel 2, lid 3 naar artikel 12, lid 6 van de Verordening schrappen of alsnog in de Verordening artikel 12 met een lid uitbreiden. Tenslotte. Wij vertrouwen erop dat dit advies voldoende duidelijk is en uw bestuur aanleiding geeft om de voorliggende stukken overeenkomstig ons advies aan te passen. Wij zien met belangstelling uw reactie tegemoet. J. Zondervan, voorzitter