Artikel Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie (huidig artikel)

Vergelijkbare documenten
De wijzigingen zijn cursief en dikgedrukt in het gewijzigde artikel weergegeven.

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 november 2017;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 20 november 2012, nr. 96;

OVERZICHT TE WIJZIGEN ARTIKELEN

Samenvatting Inleiding In juni 2010 is de Algemeen Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Grave vastgesteld.

AANVRAAGFORMULIER Exploitatievergunning horecabedrijf

RAADSVOORSTEL EN ONTWERPBESLUIT

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 november 2017;

Bijlage A: Wijzigingsvoorstellen APV Nuth 2016

Oud (voor zover relevant) Nieuw Toelichting. Artikel 1 Artikel 1:1 Leesteken aangepast. Artikel 1.2 Artikel 1:2 Leesteken aangepast

Uittreksel uit concept APV Schagen 2016 onderdeel Toezicht op openbare inrichtingen.

Wijzigingsverordening Algemene plaatselijke verordening gemeente Tholen 2017

*Z BB3* documentnr.: INT/M/15/18978 zaaknr.: Z/M/15/22442

Terrassen in de Gemeente Losser Nadere regels terrassen gemeente Losser 2011

Gemeente Woerden. De bevoegdheid van de raad komt voort uit de volgende wet- en/of regelgeving:

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 9 januari 2018, nr. BWV ;

Aan de Raad, Heerhugowaard, 12 december 2006

GEMEENTEBLAD. gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 10 november 2015, nr. BWV ;

Bijlage 3 Wijziging Algemene plaatselijke verordening 2017

Wijziging Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Ferwerderadiel

Nadere regels voor terrassen 2013

VERORDENING DRANK- EN HORECAWET BUSSUM 2014

VNG Model Algemene plaatselijke verordening Laatst gewijzigd:

D. Deelnemen (aan verboden optocht)... 2:3 Dieren (gevaarlijke)... 2:59;2:60 Doelloos rondhangen... 2:47;2:49

Eerste wijziging APV vaststellen

BIJLAGE A. Algemene Plaatselijke Verordening

GEMEENTEBLAD Officiële publicatie van Gemeente Houten

Derde wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Veenendaal

34 e Verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Groningen 2009

*Z00FBE7EDC1* documentnr.: INT/G/15/18100 zaaknr.: Z/G/15/22441

Integrale tekst van de artikelen APV behorende bij voorgestelde wijziging APV

verordening Drank- en horecawet blaricum 2014 gelezen het voorstel van het college van B&W d.d. 29 oktober 2013;

Aanvraagformulier exploitatievergunning openbare inrichting Als bedoeld in artikel 2:28 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Houten

Algemene Plaatselijke Verordening B E L E I D S R E G E L S

Nadere regels op basis van de APV Nummer; /in. Nadere regels Algemene Plaatselijke Verordening (APV) voor terrassen en uitstallingen

VERORDENING WIJZIGING APV (LAATSTELIJK GEWIJZIGD 24 SEPTEMBER 2013)

Uitvoeringsbesluit artikel 2:28a, tweede lid Algemene Plaatselijke Verordening

VERORDENING DRANK EN HORECAWET

Bijlage (slechts als hulpmiddel) Overzicht van de bestaande artikelen in de huidige APV

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 26 augustus 2014;

Wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Boxtel 2012

Gewijzigde Algemene plaatselijke verordening Harlingen Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene plaatselijke verordening.

NADERE REGELS TERRASSEN Artikel 2:10 Apv

Bespreekstuk. wijzigingsoverzicht APV. 25 september 2013

Besluit van de gemeenteraad

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

GEMEENTEBLAD. Nr Wijziging Algemene Plaatselijke Verordening Nuth december. Officiële uitgave van gemeente Nuth.

Transponeringstabel. behorende bij APV APV S.R. Boelens, afdeling Staf

Deregulering in het fysiek domein

ONTWERP 34 e Verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Groningen 2009

Verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening (vijfde wijziging)

Drank- en Horecaverordening gemeente Rijnwaarden 2013

vng.nl Was-wordt-tabel Wijziging Model Algemene plaatselijke verordening Leeswijzer modelbepalingen

BESLUIT: Artikel I Wijzigingen van de Algemene plaatselijke verordening 2011

Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente

Bijlage 01: Overzicht wijzigingen. Nr. Oud Nieuw Toelichting

openbaar water: wateren die voor het publiek

Bijlage D. Verwerking voorstellen raadsleden uit Evaluatie APV Minder regels, minder handhaving

Uitleg: Het onderstaande begrip "Laatste wijziging" heeft betrekking op de laatste invoerdatum van de

Pagina 1 van 14 Versie Nr. 1 Registratienr.: Z/14/ BESLUITEN Nr. Afdeling: Concernzaken Leiderdorp,

Wijzigingsverordening Algemene plaatselijke verordening Druten

Datum: 26 september 2013 Portefeuillehouder: Burgemeester Renkema

vervallen ongeregeldheden

Drank- en Horecaverordening gemeente Overbetuwe 2013

Verordening. Algemene Plaatselijke Verordening 2012

Wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Den Haag,aanpassing horecabepalingen

Algemene plaatselijke verordening gemeente Aalten Algemene plaatselijke verordening

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Mandatenregister gemeente Venray

Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen

Verordening tot wijziging van de Verordening Speelautomatenhallen Leeuwarden 2014

Vervallen: opgenomen onder de evenementenbepaling (artikelen en 2.2.2)

Exploitatievergunning horecabedrijf (incl. terras)

Gemeente Nissewaard - Eerste wijziging van de Algemene plaatselijke verordening Nissewaard 2016

Artikel I De [ citeertitel Verordening Algemene plaatselijke verordening ] wordt als volgt gewijzigd: Artikel 1:1 komt te luiden:

A. In artikel 2.14 komen het tweede en derde lid te vervallen onder vernummering van het vierde lid naar het tweede lid.

Raad V versie 1 december herziening Algemene Plaatselijke Verordening (APV)

Beleidsregels plaatsen voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie van de weg (artikel Algemene Plaatselijke Verordening)

gelet op art 147 en 149 van de Gemeentewet en artikel 4, 20 en 23 van de Drank- en Horecawet.

Gemeente Stadskanaal: wijzigingsbesluit Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Stadskanaal 2008 ( )

Bijlage 1: Handhavingsmatrix voor een aantal artikelen uit de Drank- en Horecawet en Algemeen Plaatselijke Verordening

Algemene plaatselijke verordening Etten-leur 2017

Lid 3 toegevoegd en nummering lid 4 gewijzigd.

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 6 maart 2012, met overneming van de daarin vermelde motieven;

2. Onder horecabedrijf als bedoeld in het eerste lid wordt ook verstaan een bij deze inrichting behorend terras en andere aanhorigheden.

Algemene Plaatselijke Verordening. van de. Gemeente Schiermonnikoog

Wijziging APV (invoering vergunningenstelsel growshops c.a.)

Beleidsregels Terrassen April 2017

Burgemeester en wethouders stellen de raad voor de Algemene plaatselijke verordening Bloemendaal 2007 vast te stellen en de APV 2004 in te trekken.

CVDR. Nr. CVDR16501_3. Algemene plaatselijke verordeningbunnik Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Raadsvoorstel: Onderwerp: Drank- en Horecaverordening Gorinchem Korte samenvatting van de inhoud en voorstel

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 12 maart 2013;

Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Sint Anthonis 2004

Aanvraag huisnummer (nummeraanduiding)

Algemene Plaatselijke Verordening Etten-Leur 2014

DE RAAD DER GEMEENTE DEURNE. gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 8 oktober 2013, nr. 86;

Algemene plaatselijke verordening Boxtel 2012

APV Oud - nieuw (Bijlage bij BBV )

Foutieve titel boven artikel 2:74a van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV), Openlijk drugsgebruik

Transcriptie:

Bijlage I Gewijzigde en nieuwe artikelen Apv 2012 (versie 2013) De wijzigingen zijn cursief in het nieuwe artikel weergegeven. Artikel 2.1.5.1 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie (huidig artikel) 1. Het is verboden de weg of weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, als: a. het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg; b. het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand. 2. Het bevoegde bestuursorgaan kan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving nadere regels stellen ten aanzien van terrassen en uitstallingen. 3. Het bevoegd bestuursorgaan kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod. 4. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het in het eerste lid bedoelde gebruik, voor zover dit een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j. of onder k. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. 5. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor: a. Evenementen als bedoeld in artikel 2.2.2; b. Standplaatsen als bedoeld in artikel 5.2.5. 6. Het verbod in het eerste lid van dit artikel geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet, of het Provinciaal wegenreglement. Artikel 2.1.5.1 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie (gewijzigde artikel) 1. Het is verboden de weg of weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, als: c. het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg; d. het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand. 2. Het college kan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving nadere regels stellen ten aanzien van uitstallingen. 3. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod. 4. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het in het eerste lid bedoelde gebruik, voor zover dit een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j. of onder k. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. 5. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor: a. Evenementen als bedoeld in artikel 2.2.2; b. Standplaatsen als bedoeld in artikel 5.2.5. c. Straatartiesten als bedoeld in artikel 2.1.4.1 6. Het verbod in het eerste lid van dit artikel geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet, of het Provinciaal wegenreglement.

Artikel 2.3.1.1 Begripsomschrijvingen (huidige artikel) 1. Onder horecabedrijf wordt in deze paragraaf verstaan: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf worden in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis. 2. Onder horecabedrijf als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan een bij dit bedrijf behorend terras en de andere aanhorigheden. 3. Een terras in de zin van deze paragraaf is een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid en/of verstrekt. 4. Onder houder wordt in deze paragraaf verstaan: degene die een horecabedrijf exploiteert op grond van het bepaalde in artikel 2.3.1.2. 5. In deze paragraaf wordt onder bezoekers niet verstaan: a. de gezinsleden van de houder, alsmede diens elders wonende bloed- en aanverwanten, in de rechte lijn onbeperkt, in de zijlijn tot en met de derde graad; b. de personen die voorkomen in het register als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht; c. de personen wier aanwezigheid in de inrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is. Artikel 2.3.1.1 Begripsomschrijvingen (gewijzigde artikel) 1. Onder horecabedrijf wordt in deze paragraaf verstaan: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf worden in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis. 2. Onder horecabedrijf als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan een bij dit bedrijf behorend terras en de andere aanhorigheden. 3. Een terras in de zin van deze paragraaf is een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid en/of verstrekt. 4. Onder houder wordt in deze paragraaf verstaan: degene die een horecabedrijf exploiteert op grond van het bepaalde in artikel 2.3.1.2. 5. In deze paragraaf wordt onder bezoekers niet verstaan: a. de gezinsleden van de houder, alsmede diens elders wonende bloed- en aanverwanten, in de rechte lijn onbeperkt, in de zijlijn tot en met de derde graad; b. de personen die voorkomen in het register als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht; c. de personen wier aanwezigheid in de inrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is. Artikel 2.3.1.6 Toegang ambtenaren van politie (huidige artikel) De houder van een horecabedrijf is verplicht ervoor te zorgen, dat ambtenaren van politie vanaf de weg onmiddellijk en onbelemmerd toegang hebben tot zijn bedrijf: a. gedurende de tijd dat het bedrijf voor bezoekers geopend is; dan wel b. gedurende de tijd dat een bedrijf gesloten dient te zijn en indien die ambtenaren van politie hun vermoeden uiten dat daarin of aldaar bezoekers aanwezig zijn.

Artikel 2.3.1.6 Toegang ambtenaren belast met toezicht (gewijzigde artikel) De houder van een horecabedrijf is verplicht ervoor te zorgen dat ambtenaren van de politie, dan wel andere door het college of de burgemeester aangewezen personen die belast zijn met het toezicht op naleving van het bepaalde of krachtens deze verordening, vanaf de weg onmiddellijk en onbelemmerd toegang hebben tot zijn bedrijf: a. gedurende de tijd dat het bedrijf voor bezoekers geopend is; dan wel b. gedurende de tijd dat een bedrijf gesloten dient te zijn en indien die ambtenaren van politie, dan wel andere door het college of de burgemeester aangewezen personen, die belast zijn met het toezicht op naleving van het bepaalde of krachtens deze verordening, hun vermoeden uiten dat daarin of aldaar bezoekers aanwezig zijn. Artikel 2.3.3.1 Speelgelegenheden (huidige artikel) 1. Deze paragraaf verstaat onder speelgelegenheid: een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren. Onder speelgelegenheid wordt niet verstaan een speelautomatenhal als bedoeld in artikel 30c, eerste lid., onder c, van de Wet op de Kansspelen. 2. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op: a. speelgelegenheden waarvoor de Minister van Justitie of de Kamer van Koophandel bevoegd is vergunning te verlenen; b. speelgelegenheden waarvoor de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten. 3. De burgemeester weigert de vergunning: a. indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid en/of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid; b. indien de exploitatie van een speelgelegenheid in strijd is met een geldend bestemmingsplan. Artikel 2.3.3.1 Speelgelegenheden (gewijzigde artikel) 1. Deze paragraaf verstaat onder speelgelegenheid: een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren. Onder speelgelegenheid wordt niet verstaan een speelautomatenhal als bedoeld in artikel 30c, eerste lid., onder b, van de Wet op de Kansspelen. 2. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op: a. speelgelegenheden waarvoor de Minister van Justitie of de Kamer van Koophandel bevoegd is vergunning te verlenen; b. speelgelegenheden waarvoor de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten. 3. De burgemeester weigert de vergunning: a. indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid en/of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid; b. indien de exploitatie van een speelgelegenheid in strijd is met een geldend bestemmingsplan.

Artikel 2.4.5 Vervoer inbrekerswerktuigen (huidige artikel) 1. Het is verboden tussen 22.00 uur en 06.00 uur op de weg te vervoeren of bij zich te hebben lopers, valse sleutels, touwladders, lantaarns of enig ander gereedschap, voorwerp of middel, dat er toe kan dienen zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen. 2. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing indien de in dat lid bedoelde gereedschappen, voorwerpen of middelen niet bestemd of gebruikt zijn voor de in dat lid bedoelde handelingen. Artikel 2.4.5 Vervoer inbrekerswerktuigen (gewijzigde artikel) 1. Het is verboden op de weg te vervoeren of bij zich te hebben lopers, valse sleutels, touwladders, lantaarns of enig ander gereedschap, voorwerp of middel, dat er toe kan dienen zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen. 2. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing indien de in dat lid bedoelde gereedschappen, voorwerpen of middelen niet bestemd of gebruikt zijn voor de in dat lid bedoelde handelingen. Artikel 2.4.10 Overlast fietsen, bromfietsen e.d. (huidige artikel) 1. Het is verboden op of aan de weg een fiets of een bromfiets of een soortgelijk voertuig te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek, indien: a. dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw of die portiek; b. daardoor die ingang versperd wordt. 2. Het is verboden een fiets, een bromfiets of soortgelijk voertuig op zodanige wijze op een voetpad of trottoir te plaatsen of te laten staan dat de doorgang daardoor wordt belemmerd of overlast ontstaat. 3. Het college kan op of aan de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, dan wel ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen achter te laten of te laten staan. 4. Het is verboden fietsen of bromfietsen die rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en in een verwaarloosde toestand verkeren, achter te laten of te laten staan in de voor stalling van fietsen of bromfietsen bestemde ruimten of op de daarvoor bestemde plaatsen. 5. Het is verboden op de door het college of op de door de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt welke publiek trekt. Artikel 2.4.10 Overlast fietsen, bromfietsen e.d. (gewijzigde artikel) 1. Het is verboden op of aan de weg een fiets of een bromfiets of een soortgelijk voertuig te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek, indien: a. dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw of die portiek; b. daardoor die ingang versperd wordt.

2. Het is verboden een fiets, een bromfiets of soortgelijk voertuig op zodanige wijze op een voetpad of trottoir te plaatsen of te laten staan dat de doorgang daardoor wordt belemmerd of overlast ontstaat. 3. Het is verboden op de door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsten te laten staan. 4. Het is verboden fietsen of bromfietsen die rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en in een verwaarloosde toestand verkeren, achter te laten of te laten staan in de voor stalling van fietsen of bromfietsen bestemde ruimten of op de daarvoor bestemde plaatsen. 5. Het is verboden op de door het college of op de door de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt welke publiek trekt. Artikel 2.4.14 Gevaarlijke honden (huidige artikel) 1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen op of aan de weg of op het terrein van een ander: a. anders dan kort aangelijnd, nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat zij die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en zij een aanlijngebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt; b. anders dan kort aangelijnd en voorzien van een muilkorf, nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt, dat zij die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en zij een aanlijn- en muilkorfgebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt. 2. In afwijking van artikel 2.4.12, eerste lid onder c, geldt voor het bepaalde in het eerste lid bovendien dat de hond moet zijn voorzien van een optisch leesbaar, niet verwijderbaar identificatiekenmerk in het oor of in de buikwand, dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen. 3. In het eerste lid wordt verstaan onder: a. muilkorf: een muilkorf als bedoeld in artikel 1, onder d, van de Reling agressieve dieren; b. kort aanlijnen: aanlijnen van een hond met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, die niet langer is dan 1,50 meter. 4. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing voor zover de Regeling agressieve dieren van toepassing is. Artikel 2.4.14 Gevaarlijke honden (gewijzigde artikel) 1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen op of aan de weg of op het terrein van een ander: a. anders dan kort aangelijnd, nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat zij die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en zij een aanlijngebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt; b. anders dan kort aangelijnd en voorzien van een muilkorf, nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt, dat zij die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en zij een aanlijn- en muilkorfgebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt. 2. In afwijking van artikel 2.4.12, eerste lid onder c, geldt voor het bepaalde in het eerste lid bovendien dat de hond moet zijn voorzien van een optisch leesbaar, niet verwijderbaar identificatiekenmerk in het oor of in de buikwand, dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen.

3. In het eerste lid wordt verstaan onder: c. muilkorf: een muilkorf als bedoeld in artikel 1, onder d, van de Reling agressieve dieren; d. kort aanlijnen: aanlijnen van een hond met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, die niet langer is dan 1,50 meter. Afdeling 10 Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Drank- & horecawet. (nieuwe afdeling) Artikel 2.10.1 Schenktijden paracommerciële rechtspersonen (nieuw artikel) Paracommerciële rechtspersonen verstrekken uitsluitend alcoholhoudende drank gedurende de periode beginnende 1 uur voor aanvang en eindigende met 1 uur na beëindiging van activiteiten die passen binnen de statutaire doelomschrijving van de desbetreffende paracommerciële rechtspersoon. Artikel 2.10.2 Bijeenkomsten bij paracommerciële rechtspersonen (nieuw artikel) Paracommerciële rechtspersonen verstrekken geen alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn wanneer dit leidt tot oneerlijke mededinging. Voor vrijwilligers kan maximaal vijf keer per jaar een feest worden georganiseerd, ongeacht of het 1, meerdere, dan wel alle vrijwilligers betreft, het feest moet wel in relatie staan met de werkzaamheden van de vrijwilliger(s) in de paracommerciële instelling en mag geen bijeenkomst van persoonlijke aard betreffen. Artikel 4.1.3 Kennisgeving incidentele festiviteiten (huidige artikel) 1. Het is een inrichting toegestaan een door de burgemeester binnen een bandbreedte van minimaal drie en maximaal 12 dagen vastgesteld aantal incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting tenminste twee weken voor de aanvang van de festiviteit de burgemeester daarvan in kennis heeft gesteld. 2. De beperking met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening op sportterreinen als bedoeld in artikel 4.113 van het Besluit, geldt niet voor door de in het eerste lid bedoelde incidentele festiviteit. 3. Incidentele festiviteiten zijn alleen mogelijk op vrijdag en zaterdag en daarnaast op zondag tot uiterlijk 23.00 uur. 4. De burgemeester wijst een festiviteit niet aan als incidentele festiviteit indien de inrichting ten tijde van de kennisgeving verwikkeld is in een handhavingprocedure met betrekking tot geluidsvoorschriften. 5. De burgemeester stelt een formulier vast voor het doen van de kennisgeving als bedoeld in het eerste lid. 6. De kennisgeving wordt geacht eerst dan te zijn gedaan wanneer het in het vijfde lid bedoelde formulier, volledig en naar waarheid ingevuld, tijdig is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld. 7. De kennisgeving wordt tevens geacht te zijn gedaan wanneer de burgemeester op verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet te voorzien was, terstond toestaat. Artikel 4.1.3 Kennisgeving incidentele festiviteiten (gewijzigde artikel) 1. Het is een inrichting toegestaan maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting tenminste twee weken voor de aanvang van de festiviteit de burgemeester daarvan in kennis heeft gesteld. 2. De beperking met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening op sportterreinen als bedoeld in artikel 4.113 van het Besluit, geldt niet voor door de in het eerste lid bedoelde incidentele festiviteit.

3. Incidentele festiviteiten zijn alleen mogelijk op vrijdag en zaterdag en daarnaast op zondag tot uiterlijk 23.00 uur. 4. De burgemeester wijst een festiviteit niet aan als incidentele festiviteit indien de inrichting ten tijde van de kennisgeving verwikkeld is in een handhavingprocedure met betrekking tot geluidsvoorschriften. 5. De burgemeester stelt een formulier vast voor het doen van de kennisgeving als bedoeld in het eerste lid. 6. De kennisgeving wordt geacht eerst dan te zijn gedaan wanneer het in het vijfde lid bedoelde formulier, volledig en naar waarheid ingevuld, tijdig is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld. 7. De kennisgeving wordt tevens geacht te zijn gedaan wanneer de burgemeester op verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet te voorzien was, terstond toestaat. Artikel 4.3.9 Schadevergoeding (dit artikel wordt geschrapt) Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende door de toepassing van artikel 4.3.2, artikel 4.3.7 of artikel 4.3.8 schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te komen en waarvan de vergoeding niet anderszins is verzekerd, kent het bevoegd gezag hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe. Artikel 4.4.1 Stankoverlast door gebruik van meststoffen (dit artikel wordt geschrapt) 1. Dit artikel verstaat onder: a. meststoffen: meststoffen als bedoeld in artikel 1 van de Meststoffenwet; b. emissie-arm aanwenden: gebruiken van meststoffen op de wijze die is aangegeven in de bij het Besluit gebruik meststoffen behorende bijlage II, met dien verstande dat onder 3, punt a onder 2e gelezen moet worden: "tijdens het uitrijden van de mest deze gelijktijdig wordt ondergewerkt"; c. grond: bouwland, maïsland en grasland. 2. Onverminderd het bepaalde in het Besluit gebruik meststoffen is het verboden zonder ontheffing van het college op gronden meststoffen uit te rijden, op te brengen, te doen uitrijden of te doen opbrengen op zaterdag, zondag en op de algemeen erkende feestdagen in de zin van de Algemene Termijnenwet. 3. Het in het tweede lid gestelde verbod is niet van toepassing voor zover de mest emissie-arm, als bedoeld in dit artikel, wordt aangewend. 4. Vervoer van meststof als dunne mest dient te geschieden in volledig gesloten transportmiddelen die in een zindelijke staat verkeren. Artikel 4.5.1 Begripsomschrijving (huidige artikel) In deze afdeling worden onder kampeermiddel verstaan: Een onderkomen of voertuig waarvoor geen bouwvergunning in de zin van artikel 40 van de Woningwet is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf. Artikel 4.5.1 Begripsomschrijving (nieuwe artikel) In deze afdeling worden onder kampeermiddel verstaan: Een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning in de zin van artikel 2.1 eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

Afdeling 6 Straatnaamborden, huisnummers e.d. (deze afdeling geheel te schrappen) Artikel 5.6.1 Gedoogplicht aanduidingen (te schrappen artikel) 1. Rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk, vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van het college, straatnaamborden, daarbij behorende onderschriften daaronder begrepen, huisnummers en wijkaanduidingen, worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd. 2. Het college geeft van tevoren schriftelijk kennis aan de rechthebbende als bedoeld in het eerste lid van het voornemen over te gaan tot het doen aanbrengen of wijzigen van straatnaamborden, daarbij behorende onderschriften daaronder begrepen, huisnummers en wijkaanduidingen. Artikel 5.6.2 Verwijdering e.d. aanduidingen (te schrappen artikel) 1. Het is verboden enige aanduiding als bedoeld in artikel 5.6.1, eerste lid, te verwijderen, wijzigen, beschadigen, verplaatsen of onleesbaar te maken. 2. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. 3. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor de rechthebbende op een bouwwerk die met inachtneming van het door het college vastgestelde huisnummer de aanduiding hiervan in afwijkende vorm wenst aan te brengen. Het college kan terzake nadere regels stellen.