AANNEMERS PROJECTERINGSRICHTLIJNEN GASINFRASTRUCTUUR

Vergelijkbare documenten
Openbaar. Paragraaf Normen Relatie 4.1 Tracé en ligging van NEN 7244 serie. - Enexiskader tweezijdige ligging van

Openbaar. Brabant, Drenthe, Flevoland, Friesland, Groningen Limburg, Overijssel

2. TECHNISCHE AFBAKENING

Openbaar. Technische instructie/handleiding. Aanleg PE-hoofdleidingen in gasnetten

Brabant, Drenthe, Groningen, Limburg, Overijssel

3 TERMEN EN DEFINITIES Voor termen en definities wordt verwezen naar richtlijn Gzz-0001.R: Definities en begrippen Gas

TECHNISCHE AFBAKENING

Openbaar Technische instructie/handleiding

Openbaar. NEN 7244 serie NEN en NPR

G-36 De omgeving veiligstellen en lokaliseren van gaslekken versie

Sleufloze technieken voor het vervangen van gasleidingen: Slip-lining (Buis in buis relinen) TOEPASSINGSGEBIED: Enexis

Brabant Drenthe Flevoland Friesland Groningen Limburg Overijssel

Openbaar. Versiebeheer Versie Auteur Datum Omschrijving 0.1 T. Hoeijmakers / H. 24 okt 2012 Definitieve versie notitie

1. DOELSTELLING Instructie voor werkzaamheden aan stalen gasleidingen, waarbij ten gevolg van deze werkzaamheden vonkvorming optreedt.

15 Kabels en leidingen 15.1 Inleiding

Meetprocedure voor bovengronds lekzoeken, versie augustus 2012

Het overzetten van PE aansluitleidingen onder gasdruk

Bijlage Richtlijnen t.b.v. het uitvoeren van werkzaamheden in de nabijheid van distributieleidingen (DN) en aansluitleidingen (AN)

Gasaansluitingen. Douwe Koops, adviseur Componenten AsM Enexis

ELKTRISCHE BEÏNVLOEDING DOOR HOOGSPANNINGSVERBINDINGEN

GT juni Overzicht graafschade gas in 2012

G-21 HD-leidingen in en uit bedrijf nemen en/of buiten bedrijf stellen versie

Noord- Brabant, Drenthe, Flevoland, Friesland, Groningen, Limburg, Overijssel

G-23 HD- en LD-leidingen en HD-aansluitleidingen beproeven op dichtheid 1 juli 2014

1 DOELSTELLING Uitvoering en Kwaliteitscontrole van lasverbindingen in stalen gasleidingen en gasinstallaties.

Implementatie NTA 8828 Aannemers

Wilrie van Logchem & Ger Ros. 1e kwartaal 2011 Toezichthouders

TECHNISCHE AFBAKENING

Vereniging van Leidingeigenaren in Nederland. Algemene VELIN voorwaarden voor grondroer- en overige activiteiten

TECHNISCHE AFBAKENING

Sleufloze technieken voor het renoveren van Gasleidingen: Kous methode. TOEPASSINGSGEBIED: Enexis TECHNISCHE INSTRUCTIE / HANDLEIDING

VEILIGHEID BIJ GRAVEN NABIJ KABELS EN LEIDINGEN

Eisen aan uw meterruimte en invoervoorzieningen Informatie voor aanvragers van een Lianderaansluiting

PVC Buizen PE40 / PE100 Buizen I - 1

GASTEC QA Keuringseis 172

15 Kabels en leidingen 15.1 Inleiding

AMScat07_versie6 4/19/07 11:47 AM Pagina 127. Groep 7

De oplossing tegen leidingbreuk bij grondzakking

Deel III: DEELGEBIEDEN

WATERWERKBLAD. AANLEG VAN LEIDINGWATERINSTALLATIES Leidingen in de grond buitenshuis

HUISAANSLUITINGEN. Aansluiten van laag- en hoogbouw

VIAG De wijzigingen t.o.v. 15 april (versie 1.0)

RAW Gemeente Ridderkerk Bruggen Van Peltterrein te Ridderkerk BESTEK A/25/ Definitief

Fabrikant : Volwand PE buisconstructie d.m.v. spuitgegoten T-stuk of bocht 90 :Stuikgelast volgens NEN7200

Groep 7 PVC/PE GASPROGRAMMA HAWLE

Citeertitel: Landsbesluit elektrische leidingen en kabels ==================================================================== Artikel 1

KABELS EN LEIDINGEN. Criteria voor aanleg en beheer

3 TERMEN EN DEFINITIES. Voor termen en definities wordt verwezen naar de richtlijn Gzz-0001.R: Definities en begrippen gas.

Het dagelijks bestuur van het waterschap Hunze en Aa s;

G-14 Werken aan bestaande LD-aansluitleidingen en meteropstellingen versie (1.0)

Maart 2015 ELEKTROLAS-ASSORTIMENT VOOR PE DRUKLEIDINGSYSTEEM. Solutions for Essentials

Eisen aan de meterruimte en meterruimte doorvoeren voor hoog- en laagbouw

AF-document nr. T.V./004/1-A 2. WERKWIJZE.

Betrouwbaar zijn in wat je doet, maakt of afspreekt. Dat vinden wij logisch.

G-20 LD-leidingen in en uit bedrijf nemen en/of buiten bedrijf stellen versie

pipes for life PE catalogus 2014 maart 2014 PE Buis en Hulpstukken gas en water

PE/PVC drukbuis en hulpstukken gas en water

DE JONGH PIPESYSTEMS B.V. Specialist in PE-HD kunststof leidingsystemen

G-14 Werken aan bestaande LD-aansluitleidingen en meteropstellingen versie

CRITERIA HUISAANSLUITING

Installatievoorschriften. Bel-Ro-combi CLV systeem

Registratie van boringen.

GT januari Evaluatie emissiefactoren

Montage handleiding BM kunststof PP rookgasafvoerleidingen

De aanvraag is namens Enexis Netbeheer B.V. ingediend door BAM Infra Energie & Water Noord- Oost bv te Nieuwleusen.

inhoudsopgave Starre leidingen bovengronds

Voorkom storing en schade

WATERWERKBLAD. AANLEG VAN LEIDINGWATERINSTALLATIES Bevestiging van leidingen

Kerntaak 1: Aanleggen en monteren van transport- en distributienetten

1. Aanvrager. 2. Projectgegevens. 3. Gegevens aannemer 1/5

elektrolas assortiment

Technische instructie/handleiding. Kathodische bescherming (KB) TOEPASSINGSGEBIED: Brabant Drenthe Flevoland Friesland Groningen Limburg Overijssel

Sinds 1982 ervaring in roestvast stalen reparatieklemmen

Trekvaste PVC verbindingen Type 3, 4 en 5. trekvaste. het. PVC verbindingen. voor drinkwater en riool

KOMO attest K46446/05

B-36 Veilig de omgeving veiligstellen en lokaliseren van biogaslekken versie

Wilrie van Logchem & Ger Ros. Compilatie leidingwerken Toezichthouders 3 e & 4 e kwartaal 2012

KE 52. Februari Keuringseis 52. Gasdistributieafsluiters voor bedrijfsdrukken tot en met 16 bar

CONCEPT WATERWERKBLAD. AANLEG VAN LEIDINGWATERINSTALLATIES Leidingen in gebouwen

Sterkteberekeningen van transportleidingen zijn er in principe in drie categoriën:

3. ALGEMENE BESCHRIJVING HERSTELMETHODE (TABEL 1 ) EN AANVULLENDE KENNISREGELS

Profilpipe Holland BV

Werkdossier gegevens (in te vullen door ProRail)

De aanvraag is namens Waterbedrijf Groningen NV ingediend door HaskoningDHV Nederland BV te Rotterdam.

DUURZAAMHEID door KWALITEIT

2 TECHNISCHE AFBAKENING

Hoofdstuk 3C Civiel Eenheden voor sleuf en sleufbedekking

Rotterdam Tel

GASTEC QA Keuringseis 191 Maximum debiet beveiligingskleppen

T E C H N O L O G I E M ET T O E K O M S T

SVW-document nr. T.V./000/3-A bladzijde 2.

G-07 Binneninstallaties en meteropstellingen G25 beproeven op dichtheid

Glasvezel aanleggen op 30 cm diep

Installatievoorschriften. CRB systeem

WATERWERKBLAD BESCHERMINGEN

Bestemd voor alle medewerkers met een BEI aanwijzing.

Wavin Belgium nv. Prijslijst

Waterstof in de gebouwde omgeving

Basisverslag Afgekeurd

Transcriptie:

AANNEMERS Vervangt versie 11.0 d.d. 6 maart 2012 PROJECTERINGSRICHTLIJNEN GASINFRASTRUCTUUR Dit projecteringsrichtlijnen gasinfrastructuur boek is geen bewaakt exemplaar. Raadpleeg Cogas webportal voor de actuele versie. Versie :12.0 Opdrachtgever :Cogas Infra en Beheer B.V. Almelo Afdeling :AM Projectnaam :Projecteringsrichtlijnen Gasinfrastructuur Projectnummer:CN-P-G-AM-05-007 Datum :10 september 2012 B1.P02.R02.EX Projecteringsrichtlijnen GAS Aannemers 12 10-09-2012

Uitgangspunten Herzieningenlijst Lijst van aangebrachte herzieningen Datum herziening: 4 september 2012 Hoofdstuk Blz Wijziging Uitbesteding van werken Uitsluitend opgenomen in interne versie Cogas maar om codering en hoofdstuknummering gelijk te houden aan interne versie is deze aannemersversie geactualiseerd. 4 Hoge druknet PE 19/ 20 Verwijzing naar werkinstructies toegevoegd, enkele tekstaanpassingen gedaan. B1.P02.R02.EX Projecteringsrichtlijnen GAS Aannemers 12 10-09-2012 1

Uitgangspunten Inhoudsopgave 1 Inleiding... 4 1.1 Voorwoord... 4 1.3 Leeswijzer... 4 2 Projecteringsrichtlijnen algemeen... 5 2.1.2 Veiligheid... 5 2.4 Saneren... 6 2.5 Reconstructies... 6 3 Leidingnetten algemeen... 7 3.1 Tracékeuze... 7 3.2 Afsluiters... 11 3.3 Knevelen... 12 3.4 Kwaliteitscontrole... 13 3.4.1 Algemeen... 13 3.4.2 Lekdichtheidsbeproeving... 14 3.5 In bedrijf stellen... 17 4 Hogedruknet... 18 4.2 Materiaalspecificaties... 18 4.2.1 Staal... 18 4.2.2 PE 100... 19 4.3 Constructie-eisen... 22 4.3.1 Verbindingen staal... 22 4.3.2 Verbindingen PE 100... 22 4.3.3 Markeringspalen... 22 4.3.4 Mantelbuizen... 22 4.3.5 Boringen... 23 4.3.6 Zinkers... 23 4.3.7 Waarschuwingslint... 23 4.4 Kathodische bescherming... 23 5 Middendruknet... 25 5.2 Materiaalspecificaties... 25 5.3 Constructie-eisen... 26 5.3.1 Verbindingen... 26 5.3.2 Mantelbuizen... 26 5.3.3 Boringen... 26 5.3.4 Zinkers... 26 5.3.5 Waarschuwingslint... 26 6 Lagedruknet... 27 6.2 Materiaalspecificaties... 27 6.3 Constructie-eisen... 28 6.3.1 Verbindingen... 28 6.3.2 Aftakkingen... 28 6.3.3 Mantelbuizen... 28 6.3.4 Boringen... 28 6.3.5 Zinkers... 28 6.3.6 Waarschuwingslint... 28 7 Aansluitingen algemeen... 29 7.3 Tracékeuze... 29 7.4 Geveldoorvoeringen... 29 7.5 Knevelen... 29 7.6 Kwaliteitscontrole... 29 7.7 In bedrijf stellen... 29 B1.P02.R02.EX Projecteringsrichtlijnen GAS Aannemers 12 10-09-2012 2

Uitgangspunten Inhoudsopgave 9 Aansluiting hogedruk... 30 9.2 Materiaalspecificaties... 30 9.3 Constructie-eisen... 30 9.4 Kathodische bescherming... 31 10 Aansluiting middendruk... 32 10.2 Materiaalspecificaties... 32 10.3 Constructie-eisen... 32 11 Aansluiting lagedruk... 33 11.1 Dimensionering uitgangspunten... 33 11.2 Materiaalspecificaties... 34 11.3 Constructie-eisen... 36 11.3.1 Verbindingen... 36 11.3.2 Leiding invoerconstructie... 36 11.3.3 Leidingkleur... 37 11.3.4 Meterkast... 37 11.3.5 Zelf graven... 37 11.3.6 Laagbouwwoning... 37 11.3.7 Gestapelde bouw... 37 11.3.8 Aansluitleiding in toegankelijke ruimten (kelders, gang e.d.)... 39 11.3.9 Afsluitersituering... 39 11.3.10 Aarding en isolatiestukken... 40 12 Stations Algemeen... 41 12.8 Constructie-eisen... 41 12.9 Kwaliteitscontrole... 43 12.10 In bedrijf stellen... 43 18 Oplevering... 45 19 Uit bedrijf nemen van leidingen en stations... 47 19.1 Leidingen... 47 19.2 Aansluitleidingen... 47 19.2.1 Laagbouw... 47 19.2.2 Hoogbouw... 48 19.3 Stations... 48 19.4 Gasmeters... 48 Bijlage B Werkinstructie Prorail bedrijfsterreinen en -gebouwen... 49 B1.P02.R02.EX Projecteringsrichtlijnen GAS Aannemers 12 10-09-2012 3

Uitgangspunten Inleiding 1 Inleiding 1.1 Voorwoord Doel van deze projecteringsrichtlijnen is eenduidigheid in de gasinfrastructuur van Cogas Infra & Beheer B.V., hierna te noemen Cogas, te verkrijgen. Dit projecteringsrichtlijnenboek bevat de uitgangspunten, randvoorwaarden, etc. voor het ontwerpen, aanleggen, in/uit bedrijf nemen en verwijderen van gasinfrastructuurdelen. Tezamen met de Veiligheidsinstructie Aardgas voor Regionale Gasnetbeheerders (VIAG 2010) met bijbehorende veiligheidswerkinstructies, de werkinstructies 2008 en de externe richtlijnen, normen en wetgeving geeft dit de benodigde informatie voor uitvoering van de taken. Voor het beheer en onderhoud van de totale gasinfrastructuur is een afzonderlijk richtlijnenboek opgesteld. Dit document zal zeker niet overal een antwoord op geven. Er zullen zich nu en in de toekomst situaties voordoen die (nog) niet in richtlijnen ondervangen zijn. Het document zal dan ook blijven groeien en aangevuld worden. Een ieder die aanvullingen of verbeteringen heeft voor dit document kan deze bij afdeling Asset Management indienen. Bij de volgende release zal het, indien inpasbaar, meegenomen worden. Bestaande afspraken en bindende adviezen blijven van kracht zolang deze nog niet zijn verwerkt in dit projecteringsrichtlijnenboek. 1.3 Leeswijzer In de hierna volgende hoofdstukken komen, na een algemeen deel, de verschillende netonderwerpen achtereenvolgens in stroomafwaartse richting aan de orde. Dus vanaf gasontvangstation tot aan de klant ( van put tot pit ). Deze projecteringsrichtlijnen zijn een afgeleide van de interne projecteringsrichtlijnen gasinfrastructuur van Cogas. Alle voor de uitvoering van belang zijnde onderwerpen uit de interne Cogas projecteringsrichtlijnen zijn in deze voorliggende aannemersversie overgenomen. Een aantal interne beleidsmatige hoofdstukken zijn in deze aannemersversie achterwege gelaten. Om de communicatie met Cogas te vergemakkelijken is de hoofdstuk-, tabel- en figuurnummering gelijk gehouden aan de nummering van de interne Cogas projecteringsrichtlijnen. De projecteringsrichtlijnen gelden onverminderd het bepaalde in wettelijke voorschriften en regelingen. Voor verduidelijking en voor vragen kan afdeling AM worden geraadpleegd. B1.P02.R02.EX Projecteringsrichtlijnen GAS Aannemers 12 10-09-2012 4

Uitgangspunten Inleiding 2 Projecteringsrichtlijnen algemeen De projecteringsrichtlijnen zijn bindend. Er kunnen zich echter situaties voordoen waarbij er voorkeur is om af te wijken van deze projecteringsrichtlijnen. Dit dient dan te gebeuren binnen de randvoorwaarden in overleg en met instemming van AM. 2.1.2 Veiligheid Algemeen Door bij ontwerp, aanleg, bedrijfsvoering en beheer van elk gasleidingstelsel de vigerende normen en regelgeving nauwgezet te hanteren wordt de vereiste veiligheid verkregen. In het kader van de veiligheid is het volgende van belang: Het ontwerp moet voldoen aan :Relevante normen en regelgeving; Brandafsluiters situeren :Activiteitenbesluit (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer); Waarschuwingslint :Aanbrengen ca 30 cm boven alle leidingen en aansluitingen; Uitvoering van werkzaamheden volgens :Arbo-wetgeving; :Veiligheidsinstructie Aardgas voor Regionale Gasnetbeheerders (VIAG 2010); :Veiligheidswerkinstructies behorende bij de VIAG 2010; Overige relevante regelgeving :Onderzoeksraad voor veiligheid (aanbevelingen). B1.P02.R02.EX Projecteringsrichtlijnen GAS Aannemers 12 10-09-2012 5

Projecteringsrichtlijnen algemeen 2.4 Saneren Worden bij sanerings- of reconstructiewerkzaamheden niet trekvaste verbindingen aangetroffen op een afstand van minder dan één meter vanaf een gebouw dan moet de hoofdleiding worden vervangen door een PE leiding met trekvaste verbindingen. Een alternatief kan zijn het (ver)leggen van de PVC leiding op een grotere afstand dan één meter vanaf de gevel. Bij het aantreffen van niet trekvaste verbindingen in aansluitleidingen raadpleeg Cogas. Voor saneren gelden dezelfde technische - en veiligheidsvoorwaarden als voor nieuwe leidingstelsels. 2.5 Reconstructies Plannen voor aanleg en reconstructies van wegen, bouwplannen e.d. kunnen aanleiding zijn om aanwezige leidingen te verleggen dat wil zeggen een nieuwe leiding leggen en de oude verlaten. Dit wordt ook wel reconstructie van leidingen genoemd. Bij het aantreffen van niet trekvaste verbindingen binnen één meter vanaf een gebouw is de regeling conform hoofdstuk 2.4 Saneren van toepassing. B1.P02.R02.EX Projecteringsrichtlijnen GAS Aannemers 12 10-09-2012 6

Hogedruknet 3 Leidingnetten algemeen 3.1 Tracékeuze Algemeen Zie voor de ordening van ondergrondse netten norm NEN 7171-1 Criteria en norm NEN 7171-2 Procesbeschrijving. Minimale gronddek Het gronddek moet voldoende bescherming bieden tegen beschadiging door derden. In norm NEN 7244-1 is een minimaal gronddek van 80 cm voor zowel hoge- als lagedrukleidingen (PE en PVC) voorgeschreven. Cogas hanteert voor aanleg van hoge- en middendrukleidingen een gronddek van 100 cm uit oogpunt van veiligheid voor zowel nieuwbouw als in bestaande ondergrondse infrasituaties. Wanneer dit niet mogelijk is, is over korte afstanden 80 cm toegestaan waarbij zo nodig een afdekkende constructie (halve schaal, betonplaat) moet worden aangebracht. Voor lagedrukleidingen moet, als gevolg van het in Noord Oost Nederland overeengekomen dwarsprofiel, in nieuwbouwsituaties ook 100 cm worden aangehouden. Hier is 80 cm toegestaan als dit ten gevolge van kruisende huisaansluitingen voor water noodzakelijk is. Voor aanleg van lagedrukleidingen in bestaande ondergrondse infrasituaties is een minimaal gronddek van 80 cm toegestaan. Leiding In nieuwbouw in cm In bestaande infrasituaties in cm Hoge- en middendruk 100 100 Lagedruk 100 80 Tabel 3 Minimale gronddek Leidingen niet projecteren: -Onder of direct nabij gebouwen. Zie tabel 4 Minimale afstanden -Onder overkappingen i.v.m. veiligheids- en beheersaspecten -Onder bomen i.v.m. wortelingroei -Onder niet gas doorlatende bedekking (asfalt, beton) uitgezonderd (weg)kruisingen -Onder verhardingen die wel gasdoorlatend zijn (menggranulaat e.a), maar een ernstige belemmering voor het lokaliseren en bereiken van de leiding vormen. Hiervan zijn uitgezonderd (weg)kruisingen e.d.. B1.P02.R02.EX Projecteringsrichtlijnen GAS Aannemers 12 10-09-2012 7

350 800 1000 950 600 600 600 erfscheiding Asset Management Hogedruknet Dwarsprofiel In de gemeenten van Noord Oost Nederland (Groningen, Drente, Overijssel) is overeengekomen een standaard dwarsprofiel voor de aanleg van kabels en leidingen in nieuwbouwsituaties te hanteren Dit is hieronder weergegeven. De afstand tot elektriciteitskabels dient minimaal 30 cm te zijn om te voorkomen dat de gasleiding te warm wordt als de kabel stevig wordt belast. Bij middenspanning voldoet het onderstaande dwarsprofiel daar vooralsnog niet aan. Cogas kan niet op eigen initiatief dit aanpassen. Dit wordt in het desbetreffende overleg aan de orde gesteld. 1950 1550 1250 1000 750 550 Kant molgoot Fundatie gebouw Uitlegger riool Fundatie weg (> 300 mm vanaf LS/OV CAI KPN voorkant band) LD MS Water GAS (zie voor minimale afstand tot gevel tabel 4) min 1.0 mtr HD Dieptematen zijn minimale dekkingsmaten in mm LS/OV LAAGSPANNING / LD LAGEDRUKLEIDING GAS OPENBARE VERLICHTING HD HOGEDRUK/MIDDENDRUKLEIDING GAS MS MIDDENSPANNING CAI CENTRALE ANTENNE INRICHTING/ KPN TELECOMKABEL GLASVEZELBUIZEN WL WATERLEIDING Figuur 2 Dwarsprofiel noordoost Nederland In de gemeente Hardenberg geldt een afwijkend profiel. Buiten het Cogas gebied kunnen eveneens afwijkende profielen gelden. Dit is bij de betreffende gemeente bekend. Zie ook norm 7171-1 Criteria. Voor aanleg in bestaande situaties moet in goed overleg met de wegbeheerder en de kabel- en leidingbeheerders naar een geschikte ordening worden gezocht. Zie ook norm 7171-2 Procesbeschrijving. B1.P02.R02.EX Projecteringsrichtlijnen GAS Aannemers 12 10-09-2012 8

Hogedruknet Minimale afstand tot andere objecten. Uit oogpunt van veiligheid moeten minimale afstanden tot andere objecten worden aangehouden. In onderstaande tabel is dit aangegeven. Object a. Gebouw waar mensen frequent aanwezig zijn (woningen, kantoren, enz.) b. Gebouw waar mensen zelden aanwezig zijn (schuren, opslagplaatsen) Ondergrondse constructie a. kabel 25 kv, kabelkoker b. kabel > 25 kv c. drukloos riool d. benzineleiding, brandstoftank, olietank, enz. e. kruising met leiding of ondergrondse constructie Bovengrondse constructie a. kabel > 25 kv b. hart mastvoet van kruisende hoogspanningslijn c. hart mastvoet van kruisende hoogspanningslijn tot afblaaspunt Spoorlijnen a b c Minimale afstand Opmerkingen in m LD: 1 a MD, HD: DN 200: 2 DN>200: 3,5 0,5 Deze afstand geldt voor gelaste leidingen; voor niet gelaste leidingen zie a. 0,3 5 1 5 0,15 25 30 b 35 Tabel 4 Minimale afstanden Dit is de horizontale afstand tussen de loodrechte projectie van de hoogspanningslijn en de metalen gasleiding Zie voorschriften Leiding over grote lengte parallel vergunningverlener met spoorlijn c Indien niet aan de één meter eis kan worden voldaan dan moet PE met trekvaste (electrolas)moffen worden toegepast en moeten aanvullende maatregelen worden genomen conform NEN 7244-1. De veiligheidsafstanden zijn nader gepreciseerd in NPR 2760. De afstand b mag worden verminderd mits maatregelen zijn genomen die zijn vermeld in NPR 2760. In verband met mogelijke beïnvloeding van de kathodische bescherming van hogedruk leidingen door zwerfstromen moet het parallel langs spoorlijnen aanleggen van hogedruk leidingen worden vermeden. Zie ook NEN 7244-1 Zie ook Rapport nr. GD/980267/Lok Kiwa Gastec Technology Aanbevelingen voor regelgeving gasleidingtracés. B1.P02.R02.EX Projecteringsrichtlijnen GAS Aannemers 12 10-09-2012 9

Hogedruknet Sterkteberekening In bijzondere gevallen moet met behulp van een sterkteberekening worden aangetoond dat de leiding voldoende sterk is om de optredende mechanische belasting te weerstaan. Dit geldt bij horizontaal geboorde gedeeltes, kruisingen met grote openbare werken, (dijken, waterwegen, wegen, spoorwegen), gebieden met grote inklinking van de bodem en indien de buizen aan abnormale grondbelastingen zijn blootgesteld. Zie ook NEN 7244-1, NEN 7244-2, NEN 3650, NEN 3651. De aannemer moet zorg dragen voor de benodigde berekening(en). B1.P02.R02.EX Projecteringsrichtlijnen GAS Aannemers 12 10-09-2012 10

Hogedruknet 3.2 Afsluiters Sectieafsluiters Het leidingnet moet in verband met onderhoud en calamiteiten in afsluitbare secties kunnen worden opgedeeld. In het hoge- en het middendruknet worden hiertoe sectieafsluiters geplaatst. Gezien de sterke vermazing van het lagedruknet en de relatief eenvoudige manier om door middel van het zetten van blazen de leiding af te sluiten, worden in het lagedruknet geen sectieafsluiters geplaatst. Voor leidingen in rustig gebied, weilanden e.d., is een leidingsectie van circa 3 km tussen twee afsluiters acceptabel. Bij een aftakking in een doorgaande leiding moeten totaal drie afsluiters rond het knooppunt worden geplaatst. Bij een aftak t.b.v. een aansluiting behoeft geen afsluiter te worden geplaatst indien binnen 10 m een brandafsluiter wordt gesitueerd. Er worden schuifafsluiters met laseind toegepast. D.m.v. een opzetgarnituur wordt de spindel van de ondergronds aangebrachte afsluiter verlengd tot in een ronde kunststof straatpot op maaiveldniveau. Codering van de afsluiter Figuur 3 Afsluiterschema geschiedt door een kunststof bordje op een kunststof paal of een nabijgelegen gebouw. De (afblaas)afsluiters moeten op een zodanige afstand van elkaar worden geplaatst dat er voldoende ruimte is om de straatpotten op gelijk maaiveldniveau aan te brengen. Bij regelstations, meetinrichtingen en grote gebouwen moeten afsluiters geplaatst worden volgens de eisen van het Activiteitenbesluit (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer). Deze hebben de functie van brandafsluiter en moeten als zodanig beheerd worden volgens de eisen. In hoofdstuk 12.8 Constructie-eisen Stations en in hoofdstuk 11.3 Constructie-eisen Aansluiting lagedruk is dit aangegeven. Voor complexe boringen en andere kunstwerken moeten, als de vergunningverlener dat eist, eveneens afsluiters worden toegepast ter scheiding van het net. Afblaasafsluiters Per afsluitbare leidingsectie moet een afblaasafsluiter worden geplaatst bij de scheidingsafsluiter, die het verst van een station is aangebracht. Leegtrekken van de leidingsectie is daardoor goed mogelijk. DS afblaas afblaas Figuur 4 Situering afblaasafsluiters D.m.v. een opzetgarnituur wordt de spindel verlengd tot in een ronde kunststof straatpot op maaiveldniveau. Codering van de afsluiter vindt plaats door een kunststof bordje op de kunststof paal aangebracht. B1.P02.R02.EX Projecteringsrichtlijnen GAS Aannemers 12 10-09-2012 11

Hogedruknet 3.3 Knevelen Het afsluiten van PE leidingen door middel van knevelen is niet toegestaan. Een uitzondering hierop is het afsluiten bij calamiteiten. In dit geval moet het geknevelde leidingdeel binnen de termijn van één jaar worden vervangen. B1.P02.R02.EX Projecteringsrichtlijnen GAS Aannemers 12 10-09-2012 12

Hogedruknet 3.4 Kwaliteitscontrole 3.4.1 Algemeen In onderstaande tabel is een overzicht gegeven van alle keurings- en beproevingsmethoden met de daarbij voorkomende aspecten. Zie voor uitvoering de desbetreffende veiligheidswerkinstructies behorende bij de VIAG 2010. Wat Sleuf vrij van scherpe voorwerpen Leidingdek Wanneer/ hoe vaak Vóór leggen van leiding Om de 25 m steekproef Door wie/ controle Aannemer/ Projectleider Hoe/ waarmee Visueel Norm Sleuf moet vrij zijn van scherpe voorwerpen Aannemer/ PL Duimstok Nieuwbouw 1 m LD in bestaande infrasituatie 0,8m Wat te doen bij afwijking Diepte aanpassen Hoe registreren N.v.t. Productierapport QV 5512 Afvonken Controle bekleding geboorde buis Lascontrole Lekzoeken hoofdleiding 2 Lekzoeken aansluitleiding 2 Vóór leggen van leiding Vóór aanvullen sleuf Na aanvullen sleuf Na aanvullen sleuf 13 weken na opleveren 13 weken na opleveren Aansluitingen: HD,en MD 0,8m LD 0,6m Geen vonkdoorslag Geen ontoelaatbare waarden 1 Repareren met PE band Nieuwe boring Productierapport QV 5511 Specialistische dienst/pl Radiografisch onderzoek Geen fouten Herstellas Lasfoto s 3 jaar bewaren Aannemer/ PL Visueel Geen zichtbare Overleg met Productierapport defecten projectleider QV 5512 en QV 5511 (aansluitingen) Aannemer/ PL Afpersen Geen: Herstellen/ Productierapport ontoelaatbaar vervangen QV 5512 en drukverlies, QV 5511 lekkage, (aansluitingen) vervorming Aannemer/ PL Aannemer/ PL Afpersen/ Afzepen Vóór leggen van leiding Aannemer/PL Afvonkapparaat Na aanleg Aannemer/PL Stroomopdrukproef Opleveringsrapport Opleveringsrapport Buis en verbinding juiste type en onbeschadigd Sterktebeproeving Dichtheidsbeproeving Lekzoekapparaat Geen ontoelaatbaar drukverlies/geen vorming van zeepbellen Lekklasse I en II Lek herstellen Leiding herstellen Aannemer/ PL Lekzoekapparaat Lekklasse Leiding I en II herstellen Tabel 5 Keuringen en beproevingen leidingnetten Productierapport QV 5512 en QV 5511 (aansluitingen) Lekzoekrapport QV 4507, Overdrachtsformulier 2.0 Lekzoekrapport QV 4507 1 Integrale afkeurciteria in aanvulling op werkinstructie IGW02 Bekleding Bitumen (nieuw, weinig Bitumen (oud) Polyetheen (nieuw, Polyetheen (oud) appendages) weinig appendages) Stroomdichtheid ma/m 2 0,01-0,1 0,1-0,5 0,001-0,01 0,01-0,2 2 Zie hoofdstuk 3.4.2 voor procedure B1.P02.R02.EX Projecteringsrichtlijnen GAS Aannemers 12 10-09-2012 13

Hogedruknet 3.4.2 Lekdichtheidsbeproeving Algemeen In tabel 5 keuringen en beproevingen leidingnetten is zowel de dichtheidsbeproeving als ook het lekzoeken voorgeschreven. Er is een samenhang tussen deze beproevingsmethoden. a. Dichtheidsbeproeving Deze moet bij aanleg kort voor in bedrijf name plaatsvinden conform de werkinstructies. b. Lekzoeken of wel bovengrondse lekdetectie Dit moet binnen een bepaalde termijn gebeuren. Mogelijke lekkages ten gevolge van bouwverkeer en werkzaamheden na in bedrijf name, montagefouten etc. kunnen zo tijdig worden geconstateerd. Het belang van beide controles is niet alleen het voldoen aan de norm (NEN7244-7), maar het is ook een kwaliteitscontrole voor het geleverde werk van de aannemer en een waarborg voor het veilig en bedrijfszeker functioneren van het net. Ook voorkomt het onnodige methaanemissies. De wijze waarop de eerstgenoemde beproeving plaats vindt is vastgelegd in de werkinstructies. Het lekzoeken is hierna beschreven. Lek De definitie voor een lek in dit kader luidt: Een lek in een gasdistributiesysteem is een defect in een onderdeel van het buiten de gevel gelegen (uitpandig) gedeelte van het gasdistributiesysteem (leidingen, flenzen, verbindingen, afsluiters, etc.) waardoor onverbrand gas in het milieu komt. Meerdere lekken aan dezelfde component (steekmof, afsluiter, zadel, etc.) worden als één lek gerekend, met uitzondering voor de buis. Hiervoor geldt dat meerdere lekken binnen een afstand van 2 meter als één lek worden beschouwd. Toelichting: over het algemeen is er eerst sprake van een lekindicatie. Voor het vaststellen van een lekkage van het gasdistributiesysteem moet in de praktijk vrijwel altijd de ondergrondse leiding worden blootgelegd door opgraving. Lekindicatie Een lekindicatie betreft: 1. de bovengrondse detectie met lekzoekapparatuur van gasvormige koolwaterstoffen, doorgaans methaan, met een gemeten hoogst gemeten concentratie van 10 ppm en hoger stilstaand gemeten, of 2. een gasluchtmelding, waarbij nog niet vaststaat wat de bron van de lekindicatie is. Toelichting: het gedetecteerde methaan of de gaslucht kan afkomstig zijn van een lek in een gasdistributienet maar de gaslucht kan ook worden veroorzaakt door de aanwezigheid van bijvoorbeeld rioolgas of moerasgas. De gaslucht kan ook een andere oorsprong hebben B1.P02.R02.EX Projecteringsrichtlijnen GAS Aannemers 12 10-09-2012 14

Hogedruknet Procedure lekzoeken Het overdrachtsformulier 2.0 (hoofdleidingen) en/of het lekzoekrapport QV 4507 (aansluitleidingen) wordt bij oplevering door afdeling Nieuwbouw hoofdnetten en/of - aansluitingen ingeleverd bij afdeling Onderhoud gas. Bijgevoegd moeten worden tekeningen/schetsen waarop aangegeven is wat nieuw is aangelegd. Hiermee is het operationeel beheer van het nieuw aangelegde net overgedragen aan afdeling Onderhoud gas. Deze afdeling voert het lekzoeken uit. Bij het aantreffen van lekken als volgt handelen: Lekindicatieklasse I Deze worden door afdeling Onderhoud gas veiliggesteld en binnen 24 uur hersteld. De kosten worden doorgegeven aan de projectleider Nieuwbouw hoofdnetten en/of - aansluitingen die dit doorberekent aan de betreffende aannemer. Lekindicatieklasse II Deze worden doorgegeven aan de projectleider Nieuwbouw hoofdnetten en/of - aansluitingen die de betreffende aannemer gelegenheid geeft deze op korte termijn te repareren. Op verzoek kan de afdeling Onderhoud gas dit voor rekening van de betreffende aannemer repareren. Afdeling Onderhoud gas archiveert de rapportage met de sterkte- en dichtheidsbeproeving en de lekzoekresultaten. Na herstel van de lekken wordt het overdrachtsformulier volledig ingevuld en doorgestuurd naar de afdeling AM die het bij aanvang van het project afgegeven besluit in de besluitenlijst afsluit. Termijn lekzoeken Het is wenselijk de lekzoekprocedure binnen een zo kort mogelijke termijn uit te voeren. De locaties voor het bovengronds lek zoeken liggen echter zeer verspreid door het concessiegebied. Om efficiënt te werken moeten een aantal locaties worden verzameld en in één keer worden onderzocht. Ook is een minimale termijn nodig voordat een lek bovengronds detecteerbaar is. De maximale termijn voor lekdetectie wordt daarom gesteld op 13 weken (1 kwartaal) na ontvangst van het overdrachtsformulier. Lekzoekmethodiek De methodiek voor het onderzoeken van de ondergrondse leidingen op gaslekkage is gebaseerd op de traditionele methode waarbij het te onderzoeken leidingentracé al lopend wordt gecontroleerd en waarbij bovengronds een gas/bodemluchtmonster wordt aangezogen. 100% van de leidingen moeten bovengronds op lekkage worden onderzocht. Zie ook: IGV06 Voorschrift afhandeling van gasluchtmeldingen; IGW20 Gasdetectie en lokalisatie n.a.v. gasluchtmelding of een gaslekindicatie; Meetprocedure voor bovengronds lekzoeken (www.netbeheernederland.nl); NEN 7244-9. Frequentie van het lekonderzoek De hoofdleidingen en de aansluitleidingen (tot aan de gevel), inclusief appendages en hulpstukken, moeten door een periodiek gaslekonderzoek op de aanwezigheid van gaslekken worden gecontroleerd met een basisfrequentie van eenmaal per vijf jaar, of door een toestandsafhankelijk gaslekonderzoek met een variabele lekzoekfrequentie. Afhankelijk van bedrijfsomstandigheden en lekzoekresultaten kan daarvan worden afgeweken. Zie voor nadere details hoofdstuk 3.3 van de Onderhoud- en beheerrichtlijnen Gasinfrastructuur. B1.P02.R02.EX Projecteringsrichtlijnen GAS Aannemers 12 10-09-2012 15

Hogedruknet Werkwijze lekzoeken Zie onder meer Meetprocedure voor bovengronds lekzoeken van Netbeheer Nederland (www.netbeheernederland.nl). Aanvullend daarop volgen hier enkele (procedurele) richtlijnen: Meld je dagelijks voor aanvang bij de projectleider Onderhoud gas; Ga na of er, in het voor die dag te onderzoeken gebied, lange of onlogisch lopende aansluitleidingen aanwezig zijn. Indien dit het geval is kopieer dan het betreffende deel uit de leidingtekening. Neem ook een kopie van de betreffende leidingtekeningen mee; Zoek aan de hand van de leidingtekening en het gekopieerde tekeningdeel waarop de aansluitleiding is aangegeven, de hoofdleiding af en de aansluitleiding tot aan de gevel. Raadpleeg tijdens het lekzoeken voortdurend de betreffende tekeningen; Zet, indien nodig, het leidingtracé uit met behulp van piketpalen; Aansluitleidingen voor woningen lopen veelal haaks op de hoofdleiding naar de meterkast in de woning. Deze is veelal direct naast de voordeur aangebracht. Volg, afhankelijk van de situatie, haaks op de hoofdleiding een tracé aan een zijde van de voordeur en ga terug volgens een tracé aan de andere zijde van de voordeur; Zoek tot tegen de gevel aan; Meld lekken in gevarenklasse I direct telefonisch aan de WV-G. Bel buiten de gevarenzone; Indien, als gevolg van een lek, gas in of onder een gebouw komt of zou kunnen komen, controleer dan ook in het gebouw op de aanwezigheid van gas. Zorg voor voldoende ventilatie, indien noodzakelijk, door ramen en deuren te (laten) openen. Bel bij de geringste twijfel over de veiligheid 112; Geef de voortgang aan op de tekeningen en vul dagelijks het productierapport in. B1.P02.R02.EX Projecteringsrichtlijnen GAS Aannemers 12 10-09-2012 16

Hogedruknet 3.5 In bedrijf stellen Zie ook NEN 7244-7. Reinigen Leidingen die in bedrijf worden genomen, moeten inwendig schoon zijn. In stalen leidingen moet de vervuiling ten gevolge van graafwerkzaamheden, lasresten e.d. met behulp van een raagborstel worden verwijderd. PE leidingen moeten met behulp van een kunststof prop inwendig worden gereinigd. Voor PVC leidingen en voor PE aansluitleidingen met een beperkte diameter is inwendig reinigen niet vereist mits tijdens de aanleg voortdurend, per leidinglengte, wordt geïnspecteerd of er geen ongerechtigheden binnengedrongen zijn. Vocht in hoge-, midden- en lagedrukleidingen moet door middel van een kunststof prop worden verwijderd. Schakelplan Voor het in bedrijf stellen van een hoge-, en een middendrukleiding moet een schakelplan worden opgesteld door de installatieverantwoordelijke of AM. In dit plan moet onder meer worden aangegeven via welke afblaaspunten (afblaasafsluiters, zadels) lucht of inert gas uit de leiding wordt gedreven. Lucht of inert gas moet met een zodanige snelheid uit de leiding worden verwijderd dat er geen of nauwelijks onderlinge vermenging plaatsvindt. Daartoe moet de lucht of het inerte gas worden verdreven met een ononderbroken gasstroom van voldoende en beheerste snelheid. Controleer op de aanwezigheid van aardgas op de verschillende afblaaspunten door middel van continue meting, totdat het uitstromend gas geen lucht of inert gas meer bevat. Zie ook werkinstructie IGW02, -05 en -10 Condensaat Door het in bedrijf stellen van een nieuw aangelegde leidingsectie kan door de toegenomen of van richting veranderde gasstroom in het bestaande net, aanwezig condensaat en of stof meegevoerd worden. Hiermee dient rekening te worden gehouden met het opstellen van het schakelplan. In voorkomende gevallen moet het vocht bemonsterd worden door een deel op te vangen in daartoe door Kiwa Gastec Technology beschikbaar gestelde flesjes. Zie ook werkinstructie IGW02. B1.P02.R02.EX Projecteringsrichtlijnen GAS Aannemers 12 10-09-2012 17

Hogedruknet 4 Hogedruknet 4.2 Materiaalspecificaties 4.2.1 Staal Legbuis Langsnaad gelaste stalen buis druktrap ND 16 volgens DIN 2470, Materiaal L235GA. Maatvoering volgens NEN-EN 10220. Levering volgens NEN-EN 10208. Getest volgens NEN-EN 10246-8, klasse U3. Kunststof bekleding volgens DIN 30670-N-n. Kleur okergeel RAL 2004. Inwendig geolied. Nominale middellijn DN Uitwendige middellijn D Nominale wanddikte Tabel 7 Standaard diameters legbuis staal in mm De buiseinden over een lengte van ca 15 cm niet met PE bekleed maar geolied. Ter voorkoming van vervuiling tijdens transport, opslag en verwerking moeten de buiseinden afgedicht zijn met een kunststof eindkap met ontluchtingsgaatje. Boorbuis Langsnaad gelaste stalen buis druktrap ND 16 volgens DIN 2470, Materiaal L235GA. Maatvoering volgens NEN-EN 10220. Levering volgens NEN-EN 10208. Getest volgens NEN-EN 10246-8, klasse U3. Kunststof bekleding volgens DIN 30670-S-v. Kleur okergeel RAL 2004. Inwendig geolied. Tabel 8 Standaard diameters boorbuis staal in mm De buiseinden over een lengte van ca 15 cm niet met PE bekleed maar geolied. Ter voorkoming van vervuiling tijdens transport, opslag en verwerking moeten de buiseinden afgedicht zijn met een kunststof eindkap met ontluchtingsgaatje. Bij boringen onder spoorlijnen en hoofdwatergangen (rivieren, kanalen en andere vaarwegen) moet met behulp van een sterkteberekening de wanddikte worden bepaald. Zie hoofdstuk 4.3.5 Boringen. d n Laagdikte LDPE coating 50 60,3 3,2 1,8 80 88,9 3,6 1,8 100 114,3 3,6 1,8 150 168,3 4,0 2,0 200 219,1 4,5 2,0 Nominale middellijn DN Uitwendige middellijn D Nominale wanddikte d n Laagdikte MDPE coating 100 114,3 4,0 2,5 150 168,3 4,5 2,7 200 219,1 5,0 2,7 B1.P02.R02.EX Projecteringsrichtlijnen GAS Aannemers 12 10-09-2012 18

Hogedruknet Bochten Naadloos stalen lasbochten met een bochtstraal van 2,5 D worden toegepast. Materiaal St 37,0. Maatvoering volgens DIN 2605. T-stukken Naadloos stalen las T-stukken. Materiaal St 37,0. Maatvoering volgens DIN 2605 deel 1. Verloopstukken Naadloos stalen concentrische lasverloopstukken. Materiaal St 37,0. Maatvoering volgens DIN 2616 deel 2. Weldolets Materiaal St 37,0. Maatvoering volgens ANSI /ASME B16.9. Lasbodems (bolle bodems) Materiaal St 37,0. Maatvoering volgens DIN 28011. Afsluiters Hoofdafsluiters. Gietstalen, PE beklede schuifafsluiters met laseinden. D.m.v. een opzetgarnituur wordt de spindel verlengd tot in een ronde kunststof straatpot op maaiveldniveau. Afblaasafsluiters Toegepast worden PE beklede gietstalen kogelkranen met laseinden. De afblaasafsluiter moet met gebruikmaking van een weldolet horizontaal worden aangesloten op de zijkant van de buis en bij eindkappen (bolle bodem) horizontaal op de kop van de leiding. Bekledingsmateriaal Krimpmanchetten voor bekleden rondlasverbindingen en voor lasbodems is voorlopig opgeschort i.v.m. een nader onderzoek naar hechting op de buis. Pijpwikkelband bestaande uit polyethyleen folie als drager met aan beide zijden een laag butylrubber, breed 50 mm voor buisverbindingen en 30 mm voor bochten, T-stukken en dergelijke. Pas een type toe dat de PE buisbekleding niet aantast. Aanbevolen wordt Polyken wikkelband 932. Kunststof primer bestaande uit een oplossing van butylrubber en onverzeepbare harsen, voor verkrijging van een goede hechting van pijpwikkelband op de te bekleden buis. De bekledingsmaterialen moeten worden aangebracht volgens de verwerkingsinstructies van de fabrikant. 4.2.2 PE 100 Buismateriaal PE 100 Bij Cogas werd de PE als buismateriaal tot 2010 uitsluitend toegepast in het Lage druk (100mbar) net en het middendruk (4 bar) deelnet en voor aansluitingen. In 2010 is bij Cogas voor het eerst PE buis als Hoge Druk (8 bar) leiding toegepast. Dit werd mogelijk, omdat PE net als veel andere zaken door het voortschrijden van de techniek in de loop der jaren sterk is verbeterd. Na de aanleg van een drietal PE Hoge Druk gasleidingen zijn deze projecten geëvalueerd door Asset Management. De belangrijkste uitkomst is dat PE ten opzichte van het alternatief staal, sneller en goedkoper kan worden aangelegd. Uiteraard zijn er ook nadelen ten opzichte van staal, bijvoorbeeld de mechanische sterkte van PE is beduidend kleiner dan die van staal. De afweging van alle voor- en nadelen in deze evaluatie heeft geleid tot drie werkinstructies waarmee PE succesvol als leidingmateriaal voor alle deelnetten kan worden toegepast. B1.P02.R02.EX Projecteringsrichtlijnen GAS Aannemers 12 10-09-2012 19

Hogedruknet Deze werkinstructies zijn te vinden op de webportal onder Gas; Bedrijfsrichtlijnen; Werkinstructies. PE 110 SDR 11 is geschikt als leidingmateriaal in het 8 bar deelnet, door de relatief grote wanddikte van PE moet hier bij het ontwerp van het gasnet rekening worden gehouden. Nominale buiten middellijn DN in mm Inwendige middellijn D Standaard diameters PE 100 Nominale wanddikte d n 110 90 10 160 130,8 14,6 200 163.6 18.2 Tabel 9 De geleverde buis moet op onrondheid worden gecontroleerd. Bij overschrijding van de toegestane grenswaarde van 2%, zie onderstaande tabel, moeten met behulp van buisuitrichters, ronddrukklemmen en een lasklem de onrondheid tot 2% worden teruggebracht. De afkeurgrens is 12%. Voor boringen en voor situaties waar de kans op buis beschadiging groter is, versterkte PE 100 buis gebruiken. Nominale middellijn DN Rechte lengte maximale onrondheid mm % van DN 110 2,2 2,0% 160 3,2 2,0% Grenswaarden onrondheid Tabel 10 Verbindingen Verbindingen worden gemaakt met elektrolasmoffen volgens NEN 1555 of door stuiklassen volgens NEN7200. De controle van de gemaakte lassen is beschreven in de werkinstructie Lassen in PE gasnetten Ook aantal te controleren lassen staat hierin beschreven. Bochten Standaard PE bocht SDR 11 met een radius van minimaal 2,5 D. Maatvoering volgens NEN-EN 1555. Bochthoek 11, 0, 22, 0, 30 0, 45 0 en 90 0. T-stukken T-stuk PE 100 SDR 11 bij voorkeur met elektrolas mofeinden, Maatvoering volgens NEN-EN 1555. Verloopstukken Concentrische verloopstukken PE 100 SDR 11 met bij voorkeur elektrolas mofeinden. Maatvoering volgens NEN-EN 1555. Overgangskoppelingen B1.P02.R02.EX Projecteringsrichtlijnen GAS Aannemers 12 10-09-2012 20

Hogedruknet Overgang staal-pe 100: Reiner-Ritz of gelijkwaardig toepassen. De overgangskoppeling welke gebruikt wordt in het 4 bar deelnet worden uitdrukkelijk niet toegepast in het 8 bar deelnet. Moffen Mof PE met elektrolas mofeinden. Maatvoering volgens NEN-EN 1555. Eindkappen Eindkap PE met bij voorkeur elektrolas mofeind. Maatvoering volgens NEN-EN 1555. Afsluiters Toegepast worden nodulair gietijzeren PE beklede schuifafsluiters met laseinden. De laseinden zijn uitgevoerd in PE 100 SDR 11. D.m.v. een opzetgarnituur wordt de spindel verlengd tot in een kunststof straatpot op maaiveldniveau. B1.P02.R02.EX Projecteringsrichtlijnen GAS Aannemers 12 10-09-2012 21

Hogedruknet 4.3 Constructie-eisen 4.3.1 Verbindingen staal Uitsluitend lasverbindingen worden toegepast. De aannemer die de leidingaanleg verzorgt, stelt de lasprocedure op volgens de geldende NEN 3650-2 eisen voor buisleidingsystemen - Deel 2: Staal. Deze wordt door de aannemer aan de opdrachtgever ter goedkeuring voorgelegd. Zie ook NEN 7244-3 en voor uitvoering werkinstructie IGW02. Lasverbindingen tussen twee buizen moeten worden bekleed met PE wikkelband. Toepassing van krimpmanchetten is i.v.m. een nader onderzoek naar hechting op de buis voorlopig opgeschort. Overige lasverbindingen evenzo isoleren met PE band breed 50 mm. 4.3.2 Verbindingen PE 100 Bij voorkeur elektrolasverbindingen toepassen. De aannemer die de leidingaanleg verzorgt, stelt de lasprocedure op volgens de geldende NEN 3650-3 eisen voor buisleidingsystemen - Deel 3: Kunststoffen. De lasprocedure wordt door de aannemer aan de opdrachtgever ter goedkeuring voorgelegd. Uitsluitend conform de Stichting Certificatieregeling Kabelinfrastructuur en Buizenlegbedrijven (CKB) gecertificeerde lassers mogen de lassen maken. Zie voor procedure, uitvoering en controle ook: NEN 7244-2; IGW01 Aftakkingen lassen op een onder gasdruk staande polyethyleen leiding; Besluit G-AM-08-16 3 met bijlage van Wavin. 4.3.3 Markeringspalen Richtingverandering van de leiding wordt bij de bocht door een te plaatsen markeringspaal aangegeven. Deze wordt in de lengterichting van de leiding geplaatst zodanig dat de leiding globaal vanuit één punt (gasontvangstation) gevolgd kan worden. Kunststof markeringspalen toepassen. Figuur 5 Markeren 4.3.4 Mantelbuizen Mantelbuizen worden in principe niet toegepast. Uitzonderingen :De vergunningverlener schrijft een mantelbuis voor; :De boring met gasvoerende buis geeft risico van beschadigen van de bekleding. Moeten toch mantelbuizen worden toegepast dan moeten deze in blank staal worden uitgevoerd. Voor spoorwegkruisingen worden veelal glasvezelversterkte mantelbuizen voorgeschreven. Toepasbaar is onder andere Wavistrong beschermbuis. Hierbij moeten speciale maatregelen worden getroffen i.v.m. kathodische bescherming. Zie hoofdstuk 4.4 Kathodische bescherming. 3 Wordt nog opgenomen in werkinstructie B1.P02.R02.EX Projecteringsrichtlijnen GAS Aannemers 12 10-09-2012 22

Hogedruknet 4.3.5 Boringen Bij boringen onder spoorlijnen en hoofdwatergangen (rivieren, kanalen en andere vaarwegen) moet een grotere wanddikte worden toegepast afhankelijk van de situatie. Deze wanddikte moet met behulp van een sterkteberekening worden bepaald. De aannemer moet zorg dragen voor de benodigde berekening(en). Een grotere wanddikte geeft een kleinere diameter dus meer drukverlies. Dit is echter verwaarloosbaar. Voor relatief lange lengte(s) boringen kan in overleg met afdeling AM voor een grotere diameter worden gekozen. Zie ook hoofdstuk 4.1. Netontwerp uitgangspunten. Zie ook hoofdstuk 3.1 Tracékeuze. Boringen staal De lasverbindingen moeten van een epoxycoating worden voorzien. De verwerking moet conform de verwerkingsinstructies van de fabrikant geschieden. Door middel van een stroomopdrukproef moet worden gecontroleerd of er geen beschadiging aan de bekleding is ontstaan. Zie hoofdstuk 3.4 Kwaliteitscontrole. Boringen PE 100 Versterkte PE 100 buis gebruiken (zogenaamde RTP buis). 4.3.6 Zinkers Zinkers moeten bij voorkeur uitgevoerd worden als boring. Alternatief is de toepassing van een geprefabriceerde zinker. Bij hoofdwatergangen moet met behulp van een sterkteberekening worden aangetoond dat de leiding voldoende sterk is om de optredende mechanische belasting te weerstaan. Zie ook hoofdstuk 3.1 Tracékeuze. Zinkerbord, grote uitvoering, moet worden geplaatst bij hoofdwatergangen op beide oevers. Bij secundaire watergangen (sloten, beken) is plaatsing van een klein zinkerbord op één der oevers voldoende. Zie ook NEN 3650. 4.3.7 Waarschuwingslint Circa 30 cm boven de leiding, uitgezonderd uiteraard zinkers en boringen, moet een waarschuwingslint worden ingegraven. 4.4 Kathodische bescherming Algemeen Om corrosie tegen te gaan wordt het stalen hogedruknet passief beschermd door het 100% bekleden van het complete net. Daarnaast wordt het actief beschermd d.m.v. kathodische bescherming. De bron voor de kathodische bescherming is een gelijkrichter. Voor kleine netten met een kleine stroombehoefte wordt een magnesiumanode, omgeven door bentoniet, ingegraven. Om het lokaliseren van defecten in de buisbekleding te vergemakkelijken wordt het hogedruknet elektrisch in secties opgedeeld door middel van isolatiestukken. Waar een mantelbuis niet is te vermijden, zie hoofdstuk 4.3.4 mantelbuizen, moeten, in geval van nietstalen mantelbuizen, speciale voorzieningen worden getroffen zoals aanbrengen van een magnesium lint (anode) in de buis, eventueel gecombineerd met een opofferingsanode. B1.P02.R02.EX Projecteringsrichtlijnen GAS Aannemers 12 10-09-2012 23

Hogedruknet Men dient er rekening mee te houden dat de levensduur van een magnesium lint en een opofferingsanode beperkt is. Het volledig opvullen van de mantelbuis met zand of bentoniet is ook een oplossing. Plaatsing isolatiestukken Sectielengte in stedelijk gebied Landelijk gebied :900 200 meter :2750 200 meter Zoveel mogelijk de bovengrens aanhouden en waar mogelijk het isolatiestuk in de doorgaande leiding direct bij een aftak plaatsen. :isolatiestuk aan beide kanten. Zinkers Aftakking - onderdeel transportnet :isolatiestuk in aftakking. - naar station, lengte langer dan ca 15 m :isolatiestuk in aftakking - naar station, lengte korter dan ca 15 m :geen isolatiestuk in aftakking Ingang station Uitgang station Aansluitpunt binnenleiding Plaatsingsvolgorde van een isolatiestuk in een aftakleiding: T-stuk >> afsluiter (indien aanwezig) >> isolatiestuk. :isolatiestuk :isolatiestuk indien uitgaande leiding staal langer dan 5 m :isolatiestuk indien binnenleiding staal Meetdraden Overbruggen van de elektrische scheiding vindt plaats via op de beide buiseinden, dus aan weerszijden van het isolatiestuk, geschoten draden die bovengronds in een KB paal worden doorverbonden. Figuur 6 Plaatsing isolatiestuk Bij meer isolatiestukken op een locatie de draden zoveel mogelijk in één KB paal onderbrengen. Indien een isolatiestuk in de doorgaande transportleiding binnen ca 8 m vanaf het station is aangebracht, dan de betreffende meetdraden leiden naar de KB paal bij het station. Materialen Gelijkrichters. Isolatiestukken Isolatiestuk met laseind, maatvoering volgens DIN 2458. KB draden Koper 10 mm 2 d.m.v. cadweld, patroon type F 1533, of d.m.v. pin brazing. Anodebed Zie ook NEN-EN 12068, NEN-EN 12954 en NPR 6912. B1.P02.R02.EX Projecteringsrichtlijnen GAS Aannemers 12 10-09-2012 24

Middendruknet 5 Middendruknet 5.2 Materiaalspecificaties Buismateriaal PE, wanddikteklassering SDR 17,6 volgens NEN-EN 1555. In situaties waar hoge uitwendige belastingen kunnen optreden (boringen, zinkers) SDR 11 toepassen. Kleur okergeel RAL 1004. Leverbaar in standaard lengten en op rol. Nominale buiten middellijn DN in mm Nominale wanddikte Tabel 12 Standaard diameters PE Verbindingen Verbindingen met elektrolasmoffen met een maximale lasspanning van 42 Volt uit te voeren door een gecertificeerde lasser. Bochten Standaard PE bocht met spie einden, 3,5 D. Maatvoering volgens NEN-EN 1555. Bochthoek 11,25 0, 22,5 0, 30 0, 45 0 en 90 0. T-stukken T-stuk PE met spie einden, Maatvoering volgens NEN-EN 1555. T-stuk PE met elektrolas mofeinden, Maatvoering volgens NEN-EN 1555. Verloopstukken Concentrische verloopstukken PE met spie einden. Maatvoering volgens NEN-EN 1555. Concentrische verloopstukken PE met elektrolas mofeinden. Maatvoering volgens NEN-EN 1555. Moffen Mof PE met elektrolas mofeinden. Maatvoering volgens NEN-EN 1555. Eindkappen Eindkap PE met elektrolas mofeind. Maatvoering volgens NEN-EN 1555. Afsluiters Toegepast worden nodulair gietijzeren PE beklede schuifafsluiters met laseinden. De laseinden zijn uitgevoerd in PE. D.m.v. een opzetgarnituur wordt de spindel verlengd tot in een ronde kunststof straatpot op maaiveldniveau. d n Nominale wanddikte d n SDR 17,6 SDR 11 50 2,9 4,6 63 3,6 5,8 75 4,3 6,8 110 6,3 10,0 160 9,1 14,6 B1.P02.R02.EX Projecteringsrichtlijnen GAS Aannemers 12 10-09-2012 25

Middendruknet 5.3 Constructie-eisen 5.3.1 Verbindingen Gestreefd moet worden naar het minimaliseren van het aantal te maken verbindingen door buismateriaal van de rol te betrekken. Verbindingen worden uitsluitend uitgevoerd met elektrolasmoffen. Het lasapparaat moet elektronisch gestuurd zijn en uitgerust zijn met een barcode identificatie. De maximaal optredende lasspanning mag niet meer dan 42 volt bedragen. De aannemer die de leidingaanleg verzorgt, stelt de lasprocedure op volgens de geldende NEN 3650-3 eisen voor buisleidingsystemen - Deel 3: Kunststoffen. De lasprocedure wordt door de aannemer aan de opdrachtgever ter goedkeuring voorgelegd. Uitsluitend conform CKB gecertificeerde lassers mogen de lassen maken. Zie voor procedure, uitvoering en controle ook: NEN 7244-2; IGW01 Aftakkingen lassen op een onder gasdruk staande polyethyleen leiding; Besluit G-AM-08-16 4 met bijlage van Wavin. 5.3.2 Mantelbuizen Mantelbuizen worden niet toegepast tenzij de vergunningverlener een mantelbuis voorschrijft. 5.3.3 Boringen Boringen zonder mantelbuis uitvoeren in PE 80, wanddikteklassering SDR 11. Bij boringen onder spoorlijnen en hoofdwatergangen (rivieren, kanalen en andere vaarwegen) moet met behulp van een sterkteberekening worden aangetoond dat de leiding voldoende sterk is om de optredende mechanische belasting te weerstaan. Een grotere wanddikte geeft een kleinere diameter dus meer drukverlies. Dit is echter verwaarloosbaar. Voor relatief lange lengte(s) boringen kan in overleg met afdeling AM voor een grotere diameter worden gekozen. Zie ook hoofdstuk 5.1. Netontwerp uitgangspunten. Zie ook hoofdstuk 3.1 Tracékeuze. 5.3.4 Zinkers Zinkers moeten bij voorkeur uitgevoerd worden als boring. Alternatief is de toepassing van een geprefabriceerde PE zinker. Bij hoofdwatergangen moet met behulp van een sterkteberekening worden aangetoond dat de leiding voldoende sterk is om de optredende mechanische belasting te weerstaan. Zie ook hoofdstuk 3.1 Tracékeuze. Zinkerbord, grote uitvoering, moet worden geplaatst bij hoofdwatergangen op beide oevers. Bij secundaire watergangen (sloten, beken) is plaatsing van een klein zinkerbord op één der oevers voldoende. 5.3.5 Waarschuwingslint Circa 30 cm boven de leiding, uitgezonderd uiteraard zinkers en boringen, moet een waarschuwingslint worden ingegraven. 4 Wordt nog opgenomen in werkinstructie B1.P02.R02.EX Projecteringsrichtlijnen GAS Aannemers 12 10-09-2012 26

Lagedruknet 6 Lagedruknet 6.2 Materiaalspecificaties Buismateriaal Slagvast PVC, kleur okergeel (RAL 1004), wanddikteklassering SDR 41 volgens NEN 7230. In situaties waar hoge uitwendige belastingen kunnen optreden (onder rijwegen, zinkers) SDR 33 toepassen of PE. Buislengte 10 m. PE op rol kan bij uitlopers met weinig aansluitingen economischer zijn dan slagvast PVC. Dit zal blijken uit de economische berekening. Ook moet PE worden toegepast indien de verbindingen op minder dan één meter vanaf de gevel van een gebouw geprojecteerd zijn. De verbindingen moeten in deze situatie trekvast (elektrolasmof) zijn uitgevoerd. Nominale buiten middellijn DN in mm Tabel 14 Standaard diameters slagvast PVC Bochten Standaard slagvast PVC bochten met straal van ca 3,5 D en met spie-eind toepassen. Maatvoering volgens NEN 7231. Bochthoek 11,25 0, 22,5 0, 30 0, 45 0 en 90 0. T-stukken T-stuk met steekmof-einden volgens NEN 7231. Verloopstukken Concentrische verloopstukken met spie-einden of met spie-eind en mofeind volgens NEN 7231. Insteekmoffen Insteekmoffen met steekmof-einden volgens NEN 7231. Overschuifmoffen Overschuifmof met steekmof-einden volgens NEN 7231 toepassen bij inbouwen passtuk. Eindkappen Eindkap met steekmof-einden volgens NEN 7231. Nominale wanddikte Blaasgatzadels Blaasgatzadel volgens NEN 7232 voor plaatsen gasblaas in combinatie met adapter. Afsluiters Toegepast worden gietijzeren PE beklede schuifafsluiters, trekvaste uitvoering. D.m.v. een opzetgarnituur wordt de spindel verlengd tot in een ronde kunststof straatpot op maaiveldniveau. d n Nominale wanddikte d n SDR 41 SDR 33 50-2,0 63-2,0 75 2,0 2,3 110 2,7 3,4 160 3,9 4,9 200 4,9 6,2 B1.P02.R02.EX Projecteringsrichtlijnen GAS Aannemers 12 10-09-2012 27

Lagedruknet 6.3 Constructie-eisen 6.3.1 Verbindingen Verbindingen worden met slagvast PVC steekmoffen uitgevoerd. Wanneer de situatie het vereist worden overschuifmoffen toegepast. Indien verbindingen op minder dan één meter vanaf de gevel van een gebouw zijn geprojecteerd moeten deze altijd trekvast zijn uitgevoerd. In deze situatie moet PE worden toegepast. Verbindingen in mantelbuizen zijn niet toegestaan. Indien dit niet is te voorkomen moet PE met lasmoffen worden toegepast. Verbindingen in PE worden met elektrolasmoffen uitgevoerd bij een lasspanning van maximaal 42 volt. 6.3.2 Aftakkingen Aftakking tot en met 50 mm diameter d.m.v. een aanboorzadel. Tot en met 25 mm diameter moet de aftak in een niet trekvaste uitvoering worden toegepast uitgezonderd aftakkingen die op minder dan één meter vanaf de gevel liggen. Aftakkingen met een diameter > 50 mm moeten met een T-stuk op de hoofdleiding worden ingesloten. 6.3.3 Mantelbuizen Mantelbuizen worden niet toegepast tenzij de vergunningverlener een mantelbuis voorschrijft. In dit geval moet de gasvoerende buis trekvast zijn uitgevoerd. 6.3.4 Boringen Boringen zonder mantelbuis uitvoeren in PE 80, klasse SDR 17,6. Zowel MDPE als HDPE is toegestaan waarbij een lichte voorkeur uit gaat naar MDPE in verband met een betere bestandheid tegen beschadigingen. Bij grote belasting op de buis (verkeersbelasting e.a.) SDR 11 toepassen. Bij boringen onder spoorlijnen en hoofdwatergangen (rivieren, kanalen en andere vaarwegen) moet met behulp van een sterkteberekening worden aangetoond dat de leiding voldoende sterk is om de optredende mechanische belasting te weerstaan. Een grotere wanddikte geeft een kleinere diameter dus meer drukverlies. Dit is echter verwaarloosbaar. Voor relatief lange lengte(s) boringen kan in overleg met afdeling AM voor een grotere diameter worden gekozen. Zie ook hoofdstuk 6.1. Netontwerp uitgangspunten. Zie ook hoofdstuk 3.1 Tracékeuze. 6.3.5 Zinkers Zinkers moeten bij voorkeur uitgevoerd worden als boring. Alternatief is de toepassing van een geprefabriceerde PE zinker. Bij hoofdwatergangen moet met behulp van een sterkteberekening worden aangetoond dat de leiding voldoende sterk is om de optredende mechanische belasting te weerstaan. Zie ook hoofdstuk 3.1 Tracékeuze. Zinkerbord, grote uitvoering, moet worden geplaatst bij hoofdwatergangen op beide oevers. Bij secundaire watergangen (sloten, beken) is plaatsing van een klein zinkerbord op een der oevers voldoende. 6.3.6 Waarschuwingslint Circa 30 cm boven de leiding, uitgezonderd uiteraard zinkers en boringen, moet een waarschuwingslint worden ingegraven. B1.P02.R02.EX Projecteringsrichtlijnen GAS Aannemers 12 10-09-2012 28