Openbaar. Technische instructie/handleiding. Aanleg PE-hoofdleidingen in gasnetten

Transcriptie

1 Blad : 1 van 5 TOEPASSINGSGEBIED: Noord-Brabant Drenthe Flevoland Friesland Groningen Limburg Overijssel 1. DOELSTELLING De aanleg van PE-gasnetten (SDR 11 en SDR 17,6) dient te geschieden volgens de vigerende normen waaronder NEN ; "Specifieke functionele eisen voor polyetheen (MOP tot en met 10 bar)". Enkele aspecten worden in deze instructie aan de orde gesteld om het belang te benadrukken, de afwijkingen ten opzichte van voornoemde voorschriften te vermelden dan wel om de standaard methodiek van Enexis aan te geven. 2. TOEPASSINGSGEBIED Deze instructie is van toepassing op PE-gasleidingsystemen in de netdelen van Enexis, uitgevoerd in PE 80/100 in hoge druk(hd) en lage druk(ld) gasnetten en met een standaard diameterreeks 63, 110, 160, 200, 250 en 315 mm. Afwijking van de standaardreeks wordt gezien als maatwerk met mogelijk afwijkende afspraken. Hiervoor vooraf contact opnemen met AsM-SR en de OIV er. 3. TERMEN EN DEFINITIES Voor termen en definities wordt verwezen naar de in deze instructie vermelde normen en regelgeving en de instructie Gzz-0001.R Definities en begrippen Gas. 4. WERKWIJZE 4.1 Verbindingsmethoden in PE leidingen Voor een beschrijving van de in PE leidingen toe te passen verbindingstechnieken alsmede overgangen van PE naar andere leidingmaterialen wordt verwezen naar instructie Gdb I (Verbindingen en aftakkingen in gasnetten). Indien in een PE leiding een verbinding wordt gerealiseerd door middel van een flensverbinding (voorlaskraag en bijbehorende overschuifflens) dient de boutverbinding met de door de leverancier voorgeschreven momenten kruiselings en om beurten te worden aangedraaid. Vanwege eventuele kruip (PE voorlaskraag) dienen de bouten na 1 uur op identieke wijze te worden nagetrokken. 4.2 Gronddekking De gronddekking op PE-hoofdleidingen in het LD-gasnet bedraagt minimaal 80 cm. Voor PE hogedrukleidingen bedraagt de gronddekking minimaal 90 cm.

2 Blad : 2 van 5 NB. Hanteer in landbouwgronden (particuliere grond) een gronddekking van 120 cm voor zowel lagedruk als hogedruk leidingen ter voorkoming van schade ten gevolge van diepploegen etc.

3 Blad : 3 van Temperatuurinvloed Ten gevolge van temperatuurverschillen ontstaat in een PE-leiding een behoorlijke toe- of afname in lengte, hetgeen kans geeft op grote axiale spanningen. Vandaar de leiding met grond of zand afdekken nadat deze in de sleuf is aangebracht en de laatste verbinding pas maken nadat de leiding (ongeveer) de bodemtemperatuur heeft aangenomen. 4.4 Markering PE hogedruk leiding Op halve gronddekking moet een waarschuwingslint worden aangebracht (zie figuur 1). Dit lint is geel van kleur en voorzien van het opschrift HOGEDRUK GAS maaivel d waarschuwingsli nt = Figuur 1 PE100 hogedrukleiding = Figuur 1 Binnen Enexis worden PE-buizen toegepast die herkenbaar zijn vanwege de kleurstelling. In tabel 1 zijn alle toegepaste PE-leidingen vermeld. Tabel 1: Kleurstelling PE-leidingen PE klasse PE 80 PE 80 PE 100 PE SDR waarde 11 17,6 MOP Diameter Toepassing leiding Kleurstelling 4 bar 50 mm Aansluitleiding Vol Geel 17,6 4 bar 63 mm 8 bar 25 mm Aansluit-/ Hoofdleidingen Aansluit-/ Hoofdleidingen Zwart + 4 gele strepen Vol oranje-geel (buitenste laag 10% v/d wanddikte) 4.5 Bochten Het aanbrengen van een bocht in een PE-leiding kan op 3 manieren worden uitgevoerd. a. Buigen van een bocht in een buis: De leiding gelijkmatig in de gewenste richting buigen zonder deze te verwarmen. Om ontoelaatbare spanningen in het materiaal te voorkomen de bocht met minimaal de straal (R) volgens tabel 2 buigen (zie ook figuur 2). b. Kant-en-klare bochten 22, 30, 45 en 90 (R/d n 3,5): Het is niet toegestaan deze fabrieksmatige bochten in te korten. c. Knieën 45 (R/d n = 1): Deze hulpstukken mogen uitsluitend worden toegepast indien de richtingsverandering vanwege plaatsgebrek niet met bochten kan worden gerealiseerd!

4 Blad : 4 van 5 Tabel 2: minimale buigstraal d n [mm] Rmin. [m] 63 3, , , , , ,5 Rmin. Figuur 2 d n 4.6 Lassen en aanboren zadels onder gasdruk Het aanbrengen van een aanboor- of aftakzadel (PE100 SDR11) door middel van elektrolassen en het aanboren van deze component kan onder gasdruk geschieden met inachtneming van: VWI G-28: Het lassen van aftakhulpstukken op PE in bestaande HD-en LD-netten. De leveranciersvoorwaarden in tabel 3. De hierin vermelde materialen en klassen hebben betrekking op de aan te boren leiding. Tabel 3: maximaal toegestane gasdruk Leidingmateriaal PE100 PE80 PE80/100 PE50-PE63 (SDR11) (SDR11) (SDR17,6) (SDR17,6) Diameters alle alle t/m groter t/m groter 63 mm 63 mm 75 mm 75 mm Elektrolassen 8 bar 4 bar ---* 4 bar bar Aanboren 8 bar 4 bar ---* 4 bar bar *NB: Alleen het PE-laszadel 63 mm uitgevoerd als type GF-monoblok (niet draaibaar) mag onder een maximale gasdruk van 4 bar worden gelast en aangeboord. Alle andere modellen zijn onder 4 bar gasdruk op een 63 mm SDR17,6 PE-leiding niet toegestaan. Het risico is reëel aanwezig dat er door de inwendige gasdruk een gaslek ontstaat in het lasgebied. 4.7 Beproeving op sterkte en dichtheid De eisen ten aanzien van op sterkte en dichtheid beproeven van PE-leidingen zijn conform NEN Deze eisen zijn vastgelegd in: VWI G-22: Het beproeven op sterkte van HD- en LD-leidingen, incl. HDaansluitleidingen ; VWI G-23: Het beproeven op dichtheid van HD- en LD-leidingen, incl. HDaansluitleidingen ; Gdb-0019.I: Aanvullende technische bepalingen op sterkte- en dichtheidsbeproeving. 4.8 Maximale trekkracht Als de PE-leiding wordt gelegd door trekken of slepen moet erop gelet worden dat de trekkracht niet groter is dan de in tabel 4 vermelde waarden.

5 Blad : 5 van 5 Tabel 4: Trekkracht PE leiding d n [mm] Max. trekkracht [kn] Max. trekkracht [kn] SDR 17,6 SDR ,38 5, ,31 16, ,82 34, ,09 54, ,26 85, ,57 135, Afblaasunit voor PE hogedruk leidingen Om PE hogedruk leidingen op een veilige wijze te kunnen ontluchten c.q. ontgassen dient een standaard afblaasunit te worden toegepast. Deze unit kan tevens als drukmeetpunt of als bypass worden gebruikt. 5. OPMERKINGEN De kleurstelling vol oranje-geel bij PE 100 SDR11 wordt verkregen door een oranje-gele buitenlaag met een dikte van 10% van de totale wanddikte. Deze 10%-regel komt overeen met de maximale toelaatbare beschadiging; 10% van de wanddikte (zie voorwaarden m.b.t. beschadiging in de instructie Gbb-0003.I, par. 4.2.b). Met andere woorden: een beschadiging tot in het zwarte buisdeel is ontoelaatbaar en dient verwijderd te worden. 6. BIJLAGEN Niet van toepassing.