? Hier heb ik een vraag bij.?? Dit snap ik niet.! Dit valt me op! N Dit is nieuw voor me.

Vergelijkbare documenten
Dit wist ik al. X Dit klopt niet met wat ik al wist/dacht. * Dit is belangrijk.? Dit snap ik niet / dit is een moeilijk woord.! Dit valt me op!

? Hier heb ik een vraag bij.?? Dit snap ik niet.! Dit valt me op! N Dit is nieuw voor me.

Beleef het mee in 4D!

? Hier heb ik een vraag bij.?? Dit snap ik niet.! Dit valt me op! N Dit is nieuw voor me.

Dit wist ik al. Dit klopt niet met wat ik al wist/dacht. * Dit is belangrijk.? Hier heb ik een vraag bij.! Dit valt me op!

Zonder hulp: onduidelijkheden vinden en ophelderen

? Hier heb ik een vraag bij.?? Dit snap ik niet.! Dit valt me op! N Dit is nieuw voor me.

ⱱ Dit wist ik al. X Dit klopt niet met wat ik al

Tekst lezen en vragen stellen over de tekst

Schrijf van elk stukje tekst de belangrijkste informatie in losse woorden in het schema. Kijk daarvoor naar de woorden die je hebt onderstreept.

Dit weet ik er al over:

Voorspellen, tekst lezen en verwijswoorden begrijpen

titel/kopje/plaatje Ik denk aan: Dit weet ik er al over:

Let op! Er zijn twee opdrachten 1: met hulp en zonder hulp. Als je opdracht 1 zonder hulp maakt, lees de tekst dan nog niet!

Waarom ga je schrijven? Om de directeur te overtuigen

Tekst lezen en moeilijke woorden

Tekst lezen en vragen stellen

Tekst lezen en vragen stellen over de tekst

Tekst lezen en letten op verbanden

Met hulp: vragen over de tekst bedenken en beantwoorden

Titel/kopjes/plaatje: Ik denk aan: Dit weet ik er al over:

Waarom ga je schrijven? om de directeur te overtuigen. Wat voor tekst schrijf je? een overtuigende tekst. Voorbereiden van je overtuigende tekst

Waarom ga je schrijven? Om de directeur te overtuigen

X Dit klopt niet met wat ik al wist/dacht. * Dit is belangrijk.? Hier heb ik een vraag bij.

* Dit is belangrijk.?? Dit snap ik niet / dit is een moeilijk woord. Verkopen voor het goede doel

* Dit is belangrijk.?? Dit snap ik niet. / Dit is een moeilijk woord.

Les 1: Welke plek in de buurt moet opgeknapt worden?

Waarom ga je schrijven? Om mensen ervan te overtuigen dat een plek in je buurt opgeknapt moet worden.

Waarom ga je schrijven: het Jeugdjournaalfilmpje bekijken

Tekst lezen en een tekstschema invullen

Tekst lezen en vragen stellen. van Duitsland? nog steeds een Nationale Dodenherdenking? gehouden?

3. Wat betekent ergens hinder van ondervinden (regel 16)? Hoe ben je achter de betekenis gekomen?

Les 1: Een verzorgingskaart maken voor je huisdier

Tekst lezen en moeilijke woorden

Tekst lezen en vragen stellen over de tekst

Met hulp: Signaalwoorden en verbanden in de tekst begrijpen

Waarom ga je schrijven: het Jeugdjournaalfilmpje bekijken

De tekst gaat over. 3. Als je moeilijke woorden in tekst tegenkomt kun je de woordhulp gebruiken. Kijk in regel 2. Wat betekent veiligheidsrisico s?

Met hulp: onduidelijkheden ophelderen

Handleiding Strategieles Verbanden niveau A

Tekst lezen en moeilijke woorden

Zonder hulp: zinnen maken met signaalwoorden

Met hulp: verwijswoorden in de tekst

Leerlijn Leeslink niveau 2 (groep 5-6) Schooljaar

Waarom ga je schrijven: het Jeugdjournaalfilmpje bekijken. Wat voor tekst schrijf je en aan wie?

Wat ga je schrijven: een verklarende tekst. Filmpje kijken en aantekeningen maken

Tekst lezen en verwijswoorden begrijpen

Les 1: Een verzorgingskaart maken voor je huisdier

Tekst lezen en verwijswoorden begrijpen

De Trampoline De Haar 200, Leidschendam

Les 1: Halloween en Sint-Maarten beschrijven

1. Je gaat zo meteen een tekst lezen. Tijdens het lezen ga je vragen stellen. Lees eerst de uitleg.

Strategieles serie 2 Vragen stellen Handleiding niveau A

Tekst lezen en vragen stellen over de tekst

Dwerggras 30, Rotterdam. 1. Schrijf tijdens het kijken dingen op die jou belangrijk lijken. Je hebt dit later nodig.

Tekst lezen en verbanden begrijpen

Tekst lezen en moeilijke woorden

Wat doe je in deze les? Zo staat het in het stappenplan

LESBRIEF GROEP THEMA: CHINA Verwerkingsopdrachten & kopieerbladen voor Samsam nr. 1, 2017

Met hulp: Tekst lezen en moeilijke woorden afleiden

Leerlingboekje Les 9 en 10 Schrijfopdracht 5 Hoe vind je de weg?

Zonder hulp: Zinnen maken en tekst lezen

Les 1: Halloween en Sint-Maarten beschrijven

Strategieles Verbanden (Relaties en verwijswoorden) niveau A

Tekst lezen en de betekenis van moeilijke woorden vinden

Iedereen een te gekke zomer

Leerlingboekje les 1 en 2. Schrijfopdracht 1 Welk dier is dit? Groep 6

Les 1: Een sprookje schrijven

Tekst lezen en een tekstschema maken

Met hulp: ophelderen van onduidelijkheden

ie - de - reen iede - reen iedereen Wa - sa - bi Wasabi aard - be - ving aard - beving aardbeving te - le - vi - sie tele - visie televisie

Een tekstschema maken

1. staat precies in de tekst 2. moest ik zoeken in de tekst 3. heb ik zelf bedacht

Vul dat in het Bekend-Benieuwd-Bewaard-schema in bij de kolommen Bekend en Benieuwd. Let op: De kolom Bewaard vul je pas in bij vraag 4!

Wat voor tekst schrijf je en voor wie: een gedicht voor op een poëziekaart. Hoe pak je het schrijven van een gedicht aan?

Les 1: Een sprookje schrijven

Voorspellen Zet stap 1 van het stappenplan. 1. Waar gaat de tekst over volgens jou?

Tekst lezen en een tekstschema invullen

Tekst lezen en voorspellen

Tekst lezen en signaalwoorden herkennen

Voorspellen en tekst lezen

Wat ga je schrijven: een verklarende tekst. Voorbereiden op het schrijven: een film bekijken

Waarom ga je schrijven: Nieuwsbegripfilmpje kijken. Wat voor tekst schrijf je en voor wie: een gedicht over Egypte

Tekst lezen en vragen stellen

Les 1: Een rampenwijzer maken.

Lesbrief nr 1. Opdracht 1. voor Groep

Leerlijn Leeslink niveau 2 (groep 5-6) Schooljaar

Les 1 Integratie Leestekst: Een bankrekening. Introductiefase

Les 1: Een rampenwijzer maken.

Wat ga je in deze opdracht leren? Meer leren over: soorten vragen, vraagwoorden, signaalwoorden en sleutelwoorden

Feest in de Boeskoolstad

LES 10: OEFENTEKST 1 - Katachtigen WEEK 3.4

Voorspellen, tekst lezen, verwijzingen in de tekst begrijpen

Leerlingboekje Les 9 en 10. Naam:. Schrijfopdracht 5 Hoe vind je de weg? Groep 8

Met hulp: vragen stellen

2016 HOOFDDOEL LEZEN

Transcriptie:

1. Kijk naar de tekst. Voorspel waar de tekst over gaat. 2. Lees de tekst actief. Je kunt de volgende tekens gebruiken om te laten zien dat je actief leest. ⱱ X Dit wist ik al. Dit klopt niet met wat ik al wist/dacht. * Dit is belangrijk.? Hier heb ik een vraag bij.?? Dit snap ik niet.! Dit valt me op! N Dit is nieuw voor me. Kom je nog moeilijke woorden tegen in de tekst? Gebruik dan de woordhulp. Zonder hulp: zinnen maken met signaalwoorden 1. Kies bij elke zin het passende signaalwoord en maak de zin af. Gebruik de tekst! a. In Midden-Italië vinden vaak aardbevingen plaats doordat/maar b. De monniken in Norcia waren er niet, omdat/nadat c. De nonnen in Norcia moesten rennen voor hun leven als / toen d. Bij de aardbeving in augustus kwamen er 300 mensen om, maar / want nu e. Een Italiaanse deskundige verwacht zeker naschokken, omdat / maar f. Maak de zin bij vraag e nogmaals af, maar nu met het andere signaalwoord. Een Italiaanse deskundige verwacht zeker naschokken, omdat / maar 2. Vergelijk je zinnen met die van iemand anders. Hebben jullie ongeveer hetzelfde opgeschreven? pagina 1 van 5 pagina 1 van 5

1. Lees de uitleg. Met hulp: verbanden in de tekst begrijpen Een tekst bestaat uit zinnen. Het zijn geen losse zinnen: ze hebben iets met elkaar te maken. Er bestaan verbanden tussen de zinnen. Als je de verbanden in een tekst ziet, dan begrijp je de tekst beter. Aan signaalwoorden kun je vaak al zien om welk verband het gaat. Een verband dat vaak voorkomt is oorzaak of reden. Hiermee wordt uitgelegd waarom iets zo is of waardoor het komt. Aan dit soort signaalwoorden kun je een oorzaak of reden herkennen: daarom, daardoor, doordat, omdat, want, vanwege, dankzij. Een ander verband dat vaak wordt gebruikt is een tegenstelling. Dan gebeurt er iets anders dan je had verwacht. Je herkent een tegenstelling aan signaalwoorden als: maar, echter, toch, daarentegen. 2. Lees de tip. Als je vragen moet beantwoorden over de verbanden in een tekst, kun je het signaalwoord meestal ook in je antwoord gebruiken. Daarmee laat je zien dat je het verband begrijpt. Vragen naar een oorzaak of reden beginnen vaak met waarom of waardoor of hoe komt dat. Vraag: Waardoor komen er in Midden-Italië zoveel aardbevingen voor? Antwoord: Doordat Italië op een breuklijn van twee platen ligt. 3. Beantwoord de vragen over verbanden en signaalwoorden. a. Lees r. 11-13. Tussen de monniken en de nonnen is er een tegenstelling. Aan welk signaalwoord in r. 13 kun je zien dat het om een tegenstelling gaat? b. In r. 13-14 staat een reden. Welk signaalwoord had de schrijver kunnen gebruiken? Maak de zin af: De nonnen moesten echter rennen voor hun leven, c. Waardoor vielen er de afgelopen eeuwen in de Apennijnen tienduizenden doden (regel 24)? pagina 2 van 5 pagina 2 van 5

d. Aan welk signaalwoord in regel 28 kun je zien dat er een reden of oorzaak wordt gegeven? e. Waarom verwacht de deskundige dat er naschokken komen (r. 34-35)? f. Aan welk signaalwoord kun je zien dat het hier om een reden of oorzaak gaat? Een wwww-schema invullen Maak bij de tekst een wie-wat-waar-waaromschema. Zo zie je snel wat de belangrijkste informatie is. Vraag Waar is een aardbeving geweest? Antwoord Wat was de kracht van de aardbeving? Wanneer zijn er de laatste tijd aardbevingen geweest in dit gebied? Wat zijn de gevolgen van de aardbeving? Waarom heeft dit gebied zo vaak te maken met aardbevingen? Waarom is er tegenwoordig minder schade dan vroeger? Wie heeft beloofd dat alle verwoeste gebouwen herbouwd worden? Waarom durven de Italianen niet naar binnen? pagina 3 van 5 pagina 3 van 5

Vragen beantwoorden over de tekst 1. Welke bewering is niet waar? A. De aardbeving van 30 oktober was één van de zwaarste aardbevingen in honderd jaar. B. De aardbeving van 30 oktober was de derde zware aardbeving in korte tijd. C. De aardbeving van 30 oktober had een kracht van 6,5. D. De zwaarste van de drie aardbevingen had een kracht van 9. 2. Wat is een basiliek (r. 13), denk je? A. een grote kerk B. een klooster C. een standbeeld Foto: ANP 3. In de tekst staan verschillende woorden die te maken hebben met een aardbeving. Je komt ze altijd tegen als je een tekst over een aardbeving leest, bijvoorbeeld in je aardrijkskundeboek. Maak een woordveld met deze woorden. aardbeving 4. a. In regel 28 staat dat nieuwe huizen en gebouwen beter bestand zijn tegen aardschokken dan monumenten. Wat betekent bestand zijn tegen? A. beveiligd zijn tegen B. ergens tegen kunnen C. ergens op lijken b. Hoe denk je dat het komt dat dat nieuwe huizen en gebouwen beter bestand zijn tegen aardschokken dan monumenten? 5. In regel 37 staat: Anderen bivakkeren in hun auto. Welk woord zit er in het woord bivakkeren? Wat betekent bivakkeren? A. helemaal alleen zijn in de open lucht B. iets bewaren buiten het huis C. tijdelijk buitenshuis overnachten 6. Vond je deze tekst lastig om te lezen? Waarom? Ja/nee, omdat pagina 4 van 5 pagina 4 van 5

Een tekening maken (extra opdracht) In het stukje onder het kopje Platen wordt uitgelegd hoe een aardbeving ontstaat. Bij een ingewikkelde uitleg kan het handig zijn om voor jezelf een tekening te maken. Door te tekenen wat je leest, ga je beter begrijpen wat er staat. Maak een tekening over het ontstaan van een aardbeving. Gebruik pijlen om te laten zien in welke volgorde iets gebeurt. Schrijf de belangrijkste woorden erbij. pagina 5 van 5 pagina 5 van 5