Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.3 - December

Vergelijkbare documenten
De Vlaamse kwalificatiestructuur

De Vlaamse kwalificatiestructuur

De Vlaamse kwalificatiestructuur

Het Vlaamse kwalificatieraamwerk. Internationaal seminarie 30 november 2009 Rita Dunon

Advies ten gronde over certificaatsupplementen

Advies over de decreetwijziging betreffende de Regionale Technologische Centra (RTC)

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Reflectiegesprek: toekomstbeelden

De Vlaamse kwalificatiestructuur

Nieuw loopbaanakkoord zet de stap naar maatwerk

Advies. Uitbouw hoger beroepsonderwijs. Brussel, 23 mei 2016

Hoe beïnvloedt het Europese beleid de uitvoering van het arbeidsmarktbeleid in Vlaanderen?

2. Op welke manier verloopt de samenwerking tussen VDAB en school in de gezamenlijke aanpak van NEET-jongeren/vroegtijdige schoolverlaters?

Een versterkte positie voor het hoger beroepsonderwijs in Vlaanderen

De voorzitter: Mevrouw Helsen heeft het woord.

ACTUELE BELEIDSKADER VOOR SECTORCONVENANTS. Contactdag Levenslang Leren

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Brussel, 18 februari _Advies_studiefinanciering_HO. Advies. Studiefinanciering en studentenvoorzieningen in het hoger onderwijs

1. Graag had ik volgende gegevens ontvangen betreffende de arbeidsmigratie in de social profit:

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

De Competentieagenda: een totaalaanpak voor talentontwikkeling in Vlaanderen

Advies over de voorstellen van opleidingsprofielen volwassenenonderwijs voordrachten januari, februari en maart 2016

De Vlaamse kwalificatiestructuur. Wegwijs in kwalificaties

GEÏNTEGREERD EVC-BELEID. Lieselotte Bommerez

De Vlaamse kwalificatiestructuur

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 26 april 2019 betreffende een geïntegreerd beleid voor de erkenning van verworven competenties;

Terugkoppeling van de workshops. Chris De Nijs (VRT)

De Vlaamse kwalificatiestructuur

Relevante regelgeving. 1. Europese en Vlaamse doelstellingen inzake levenslang leren 1 2

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Ontwerp van decreet. Tekst aangenomen door de plenaire vergadering ( ) Nr november 2012 ( ) stuk ingediend op

VLAAMS PARLEMENT VOORSTEL VAN DECREET. van de heer Marc Olivier c.s. houdende invoering van een recht op opleiding voor structureel werklozen

Vooraf. 3 juli 2015: conceptnota bis goedgekeurd VR

De Vlaamse kwalificatiestructuur

Actielijst arbeidsbeperking Een focus op redelijke aanpassingen tijdens werkplekleren

Advies over het uitvoeringsbesluit over de erkenning van beroepskwalificaties en van onderwijskwalificaties voor se-n-se en hbo5

JAARACTIEPLAN Sept 2015 Aug 2016 RTC Vlaams-Brabant VZW

Advies. Uitbouw graduaatsopleidingen in de hogescholen. Brussel, 28 september 2017

AFKORTINGEN EN BEGRIPPENKADER Ervaringsbewijs begeleider buitenschoolse kinderopvang

Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.9 - Juni

West4Work 31 oktober 2017 BACK TO. 5 uitdagingen en 6 basisvoorstellen voor Een actueel arbeidsmarkt- en loopbaanbeleid in Vlaanderen

Advies over het voorstel van onderwijskwalificatie graduaat in het winkelmanagement

Brussel, 5 februari _Advies_Huizen_van_het_Nederlands. Advies. over het voorontwerp van decreet betreffende de Huizen van het Nederlands

Verder studeren met een functiebeperking

Laaggeschoolde vrouwen met een migratie-achtergrond. Toelichting advies Commissie Diversiteit

Advies BVR duaal leren BuSO

De Vlaamse kwalificatiestructuur

6/10/14. De arbeidsmarkt 3.0 FONS LEROY GEDELEGEERD BESTUURDER VDAB

EQF Level 5 in Vlaanderen. dr. ir. Toon Martens, algemeen directeur University College Leuven-Limburg Voorzitter HBO5-platform Vlaanderen

Advies. Onderwijsdecreet XXVII - Volwassenenonderwijs. Brussel, 25 januari 2017

Diplomagericht onderwijs in de gevangenis

Advies ter opvolging van het nieuwe afsprakenkader Nederlands tweede taal

Erkenning sportkwalificaties in het kader van EQF in Vlaanderen

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

HET BRUSSELS GEWEST ONDERTEKENT DE EERSTE INSCHAKELINGSCONTRACTEN!

2 Evaluatie door de stuurgroep onderwijs aan gedetineerden

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van (datum) betreffende een geïntegreerd beleid voor de erkenning van verworven competenties;

Vraag nr. 403 van 8 maart 2013 van MARIJKE DILLEN

Sectorconvenant tussen de Vlaamse Regering en de sociale partners van de naam sector (PC sector)

Sterk door overleg. Adviesfunctie

De Vlaamse kwalificatiestructuur

M-decreet. BuBaO type1/8 > basisaanbod BUSO OV3 type 1 > basisaanbod Evaluatie om de 2 jaar (BuBaO), na de opleidingsfase (BUSO)

Oriëntatie en leerloopbaanbegeleiding. volwassenen. Liv Geeraert

Functieprofiel projectmedewerker

ONTWERP VAN DECREET. betreffende het secundair na secundair onderwijs en het hoger beroepsonderwijs. Stuk 2157 ( ) Nr. 1.

RTC informeert! Infomoment 20/10/2015

De bouwnijverheid: op zoek naar gekwalificeerde werknemers

VR DOC.0658/1

vergadering 38 zittingsjaar Handelingen Plenaire Vergadering

Advies. Duaal leren in volwassenenonderwijs. Brussel, 21 december 2018

Advies over de voorstellen van opleidingsprofielen voor het secundair volwassenenonderwijs

Vlaamse Regering. Addendum. bij het. Protocol van samenwerking

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

VR DOC.1207/1

Advies BVR EVC-GKK. Brussel, 5 maart 2019

Tewerkstellingssteun in het Brussels Gewest: 255 miljoen euro voor de Brusselaars

Treden naar succes, werk en leren

Gedifferentieerde leertrajecten

ONTWERP VAN DECREET. betreffende de kwalificatiestructuur AMENDEMENTEN

SECTORCONVENANTS GENERATIE Inhoudelijk kader - krijtlijnen

Vlaamse Regering. Addendum. bij het. Protocol van samenwerking

Advies over externe certificering in onderwijs

Werkplekleren: de Vlaamse casus. Koen Stassen Stafmedewerker Vlor

Advies over het voorontwerp van decreet over de uitbouw van de graduaatsopleidingen

Advies over de implementatie van ISCED 2011 in Vlaanderen

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

PIAAC daagt het Plan Geletterdheid uit! Workshop Studiedag PIAAC 20 maart 2014

Advies over een voorstel van opleidingsprofiel volwassenenonderwijs Studiegebied Slagerij

De CVO s (centra voor volwassenenonderwijs) organiseren opleidingen voor volwassenen.

SECTORFOTO Verhuissector 2008 DEpaRTEmEnT WERk En SOCialE ECOnOmiE

Netwerkdag volwassenenonderwijs: VOL-OP Levenslang Leren. Inzetbaar op de arbeidsmarkt door Levenslang Leren TITEL. subtitel. 14 juni Antwerpen

Werkplekleren: leren doen doet leren 6 februari 2012

Vlaamse Regering. Addendum. bij het. Protocol van samenwerking

Gemeenschappelijke platformtekst Vlaamse regering en sociale partners Evenredige arbeidsdeelname en diversiteit

Advies over het antwoord van de Vlaamse Regering over de hervorming van de opleidingsincentives voor werknemers

Vlaamse Regering. Addendum. bij het. Protocol van samenwerking

Onderwijs en vorming leerlingen. Streekpact Cijferanalyse

VR DOC.0167/1BIS

Advies. Wijzigingen HBO en hoger onderwijs. Brussel, 12 juni 2017

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Transcriptie:

Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.3 - December 2008-143- VLAAMS PARLEMENT SCHRIFTELIJKE VRAGEN FRANK VANDENBROUCKE VICEMINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN WERK, ONDERWIJS EN VORMING Vraag nr. 27 van 16 oktober 2008 van FIENTJE MOERMAN Levenslang leren - Lissabondoelstellingen De Lissabonrapportering 2008 van de Vlaamse Regering erkent dat het bevorderen van deelname aan permanente vorming een belangrijke uitdaging blijft. Vlaanderen presteert immers minder goed wat de deelname aan levenslang leren betreft. De deelname aan levenslang leren is de afgelopen jaren gedaald van 9,8 % in 2004 tot 7,9 % in 2007. De daling was vooral een gevolg van een verminderde participatie van de werkende bevolking (van 11,4 % in 2004 tot 8,5 % in 2007) en van de werkzoekenden (van 14,2 % in 2004 tot 9,9 % in 2007). De achterstand ten opzichte van het Europese gemiddelde, dat in 2007 9,7 % bedraagt, wordt hierdoor steeds groter. Als gevolg van de vastgestelde daling in 2007 zijn we ook opnieuw iets verder verwijderd van de Europese doelstelling om tegen 2010 een opleidingsdeelname van 12,5 % te realiseren. Welke maatregelen neemt de minister om de intussen opgelopen achterstand zo snel mogelijk goed te maken en om de doelstelling binnen de gestelde termijn te halen?

-144- Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.3 - December 2008 FRANK VANDENBROUCKE VICEMINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN WERK, ONDERWIJS EN VORMING ANTWOORD op vraag nr. 27 van 16 oktober 2008 van FIENTJE MOERMAN Toelichting bij het cijfermateriaal Levenslang leren staat reeds verschillende jaren hoog genoteerd op de politieke en maatschappelijke agenda, zowel nationaal als internationaal. In het kader van een globaal Europees beleid rond levenslang leren ging elke lidstaat in het kader van het Lissabonverdrag een engagement aan om tegen 2010 12,50 % van de actieve bevolking (24 64 jaar) te laten participeren aan één of andere vorm van permanente vorming. Deze Lissabondoelstelling kreeg zijn Vlaamse vertaling in het Pact van Vilvoorde. Nadat we tussen 2002 en 2005 een duidelijke stijging zagen van de participatie aan levenslang leren, merken we inderdaad dat er in de jaren 2006 en 2007 terug een daling op te merken is. De cijfers verschillen naargelang de gehanteerde methodiek, maar geven allemaal eenzelfde trend aan: Berekeningsmethode 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 Bevolking 25-64 jaar, referentieperiode 4 8,2% 7,4% 9,1% 10,8% 10,9% 9,1% 9,2% weken, tweede kwartaalcijfers Bevolking 25-64 jaar, referentieperiode 4 7,4% 6,7% 7,6% 9,8% 9,1% 8,3% 7,9% weken, jaargemiddelde Hiermee zijn we in Vlaanderen relatief ver verwijderd van de vooropgestelde Lissabondoelstelling van een deelname aan Levenslang leren van 12,5 % in 2010. Wanneer we onze cijfers vergelijken met het Europese gemiddelde, dan stellen we vast dat we er op achteruitgaan. Dit is voornamelijk het gevolg van een stabilisatie op Europees niveau en een achteruitgang, zoals reeds aangehaald, in Vlaanderen. Toch zijn we zeker niet de enige Europese regio waar de participatie aan permanente vorming daalt. In acht Europese landen nam de deelname aan permanente vorming af in het afgelopen jaar, in vijf andere landen is er sprake van een nulgroei. In Belgisch perspectief presteert Vlaanderen wél nog steeds relatief goed. In het Waals Gewest bedraagt de deelname aan het levenslang leren amper 5%, gemiddeld voor België bedraagt de opleidingsdeelname ongeveer 7 %. Verontrustend is wel dat de daling zich zowel bij werkenden als bij werkzoekenden voortdoet. Bij werkenden verloopt de afname sinds 2004 geleidelijk, bij werkzoekenden werd de daling iets later maar forser ingezet. Ondanks deze forse afname, blijft de opleidingsdeelname met 10 % wel het hoogste bij de werkzoekenden. De werkenden volgen met 8,5 %, vooral de opleidingsdeelname bij beroepsinactieven blijft met 5,6 % relatief laag. Analyse van het cijfermateriaal Het probleem met de monitoring van de participatie aan levenslang leren in het kader van het pact van Lissabon is dat het cijfer wel een trend aangeeft, maar weinig tot geen detailanalyse toelaat. Bovendien zorgt de gehanteerde methodiek ervoor dat we geen correct beeld krijgen van de werkelijke participatie aan levenslang leren. De gehanteerd referentieperiode van 4 weken is zeer kort, waardoor

Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.3 - December 2008-145- veel opleidingsinspanningen van volwassenen niet geregistreerd raken. Maar dit geldt natuurlijk voor alle Europese landen en verklaard zeker niet de dalende trend. Daarvoor is een meer diepgaande analyse noodzakelijk. We mogen ook niet uit het oog verliezen dat levenslang leren veel meer is dan het formele opleidingsaanbod bij de publiek gefinancierde opleidingsverstrekkers voor volwassenen. Het overgrote deel van de participatie aan levenslang leren bestaat uit bijscholingen of opleidingen op de werkvloer, seminaries, zelfgestuurd leren en non-formeel leren. We stellen vast dat de participatie aan het formele leren bij de publiekgefinancierde aanbodsverstrekkers de laatste jaren globaal stijgend tot zelfs zeer sterk stijgend is. Dit geeft aan dat het knelpunt zich vooral situeert bij het non-formele leren en bij de permanente vorming op de werkvloer. Waarschijnlijk, maar dat is nog niet door onderzoek aangetoond, heeft de gunstige situatie op de arbeidsmarkt met een lage werkloosheid de laatste drie jaar een remmend effect gehad op de bereidheid om zich verder te scholen. Momenteel finaliseert de studiedienst van de Vlaamse Regering een veel breder onderzoeksrapport over de deelname aan levenslang leren in Vlaanderen. Daarbij wordt de participatie afgezet tegenover een aantal parameters zoals leeftijd, geslacht, scholingsgraad en levenssituatie. Ook wordt diepgaander onderzocht hoe het staat met de houding van de Vlaming t.a.v. levenslang leren, de bereidheid om er zelf tijd en middelen in te investeren, welke de rol van de overheid moet zijn en welke de barrières zijn die een effectieve participatie in de weg staan. Momenteel is deze studie nog niet afgewerkt, dus het is moeilijk om hier al vergaande conclusies uit te citeren. Er is bovendien maar een vergelijking mogelijk tussen de jaren 2002, 2003 en 2007 en geen jaarlijkse evolutie, waardoor het niet mogelijk is de evolutie tussen 2005 en 2007 diepgaander te analyseren. De eerste resultaten van dit onderzoek geven echter aan dat er globaal een lichte toename is van de participatie aan levenslang leren, wat ingaat tegen de vaststellingen op basis van de monitor van de Lissabondoelstellingen. Maar het onderzoek geef ook aan dat er grote verschillen op te merken zijn op vlak van leeftijd en scholingsgraad. De participatie onder jongvolwassenen (25-34 jaar) en van hoger geschoolden is de afgelopen jaren enorm toegenomen. Maar daar tegenover staat dat bij de ouderen en bij de lager geschoolden de participatie, die al laag was, nog verder is afgenomen. Het merkwaardige is dat wanneer we peilen naar het belang dat gehecht wordt aan permanente vorming deze verschillen veel kleiner tot onbestaande zijn en dat de evolutie positiever is bij de groepen die minder participeren dan bij degene die meer zijn gaan participeren. Wanneer we gaan kijken naar de belangrijkste redenen om geen opleiding te volgen, dan merken we dat het overgrote deel van de respondenten aangeeft geen behoefte aan opleiding te hebben. Als tweede belangrijke reden wordt een gebrek aan flexibiliteit van het aanbod naar voor geschoven waardoor deelname aan permanente vorming moeilijk te combineren is met werk- en/of gezinsverplichtingen. Andere barrières zoals kostprijs, informatieverstrekking en gebrek aan geschikt aanbod worden veel minder aangehaald als redenen om niet te participeren aan permanente vorming. Wanneer de voornoemde studie afgewerkt en gepubliceerd is, beschikken we in elk geval over meer diepgaand en analytisch cijfermateriaal dat ons kan ondersteunen om de zwakke plekken inzake participatie aan levenslang leren aan te pakken. Een laatste punt is dat we met participatie op zich eigenlijk nog altijd niet weten wat de werkelijke meerwaarde is van deelname aan permanente vorming voor de samenleving. Zo stellen we bv. in het volwassenenonderwijs vast dat heel wat cursisten de opleiding waarvoor ze zich inschrijven nooit afwerken. In de participatiecijfers zullen deze mensen wel opgenomen worden, maar de vraag is welk maatschappelijk en individueel effect deze participatie heeft gehad. Dit voorbeeld geeft aan dat de participatiecijfers op zich heel weinig zeggen over de werkelijke impact van permanente vorming voor onze samenleving en arbeidsmarkt. Maatregelen om de participatie aan levenslang leren te stimuleren

-146- Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.3 - December 2008 De vraagsteller wil weten welke maatregelen genomen worden om de benchmark van 12,5% participatie aan levenslang leren alsnog te halen. De afgelopen vijf jaar werden vele beleidsinitiatieven genomen die tot doelstelling hadden de participatie aan permanente vorming te stimuleren, zowel in het formele opleidingsaanbod als aan het non-formele leren. Ten eerste is er het decretaal werk binnen het beleidsdomein Onderwijs en Vorming: het decreet betreffende het volwassenenonderwijs, het hoger beroepsonderwijs en de Vlaamse kwalificatiestructuur. Ten tweede werd vanuit het beleidsdomein Onderwijs het plan geletterdheid verhogen aangetrokken: een beleidsoverschrijdende aanpak van de geletterdheidsproblematiek in Vlaanderen. Ten derde is de sluitende aanpak binnen het beleidsdomein Werk een belangrijke hefboom in de opleiding van werkzoekenden. Ten vierde werd over de beleidsdomeinen heen breed gemobiliseerd rond een totaalaanpak van talentontwikkeling in Vlaanderen, in concreto: de competentieagenda. De stimulansen op vlak van levenslang leren kwamen hiermee in een breed perspectief. Naast het ontwikkelen van competenties, wordt ook ingezet op de erkenning en het inzetten van competenties. De competentieagenda leidde niet alleen tot concrete wederzijdse engagementen tussen het onderwijsveld en de arbeidsmarkt. De agenda gaf ook een belangrijke impuls aan competentieontwikkeling op de arbeidsmarkt zelf. Ten vijfde zijn er de sectorconvenants, een belangrijke drager om vandaag, maar ook morgen verdere afspraken te maken met sectoren, opdat zij de dynamiek rond levenslang leren kunnen ondersteunen en verder aanzwengelen. Ten zesde blijven financiële stimuli op vlak van levenslang leren een belangrijk ingrediënt in het beleid op vlak van levenslang leren. 1. Decretale initiatieven binnen de beleidsdomeinen Onderwijs en Vorming Nieuw decreet op het volwassenenonderwijs Op 1 september 2007 werd het nieuwe decreet op het volwassenenonderwijs van kracht. Dit decreet regelt de werking van de formele onderwijsverstrekkers voor volwassenen, m.n. de Centra voor Volwassenenonderwijs (CVO) en de Centra voor Basiseducatie (CBE). Het nieuwe decreet heeft tot doel om te komen tot een meer flexibel, cursistgericht en vooral kwaliteitsvoller volwassenenonderwijs. Het volwassenenonderwijs heeft als kenmerk dat het kwalificerend is, algemeen vormend is en een tweedekansfunctie vervult. Het decreet volwassenenonderwijs omvat vele tientallen beleidsmaatregelen waarmee we deze doelstellingen willen bereiken. Het is niet mogelijk om in het kader van deze schriftelijke vraag een volledig overzicht te geven. Daarom beperk ik mij tot enkele cruciale aandachtspunten. Het volledige opleidingsaanbod wordt in één overzichtelijke structuur gebracht waarbij de verschillende niveau s (basiseducatie, secundair volwassenenonderwijs en hoger beroepsonderwijs) beter op elkaar aansluiten. Hierdoor kunnen volwassenen meer aaneengesloten opleidingstrajecten volgen en hebben zij een meer transparant beeld van de bestaande opleidingen en de kwalificaties waartoe deze leiden. Belangrijk in dit kader is de sterke uitbreiding van de mogelijkheden om via het volwassenenonderwijs een diploma secundair onderwijs te behalen. Er zijn heel wat maatregelen voorzien die moeten leiden tot een meer flexibel aanbod, waardoor het volwassenenonderwijs nieuwe doelgroepen kan bereiken. Voorbeelden van deze flexibele opleidings-

Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.3 - December 2008-147- formules zijn gecombineerd onderwijs, maatwerk, afstandsleren, openleercentra en activerings- en keuzebegeleidingsactiviteiten. Om de organisatie van gecombineerd onderwijs en afstandsleren te stimuleren, voorzie ik in een meer gunstige financiering voor deze opleidingsvormen. Hiermee kunnen we vooral volwassenen die werken of gezinsverplichtingen hebben meer stimuleren tot het volgen van permanente vorming. Een derde belangrijk element is dat we meer mensen willen helpen om de opleiding met succes af te werken. Zo wordt veel geïnvesteerd in individuele trajectbegeleiding, een nieuw gegeven in het volwassenenonderwijs. Ook willen we komen tot een meer op de noden afgestemd opleidingsaanbod. Daarom heb ik consortia volwassenenonderwijs opgericht die tot opdracht krijgen om inefficiënte concurrentie en overlap aan te pakken, maar ook witte vlekken in het aanbod moeten wegwerken. Deze consortia moeten ook de samenwerking met andere publieke aanbodsverstrekkers en socio-economische actoren coördineren. Met een nieuw, transparant financieringssysteem met een structureel groeipad willen we de centra in de mogelijkheid stellen om op een snelle en efficiënte wijze in te spelen op de noden. Vooral in de basiseducatie waren er de laatste jaren lange wachtlijsten voor sommige opleidingen. Het nieuwe financieringssysteem ging daar gepaard met een extra investering van 11,5 miljoen euro om de wachtlijsten weg te werken. Tenslotte zijn er vele maatregelen die tot doel hebben de kwaliteit van het aanbod te verhogen. Zo worden veel middelen geïnvesteerd in ondersteuning van de centra en nascholing van de personeelsleden. Decreet hoger beroepsonderwijs In de loop van 2009 zal in Vlaanderen het postsecundair onderwijs dat zich onder het niveau van Bachelor bevindt, omgevormd worden tot Hoger Beroepsonderwijs (HBO). Met het hoger beroepsonderwijs willen we de ontbrekende treden op de onderwijsladder invullen met opleidingen met een duidelijke arbeidsmarktfinaliteit. We onderscheiden twee niveaus in het HBO: het HBO4 en HBO5. De letters vier en vijf verwijzen naar het kwalificatieniveau waarin deze onderwijskwalificaties zich zullen bevinden, dus vlak onder de bachelor (niveau 6). Op deze twee treden moeten arbeidsmarktgerichte opleidingen terecht komen die telkens ook een vlotte opstap bieden naar vervolgopleidingen zoals de professionele bachelor. Door deze opleidingen toegankelijk te maken voor jongeren én volwassenen op verschillende momenten in hun loopbaan, willen we de participatie aan levenslang leren bevorderen. Met het nieuwe financieringssysteem van het hoger onderwijs en de flexibele trajecten wordt een verhoogde en succesvolle deelname van nieuwe doelgroepen aan het hoger onderwijs beoogd. Maar voor sommige jongeren is de sprong naar het hoger onderwijs te groot: 34 % van de jongeren uit TSO en 68,5% van de jongeren uit BSO die naar de hogeschool of de universiteit gaan, haken af in het eerste jaar, t.o.v. 9% van de jongeren uit het ASO 1. Uit de databank tertiair onderwijs 2 blijkt bovendien dat de kans op slagen voor jongeren uit het 7e jaar BSO in het hoger onderwijs zeer klein is. Op die wijze gaat er ontzettend veel talent verloren. De overgang van secundair onderwijs naar hoger onderwijs mag geen kwalificatieval worden voor mensen voor wie de stap naar een bacheloropleiding te groot is. Gepaste tussentreden in de onderwijsladder zullen helpen om toch de ladder te beklimmen. Het HBO moet perspectieven openen voor diegenen die een opleiding in het hoger onderwijs willen volgen, maar zich niet meteen klaar voelen om aan een bacheloropleiding te beginnen. Illustratief hiervoor is de 4 e graad verpleegkunde uit het BSO, waarvoor uit de databank 1 De Rick, K., Maes, L. & Saliën K. (2007). De mogelijke doelgroep voor het tertiair onderwijs. In: Vlaamse Onderwijsraad, Tertiair onderwijs, een verkenning. (Antwerpen-Apeldoorn: Garant). 2 Cijfers van het academiejaar 2005-2006

-148- Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.3 - December 2008 tertiair onderwijs blijkt dat jongeren met dit diploma op zak met succes doorstromen naar de professionele bachelors die erop aansluiten. Ik wil daarom voor zoveel mogelijk HBO-opleidingen de aansluiting versterken door het uittekenen van verkorte vervolgtrajecten. Het EVK-HOSP project uitgevoerd door de VLOR 3 heeft bewezen dat dit mogelijk is. In dit project werd een samenwerking tot stand gebracht tussen CVO s en een of meer hogescholen om een verkort bachelortraject vanuit een HOSP-opleiding - in het nieuwe decreet op het volwassenenonderwijs HBO-opleidingen - uit te tekenen. Niet enkel heeft men binnen dit project al een heel aantal verkorte trajecten uitgewerkt, de betrokken CVO s en hogescholen hebben samen ook een transparante methodiek ontwikkeld voor de toekenning van studieduurverkorting en de ontwikkeling van aanvullingstrajecten in het hogescholenonderwijs. Ik ben ervan overtuigd dat deze methodiek ook gebruikt kan worden voor het realiseren van verkorte trajecten van HBO4- naar HBO5- opleidingen en van HBO5-opleidingen naar de professionele bachelor. In het HBO zullen onderwijsinstellingen expliciet moeten aantonen deze verkorte trajecten maximaal na te streven. In het bestaande veld van postsecundaire opleidingen - de 7 e specialisatiejaren TSO, de 4 e graad BSO en de opleidingen hoger beroepsonderwijs van het volwassenenonderwijs kunnen momenteel al verschillende doelgroepen terecht. We moeten met het hoger beroepsonderwijs inspelen op behoeften van mensen die niet geïnteresseerd zijn in lange bacheloropleidingen, maar via kortere of deeltijdse trajecten een erkende beroepskwalificatie willen verwerven, onmiddellijk na het secundair onderwijs of later in hun loopbaan. Enerzijds zijn er de generatiestudienten die willen verder studeren. Anderzijds mensen die reeds ervaring hebben opgedaan en dan, al of niet werkend, opnieuw een opleiding aanvatten. In het hoger beroepsonderwijs kunnen zowel instellingen van het secundair onderwijs, centra voor volwassenenonderwijs én hogescholen een belangrijke rol spelen in het aanbieden van opleidingen. Nauwe samenwerkingsverbanden tussen deze verschillende soorten instellingen zullen ervoor zorgen dat tegemoet gekomen wordt aan de noden van verschillende doelgroepen. Via verschillende proefprojecten krijgt deze samenwerking op het veld nu al vorm. Ook de samenwerking tussen onderwijsinstellingen en de VDAB en SYNTRA willen we in het hoger beroepsonderwijs versterken. Voor het uittekenen van nieuwe opleidingen komen verschillende samenwerkingsverbanden tussen onderwijsverstrekkers en de publieke opleidingsverstrekkers tot stand. Tevens zullen we stimuleren dat werkzoekenden in de begeleiding van een traject naar werk ook verwezen worden naar relevante trajecten in het hoger beroepsonderwijs. Ook personen die een arbeidsmarktgerichte kwalificatie behaalden via VDAB of Syntra moeten de weg naar het hoger beroepsonderwijs vinden om hun competenties verder te ontwikkelen. Kwalificatiestructuur en EVC-beleid Ik wil werk maken van een gecoördineerd en coherent EVC-beleid (Erkenning van reeds Verworven Competenties) in onderwijs, werk en cultuur, dat resulteert in maximale erkenningsmogelijkheden voor verworven competenties van personen. Een belangrijke motor van het Vlaamse EVC-beleid is de voor onderwijs, vorming en werk overkoepelende Vlaamse kwalificatiestructuur die is afgestemd op het Europees Kwalificatiekader EQF. Op 18 juli 2008 keurde de Vlaamse Regering het ontwerpdecreet over de Vlaamse kwalificatiestructuur goed en begin 2009 wordt het aan het Vlaams Parlement voorgelegd. Kwalificaties zijn afgeronde gehelen van competenties met maatschappelijke relevantie omdat men daarmee een beroep kan uitoefenen, verdere studies aanvatten of maatschappelijk functioneren. De kwalificatiestructuur is een eenduidige ordening van erkende kwalificaties. In de kwalificatiestructuur 3 VLOR Algemene Raad, Advies over de organisatie van aanvullingstrajecten tussen het CVO en de hogeschool en Eindrapport Project EVK-HOSP (2005-2007), 31 mei 2007

Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.3 - December 2008-149- krijgen de kwalificaties met de beschrijving van de erin vervatte competenties een plaats in één van de acht onderscheiden niveaus van de kwalificatiestructuur. Het ontwerpdecreet legt de procedure voor het aanmaken en erkennen van kwalificaties vast, zowel voor beroepskwalificaties als voor onderwijskwalificaties. Onderwijskwalificaties zijn kwalificaties die mensen uitsluitend via het onderwijs kunnen behalen en waarmee ze de mogelijkheid krijgen verdere studies aan te vatten, een beroep uit te oefenen en/of maatschappelijk te functioneren. Beroepskwalificaties zijn een afgerond geheel van competenties die een persoon in een bepaald beroep of een bepaalde maatschappelijke context hanteert om (de) te verwachten resultaten in dat beroep of in die maatschappelijke rol te realiseren. Mensen kunnen ze via het onderwijs, maar ook via vorming buiten het onderwijs verwerven. Kwalificaties die volgens de decretaal voorziene procedures werden beschreven en van een niveau voorzien, worden aan de Vlaamse Regering voor erkenning voorgelegd. De erkende kwalificaties worden geregistreerd in een kwalificatiedatabank. Die databank geeft informatie over de inhoud van de kwalificaties en hun plaats in de kwalificatiestructuur. Die informatie zal publiek consulteerbaar zijn. De kwalificatiestructuur is een referentiekader en zal in uiteenlopende toepassingen worden gebruikt: Heel wat sectoren zijn vragende partij voor het ontwikkelen van nieuwe opleidingen. Het is belangrijk dat beroepsopleidingen aansluiten bij wat op de arbeidsmarkt wordt gevraagd en wat sectoren nodig hebben. Daarom zullen altijd voorafgaand aan het organiseren van nieuwe opleidingen eerst de nodige kwalificaties worden bepaald. De kwalificatiestructuur zal ertoe leiden dat beroepsopleidingen beter worden afgestemd op de competenties waaraan de beroepswereld behoefte heeft. De beroepskwalificaties komen immers tot stand op basis van de beroepscompetentieprofielen die via de SERV worden aangemaakt. Nieuwe opleidingen organiseren zal dus slechts kunnen indien er vooraf de nodige kwalificaties voor zijn bepaald. Door de opleidingen op kwalificaties af te stemmen zorgt de kwalificatiestructuur ervoor dat de leerresultaten van de opleidingen afgeronde en maatschappelijk relevante gehelen vormen, die met andere woorden toegang geven tot beroepen of vervolgopleidingen. De kwalificatiestructuur verheldert de inhoud van de kwalificaties en van de opleidingen die ertoe leiden. Opleidingen die naar eenzelfde kwalificatie leiden, zullen in grote mate vergelijkbaar moeten zijn. Dit maakt het mogelijk dat mensen die al een deel van een opleiding in een bepaalde instelling hebben gevolgd in principe die opleiding elders kunnen vervolledigen. Personen die al een beroepskwalificatie hebben behaald, zullen kunnen zien welke opleidingsonderdelen ze nog moeten volgen om een onderwijskwalificatie te halen. Vlaanderen zal de kwalificatiestructuur ook gebruiken bij de erkenning van het ervaringsbewijs in EVC-praktijken van onderwijs- en opleidingsverstrekkers. Ervaringsbewijzen zullen dan ook kunnen leiden tot verkorte opleidingstrajecten. Voor het hoger onderwijs voert Vlaanderen momenteel de evaluatie van de EVC- en EVKprocedures en van de vrijstellingsprocedures binnen associaties en instellingen uit als onderdeel van een ruimere monitoring om de effecten van de flexibilisering op te volgen. De kwalificatiestructuur zal ook een belangrijke rol spelen in de studie- en beroepskeuze en de loopbaanplanning. De kwalificatiestructuur biedt leerlingen een referentiekader waaraan ze hun talenten en competenties kunnen toetsen. Hetzelfde geldt voor werknemers en werkzoekenden. De kwalificatiestructuur biedt ondersteuning bij de keuze van een passend traject naar een gewenste kwalificatie en/of bij de keuze van een job. Indien duidelijk wordt welke opleidingen tot welke kwalificaties zullen leiden en hoe de kwalificaties onderling geordend zijn, zullen mensen gemakkelijker een passend traject kunnen kiezen. Via de kwalificatiestructuur zullen lerenden en

-150- Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.3 - December 2008 hun begeleiders zicht krijgen op mogelijke aansluiting van trajecten over verschillende opleidingsverstrekkers heen. 2. Plan geletterdheid verhogen In 2005 keurde de Vlaamse Regering het plan geletterdheid verhogen goed. Dat staat voor een beleidsoverschrijdende aanpak van de geletterdheidsproblematiek in Vlaanderen. Voor een overzicht en meer informatie over de acties verwijs ik naar de website http://www.vlaanderen.be/geletterdheid. Om de effecten van de genomen acties te kunnen inschatten is het belangrijk om een juiste meting te hebben van de geletterdheidsproblematiek in Vlaanderen. Daarom besloot ik deel te nemen aan PIAAC, een nieuw initiatief van de OESO, dat gesteund wordt door de Europese Commissie. Het programma wil nagaan in welke mate volwassenen beschikken over de belangrijkste sleutelcompetenties om succesvol te kunnen participeren in de samenleving en de economie van de 21 e eeuw. Hoewel ruimer van opzet, sluit dit onderzoek aan bij het International Adult Literacy Survey (IALS), een geletterdheidsonderzoek waaraan Vlaanderen in het verleden heeft deelgenomen. PIAAC zal gegevens opleveren om de evolutie van geletterdheid en laaggeletterdheid in Vlaanderen op een betrouwbare en internationaal vergelijkbare wijze in kaart te brengen. In 2010 vindt het vooronderzoek plaats. Het hoofdonderzoek volgt in 2011 en de resultaten zullen in het voorjaar van 2013 beschikbaar zijn. In het voorjaar 2009 organiseer ik een conferentie met de leidende ambtenaren die de doelstellingen van het plan geletterdheid onderschreven hebben. Ook beleidsverantwoordelijken uit het brede veld van onderwijs, vorming en werk worden betrokken. De conferentie heeft als doel een balans op te maken van de realisaties van het plan en de knelpunten te bespreken. Vanuit een reflectie op geletterdheid als maatschappelijk project moet dit initiatief de bakens uitzetten voor de voortzetting van het plan over de legislatuur heen. 3. Sluitende aanpak voor werkzoekenden Met een sluitende aanpak garanderen we werkzoekenden gratis beroepsopleiding en competentieversterking. Omdat niet elke werkzoekende nood heeft aan een beroepsopleiding, en we de schaarse middelen liefst zo efficiënt mogelijk inzetten, werkt VDAB met een getrapt begeleidingsmodel dat erop gericht is deze competentieversterking prioritair in te zetten voor de groep werkzoekenden die hier echt nood aan heeft. In de toekomst kan een versterkte toeleiding vanuit de sluitende aanpak naar het aanbod van de beroepsopleiding in de VDAB-competentiecentra ervoor zorgen dat de vastgestelde dalende trend in permanente vorming voor werkzoekenden gekeerd wordt. Sinds enkele jaren worden in de uitvoering van deze reïntegratietrajecten voor werkzoekenden ook externe partners betrokken (via de proeftuin tendering). Dit zijn zowel commerciële als non-profit organisaties. Uit de evaluatie van deze proeftuin blijkt een duidelijk risico op onderinvestering in beroepsopleiding van deze werkzoekenden (er worden veel minder trajecten met inbegrip van beroepsopleiding gerealiseerd dan voorzien in de initiële trajectbepaling door VDAB als arbeidsmarktregisseur). In de toekomst zullen we erover waken dat ook in dit uitbestedingbeleid voldoende trajecten met competentieversterking worden aangeboden, bv. via specifieke tenders (naar analogie met het scholingsprotocol zoals dit bestaat in het Nederlands model van marktwerking in de reïntegratie van werkzoekenden). 4. Competentieagenda De verminderde opleidingsdeelname confronteert ons met een belangrijke uitdaging voor het arbeidsmarktbeleid. In Europees opzicht kan immers een zekere correlatie tussen de graad van

Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.3 - December 2008-151- arbeidsdeelname en de participatie aan levenslang leren worden vastgesteld. Landen als Denemarken, Zweden, Finland en het Verenigd Koninkrijk kennen niet enkel een hoge werkzaamheidsgraad maar tevens een sterke participatie aan levenslang leren. Omgekeerd ben ik er dan ook van overtuigd dat een substantiële verhoging van de werkzaamheidsgraad in Vlaanderen enkel haalbaar is in combinatie met een verhoging van de deelname aan het levenslang leren. De Vlaamse Regering zocht in het kader van het VESOC-actieplan Samen voor meer banen, een Vlaams Meerbanenplan (16 januari 2006) samen met de sociale partners naar wegen om de Lissabondoelstellingen te realiseren en dit leidde tot de Competentieagenda, een totaalaanpak van talentontwikkeling in Vlaanderen. In 2007 werd een akkoord bereikt, eerst met de interprofessionele sociale partners, nadien sloten ook de onderwijskoepels en het GO! Onderwijs van de Vlaamse gemeenschap aan. Belangrijk hierin is dat de vertegenwoordigers, zowel aan de kant van onderwijs als aan de kant van de arbeidsmarkt, een gemeenschappelijke uitdaging erkennen, gezamenlijke doelstellingen formuleerden, en ook een wederzijds engagement namen om concrete acties te realiseren. De Vlaamse Regering gebruikt specifiek de term competentieagenda omdat de voorgestelde acties niet worden beperkt tot opleiding alleen of een loutere opleidingsagenda, maar ruimere instrumenten incorporeren die leiden tot competentie- en loopbaanontwikkeling: - het gaat niet alleen over opleiding, maar ook over begeleiding en dit niet alleen voor leerlingen en werkzoekenden, maar ook werknemers - het gaat niet alleen over formeel leren, maar net zo goed over informeel leren - het gaat ook niet alleen over ontwikkelen van talent, maar ook over inzetten én erkennen van talent. De competentieagenda bevat tien concrete actiepakketten over de grenzen van onderwijs en arbeidsmarkt heen: - maatregelen in het onderwijs: studiekeuze, stages, ondernemend onderwijs, erkenning van verworven competenties, samenwerking met sectoren - maar ook over vernieuwingen in de werkzoekendenwerking: meer stages, gebruik van portfolio, erkenning van verworven competenties, een snellere en intensievere begeleiding in de jeugdwerkloosheid - en de uitbouw van een ondersteuning van loopbanen van werkenden: een eerste lijn in de lokale werkwinkel, een tweede lijn in de centra voor loopbaanbegeleiding. - en ook competentiebeleid binnen bedrijven en organisaties: de sociale partners hebben zich ertoe verbonden om mee aan de kar te trekken. Van overheidswege wordt voortaan op een systematische en gecoördineerde manier ingezet op het bovenhalen en verder ontwikkelen van elk talent. Een stevig aandeel van de acties situeert zich in het onderwijs en op de brug naar de arbeidsmarkt, omdat daar de basis wordt gelegd voor de verdere kansen op ontwikkeling. De acties en engagementen op dit vlak zijn concreet. Zo stemden de sociale partners en de onderwijspartners ermee in om te groeien naar 75.000 leerlingenstages per jaar. Alle derdegraadsleerlingen BSO en TSO-leerlingen, waar zich dat vanuit de te realiseren competenties opdringt, gaan op stage. Daarnaast verzekert de competentieagenda dat iedere leraar technische en praktische vakken om de vijf jaar een stage van minimaal een week aangeboden krijgt. Op kruissnelheid moeten we zo ongeveer 6000 stages per jaar halen. Tegelijk werd gezocht naar formules om dergelijke stages mogelijk te maken binnen de scholen, inclusief een nieuwe regelgeving: scholen kunnen voor langere tijd een vervanger aanstellen, en leerkrachten krijgen een bonus van 250 euro wanneer ze stage lopen in de vakantie.

-152- Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.3 - December 2008 Maar ook na het leerplichtonderwijs blijft de focus op competenties aangehouden. Die is met de competentieagenda bij wijze van spreken als ruggengraat doorheen het arbeidsmarktbeleid getrokken, binnen de werkzoekendenwerking, maar ook in een aanbod aan werkenden. Op de arbeidsmarkt zelf geeft de competentieagenda daarnaast een belangrijke impuls aan het sociaaleconomisch veld zelf. Via het verzamelen van bestaande goede praktijken en het initiëren van nieuwe praktijken (ESF-projecten) willen de interprofessionele partners ook achter de muren van bedrijven en organisaties een omslag maken naar een strategisch competentiebeleid, en ook de sociale dialoog op dit vlak verder inspireren. Een taskforce, die eerstdaags zal opgericht worden, zal hen hierin ondersteunen. Opdat de competentieagenda nog verder van binnenuit het sociaal-economisch weefsel zou aangetrokken worden, zijn ook sectoren betrokken. Sectoren en sectorale (opleidings)fondsen zijn goed geplaatst om ondernemingen te stimuleren competenties te erkennen, te ontwikkelen en in te zetten. Ze zijn immers vertrouwd met de specifieke bedrijfsprocessen in hun sector, verankerd in de sociale dialoog en staan in contact met tal van bedrijven uit hun sector. De prioriteiten van de competentieagenda werden daarom ook meegenomen in de onderhandeling van de sectorconvenants, bijvoorbeeld op vlak van: studiekeuze en beroepsoriëntering, het aanbieden van kwaliteitsvolle stages voor zowel leerlingen (voltijds als deeltijds), opleiding van leerkrachten en werkzoekenden, het remediëren van knelpuntberoepen, het promoten van het ervaringsbewijs en EVC-initiatieven en het uitwerken van een sectoraal competentiebeleid. Sectoren die met de Vlaamse Regering een sectorconvenant hebben afgesloten, kunnen via de competentieagenda daarnaast ook rekenen op financiële ondersteuning in hun verdere ontwikkeling tot expertisecentra voor competentiebeleid. Op 8 december 2008 organiseer ik een conferentie rond de sectorale invalshoek van het competentiebeleid, met als titel Samen talent in goede banen leiden. Tijdens die conferentie zullen we met een brede groep van interprofessionele en sectorale sociale partners en vertegenwoordigers van het landschap van onderwijs, opleiding en begeleiding de sectorale invalshoek van het Vlaams werkgelegenheidsbeleid in het algemeen en de Competentieagenda in het bijzonder op een kritischconstructieve manier tegen het licht houden. De conferentie moet een platform zijn om de rol van sectoren in de Competentieagenda te onderstrepen, om (tussentijdse) inspanningen van sectoren zichtbaar te maken, om het beleid van sectoren te inspireren en om verder op zoek te gaan naar opportuniteiten en hefbomen voor een goede wisselwerking tussen de actoren binnen het sectorale en Vlaamse competentiebeleid. 5. Sectorconvenants Zoals hierboven aangegeven zijn de sectorconvenants een krachtig instrument voor het realiseren van een sectoraal beleid dat versterkend werkt ten aanzien van het beleid rond levenslang leren. De huidige generatie sectorconvenants is gebaseerd op het door VESOC goedgekeurde modelconvenant 2007-2008. Dit modelconvenant streeft prioritair naar engagementen op het vlak van aansluiting onderwijs arbeidsmarkt, competentieontwikkeling en diversiteit. Via concrete en resultaatgerichte acties trachten ze op maat van de sector deze engagementen te realiseren. Op basis van het modelconvenant 2007-2008 sloot ik ondertussen met 28 sectoren een sectorconvenant af. Hiermee bereiken we een dekkingsgraad van ongeveer 76% van de totale private sector. De sectorconsulenten die binnen de sector paritair worden aangestuurd moeten het beleid en de engagementen uit het convenant op het terrein waarmaken en vormen dus een brugfunctie tussen het beleid, de sectoren, de bedrijven en het onderwijs. Deskundigheidsbevordering tussen sectoren verloopt via de ervaringsuitwisseling tussen de diverse sectorconsulenten tijdens de netwerken diversiteit en kansengroepen, levenslang leren en aansluiting onderwijs arbeidsmarkt,

Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.3 - December 2008-153- georganiseerd door de Sociaal Economische Raad voor Vlaanderen (SERV). Momenteel zijn er 107 sectorconsulenten aan de sectoren toegekend. Om de werking van de sectorconvenants binnen het Vlaamse werkgelegenheidsbeleid te verzekeren voor de toekomst en om de continuïteit van de sectorconvenants te garanderen is werk gemaakt van een decretale verankering van de sectorconvenants. Het ontwerpdecreet sectorconvenants is op 6 juni 2008 principieel goedgekeurd door de Vlaamse Regering en zal eind 2008 opnieuw worden voorgelegd aan de Vlaamse regering na het inwinnen van de adviezen. 6. Financiële stimulansen Voor het bevorderen van de deelname aan Levenslang leren hoop ik in de toekomst nog meer dan vandaag een beroep te kunnen doen op de inspanningen van de werkgevers. In de Belgische bedrijven wordt immers steeds minder geïnvesteerd in formele opleidingen voor werknemers. In 2000 gaven bedrijven nog 1,34 % van hun totale loonkost uit aan opleidingen voor hun werknemers. In 2006 was dit nog slechts 1,08 %. De Belgische bedrijven zijn dus nog een heel eind verwijderd van de in het interprofessioneel overleg afgesproken doelstelling om 1,9 % van de totale loonkost te besteden aan de opleidingen van de werknemers. Daarnaast blijven financiële stimulansen van overheidswege een belangrijk ingrediënt van het beleid op vlak van levenslang leren. In het kader van de competentieagenda werd afgesproken dat de interprofessionele sociale partners de verschillende financiële stimulansen op vlak van levenslang leren tegen het licht zouden houden en aan de Vlaamse regering voorstellen zouden doen voor mogelijke bijsturingen. In afwachting van deze voorstellen worden de bestaande systemen gecontinueerd: de opleidingscheques voor werknemers en het BEA (Budget voor Economisch advies) voor werkgevers. Daarnaast blijven ook de Hefboommiddelen voor opleidingen in bedrijven bestaan. Het bereik van de opleidingscheques neemt jaar na jaar toe. In 2007 werden 250.130 cheques uitgereikt, dit is een stijging van 6,5 % ten aanzien van 2006. Elk jaar bereiken de opleidingscheques ongeveer 75.000 nieuwe gebruikers. In het BEA-systeem werd ondertussen een vereenvoudiging voor bedrijven doorgevoerd, wat het bereik zou moeten optimaliseren. Sedert 11 mei 2006 kunnen KMO s via de ondernemerschapsportefeuille, beter bekend onder de naam BEA (Budget voor Economisch Advies), opleiding, advies, kennis en mentorschap inkopen bij erkende dienstverleners. Dit systeem kwam er ter vervanging van de opleidings- en adviescheques voor werkgevers. De Vlaamse overheid wil er de kleine en middelgrote ondernemingen mee aanzetten om een beroep te doen op de ondernemerschapsbevorderende diensten opleiding, advies, kennis en mentorschap om hun bedrijfsvoering te professionaliseren. In 2008 werden verschillende evaluaties afgerond en een voorstel tot bijsturing neergelegd. Voor 2008 werd hiervoor 26,5 miljoen euro in de begroting geschreven.