NVLOED VAN DE AFSLUTNG VANHETSPU OPSTORMVLOED- STANDEN N HET NOORDELJK DELTABEXKEN WUZd Notanummer 31.013.02 Directie Watexhuishouding en Waterbeweging District Zuidwest Januari 1978
NHOUDSOPGAVE Lijst van bijlagen 1, Samenvatting 2. nleiding 3. Berekeningen naar de waterbeweging 3.1 Enige overwegingen met betrekking tot de mate van nauwkeurigheid van de berekeningen 3.2 Uitgevoerde berekeningen 3.3 Rekenresultaten 3.4 Beschouwing van de resultaten 4. Basispeilen 5. Conclusies 6. Literatuurlijst 10 13 14
LJST VAN BJLAGEN 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. a. 9. 10. Situatie noordelijk deltabekken. Betrekking tussen Rijnafvoer te Lobith en H.W.- standen te Dordrecht bij verschillende H.W.-standen te Hoek van Holland volgens Rapport Deltacommissie. Voor de berekeningen gekozen gemiddelde getij, stormopzet en waterstandsverloop bij verschillende gewenste H.W.-standen te Hoek van Holland. Berekende H.W.-standen te Rotterdam en Spijkenisse bij verschillende Rijnafvoeren te Lobith en H.W.- standen te Hoek van Holland. Berekende H.W.-standen te Goidschalxoord en Dordrecht bij verschillende Rijnafvoeren te Lobith en H.W.- standen te Hoek van Holland. Berekende H.W.-standen te Gorinchem en Hellevoetsluis bij verschillende Rijnafvoeren te Lobith en H.W.- standen te Hoek van Holland. Verhogingen en verlagingen van de H.W.-standen ontstaan door het afsluiten van het Spui. dem. Bepaling basispeil Dordrecht volgens de methode van de Deltacommissie. Berekende waterstandsveranderingen te Dordrecht als gevolg van infrastructuurveranderingen in het noorde- Lijk deltabekken en gewijzigde rekenmethodiek.
- 1-1. SAMENVATTNG ' n de nota wordt door middel van berekeningen nagegaan wat de invloed is van de afsluiting van het Spui op de extreme hoogwaterstanden in het noordelijk deltabekken. Dit wordt gedaan voor een vijftal combinaties van Rijnafvoeren te Lobith en hoogwaterstanden te Hoek van Holland. Ook wordt er kort ingegaan op de mogelijkheid om uitspraken te doen over de invloed van de Spuiafsluiting op de basispeilen.
- 2-2. NLEDNG. n de nota "Waterloopkundige en waterhuishoudkundige aspecten van een 'afgesloten' Spui" (lit. 1) is onder meer onderzocht wat de invloed is van een 'afgesloten' Spui op de stormvloedstanden. Voor een overzicht van de situatie wordt verwezen naar bijlage 1. Daar men in het onderzoek uitgegaan was van slechts ébn Bovenrijnafvoer, te weten 1000 m 3 /s, verzocht de hoofdingenieur-directeur in de directie Zuid-Holland bij brief d.d. 19 april 1977, kenmerk AN 7018, om een opgave van de verhoging van de basispeilen tengevolge van de genoemde afsluiting ten opzichte van de situatie waarvan bij de bepaling van de basispeilen door de Deltacommissie is uitgegaan. Onder het basispeil wordt een hoogwaterstand verstaan waarvan het optreaen dezelfde overschrijdingsfrequentie bezit als de stormvloedstand van NAP i 500 cm te Hoek van Holland. Daar allerlei combinat'ies van stormvloeden en Òpperwaterafvoeren mogelijk zijn, kunnen dezelfde hoogwaterstanden op één plaats op verschillende manieren worden bereikt; die combinaties die ieder een waterstand tengevolge hebben met een gezamenlijke overschrijdingakans van &Bnmaal per 10.000 jaar, bepalen het basispeil voor die plaats. Om de invloed van een 'afgesloten' Spui op de basispeilen na te gaan moeten uitgaande van bekende basispeilen van de huidige situatie, van plaats tot plaats de omstandigheden nagegaan worden welke leiden tot het basispeil in de situatie met 'afgesloten' Spui. Gezien de grote inspanning die een dergelijk onderzoek met zich meebrengt, stemde de hoofdingenieur-directeur in de directie Zuid-Holland bij brief d.d. 3 augustus 1977, kenmerk AN 13592, ermee in, om het onderzoek te beperken tot het nagaan van de invloed van een 'afgesloten' Spui op,hoogwaterstanden onder een aantal omstandigheden ten aanzien van hoogwaterstanden te Hoek van Holland en rivierafvoeren.
- 3-3. BEREKENNGEN NAAR DE WATERBEWEGNG 3.1 Enige overwegingen met betrekking tot de mate van nauwkeurigheid van de berekeningen c De nog nader te beschrijven resultaten van getijberekeningen zijn verkregen met behulp van het Béndimensionaal homogeen getijberekeningsmodel voor het noordelijk deltabekken MPLC. n dit model wordt de driedimensionale niet-homogene werkelijkheid vereenvoudigd tot een Béndimensionale homogene simulatie ervan. De stelsels van vexgelijkingen die de waterbeweging in een rivier of geul beschrijven, worden in dit model numeriek opgelost waartoe in de berekening dient te worden uitgegaan van stapgrootten in plaats en tijd. Hiertoe wordt de waterloopkundige infrastructuur van het modelgebied schematisch voorgesteld waarbij achtereenvolgens het rivieren- c.q. geulenstelsel geschematiseerd wordt tot een netwerk en de afzonderlijke riviertakken verdeeld in een aantal secties. Na het vaststellen van de gemiddelde geometrie van elke sectie worden voor alle secties coëfficiënten, zogenaamde modelfactoren, bepaald door de resultaten van een berekening uitgevoerd met behulp van in het prototype gemeten randvoorwaarden, te optimaliseren naar de natuurwaarnemingen. De modelfactor is derhalve afhankelijk van onder andere de meetnauwkeurigheid in de natuur. Bij de in onderhavig onderzoek uitgevoerde berekeningen zijn modelfactoren ingevoerd die bepaald zijn aan de hand van een tweetal metingen in 1973 en 1974 bij afvoeren van de Bovenrijn van circa 1700 m 3 /s en bij ongeveer gemiddeld getij. Ook dient opgemerkt te worden dat bij de bovengenoemde schematisatie in de modelfactor mede de ruwheid van de rivier tot uitdrukking wordt gebracht.
- 4 - Worden berekeningen uitgevoerd voor situaties afwijkend van die waarop het model is geijkt zoals in onderhavige nota het geval is, dan dienen in feite de modelfactoren aangepast te worden; een schatting van de verandering is echter uitermate moeilijk, zo lang niet wordt beschikt over metingen in het prototype onder deze afwijkende omstandigheden. n dit onderzoek is een dergelijke aanpassing dan ook achterwege gelaten. n het algemeen kan worden gesteld dat de nauwkeurigheid van de weergave door het model van het prototype beïnvloed wordt door : a) de benadering van de driedimensionale niet-homogene werkelijkheid door een ééndimensionaal homogeen model; b) de schematisatie, waaronder begrepen wordt zowel de vereenvoudiging van het rivierenstelsel als de nauwkeurigheid' waarmee dit geschiedt; c) de afwijking van de te onderzoeken situatie vergeleken met de situatie waarop het model geijkt is; d) de nauwkeurigheid van de in de berekening in te voeren randvoorwaarden zoals getij, afvoeren, lozingen en onttrekkingen. Bij de interpretatie van de rekenresultaten dient bovenstaande te worden bedacht, vooral indien men geïnteresseerd is in de absolute waarde van de rekenresultaten. Het is echter niet goed mogelijk één en ander in getallen uit te drukken. Bij de weergave door het model van de toekomstige situatie, speelt de kennis van die situatie een rol. n onderhavig onderzoek is de ingreep, de afsluiting van het Spui, wel in de schematisatie van de nieuwe situatie aangebracht, doch met veranderingen op langere termijn in het rivierenstelsel tengevolge van de ingreep is geen rekening gehouden. Onder deze veranderingen kunnen onder meer begrepen worden de veranderingen in het profieloppervlak van riviergedeelten welke mogelijk optreden tengevolge van een veranderde waterbeweging, alsmede ruwheidsveranderingen.
- 5 - n het kader van het onderhavige onderzoek heeft bovenstaande tot gevolg dat het effect van een door het afsluiten van het Spui mogelijk optredende uitschuring van de Oude Maas tussen het splitsingspunt Kil en de Beerenplaat niet in de berekeningen wordt meegenomen. De rekenresultaten zijn derhalve slechts interpreteerbaar als de bodem van de Oude Maas over genoemd traject of niet uitschuurt bf kunstmatig wordt vastgelegd. 3.2 Uitgevoerde berekeningen De berekeningen zijn, voorzover hierna niet anders is aangegeven] uitgevoerd met een schematisatie die in eerste instantie gebaseerd is op lodingsgegevens uit de periode 1960'- 1965, maar die voor een aantal riviertakken aangepast is aan recentere peilingen. Zo zijn de Rotterdamse Waterweg en de Nieuwe Maas aangepast tot en met 1972, de Oude Maas tot en met 1974. De Noord is in die zin aangepast dat het prófieloppervlak van het zuidelijke vak van de Noord met 20% vergroot isr dat van het noordelijke vak met 4% en dat van het tussengelegen vak met 7%] waarmee het geschematiseerde profiel redelijk in overeenstemming is met het aanwezige profiel. De Dordtsche Kil is verruimd tot het Zeklusaprofiel. De Noord- en Oostwaard en het gebied Dongemond en Oude Maasje worden verondersteld watervrij te blijven. Bij de uitgevoerde berekeningen is het Hartelkanaal als open beschouwd en is aangenomen dat de stormvloedkering in de Hollandsche Jssel gesloten is. n de situatie met 'afgesloten' Spui is het Spui ter plaatse van.kmr. 1003,3 als afgesloten beschouwd. Met betrekking tot de in de berekeningen ingevoerde randvoorwaarden ten aanzien van de waterbeweging kan het volgende opgemerkt worden:
- 6-1. De Maasafvoer te Lith bedraagt de 50% waarde van de bi'j de Bovenrijnafvoer behorende Maasafvoeren. 2. Geen lozingen of onttrekkingen naar polders etc. 3. Geen afvoer via de Volkeraksluizen. 4. Verdeelsleutel Bovenrijn-Waal-Lek volgens stuwprogramma 'S 2 8 5 '. 5. Opening Haringvlietsluizen volgens normaal lozingsprogramma 1970 (NLP-"O). 6. Het ingevoerde waterstandsverloop te Hoek van Holland is samengesteld uit: a) het gemiddeld getij 1971.0; b) een verloop van de stormopzet zoals aangegeven in het rapport van de Deltacommissie. De waterstanden te Hoek van Holland worden verkregen door bij het gekozen gemiddelde getij een stormopzet op te tellen. De vorm van het verloop van deze stormopzet is gelijk gesteld aan de vorm van het verloop van de opzet van de "1953- storm". Om de gewenste hoogwaterstanden te bereiken wordt, evenals in het rapport van de Deltacommissie, deze stormop-, zet aangepast met een vermenigvuldigingsfactor. Het gemiddeld getij, de verschillende stormopzetten en de verschillende waterstandsverlopen zijn weergegeven op bijlage 3., - Bij bovengenoemde randvoorwaarden zijn de in navolgende tabel aangegeven berekeningen uitgevoerd voor zowel de situatie met open Spui als met afgesloten Spui. TABEL 1 Uitgevoerde berekeningen voor zowel de situatie met een open als afgesloten Spui Bovenrijnafvoer [m3/s 1700 3500 6000 9500 16500 Hoogwaterstand te Hoek van Holland [m] + NAP 5.00 5.00 4.20 3.40 2.80
- 7 - - Bij de keuze van de randvoorwaarden met betrekking tot de afvoer van de Bovenrijn en de hoogwaterstand te Hoek van Holland, kan het volgende opgemerkt worden. n het rapport van de Deltacommissie, deel 5, figuur 6.6.1 (lit. 2) (zie bijlage 2) is, voor Dordrecht, aangegeven welke combinaties van Bovenrijnafvoeren en hoogwaterstanden te Hoek van Holland leiden tot bepaalde stormvloedstanden. De keuze van deze randvoorwaarden is in het onderhavige onderzoek zodanig dat de combinaties volgens genoemd rapport leiden tot een stormvloedstand van ca NAP + 3.50 m (basispeil Dordrecht = NAP + 3.60 m). 3.3 Rekenresultaten - ~, : - De hoogwaterstanden als gevolg van de 5 gekozen combinaties van Bovenrijnafvoeren en hoogwaterstanden te Hoek van Holland (zie paragraaf 3.2) zijn voor een zestal stations, te weten Rotterdam, Spijkenisse, Goidschalxoord, Dordrecht, Gorinchem en Hellevoetsluis, uitgezet als functie van de Bovenrijnafvoer op de bijlagen 4, 5 en 6 zowel voor de situatie met open Spui als voor die met een afgesloten Spui. - De invloed van de afsluiting van het Spui uitgedrukt in waterstandsverschillen is voor de onderzochte randvoorwaardencombinaties langs de rivierassen uitgezet op de bijlagen 7 en 8. 3.4 Beschouwing van de resultaten Nadrukkelijk wordt er op gewezen dat de in deze paragraaf gegeven beschouwingen slechts een geldigheid hebben voor de onderzochte combinaties van randvoorwaarden.
- 8 - - Te Rotterdam zijn de verhogingen, welke kenmerkend zijn voor de gevolgen van de Spuiafsluiting voor de gehele Rotterdamse Waterweg en verder stroomopwaarts voor de Lek, kleiner dan een decimeter. - Te Spijkenisse, even bovenstrooms van het splitsingspunt Oude Maas-Nieuwe Waterweg, is de invloed van de Spuiafsluiting beperkt tot een verhoging van om en nabij de decimeter. - Te Goidschalxoord, even bovenstrooms van het splitsingspunt Oude Maas-Spui, is de invloed van de Spuiafsluiting duidelijk merkbaar. Tevens is de spreiding in de verkregen waterstandsverhogingen groot, waarmee wordt aangegeven dat het effect van een Spuiafsluiting op de waterstanden afhankelijk is van de randvoorwaarden te Lobith en Hoek van Holland. Deze waterstandsverhogingen zijn 1 tot 4 decimeter. - Te Dordrecht, verder stroomopwaarts op het splitsingspunt Oude Maas-Beneden Merwede, is echter de invloed van de Spuiafsluiting al weer beperkt tot verhogingen onder de decimeter. - Te Gorinchem, als kenmerkend station voor de Boven-Merwede en verder stroomopwaarts voor de Waal, treden waterstandsverlagingen op als gevolg van de Spuiafsluiting, alle echter binnen de decimeter. - Te Hellevoetsluis, als kenmerkend station voor het Haringvliet en verder stroomopwaarts voor de Bergse Maas, treden waterstandsverlagingen op die liggen tussen O en 2 decimeter. - Op het Spui zelf komen voor het onderzochte gebied de grootste waterstandsveranderingen voor met als extremen de waterstandsveranderingen ter weerszijden van de Spuiafsluiting op kmr. 1003,3. Aan de kant van de Oude Maas een maximale verhoging van 12 decimeter. Aan de kant van het Haringvliet een maximale verlaging van 5 decimeter.
l - - 9 - - Op de Dordtsche Kil, Noord en Nieuwe Merwede zijn de waterstandsveranderingen beperkt tot maximaal een verlaging van 2 decimeter (Dordtsche Kil en Nieuwe Merwede) en een verhoging van 1 decimeter (Noord). Zoals te verwachten is treden de grootste waterstandsveranderingen nabij het Spui op. Met name in het Spui zelf, met verhogingen tot 12 decimeter en verlagingen tot 5 decimeter. Naar het Haringvliet gaande is de invloed snel gedaald tot onder de 2 decimeter. Naar de Oude Maas gaande is de invloed van de Spuiafsluiting beperkt tot het traject Puttershoek (kmr. 985) - Zalmplaat (kmr. 1000) op de Oude Maas, daarbuiten zijn de waterstandsveranderingen minder dan 2 decimeter.
- 10-4. BASSPELEN Zoals in de inleiding al is beschreven, is het onderhavige onderzoek te beperkt om de basispeilen in het noordelijk deltabekken te bepalen. Om inzicht te krijgen in de manier waarop de verkregen berekeningsresultaten aangewend kunnen worden om enig verband aan te geven met de bestaande basispeilen wordt teruggegaan naar de methode van de Deltacommissie en wel met name naar de in bijlage 2 gegeven figuur. Een schematische weergave van deze figuur is te zien op bijlage 9. n deze figuur zijn 3 grootheden aangegeven: waterstanden te Dordrecht, hoogwaterstanden te Hoek van Holland en Rijnafvoeren te Lobith. Hierbij is de eerst genoemde grootheid afhankelijk van de andere twee. Deze twee hebben beide een bekende f requentieverdeling. Met behulp van deze frequentieverdelingen is het mogelijk om per vakje (zoals het in de figuur aangegeven gearceerde vakje A) de kans van optreden te bepalen. Om het basispeil te vinden volgde de Deltacommissie de volgende procedure: - voor een waterstandsinterval te Dordrecht werden bijbehorende vakjes gemaakt; - van ieder vakje werd de kansdichtheid bepaald; - door sommatie werd de kans van optreden van een waterstand binnen het gekozen interval verkregen; - voor elk waterstandsinterval werd de bovenstaande procedure herhaald; - door sommatie van bovenstaande kansen werd een overschrijdingskromme verkregen; - uit deze overschrijdingskromme werd die waterstand bepaald die Bénmaal per 10.000 jaar overschreden wordt. Nu kan de lijn van het basispeil (in de figuur aangegeven met B-B') dienen als scheidingslijn tussen twee oppervlakken, waarbij het bovenste oppervlak bestaat uit combinaties van hoogwaterstanden te Hoek van Holland en Rijnafvoeren te Lobith die tezamen een kans van optreden hebben van éénmaal per 10.000 jaar.
- 11-8.! i l.. De kans van optreden van deze combinaties verandert alleen als de frequentieverdeling van hoogwaterstanden te Hoek van Holland en/of de frequentieverdeling van Rijnafvoeren te Lobith veranderen. De eerst genoemde frequentieverdeling zal wijzigingen hebben ondergaan door: zeespiegelrijzing, bodemdaling, de uitbreiding van de havenmonden van Hoek van Holland en dergelijke. Deze wijzigingen worden zeer klein geacht. De andere frequentieverdeling zal eveneens wijzigingen hebben ondergaan onder andere door Rijnverbeteringen in Duitsland. De invloed van deze Rijnverbeteringen is nu nog niet aan te geven. Nemen we aan dat deze invloed klein is dan is, mits tussen de grenzen van het MPLC-model (Amerongen en Dodewaard) en Lobith geen veranderingen hebben plaatsgevonden, de kans van optreden van de beschouwde combinaties gelijk gebleven. Door veranderingen in de infrastructuur in het noordelijk deltabekken zal de relatie tussen de waterstanden te Dordrecht enerzijds en de hoogwaterstanden te Hoek.van Holland met RijnafVoeren anderzijds aan wijzigingen onderhevig zijn. De als uitgangspunt gekozen waterstand NAP -b 3.50 m te Dordrecht (in bijlage 10 de lijn A-A) vervormt hierdoor tot de lijn B-B; maar de kans van optreden van de combinaties van hoogwaterstanden te Hoek van Holland en Rijnafvoeren te Lobith boven de lijn B-B blijft gelijk aan de kans van optreden van de combinaties boven de lijn A-A. Resteert de opgave om de kromme B-B zodanig te middelen dat deze middellijn gebieden met gelijke kansdichtheid van de kromme B-B afsnijdt. Hierbij kan niet meer uitgegaan worden van de getrokken hoogwaterlijnen te Hoek van Holland aangezien die voor een situatie gelden zoals vastgelegd door de Deltacommissie. Deze lijnen moeten opnieuw bepaald worden met de in paragraaf 3.2 geschetste bodemschematisatie.
- 12 - Voor Dordrecht kan echter wel gezegd worden dat voor de n paragraaf 3.2 geschetste bodemschematisatie (en open Spui) een waterstand ergens tu'ssen NAP + 3.10 m en NAP + 3.30 m eenzelfde overschrijdingskans heeft als NAP + 3.50 m zoals 4 aangegeven door de Deltacommissie (1,8.10 per jaar), indien aangenomen wordt dat beide berekeningsmethodieken gelijkwaardig zijn.. Langs dezelfde lijnen geredeneerd kan er gesteld worden dat de invloed van de Spuiafsluiting op de basispeilen in de nieuwe situatie voor de verschillende stations te bepalen is op : - Rotterdam, verhoging rond de decimeter: - Spijkenisse, verhoging rond de decimeter; - Goidschalxoord, verhoging rond 3 decimeter: - Dordrecht, verhoging rond de decimeter; - Gorinchem, verlaging rond de decimeter: - Hellevoetsluis, verlaging rond 2 decimeter. N.B. Deze getallen doen géén uitspraak over de ligging van het basispeil, voor de geschetste bodemschematisatie (paragraaf 3.2) en een afgesloten Spui, ten opzichte van het basispeil, zoals is vastgesteld door de Deltacommissie; maar alleen over het basispeil, voor de geschetste bodemschematisatie met afgesloten Spui, ten opzichte van het basispeil, voor de geschetste bodemschematisatie met open Spui, mits de afsluiting van het Spui geen aanleiding geeft tot wijzigingen in de gebruikte schematisatie. Verder is de nauwkeurigheid van deze getallen afhankelijk van de nauwkeurigheid van de MPLC-berekeningen, goede inzichten hierin zijn nog niet voorhanden. Daar MPLC vele malen bij kleine afvoereh (1500-2000 m 3 / si getoetst is aan natuurwaarnemingen bestaat er van de nauwkeurigheid met betrekking tot de waterstanden de indruk dat deze bij kleine afvoeren onder de decimeter ligt. Voor hogere afvoeren en grote getijamplituden worden de MPLC-berekeningen echter onnauwkeuriger. Naar de mate van onnauwkeurigheid wordt onderzoek verricht.
- 13-5. CONCLUSES Onderstaande conclusies zijn gebaseerd op de eerder genoemde berekeningen en kennen de aldaar aangegeven beperkingen. 1) Veranderingen groter dan 2 decimeter als gevolg van de Spuiafsluiting zijn beperkt tot het Spui en een gedeelte van de Oude Maas; met name het traject Puttershoek-Zalmplaat. 2) De afsluiting van het Spui heeft voor de onderzochte combinaties van randvoorwaarden tot gevolg: een waterstandsverhoging voor: de Rotterdamse Waterweg - Lek - de Oude Maas - Beneden Merwede, de Noord, gedeelte van het Spui benoorden de afsluitdam; een waterstandsverlaging voor: de Boven Merwede - Waal - het Haringvliet - Bergse Maas, de Dordtsche Kil, de Nieuwe Merwede, gedeelte van het Spui bezuiden de afsluitdam. - Het verschil van het basispeil, voor de geschetste bodemschematisatie (paragraaf 3.2) en open Spui, met het basispeil, voor de geschetste bodemschematisatie en afgesloten Spui, is voor de verschillende stations als gevolg van de Spuiafsluiting: Rotterdam, verhoging rond 1 decimeter; Spijkenisse, verhoging rond 1 decimeter; Goidschalxoord, verhoging rond 3 decimeter; Dordrecht, verhoging rond 1 decimeter; Gorinchem, verlaging rond 1 decimeter; Hellevoetsluis, verlaging rond 2 decimeter. - Over de ligging van het basispeil, voor de geschetste bodemschematisatie en afgesloten Spui, ten opzichte van het basispeil, zoals is vastgesteld door de Deltacommissie, is geen uitspraak mogelijk met de beschouwde combinaties van randvoorwaarden.
- 14-6. LTERATUURLJST 1. De waterloopkundige en waterhuishoudkundige aspecten van een afgesloten Spui Nota 03-74 december 1974 Rijkswaterstaat - Deltadienst Waterloopkundige afdeling 2. Rapport Deltacommissie - deel 5 januari 1961 Staatsdrukkerij en Uitgeverijbedrijf s-gravenhage
5 *.' :..~, ~.....,. rijkswaterstaat din a 3 nota nr: 31.013.02. -.. diratis waterhuishding a waterbeweging nr.. bijlage nr. 1. district zuidwest.. i..~... ~... ~....
. + 8.00 t 5.00 a + 4.00 < 2 + 9 c E 2. +. 3.00 c u W o" ' g E t 2.00?i 2i n < z + 9 c E z - a 2 < -1 - o c P x ' W W, - % t 1.00 ARNCVL~SLUZEN EHELE GETJ GESLOTE ' 1- SPU - OPENNG HARNGVLETSLUZEN 6wom2 BENEDEN NAP 6 O O 5000 10.000 15.000 20.000 rijkswaterstaat directie waterhuishouding en waterbe'weging district zuidwest Get. m nr. nota nr. 31.013.02 biilaae nr. 2
à 3 4.00 AANGENOMEN OPZET N STORMVLOEDSTAND TE E z - W N 8 3.00 2.00 1.00 O a z * 9 c E z O z U v; U W 2 3 TJD N UREN - rijkswaterstaat directie waterhuishouding en waterbeweging district zuidwest Get. JW nr. nota nr. 31.013.02 bijlage nr. 3
8. i 8 o 4 + 4. O 9 0 Li d n; c - a + + O 8.l. dvn 'No'? U N N3ûNVlSä3lVM9OÒH rij kswa temt aat dimtk vmtorhuishadi~ ri wmtorbe.*i.giri(l dirtrkt zuiámmt at. m. notanr. 31.013.02 nr.. bijlage nr. 4
. 1 zi # S g $1 " i * +. 't. + dvn 'KO'Z O -.9 N N3QNVlSä31VM9OOH +., rijkswaterstaat dlintk watorhukhaiding.n watorbomgtng diatrict zuidwort at. m nota nr. 31.013.02 nr. bijlage nr. 5
..,... - u 'O t oe...~.,,, <..,. > W - - w ; 8 *i +._ f W -0- z 4 4. + rijkswaterstaat dir.ct&.wmtorhukhouding.n mtorbowoghg district zuidwat oct. JN: nota nr. 31.013.02 nr. bijlage nr. 6
- 0 _- NEUWE WATERWEG NEUWE MAAS - LEK 40 O 10 L SPJKENSSE 32lD~CHALXOORD L DORDRECHT L- GORNCHEM HELLEVMTSLUS - W OESTAND : GESLOTEN SPU i0.v. OPEN SPU H.v.H Om WVOER WENRJN : DVERSE + 5.00 WO0 + s.m a m.. + 4.20 UYO ey)(.. + 3.40 + 2.80 awo. VERHOGNG EN VERLAGNG VAN DE HOOGWATERSTANDEN.,, OMSTAAN MMR HET AFSLUTEN VAN HET SFU --- BrnM mi.rh-lwwlinp a torb.l.ohg dkirict ddrni - - --- --. - rijkswaterstaat din a 3 nota nr. 31.013.02. nr; 1 bijlagenr. 7.
... u z - TOESTAND : GESLOTEN SPU t0.v. OPEN SPU HXH a, AFVOER BWE~RJN : DVERSE + 5.00,700 + 3.w +4 20 o m.. +140 9500 c 2.80 te500 5 E.' cl z o O ' ;a i w > t u 'Z o o 4 - a w > --! DDRDTSCHE KL VERHOGNG EN VERLAGNG VAN DE EXTREME HOOGWATER.STANDEN - ONTSTAAN DOOR HET AFSLUTEN VAN HET SW --- rijkswaterstaat --- directie r.tnluirmuding em rrterbereging dislricl zuid-s din a 3 1 nota nr. 31.013.02 nr.! bijiage nr.a
+ 5.00 a Z 2 + 4.00 4 E z e - H.W. TE HOEKvan HOL.o0 +5.00 + 4.' 4ND 3.00 9' BASSPEL t a Z a $ t 2.oc Y G 3 + 1.OC C 5000 1O.ooO 12).000 20.000 RJNAFVOER TE LOBTH N m3/s rijkswaterstaat Get. 3 ~ : nota nr. 31.013.02 nr. bijlage nr. 9 directie waterhuishouding en waterbeweging district zuidwest
5.00-5 t4.00- O J - A E t 3.50 z + 3.30 - +3.10 U 'C3.00* W 0 8 o *o w c 2 c2.00' 4 - v) p: W c 5 + 1.oo* H.W. TE HOEK van HOLLAND O0 f 5.00 + 4.00 3.00 i, O, O 5000 10.000 15.000 20.000 ' RJNAFVOER TE LOBTH N m3/s WATERSTANDSVERANDER NGE N TE DORDRECHT ALS GEVOLG VAN rijkswaterstaat directie waterhuishouding fm waterbeweging dlstrict zuidwest Get. rn nota nr. 31.013.02 nr. bijlage nr. 10