> Retouradres Postbus 40225, 8004 DE Zwolle Rijkswaterstaat K. van Andel Postbus 24103 3502LA UTRECHT ONTWERP-BESLUIT Gezien voor akkoord: : 30 augustus 2017 Betreft Beslissing op uw aanvraag afwijzing positief Postbus 40225, 8004 DE Zwolle mijn.rvo.nl T 088 042 42 42 F 070 378 61 39 wnb@rvo.nl Aanvraagnummer Kenmerk Bijlagen 1 Geachte mevrouw Van Andel, Op 8 februari 2017 heeft u een ontheffing aangevraagd. Ik heb uw aanvraag met de aanvullingen van 26 april 2017, 9 augustus 2017, 17 augustus 2017 en 21 augustus 2017 beoordeeld. In deze brief licht ik dit nader toe en leest u wat mijn beslissing is. Procedure Rijkscoördinatieregeling van toepassing De voorbereiding en bekendmaking van de (ontwerp) besluiten voor de uitvoering van het Programma Inhaalslag Stroomlijn worden door de Minister van Infrastructuur en Milieu gecoördineerd. Deze coördinatie vindt plaats op basis van het besluit van de Minister van Infrastructuur en Milieu van 5 maart 2014 tot toepassing van de rijkscoördinatieregeling (Staatscourant 2014, nr. 8335), op grond van artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Deze coördinatie is van toepassing op besluiten aangeduid in artikel 1 lid 2 van het rijkscoördinatiebesluit. De coördinatie heeft tot gevolg dat op deze besluiten de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure conform artikel 3.35 vierde lid Wro van toepassing is. Inhoud aanvraag De aanvraag heeft betrekking op de realisatie van het project Stroomlijn Deelgebied 5, tranche 4, gelegen in de gemeenten Brummen, Hattem, Heerde, Lochem, Olst-Wijhe, Rheden en Zutphen. Het project betreft het onderhoud van de begroeiing in de uiterwaarden. Het programma Stroomlijn wordt uitgevoerd in drie fasen. In fase 1 en 2 zijn projecten op terreinen van natuurbeherende organisaties en terreinen in eigendom van de Staat uitgevoerd. Fase 3 is vanaf 2015 uitgevoerd en omvat de overige terreinen in de uiterwaarden van de grote rivieren. Het betreft terreinen van particulieren, bedrijven en overheden. Dit besluit ziet toe op de volgende deelgebieden binnen het project Stroomlijn IJssel in of nabij: Pagina 1 van 5
- Bronkhorster waarden - Gelderdijksche waard; - Havikerwaard; - Marlerwaarden; - Ravenswaarden; - Rijsselsche waarden en Middelwaard; - Stokebrandsweerd - Tichelbeekse waarden; - Vaalwaard; - Wijher buitenwaarden. De werkzaamheden bestaan uit het verwijderen van bomen en struiken die in de stroombaan van de rivier staan; begroeiing buiten de stroombaan blijft staan. In de toekomst worden de uiterwaarden beheerd zodat de verwijderde begroeiing niet terugkomt. U vraagt ontheffing van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 3.1, lid 2, 4 en 5 van de Wet natuurbescherming voor wat betreft exemplaren van de buizerd (Buteo buteo); alsmede van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 3.5, lid 2 en 4 voor wat betreft exemplaren van de bever (Castor fiber) en van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 3.10, lid 1, sub b voor wat betreft exemplaren van de das (Meles meles). Besluit Ik kan u de gevraagde ontheffing niet verlenen, omdat er geen sprake is van overtreding van verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming. Dit houdt in dat het toegestaan is de voorgenomen werkzaamheden zonder ontheffing uit te voeren, mits de in deze brief genoemde maatregelen worden gerealiseerd. Gelet op het voorgaande wijs ik uw aanvraag voor een ontheffing ex artikel 3.1, lid 2, 4 en 5, artikel 3.5, lid 2 en 4 en artikel 3.10, lid 1, sub b van de Wet natuurbescherming af. De overwegingen die ten grondslag liggen aan dit besluit worden in bijlage 1 toegelicht. Zienswijzen In de periode zoals aangegeven in de kennisgeving kan een ieder schriftelijk of mondeling zienswijzen naar voren brengen over het ontwerpbesluit. Schriftelijk Schriftelijke zienswijzen dienen onder vermelding van het betreffende ontwerpbesluit te worden verzonden aan: De Minister van Infrastructuur en Milieu Rijkswaterstaat Grote Projecten en Onderhoud Ruimte voor de Rivier T.a.v. de heer J. Ponsioen Postbus 24103 3502 MC Utrecht Pagina 2 van 5
Mondeling Het naar voren brengen van een mondelinge zienswijze over het ontwerpbesluit kan door het maken van een afspraak met de heer Ponsioen, bereikbaar onder telefoonnummer 06-53810184. Van een mondeling naar voren gebrachte zienswijze wordt verslag opgemaakt. Het betrokken bevoegde gezag betrekt de ingediende zienswijzen bij het nemen van het definitieve besluit. Iedereen die een zienswijze heeft ingediend wordt geïnformeerd over wat daarmee is gedaan. Vervolg procedure Tegen het uiteindelijke besluit kan beroep worden ingesteld als men belanghebbende is en als men tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht over het betreffende ontwerpbesluit, tenzij redelijkerwijs niet kan worden verweten dat geen zienswijze naar voren is gebracht. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als er bij de definitieve vaststelling van de besluiten wijzigingen zijn aangebracht ten opzichte van de ontwerpbesluiten. Meer informatie Heeft u nog vragen, kijk dan op onze website mijn.rvo.nl. Of bel ons: 088 042 42 42 (lokaal tarief). Met vriendelijke groet, De Staatssecretaris van Economische Zaken, namens deze: Marco Klaassen Teammanager Vergunningen Natuur Pagina 3 van 5
Bijlage 1: Overwegingen Wet natuurbescherming Afwijzing artikel 3.1, lid 4 en 5 van de Wet natuurbescherming Uit de aanvraag blijkt dat ontheffing is aangevraagd van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 3.1, lid 4 van de Wet natuurbescherming voor zover dit betreft het opzettelijk verstoren van vogels. Ontheffing voor het opzettelijk verstoren van de [vogelsoort] is in casu niet aan de orde. Op grond van artikel 3.1 lid 5 Wet natuurbescherming is voor het verstoren van vogels als bedoeld in de Vogelrichtlijn geen ontheffing vereist indien de storing niet van wezenlijke invloed is op de staat van instandhouding van de desbetreffende vogelsoort. Van een wezenlijke invloed op de staat van instandhouding van de [vogelsoort] is hier geen sprake, zodat het verbod van artikel 3.1 lid 4 Wet natuurbescherming niet geldt en dus een ontheffing van dat verbod niet aan de orde is. Afwijzing artikel 3.5, lid 2 van de Wet natuurbescherming Uit de aanvraag blijkt dat ontheffing is aangevraagd van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 3.5, lid 2 van de Wet natuurbescherming voor zover dit betreft het opzettelijk verstoren van dieren. Ontheffing voor het opzettelijk verstoren van de bever is in casu niet aan de orde. Er worden door u voldoende maatregelen genomen om het opzettelijk verstoren van de bever te voorkomen. Afwijzing artikelen 3.5, lid 4 en 3.10, lid 1, sub b voor wat betreft de bever en de das Uit de aanvraag is gebleken dat ontheffing is aangevraagd van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 3.5, lid 4 van de Wet natuurbescherming, voor wat betreft het beschadigen of vernielen van voortplantings- of rustplaatsen van de bever en de das; alsmede van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 3.10, lid 1, sub b van de Wet natuurbescherming, voor wat betreft het opzettelijk beschadigen of vernielen van voortplantings- of rustplaatsen van de das. Op 24 april 2017 is er een aanvullend veldbezoek uitgevoerd om de aanwezigheid van de bever en de das aan te tonen of uit te sluiten. Het plangebied wordt hoofdzakelijk gevormd door een plas in de uiterwaarde bij Wijhe, met in noordelijke en zuidelijke richting een ondiepe slenk. In de slenk ten zuiden van de plas zijn twee oude knaagsporen van de bever aanwezig. Deze zijn echter enkele jaren oud. Nabij het bosgebied in de uiterwaarden bij Dieren zijn ook knaagsporen van de bever aangetroffen. Waarschijnlijk stammen de activiteiten uit een periode met een hoge waterstand aangezien de sporen zich tijdens het veldbezoek op een hoogte van minimaal één meter boven de waterstand bevonden. In het plangebied zijn geen aanwijzingen voor recente activiteit van bevers aanwezig. Tijdens het veldonderzoek zijn ook geen voortplantings- of rustplaatsen van de bever aangetroffen. Er zijn tijdens het veldbezoek in de uiterwaarden bij Wijhe en Dieren ook geen sporen of voortplantings- of rustplaatsen van de das vastgesteld. De aanwezigheid van de bever en de das wordt dan ook met zekerheid door u uitgesloten. Een ontheffing van de verbodsbepalingen genoemd in de artikelen 3.5, lid 4 en 3.10, lid 1, sub b van de Wet natuurbescherming is derhalve voor de bever en de das dan ook niet van toepassing. Pagina 4 van 5
Functionaliteit van de nesten of rustplaatsen van de buizerd Artikel 3.1, lid 2 Wet natuurbescherming De buizerd is in het plangebied aangetroffen. In het cluster 21220 is een nest van de buizerd vastgesteld in een wilg aan de westkant van de plas. U stelt de volgende maatregelen voor om de functionaliteit van de nesten of rustplaatsen van de buizerd te waarborgen: De begroeiing waar het nest van de buizerd zich in bevindt blijft behouden; De kap- en rooiwerkzaamheden worden buiten het broedseizoen van de buizerd, welke loopt van februari tot en met augustus, uitgevoerd. De door u voorgestelde maatregelen zijn voldoende. Het nest van de buizerd blijft behouden en daarnaast worden de kap- en rooiwerkzaamheden buiten het broedseizoen uitgevoerd. Door het uitvoeren van bovenstaande maatregelen wordt voorkomen dat er verbodsbepalingen genoemd in artikel 3.1, lid 2 van de Wet natuurbescherming overtreden worden. Een ontheffing is dan ook niet nodig. Conclusie buizerd Dit houdt in dat het toegestaan is bovenstaande werkzaamheden zonder ontheffing uit te voeren, mits de in dit besluit genoemde maatregelen worden uitgevoerd. Dit besluit geldt slechts voor de hierboven genoemde soort en beschreven verboden handelingen. Dit besluit geldt alleen voor de werkzaamheden die conform de aanvraag worden uitgevoerd, voor zover in dit besluit zelf niet anders is aangegeven. U dient direct contact op te nemen met het bevoegd gezag indien bij het uitvoeren van de werkzaamheden van het project andere beschermde soorten dan de genoemde worden aangetroffen of andere handelingen als beoordeeld bij dit besluit noodzakelijk zijn. Als u de maatregelen zoals genoemd in dit besluit niet uitvoert, heeft u (mogelijk) toch ontheffing van de Wet natuurbescherming nodig. Pagina 5 van 5