Gemeente Den Haag BEANTWOORDING SCHRIFTELIJKE VRAGEN van het raadslid Niek Roozenburg sv 17 Corr. nr. 9000440/BSD Den Haag, 13 april 1999 aangifte zedendelict bureau Overbosch De gemeenteraad Het raadslid Niek Roozenburg, heeft de volgende op 15 maart 1999 ingekomen brief, uitmondende in een achttal vragen, aan de voorzitter van de gemeenteraad gericht. "Op de voorpagina van de Haagsche Courant van gisteren valt een artikel te lezen onder de kop Man vergrijpt zich weer aan jongens. Het artikel bericht over een ruim 30 jarige man uit Benoordenhout, die op zondag 7 februari tijdens zijn proeftijd van de hem strafrechtelijk opgelegde therapie weer de fout in is gegaan door met twee 10-jarige jongetjes ontucht te plegen. De ouders van de getroffen jongens wilden terecht zo spoedig mogelijk aangifte doen van de betreffende zedendelicten. Dit verliep echter niet zo gladjes als men zou verwachten bij het aangifte doen van dit soort ernstige misdrijven. Enkele passages uit het bedoelde krantenartikel: "De ouders van de jongens zijn boos op de politie van het bureau Overbosch, omdat ze hemel en aarde moesten bewegen om aangifte te kunnen doen. Toen zij op maandag 8 februari een dag na het gebeurde, op het bureau kwamen, kregen ze te horen dat de twee zedenrechercheurs beiden met vakantie waren. Of de ouders zo vriendelijk wilden zijn half maart terug te komen, luidde het verzoek van de dienstdoende politiebeambte.... "Tot grote ergernis van de ouders kostte het ook de grootste moeite een officiële klacht in te dienen bij het bureau Overbosch. De vader: óndanks afspraken zijn we twee keer voor niets naar dit bureau geweest.
2 Op grond van artikel 15 lid 1 van het Reglement van orde leg ik u hierbij de onderstaande schriftelijke vragen ter beantwoording voor: 1. Is het college op de hoogte van het betreffende HC-artikel uit de Haagsche Courant van 13 maart 1999? 2. Klopt hetgeen dat in het artikel beschreven staat feitelijk? Zo nee, wat is er dan wel gebeurd? 3. Er van uitgaande dat hetgeen vermeld staat in het H.C.-artikel op waarheid berust, bent u dan met mij van mening dat hier sprake is van fouten op het politiebureau Overbosch? 4. Bent u het met mij eens dat het doen van aangiften altijd op zeer korte termijn mogelijk moet zijn, zeker waar het zeden- en/of geweldsdelicten betreft? 5. Als het H.C.-artikel klopt, betreft het hier een incident op een bureau of is er structureel vaker sprake van het niet kunnen doen van aangiften? 6. Als het H.C.-artikel klopt, bent u dan bereid in functie als korpsbeheerder er bij de korpschef c.q. de bureauchef(s) op aan te dringen de aangifteprocedure op orde te brengen en daar ook naar te handelen? 7. Er van uitgaande dat de betreffende ouders daadwerkelijk hemel en aarde hebben moeten bewegen om aangifte te kunnen doen bent u dan bereid er zorg voor te dragen dat deze ouders en de getroffen twee jongens excuses hiervoor krijgen aangeboden? 8. In het HC-artikel wordt verder beschreven dat er sprake geweest zou zijn van personele ondercapaciteit bij politiebureaus, omdat er extra inzet nodig was rond de bezetting van de Griekse ambassade. Is dat juist geconstateerd en bent u met mij van mening dat het niet aanvaardbaar is dat reguliere politietaken blijven liggen omdat Den Haag als residentie vaker te maken heeft met incidenten rond ambassades en dergelijke? Bent u bereid, als het waar is dat het Haagslandse team overbelast is, bij de ministers van Justitie en BZK extra middelen te bepleiten voor versterking van de Haaglandse politie? Bent u bereid over de problematiek van capaciteit en financiering van de Haagslandse politie ten principale met de commissie ABPB van gedachten te wisselen?"
3 Ingevolge het bepaalde in artikel 15, lid 4, van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van de raad der gemeente s-gravenhage (Verz. 1987, nr. 2), beantwoorden wij na - via de korpsbeheerder/burgemeester - verkregen informatie van de de politie - de gestelde vragen als volgt. 1. Is het college op de hoogte van het betreffende HC-artikel uit de Haagsche Courant van 13 maart 1999? Ja. 2. Klopt hetgeen dat in het artikel beschreven staat feitelijk? Zo nee, wat is er dan wel gebeurd? Een van de ouders van één van de jongetjes heeft zich op zondag 7 februari vervoegd aan het politiebureau Overbosch teneinde aangifte te doen van ontucht gepleegd tegenover zijn zoontje. De betreffende zedenrechercheur van het bureau was op dat moment i.v.m. vakantie niet aanwezig zodat de aangifte niet terstond kon worden opgenomen. Door de dienstdoende politie-ambtenaar van het bureau Overbosch is richting de voornoemde ouder op dat moment de gang van zaken van het doen van aangifte en het in te stellen vervolgonderzoek onvoldoende uitgelegd cq toegelicht. Daarbij heeft deze politie-ambtenaar tevens onvoldoende invoelingsvermogen getoond in relatie tot de aard van het incident. Wel is de melding daarna conform de interne richtlijnen van de politie Haaglanden doorgegeven aan de zgn. piket zedenrechercheur (bureau Soesterbergstraat), die nog diezelfde dag op eigen initiatief contact heeft opgenomen met de betreffende ouders. Dit heeft op maandag 8 februari geleid tot een formele aangifte bij bureau Soesterbergstraat. Hierna is het onderzoek aangevangen dat heeft geleid tot de aanhouding van een verdachte. Niettemin betreurt de burgemeester de gang van zaken in hoge mate. Hij heeft dit ook in een persoonlijk gesprek aan de betreffende ouders laten weten. 3. Er van uitgaande dat hetgeen vermeld staat in het H.C.-artikel op waarheid berust, bent u dan met mij van mening dat hier sprake is van fouten op het politiebureau Overbosch? Er heeft een intern onderzoek plaatsgevonden naar de gang van zaken bij bureau Overbosch Door de eerste bejegening van bureau Overbosch is de indruk gewekt dat de politie niet serieus op de melding zou hebben gereageerd. Niettemin is er in procedurele zin correct en conform de richtlijnen gewerkt. 4. Bent u het met mij eens dat het doen van aangiften altijd op zeer korte termijn mogelijk moet zijn, zeker waar het zeden- en/of geweldsdelicten betreft?
4 Ja. 5. Als het H.C.-artikel klopt, betreft het hier een incident op een bureau of is er structureel vaker sprake van het niet kunnen doen van aangiften? Er is sprake van een incident. Er is geen sprake geweest van het niet kunnen doen van aangifte. (zie beantwoording op vraag 2) 6. Als het H.C.-artikel klopt, bent u dan bereid in functie als korpsbeheerder er bij de korpschef c.q. de bureauchef(s) op aan te dringen de aangifteprocedure op orde te brengen en daar ook naar te handelen? De procesgang van dit incident is niet goed verlopen. De vervangingsprocedure bij vervanging van een zedenrechercheur die afwezig is, is procedureel evenwel goed geregeld. In het eerste contact tussen de aangevers en bureau Overbosch is de communicatie naar de ouders toe niet goed verlopen. Dit geeft geen aanleiding de procedure aan te passen. De betrokken politiefunctionaris(sen) zijn hierop door de bureauleiding aangesproken en de gevolgde procesgang bij bureau Overbosch wordt verder nader onderzocht. 7. Er van uitgaande dat de betreffende ouders daadwerkelijk hemel en aarde hebben moeten bewegen om aangifte te kunnen doen bent u dan bereid er zorg voor te dragen dat deze ouders en de getroffen twee jongens excuses hiervoor krijgen aangeboden? De piketzedenrechercheur heeft op eigen initiatief nog dezelfde dag met de ouders (aangevers) contact gezocht. Het ingestelde onderzoek is weliswaar aanvankelijk richting ouders niet goed gelopen maar heeft - zoals hierboven aangegeven - uiteindelijk wel geleid tot de aanhouding van een verdachte. Met de ouders (aangevers) is n.a.v. het krantenartikel door zowel de recherche-coördinator alsmede de bureauchef afzonderlijk contact opgenomen en is de situatie besproken en toegelicht. In deze gesprekken is ook tot uitdrukking gebracht dat de politie betreurt dat de contacten op het bureau Overbosch niet goed zijn verlopen. In een gesprek dat de burgemeester met de ouders heeft gehad is dit eveneens naar voren gebracht. 8. In het HC-artikel wordt verder beschreven dat er sprake geweest zou zijn van personele ondercapaciteit bij politiebureaus, omdat er extra inzet nodig was rond de bezetting van de Griekse ambassade. Is dat juist geconstateerd en bent u met mij van mening dat het niet aanvaardbaar is dat reguliere politietaken blijven liggen omdat Den Haag als residentie vaker te maken heeft met incidenten rond ambassades en dergelijke? Bent u bereid, als het waar is dat het Haagslandse team overbelast is, bij de ministers van Justitie en BZK extra middelen te bepleiten voor versterking van de Haaglandse politie?
5 Bent u bereid over de problematiek van capaciteit en financiering van de Haagslandse politie ten principale met de commissie ABPB van gedachten te wisselen? Voorop gesteld zij dat alles in het werk wordt gesteld om de continuïteit van de dienstverlening aan de bureaus veilig te stellen. Niettemin staat deze fors onder druk. Met name de bezetting van de Griekse residentie op 16 en 17 februari 1999 heeft de inzet van veel politiepersoneel vereist. Ook de versterkte bewaking van diverse ambassades sindsdien, demonstraties /manifestaties van Turken en Koerden alsmede o.a. demonstraties i.v.m. de opgelopen spanning in Kosovo vragen extra capaciteit. Aan de cie. ABPB zal een overzicht worden gegeven van recente en te verwachten demonstraties. Deze intensieve inzet trekt, ondanks verleende bijstand, een forse wissel op de bezetting aan de diverse bureaus in de regio. In de zesde regionale sturingsrapportage is aangegeven dat grootschalig optreden naast de feitelijke inzet ook leidt tot continuiteitsproblemen in het reguliere werk. Getracht wordt de komende tijd meer inzicht te krijgen in het karakter hiervan. Inmiddels is deze kwestie zowel aangekaart bij de Commissaris van de Koningin in Zuid-Holland als bij de minister van Binnnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Daarbij is voor de korte termijn reeds om extra bijstand gevraagd. De Korpsbeheerder is met de minister van B.Z.K. in gesprek over de sterkteverdeling en financiering van de politie, alsmede betreffende de wervings- en opleidingskosten. Over de uitkomsten hiervan wordt de commissie ABPB geinformeerd. Burgemeester en Wethouders van Den Haag de secretaris, de burgemeester, J.A.M. KROESE-DUIJSTERS W.J. DEETMAN