TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN. Tentamen OGO Fysisch Experimenteren voor minor AP (3MN10) Tentamen Inleiding Experimentele Fysica (3AA10)

Vergelijkbare documenten
TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN. Tentamen OGO Fysisch Experimenteren voor minor AP (3MN10)

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN. Tentamen OGO Fysisch Experimenteren voor minor AP (3MN10) en Tentamen Inleiding Experimentele Fysica (3NA10)

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN. Eindtoets Experimentele Fysica 1 (3A1X1) - Deel januari 2014 van 14:50 17:00 uur

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN. Eindtoets Experimentele Fysica 1 (3A1X1) - Deel 2. 6 november 2015 van 10:00 12:00 uur

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN. Eindtoets Experimentele Fysica 1 (3A1X1) - Deel november 2016 van 14:30 16:30 uur

NATUURKUNDE OLYMPIADE EINDRONDE 2013 PRAKTIKUMTOETS

Proefopstelling Tekening van je opstelling en beschrijving van de uitvoering van de proef.

TENTAMEN NATUURKUNDE

Een kogel die van een helling afrolt, ondervindt een constante versnelling. Deze versnelling kan berekend worden met de formule:

Opgave 2. Voor vloeibaar water bij K en 1 atm zijn de volgende gegevens beschikbaar:

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2014 TOETS APRIL uur

Statistiek voor Natuurkunde Opgavenserie 4: Lineaire regressie

Theorie: Het maken van een verslag (Herhaling klas 2)

Meten en experimenteren

jaar: 1989 nummer: 10

Meten en experimenteren

Trillingen en geluid wiskundig

Eindexamen vwo natuurkunde 2013-I

Vrijdag 19 augustus, uur

Examen HAVO. wiskunde B1. tijdvak 1 dinsdag 20 mei uur

Fysica. Indien dezelfde kracht werkt op een voorwerp met massa m 1 + m 2, is de versnelling van dat voorwerp gelijk aan: <A> 18,0 m/s 2.

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Dinsdag 31 mei uur

Opgave 1. Voor de grootte van de magnetische veldsterkte in de spoel geldt: = l

Opgave 5 Solswitch. Eindexamen havo natuurkunde 2013-II

Meten en experimenteren

IVF temperatuurregeling incubator

Examen VWO. wiskunde B1

Eindexamen wiskunde B1-2 vwo 2005-I

5 Weerstand. 5.1 Introductie

Havo 4 - Practicumwedstrijd Versnelling van een karretje

Significante cijfers en meetonzekerheid

Bij een invalshoek i =(15.0 ± 0.5) meet hij r =(9.5 ± 0.5). 100%-intervallen. Welke conclusie kan de onderzoeker trekken?

leeftijd kwelder (in jaren)

Meten en experimenteren

Foutenberekeningen. Inhoudsopgave

De 42 e Internationale Natuurkunde Olympiade Bangkok, Thailand Experimentele toets Donderdag 14 juli 2011

Eindronde Natuurkunde Olympiade 2018 theorietoets deel 1

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2013 TOETS APRIL :00 12:45 uur

Examen HAVO. Wiskunde A1,2

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 1

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2019 TOETS APRIL 2019 Tijdsduur: 1h45


Eindexamen wiskunde B1 vwo 2005-I

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2016 TOETS APRIL :15 12:15 uur

XXX INTERNATIONALE NATUURKUNDE OLYMPIADE PADUA, ITALIË THEORIE-TOETS

Examen HAVO. wiskunde B. tijdvak 1 woensdag 14 mei uur

Hoe kun je de weerstand van voorwerpen vergelijken en bepalen?

In het internationale eenhedenstelsel, ook wel SI, staan er negen basisgrootheden met bijbehorende grondeenheden. Dit is BINAS tabel 3A.

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Biomedische Technologie, groep Cardiovasculaire Biomechanica

Practicum algemeen. 1 Diagrammen maken 2 Lineair verband en evenredig verband 3 Het schrijven van een verslag

a) Bereken het middelpunt van van cirkel C, door omzetting van de gegeven formule.

Benodigdheden bekerglas, dompelaar (aan te sluiten op lichtnet), thermometer, stopwatch

Tentamen Fysica in de Fysiologie (8N070) deel AB herkansing, blad 1/5

Tentamen. Elektriciteit en Magnetisme 1. Woensdag 20 juni :00-12:00. Leg je collegekaart aan de rechterkant van de tafel.

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2018 TOETS 1

UITWERKINGEN Examentraining (KeCo) SET-B HAVO5-Na

Hertentamen Statistische en Thermische Fysica II Woensdag 14 februari 2007 Duur: 3 uur

TENTAMEN ELEKTROMAGNETISME (8N010)

Statistiek voor Natuurkunde Opgavenserie 1: Kansrekening

6,1. 1.3: Tabellen en diagrammen. 1.4: Meetonzekerheid. Samenvatting door een scholier 906 woorden 13 januari keer beoordeeld.

Proef Natuurkunde Warmteafgifte weerstand

1.1 Rekenen met letters [1]

4. In een fabriek worden tankjes met 5 liter ruitensproeivloeistsof gevuld. Slechts 2,5% van de tankjes mag minder dan 5,00 liter vloeistof bevaben.

Proef Natuurkunde Massa en zwaartekracht; veerconstante

NATIONALE NATUURKUNDE OLYMPIADE. Eindronde theorietoets. 13 juni beschikbare tijd: 2x2 uur. Deel 1

Vlaamse Fysica Olympiade Eerste ronde

Een enkele detector op de grond geeft een signaal, dit wordt een single genoemd.

Examen HAVO. wiskunde B (pilot) tijdvak 1 woensdag 14 mei uur

Eindronde Natuurkunde Olympiade 2014 theorietoets deel 1

De wet van Ohm anders

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, WETENSCHAP EN CULTUUR UNIFORM HEREXAMEN HAVO 2015

Examen HAVO. wiskunde B. tijdvak 2 woensdag 24 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Tentamen Optica. 19 februari 2008, 14:00 uur tot 17:00 uur

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Vrijdag 27 mei totale examentijd 3 uur

leeftijd kwelder (in jaren)

wiskunde CSE GL en TL

M V. Inleiding opdrachten. Opgave 1. Meetinstrumenten en grootheden. Vul het schema in. stopwatch. liniaal. thermometer. spanning.

Opgave 5 Een verwarmingselement heeft een weerstand van 14,0 Ω en is opgenomen in de schakeling van figuur 3.

Naam: examennummer:.

Phydrostatisch = gh (6)

Examentraining (KeCo) SET-B HAVO5-Na

Kaas. foto 1 figuur 1. geheel aantal cm 2.

THERMODYNAMICA 2 (WB1224)

vwo: Het maken van een natuurkunde-verslag vs

IJkingstoets burgerlijk ingenieur-architect september 2018: feedback deel wiskunde

IJkingstoets burgerlijk ingenieur-architect september 2018: feedback deel wiskunde

Tentamen Statistische Thermodynamica MST 19/6/2014

IJkingstoets Wiskunde-Informatica-Fysica september 2018: algemene feedback

3 Formules en de grafische rekenmachine

4900 snelheid = = 50 m/s Grootheden en eenheden. Havo 4 Hoofdstuk 1 Uitwerkingen

XXX INTERNATIONALE NATUURKUNDE OLYMPIADE LEICESTER, GROOT BRITANNIË PRACTICUM-TOETS

Examen VWO. wiskunde B. tijdvak 1 maandag 15 mei 13:30-16:30 uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Tentamen Kansrekening en Statistiek MST 14 januari 2016, uur

TENTAMEN NATUURKUNDE

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN. Tentamen Inleiding Experimentele Fysica (3NA10 of 3AA10) Tentamen OGO Fysisch Experimenteren voor minor AP (3MN10)

Experiment DutchBE (Belgium) Dansende korrels - Een model voor fase-overgangen en instabiliteiten

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2012 TOETS APRIL uur

Examen HAVO. wiskunde B1,2. tijdvak 1 dinsdag 20 mei uur

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2015 TOETS APRIL :00 12:45 uur

Eindronde Natuurkunde Olympiade theorietoets deel 1

Transcriptie:

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Tentamen OGO Fysisch Experimenteren voor minor AP (3MN10) Tentamen Inleiding Experimentele Fysica (3AA10) d.d. 30 oktober 2009 van 9:00 12:00 uur Vul de presentiekaart in blokletters in en onderteken deze. Gebruik van boek, aantekeningen of notebook is niet toegestaan Gebruik van rekenmachine en liniaal is wel toegestaan Geef nooit alleen maar antwoord op een vraag, maar laat zien hoe je aan dit antwoord komt. Doe dit wel beknopt! Verdeel de tijd die je hebt goed over de opgaven/onderdelen. Probeer tijdnood te voorkomen. Voorlopige puntenverdeling van de opgaven: Opg 1 a i 3 Opg 2 a 3 Opg 3 a 2 ii 2 b 2 b 2 b 5 c 5 c 2 c 2 d 2 d 2 ii 3 e 3 d i 2 f 2 ii 3 g 4 e i 3 h 5 ii 3 i 2 Totaal 62 punten Opgave 1 a) Drie studenten bepalen, elk op hun eigen manier, de zelfinductie van een spoel. Ze doen dit door elk een voldoend grote meetserie uit te voeren en het eindresultaat en de onzekerheid erin uit te rekenen. Ze vinden respectievelijk de waarden (2,16 ± 0,08) mh (2,20 ± 0,04) mh (2,26 ± 0,06) mh De onzekerheden hierin zijn dus 68% -intervallen. (i) Combineer de meetresultaten en geef een zo goed mogelijke schatting van met de onzekerheid hierin. (ii) Als de onzekerheden geen 68%-intervallen, maar 100%-intervallen waren geweest, wat is dan uw antwoord? Verklaar uw antwoord. b) Bij een meting van de radioactiviteit van een preparaat worden met behulp van een Geiger-Müller teller pulsen gemeten. Het gedurende een tijdsinterval gemeten aantal pulsen is een maat voor de radioactiviteit van het preparaat. We weten dat het aantal getelde pulsen voldoet aan de Poissonverdeling,

waarbij de kans is om gedurende het interval pulsen te tellen en het gemiddelde aantal pulsen is als het experiment oneindig vaak herhaald zou worden. Na het verrichten van één enkele meting kennen we ook de standaardafwijking. Student 1 doet dit experiment en vindt als resultaat als benadering van met een bepaalde onzekerheid. Student 2 doet 10 metingen met tijdsintervallen. Hierbij verwacht hij natuurlijk iets te meten in de buurt van. Uit het resultaat van deze tweede methode kan student 2, door middeling, eveneens een benadering van en de onzekerheid hierin berekenen. Beide methodes vergen evenveel tijd (namelijk ). Welke student vindt het nauwkeurigste resultaat? Verklaar uw antwoord. c) Een fabrikant maakt kogellagers. Hij meet de diameter van 10 kogellagers met het volgende resultaat: Kogellager 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Diameter(mm) 10,02 10,16 9,94 9,99 10,15 10,04 9,98 10,01 9,95 10,00 Ga ervan uit dat de diameters van de kogellagers een normale (Gaussische) verdeling vertonen. (i) Bereken de gemiddelde waarde en de onzekerheid hierin. (ii) Welk percentage van alle kogellagers die hij produceert, zal een waarde hebben die meer dan 0,5% van het gemiddelde afwijkt? Hint: Gebruik de gereduceerde normale verdeling. De gereduceerde normale verdeling wordt gegeven door de functie. Deze is afgeleid van de gewone normale verdeling (Gaussverdeling). De zogenaamde overschrijdingskans door van de gereduceerde normale verdeling wordt gegeven. In de tabel in de bijlage staat deze overschrijdingskans als functie van. d) Een onderzoeker heeft een vlak stuk glas en wil weten of het flint-glas is (brekingsindex 1,60) of kroonglas (brekingsindex 1,51). Om dat uit te zoeken, schijnt hij met een lichtstraal onder een hoek met de normaal op het glasoppervlak en meet de hoek waaronder de straal gebroken wordt (in het glas). De brekingsindex kan worden bepaald uit. Bij een invalshoek meet hij. De onzekerheden zijn 100% intervallen. (i) Welke conclusie kan de onderzoeker trekken? (ii) Als de onzekerheden in de beide hoeken niet te verbeteren zijn (dus ook niet door herhaling van de meting), is er dan toch een methode om de brekingsindex van het glas met een hogere nauwkeurigheid te bepalen? Verklaar uw antwoord.

y y e) (i) Met de onderstaande rechte-lijn-fit is iets mis. Leg uit wat er mis is en waarom. Wat zou de oorzaak kunnen zijn? 0.40 0.35 0.30 0.25 0.20 0.15 0.10 0.05 0.00 0.0 0.2 0.4 0.6 0.8 1.0 1.2 x (ii) Bekijk onderstaande figuur Volgens de theorie bestaat er een lineair verband door de oorsprong (dus ) tussen de getekende x- en y-waarden. De getekende onzekerheden zijn hier niet 68%-intervallen maar 100%-intervallen. Bepaal de helling en de onzekerheid erin. 0.40 0.35 0.30 0.25 0.20 0.15 0.10 0.05 0.00 0.0 0.2 0.4 0.6 0.8 1.0 1.2 x

Opgave 2 De soortelijke weerstand (aangeduid met de Griekse letter ) is een materiaaleigenschap die de mate aangeeft waarin het betreffende materiaal de elektrische stroom weerstand biedt. Voor een ronde elektrische draad met lengte en diameter geldt dat de weerstand wordt gegeven door Wanneer met een stroombron een stroom wordt gestuurd door deze draad en de spanning wordt gemeten, dan kan de soortelijke weerstand worden berekend uit over de draad Een (ronde) koperdraad heeft een diameter van mm. De lengte is exaxt bekend en is gelijk aan 10 m. Door deze draad wordt een stroom A gestuurd. De spanning over de draad wordt eveneens gemeten en deze bedraagt mv. Alle opgegeven onzekerheden zijn 68%-intervallen. Uit deze meetresultaten wordt de specifieke weerstand berekend. (a) Geef een uitdrukking voor de onzekerheid in. Druk hierbij uit in de gemeten grootheden en hun onzekerheden. (b) Bereken de specifieke weerstand inclusief de onzekerheid. Er kan nu ook gekozen worden uit andere koperdraden met willekeurige andere diameters met wel steeds exact dezelfde lengte. De onzekerheid in de diameter blijft gelijk aan 0,01 mm. De stroom die gebruikt wordt, blijft ook steeds dezelfde, alleen de gemeten spanning zal nu afhangen van de draaddiameter. De onzekerheid in de spanningmeting blijft steeds 0,1 mv. (c) Bereken de draaddiameter die je zou kiezen zodat de onzekerheid in zo klein mogelijk wordt. Hint: herschrijf de bij (a) gevonden uitdrukking zodat een functie wordt van en zodat in deze uitdrukking niet meer voorkomt (die hangt immers van af). In de uitdrukking mogen nog wel,, en de onzekerheden, en voorkomen. (d) Bereken de bijbehorende onzekerheid.

Opgave 3 Een gas zit onder (hoge) druk in een vat. De temperatuur ervan is gelijk aan de omgevingstemperatuur. Wanneer een ventiel in het vat geopend wordt, zal zoveel gas ontsnappen dat de druk binnen en buiten gelijk wordt (. Door de adiabatische expansie zal de temperatuur van het gas dat in het vat blijft, gedaald zijn. Onmiddellijk nadat de druk binnen en buiten het vat gelijk is geworden, wordt het ventiel weer gesloten. Het gas in het vat zal vervolgens (langzaam) weer de omgevingstemperatuur aannemen en tengevolge daarvan een beetje in druk stijgen, tot een waarde. Voor de adiabatische expansie tijdens het uitstromen van het gas geldt de vergelijking van Poisson constant, met de druk, het volume en het quotiënt van de soortelijke warmte bij constante druk en de soortelijke warmte bij constant volume, dus. Volgens de theorie verwachten we een waarde van. De einddruk wordt nu gegeven door. In onderstaand diagram staat het proces van adiabatische expansie (lijn AB) en vervolgens opwarming (lijn BC) weergegeven. Het volume dat langs de horizontale as is uitgezet, is het volume dat het deel van het gas inneemt dat uiteindelijk in het vat achterblijft. Het volume van het vat zelf is dus. In een experiment willen we bepalen. We meten daartoe de einddruk bij een begindruk. De omgevingsdruk is 1,000 bar. De onzekerheid hierin is verwaarloosbaar. (a) Laat zien dat bepaald kan worden uit Bij een begindruk =4,800 bar (ook met verwaarloosbare onzekerheid) wordt een einddruk bar gemeten. De onzekerheid in is een 68%-interval (er werd een meetserie verricht). Uit dit meetresultaat wordt berkend. (b) Geef een uitdrukking voor de onzekerheid in. (c) Bereken en de onzekerheid erin.

Er worden nu verschillende meetseries verricht om te bepalen. Bij verschillende begindrukken wordt nu de einddruk gemeten. De resultaten zijn (bar) (bar) 5 1,50 ± 7% 4 1,50 ± 7% 3 1,28 ± 7% 2 1,18 ± 7% 1,5 1,15 ± 7% In alle gevallen bedroeg de omgevingsdruk bar met verwaarloosbare onzekerheid. De onzekerheid in was in alle gevallen ook verwaarloosbaar. De onzekerheden in de gemeten einddrukken zijn relatieve onzekerheden en zijn weer 68%-intervallen. (d) Wat moet in een grafiek uitgezet worden om een rechte lijn te krijgen waaruit bepaald kan worden? Geef duidelijk aan wat langs de -as moet worden uitgezet en wat langs de -as. (e) Wat zijn de onzekerheden in de grootheden die je respectievelijk langs de x-as en langs de y-as zet? (f) Moet deze lijn volgens de theorie door de oorsprong gaan? (g) Maak een correcte grafiek volgens de regels. (h) Bereken met behulp van de kleinst-kwadraten-methode uit de grafiek de waarde van en de onzekerheid erin. Formules voor kleinste-kwadraten-fits zijn te vinden in de bijlage. (i) Zijn experiment en theorie met elkaar in overeenstemming? Verklaar je antwoord.

Bijlage 1

Bijlage 2