Commissie Bevordering Medezeggenschap december 2014 Werkprogramma CBM 2015 1. Inleiding Met de wijziging van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) van 19 juli 2013 heeft de SER expliciet tot taak gekregen de medezeggenschap in ondernemingen te bevorderen 1. Ter uitvoering van deze taak is binnen de SER de Commissie Bevordering Medezeggenschap (CBM) ingesteld. Haar kerntaak is het in brede zin bevorderen van de medezeggenschap en van de kwaliteit daarvan in ondernemingen. De taken en taakopvatting van de CBM zijn beschreven in het document Taken en taakopvatting CBM. Jaarlijks wordt door de CBM een werkprogramma opgesteld. Een aantal werkzaamheden vloeit min of meer automatisch voort uit de in het instellingsbesluit van de CBM genoemde taken en bevoegdheden en zal regelmatig terugkeren. Andere zijn meer afhankelijk van de wijze waarop de CBM vorm en inhoud wil geven aan de aan haar opgedragen taken. Het is echter niet uitgesloten dat de CBM, naast de van tevoren vastgestelde speerpunten, ook nog tussentijds opkomende werkzaamheden zal verrichten, bijvoorbeeld doordat de actualiteit aandacht voor een ander onderwerp vereist of de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de CBM verzoekt zich uit te spreken over een bepaald medezeggenschapsonderwerp. In dit document zijn de onderwerpen beschreven die de CBM voornemens is in 2015 te behandelen. Paragraaf 2 bevat een korte beschrijving van de belangrijkste aandachtsgebieden in medezeggenschap en paragraaf 3 de door CBM verrichte werkzaamheden in voorgaand jaar. In paragraaf 4 wordt ingegaan op reguliere werkzaamheden van de CBM voor 2015 en in paragraaf 5 op de onderwerpen voor 2015. Tot slot is in paragraaf 6 de jaarplanning opgenomen. 2. Belangrijkste aandachtsgebieden in medezeggenschap Medezeggenschap dient het belang van het goed functioneren van de onderneming als arbeidsorganisatie en gemeenschap waarin belangen van verschillende stakeholders samenkomen. Een optimaal functionerende medezeggenschap is van belang voor het samenwerkingsverband in zijn geheel: zowel voor de werknemers als voor het medezeggenschapsorgaan als voor de ondernemer. Uit onderzoek volgt dat ondernemingen waar de werknemers goed betrokken zijn, op de lange termijn bezien beter functioneren 2. Ook blijkt dat de aanwezigheid van een ondernemingsraad (OR) in 1 2 Artikel 46a Wet op de ondernemingsraden. Zie de Wet van 26 juni 2013 tot aanpassing van de Wet op de ondernemingsraden in verband met wijziging van de financiering van het scholingssysteem voor leden van de ondernemingsraad en enkele andere wijzigingen van deze wet, Stb. 2013, 296. Zie bijvoorbeeld: J. Pfeffer (1997), Ondernemen is mensenwerk, Groningen 1997; R. van het Kaar (2003) Medezeggenschap: goed voor een bedrijf?, OR informatie pp. 52-53; A. van den Berg [et al.] De economische effecten van ondernemingsraden, in: Doel en Resultaten, de Effectieve OR, Handboek OR strategie en beleid Thema 10, Kluwer, pp. 99-107; J.E. Wigboldus (2011), Bron van
2 de onderneming de productiviteit bevordert 3. Verder blijkt dat de bestuurder een belangrijke rol heeft in het welslagen van de medezeggenschap 4. In het kader van haar algemene taak de medezeggenschap in ondernemingen te bevorderen, ziet de CBM in de huidige periode de volgende drie aan elkaar gerelateerde aandachtsgebieden als de belangrijkste: Medezeggenschapsmogelijkheden gebruiken: onderbenutting en knelpunten Hoewel medezeggenschap in Nederland vanzelfsprekend lijkt te zijn geworden, wordt er geen optimaal gebruik van gemaakt. Het begrip medezeggenschap is in dit document breder opgevat dan alleen het instituut OR, maar wel beperkt tot medezeggenschap in de context van het bedrijfsleven en de overheid. Voor wat betreft de OR blijkt uit onderzoek dat 71% van de ondernemingen die verplicht zijn een OR in te stellen, een OR heeft 5. Ook blijkt dat de WOR een hoogwaardig stelsel van medezeggenschap biedt, maar dat dit in de praktijk niet altijd even goed wordt benut 6. Verder bestaan er diverse knelpunten, zoals vacatures binnen de OR, eenzijdige samenstelling van de OR, communicatieproblemen met de achterban, overbelasting van OR-leden en belemmeringen in grotere (internationale) ondernemingen 7. OR-en en bestuurders zouden zich daarnaast meer bewust moeten worden van de rollen die zij kunnen spelen om optimaal gebruik te maken van de OR 8. Verder worden ook bepaalde bevoegdheden die de OR heeft o.g.v. het Burgerlijk Wetboek, zoals het recht van aanbeveling van commissarissen, onderbenut 9. Bevorderen kwaliteit van medezeggenschap Dit is een expliciet onderdeel van de taakopdracht aan de CBM 10. De commissie kan aanbevelingen (met handreikingen voor toepassing in de praktijk) doen aan ondernemers, ondernemingsraden en cao-partijen met betrekking tot het gehele terrein van de medezeggenschap. Dergelijke aanbevelingen kunnen het belang betreffen van goede scholing voor de kwaliteit van de medezeggenschap en het functioneren van de onderneming, maar kunnen zich ook tot andere medezeggenschapsonderwerpen uitstrekken, aldus de wetgever 11. Het belang van meerwaaarde: De economische effecten van de ondernemingsraad; A. van den Berg [et al.] OR en invloed: OR Praktijk, Kluwer, pp. 80 82. 3 S. Sapulete (2013), Works council effectiveness, p. 173. 4 J. Heijink (2012), Moed en vertrouwen Rapport van het onderzoek menselijke factoren en het functioneren en effect van de ondernemingsraad. 5 Regioplan (2012) in opdracht van het ministerie van SZW, Naleving van de Wet op de ondernemingsraden; stand van zaken 2011. 6 SER (2008) Advies Evenwichtig Ondernemingsbestuur en bijbehorende externe consultatie en (onderzoeks)rapportages. 7 Zie onder meer: R. van het Kaar en J.C. Looise (1999), De volwassen OR. Groei en grenzen van de Nederlandse ondernemingsraad, Alphen a/d Rijn: Samson; M. Ewijk en M. Engelen (2002), De faciliteiten, bevoegdheden en informatievoorziening van OR-en en het effect van het netwerk op het functioneren van de OR: onderzoek onder ondernemingsraden, Den Haag: SZW (Elsevier); Nederlands Centrum voor Sociale Innovatie (2008), Hoe ondernemingsraadsleden hun rol beleven en uitoefenen; Regioplan (2012), Naleving van de Wet op de ondernemingsraden, Stand van zaken 2011, in opdracht van SZW: J.J.M. van Mierlo (2013), Medezeggenschap en de spanning tussen WOR en ondernemingsrecht, Kluwer: M. Holtzer (2014), De invloed van werknemers op de strategie van de vennootschap, Kluwer. 8 S. Sapulete (2013), Works council effectiveness, p. 178. 9 P. Van Buerden, H. van Es, R. Goodijk (2009), Gebruik, niet-gebruik of onderbenutting? Onderzoek naar de mogelijke onderbenutting van OR-bevoegdheden in grote ondernemingen, Ministerie SZW/RUG/GITP, Den Haag. 10 MvT, Kamerstukken II 2012/2013, 33376, nr. 3, p. 8: de algemene taakopdracht ter bevordering van de medezeggenschap, waarbij dit zowel bevordering van de naleving van de wet als bevordering van de kwaliteit van de medezeggenschap omvat. SER-advies (2011/04), Toekomst scholing en vorming leden ondernemingsraad, p. 30. Besluit tot instelling van de Commissie Bevordering Medezeggenschap. 11 MvT, Kamerstukken II 2012/2013, 33376, nr. 3. De CBM heeft inmiddels enkele aanbevelingen uitgebracht, zie SER-website publicaties OR en medezeggenschap.
3 een kwalitatief goede medezeggenschap is onomstreden in de CBM 12. Deskundigheidsbevordering van OR en bestuurder draagt bij aan de kwaliteit van medezeggenschap. De Stichting Certificering Opleiding Ondernemingsraden (SCOOR) is opgericht om de kwaliteit van de scholing en vorming van OR-leden te bewaken. Zij doet dit via (vrijwillige) certificering van opleidingsinstituten (waaronder ook ZZP ers kunnen worden begrepen); Innovatie van medezeggenschap Arbeidsverhoudingen zijn door de jaren heen gewijzigd en zullen blijven wijzigen, mede door de tijdsgeest en diverse maatschappelijke ontwikkelingen 13. Dit heeft zijn weerslag op de medezeggenschap. De veranderingen zijn niet alleen van invloed op de positie en het functioneren van medezeggenschapsorganen, maar ook op de mensen die aan medezeggenschap (willen) bijdragen. De uitdaging is om de invulling van medezeggenschap te innoveren en (blijvend) aan te laten sluiten aan de huidige maatschappelijke omstandigheden en ontwikkelingen in de individuele arbeidsverhoudingen 14. 3. Verrichte werkzaamheden 2014 15 Voor 2014 koos de CBM het hoofdthema Meedoen met medezeggenschap. Daarbinnen was aandacht voor het vergroten van het gebruiken van medezeggenschapsmogelijkheden, bevorderen van de kwaliteit van medezeggenschap en innovatie. De CBM heeft een aantal bijeenkomsten georganiseerd, waaronder een expertmeeting over uitgangspunten voor goede medezeggenschap, het symposium Meedoen met medezeggenschap op 11 september 2014 en samen met het Nationaal Register - twee werkconferenties over Medezeggenschap en Governance. Ook heeft de CBM diverse nieuwsberichten en praktische handreikingen uitgebracht om het gebruik van medezeggenschapsmogelijkheden te vergroten. Zo zijn onder meer praktische tips en suggesties uitgebracht inzake Vacatures en samenstelling OR, OR en achterban en rollen en bevoegdheden van de OR bij het tegengaan van discriminatie. Daarnaast bracht zij een aanbeveling uit inzake OR en geheimhouding. Tevens zijn ter bevordering van het meedoen aan medezeggenschap gemeenschappelijk gedragen uitgangspunten voor goede medezeggenschap onderzocht en geformuleerd ten behoeve van het symposium Meedoen met medezeggenschap. Nagedacht wordt hoe deze uitgangspunten verder kunnen worden uitgedragen en verankerd. Ook is binnen de CBM dit jaar nader gesproken over de positie van flexwerkers en over het bevorderen van scholing en vorming van OR-leden. Verder heeft de CBM dit jaar een peiling uitgevoerd naar het gebruik van scholingsfaciliteiten. Tevens heeft zij een verzoek behandeld van een onderneming om ontheffing van de verplichting een OR in te stellen. In 2015 loopt de aandacht voor veel van deze onderwerpen door, in het bijzonder voor de onderwerpen bevordering van de expertise en deskundigheid van de medezeggenschap en de positie van flexwerkers. 12 Zie CBM-aanbeveling inzake scholing en vorming OR-leden. 13 Te denken valt aan ontwikkelingen zoals globalisering, internationalisering, technologisering, individualisering, privétisering, decentralisering en flexibilisering. Productieprocessen en organisatiestructuren zijn complexer geworden. Tevens spelen ontwikkelingen naar meer differentiatie van en keuzemogelijkheden binnen regelingen en soorten ( werk )overeenkomsten (zoals flexwerkers, zzp ers en werkenden met een tijdelijke overeenkomst) een rol. 14 Brief minister van SZW aan de CBM d.d. 16 april 2013. Volgens het kabinet is een hoger niveau van medezeggenschap vooral te bereiken door verdere bevordering van de naleving van de WOR en door innovaties in de medezeggenschapspraktijk, namelijk aanpassing aan de huidige maatschappelijke omstandigheden en ontwikkelingen in de individuele arbeidsverhoudingen. 15 Zie uitgebreider op de website: Overzicht verrichte werkzaamheden inzake bevordering medezeggenschap 2014.
4 4. Reguliere werkzaamheden 2015 De reguliere werkzaamheden van de CBM in 2015 betreffen: Het monitoren van de werkzaamheden van de bedrijfscommissies Markt I en Markt II. Het formuleren van de richtbedragen voor scholing en vorming. Het opstellen van het werkprogramma voor het komend jaar. Daarnaast bestaat het voornemen weer een bijeenkomst te organiseren in de vorm van een congres. 5. Speerpunten 5.1 Hoofdonderwerp Als hoofdonderwerp voor 2015 is gekozen: Deskundige medezeggenschap. Hieronder wordt begrepen het bevorderen van deskundigheid van leden van medezeggenschapsorganen en bestuurder. Het thema Deskundige medezeggenschap sluit aan bij de bovengenoemde drie aandachtsgebieden, in het bijzonder bij het aandachtsgebied bevorderen kwaliteit van medezeggenschap. Het ligt ook in het verlengde van de hoofdthema s van de CBM voor 2013 (Meerwaarde van medezeggenschap) en 2014 (Meedoen met medezeggenschap). Goede medezeggenschap levert meerwaarde voor de onderneming als geheel. En andersom, de meerwaarde van medezeggenschap wordt vooral ervaren wanneer medezeggenschap goed is. Succesfactoren voor goede medezeggenschap zijn dat veel mensen betrokken zijn (meedoen) en dat de kwaliteit van medezeggenschap goed is. Adequate deskundigheidsbevordering draagt bij aan de kwaliteit van medezeggenschap, dient zo het belang van een goede medezeggenschap en daarmee ook het belang van de onderneming en allen die daarin werkzaam zijn 16. Het onderwerp Deskundige medezeggenschap zal aan de hand van een nader op te stellen werkplan worden behandeld. Het te bereiken doel is dat leden van medezeggenschapsorganen en de bestuurder (blijvend) investeren in het verkrijgen van deskundigheid. Bij het bepalen van het werkplan zullen de volgende observaties een rol spelen: Voor goede medezeggenschap zijn een goed geëquipeerde bestuurder en OR (en/of ander medezeggenschapsorgaan, hierna aan te duiden als OR ) nodig. Eén van de uitgangspunten voor goede medezeggenschap zoals geformuleerd voor het CBM-symposium van 11 september 2014 luidt: Uitgangspunt: Goede medezeggenschap vraagt om kennis en kunde bij zowel de ondernemer als de OR. Toelichting: Ondernemer en OR moeten relevante kennis, kunde en expertise bezitten. Deze zijn nodig om medezeggenschap en de organisatie een stap verder te brengen/krijgen. Wanneer deze niet aanwezig zijn, moet er voor worden gezorgd dat deze binnen de organisatie worden ontwikkeld bijvoorbeeld via informatieverschaffing en scholing - of extern worden ingekocht. Bij notoir lastige onderwerpen zoals financiën, juridische kwesties, pensioen, ligt inkoop van externe expertise meer voor de hand. Algemeen wordt aangenomen dat wanneer de OR een gesprekspartner op niveau is voor de bestuurder, dit bijdraagt aan de kwaliteit van medezeggenschap. Deskundigheidsbevordering van OR-leden kan via: - Scholing en vorming via cursussen; 16 Zie ook SER-advies (2011/04), Toekomst scholing en vorming leden ondernemingsraad, p. 20.
5 - Leren en zich ontwikkelen anders dan via cursussen; - Relevante informatie, inzicht verkrijgen en zich eigen maken. Bevordering van deskundigheid van een bestuurder m.n. op het gebied van medezeggenschap, draagt vaak bij aan de kwaliteit van medezeggenschap. Uit onderzoeken volgt dat de bestuurder een belangrijke rol speelt in het functioneren van medezeggenschap 17. De bestuurder heeft, voortvloeiend uit de aard van zijn functie, meer informatie over de onderneming en (strategische) plannen dan de OR. Ook heeft hij meer ervaring met besluitvorming. Verder is inherent aan een organisatie dat tussen bestuurder en medewerkers een gezagsverhouding bestaat. 5.2 Overige onderwerpen Op basis van actualiteit en urgentie is naast het in paragraaf 5.1 beschreven hoofdonderwerp voor 2015 gekozen voor de volgende onderwerpen: Medezeggenschap voor werkenden zonder vaste arbeidsovereenkomst of aanstelling De groep mensen die in Nederland werkt op basis van een arbeidsovereenkomst (voltijds en) voor onbepaalde tijd ( vast contract ) neemt af. Steeds meer mensen werken op basis van andersoortige relaties ( flexwerkers ), zoals tijdelijke contracten, uitzendwerk, ZZP ers 18. Het scala aan mogelijkheden voor meer flexibele arbeidsrelaties is breed 19. SER breed zal dit onderwerp opgepakt worden. Deze veranderingen in de arbeidsverhoudingen hebben hun weerslag op de medezeggenschap binnen ondernemingen. Zo wordt van de OR verwacht dat hij een representatieve vertegenwoordiging is en rekening houdt met de belangen van alle werkenden in de onderneming. De grotere diversiteit van contractsvormen op basis waarvan mensen in of voor de onderneming arbeid verrichten, heeft zowel gevolgen voor de (gewenste) samenstelling van de OR als voor de onderwerpen waar de OR van op de hoogte moet zijn. Er worden steeds hogere eisen gesteld aan de deskundigheid van OR-leden onder meer op het gebied van uitzendwerk, tijdelijke contracten, arbeidspools, in- en outsourcing, ongelijkheid van arbeidsvoorwaarden en flexibele arbeidstijden. Voor mensen werkzaam in meer flexibele arbeidsrelaties, waaronder veel jongeren, is deelname in de OR feitelijk vaak lastig 20 of op basis van de huidige wetgeving niet mogelijk 21, terwijl ook met hun belangen rekening moet worden gehouden. Ook zij zijn (veelal voor langere tijd) in de onderneming werkzaam en op de werkvloer directe collega s van de werknemers met een vast contract. Overigens wordt, zoals gezegd, het begrip medezeggenschap in dit document breder opgevat dan alleen het instituut OR. Nu steeds vaker voorkomt dat binnen één organisatie mensen werkzaam zijn met verschillende arbeidscontracten en arbeidsrelaties, is de vraag hoe medezeggenschap 17 J. Heijink (2012), Moed&Vertrouwen, Rapport van het onderzoek menselijke factoren en het functioneren en effect van de ondernemingsraad, ITS Nijmegen 2012 (samen met NVMedezeggenschap en CNV Vakmensen). 18 Het CBS rekende in 2013 ruim een kwart van de totale beroepsbevolking tot de flexibele schil (werknemers met flexibele arbeidsrelaties en ZZP ers); dat is bijna 33 procent van de beroepsbevolking in 2013 in Nederland. Wel maken de vaste arbeidsverhoudingen nog steeds het grootste deel uit van de werkgelegenheid in Nederland. 19 Denk bijv. aan: arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (korter dan de zittingsperiode van de OR), deeltijdovereenkomsten, uitzendwerk, uitzenden in concernverband, detachering (al dan niet grensoverschrijdend), payroll, ww&b werkenden werkzaam bij inlener, ge-outsourcede werknemers (waarbij onderscheid wel of geen kernactiviteit), ZZP. 20 Een contract voor bepaalde tijd kan bijvoorbeeld korter duren dan de zittingstermijn van de OR. 21 Payrollers, zzp ers en gedetacheerden voldoen bijvoorbeeld niet aan het WOR-criterium in de onderneming werkzaam.
6 daarop aangepast kan worden. Hierbij kan zowel gekeken worden naar formele medezeggenschap (via de OR en OR-commissies), als naar meer informele medezeggenschap via verschillende vormen van overleg en participatie. In vervolg op haar werkzaamheden op dit onderwerp in 2013 en 2014, acht de CBM het wenselijk de volgende twee punten te verkennen: Op welke wijze kan in (de medezeggenschap binnen) de onderneming beter rekening worden gehouden met de belangen van flexwerkers? Dienen flexwerkers medezeggenschapsrechten uit te kunnen oefenen in een situatie waarin iemand voor langere tijd bij een specifieke organisatie te werk is gesteld en zo ja, hoe zou dit vorm kunnen worden gegeven? Daarbij kan mogelijk een ondergrens in de duur logisch zijn. Mogelijk kan ook voor de hand liggen een onderscheid te maken in participatie via actief kiesrecht (stemrecht bij een ORverkiezing) en passief kiesrecht (recht van kandidaatstelling bij een ORverkiezing). Wanneer op basis van de verkenning daar aanleiding toe bestaat, zullen handreikingen en suggesties worden geformuleerd. Stakeholders, toezicht en medezeggenschap In het CBM-werkprogramma 2014 is aangegeven dat veel branches een Governance Code hebben, maar dat deze codes doorgaans geen Principle over medezeggenschap bevatten. Dat is jammer want een Governance Code is een goede manier om zowel de bewustwording van het (economische) belang van medezeggenschap als het gebruik van medezeggenschap te bevorderen. Binnen grote ondernemingen en organisaties opereren enerzijds de relatie bestuurder belangen werknemers (via OR) en anderzijds de relatie bestuurder toezicht (via Raad van Commissarissen (RvC) of Raad van Toezicht (RvT)) nogal eens los van elkaar en ontbreekt een goede verbinding daartussen. De vraag rijst hoe deze twee relaties beter met elkaar verbonden kunnen worden, hoe de driehoeksrelatie tussen bestuurder, toezicht en medezeggenschap versterkt kan worden. Een optie is de veelal zwakke band tussen toezicht en medezeggenschap te versterken 22. Voor de RvC/RvT kan de OR een belangrijke bron van informatie zijn wat er op de werkvloer speelt. Andersom kan de RvC/RvT voor de OR een belangrijke bron van informatie zijn wat de beoogde koers van de onderneming is. RvC/RvT en OR kunnen verder elkaars deskundigheid bevorderen en wederzijds beïnvloeden. In april en november 2014 hebben de SER en het Nationaal Register hierover twee bijeenkomsten met deskundigen georganiseerd. Daarin is geconcludeerd dat de governance beter kan en toezichthouders en medezeggenschapsorganen (deels) een gedeeld belang hebben 23. De CBM is voornemens mogelijkheden te zoeken om de verbinding in de driehoeksrelatie tussen bestuurder, toezicht en medezeggenschap te bevorderen ten behoeve van het beter functioneren van de onderneming. Zij wil concrete onderwerpen zoeken om aan te bieden aan bestuurder, toezicht en medezeggenschap, waarmee deze stakeholders in de praktijk invulling kunnen geven aan die verbinding. Mogelijke thema s daarbij zijn inclusie, effectiviteit, kwaliteit en diversiteit. 22 Zie onder meer: SER (2008) Advies Evenwichtig Ondernemingsbestuur en bijbehorende externe consultatie en (onderzoeks)rapportages: P. Van Buerden, H. van Es, R. Goodijk (2009), Gebruik, niet-gebruik of onderbenutting? Onderzoek naar de mogelijke onderbenutting van OR-bevoegdheden in grote ondernemingen, Ministerie SZW/RUG/GITP, Den Haag: H. Smit, I. van Vlimmeren (2010), Samenwerking ondernemingsraad en raad van commissarissen, een sterk koppel, Medezeggenschap 21, 3: 38-39: Stichting MNO (2012) Naar nieuwe omgangsvormen. Voor raad van commissarissen en medezeggenschap, White paper opgesteld door de Stichting MNO: Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2014) Van tweeluik naar driehoeken. Versterking van interne checks and balances bij semipublieke organisaties, Amsterdam, Amsterdam University Press: (2014) De governance van bedrijven kan beter,ser Magazine nr. 6, p. 7-9.. 23 SER Magazine 2014, nr. 6, p. 7-9. De governance van bedrijven kan beter.
7 Medezeggenschap in midden- en kleinbedrijf Binnen het midden- en kleinbedrijf (mkb) kan medezeggenschap georganiseerd zijn via een OR, maar kan dit ook zijn via een personeelsvertegenwoordiging (pvt), een personeelsvergadering (pv) of meer informeel via overleg. Ondernemingen met minder dan 50 in de onderneming werkzame personen kunnen een pvt instellen. Scholing en vorming voor leden van de pvt is wenselijk 24. Uit onderzoeken naar de vraag in welke mate een OR is ingesteld en scholing volgt, is bekend dat gemiddeld gesproken grotere ondernemingen vaker een OR hebben ingesteld dan kleinere 25. En dat OR-en met meer zetels gemiddeld ook meer scholing genieten dan OR-en met weinig zetels en bovendien het scholingsgebruik bij deze laatste groep sterker is teruggelopen dan bij de middelgrote en grote OR-en 26. Aandacht hiervoor is aangewezen. Deels spelen in het mkb andere vraagstukken op het gebied van medezeggenschap dan bij middelgrote of grote ondernemingen. In het mkb zijn de ondernemingen minder groot, doorgaans zijn de lijnen kort en kennen medewerkers en bestuurder elkaar. Bestuurder is vaak ook de eigenaar van de onderneming en nogal eens de oprichter ervan. Vaak is er sprake van directe relaties tussen (leden van) het medezeggenschapsorgaan en de bestuurder. De zaken waarover het medezeggenschapsorgaan meepraat en meebeslist raken de leden van het medezeggenschapsorgaan of hun naaste collega s vaak meer direct dan het geval is in grotere ondernemingen. Dit alles heeft invloed op de wijze waarop medezeggenschap plaatsvindt. De CBM wil beter inzicht krijgen in welke specifieke problemen in het mkb worden ervaren op het gebied van medezeggenschap en in hoeverre daarbij ondersteuning kan worden geboden. Daarbij spelen onder andere de vragen op welke wijze in het mkb invulling wordt gegeven aan medezeggenschap, en wat voor de toekomst nodig is. Werking nieuwe stelsel scholing en vorming De WOR is gewijzigd per 19 juli 2013 27. Een belangrijk onderdeel betrof de wijziging van het scholingsstelsel voor OR-leden. Het subsidiesysteem voor de scholing van leden van de OR is komen te vervallen wegens verminderd draagvlak onder sociale partners. Het bestaande wettelijke recht van OR-leden om scholing en vorming te volgen op kosten van de werkgever, is versterkt. Dit is gebeurd door expliciet in de wet te bepalen dat deze scholing en vorming van voldoende kwaliteit dient te zijn, dat de kosten ervan ten laste van de ondernemer komen en dat de SER richtbedragen kan vaststellen voor verschillende kosten verbonden aan scholing en vorming. 24 SER (2011/04) Toekomst scholing en vorming leden ondernemingsraad, p. 25. 25 Regioplan (2012) in opdracht van het ministerie van SZW, Naleving van de Wet op de ondernemingsraden; stand van zaken 2011. Hieruit volgt dat in 2011 van de OR-plichtige bedrijven met 50 tot 74 werknemers 61% een OR had ingesteld; van de bedrijven met 74 tot 99 werknemers had 70% een OR; van de bedrijven met 100 tot 199 werknemers had 84% een OR en van de bedrijven met 200 of meer werknemers had 94% een OR ingesteld. Uit dit onderzoek volgt ook dat de meeste OR-plichtige ondernemingen zonder OR wel een personeelsvertegenwoordiging hadden ingesteld of een personeelsvergadering hielden. 26 CBM (2014) Ontwikkelingen gebruik scholingsfaciliteiten: Performa (2013) met FNV Formaat, OR Insight 2013, p. 41 46. 27 Wet van 26 juni 2013 tot aanpassing van de Wet op de ondernemingsraden in verband met wijziging van de financiering van het scholingssysteem voor leden van de ondernemingsraad en enkele andere wijzigingen van deze wet, Stb. 2013, 296.
8 Aan deze wetswijziging is het SER advies Toekomst scholing en vorming leden ondernemingsraad vooraf gegaan 28. Het kabinet heeft besloten dit advies over te nemen 29. In genoemd advies heeft de SER geadviseerd het recht op scholing en vorming van ORleden, de kwaliteit en de financiering ervan op andere wijze te waarborgen. Volgens het advies is daarbij een belangrijk uitgangspunt voor een nieuwe structuur dat de noodzaak en het recht op adequate deskundigheidsbevordering voor OR-leden onverminderd buiten kijf staat en blijft staan. Het belang van een goede medezeggenschap is daarmee gediend en daarmee ook het belang van de onderneming en allen die daarin werkzaam zijn, aldus het advies 30. Volgens het advies dient er ook een vorm van bewaking van de kwaliteit van het opleidingsaanbod te zijn en monitoring door de CBM van de werking van de nieuwe structuur (meer concreet, monitoren van scholing en vorming van OR-leden en van de ontwikkelingen op de scholingsmarkt). Van belang wordt geacht dat de werking en de effecten van een nieuw stelsel van scholing en vorming van OR-leden, zeker in de eerste jaren na de inwerkingtreding ervan, nauwlettend worden gevolgd 31. Het Instellingsbesluit CBM verwijst hier naar. De Stichting SCOOR is opgericht en verzorgt het bewaken van de kwaliteit van scholing en vorming. Zij doet dit via de methode van certificering van opleidingen 32. Eind 2012 heeft de CBM het voornemen uitgesproken in 2015 de werking van het nieuwe stelsel van scholing en vorming te bespreken. Zij zal daartoe waarschijnlijk een onderzoek laten verrichten. Zij is voornemens te rapporteren over de toepassing van de nieuwe wettelijke systematiek en eventuele knelpunten die zich daarbij voordoen. Wanneer daar aanleiding toe bestaat, zal zij voorstellen voor verbetering doen. 6. Voorgenomen planning Aan de hand van de vergaderdata is de volgende indicatieve planning voor het jaar 2015 opgesteld: Maart 2015 Medezeggenschap werkenden zonder vaste arbeidsovereenkomst of aanstelling (doorloop vanuit 2014) Project uitgangspunten voor goede medezeggenschap (doorloop vanuit 2014) Onderzoek werking nieuwe stelsel scholing en vorming (opzet) Deskundigheidsbevordering (werkplan) Voorbereiding congres 2 e helft 2015 (programma) Juni 2015 Medezeggenschap werkenden zonder vaste arbeidsovereenkomst of aanstelling Stakeholders, toezicht en medezeggenschap (startnotitie) Medezeggenschap in midden- en kleinbedrijf (startnotitie) Deskundigheidsbevordering Voorbereiding congres 28 SER-advies (2011/04) Toekomst scholing en vorming leden ondernemingsraad. 29 Kamerstukken II 2011/12, 29 818, nr. 34. 30 SER-advies (11/04), p. 20. 31 SER-advies (11/04), p. 21, 25-28. 32 Artikel 3.1 statuten SCOOR luidt: De stichting heeft, binnen het kader van de Sociaal-Economische Raad, ten doel het bewaken van de kwaliteit van opleidingen ten behoeve van ondernemingsraden.
9 Oktober 2015 Rapportage werking nieuwe stelsel scholing en vorming Stakeholders, toezicht en medezeggenschap Deskundigheidsbevordering Het formuleren van de richtbedragen 2016 voor scholing en vorming Resultaten van het volgen van de werkzaamheden van de bedrijfscommissies Markt I en Markt II Inventariseren onderwerpen ten behoeve van werkprogramma 2016 December 2015 Medezeggenschap in midden- en kleinbedrijf Deskundigheidsbevordering Het vaststellen van het werkprogramma 2016