Sloten en alarmen. Gebruiken van de zender

Vergelijkbare documenten
Sloten en alarm ALARM-SYSTEEM

Cobra 4627 Alarmsysteem met DriverCards

Vodafone Automotive 4627 Alarmsysteem met DriverCards. Gebruikershandleiding. Vodafone Power to you

Cobra Alarm Gebruikers Handleiding

Vodafone Automotive 4627 Alarmsysteem met DriverCards. Gebruikershandleiding. Vodafone Power to you

Gefeliciteerd met uw nieuwe autoalarm! Inhoud

GT-912/GT-913/GT-914 Gebruikers handleiding

Sleutels en zenders SLEUTELS EN ZENDERS

Uitrusting in interieur van auto

Vehicle Security System VSS3 - Alarm system remote

GEBRUIKSAANWIJZING. SELCA IS200 klasse 2 alarm SELCA IS300 klasse 3 alarm. SCM goedkeuringsnr. AA030037

Vehicle Security System VSS3 - Vehicle original remote

Lampen en waarschuwingslampjes

Gebrukershandleiding Gemel/SerpiStar GR48n

Clifford Electronics Benelux bv. Tel Fax

Nederlandstalige handleiding Autoalarm AS5

Mitsubishi - Cobra Alarm CO4627. Gebruikers Handleiding

SELCA SPLIT GEBRUIKSAANWIJZING

Waarschuwingslampjes WAARSCHUWINGSLAMPJES

Dit beveiligingssysteem voor uw auto is getest en goedgekeurd door

GT909NL. Gebruikershandleiding

Stoelen VOORSTOELEN. Juiste zithouding H6544L. Stoelen

Hartelijk gefeliciteerd met de aanschaf van een COBRA alarmsysteem type 889.

Uitschakelen in noodgevallen Doe de touch-key kort in de opening op het bedieningspaneel. Het alarm zal uitgaan.

Sleutels en zenders SLEUTELS EN ZENDERS

Vehicle Security System VSS 1. Handleiding voor systeeminstelling - Dutch

Starten en rijden STUURSLOT

INSTALLATIE HANDLEIDING MKR 41

GEBRUIKSHANDLEIDING. Art. 866 DRIVERCARD 06DE1939A - 03/04. Cobra is a registered trade mark by DELTA ELETTRONICA

Bedieningsorganen en instrumenten

Bedieningsorganen DASHBOARD

Cobra Bridge CAN 8800

Programmeer- en bedieningsinstructies

GEBRUIKERSHANDLEIDING. Elektronisch slot Multicode. think safe

Snel starten GEBRUIKEN VAN DE ZENDER

ESN bedieningsprocedure beveiliging

installatiehandleiding Alarmlicht met sirene

GEBRUIKSAANWIJZING META AUTO-ALARMSYSTEMEN HPA 3.5 / 4.5

INBOUW HANDLEIDING GT806 (GT804+GT844)

- 0 - INSTALLATIE HANDLEIDING ND 6

SELCA SPLIT INSTALLATIEHANDLEIDING

Auto Alarm FM5000 FM500 FM600 FM700 LCD MINI

Draadloze buitensirene

SEC-ALARM100/110/120. Alarmsystemen INSTRUCTIES NEDERLANDS

April Handleiding infrarood afstandsbediening

installatiehandleiding Alarmlicht met sirene

Installatiehandleiding. Bewegingsmelder

NEDERLANDS. SAS-ALARM100 1x Alarmeenheid 6x Deur-/raamsensoren 2x Afstandsbedieningen

INBOUW HANDLEIDING GT403, 404

ELEKTRISCHE INSTALLATIE BI-VAN CAN COM2000

INBOUW HANDLEIDING GT625, GT626, GT627

installatiehandleiding Bewegingsmelder

Bedieningsorganen DASHBOARD

IN EEN OOGOPSLAG. Panoramadak. Parkeerhulp achter

Verwarming en ventilatie

installatiehandleiding Alarmlicht

installatiehandleiding Bewegingsmelder

Het Keypad (met segmenten)

LCD scherm va LCD scherm

Afstelbare parameters - Alarm en centrale vergrendeling

Introductie. HomeSecure 433MHz Handleiding draadloos keypad:

Handleiding LifeGuard

F I A T B R A V O NL S N E L G I D S

SELCA IS200 klasse 2 alarm SELCA IS300 klasse 3 alarm

Zekeringen ZEKERINGEN

Hoe te vervangen batterij en Program Keyless Entry Remote voor een Mercury Mountaineer

ALARM. De werking van het systeem wordt door de body computer geregeld, die via de seriële verbinding commando''s verzendt/ontvangt.

Montagevoorschriften

SmartHome Huiscentrale

Datum/Date: 04/2003ne Update: 07/2007 Car Access System E60, E61, E63, E64, E70, E81, E87, E90, E91, E92, E93

GfS Day Alarm. Algemene omschrijving...p. 2. Montage handleiding en functies...p. 3. Instellingen van magneet contacten...p. 4

Automatische transmissie

Handleiding Nederlandssprekend radiogestuurd solarhorloge, model Unisex

istorage datashur Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding Pagina 1

MEUBELSLOTEN (LOCKERSLOTEN) TC-LS100 LS VERGRENDELINGEN. t f

FLEXERIA AFSTANDSBEDIENING GEBRUIKERSHANDLEIDING TC-GTA100 GTA t f

GEBRUIKSAANWIJZING META AUTO-ALARMSYSTEMEN M-8700 SERIE

Mauer GmbH Technologie voor beveiliging. Code Combi B VdS-Cl 2 Artikelnummer standaard

Portier afstandsbediening

Stoelen IN DE JUISTE HOUDING ZITTEN

Handleiding. Masterkey en gebruikersafstandsbedieningen

INSTALLATIE HANDLEIDING DANALOCK V3 BTHK (Apple HomeKit).

Versie: juni installatiehandleiding. Alarmlicht LXA-8A

APT-200. Tweeweg handzender. Firmware versie 1.00 apt-200_nl 03/19

ES-K1A. Draadloze keypad.

Handleiding. Tilly Light fietsendrager

SmartHome Huiscentrale

Verkorte gebruiksaanwijzing

Gebruikershandleiding kort

Module Installatiehandleiding E46 Module

Integratie van Net2 met een inbraakalarmsysteem

Gebruiksaanwijzing kort

GT-912/GT-913/GT-914 Inbouwhandleiding

LCD scherm ve LCD scherm

Handleiding elektronisch slot La Gard 1520 op een DE RAAT privékluis ET

VOORDAT U DE HEADSET VOOR DE EERSTE KEER GEBRUIKT

Handleiding. Tilly Light fietsendrager

Installatie instructies

MEUBELSLOTEN (LOCKERSLOTEN) TC-LS200 LS t f

Gebruikershandleiding

Transcriptie:

Sloten en alarmen ALARMSYSTEEM* Uw voertuig is voorzien van een uiterst verfijnd elektronisch diefstalalarm en motorimmobilisatiesysteem. Teneinde maximale veiligheid en maximaal bedieningsgemak te garanderen wordt het ten sterkste aanbevolen om goed inzicht te krijgen in het alarmsysteem. Derhalve dient dit gedeelte van het instructieboekje goed te worden gelezen. Gebruiken van de zender H3619 Hoewel het onnodig is om de zender in de richting van het voertuig te richten, dient de zender wel binnen het bereik van het voertuig te zijn wanneer een knop wordt ingedrukt. Vergeet niet dat het effectieve bereik van de zender afhankelijk kan zijn van de conditie van de batterij en dat het bereik soms ook kan worden beperkt door fysieke en geografische factoren waarover u geen controle heeft. Uit veiligheidsoogpunt is het mogelijk dat het niet verstandig is om het voertuig op een grotere afstand dan meer dan een meter van slot te doen. Voertuigen met centrale deurvergrendeling Op slot doen met de zender: Druk de knop met het hangslotsymbool (afsluiten) éénmaal in: alle deuren gaan op slot (inclusief de achterklep) de motor wordt geïmmobiliseerd het omtrekalarm wordt geactiveerd (hierdoor worden de deuren en de motorkap beveiligd) de interieurbeveiliging wordt geactiveerd* De richtingaanwijzers gaan drie keer knipperen waardoor wordt bevestigd dat het voertuig maximaal is beveiligd. Ook zal het waarschuwingslampje van het diefstalalarm (in het instrumentenpaneel) gaan knipperen. Op slot doen met de sleutel: Steek de sleutel in het slot van de bestuurdersdeur. Draai de sleutel vervolgens in de richting van de achterkant van het voertuig: alle deuren op slot (inclusief de achterklep) motor geïmmobiliseerd GEEN OMTREKBEVEILIGING OF INTERIEURBEVEILIGING Het waarschuwingslampje voor het diefstalalarm (in het instrumentenpaneel) gaat na 30 seconden knipperen. Hierdoor wordt aangegeven dat de motor is gemobiliseerd. Van slot doen met de zender: Druk de ontgrendelknop (PLAT) éénmaal in om het alarm buiten werking te stellen en de deuren van slot te doen. De richtingaanwijzers gaan éénmaal knipperen. Ook gaan de binnenlampen branden. 30

Van slot doen met de sleutel: Hoewel alle deuren met de sleutel in het slot van de bestuurdersdeur van slot kunnen worden gedaan wordt dit niet aanbevolen. Afhankelijk van de specificaties van het voertuig bestaat de mogelijkheid dat het alarmsysteem niet is uitgeschakeld. Voertuigen zonder centrale deurvergrendeling Op/van slot doen: Alle deursloten moeten afzonderlijk met de sleutel op/van slot worden gedaan. De deursloten kunnen met de zender NIET worden bediend. Op slot doen door de sleutel naar de achterkant van het voertuig te draaien. Van slot doen door de sleutel naar de voorkant van het voertuig te draaien. Het alarm op scherp zetten en buiten werking stellen: Druk op de vergrendelknop op de zender om het alarm op scherp te zetten. Zowel de deuren als de motorkap worden door de omtrekbeveiliging beschermd. De interieurbeveiliging wordt geactiveerd. De motor wordt geïmmobiliseerd. Mits de deuren en de motorkap zijn gesloten, zullen de richtingaanwijzers drie keer knipperen. Ook zal het waarschuwingslampje voor het diefstalalarm op het instrumentenpaneel gaan knipperen. Het alarm wordt uitgeschakeld door de ontgrendelknop (PLAT) op de zender in te drukken. De richtingaanwijzers zullen één keer knipperen en de binnenlampen gaan branden. Deurvergrendelknoppen Vanaf de binnenkant van het voertuig kunnen de deuren afzonderlijk op slot worden gedaan door de betreffende vergrendelknop in te drukken. H3664 WAARSCHUWING De vergrendelknoppen mogen NOOIT worden ingedrukt om de deuren vanaf de buitenkant van het voertuig op slot te doen (deze praktijk die "slam locking" wordt genoemd [vergrendelen door de deur dicht te slaan] wordt NOOIT aanbevolen daar het dan mogelijk is dat u uw sleutels in het vergrendelde voertuig achterlaat). Op voertuigen met centrale deurvergrendeling worden, als de vergrendelknop van de bestuurdersdeur wordt gebruikt, ook alle andere deuren op slot gedaan. Motorimmobilisatie en interieurbeveiliging worden echter uitgesteld tot ook de vergrendelknop op de zender wordt ingedrukt. N.B.: Op slot doen door de deur dicht te slaan ("slam locking"), zoals hierboven beschreven, is niet toegestaan op voertuigen met centrale deurvergrendeling. 31

Diefstalalarm - waarschuwingslampje H3662 2 80 100 120 60 140 40 160 20 180 0 200 Via het waarschuwingslampje in de snelheidsmeter (zie pijl in illustratie) verkrijgt de bestuurder de volgende informatie over de functies van het alarmsysteem: Het alarm staat op scherp: Het lampje gaat snel knipperen zolang het alarm zichzelf op scherp stelt. Na 10 seconden zal het lampje trager gaan knipperen. Als een afschrikking voor een potentiële dief blijft het lampje knipperen tot het alarm wordt uitgeschakeld. De motor is geïmmobiliseerd (zelfs als het alarm buiten werking is gesteld): Het lampje zal traag knipperen tot de motor opnieuw wordt gemobiliseerd. Het alarm is geactiveerd: Het lampje zal snel gaan knipperen wanneer het alarm buiten werking wordt gesteld tot het contact in stand 'II' wordt gedraaid. De batterij van de zender is bijna leeg: Het lampje zal de eerste 10 seconden dat de zender wordt gebruikt, terwijl het alarm op scherp wordt gesteld, snel knipperen. De bestuurdersdeur staat open: Het lampje zal 10 seconden lang branden en vervolgens gaat dit traag knipperen. Onjuiste vergrendeling Als een deur niet geheel is gesloten als de vergrendelknop van de zender wordt ingedrukt, zullen de gevarenknipperlichten niet gaan knipperen. Dit wijst op onjuiste vergrendeling van het voertuig. In dat geval wordt het alarmsysteem niet geheel op scherp gesteld. Op voertuigen met centrale deurvergrendeling zal geen van de deuren op slot worden gedaan. Zodra de open deur is gesloten gaan de gevarenknipperlichten knipperen. Ook gaat het waarschuwingslampje voor het diefstalalarm knipperen. Hierdoor wordt bevestigd dat het alarmsysteem weer geheel op scherp is gesteld. N.B.: Wordt het voertuig incorrect afgesloten als gevolg van een openstaande deur, dan zal de interieurbeveiliging niet worden geactiveerd. N.B.: Als onjuiste vergrendeling plaatsvindt doordat de motorkap niet goed is gesloten, worden de deuren nog steeds beveiligd door het alarmsysteem. Ook zal de interieurbeveiliging zijn geactiveerd. Als het alarm afgaat Als het alarm afgaat zal door de alarmsirene of de claxon van het voertuig 30 seconden lang een signaal worden gegeven. Vervolgens wordt dit afgezet en wordt het systeem teruggesteld tot dezelfde beschermingsstatus die aanwezig was voordat het alarm werd geactiveerd. Het alarm kan, voordat dit moet worden teruggesteld, maximaal 3 keer afgaan. Zet het alarm af door een knop op de zender in te drukken. N.B.: Zolang door het alarm een waarschuwingssignaal wordt gegeven, blijven ook de gevarenknipperlichten knipperen. Dit is een visueel alarmsignaal. 32

INTERIEURBEVEILIGING* WAARSCHUWING De interieurbeveiliging mag nooit worden geactiveerd als de ramen of het zonnedak nog open staan of als in het voertuig passagiers of dieren worden achtergelaten. Door eventuele bewegingen zal het alarm worden geactiveerd. Voertuigen zonder centrale deurvergrendeling H3597 De interieurbeveiliging werd zodanig ontworpen dat hierdoor het interieur van het voertuig wordt beschermd tegen inbraak (bijvoorbeeld doordat een dief via een ingeslagen ruit toegang tracht te verkrijgen). Door dubbele sensors wordt het interieur constant bewaakt. Wanneer door die sensors luchtbeweging wordt waargenomen in de passagiersruimte, wordt het alarm geactiveerd. Met de zender: De interieurbeveiliging wordt automatisch geactiveerd wanneer de zender wordt gebruikt om het alarm te activeren. De interieurbeveiliging kan UITSLUITEND met de zender buiten werking worden gesteld. Om de interieurbeveiliging bij het instellen van het alarm buiten werking te stellen, moet de volgende procedure worden uitgevoerd: 1. Open de bestuurdersdeur. 2. Als de bestuurdersdeur open staat moet het alarmsysteem op normale wijze met de zender op scherp worden gesteld. 3. Sluit de bestuurdersdeur (de gevarenknipperlichten knipperen drie keer en het waarschuwingslampje voor het diefstalalarm gaat snel knipperen). Het alarmsysteem is nu op scherp gesteld terwijl de interieurbeveiliging buiten werking is gesteld. Met de sleutel: Op voertuigen met centrale deurvergrendeling zal, als het alarm met de sleutel op scherp wordt gesteld, de interieurbeveiliging NIET worden geactiveerd (of uitgeschakeld). N.B.: De interieurbeveiliging kan niet worden geactiveerd als een deur open staat of als het contactslot op "aan" staat. N.B.: De interieurbeveiliging zal pas 15 seconden nadat het alarm is geactiveerd gaan werken. 33

MOTORIMMOBILISATIE De immobilisatie van de motor is een belangrijk aspect van het veiligheidssysteem en hierin is een functie opgenomen die bekend staat als de "passieve immobilisatie". Deze functie werd ontworpen teneinde het voertuig te beschermen tegen diefstal als de bestuurder zou vergeten om de deuren op slot te doen of het alarm op scherp te stellen. Immobilisatie van de motor vindt onder één van de volgende omstandigheden, automatisch plaats: Als het voertuig met de zender of sleutel op slot wordt gedaan. Dertig seconden nadat het contactslot is afgezet EN de bestuurdersdeur wordt geopend. Vijf minuten nadat het contactslot is afgezet of het alarmsysteem buiten werking is gesteld. De motor wordt opnieuw gemobiliseerd wanneer het voertuig met de zender wordt ontgrendeld. Als binnen de volgende vijf minuten echter geen handelingen meer worden uitgevoerd - als, bijvoorbeeld het contact niet wordt aangezet - zal passieve immobilisatie plaatsvinden. Het motorimmobilisatiesysteem kan uitsluitend met de zender buiten werking worden gesteld waardoor de motor opnieuw wordt gemobiliseerd. De zenders moeten altijd met zorg worden behandeld. Zorg ervoor dat die niet kunnen worden verloren, beschadigd en ook mogen de batterijen nooit te sterk worden ontladen. Als de motor passief is geïmmobiliseerd. Hermobilisatie zal plaatsvinden wanneer het contactslot weer in stand 'II' wordt gedraaid, mits de zender aan dezelfde sleutelring is bevestigd als de sleutel en zich dicht in de buurt bevindt van de schakelaar. De zender moet ALTIJD op dezelfde sleutelring worden bewaard als de sleutel. Beide zenders mogen NOOIT aan DEZELFDE sleutelring worden bevestigd. Als wordt getracht een geïmmobiliseerde motor te starten zal het waarschuwingslampje voor de motorimmobilisatie (in de snelheidsmeter) gaan knipperen. 34

Sleuteltoegangscode Als de zender is beschadigd of als die niet werkt kan de motor toch met de contactsleutel worden gemobiliseerd door een unieke sleutelcode van vier cijfers in te voeren. De code staat vermeld op de veiligheidskaart en dient als volgt te worden ingevoerd: Als uw zender is verloren of niet werkt, is het onmogelijk om het alarm buiten werking te stellen. Zodra de deur wordt geopend gaat het alarm af (continu of maximaal 3 x 30 seconden). Het alarm blijft afgaan zolang de code wordt ingevoerd. H3615 1. Verwijder de zender van de sleutelring. Wanneer de code wordt ingevoerd mag de zender zich niet in de buurt bevinden van het contactslot. 2. Steek de sleutel, nadat u bent ingestapt en de bestuurdersdeur heeft gesloten, zo snel mogelijk in het contactslot en draai dit in stand 'II'. Deze stand handhaven tot het alarm gaat klinken. Draai het contactslot vervolgens op "uit" en open en sluit de bestuurdersdeur. 3. Draai het contactslot daarna het vereiste aantal keren voor het invoeren van het eerste cijfer van de code in stand 'II' (als het eerste cijfer een 4 is, draai de sleutel dan 4 keer naar stand 'II' vervolgens terug naar '0'). 4. Open en sluit de bestuurdersdeur (nu zal het eerste cijfer van de code worden ingevoerd). 5. Draai het contactslot het vereiste aantal keren voor het invoeren van het TWEEDE cijfer van de code, naar stand 'II' en vervolgens terug naar '0'. 6. Open en sluit de bestuurdersdeur. 7. Draai het contactslot het vereiste aantal keren voor het invoeren van het DERDE cijfer van de code naar stand 'II' en vervolgens terug naar '0'. 8. Open en sluit de bestuurdersdeur. 9. Draai het contactslot het vereiste aantal keren voor het invoeren van het VIERDE cijfer van de code, naar stand 'II' en weer terug naar '0'. 10. Ten slotte moet de bestuurdersdeur nog één keer worden geopend en gesloten. Als de code juist is ingevoerd, dan zal het waarschuwingslampje voor het diefstalalarm worden gedoofd. Ook wordt de alarmsirene uitgeschakeld, terwijl de motor kan worden gestart. Onjuiste ingevoerde code: Als de code onjuist is ingevoerd zal de alarmsirene tweemaal een signaal geven. Het waarschuwingslampje voor het diefstalalarm zal blijven branden, terwijl ook de motor niet kan worden gestart. Voordat wordt getracht om de code nogmaals in te voeren moet het contactslot eerst in stand 'II' worden gedraaid. Laat het contactslot 5 seconden lang in deze stand staan. Na drie mislukte pogingen wordt door het veiligheidssysteem een vertragingsperiode van 30 minuten ingesteld. Gedurende die periode zullen door het systeem geen pogingen worden geaccepteerd om een code in te voeren. Tracht de sleuteltoegangscode te herinneren of zorg ervoor dat u de veiligheidskaart altijd bij u heeft zodat u die in noodgevallen kunt gebruiken. Laat de kaart NOOIT in het voertuig achter. 35

ZENDER - BATTERIJ De batterij dient - afhankelijk van het gebruik - circa drie jaar lang mee te gaan. Wanneer de batterij moet worden vervangen dan blijkt dat uit de volgende symptomen: De zender zal gedurende het buiten werking stellen, slechts om de andere keer werken. Nadat het alarm buiten werking is gesteld, zullen de gevarenknipperlichten niet knipperen. Batterij vervangen Plaats altijd een nieuwe Land Rover STC 4080 of Panasonic CR2032 batterij (leverbaar door een Land Rover dealer/officieel geautoriseerde reparateur). Een batterij NOOIT verwijderen voordat u een nieuwe batterij plaatst. De motor zal maximaal 5 minuten nadat de sleutel uit het contactslot is verwijderd (of 30 seconden nadat het contactslot is uitgezet en het bestuurdersdeur is geopend) worden geïmmobiliseerd. Als het vervangen van de batterij van de zender NIET binnen deze periode plaatsvindt moet de sleuteltoegangscode worden ingevoerd voordat de zender kan worden gesynchroniseerd. WAARSCHUWING De zender bevat delicate elektronische circuits die tegen de invloeden van water, hoge temperaturen, vocht, direct zonlicht en de gevolgen van oplosmiddelen, was en schurende reinigingsmiddelen moeten worden beschermd. H3663 1. Ontgrendel het voertuig en stel het alarmsysteem buiten werking. 2. Zet het contactslot in stand 'II'. Draai de sleutel vervolgens terug naar stand '0'. Verwijder de sleutel. 3. Haal de zender voorzichtig uit elkaar. Begin aan de kant van de sleutelring en gebruik een munt of kleine schroevendraaier. Zorg ervoor dat de afdichting tussen de twee helften van de zender NIET wordt beschadigd. Zorg er ook voor dat vocht of vuil de zender niet kan binnendringen. 4. Schuif de batterij uit de klem. Zorg ervoor dat de printplaat of de contactoppervlakken van de klem niet worden aangeraakt. 5. Houd één van de knoppen minstens vijf seconden lang ingedrukt (hierdoor wordt eventueel residuvermogen in de zender opgeheven). 36

6. Plaats de nieuwe batterij en controleer of de juiste polariteit wordt gehandhaafd (de batterij plaatsen met de '+'-kant naar boven). Door vingerafdrukken zal de levensduur van de batterij nadelig worden beïnvloed. Indien mogelijk moet altijd worden voorkomen dat de platte oppervlakken van de batterij worden aangeraakt. Deze moeten voordat de batterij wordt geplaatst ook altijd goed worden schoongeveegd. 7. Druk de twee helften van de twee zenders stevig op elkaar. Druk die vervolgens goed vast zodat vuil of vocht de zender niet kan binnendringen. 8. De knop met het HANGSLOT-symbool moet minstens 4 keer binnen het bereik van het voertuig worden ingedrukt. Op deze manier wordt de zender opnieuw gesynchroniseerd. 9. Druk de ontgrendelknop éénmaal in om het voertuig van slot te doen. De zender is nu gereed voor gebruik. MOEILIJKHEDEN MET HET ALARM OF DE ZENDER Het alarm gaat onverwachts af: Zorg ervoor dat alle ramen en het zonnedak zijn gesloten. Mogen die echter niet worden gesloten, dan moet de interieurbeveiliging worden uitgeschakeld. Het alarm gaat af als een deur wordt geopend: Eerst het alarm met de zender buiten werking stellen en dan pas het voertuig van slot doen. Als de zender niet werkt, de sleuteltoegangscode invoeren (raadpleeg Sleuteltoegangscode, pagina 35). De startmotor werkt niet: Zorg ervoor dat de zender aan dezelfde sleutelring hangt als de contactsleutel. Als de startmotor nog steeds niet werkt dient u het advies in te winnen van uw Land Rover dealer/officieel geautoriseerde reparateur. Nadat het alarm op scherp is gesteld, gaan de gevarenknipperlichten niet knipperen: Een deur of de motorkap staat gedeeltelijk open. Sluit de deur of motorkap en probeer het opnieuw. Accukabels losmaken Uw voertuig is voorzien van een noodstroomsirene (BBUS) *die werkt als een diefstalalarm-sirene als de accu van het voertuig niet is aangesloten. Voordat de accukabels worden losgemaakt is het ESSENTIEEL dat de sectie Accu verwijderen en plaatsen, pagina 149 wordt geraadpleegd teneinde te voorkomen dat het diefstalalarm afgaat. Als de accukabels - om welke reden dan ook - zijn losgemaakt, zal door het systeem het niveau waarop het veiligheidssysteem was ingesteld in het geheugen worden opgeslagen. Het systeem zal automatisch weer op dat niveau worden teruggesteld wanneer de accukabels weer worden aangesloten. 37

KINDERSLOTEN* ACHTERKLEP* H3661 Beweeg de slothefbomen op de achterdeuren omlaag. Nu zijn de kindersloten geactiveerd. Als de kindersloten geactiveerd zijn is het onmogelijk om de achterdeuren vanaf de binnenkant van het voertuig te openen. Daardoor wordt het risico opgeheven van een deur die per ongeluk wordt geopend terwijl het voertuig in beweging is. H3618 Gebruik de sleutel om de achterklep vanaf de buitenkant van het voertuig van slot en op slot te doen. Vanaf de binnenkant en met gesloten deur kunt u de auto ontgrendelen en vergrendelen door de vergrendelknop respectievelijk in te duwen en omhoog te trekken (zie illustratie). WAARSCHUWING Laat kinderen NOOIT zonder toezicht in het voertuig achter. 38