Verslag dialoogmoment verontrusting en maatschappelijke noodzaak: 08/03/2016 in De Takel in Oostende In verslag is een synthese van de drie de groepen tijdens het dialoogmoment in Oostende. Casus 1. De meeste deelnemers zijn het erover eens dat er in deze casus slechts in beperkte mate sprake is van verontrusting. Op de schaalvraag werd door het merendeel geantwoord tussen 4 en 5 op een schaal van 10. De kernproblematiek in deze casus werd als volgt gedefinieerd : het minder begaafd zijn van moeder beperkt haar ouderlijke vaardigheden, de verzorging van het jongste kind is niet echt wat het zou moeten zijn, er worden vragen gesteld bij de emotionele binding van moeder aan de kinderen, de ouders blijken over weinig sociaal netwerk te beschikken en er lijkt een discrepantie tussen de eigen invulling van de zorg en hetgeen er maatschappelijk gezien kan verwacht worden. De draagkracht van mama wordt in vraag gesteld. Zaken die een positieve invloed hebben zijn het feit dat beide ouders hulp toelaten (kraamzorg en Kind en Gezin ) zijn aanwezig in het gezin, beide ouders lijken ook binnen de grenzen van hun mogelijkheden mee te werken. Waar kan er worden op ingezet, wat kan geïnstalleerd worden? Er kan gestart worden met een analyse te maken van de zorgen en de krachten om zo te komen naar de minimale ondergrens. Wat is minimaal noodzakelijk per kind. Er zijn zeker nog mogelijkheden die de hulpverlening zou moeten verkennen : het sociale netwerk van beide ouders, externe steunfiguren, hoe kan moeder sterker gemaakt worden, de rol en de betrokkenheid van de vader verkennen, hoe kan het schoollopen geactiveerd worden enz. Omwille van al deze factoren is er zeker nog geen sprake van maatschappelijke noodzaak. Het zicht krijgen op de mentale beperking van moeder en haar groeimogelijkheden en de mogelijkheden van papa in kaart brengen zijn de start in de inschatting van de situatie. Concrete hulpverleningsvoorstellen die in aanmerking komen zijn : Start West-Vlaanderen, Dienst Ondersteuningsplan (om het netwerk rond de ouders te activeren)of Eigen Kracht Conferenties, gezinsondersteuning door Kind en Gezin, ondersteunende pleegzorg, CIG. In het kader van de preventieve gezinsondersteuning werd ook gedacht aan deelname van trainingen voor de zorg voor jonge kinderen, het inloopteam, de opvoedingswinkels etc.. De brugfiguur in de school (of CLB) zou ook verbindend kunnen optreden om de schoolparticipatie te stimuleren. Tussen de verschillende
hulpverleners zou ook een cliëntoverleg kunnen plaatsvinden (via provincie of OCMW). Je hoeft als hulpverlener de casus niet alleen te dragen. Conclusie : de verontrusting in de gegeven opvoedingssituatie is matig en er is nog geen sprake van maatschappelijke noodzaak. De vraag kan gesteld worden aan ouders wat ze zouden aanvaarden als hulp. De vraag kan gesteld worden wat wij hen kunnen aanbieden Er dient besproken te worden met de ouders waar Wij ons zorgen in maken en de koppeling maken met het effect naar het kind toe. Wanneer zet je de stap naar de gemandateerde voorzieningen? De doorverwijzing naar een gemandateerde voorziening zou gebeuren mocht er geen voldoende medewerking zijn, vb. er zijn weken geen contact meer met mama na herhaaldelijke pogingen om contact te zoeken (zowel telefonisch als bezoek, proberen aanklampend te werken). Wanneer de zorgen blijven. Kind & Gezin contacteren, zij zien soms meer in de begeleiding of de basisbehoeften niet meer worden voldaan of de veiligheid in het gedrang is. Er moet met de ouders besproken worden wat er minimaal moet veranderen. Vanuit de dienst wordt een balans opgemaakt tussen het effect op de kinderen en de termijn om de minimale verandering te laten plaatsvinden. Het consult (VK (050 34 57 57) of Jongerenwelzijn (050 24 71 20) )kan worden ingeschakeld mocht men merken dat het dossier vastloopt. Dit is zeer helpend en kan een nieuwe blik op de situatie werpen. Mocht het zijn dat er een M-doc moet worden ingediend is het vanzelfsprekend dat dit op zich genomen wordt door de persoon die het meest betrokken is en het meest zicht heeft op de problemen. Minimale vereisten voor het invullen van een M-doc; - dit moet een teambeslissing zijn - de cliënt moet op de hoogte gesteld worden - de identificatie moet worden ingevuld ANDERS kan het zijn dat het M-Doc niet ontvankelijk wordt verklaard. Wanneer er aangemeld wordt bij de GV (gemandateerde voorziening) is het soms niet duidelijk naar wie het dient gestuurd te worden, OCJ of VK? Het OCJ, onderzoekt eerder multi-problemen in een breed perspectief. Het VK, onderzoekt eerder in de diepte. (mishandeling, verwaarlozing, misbruik) Binnen dergelijke dossiers is het termijn verandering bij ouders een complicerende factor. Wordt er soms niet te lang gewacht, te veel geprobeerd? Hierin spelen ook andere factoren mee:
Angst dat de aanmelding tot een plaatsing zal leiden Angst dat andere partners van nul zullen beginnen Angst dat ze niet meer betrokken zullen worden als hulverlener in het dossier Helpende factoren om deze angst weg te nemen zijn: Info geven aan de aanmelder over het traject dat de G.V. doorloopt Verder afstemmen van het traject met de aanmelder (makkelijker als het terug overgenomen wordt door CPA) Respect en transparantie vanuit beide diensten Beter overleg met diensten voor volwassenen Casus 2 (Oostende). De meeste deelnemers vinden de verontrusting gemiddeld ( 5-6 op een schaal tot 10). De kernproblematiek ligt bij de bedreiging van de emotionele ontwikkeling van het kind. De ouders zijn blind voor de beleving van de situatie door het kind. Waar kan er worden op ingezet, wat kan geïnsta lleerd worden? De focus terug op het kind krijgen bij de ouders en niet op de vechtscheiding. Duiden op de ouderrol. Er dient bij beide ouders een aftoetsing te gebeuren van wat klopt van de situatie en in welke mate de ouders van de verschillende zaken op de hoogte zijn. De deelnemers menen dat vooral het VK om advies kan gevraagd worden. Het probleem situeert zich ook binnen de ouderlijke relatie (vechtscheiding). Het project kinderen uit de knel zou in de gegeven situatie ook een oplossing kunnen betekenen. Andere mogelijkheden : bemiddeling bij echtscheiding (CAW), ouderbegeleiding in GGZ, echtscheidingsbemiddeling in privépraktijk. Ook voor de kinderen zelf zou ondersteuning kunnen gevonden worden bij JAC, jongerentelefoon. Voor de deelnemers blijven er toch wat onduidelijkheden rond de burgerlijke regeling (hoe is de bezoekregeling geregeld, wie heeft het hoederecht ) zijn zaken die normaliter toch geregeld zijn, minstens toch voorlopig. Een van de deelnemers maakt melding van een schoolprotocol waarbij dergelijke problemen vermeden worden. Door een wederzijdse engagementsverklaring tussen school en de ouders verbinden deze laatsten zich ertoe om duidelijk te maken wie je moet aanspreken om rond verblijfsregeling, schoolkosten etc. Dit is een zeer complexe problematiek die met de nodige omzichtigheid moet aangepakt worden om niet nog meer schade toe te brengen aan het kind. Vaak worden dergelijke situaties door de school in een vergevorderde fase doorgegeven aan het CLB waardoor er nog weinig ruimte tot communicatie mogelijk is.
Er zou nog niet aangemeld worden aan een gemandateerde voorziening daar nog enkele mogelijkheden moeten verkend worden. Gegevens van 1 CLB naar het andere CLB gaan door na 30 dagen.indien de ouders hiervoor verzet aantekenen(binnen de 10 dagen) worden enkel de medische gegevens doorgegeven alsook de spijbelgegevens. Binnen 1 dagen moet de nieuwe school en het CLB melding maken van de inschrijving aan de andere school. Casus 3 Tussen de meeste diensten waren er nuance verschillen omtrent de mate van verontrusting. Op de schaalvraag werden cijfers gegeven van 3,7 en 6. Het verschil met de andere casussen is dat de verontrusting in vraag wordt gesteld. Komen de ontwikkelingskansen in het gedrang van de jongere omwille van het spijbelen. De dochter staat boven haar mama m.a.w. er is momenteel geen opvoedingsfiguur aanwezig voor de dochter. Waar kan er worden op ingezet, wat kan geïnstalleerd worden? In het kader van de hulpverlening was er duidelijk al veel geprobeerd, vooral naar de ondersteuning van de moeder. De hulpverlening start vanuit de hulpvraag van moeder, maar wat is de hulpvraag van het meisje. Bij een situatie waarin de puberteit een grote rol speelt kan een kortdurende aanpak helpen. Positieve heroriëntering kan zeer nuttig zijn. Als er niet met de jongere gewerkt wordt kan dit tot ernstige verontrusting leiden. Naar de jongere toe moeten er wellicht andere sporen bewandeld worden, want de TB kan dat blijkbaar moeilijk combineren. Het is dan ook belangrijk om zicht te krijgen op de steunfiguren van de jonger. Hoe de leefwereld van de jongere eruit ziet is ook een belangrijk item. Wat werkt wel bij de jongere. Naar wie luistert ze wel? Sommigen diensten wijzen ook naar bepaalde projecten die voor de jongere ondersteunend kunnen zijn zoals Blink en time out, Herkern. De rol van de vader moet op één of andere manier ook aan bod komen. Kan hij de opvoedingsrol opnemen of is er iemand binnen het netwerk die dit kan. (inzetten van een eigen kracht conferentie of een familienetwerkberaad) Er moet nog meer inzicht verworven worden over de oorzaak van het gedrag. Wat is de beleving van de dochter. Er dient een hulpverlening opgestart te worden die naast de dochter gaat staan.
Tijdens het overleg kwam de problematiek van de wachtlijsten in voorzieningen en binnen de G.I. aan bod. Men werkt aanklampend binnen een dossier, bepaald de minimale ondergrens om uiteindelijk te eindigen op een wachtlijst. Besluit: Vaak had men het gevoel dat er in de casussen nog een aantal zaken moeten uitgediept worden. Gaan we niet te snel over naar oplossingen zoeken, zonder de zorgen en de krachten in kaart te brengen. Verbreding en verdieping is noodzakelijk. Hypotheses waarom dit niet gebeurt: Vaak is er niet genoeg tijd om dit te doen. Mag je er niet vanuit gaan dat de vorige diensten dit al gedaan hebben? Vaak focussen we ons te veel op het heersende probleem om dit zo snel mogelijk opgelost te krijgen. Stappen die kunnen gezet worden: Een casus start bij de verontrusting. Dit moet eerst verbreed en verdiept worden. Is er sprake van verontrusting dan moet de minimale ondergrens bepaald worden (dit wordt best gedaan met de verschillende hulpverleners en diensten samen) Indien het traject niet de gewenste verandering te weeg brengt kijkt men hoe men het traject kan wijzigen Krijgt men tijdens het traject die men doorloopt niet de nodige medewerking om aan de verontrusting te werking, dan spreekt men van maatschappelijke noodzaak Men kan steeds consult raadplegen van het OCJ of het VK contacteren om het dossier te bespreken.