Ontmoetingskerk Laren N.H. 19 maart 2017 - Esther Er is in de bijbel een boek waarin de naam God niet genoemd wordt. Dat is het Bijbelboek Esther. Daarin kom je allerlei mensennamen tegen, maar nergens lees je de naam God. Toch staat dit verhaal in de bijbel. Dat is overigens niet zonder slag of stoot gegaan. Toen een synode besliste welke boeken in de bijbel zouden komen, hebben ze lang gediscussieerd over dit boek. Velen vonden het te werelds, te aards, misschien ook wel te wreed. Velen stoorden zich aan de afwezigheid van de naam God in de tekst. Wat moet dit verhaal nou in de Bijbel, zeiden sommigen. Dat de naam God niet voorkomt in de tekst, betekent niet dat God afwezig is in dit verhaal. God is eerder verborgen. Verborgen, maar wel aanwezig. Het boek is genoemd naar Esther, het joodse meisje, een van de hoofdrolspelers in dit verhaal. Esther betekent: Ik ben verborgen. Verborgen zijn niet de mensen in dit verhaal. Niet de koning, Ahasveros, met al zijn pracht en praal. Verborgen is niet Haman, de man bij wie het antisemitisme lijkt te beginnen. Ook Mordechai, Esthers oom en pleegvader. Hij blijft moedig staan, terwijl anderen buigen voor Haman, de aanstichter van het kwaad. Ik ben verborgen, slaat voor een deel op Esther, die langzamerhand de durf krijgt om meer te zijn dan een mooie meid, die haar nek uitsteekt, haar mond opendoet, en in actie komt om haar mensen, haar volk te redden van de ondergang. Esther s naam: Ik ben verborgen verwijst vooral naar God zelf. Die is er wel, maar op een verborgen manier. Je moet God leren herkennen, leren ontdekken, leren opdiepen. Je kunt iets van God aanwijzen in dit verhaal, zonder dat die naam openlijk klinkt. Je kunt iets van God herkennen in wat gebeurt, in beslissingen van mensen, in wat zij soms doen. Ik ben blij dat het boek Esther in de Bijbel staat. Ik kom de naam God niet zomaar tegen in dit leven. Ik lees hem niet in krantenverslagen. In grote delen van mijn leven is die naam God er gewoon niet. Soms denk ik ook, zoals velen anderen: is die God waarover mensen het hebben niet een verzinsel of een waandenkbeeld. Het boek Esther maakt me duidelijk: God is een kracht achter de schermen, een kracht in en tussen mensen. Je kunt God leren herkennen, leren opdiepen, leren ontdekken, ook in je eigen leven en in de wereld. Maar om dat te kunnen, moet je wel leren kijken. 1
Esther vertelt het verhaal van alle tijden. Grote groepen mensen moeten hun land verlaten, op zoek naar plaats om te wonen. Joodse ballingen vinden zo n plek ver van huis, ver van Jeruzalem, ergens in het oosten. Daar mogen ze wonen. Hoe welkom ze daar zijn, dat is nog maar de vraag. Ze moeten wel wat op hun hoede zijn. Als Mordechai zijn nichtje naar het hof stuurt om mee te doen aan de verkiezing van een nieuwe vrouw voor de koning, zegt hij tegen haar: vertelt maar niet dat je Jodin bent. Laat je oorsprong niet te veel merken. Wie weet krijg je daar last van. Laat je maar Esther noemen daar. Ik ben verborgen. Het lukt Esther de grote wedstrijd te winnen en zo wordt zij de nieuwe vrouw van de koning. Haar geluk lijkt niet op te kunnen. Ze leeft in welvaart en weelde, daarin dat grote paleis, in de burcht Susan, waar de buitenwereld geblokkeerd is door hoge muren. In het paleis moet iedereen in mooie kleren lopen. Gescheurde, vieze kleding, het is allemaal taboe. In het paleis moet de wereld mooi lijken. Daar moet alle ellende van het leven buiten, en op afstand gehouden worden. Daarbinnen hebben ze niet door wat daarbuiten inmiddels gebeurt. Buiten heeft het kwaad de kop opgestoken. Nadat het een tijd lang rustig was, is het kwaad er opeens weer. Je vraagt je af waar het vandaan komt. Misschien is het wel eigen aan het kwade dat je geen goed antwoord kunt geven op die vraag. Hoe kan het, dat opeens in families en vriendenkringen ruzies ontstaan en de ellende uitbreekt. Dat mensen met verhitte hoofden en kille harten tegenover elkaar staan. Hoe komt het dat in een land de volkswoede oplaait. Hoe komt het dat in de loop van de geschiedenis steeds opnieuw het Joodse volk slachtoffer werd van opkomend antisemitisme. Hoe komt het dat het kwaad er zomaar kan zijn, ook in mijn leven. Het kwade krijgt in dit verhaal een naam: Haman. Hij krijgt grote bevoegdheden van de koning. Haman wordt heerser die macht wil hebben over alles. Haman wordt het staatshoofd dat geen tegenspraak duldt. Voor hem moet iedereen buigen. 2
Dat gebeurt ook. Dat buigen. Veel mensen buigen als hij langs komt. Ze buigen, ze buigen mee. Ze zeggen niets. Ze laten het gebeuren. Is dat erg? Begrijpelijk? Is het herkenbaar? Wat zou jij doen als je moet buigen. Wat deed jij toen iedereen zijn mond hield. Wat doe jij als je weet dat tegenspraak bestraft wordt. Er is een die niet buigt als Haman in vol ornaat langs komt. Dat is Mordechai. Bij hem begint het verzet. Hij buigt niet. Dat is hem van jongs af aan bijgebracht bij zijn joodse opvoeding. Een mens buigt voor niemand, behalve voor God. Dat is mooi, als je dat meekrijgt. Het maakt je vrij. Maar breng het maar eens in de praktijk als het eropaan komt. Mordechai buigt niet. Bij hem begint de tegenbeweging van verzet. Remco Campert dichtte wat hij laat zien: Verzet begint niet met grote woorden Maar met kleine daden Zoals een storm met zacht geritsel in de tuin Of de kat die de kolder in zijn kop krijgt Zoals brede rivieren Met een kleine bron. Het laat zich raden wat de reactie van Haman is, als Mordechai niet buigt. Als machthebbers zoals hij hun zin niet krijgen worden ze woedend. Dan gaan ze schelden en tieren. Dan gaan ze over alle grenzen. Dan komen ze met verwensingen en bedreigingen. Haman wordt grenzeloos kwaad. Niet alleen op Mordechai, die joodse man die voor hem niet door de knieën wil gaan. Maar ook op zijn volk, het Joodse volk. Haman beraamt plannen om alle Joden uit de weg te ruimen. En zo gebeurt het. Het lot wordt bezegeld op de 13 dag van de eerste maand. Overal in het rijk zal de 13e van de laatste maand van het jaar ongeluksdag voor alle joden worden. Ze zullen allen gedood worden. Om een man wordt een heel volk bedreigd met de dood. Waar hebben dat vaker gehoord, dat zulke dingen gebeuren? 3
Wie doet er wat aan. Wie houdt het tegen. Wie verzet zich? Veel mensen doen niets. Zij houden zich stil. En God? Die lijkt verborgen. Die lijkt afwezig te midden van al het kwaad dat de kop opsteekt. Er is een die het er niet bij laat zitten. Mordechai. Hij scheurt zijn kleren, doet as op zijn hoofd en loopt naar het paleis, naar de burcht Susan. Hij loopt in lompen waar dat streng verboden is. Want in het paleis, met de muren daarom heen, mag niet gehoord en gezien worden wat elders in het land, wat elders in de wereld gebeurt. Het mag niet gezien. Vaak kunnen we het niet of willen we het niet zien. Mordechai doet het wel. Hij loopt in lompen en zo wordt aan Esther duidelijk dat er iets aan de hand is buiten de veilige muren van haar wereldje. Door Mordechai zal Esther een doorslaggevende rol gaan spelen. Ze zal opkomen voor haar mensen. Ze zal Haman, het kwaad, aanwijzen en uit de weg ruimen. Is Esther een held? Geen mens is levenslang een held. Ook Esther niet. Bij haar groeit iets. Een opkomend gevoel waar ze niet onderuit kan. Een besef dat onontkoombaar wordt: ik moet wat doen, ik kan me niet afzijdig houden. Ik kan voor de veilige weg kiezen, door mee te buigen, door niets te doen, door de andere kant op te kijken. Maar ik kan ook gaan doen wat ik moet doen. Dat besef groeit in haar: Ik moet opstaan en mijn stem verheffen. Zo staat ze op, deze Esther, op de derde dag, zegt het verhaal. De derde dag, daarmee duidt de Bijbel altijd de dag aan waarop het leven begint. Esther staat op, zegt dit opstandingsverhaal, met alle vrees en met alle moed. Ze staat op door haar angsten heen. Zo wijst ze het kwaad aan. Zo houdt zij het tegen. Haman vindt de dood en het joodse volk mag blijven leven. Het lijkt, zoals dichter Vondel het noemde, een blij-eindig-spel, een verhaal met een happy end. Zoiets klopt niet. 4
Dit verhaal gaat door. Het is niet geëindigd. Haman mag gedood zijn, Hitler is gekomen. En voor hem en na hem zovele anderen. De musical die we volgende week uitvoeren zegt: Je kunt het kwade doden, maar sterven zal het niet. Het kwaad steekt steeds opnieuw de kop op. Slachtoffers, mensen uit het zicht van ivoren torens en huizen als kastelen, weten wat dat betekent. Het kwade is er telkens weer, met allerlei namen, in allerlei gedaantes. Het boek Esther zegt: er is nog iets meer. God is er ook nog. Misschien verborgen, maar wel aanwezig. Als een kracht die de kop opsteekt. Als een vuurzee die begonnen is met een kleine lucifer. Esther leert me dat God er is, ook als ik hem niet hoor, niet zie, ook als ik zijn naam niet lees. In dit verhaal herken ik God in de standvastigheid van Mordechai, de ene die niet buigt. Ik herken God in Esther, die door haar angst en tegenstand heen komt en opstaat. Ik herken God in die vier woorden: op de derde dag. Die derde dag vertelt van de opstanding van Esther. Later zal die derde dag spreken van Jezus. De Bijbel houdt dit ongekend optimistische geloof hoog: er is een derde dag. De dag waarop het leven begint, opnieuw begint. Die dag is niet gereserveerd voor Esther of voor Jezus alleen. Die is er ook voor jou en mij, voor ieder mens, voor deze wereld, deze aarde. De derde dag zegt: Ik maak alle dingen nieuw. Laat je niet uit het veld slaan door de verborgenheid van God. Leer God te ontdekken in Esther, Mordechai, in Jezus. Leer God te ontdekken in je eigen leven. De verborgen God laat zich ontdekken, laat zich weerspiegelen ook in jou. Sta op je benen, buig voor niemand. Gebruik je oren en ogen, je stem, je handen en voeten om het kwade te weerstaan. En het goede te doen. En vertrouw: ook al lijkt dat nu verborgen, die derde dag is ook voor jou bestemd. Amen 5