Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergelijkbare documenten
Eerste Kamer der Staten-Generaal Centraal Informatiepunt

Eerste Kamer der Staten-Generaal Centraal Informatiepunt

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Centraal Informatiepunt

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

62ste vergadering Woensdag 29 maart 2000

Tweede Kamer der Staten-Generaal

logoocw Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag 12 juli 2005 DK/B&B/05/26052 Filmstimuleringsbeleid

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Centraal Informatiepunt

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie:

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 25 434 Structuurversterking filmindustrie Nr. 9 1 Samenstelling: Leden: Blaauw (VVD), Biesheuvel (CDA), voorzitter, Witteveen-Hevinga (PvdA), Leers (CDA), Voûte-Droste (VVD), ondervoorzitter, Rabbae (GroenLinks), Hessing (VVD), Giskes (D66), Marijnissen (SP), Crone (PvdA), Van Dijke (ChristenUnie), M. B. Vos (GroenLinks), Van Walsem (D66), Hofstra (VVD), Wagenaar (PvdA), Stroeken (CDA), De Boer (PvdA), Van den Akker (CDA), Geluk (VVD), Ravestein (D66), Verburg (CDA), Blok (VVD), Hindriks (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Bolhuis (PvdA). Plv. leden: Snijder-Hazelhoff (VVD), Atsma (CDA), Molenaar (PvdA), Wijn (CDA), Klein Molekamp (VVD), Vendrik (GroenLinks), De Swart (VVD), Van den Berg (SGP), Poppe (SP), Kuijper (PvdA), Van Middelkoop (Christen- Unie), Van der Steenhoven (GroenLinks), Schimmel (D66), Van Baalen (VVD), Herrebrugh (PvdA), Van der Hoeven (CDA), Smits (PvdA), De Haan (CDA), Van Beek (VVD), Bakker (D66), Schreijer-Pierik (CDA), Udo (VVD), Hamer (PvdA), Koenders (PvdA), Schoenmakers (PvdA). 2 Samenstelling: Leden: Witteveen-Hevinga (PvdA), Rosenmöller (GroenLinks), Van Gijzel (PvdA), voorzitter, Voûte-Droste (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Giskes (D66), Kamp (VVD), Marijnissen (SP), Crone (PvdA), Van Dijke (ChristenUnie), Bakker (D66), De Vries (VVD), Hofstra (VVD), De Haan (CDA), ondervoorzitter, Stroeken (CDA), Van Beek (VVD), Balkenende (CDA), Vendrik (GroenLinks), Remak (VVD), Wijn (CDA), Kuijper (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Bolhuis (PvdA), Slob (ChristenUnie), Cörüz (CDA). VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 2 november 2001 De vaste commissies voor Economische Zaken 1, voor Financiën 2 en voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen 3 hebben op 4 oktober 2001 overleg gevoerd met minister Jorritsma-Lebbink van Economische Zaken, staatssecretaris Bos van Financiën en staatssecretaris Van der Ploeg van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over de subsidieregeling filmindustrie (25 434, nr. 5). Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissies Mevrouw Molenaar (PvdA) maakt uit de evaluatie op dat veel gebruik is gemaakt van de CV-regeling voor de filmindustrie die in 1999 van kracht is geworden, hetgeen leidde tot een belastingderving van zo n 200 mln gulden. Mede dankzij deze regeling is echter ook geld besteed aan films die op zichzelf niet kunnen worden aangemerkt als producten van de Nederlandse filmindustrie. Het is dan ook een goede zaak dat dit in de toekomst niet meer mogelijk zal zijn. Ziet de staatssecretaris van OCW nog andere mogelijkheden ter stimulering van de Nederlandse filmindustrie dan de CV-regeling? Er kan bijvoorbeeld worden gedacht aan subsidiëring via het Deense model. Plv. leden: Koenders (PvdA), Harrewijn (GroenLinks), Duijkers (PvdA), Balemans (VVD), Van Oven (PvdA), Schimmel (D66), Klein Molekamp (VVD), De Wit (SP), Hoekema (D66), Van Walsem (D66), Wilders (VVD), Blok (VVD), Dankers (CDA), Hillen (CDA), Weekers (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Rabbae (GroenLinks), Hessing (VVD), Van den Akker (CDA), Timmermans (PvdA), Hindriks (PvdA), Smits (PvdA), Van der Vlies (SGP), Ten Hoopen (CDA). 3 Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), Van der Hoeven (CDA), voorzitter, Rabbae (GroenLinks), Lambrechts (D66), Dittrich (D66), Cornielje (VVD), De Vries (VVD), Dijksma (PvdA), Cherribi (VVD), Rehwinkel (PvdA), ondervoorzitter, Visser-van Doorn (CDA), Wagenaar (PvdA), Belinfante (PvdA), Kortram (PvdA), Ross-van Dorp (CDA), Hamer (PvdA), Nicolaï (VVD), Van Bommel (SP), Barth (PvdA), Halsema (GroenLinks), Örgü (VVD), Eurlings (CDA), Slob (ChristenUnie), Van Splunter (VVD). Plv. leden: Schimmel (D66), Mosterd (CDA), Atsma (CDA), Harrewijn (GroenLinks), Bakker (D66), Ravestein (D66), E. Meijer (VVD), Van Baalen (VVD), Valk (PvdA), Udo (VVD), Van der Hoek (PvdA), De Pater-van der Meer (CDA), De Cloe (PvdA), Gortzak (PvdA), Molenaar (PvdA), Cörüz (CDA), Spoelman (PvdA), Passtoors (VVD), Poppe (SP), Arib (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Rijpstra (VVD), Wijn (CDA), Stellingwerf (ChristenUnie), Blok (VVD). KST56637 ISSN 0921-7371 Sdu Uitgevers s-gravenhage 2001 Tweede Kamer, vergaderjaar 2001 2002, 25 434, nr. 9 1

De overgangsregeling voor de filmindustrie, die het kabinet in verband met het nieuwe belastingstelsel per 1 januari 2001 heeft ingesteld, is in de praktijk nog niet werkbaar. Er wordt gewacht op een invulling van de PPS-regeling. Aangezien daarover voor de financiers nog onduidelijkheid bestaat, kunnen geen film-cv s op de markt worden gebracht. Wordt de vertraging werkelijk veroorzaakt door het uitblijven van goedkeuring door de Europese Commissie? Kan de minister van EZ aangeven waarom de brieven over de problemen in de filmindustrie van april en juli jongstleden, waarin facilitaire bedrijven om hulp hebben verzocht, nooit zijn beantwoord? Een aantal bedrijven verkeert thans in ernstige problemen, omdat de overgangsregeling in de praktijk nog niet is ingegaan. Ten aanzien van de uitwerking van de PPS-regeling ziet mevrouw Molenaar er weinig heil in om de filmdistributeurs en filmvertoners vooraf een opbrengstgarantie te geven, want dat levert onvoldoende commerciële prikkels tot filmexploitatie op. Wel is het nuttig om op termijn een degelijke analyse op te stellen van de filmtheater- en filmdistributiesector, waaruit blijkt of voor Nederlandse films werkelijk sprake is van een «level playing field». Worden er bijvoorbeeld package deals gemaakt waarmee filmdistributeurs en filmtheaters worden gedwongen bepaalde buitenlandse films te vertonen? Zij geeft er de voorkeur aan dat de gelden voor de PPS-regeling bij het Nederlandse Fonds voor de Film worden ondergebracht ten bate van het realiseren van de commerciële CV-films, zodat het fonds de rest van zijn budget kan aanwenden voor de culturele kunstzinnige films. Is het mogelijk om de uitwerking van de PPS-regeling binnen twee weken af te ronden, zodat nog dit jaar enkele CV s op de markt kunnen worden gezet? Tot slot vraagt zij of de Europese Commissie inmiddels de maatregelen voor 2002 en 2003 heeft goedgekeurd. Voor het geval dat nog niet is gebeurd, stelt zij voor om de overgangsregeling voor 2001 met een halfjaar te verlengen. Dan kunnen in 2002 ook nog een aantal CV s op de markt worden gezet. De CV-regeling was oorspronkelijk voor vijf jaar bedoeld. Er is echter erg veel tijd verloren gegaan. Gezien de grote problemen in de filmindustrie, lijkt het haar dan ook een goede suggestie om de voor 2002 en 2003 voorgestelde CV-regeling met een jaar te verlengen. Mevrouw Giskes (D66) waardeert het dat de overheid kans heeft gezien om een behoorlijke impuls te geven aan de Nederlandse filmindustrie. Het is derhalve goed om te blijven zoeken naar een optimale vorm van steun aan de Nederlandse filmindustrie, zij het dat oneigenlijk gebruik moet worden voorkomen. Eind vorig jaar moest immers worden geconstateerd dat daar wel degelijk sprake van was. Per 1 augustus is pas duidelijk geworden hoe de overgangsregeling voor 2001 in elkaar zit. In de tussenliggende periode heeft de Nederlandse filmindustrie in onzekerheid verkeerd. Waardoor werd de vertraging veroorzaakt? Hierna attendeert zij er nog op dat investeringen in films voor beleggers extra risico opleveren, want bij het floppen van films blijven er geen assets meer over. Beleggers moeten dan ook over een drempel worden geholpen om geld te steken in de film. Het is nog onbekend wat de regeling voor 2002 en 2003 precies zal inhouden. Volgens de filmindustrie gaat het om een filminvesteringsaftrek van maximaal 47%, hetgeen inhoudt dat voor het resterende deel andere financiering moet worden gevonden. In de optiek van de filmindustrie zal dat in de praktijk moeilijk te realiseren zijn. Welke rol kan de PPS-regeling hierbij spelen? Biedt de gekozen constructie de garantie, dat er voldoende zal worden geïnvesteerd in de Nederlandse film? Waarom is er niet voor gekozen om de overgangsregeling voor 2001 ook van toepassing te laten zijn voor 2002 en 2003? De heer De Haan (CDA) betreurt het dat de CV-regeling voor de filmindustrie die in 1999 van kracht is geworden, aan haar eigen succes ten Tweede Kamer, vergaderjaar 2001 2002, 25 434, nr. 9 2

onder is gegaan. Fiscale specialisten hebben de regeling helaas opgevat als een prachtige methode om minder belasting te gaan betalen. In die zin is het ook terecht dat de regeling in het nieuwe belastingstelsel is afgeschaft. Gevolg is echter dat de Nederlandse filmindustrie ineens plat kwam te liggen. Van belang is dat de filmindustrie de zekerheid krijgt dat zij kan doorgaan met het aantrekken van investeringen, waarvoor de overgangsregeling in 2001 is bedoeld. Er mag geen sprake zijn van een al te grote openeinderegeling. De filmsector moet ook de garantie kunnen geven dat alleen die films worden gestimuleerd die voor het Nederlandse cultuurgoed van belang zijn en dat oneigenlijk gebruik wordt voorkomen. Met het oog daarop krijgt hij na twee of drie jaar graag een evaluatie op dit punt. Indien daaruit blijkt dat de PPS-regeling toch aanleiding geeft voor oneigenlijk gebruik, dan moet worden geconcludeerd dat overheidssteun voor de filmindustrie blijkbaar niet mogelijk is. Mevrouw Voûte-Droste (VVD) constateert dat de per 1999 ingevoerde stimuleringsmaatregelen waren bedoeld om een grotere productie te realiseren en financiering uit de markt te verkrijgen. De vergroting van de productie heeft inderdaad plaatsgevonden en er is ook een zekere kwaliteitsverbetering opgetreden. Van belang is dan ook dat bij nieuwe maatregelen wordt gekeken naar die elementen die op dit vlak succesvol bleken. Er is verder meer financiering uit de markt verkregen, zij het dat er ook sprake was van oneigenlijk gebruik. Met het oog daarop is het een goede zaak dat het kabinet de nieuwe regeling op dit punt aanpast. Is het kabinet van mening dat de nieuwe regeling ook zal leiden tot meer productie en tot een versterking van de commerciële kant? Ook krijgt zij graag een nadere toelichting op de combinatie van de regeling voor de filminvesteringsaftrek van maximaal 47% met de PPS-regeling. Op welke wijze en door wie wordt de PPS-regeling uitgevoerd? Als FINE wordt belast met de uitvoering, dan moet goed worden samengewerkt met het kenniscentrum PPS van het ministerie van Financiën. Anders valt te vrezen dat de PPS-regeling mislukt. Voorts releveert mevrouw Voûte dat het een goede zaak is dat het kabinet vasthoudt aan de oorspronkelijke termijn van de regeling van vijf jaar. Na die termijn kan worden bezien of succesvolle elementen uit de stimuleringsregeling kunnen worden voortgezet. De heer Vendrik (GroenLinks) acht stimulering van de Nederlandse filmsector zeker aan de orde, maar bij de organisatie daarvan moet de juiste maatvoering worden betracht. Het gaat immers om commerciële projecten en dat betekent per definitie dat ook alle mogelijke steunregelingen worden gezocht en gebruikt. In dat opzicht sluit hij zich aan bij de opmerking van de heer De Haan over de wijze waarop belastingadviseurs sinds 1999 van de CV-regeling gebruik hebben gemaakt. De fiscale oriëntatie heeft de marktoriëntatie overheerst, zoals het kabinet terecht naar voren brengt. Al eerder heeft hij aan beide staatssecretarissen de principiële vraag gesteld waarom thans opnieuw wordt gekozen voor fiscale stimulering van de Nederlandse filmindustrie. De constructie van een film-cv was destijds mede ingegeven door de ruimere middelen die langs fiscale weg beschikbaar zijn, hetgeen voortkomt uit het begrotingsbeleid. Nadeel daarvan is evenwel dat de grip van de overheid op de daadwerkelijke besteding van de gelden te klein is. Wat is erop tegen om een goede garantie-/subsidieregeling te ontwerpen waarvan de uitgaven worden verantwoord op de begroting van OCW? Voor de besteding van die gelden zijn goede systemen te ontwerpen met correcte criteria en dergelijke. Voordeel is dat de uitvoering dan in één hand is en de controle op oneigenlijk gebruik en misbruik ook beter mogelijk is dan bij een fiscale faciliteit. Er bestaat geen zicht op de manier waarop in de toekomst oneigenlijk gebruik van de nieuwe fiscale regeling zal worden voorkomen. Tweede Kamer, vergaderjaar 2001 2002, 25 434, nr. 9 3

Wordt de sector zelf in hoge mate verantwoordelijk voor de uitvoering van de regeling en dus voor het daadwerkelijk juist bestemmen van overheidsgeld? Ook de heer Vendrik tast in het duister bij de opzet van de PPS-regeling. Wanneer wordt hierover duidelijkheid verschaft? Evenzeer krijgt hij graag meer informatie over de filminvesteringsaftrek. Is de staatssecretaris bereid om de AMvB op dit punt aan de Kamer te verstrekken voordat het desbetreffende onderdeel van het Belastingplan 2002 wordt behandeld en in dat verband ook in te gaan op de vragen van de Nederlandse filmindustrie in dezen? Tot slot sluit hij zich aan bij de opmerkingen van mevrouw Molenaar over het «level playing field» in de filmdistributiesector. Antwoord van de regering De staatssecretaris van Financiën deelt mede dat de Europese Commissie de overgangsregeling voor 2001 inmiddels heeft goedgekeurd. Mede in anticipatie op die goedkeuring zijn bij Senter inmiddels 16 films voor goedkeuring aangemeld. Er zijn dan ook geen grootschalige problemen opgetreden vanwege het feit dat het Brusselse traject langer duurde dan wenselijk is. De precieze reden daarvan heeft te maken met de manier waarop fiscale voordelen voor beleggers uiteindelijk moeten worden toegerekend aan fiscale voordelen van de ondernemer, want dat vormt voor Brussel het ijkpunt om te bepalen of wel of niet sprake is van oneigenlijke steunverlening. Voor de jaren 2002 en 2003 overweegt het kabinet een nieuwe faciliteit met een fiscaal element (de filminvesteringsaftrek) en een PPS-constructie. Beide elementen moeten in combinatie worden gezien. Maandag 8 oktober a.s. zal de Kamer het wetsvoorstel inzake de fiscale investeringsaftrek (FIA) ontvangen in het kader van het Belastingplan 2002. Conform de reguliere wetgevingsprocedure is er dan ook alle gelegenheid om in te gaan op vragen uit het veld. Reeds in 1998 is gediscussieerd over de keuze tussen stimulering langs fiscale weg versus stimulering via het begrotingsinstrument. Aangezien de filmindustrie met name problemen had en heeft met het aantrekken van risicodragend kapitaal, leek en lijkt het effectiever om te kiezen voor een instrument dat zich met name op de investeerders richt en niet op de filmproducent. De nadelen daarvan zijn echter ook duidelijk gebleken uit het evaluatierapport. Vanwege het beginsel van gelijke behandeling is het moeilijker om een fiscaal instrument specifiek te richten op de betrokken doelgroep. Met de voor 2002 en 2003 beoogde combinatie van een fiscaal instrument (FIA) en de PPSregeling via de OCW-begroting is hierin een betere balans te bereiken. Het is thans nog in studie in hoeverre sprake is van een cumulatie met de regeling voor cultureel beleggen. De staatssecretaris geeft voorts te kennen dat de CV-regeling die per 1999 van kracht was, met name succesvol was in de ogen van de betrokken beleggers en belastingadviseurs. Het beeld wordt echter aanmerkelijk genuanceerder als het succes wordt afgemeten aan het structurele effect op de Nederlandse filmindustrie, afgaande op het aantal commercieel succesvolle films dat via de regeling op de markt is gebracht. Derhalve is hij er geen voorstander van om door te gaan met een regeling die voor individuele beleggers een zeker rendement garandeert, ongeacht de commerciële baten. Om die reden is voor 2002 en 2003 een verscherping in de stimuleringsmaatregelen aangebracht. Hij voelt weinig voor verlenging van de overgangsregeling. Met de combinatie van PPS en FIA wordt het voor de filmproducent belangrijker om zich vroegtijdig te buigen over de vraag of het product zicht biedt op enig commercieel rendement. Het is dan ook niet onredelijk om te vereisen dat een film 50% eigen rendement kan genereren. Hierover vindt nog discussie met de filmsector plaats. Tot slot beaamt hij dat voor de 1999-maatregelen een termijn gold van vijf Tweede Kamer, vergaderjaar 2001 2002, 25 434, nr. 9 4

jaar. Met de nieuwe voorstellen worden de nog resterende jaren van die termijn ingevuld, zodat onzekerheden op dat punt worden weggenomen. Hij wenst geen uitspraken te doen over de periode na 2003, ook omdat doelstelling van de maatregelen was om de filmindustrie zodanig te stimuleren dat zij na 2003 beter in staat zou zijn om op eigen kracht films uit te brengen. Een en ander zal in de komende periode nader worden geëvalueerd. Daar komt bij dat in 1998 bij de onderhavige regeling nog werd gesproken van een budgettair beslag van 5 mln gulden. Als de regeling onverkort was voortgezet, zou het budgettair beslag echter richting de 200 mln zijn gegaan. Met de nu voorliggende voorstellen bedraagt het beslag 50 mln gulden. Dat bedrag is nog altijd tien keer hoger dan oorspronkelijk was geraamd en het is ook bepaald hoog te noemen in relatie tot andere stimuleringsbedragen voor andere sectoren van kunst en cultuur. De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen bevestigt dat de 1999-regeling aan haar eigen succes ten onder is gegaan. Zij was te veel een fiscaal product. Te weinig van de faciliteiten kwamen bij de filmmakers terecht en te veel bij de financiële tussenpersonen en de investeerders. Met het oog daarop is bij de FIA ook gekozen voor het percentage van 47. Met de keuze voor het fiscale instrument wordt beoogd om durfkapitaal uit de markt te trekken. Als alleen stimulering via begrotingssubsidie zou plaatsvinden, wordt dat doel niet bereikt en bestaat het gevaar van een smaakmonopolie waarbij alleen kunstcommissies bepalen welke films worden geproduceerd. Hij geeft aan dat ook is en wordt gekeken naar de maatregelen die in Denemarken, Ierland en Schotland op dit vlak zijn genomen. Het Deense model is evenwel minder geschikt voor het aantrekken van durfkapitaal. Overigens wordt de Nederlandse film niet alleen gestimuleerd via de FIA en de PPS-regeling, maar ook door de publieke omroep en het Nederlandse Fonds voor de Film. In dat opzicht steekt het Nederlandse stimuleringsklimaat voor de filmsector goed af bij dat van andere landen. Vervolgens geeft hij aan dat de fiscale faciliteit in de vorm van de FIA zal zijn voorzien van een verscherpte commerciële toets en ook van een internationale toets. 50% van de kosten moet in Nederland worden gemaakt, opdat het subsidiëren van puur buitenlandse films niet meer plaatsvindt. Uit overleg met de filmsector bleek dat deze regeling voor een aantal kunstzinnige films en voor een aantal films in het segment van de lange Nederlandse speelfilm waarschijnlijk onvoldoende is. Daarvoor is de PPS-regeling, waarvoor 15 mln gulden gereserveerd is in combinatie met andere regelingen van het Nederlandse Fonds voor de Film mede bedoeld. Hij zegt toe dat de Kamer de precieze PPS-regeling binnen twee weken zal ontvangen. Een deel van het PPS-budget zal worden aangewend voor distributie en vertoning. Er zal echter ook een belangrijk deel worden aangewend voor de lange Nederlandse speelfilm. De commerciële toets in het kader van de PPS-regeling zal waarschijnlijk plaatsvinden bij Senter. Het Nederlandse Fonds voor de Film zal naar alle waarschijnlijkheid met de uitvoering van de regeling worden belast. Het PPS-kenniscentrum van het ministerie van Financiën zal ook worden betrokken bij de regeling voordat de Kamer de regeling ontvangt. Tot slot onderkent hij dat de Nederlandse films een te gering bioscoopbezoek genereren. Het merendeel van het bezoek betreft Amerikaanse films. Derhalve richt het Nederlandse Fonds voor de Film zich ook op het vertonen van Nederlandse films en documentaires in de bioscoop. Het is een feit dat het aantal bioscoopschermen in Nederland toeneemt en dat daarop vaak ook films worden vertoond uit andere kleinere Europese landen. Wel zal de vinger aan de pols worden gehouden, teneinde te voorkomen dat bij de distributie nadelen optreden voor de Nederlandse film. Tweede Kamer, vergaderjaar 2001 2002, 25 434, nr. 9 5

De minister van Economische Zaken bevestigt dat bij Senter 16 aanvragen voor een film-cv zijn ingediend onder de regeling voor 2001. Een aantal van die aanvragen is reeds afgerond. Zij gaat ervan uit dat de onderhavige projecten nog kunnen worden uitgevoerd onder de regeling van 2001. Het is haar ook nog niet gebleken dat er problemen optreden. Zo dat wel het geval is, dan vindt overleg plaats om hiervoor een oplossing te vinden. Zij benadrukt voorts dat de regeling uit 1999 niet alleen wordt aangepast vanwege de kosten, maar ook vanwege fouten die uit de evaluatie zijn gebleken. De regeling bleek voor een deel niet te leiden tot een sterkere commerciële filmsector, hetgeen wel was beoogd. Daarom wordt met de FIA ook beoogd om risicodragend kapitaal aan te trekken zonder dat sprake is van een gegarandeerd rendement, hetgeen in het huidige beursklimaat ook wel heel bijzonder zou zijn. Het toepassen van de overgangsregeling voor 2001 in de twee daaropvolgende jaren zou onvoldoende inspelen op de beoogde versterking van het commerciële element. Er kon inderdaad pas laat duidelijkheid worden verschaft over deze regeling, omdat het notificatieproces in Brussel veel tijd vergde. Het is niet noodzakelijk om de overgangsregeling met een halfjaar te verlengen, gezien het feit dat de wetgeving inzake de FIA voor 2002 en 2003 reeds maandag bekend is. Zodra de parlementaire behandeling is afgerond, is duidelijk hoe de regeling eruitziet. Als het wetsvoorstel zou worden verworpen, is er helemaal geen regeling meer en zou het bizar zijn om de overgangsregeling langer in stand te houden. Met de Europese Commissie hebben in informatieve zin reeds contacten over de nieuwe regeling plaatsgehad. Pas na de parlementaire behandeling kan de wet formeel voor notificatie worden aangemeld. Er is trouwens geen reden om aan te nemen dat deze regeling bij Brussel op meer problemen zou stuiten dan de vorige, omdat hiermee juist een aantal problemen wordt opgelost waarover Brussel kritische vragen had gesteld. Verlenging van de overgangsregeling met een halfjaar zou overigens ook opnieuw notificatie vergen. Zij gaat ervan uit dat met ingang van 1 januari 2002 met de regeling voor 2002 en 2003 kan worden gewerkt. Tot slot deelt minister Jorritsma mede dat het afgelopen halfjaar verschillende malen uitgebreid is gesproken met vertegenwoordigers van de filmsector, waarbij uiteraard ook is gesproken over de problematiek die in de door mevrouw Molenaar aangehaalde brieven wordt verwoord. Zij gaat ervan uit dat de branchevertegenwoordigers in dezen ook uitgebreid contact hebben gehad met de aangesloten bedrijven. Met het oog daarop zijn de bedoelde brieven niet individueel beantwoord. Zij is evenwel bereid om dat alsnog te doen. De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Biesheuvel De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Van Gijzel De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Van der Hoeven De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Tielens-Tripels Tweede Kamer, vergaderjaar 2001 2002, 25 434, nr. 9 6